
6 minute read
Beckers over vrijspraak Checkpoint
from High Life NL 12-03
by SoftSecrets
Het coffeeshopbeleid deugt niet
Geen veroordeling voor Checkpoint
Op 2 februari 2012 stond ik vroeg in middag in de hal van het Gerechtshof in Den Haag. Nog even en de uitspraak in hoger beroep van de strafzaak tegen coffeeshop Checkpoint in Terneuzen zou bekend zijn. Een lid van het Openbaar Ministerie informeerde naar mijn verwachtingen. “Je hebt toch geen hooggespannen verwachtingen, hé? Je gelooft toch zeker niet in een niet ontvankelijkheid, hé?”
Neen, daar geloofde ik op dat moment inderdaad niet in. Niet omdat een niet ontvankelijkheid geen recht zou doen aan de feiten. Integendeel, juist wel. Voor mij stond vast dat het Openbaar Ministerie te Middelburg, de politie Terneuzen en de gemeente Terneuzen met eigenaar Meddie Willemsen een spel hadden gespeeld dat absoluut niet door de beugel kan. Met het uitspreken van een niet ontvankelijk-
heid brengt de strafrechter op de meest vergaande manier tot uitdrukking dat de rechten van de verdachte zodanig zijn geschonden dat daarmee het recht op vervolging is verspeeld. De rechter komt dan niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van de ten laste gelegde feiten. Als gevolg van de zeer strenge eisen die de Hoge Raad aan dergelijke uitspraken stelt, zie je in de praktijk dat rechters zich zeer zelden hieraan wagen. Dat was de reden ervoor dat ik niet geloofde in een niet ontvankelijkheid.
Slotconclusie?
We werden naar binnen geroepen. Onder het oog van de pers en vele belangstellenden begon de voorzitter van het Gerechtshof met het uitspreken van de uitspraak van het Hof. Ik luisterde aandachtig en maakte aantekeningen van hetgeen ik hoorde om mijn gedachten te kunnen ordenen. De beginselen van behoorlijk strafprocesrecht, waarop tijdens het pleidooi de aandacht was gevestigd, werden één voor één besproken. Het vertrouwensbeginsel, het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging en het kenbaarheidsvereiste kregen uitvoerig aandacht. Toen hoorde ik de voorzitter zeggen dat hij toekwam aan de slotconclusie van het Hof. Ik schrok ervan. Nu al een slotconclusie? Dan is het voorbij! Dan wordt het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard. Durft het Hof dit echt te doen? De woorden van de voorzitter dreunden na in mijn hoofd.
(Citaat) “Toetsend aan het vertrouwensbeginsel en het beginsel van de redelijke en billijke afweging komt het hof, gelet op al het hierboven overwogene, tot het oordeel dat die beginselen zijn geschonden op zodanige wijze dat geconcludeerd moet worden tot een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging ter zake van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten.”
Opgelucht
Het was voorbij. De zaak was over. Ik zag teleurgestelde gezichten bij het Openbaar Ministerie. Zelf was ik te verdoofd om enthousiast te reageren. Ik keek beteuterd naar alle leden van het Hof, knikte beleefd en verliet de zaal. Op de gang heb ik Meddie Willemsen, de eigenaar van Checkpoint, direct gebeld. “Meddie, je bent het stempel crimineel kwijt!” Hij reageerde nuchter, maar bleek ook opgelucht. tie die geen verantwoordelijkheid durven te nemen en met verborgen agenda’s werken en een politieapparaat dat slechts bevelen uitvoert en niet meer zelfstandig nadenkt, had de krant geen moeite. Dat moet kennelijk kunnen. Maar wie is hier schuldig? Het probleem ligt bij de regelgeving. Het coffeeshopbeleid deugt eenvoudigweg niet. Zelfs goedwillende bestuurders kunnen in juridisch opzicht geen chocola van het coffeeshopbeleid maken.
Beleid is inconsistent
Het Hof maakte dit pijnlijk duidelijk met de volgende overweging: “Intussen is een feit van algemene bekendheid, dat ook landelijk het feitelijk gedogen van wetsovertredingen met betrekking tot softdrugs een belangrijke rol blijft spelen. Men wil de consequenties van het beleid niet altijd onder ogen zien. Van de zogenoemde ‘achterdeurproblematiek’ wordt willens en wetens weggekeken. De in het jaar 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden notitie ‘Het pad naar de achterdeur’ is exemplarisch. Enerzijds is de regering niet van plan het ‘voordeurbeleid’ op de helling te zetten, anderzijds is wijziging van het gedoogbeleid aan de achterdeur taboe. De consequentie is, zoals de Algemene Rekenkamer in haar rapport Handhaven en gedogen II van 2005 concludeert, dat het beleid als geheel inconsistent en niet handhaafbaar is. Toch is in de navolgende Kamerdebatten weinig beweging in deze discussie gekomen”.
Zelfreflectie
Binnenkort wordt er in de Tweede Kamer weer gedebatteerd over het gedoogbeleid voor coffeeshops. En opnieuw staat de achterdeur niet op de politieke agenda! Trekt de huidige regering zich iets van de kritiek van het Hof aan? Neen, daar lijkt het niet op. Kamerlid André Elissen van de PVV stelde op 6 februari 2012 enkele
teleurstellende vragen over de Checkpoint zaak aan de minister van justitie en veiligheid. Volgens de PVV is de gemeente Terneuzen te kort geschoten en niet de Haagse regelgevers. Elissen baseerde zijn kennis op het krantenartikel ‘Gedoogben niet meer van deze tijd.
Verborgen agenda
Waar zijn de Kamerleden die hardop durven te zeggen dat het gedoogbeleid voor coffeeshops feitelijk alleen nog maar op papier bestaat? Hoe kun je als minister van justitie in de Tweede Kamer zo eenvoudig verkopen dat je opsporingsapparaat met man en macht jaagt op henneptelers en mensen die voorraden cannabis bewaren voor coffeeshops, terwijl je de verkoop van hennep “in het belang van de volksgezondheid en de openbare orde” gedoogt? Iedereen ziet toch zeker in dat door de huidige mate van strafrechtelijke aandacht voor de achterdeur de voordeur zonder enige vorm van politiek debat op slot gaat? Wat te denken van die convenantpartners met hun verborgen agenda? Coffeeshophouders krijgen stelselmatig belastingambtenaren over hun vloer, die aandringen op het bijhouden van gedetailleerde inkoop- en voorraadadministraties van de cannabis. Voldoe je daar niet aan, dan wordt je administratie verworpen en krijg je aanslagen opgelegd. Voldoe je aan hun eisen en leg je een voorraad aan die je administratief verwerkt, dan blijkt uit je eigen administratie dat er buiten de coffeeshop een voor-
raad ligt. Je krijgt dan een compliment van de belastingdienst, maar de burgemeester slaat je vervolgens met de Wet Bibob om te oren en maakt een einde je gedoogstatus.
Overheid is niet eerlijk
Het weren van buitenlanders en het verplicht stellen van ledenlijsten is puur bedoeld om de coffeeshopbranche de nek om te draaien. Onze overheid is simpelweg niet meer eerlijk. Naar buiten toe wordt doodleuk uitgedragen dat het kabinet niet voornemens is het gedoogbeleid af te schaffen. Met dit soort woorden wordt de oppositie succesvol in slaap gesust. Die hoor je nauwelijks! Onlangs werd aan de minister van justitie en veiligheid tijdens een debatavond van de VVD en de jongerenorganisatie (JOVD) een interessante vraag voorgelegd. “Softdrugs, moeten we die verbieden of moeten we verdergaan met het huidige gedoogbeleid?” Het antwoord van minister Opstelten spreekt boekdelen. “Die keuze is voor mij gemakkelijk, die moeten we verbieden.”
Degenen die denken dat de uitspraak in de Checkpoint zaak tot een ommekeer zal leiden, komen volgens mij bedrogen uit. In het zuiden van het land heb ik vaker mogen ervaren dat rechtbanken en het gerechtshof te Den Bosch de achterdeur stevig op slot houden en niets willen weten over het vertrouwelijke overleg in de gemeentelijke driehoek. De praktijk leert helaas dat ook strafrechters wegkijken van de achterdeur problematiek. De uitspraak van het Hof Den Haag in de Checkpoint zaak zie ik vooral als een prachtige witte raaf. Als coffeeshophouder wordt het er na deze uitspraak niet makkelijker op!