8 minute read

Tips voor de guerillakweker

Next Article
Film: Grabbelton

Film: Grabbelton

In oorlogen is guerilla altijd een effectief wapen gebleken tegen een grotere, beter uitgeruste, maar logge tegenstander. Ook in de War on Drugs heeft de guerillastrategie zijn nut bewezen. Het kweken op geheime plantages in de buitenlucht begon in de jaren zestig in Amerika, toen wiet nog niet indoor kon worden gekweekt. De laatste jaren is het heimelijk kweken van cannabis ook in Nederland sterk toegenomen.

Aantallen zijn niet te geven, maar dat het legertje van inventieve en gemotiveerde guerillakwekers groeit is zeker. Je moet wel over karakter beschikken om guerillakweker te worden. Guerillakweken is niet simpelweg een rustig plekje zoeken, een paar zaadjes in de grond prikken en in de herfst terugkeren voor de oogst. Bij guerillakweken zijn strategie en planning net zo belangrijk als bij de gewapende variant. Een guerillakweker is een sluwe vos die nooit zomaar iets doet. Hij 'leest' het terrein, neemt risico's en is bereid bij nacht en ontij keihard te werken – zonder enige garantie op succes. De guerillakweker begint liefst al in de zomer voor de campagne van start gaat met verkennen. 's Zomers krijg je de beste indruk van mogelijke bezoekers; hondenuitlaters, wandelaars, boeren, boswachters, etsers, motorcrossers, hengelaars, schatzoekers, plantsoenendiensten, cruisende homo's, vogelaars, zwervers, er zijn tientallen redenen waarom mensen stille plekjes opzoeken. Vergeet ook dierlijke bezoekers niet. De meest algemene en gevreesde vijanden zijn slakken en konijnen. De aanwezigheid van konijnen herken je aan de keutels, slakken zie je meestal alleen 's nachts of als het regent. Een ingegraven jampotje met bier kan een indicatie geven. Geen bedreiging voor je planten, maar des te meer voor de guerillakweker, zijn de vooral in bosrijke gebieden steeds algemenere teken. Wie

In landen als Amerika of Australië, met hun overvloed aan woeste grond, is het vinden van discrete kweeklocaties in de open lucht vrij eenvoudig. In het dichtstbevolkte land van de wereld, waar elke vierkante meter in bestemmingsplannen is opgenomen, ligt dat een stuk lastiger. Ons land is voornamelijk vlak, en de schaarse vrije ruimte wordt intensief gebruikt voor recreatie. Wat ook niet meewerkt is dat vrijwel iedereen tegenwoordig weet hoe een wietplant er uitziet en ruikt. De Nederlandse cannabiskrijger staat daarom voor veel grotere uitdagingen dan zijn collega's elders.

Stap 1 is het vinden van een geschikte plek, liefst in je eigen omgeving. Niet alleen vanwege de bereikbaarheid, ook omdat je op 'eigen terrein' het beste risico's kunt inschatten. De satellietfunctie van Google Maps is handig voor een eerste oriëntatie. De guerillakweker kijkt op een heel andere manier naar het landschap dan een burger. Zijn blik ltert de omgeving op terrein dat onaantrekkelijk of ontoegankelijk is voor recreatie, vage stukken niemandsland waar geen zinnig mens iets te zoeken heeft: braakliggende grond op industrieterreinen, met onkruid overwoekerde stukjes wildernis in de natuur en rond steden, tuinen van langdurig leegstaand onroerend goed, waterkanten, onverzorgde groenstroken langs (landelijke) etspaden of – nu de auto's steeds schoner worden – zelfs tussen autowegen. In ieder geval is er genoeg CO2! En dan is er nog de kweek op akkerland, met name maïsvelden, de meest gemakzuchtige vorm van guerillakweken.

zich daar waagt zal moeten zorgen voor beschermende kleding.

Ook wind, vooral in combinatie met nabijgelegen ets- of wandelpaden, moet in de berekening worden meegenomen. Elk jaar weer verraden guerillaplantages hun aanwezigheid door de geur.

's Zomers is ook goed te zien welke vegetatie er op een stek groeit. Wilde planten kunnen voor camou age zorgen of bezoekers tegenhouden, maar ook geduchte concurrenten van je planten worden. Veel guerillakwekers beschouwen brandnetels als bondgenoten omdat ze net als wiet van stikstofrijke grond houden en bezoekers – helaas geen slakken – afschrikken. Nadelig is hun schrikbarende groeisnelheid en diep in de grond doordringende wortels. Andere defensieve planten zijn bramenstruiken en berenklauwen, hoewel die na de bloei eerder afsterven dan wiet rijp is.

Om je planten een kans te geven tegen de veel beter aangepaste inheemse vegetatie is onkruidbestrijding en bodemverbetering onvermijdelijk. De uitverkoren stek twee spades diep uitgraven geeft een goede indruk van de situatie ondergronds. Je kunt nu gelijk een bodemmonster nemen zodat je later eventuele extreme pH waardes kunt corrigeren. (Schoon) water in de buurt is handig, maar niet absoluut noodzakelijk. Als de planten de eerste paar weken goed zijn doorgekomen is watergebrek meestal geen probleem meer – op veel plaatsen in Nederland staat het grondwater hoog en bovendien zijn langdurige hete en droge periodes zeldzaam in Nederland. Van vitaal belang is de factor licht, want: licht=gewicht. Ideaal zou het zijn om in de herfst te checken of er tegen oogsttijd nog steeds genoeg zonlicht is op de stek. Een boom die in de zomer niet opviel kan bij een lagere zonnestand zomaar je dames in de schaduw zetten.

Stap 2 is het voorbereiden van de grond. Soms vraagt de structuur of zuurgraad om maatregelen, zoals bij ingeklonken kleibodems of zure veen- of bosgrond. Ook de voedingswaarde van de bodem is zelden voldoende voor een mooie oogst. Plantvoeding voor de binnenteelt is ongeschikt, omdat het ondoenlijk is om elke paar dagen met jerrycans naar je geheime stek te sluipen. Het beste is om al in de winter te mesten, zodat fermentatieprocessen de tijd hebben om de voedingszouten in opneembare vorm om te zetten. In deze tijd wagen maar weinig mensen zich buiten, zeker als het ook nog eens regent. En dat is maar goed ook, want het onopgemerkt verplaatsen van volumineuze zakken mest, maerl of kokos is een van de meest zenuwslopende taken van de guerillakweker.

Kokosbricks zijn handig te vervoeren en heel geschikt om de grondstructuur luchtiger te maken, maar er moet terplekke wel water en een emmer o.i.d. zijn om ze te laten opzwellen. Als voeding zijn kippenmestkorrels populair vanwege hun ideale samenstelling voor cannabis.

Een vouwschop uit de dumpwinkel werkt niet echt lekker, maar is wel onopvallender mee te nemen dan een volwaardige tuinspade. Wie wel eens een goed verzorgde tuin heeft omgespit, kan zich voorstel-

len wat een hel dezelfde job op verwilderde grond moet zijn. Sommigen maken een heel akkertje bouwrijp, anderen graven liever verder uit elkaar liggende losse plantgaten, zodat de planten later onopvallender in het landschap opgaan.

Stap 3 is het kiezen van een soort en beslissen of je stekken of zaad gebruikt. Het beste is een beproefde vroegbloeiende buitensoort met goede schimmelresistentie. De laatste jaren zijn vooral Ierdbei en Deense vroegbloeiers als Royal Dane, Danish Gold, Typhoon en Leb27 erg populair. Ook auto oweringsoorten zijn geschikte kandidaten nu die steeds potenter worden. Door hun bescheiden omvang vallen ze veel minder op en hun vroege bloei vermindert de kans op budrot. Bovendien verwachten rippers (nog) niet dat wiet al in juli oogstrijp is. Het voordeel van stekken is dat je alleen vrouwen hebt. Nadelen: commerciele stekken zijn onbetrouwbaar en duur; ze hebben niet de diepe penwortels van zaadplanten, waardoor watergebrek en windvastheid eerder problemen worden; ook moeten ze worden afgehard voor ze de zon in kunnen. Stekken van buitensoorten worden vrijwel niet verkocht, dus als je die wilt zul je al 's winters binnen moeten beginnen met een moederplant. Eigen stekken geven keuzevrijheid, besparen geld en maken je onafhankelijk.

Zaad kun je thuis ontkiemen en voorgroeien, of op locatie zaaien. Binnen voorgegroeide zaailingen eerst afharden en na een week of vijf checken op voorbloei. Om overbodige tochten te voorkomen is het handig thuis uit dezelfde batch een plantje achter te houden zodat je weet wanneer de voorbloei verschijnt.

Stap 4 is het uitzetten van de plantjes of zaden. Vaak gaan guerillakwekers in het donker op stap. Overdag is regen gunstig omdat bijna iedereen dan binnen zit, maar ook omdat de plantjes niet gelijk het volle zonlicht krijgen. Graaf een voldoende diep plantgat en maak dat goed nat, liefst met een shot wortelstimulator. Tegen knagers kan je de plantjes beschermen met jn gaas of halve liter bekers van afbreekbaar maïsplastic. Slakkenvraat, die vooral de eerste weken snel fataal is, kan worden tegengegaan met Ecostyle korrels, cacaodoppen, koperstrips of maïsplastic bekers. Als de planten groter worden kun je hun hoogte beperken door regelmatig toppen, of ze naar de grond te dwingen.

De waakzame guerillagrower wist zorgvuldig zijn sporen en benadert zijn stek op verschillende tijdstippen en steeds vanuit een andere richting. Vaak gebruikt hij signaleringstrucjes uit het padvindershandboek om te controleren of de plek bezocht is. Mocht dat het geval zijn, dan zorgt de cannabiskrijger bij een volgend bezoek voor een alibi: een verrekijker, hengel of vogelboek – als hij dat al niet de hele tijd bij zich had. De enige vijanden waartegen weinig te doen valt zijn budrot en rondzwevend stuifmeel van medestrijders.

Het zwaarste werk zit er op. Als alles goed gaat, hoeven we pas later in het jaar weer echt in actie te komen. Hopelijk kunnen we je tegen die tijd verslag doen van een geslaagde veldslag in de War on Drugs!

This article is from: