6 minute read

Molly van De Notenbar

Next Article
Grabbelton

Grabbelton

Er is een tijd geweest dat coffeeshops een nieuw fenomeen waren in Nederland. Niet alleen kon je begin zeventiger jaren je hasj en wiet in zo’n winkel kopen, maar ook in De Notenbar van Melkweg en Paradiso. Melkwegdealer Molly vertelt met plezier over die wilde en gelukkige tijd.

Molly is 65 jaar en geniet nu van zijn AOW, maar zijn leeftijd is hem niet echt af te zien. Wel een gegroefde kop, maar verder slank als een den en nog steeds in hippe, strakke kleding. Met een keurige dictie en zware, met vet Amsterdams en hip jargon doorspekte stem praat hij over het werk dat hij zo’n twintig jaar heeft gedaan, en de hippietijd die hij volop meegemaakt heeft.

Dat speelde zich voor hem als echte Amsterdammer (z’n opa had een café op het Singel) voornamelijk af in de hoofdstad, toen

ook voor eventjes het magische middelpunt van de wereld.

Piramide met naakt

De voormalige melkfabriek aan de Lijnbaansgracht in Amsterdam werd in 1970 in gebruik genomen door jongeren die een eigen plek wilden. Molly: “Ik heb in een theatergroep vanuit de Melkweg gezeten, de Video Freaks, een afgeleide van het Living Theatre. Dan gingen we in slowmotion

door de Leidsestraat met 25 man. Dat Living Theatre had ik eerder gezien op de Kloveniersburgwal, die waren allemaal op

LSD. Het waren Amerikanen die de gekste dingen deden, om te shockeren. In Am-

door: Arjan van Sorge

sterdam kwamen ze een voor een naakt het toneel op, van achter het publiek, en dan bouwden ze een piramide van mensen. Dat had je nog nooit meegemaakt, het was talk of the town. Er kwamen vooral hippies op af, progressieve mensen die openstonden voor nieuwe dingen.”

Slopen en opbouwen

“Ik had in de lente van ‘72 iemand ontmoet in de kelder onder De Engelbewaarder. Daar namen hippies hun toevlucht, ze zaten op de grond en rookten zich helemaal... vijf slagen om. Hij vertelde over een bijeenkomst in het theehuis van de Melkweg, dat al twee jaar open was, maar alleen ‘s zomers. Ze zouden weer open gaan. We zijn toen aan de slag gegaan om dat gebouw klaar te maken, en allerlei zalen in te richten. Er stonden enorm grote melkcontainers, we lieten dat weghalen door een groep kampers, zij gingen er dan met het ijzer vandoor. Eerst deden we veel sloopwerk, daarna bouwden we op. Schilderen, zagen, timmeren; mensen uit de hele wereld hielpen mee.”

Opiumwet

“Daar heb ik allerlei functies gehad, zoals het theehuis runnen, tot ik in 1973 met een leuke Amerikaanse vrouw naar Friesland verhuisde. Na anderhalf jaar kwam ik terug in Amsterdam. Via een woonboot die later zonk kwam ik in de Pijp terecht. Je had daar een cafeetje waar je mocht blowen. Toen was het nog verboden, je werd gearresteerd. Ik ben ooit een keer opgepakt met pervetine, een soort speed. Mee-

genomen naar het hoofdbureau. Pervetine stond toen nog niet onder de opiumwet,

We sneden de stuf voor, in stukjes van 10 en 25 gulden, daar waren we hele middagen mee bezig.

dus die chef was boos op die twee rechercheurs, dat ze een jongetje hadden meegenomen met een grammetje.”

Net legaal

“Goed, nu to the point. Ik zat op een terras in het Vondelpark en via via kwam ik in aanraking met een knaap die een en ander suggereerde over de Melkweg en mijn connecties. Hij had gehoord dat ze een hasjdealer wilden hebben. Dat was aan het begin van de tijd dat hasj en wiet legaal verkocht mocht worden, en de Melkweg was daar mee bezig. Ik heb alle connecties met andere dealers, grote

jongens, kunnen we niet iets samen gaan doen? We zijn naar de staf van de Melkweg gestapt met ons voorstel, hoe we dat dachten te doen. Ze vertrouwden mij, en zo is het begonnen.”

Goudmijn

“De Melkweg was een goudmijn. Je werkte je helemaal uit de naad, en toch stonden er rijen mensen door de hele Melkweg. Dat was teveel in het oog springend, dat wilde ik helemaal niet. Ik had goed contact met de directeur, maar hij had meer gemeen met

theater en muziek, en De Notenbar vond hij maar nare ballast. Hij heeft jarenlang geprobeerd om ons kwijt te raken, wel op een nette manier hoor. Uiteindelijk is dat dan gelukt, maar dat kwam ook door de omstandigheden. Je had heel veel coffeeshops, wij verkochten niet zoveel meer, het is gewoon doodgebloed. We zijn gestopt in 1993.”

De helft van de winst ging naar goede doelen, de andere helft werd door het collectief gedeeld. Heel idealistisch.

Patserig

“We hadden daar een tafel, toen had je nog een markt in de ruimte van de galerie. Een soort kasbah, met hippies die allerlei spulletjes verkochten, en wij waren daar een deel van. Dat stuf verkopen heeft twee jaar geduurd. Het probleem van mijn partner was dat hij nogal snoefde, met mooie dingen en grote auto’s. Ik reed in een gele besteleend met gordijntjes ervoor, dat paste bij de Melkweg, maar hij kwam met een Mercedes aan. Hij stak mensen de ogen uit door zich zo patserig voor te doen. Want iedereen werkte voor een habbekrats, en wij hadden ineens enorme inkomsten. Dat wekte jaloezie op, en op een gegeven moment zeiden ze, we stoppen ermee. Dat kwam mij toen uitstekend uit, en ik ben een wereldreis gaan maken.”

Wat, geen stuf?

“Ik was nog niet koud in Amsterdam terug of ze vroegen me of ik het weer wilde opzetten. Geen stuf in de Melkweg? Iedereen werd helemaal gek! Al die hippies van over de hele wereld wilden hier stuf kopen! Ik heb het weer opgezet, maar met mensen uit de Melkweg die ik heb uitgekozen. En dat heeft tot 1993 gefloreerd. Die eerste partner zag in 1977 kans om een coffeeshop te beginnen, met mij als partner. We hadden dus twee dingen, maar hij behartigde meer de coffeeshop en ik meer de zaak in de Melkweg. Spannende tijden! De coffeeshop vielen ze van bureau Warmoesstraat wel eens binnen. Met jonge agenten, dan konden die dat vast leren.”

Hasjcake

“We hadden een groep van zo’n tien mensen. We sneden de stuf voor, in stukjes van 10 en 25 gulden, daar waren we hele middagen mee bezig. Het was een collectief, wat betekende dat iedereen evenveel verantwoording droeg, en evenveel verdiende. Dat paste in de tijdsgeest, en helemaal in de Melkweg, want dat was DE hippieplek bij uitstek in Amsterdam, meer dan Paradiso. Het was een collectief en dat werkte, we spaarden en dat werd dan weer geïnvesteerd in de zaak, in nieuwe inkopen. We hadden onze eigen toko zoals al die mensen die daar dingen verkochten. Die markt is later verdwenen, omdat er onder veel tafels harddrugs verkocht werden, maar wij bleven. Wij en de bakkerij, die verkochten hasjcake. Een ideale plek, wij sneden de hasj ook in de Melkweg, dus we waren volkomen veilig. We hadden daar ook onze voorraad, we ontvingen de dealers in de Melkweg, we hoefden nooit naar buiten. Het was zo safe als de bank, met onze brandkasten vol met stuf en geld.”

Omslag

dat wij geld aan de Melkweg gaven, dat was niet zo. Voor de huur van die toko ja, 50 euro per maand of zo, dat deed iedereen op die markt. De helft van de winst ging naar goede doelen, de andere helft werd door het collectief gedeeld. Heel idealistisch. Er waren wel eens moeilijkheden, maar als er iemand agressief was kwam de politie. Dat gebeurde weinig trouwens. Later kwam er heel andere jeugd, toen werd het akelig. Daarvoor was het altijd peace en love en blowen. De alcohol kwam ook heel langzaam binnen. Dat was er eerst niet. Ja, je kon een wijntje drinken bij het eten. Maar er was geen bierpomp. Op een gegeven moment moest dat wel,

want de mensen vroegen er om. Dat was een omslag.”

Molly blowt nog steeds, het liefst Maroc, of lekkere rode Libanon. Na zo’n gesprek is

het wel tijd voor een rokertje, dus met zorg wordt een joint gerold en opgestoken. De rook vermengt zich met het stof dat van de lang niet geopende koffers en tassen met Notenbar attributen afslaat. Spulletjes uit de beginjaren van de wiet- en hasjcultuur van Nederland...

This article is from: