In rust en vertrouwen Pelgrimstocht van Harderwijk naar Santiago de Compostela Ange van Ommen, 3 april t/m 11 augustus 2012
De pelgrimstocht
1. Het begin van de pelgrimstocht Het is begin 2010 als ik de diagnose sarcoïdose te horen krijg. Ik lig al twee maanden ziek op bed met aanhoudende koorts, vermoeidheid, kleurenblindheid, wazig zien en uitval van smaak. Ik had nog nooit van sarcoïdose gehoord, maar één blik op internet was voldoende om te zien dat mijn hele mengelmoesje van klachten in de top 10 genoemd stond. Vanwege mijn oogklachten was behandeling met prednison nodig.
Door de medicatie verdwijnen snel een groot deel van de klachten, de vermoeidheid blijft. Langzaam kan ik weer wat dingen oppakken. Van de meeste activiteiten ben ik snel uitgeput, maar ik merk dat beweging me goed doet. Ik vind het heerlijk om te wandelen en dansen, dingen die ik altijd al met veel plezier doe.
Eind januari zie ik tijdens een Biodanza-workshop waarin we ons verlangen dansen mezelf met rugzak door de Spaanse bergen lopen. Nee dit is geen flash-back van mijn eerdere pelgrimstocht in Spanje vier jaar geleden, het is in het nu. Ik zie mezelf aankomen bij de kathedraal in Santiago de Compostela. Het ontroert me zo, de tranen biggelen over mijn wangen, het voelt als thuiskomen bij mezelf. Ook al kan ik amper een kilometer lopen, het idee om eens een pelgrimstocht te kunnen maken uit dankbaarheid voor herstel is tijdens die dans geboren. Ik neem me voor alvast een cursus Spaans te doen, maar ook dat blijkt te vermoeiend. Geduld dus, mijn verlangen koesteren, lekker wandelen en afwachten wanneer de tijd rijp is om op pad te gaan.
2. Wandelend herstellen Mijn verlangen tot pelgrimeren blijkt belangrijk bij mijn herstel. Eerste doel is om het Pieterpad weer op te pakken. Met wandelen bouw ik gestaag weer conditie op. Ik wil er alles aan doen om mijn aandeel in het herstel te leveren. Wat overblijft aan klachten is voor rekening van de sarcoïdose. Dagelijks loop ik door de velden of in het bos, steeds een stukje verder. Als ik een slechte dag heb trek ik juist de wandelschoenen aan. Ik knap ervan op. Het is niet gewoon wandelen, nee ik wandel met een doel en dat geeft een andere dimensie.
In mei is het zover en loop ik met een vriendin in twee dagen van Doetinchem naar Millingen aan de Rijn. Het wandelen is heerlijk, ik heb het gevoel weer totaal te leven. Natuurlijk word ik moe van het wandelen, maar mijn vriendin ook. Dit is een totaal andere vermoeidheid dan die van de sarcoïdose. Onderweg spreiden we een picknickkleed uit en liggen van de lunch en de zon te genieten, bij aankomst op het logeeradres proberen we de
bedden uit. In het natuurlijke ritme van wandelen en uitrusten komt de sarco誰dose op de achtergrond en vergeet ik dat ik ziek ben. Na het wandelen is het uitrusten met een voldaan gevoel. Grootste struikelblok blijkt het vervoer. Ik kom fluitend in Millingen aan, maar na twee bussen, een trein en een autorit - waarbij ik gelukkig niet zelf hoef te rijden - ben ik uitgeput. Vervolgens heb ik een paar dagen bedrust nodig. Ik heb het er dik voor over.
In juni volgt een driedaagse Pieterpadtocht, waarbij ik zelf mijn vervoer verzorg. Autorijden is nog erg vermoeiend en daarna ben ik niet meer in staat een hele dag te lopen. Creativiteit is dus vereist om deze tocht te kunnen maken. Een voorovernachting bij een vriendin biedt uitkomst.
En de vakantie? Wandelen is eigenlijk de enige optie, mijn man Piet en ik vinden dat beide leuk. We reserveren een camping in Luxemburg, in vier uur met de auto voor mij net bereikbaar. Mijn lijf doet het boven verwachting in heuvelachtig landschap. Zelfs zo goed dat we besluiten door te trekken naar Noord-Frankrijk en daar een aantal etappes lopen van de GR5. Deze langeafstandswandeling van Nederland naar de Middellandse zee lopen we sinds het begin van onze relatie in gedeelten. Ik sta versteld van de afstanden die ik afleg, de laatste dag zelfs 30 km. En dat voor iemand die amper het huis kan stofzuigen. Dit is leven vanuit mogelijkheden! Volgend jaar Santiago?
3. Door een diep dal,... en weer bergopwaarts
Ik geniet van het wandelen en mijn herwonnen conditie. Maar na de vakantie is de terugval enorm. Heb ik te fanatiek opgebouwd? Heb ik teveel van mezelf gevergd tijdens de vakantie? Was de terugreis te zwaar?
Wat ik niet door had is dat ik tijdens de vakantie al wandelend in een psychose terecht ben gekomen. Ik had wel op de bijsluiter van de prednisolon gelezen dat een psychose een van de mogelijke bijwerkingen was. Ik was daar alert op, want ik had eerder bij de geboorte van onze oudste dochter een kraampsychose gehad. Maar zo werkt het nu eenmaal met psychoses, zonder dat je er erg in hebt verlies je langzaam aan de grip op de werkelijkheid.
De psychose en de kortdurende opname erna zijn bijzondere en indringende ervaringen voor mij. De psychose leerde me vooral om vanuit mijn hart te gaan leven en niet langer op wilskracht. De psychose was ook een fysieke nekslag. Kon ik met de sarcoïdose al weinig prikkels aan, na de psychose zijn de klachten kwadratisch toegenomen. Ik kon nauwelijks geluiden en mensen velen. Het is tijd om volledig uit te rusten. De prednisolon heb ik na de psychose versneld afgebouwd en de sarcoïdose houdt zich sindsdien gelukkig rustig.
Millimeter voor millimeter krabbel ik op en val af en toe weer terug. Geen grootse wandelschema’s meer, alleen een blokje in de buurt. Pas in februari 2011 voel ik weer de ruimte om de wandelschoenen aan te trekken en erop uit te gaan. Er staat voor het Koninginneweekeind een afspraak voor het vervolg van het Pieterpad en loop ik weer met het rugzakje langs ’s heren wegen. Ik merk dat ik nog erg voorzichtig moet zijn en alle omstandigheden goed moet regisseren. Wat betreft de prikkels ben ik er nog lang niet. Ik voel dat het nog heel lang zal duren voor ik de psychose te boven ben. Ik heb altijd oordoppen op zak.
Gaandeweg de zomer kan ik steeds meer aan. In de vakantie wandelen we in Wales, daarna volgen nog de heuvellandvierdaagse in Valkenburg en een weekeind Pieterpad. Alleen tijdens het Pieterpad ben ik niet vooruit te branden. Ik heb last van een plek op mijn been sarcoïdose? Nee gelukkig niet blijkt later- en zit niet lekker in mijn vel. Eigenlijk had ik dit weekeind af moeten zeggen, want nu ben ik toch weer op wilskracht aan het lopen. Lastig hoor om daarin een omslag te maken. Ik ben nog zo gewend om ‘even door te zetten’.
4. Concrete plannen Oktober 2011 loop ik twee dagen van de Camino van de Lage Landen, een pelgrimstocht in het kader van het vijfentwintig jarig bestaan van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob. Santiago is nog niet haalbaar, maar dit wel. De contacten met pelgrims onderweg wakkeren bij mij het vuurtje aan. Enthousiast kom ik thuis en neem twee besluiten. 1. Komend voorjaar wil ik op stap. Mijn grootste verlangen is thuis de deur achter me dicht te trekken en richting Santiago te lopen, een tocht van 2.650 kilometer. Aan de andere kant moet ik wel reëel zijn. Het weekeind viel me zwaar, 19 kilometer per dag redde ik amper, het lopen met bepakking viel tegen en de gesprekken vermoeiden me. Op dit moment zou ik met een schema van twee dagen 20 kilometer lopen en een dag rust zeven maanden onderweg zijn, terwijl de gemiddelde pelgrim het in de helft van de tijd doet. Aan de ander kant …het voorjaar is pas over vijf maanden en in die tijd kan er veel gebeuren. Ik laat Santiago los, de tijd zal leren waar mijn tocht eindigt. Ik ga met beperkingen op pad en luister dus naar de signalen van mijn lichaam. Het gaat om de weg en niet om het doel, zoals Paulo Coelho zegt. 2. Ik doe de tocht als sponsorloop voor SBN. Van een medepelgrim verneem ik dat hij met zijn de tocht de Hersenstichting steunde. Er gaat een rilling door me heen en het is meteen helder dat ik mijn tocht aan de SBN
wil verbinden. Wat is er mooier dan een tocht lopen uit dankbaarheid voor herstel en daarmee tegelijkertijd iets te betekenen voor mijn medepatiënten.
Om voorjaar 2012 te vertrekken is het nodig nu al met voorbereidingen te beginnen, ook al is zo’n tocht nu nog nauwelijks haalbaar en nog veel te spannend. Ik benader de UWV om toestemming te vragen om langere tijd in het buitenland te verblijven en krijg alle medewerking. Voorwaarde is wel dat de longarts akkoord is. Voorzichtig plan ik het Nederlandse traject in etappes van10 tot 24 kilometer per dag. Met een gemiddelde van 17,5 kilometer per dag lijkt me dit een rustig begin. Door deze planning te maken raak ik een stuk van mijn angst kwijt. Ik aarzel nog om contact te leggen met de SBN, dan wordt het zo definitief. Maar ……… om publiciteit aan de sponsoractie te geven moet er wel een berichtje in het voorjaarsnummer van SarcoScoop komen.
5. Een go Met oud en nieuw kijk ik om twaalf uur naar het vuurwerk. Een heldere lucht, spetterende vuurpijlen; ik voel heel veel energie en ruimte voor het nieuwe jaar. Hoe anders dan de jaren ervoor, toen ik met moeite tot twaalf uur op kon blijven. Ja het wordt duidelijk, de tocht gaat er komen. Ik weet nu zeker dat ik vanuit Harderwijk wil vertrekken. Ik voel me al zo veel beter dan eind oktober. Als ik die lijn doortrek, kom ik een heel eind. Voorzichtig durf ik te bedenken hoe het is om de Pyreneeën over te trekken. Op 2 januari stuur ik een mail naar de SBN met mijn sponsorvoorstel. Zo, nu kan ik er niet meer om heen. Half januari komt alles in een stroomversnelling. Allereerst krijg ik een heel enthousiaste reactie van de SBN. Tot mijn grote verrassing willen ze mijn tocht via hun website op de voet willen volgen. Daar had ik alleen maar van durven dromen. Do volgende dag is de controleafspraak bij de longarts. De sarcoïdose houdt zich nog steeds rustig. Over mijn tocht zegt hij “Goed plan mevrouw, hobbelt u lekker naar Santiago”.
Kortom, let’s go!!!!! Het is tijd voor het kopen van nieuwe uitrusting en routegidsjes. En tijd om meer en langer te gaan wandelen. Ik loop nu ongeveer vijf keer per week minimaal vijf kwartier en eens in de twee weken een langere wandeling van vijftien kilometer. Probleem is wel dat ik met dit koude en natte weer onderweg niet even in het gras kan liggen rusten. Daarom maak ik nog geen langere tochten. Dat komt later wel. Met veel plezier werk ik met Mayka Overgaauw van de SBN aan het sponsorproject. Om de beurt komen we met nieuwe ideeën. Betaald werk is op dit moment nog geen optie omdat ik nog niet veel prikkels en stress aan kan, maar zoiets is een heerlijke uitdaging. Dit sponsorproject kan ik doen op momenten dat ik me goed voel, grotendeels rustig vanaf mijn pc en via de mail.
6. Ik ga op reis en neem mee …. Liefst zo weinig mogelijk. Tijdens mijn vorige tocht had ik acht kilo zonder eten en drinken. Nu ik sneller moe ben wil ik liefst onder de zeven kilo blijven. Vertrok ik destijds eind april in Zuid-Frankrijk, nu start ik een maand eerder in Nederland en moet zelfs voorbereid zijn op sneeuw. Het is dus wikken en letterlijk alles wegen.
Mijn overheerlijke donzen tweeseizoenen-slaapzak weegt 1.200 gram en daar wil ik graag op te besparen. De verkoper van de Bever overtuigde me dat niet te doen. Als je een nacht hebt liggen bibberen in een dunne en lichte slaapzak, weegt je rugzak de volgende dag voor je gevoel een stuk zwaarder dan als je lekker uitgeslapen op stap gaat met de zwaardere slaapzak. Ik ben een koukleum dus mijn eigen slaapzak blijft. Het is mijn veilige plek als ik moe ben.
Ook met bescherming tegen regen, wind en kou schiet ik qua gewicht niet veel op. Mijn poncho is zo lek als een mandje. Goed moment om te evalueren. Poncho’s flapperen in de wind en beschermen niet genoeg tegen de regen, ook al combineer je het met camaches (beenbeschermers). Dit keer kies ik dus voor een ademende regenjas en -broek (met ritsen aan de zijkant zodat de schoenen niet uit hoeven) plus een regenhoes voor de rugzak. Totaal 371 gram extra. Door mijn windstopper thuis te laten en te vervangen door een super-ademend windjack en een heel dun truitje win ik weer 190 gram. De eerste vorst is een goede test en ik constateer dat als ik alle laagjes over elkaar draag het net warm genoeg is. Extra’s zijn een muts, handschoenen en een thermoshirt met lange mouwen. Dat wordt een postpakketje richting huis van 191 gram als ik in warmer oorden kom. Besparing heb ik vooral kunnen vinden in mijn kleding. Uiteraard slechts één setje aan en één setje voor ‘s avonds. De sport was lichtere exemplaren te vinden waarin ik mezelf er ook nog leuk uit vind zien. Verder vervang ik mijn Teva’s door Crocks en blijven de lakenzak, de EHBO-doos (op wat pleisters na) en een boek thuis.
Tot slot koop ik op marktplaats een smartphone, vooral om onderweg verslag te kunnen maken. Bijkomend voordeel is dat het kompas en een schrift thuis kunnen blijven en ik geen routekaarten hoef te kopen (verdien ik de investering ook weer terug). Al met al staat er nu een rugzak van 7,2 kilo in de gang om mee te oefenen. Bij dit gewicht zijn de standaard wandelkleren en mijn wandelstokken niet meegerekend.
7. Mijn weg naar Santiago Er is niet één weg naar Santiago, ieder kiest zijn eigen weg. Oorspronkelijk liepen pelgrims vanuit huis naar het graf van de heilige Jacobus in Santiago de Compostela. De meesten liepen daarna nog honderd kilometer door naar Finisterra, het einde van de wereld. Daar zocht men op het strand een jacobsschelp die aan de staf mee ging op weg naar huis. Tegenwoordig lopen pelgrims alleen de heenweg naar Santiago, met een jacobsschelp als symbool aan de rugzak; de terugweg gaat per vliegtuig, bus of trein. Mijn schelp kocht ik bij de viskraam op de markt.
Door Spanje en Frankrijk lopen eeuwenoude routes. De Spaanse Camino Frances, de meest bekende route vanaf St Jean Pied de Port in de Pyreneeën, liep ik vier jaar geleden. In Frankrijk zijn er vier hoofdroutes vanuit Tours, Vézelay, Le Puy en Arles. Intuïtief kies ik voor de route vanuit Vézelay, de historische route die redelijk rechttoe rechtaan loopt en middelzwaar is. Vézelay is de enige van de vier steden waar ik eerder was. Of ik in Spanje de Camino Frances of de kustroute Camino del Norte wil lopen laat ik open.
In Nederland en België zijn routes ontwikkeld die aansluiten op de oude Franse routes. Het zijn geen oorspronkelijke pelgrims routes, maar wel wegen die pelgrims vroeger gelopen zouden kunnen hebben. Onderweg is dat ook merkbaar aan de jacobskerken, -kruizen en dergelijke. Om in Vézelay te komen zijn er vanuit Nederland drie routes die in Namen uitkomen. De via Mosana via Maastricht en Luik, de via Limburgica vanuit Maaseik en de via Monastica vanaf Den Bosch. De via Monastica spreekt mij het meest aan, vooral
vanwege de mogelijkheden om in de kloosters te overnachten. Vanaf Namen loop ik globaal langs de GR 654 via Reims naar Vézelay. De Franse pelgrimsvereniging heeft een iets kortere variant ontwikkeld, die ik wil volgen.
Hoe ik van Harderwijk naar Den Bosch kom is meteen glashelder als ik met Sinterklaas de pas verschenen boekjes ‘Jacobswegen in Nederland’ krijg. Tot mijn verbazing blijkt een van de routes, de jacobsweg Amsvorde die vanuit Hasselt komt, vlak achter ons huis te lopen. Via Nijkerk (SBN, ik ben in aantocht) en Amersfoort komt de route in Utrecht uit, vanwaar ik de jacobsweg Amstelredam via Den Bosch naar Vessem loop. Op het traject Den Bosch – Vessem lopen er drie beschreven routes parallel: de Jacobsweg Amstelredam, de langeafstandswandeling Pelgrimspad en de via Monastica. Iets korter was geweest om Utrecht te mijden en vanuit Amersfoort meteen naar het zuiden te lopen. Maar Utrecht is nu eenmaal mijn stad, ik woonde en werkte er een periode en als kind was het voor mij al de grote stad. Bovendien kijk ik ernaar uit bij mijn dochter te overnachten.
8. Ben ik er klaar voor? 18 maart: Nou nee dus. Ja de rugzak staat gepakt op een paar kleine dingetjes na, de pr voor de sponsoractie is in volle gang en mijn to do list wordt steeds kleiner. Dat wel, maar ikzelf ben er absoluut niet klaar voor, ik heb onvoldoende energie. Als mijn vertrekdatum morgen zou zijn dan zou ik de tocht uitstellen.
Het inlopen met bepakking viel zwaarder dan verwacht. Heel verloopt totaal anders na de sarcoïdose dan vier jaar geleden. Met het opbouwen van het gewicht kom ik nu niet boven de acht kilo, terwijl ik straks met 8,5 tot 9 kilo op mijn rug ga lopen. Ik maak zo’n vijf wandelingen per week van twee tot drie uur. Langer lukt niet, er spelen te veel andere dingen. Zo heeft de verbouwing van de badkamer te veel van me gevergd. Continu mensen over de vloer, herrie, vroeg de wekker zetten, koffie zetten en beslissingen nemen. En tussen de bedrijven door ook nog inlopen.
De badkamer is prachtig geworden, maar na de verbouwing ben ík gesloopt. En als er dan nog een virusje over heen komt ligt begin maart mijn hele inlooptraject stil. Ik kan niets meer en heb alleen nog zin om thuis te zijn. Het hele idee van een pelgrimstocht gaat de ijskast in. Ik moet er even niet aan denken, eerst maar eens bijtanken. Het wandelen met bepakking heb ik voorlopig geschrapt. Ik lig weer elke middag in bed, terwijl ik juist zo blij was dat ik dat sinds januari eindelijk had afgebouwd. Af en toe maak ik, als ik er zin in heb, een wandeling.
Ik vertrouw erop dat het goed komt ook zonder groots inloopprogramma. Het idee van een driedaagse proloog van Hasselt naar Harderwijk laat ik varen. Zelfs dagtochten van twintig kilometer leg ik mezelf de komende weken niet op. Laat mij maar vanuit huis af en toe een wandeling maken. Als ik straks alleen maar hoef te lopen en verder niets …, heerlijk lijkt me dat. Ik bedenk me dat als ik alle energie die ik op dit moment gebruik voor de voorbereidingen en de huislijke beslommeringen in kan zetten voor het wandelen ik vast en zeker een dagtocht
aan kan. Gaandeweg zal wel blijken hoeveel kilometer ik per dag aankan. Ik heb besloten mijn slaapzak en wat andere spulletjes die ik de eerste dagen niet nodig heb (bijna twee kilo) mee te geven aan mensen waar ik onderweg logeer. Dat geeft me de ruimte om tijdens de tocht verder in te lopen. Ook zoek ik op marktplaats naar een lichtere slaapzak. Het zou mooi zijn als ik nog een pond zou kunnen besparen. Op een mooie lentedag maak ik een wandeling met vijf kilo op de rug. Ik voel de koestering van de zon, zie de wilgen die al uitkomen en hoor het gekwetter van de vogels. Dan is ineens het verlangen terug om op pad te gaan.
9. Nog drie dagen …….. Het vertrouwen komt langzaam terug De afgelopen week heb ik genoten van het prachtige lenteweer en mijn conditie weer redelijk opgebouwd. Met een aantal wandelingen van vijftien kilometer begint mijn vertrouwen in mijn lijf langzaam terug te komen. Ineens is er dan weer een dag waarop lopen helmaal niet lukt. Ja, zulke dagen zullen er straks ook zijn. Ik twijfel geen moment aan mijn plan, maar het is wel spannend hoe ik het lopen onderweg zal ervaren en wat ik aan zal kunnen. Een vriendin stuurde me een tekst die heel mooi verwoordt hoe ik erin sta.
Eén stap tegelijk één ademteug tegelijk één woord tegelijk één dag tegelijk. Wees goed voor jezelf. Geef jezelf tijd. (Stuart en Linda Macfarlane)
Steeds meer mensen uit mijn omgeving laten me weten mijn tocht te willen volgen en sponsoren. Dat maakt dat het voor mij wel heel groots wordt. Deze week stond er al een artikel in de krant van een halve pagina. Mensen spreken me erop aan, ik kan er niet meer omheen. Maandag volgt nog een tweede interview met de pers. En daarna ….. ga ik gewoon lopen, vergeet ik alle drukte eromheen en loop mijn pad, wetend dat velen me steunen.
De pelgrimstocht
Dag 1, 3 april: Harderwijk – Nijkerk, 24,5 km
Op weg naar Santiago ‘Nou, dan ga ik maar’ zeg ik als het ontbijt op is. Het grote moment is aangebroken. We trekken de deur achter ons dicht. Piet vertrekt naar zijn werk en ik naar Santiago. Met tranen in mijn ogen loop ik de straat uit. Het is moeilijk afscheid te nemen voor zo’n lange tijd, vier maanden is nauwelijks te bevatten. Het is met 5 graden een frisse ochtend. Ik zoek het eerste stuk mijn eigen weg om vlak onder Ermelo aan te haken op de Jacobsweg Amsvorde. Zo is de route iets korter, hoef ik geen ererondje door de Harderwijkse binnenstad te lopen en kan ik vooral zelf de keuze maken hoe ik wil vertrekken. Ik loop de bekende weg naar het winkelcentrum, langs de Catharinakerk waar ik een paar dagen eerder al het eerste stempel in mijn pelgrimspaspoort haalde.
Na landgoed Veldwijk bij Ermelo ben ik al snel op onbekend terrein. Harderwijk ligt voor mijn gevoel al heel snel ver weg. Als ik over een lang, kaarsrecht en met beuken omzoomd fietspad loop realiseer ik me dat als ik almaar rechtdoor loop ik uit uiteindelijk in Santiago kom. Met elke stap verder van huis en met elke stap dichter bij mijn doel, het thuiskomen bij mezelf. Onderweg peins ik over dankbaarheid, het thema van mijn pelgrimstocht. Ik voel dankbaarheid dat Piet mij de ruimte geeft om deze tocht te maken. En dankbaarheid dat ik dit mag beleven, dat ik in staat ben deze pelgrimstocht te beginnen. Later komt daarbij dankbaarheid voor de zon, die deze eerste dag zo stralend maakt en me de gelegenheid geeft om onderweg bij kasteel Vanenburg heerlijk in het gras te liggen lunchen en uit te rusten. De weg is langer dan ik in eerste instantie ingeschat had. Na 18 km is het eigenlijk genoeg geweest. Ik ben doodmoe en de rugzak die vanmorgen lekker licht was lijkt veel zwaarder te wegen. Maar het kantoor van de SBN is nog 6 km verder. Eenmaal aangekomen is er een hartelijk welkom en een gezellige kennismaking. We hebben twee plechtige momenten: de voorzitter plakt een SBN-sticker in het pelgrimspaspoort en ik overhandig een jacobsschelp aan Mayka Overgaauw omdat zij via de website de tocht met mij meeloopt. Na afloop is het nog maar een paar honderd meter naar mijn eerste overnachtingadres waar ik bij vertrouwde mensen letterlijk en figuurlijk in een warm bad terecht kom. Heel fijn na zo’n eerste emotionele en vermoeiende dag.
Dag 2 , 4 april: Nijkerk – Amersfoort, 14 km
Op weg naar Santiago Op voorhand lijkt de route van vandaag saai. Grote stukken langs de spoorlijn. Eenmaal lopend vind ik het juist leuk om alles wat gewoonlijk vanuit de trein aan me voorbij flitst van dichtbij te ervaren. Elk half uur rijdt er een trein naar Harderwijk voorbij, ik kan zo terug. Op station Vathorst komt de trein net aanrijden. Nee ik loop liever de hele weg.
Amersfoort, de stad uit mijn jeugd waar ik naar de middelbare school ging en later in het amateurorkest speelde, is een aaneenschakeling van bekende plekken. Ja, dat is nu het leuke van pelgrimeren van huis uit. Ik ga naar de oud-katholieke kerk - de kerk waar we regelmatig concerten gaven - voor een stempel in mijn pelgrimspas. Hier vertelt men me over een mirakel rond een Mariabeeldje dat in 1444 geschiedde en waardoor Amersfoort een pelgrimsstad werd. Juist in deze kerk liggen de restanten van het Mariabeeldje. De schrijn en het schilderij over het mirakel waren me nooit eerder opgevallen.
De 13 km is een verademing na de lange dag van gisteren. Het lijkt er op dat mijn lijf zich goed herstelt. Ik heb 's avonds voldoende energie voor een prachtige lezing door Juke Hudig op mijn logeeradres over de Divina Commedia van Dante. 3 uur lang heb ik ademloos naar het verhaal zitten kijken en luisteren. Juke heeft 111 pastels gemaakt naar aanleiding van het verhaal. De parallellen tussen Dante's pelgrimage en de mijne zijn mooi om te zien. In de pelgrimage van Dante wordt de afdaling in de hel, de beklimming van de louteringsberg en de stijging naar het hemelse paradijs beschreven. Ik zie mijn ziekteperiode als de hel en ben tijdens mijn pelgrimstocht ergens op de louteringsberg. Ik zie wel of ik onderweg naar Santiago het hemelse paradijs zal bereiken. Na de psychose is het vooral zaak eerst helemaal goed te aarden. Ik ben nu nog niet aan verlichting toe. Helder is wel dat ik de hele weg ga.
Dag 3, 5 april: Amersfoort – Zeist, 24 km
Een plek om uit te rusten Wat een genot om in een ruime mooi ingerichte en warme kamer op een comfortabel bed naar passiemuziek te luisteren. Dat het een mix is tussen de Matheus en de Johannes is omdat mijn telefoon alles alfabetisch rangschikt doet er niet toe. Het belangrijkste is dat ik hier tot rust kan komen. Ik besef dat als ik na een lange wandeldag doodop ben het erg nauw steekt op wat voor plek ik terecht kom. Zo was ik gisteravond blij met die lezing, want ik had niet geweten wat ik een hele avond op een ijskoude kamer had moeten doen.
En tegenslag na een lange dag hakt er ook in. Ik kon vandaag pas om 5 uur terecht op mijn gereserveerde logeeradres bij Vrienden op de fiets. Dat betekende 1,5 uur overbruggen na aankomst in Zeist. Dat is sowieso al helemaal niets. En als ik dan uiteindelijk voor de deur sta en te horen krijg dat het helaas niet door kan gaan omdat de gastvrouw onverwacht 's avonds moet werken, ben ik compleet op. Gelukkig had ik nog een reserveadres genoteerd en trof ik heel flexibele en gastvrije mensen. Zodoende zit ik hier nu met Bach in deze riante suite.
Dag 4, 6 april: Zeist – Utrecht, 16 km
Langs Jacobskerken Op de route tussen Zeist en Utrecht tref ik de eerste tekenen van Jacobus. In Zeist heeft de St. Joseph kerk een prachtig glas in lood raam met een afbeelding van Jacobus de Meerdere. Als ik langskom is het net inloopochtend in het parochiehuis. Ik wordt met open armen, koffie en een prachtig stempel in mijn pelgrimspaspoort ontvangen.
In Utrecht loopt de route via de Jacobikerk. Normaliter is de kerk dicht, maar als ik aankom zie ik een rode loper uitliggen. Ik open de deur en word verrast door de klanken van de Matheuspassion. Wat prachtig is dat. Bij de deur staat een hostess in blauw mantelpakje aan een balie, ik meld me als pelgrim en vraag haar of ze weet hoe ik aan een stempel kan komen. Het antwoord is dat zij daar niets mee te maken hebben en dat ik moet gaan. Een tweede hostess duwt me min of meer de kerk
uit als ik nog een paar extra klanken wil ontvangen. Alweer ben ik als pelgrim niet welkom.
De Domkerk biedt wel een welkom en een stempel. Na deze korte en stralende lentedag – wel nog steeds fris – is het goed toeven in mijn Utrecht. Het voelt bijzonder om als pelgrim door de stad te lopen waar ik woonde. Na een theebezoek aan een vriendin en logeren bij dochter Niske, die beide nog geen 100 meter van het pelgrimspad wonen ben ik snel weer helemaal fit en even vergeten dat ik pelgrim ben.
Dag 5, 7 april: Utrecht – Cothen, 22 km
Langs de Kromme Rijn Vandaag loop ik mijn lievelingsroute uit de tijd dat ik in Utrecht woonde. De tocht voert over het jaagpad langs de Kromme Rijn via Amelisweerd, Bunnik en Odijk naar Cothen. De kronkelende rivier wordt omzoomd door wilgen en beuken. Ik word begeleid door zwanen, reigers, eenden, meerkoeten, ganzen en joggers. Het weer is onvoorspelbaar. Dan weer zon, dan weer wolken, soms inktzwart en af en toe een paar spetters. Halverwege de middag wordt het ronduit guur en ben ik wat blij met mijn rode wollen shawl en handschoenen.
In Cothen heb ik de eer het pelgrimsonderkomen Het Sprokkelhonk bij zorgboerderij De Bossewaard in te wijden. Ik val van de ene verbazing in de andere. Bij de entree hangt speciaal voor mij een flap-over met een welkom en een routebeschrijving naar mijn slaapplek. Door de telefoon had men me verteld dat het Sprokkelhonk een kaal houten huisje met een bed was zonder verwarming en elektra. Maar ik tref een knus ingericht huisje aan met noten, appels en een flesje biologische cola op tafel. Heel blij ben ik ook met het extra dekbed, want het gaat weer vriezen vannacht. Ook ligt er een stapeltje kaarten met allerlei vragen over hoe je omgaat met pelgrimeren en wat het voor je betekent. Ik probeer de vragen stuk voor stuk te beantwoorden. De vraag die me nog lang bezighoudt is ‘Wat heb je nodig om je thuis te voelen op een overnachtingadres?”. Nu ik de veiligheid van thuis achter me laat en iedere avond opnieuw ergens een thuis moet creëren is dat een hele wezenlijke. Ik besef dat privacy belangrijk is – een plek om te terug te kunnen trekken- en dat ook de inrichting een belangrijke rol speelt.
En koud was het, zelfs een slaapzak plus een dekbed waren niet voldoende. Ik heb al mij kleren aangehouden en de rode wollen shawl om mijn heupen gewikkeld. Gelukkig was er zowel ’s avonds als ’s morgens warme koffie en gezelligheid op de groep. Op deze zorgboerderij wonen en werken tien jongeren met een verstandelijke beperking. We hadden een leuk gesprek over pelgrimeren.
De volgende morgen, eerste paasdag, kom ik al snel in het schilderachtige dorpje Cothen met een bijzondere brink met boomgaard – er zijn maar twee van dit soort brinken in Nederland - en een schattig kerkje. Ineens zie ik mezelf omkeren en de kerk inlopen. Hier wil ik de paasdienst meemaken die zo begint. Een jonge inspirerende dominee, het paasthema van het nieuwe volle leven na de dood raakt me. Ja na deze periode van ziekte mag ik weer vol het leven instappen. De wereld verandert krijg ik als tekst mee op een door kinderen geplakte vlinder. De tranen stromen. Bijzonder te merken hoe snel ik op deze tocht al geraakt ben. Prachtig om juist in deze week op pad te gaan.
Om half 12 sta ik gezegend weer buiten en besef me dat ik me in de afstand heb vergist. Ik heb nog 23 km af te leggen! In gezwinde pas loop ik het laatste stuk stroomopwaarts langs de Kromme Rijn naar Wijk bij Duurstede om van daaruit naar Meteren te gaan.
Dag 6, 8 april: Cothen – Meteren, 25 km Dag 7, 9 april: Meteren – Hedel, 17 km
Over de grote rivieren Met de veerpont over de Lek bij Wijk bij Duurstede verlaat ik ' mijn territorium'. De thuiswedstrijd is afgelopen, het bekende laat ik achter me, op naar het nieuwe. vreemd, maar het voelt echt anders nu, alsof ik los ben. Ik loop door de Betuwe, het land van mijn grootouders, waar ook mijn naam - voluit Angenis- vandaan komt. De eerste paasdag is stralend, de kersenbomen staan net in bloei, de appelbloesem komt voorzichtig uit. In Meteren ben ik te gast bij pelgrims die volgende week naar Italië vertrekken om van Assisië naar Rome te lopen. Een warme houtkachel, een heerlijk paasmaal, hun hartelijkheid, humor en optimistische kijk op het leven doen me goed. Ik slaap overheerlijk onder een dik donzen dekbed en word helemaal verdwaasd wakker. De tweede paasdag is druilerig. Het passeren van de Martinus Nijhoffbrug over de Waal is imposant. Het razende autoverkeer op de A2, de regen en de wind tegen. Ik stap ferm door en kijk
omhoog naar de immense peilers en Zaltbommel aan de overkant. Ik voel me krachtig, ervaar op deze plek zo duidelijk het volle leven.
Na ruim twee uur lopen stap ik in Zaltbommel een café binnen. Als ik mijn rugzak af doe voelt mijn rug heel ontspannen, alsof ik vleugels heb. Het gaat helemaal toppie! Ik vervolg mijn tocht over een oude landweg gezien de handwijzer die ik tegen kom - en bereik al voor 3 uur Hedel. Ja, als het regent kun je niet even pauzeren. Vandaag is dat geen probleem. Onderweg zie ik in de verte al de brug over de Maas. Morgen ben ik in Brabant!
Dag 8, 10 April: Hedel - Den Bosch, 11 km
Balansdag Gisteren zag ik het al helemaal voor me. Morgenochtend lekker in mijn uppie in een leeg huis achter de computer en na een week lopen de balans opmaken. In gedachten schreef ik al een heel optimistisch stuk. Over hoe blij ik ben dat datgene waarop ik had vertrouwd werkelijkheid was geworden, dat ik langzaam aan meer conditie opgebouwd had, meer kilometers aankon en de rugzak gaandeweg lekker op mijn rug begon te zitten. Kortom dat het lekker gaat en ik alle vertrouwen heb in het vervolg. Hoe ik geniet van elke stap die ik zet, van de vrijheid, van de ontmoetingen, van de pareltjes iedere dag op mijn pad. Natuurlijk wel met wat kanttekeningen en de lessen die ik deze week geleerd heb, zoals niet met de rugzak op blijven lopen als ik tijd heb te overbruggen voor mijn overnachting en zorgen dat ik voldoende rust neem. En ook dat ik meestal de sarcoïdose ver achter me voelde liggen, maar soms ook ineens bang was dat het weer zal opspelen na een te grote inspanning. Zoals de ochtend dat ik in Zeist na een te lange dag wakker word en me koortsig voel. Meteen de paniek “Is het te veel geweest?” Blijkt dat de verwarming hoog staat en het bloedheet is in de kamer. Of dat ik bij elk kuchje denk, zou het weer in mijn longen terugkomen? Komt misschien ook omdat ik van een aantal mensen uit het sardoïdosewereldje de vraag kreeg of ik geen risico nam door deze tocht te gaan lopen. De werkelijkheid is anders. Vanmorgen sta ik al vermoeid op, zo’n dag waarop het het beste is om even niets te doen. Na het ontbijt start ik toch de pc maar op – zo’n verantwoordelijkheidsgevoel van ik zou toch stukjes voor de site aanleveren - en dan begint de ergernis. Ik kan niet bij mijn documenten op de telefoon komen en tot overmaat van ramp weigert het toetsenbord dienst. De stress slaat toe en mijn hoofd is binnen de kortste keren overvol. De sijpelende regen maakt me er ook niet vrolijker op. Zo is pelgrimeren dus ook.
Maar ja, op een slechte dag trek ik normaal gesproken het liefst de wandelschoenen aan. Na de lunch doe ik dat ook, met een rugzak met het uiteindelijke gewicht – de laatste tas met spullen stond hier - van 8,5 kilo inclusief wat eten een flesje water en mijn bergstokken, voelt behoorlijk zwaar. Wat een heerlijkheid dat het traject naar hartje Den Bosch nog geen 2,5 uur duurt en ik grotendeels droog gelopen heb. Na een bezoek aan de Sint jan trakteer ik mezelf op thee met een echte Bossche Bol. Ik vind dat je zoiets wel verdiend hebt als je helemaal naar Den Bosch bent komen lopen. Ja de les heb ik goed onthouden, ik ben niet gaan dolen tot 5 uur, het tijdstip waarop ik bij mijn gastadres kon komen. En hoe snel kan het tij keren. Ik zit hier nu na een lekkere douche en maaltijd op een inspirerende plek met een vrolijk muziekje op de achtergrond op de laptop van de gastpelgrim alsnog mijn stukje te typen, dat nu toch nog optimistisch eindigt.
Dag 9, 11 april: Den Bosch-Haaren, 18 km
Een plek om tot rust te komen Ja, dat is voor mij de grootste uitdaging en pure noodzaak: zorgen dat ik na het wandelen goed tot rust kom. Ik merk dat de afgelopen dagen, hoe gezellig ze ook waren en hoe prettig het is voor een warme maaltijd aan te kunnen schuiven, me erg vermoeid hebben. Veel te veel prikkels en dat geldt ook voor het lopen door de bebouwing de afgelopen twee dagen. Daarbij vanwege het slechte weer minder rustmomenten onderweg. Vandaag ben ik nauwelijks vooruit te branden, mijn hoofd is 'vol' en tintelt, de rugzak is loodzwaar. Door de vermoeidheid lees ik de routebeschrijving niet goed en loop ik verkeerd. Daardoor wordt het traject Den Bosch Haaren 18 km in plaats van 16. Dit gaat niet goed zo, ik ben echt aan rust toe, even helemaal mijn eigen gang gaan en geen gesprekken met mensen, niet uit eten in restaurants met muziek aan of hard pratende en lachende groepen. Hier in Haaren word ik op mijn wenken bediend. Ik heb een eigen appartementje met kookgelegenheid. In de naastgelegen biologische zorgtuinderij met winkel doe ik mijn boodschappen. Zo zit ik even later aan een vorstelijk maaltje schorseneren. Verder tijd om te bellen met man, moeder en kinderen. Ik wil ze allemaal nog even horen voor ik het land verlaat en dat is overmorgen al.
Hoe fijn deze plek ook is, lekker slapen doe ik niet. Ik ben gespannen voor de dag van morgen. Ik heb dan 27 km te lopen omdat het met overnachten niet goed uitkomt. Op de achtergrond speelt de angst voor een nieuwe psychose. Uitputting en slecht slapen zijn risico factoren.
Dag 10, 12 april: Haaren – Vessem, 28 km
Een lange dag 'Wanneer je geniet van het leven ziet alles er zo levendig uit. Je hoort de natuur, vogels zingen trots hun lied, kleuren en geuren zijn intenser, bladeren die muziek maken door de wind.... Je kijkt ernaar, luistert en beleeft het leven…' stond er gisteren geschreven bij een kapelletje onderweg. Met deze intentie stap ik in de ochtendstilte de nevelige en drassige Kampina in. Het is in de stilte van de natuur inderdaad een goede manier om te vergeten dat het vandaag een lange en zware dag wordt: 28 km lopen -één km extra omdat de Kampina te drassig is en ik moet omlopen - en pas om 6 uur terecht kunnen in het pelgrimscentrum in Vessem na een nacht slecht slapen.
Naast de intentie van onderweg genieten is het op zo'n dag vooral een kwestie van creatief plannen, gewoon doen. Eerst een flinke ruk maken, dan een boterham en even plat op een bankje. Om een uur of 3 een flinke pauze met een warme maaltijd. Zo kan ik goed uitrusten, rek ik wat tijd en hoef ik vanavond de deur niet meer uit. Ook gebruik ik vandaag mijn stokken nu ik voor het eerst het grootste deel van de dag over onverharde paden loop. Toch ligt mijn tempo vandaag onder de 4 km per uur. Hoewel ik erg geniet van het dreigende onweer boven de vennen valt het laatste stuk en het gewicht van mijn rugzak me zwaar. Zeker als het onweer losbarst en ik me in het open veld behoorlijk onveilig voel. Kletsnat kom ik om 10 over zes aan. Ik ben tot niets meer in staat; zelfs een gesprek met broeder Fons en een medepelgrim tijdens de maaltijd is me te veel. Mijn hoofd tolt en ik ben bang dat ik ver over mijn grens gegaan ben. Al om half 9 duik ik mijn bed in.
Dag 11, 13 april: Vessem - Postel (BelgiĂŤ), 24 km
De abdij van Postel De stilte bevalt me hier in de norbertijner abdij van Postel. Het is een enorm grote abdij waar 45 paters en broeders wonen. Ze dragen witte habijten. Ik krijg een kleine sobere kamer in het gastenverblijf. Op dit moment zijn er 5 andere gasten, mensen die hier in retraite zijn. Na de avondvesper gebruiken we de avondmaaltijd met de jonge pater Benny. Er is brood met kaas, vlees en een vissalade. De pater wast ook met ons af. Het is een ontspannen sfeer. Ik ervaar de eenvoud hier als weldadig. Een fijne plek om te vertoeven na een prachtige wandeldag door De Kempen, waarvan vooral het gedeelte langs de meanderende Kleine Beerze prachtig was. Gelukkig zit ik weer lekker in mijn vel. Het voelde vandaag als 'fijn dat ik dit mag doen' en niet als moeten zoals gisteren. Langzamerhand krijg ik weer wat vertrouwen in mijn lijf.
Ik heb het gevoel een nieuwe fase in te gaan nu ik Nederland achter me heb gelaten. Ik kijk uit naar de andere kloosters op de Via Monastica. Met de afgelegde afstand houd ik me totaal niet bezig. Ik zal nu zo'n 200 kilometer afgelegd hebben, want op de handwijzer voor de abdij staat dat het nog 2.450 kilometer is naar Santiago. De totale berekende afstand van 2.650 kilometer vanaf Harderwijk heb ik namelijk gebaseerd op en foto van deze handwijzer.
Dag 12, 14 april: Postel – Balen, 20 km
Saaie kanalen? Zo op de kaart te zien is het vandaag een saaie route. De weg voert kilometers langs een kanaal. Allereerst langs het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten. Het is net of mijn Schotense vriendin Maya me een duwtje in de rug geeft. Dit gedeelte is erg lieflijk en groen en over een onverhard pad. Na een tijdje bereik ik een kruispunt van kanalen. Vanaf een uitzichttoren, die daar staat (de 217 treden neem ik moeiteloos zonder rugzak), heb ik een prachtig uitzicht over de imposante watervlakte. Naast de kanalen liggen enorme waterbekkens. En dan te weten dat alles in de 19e eeuw met de hand is uitgegraven.
Het pad vervolgt langs een kanaal dat breder is, met rondom veel industrie. Ik loop over een asfaltweg, kortom behoorlijk saai. Aan de andere kant vind ik het
ook wel rustgevend, alsmaar rechtuit te stappen langs het water. Ik let op de kleine details die de monotonie doorbreken. Het klotsen van het water, de vissers met kun tentjes en hengels, de tekst ‘Oeverloos genieten’ op een rondvaartboot, drie eenden gezellig naast elkaar op de kade en de schittering op het water als de zon even doorbreekt. Opvallend is hoe zo’n kanaal een bosrijk gebied doorsnijdt. Soms staan de dennenbomen tot vlak aan de kade. Ik vind het een wonderlijke combinatie. Ongemerkt schiet het razend snel op.
Plotseling hoor ik als ik vissers passeer “Koffie?”. En zo zetten twee Nijmeegse vissers een vers bakje en word ik geheel ingewijd in de wereld van de karpers. Vaak duurt het wel 200 uur voor ze beet hebben. Maar wat ze dan vangen mag er zijn. In de paaingstijd zitten op deze plek karpers van wel 30 tot 40 kilo. Daar gaan ze dan mee op de foto. Sommige karpers die vaak gevangen worden geven ze een naam. Zo zwemt hier in het kanaal “the big one” rond. Al pratend ontdekken we dat de overeenkomst tussen pelgrims en karpervissers is dat ze beide door hun passie tot rust komen en de dagelijkse beslommeringen achter zich laten. Saaie dag? Nou nee.
Dag 13, 15 april: Balen – Tongerlo, 22 km
Mazzel 't Is een gure grijze dag en er waait een aardige noordenwind. Echt zo'n dag dat ik blij ben met mijn zorgvuldig uitgezochte isolerende en windwerende kleren. Ook zo'n dag waarop pauzeren niet lekker is. Laat ik vandaag nu net voor het eerst sinds vier dagen op koffietijd een sporthal met kantine tegenkomen. Het is echt lekker om even binnen warme chocomel te kunnen drinken. Rond lunchtijd wacht de volgende verrassing, een horecagelegenheid op een afgelegen plek waar je niets zou verwachten. Binnen in de zeshoekige blokhut is het knus met een houtkachel aan, uitbundige paasversieringen en stampvol met wielrenners aan het bier. Ik vraag of ze soep hebben. Jazeker, eigengemaakte en ik krijg ze van het huis aangeboden. Ik ben er een beetje beduusd van. Natuurlijk weet ik dat je dat als pelgrim kan overkomen, maar zo'n eerste keer is het wel heel bijzonder. Ik smul ervan, bedank Staf en Leen hartelijk en vervolg voldaan mijn weg. De soep en de hartelijkheid hebben me goed gedaan. Mazzel toch?
Ook mazzel dat ik GPS en kaarten op mijn telefoon heb. Vandaag heb ik er veel profijt van. De overnachtingsplek van vannacht - de laatste in een reeks van vijf super gastvrije plekken bij vrienden op de fiets - lag een eindje buiten de route. Met de GPS kan ik dwars door de bossen mijn eigen weg zoeken en weer aansluiting vinden op de Via Monastica. Later op de dag loop ik verkeerd. Kennelijk had ik mijn aandacht te veel bij de tweedehands spulletjes die in dit dorp vandaag vanuit de garages werden verkocht. Een bewegwijzeringschildje gemist dus en toen liep mijn weg in een keer dood. GPS is dan erg handig om me te heroriënteren. Met de kaart uit het
routeboekje ernaast kan ik vrij snel de goede weg terug vinden. Die GPS geeft me ontzettend veel rust. Hierdoor hoef ik niet bang te zijn oeverloos te verdwalen. Dat scheelt een hoop paniek en me eenzaam en verlaten voelen, dat besef ik heel duidelijk. Het blijft wel opletten, want met de GPS aan verbruikt de telefoon enorm veel stroom. het is dus alleen voor nood en bij twijfel.
En ik krijg ook nog een plekje in de abdij van Tongerlo. Ik had er niet eens meer aan gedacht om te reserveren. Met de sleutel van de abdij op zak voel ik me hier direct thuis.
Dag 14, 16 april: Tongerloo – Averbode, 13 km
Meer norbertijner abdijen Tijdens de Camino kom ik langs een aantal norbertijner abdijen. Steeds als ik zeg uit Harderwijk te komen wordt er enthousiast gereageerd. Het blijkt dat De Essenburg in Hierden, een paar kilometer van mijn huis, ook van de Norbertijnen is. Ik wist dat niet en had er ook geen idee van dat daar nog vijf of zes paters leven. Veel verschillen tussen de norbertijner abdijen De Norbertijnen leven volgens de leer van Augustinus en zijn vrij gericht op de maatschappij door middel van pastoraal werk en cursussen op gebied van levensbeschouwing. Elke abdij is autonoom en vult dat op eigen wijze in. Als pater verbind je je niet zozeer aan de orde, maar voor je leven aan één abdij. Ik ben nu in de abdijen van Postel, Tongerlo en Averbode geweest. Drie heel verschillende ervaringen, op allerlei terreinen. De avondvespers zijn in Postel vrij modern, er worden liederen van Huub Oosterhuis gezongen. In Tongerlo was het grootste deel van de vesper gregoriaans en waren er bijzondere rituelen en processies. Dit maakte op mij grote indruk. De Norbertijnen leggen heel veel nadruk op de paasweek, de mooiste tijd van het jaar volgens hen. De zondag dat ik in Tongerlo was - beloken Pasenwas het slot van het Paasoctaaf. Wellicht dat het daarom zo bijzonder was. Nu op maandag in Averbode was de vesper heel simpel. Ook drie heel verschillende kerken. Postel romaans, sober en donker, Tongerlo neogotisch en heel licht, Averbode barok en protserig. Postel heeft een gastenverblijf uit de jaren vijftig, wat dito is ingericht. Het ligt los van de rest van de abdij. Ik de andere abdijen is het gastenkwartier meer in de
abdij zelf. Gisteren in Tongerlo was het een aparte ervaring om zelf met de sleutel van de abdij rond te lopen. We waren ondergebracht in een heel oud gedeelte, de slaapkamertjes - lichtelijk in verval en ingericht met oude zooi waren bereikbaar via een wenteltrap, een prachtige refter. Ik liep echt te dolen door het pand. Hoe vervallen en sober Tongerlo was, hoe prachtig groots en gerenoveerd is het hier in Averbode. Mijn kamer is net een hotelkamer met luxe tweepersoonsbed. Het enige is dat ik het bed zelf op moet maken. En wat ik niet had verwacht is de commercie rond de abdijen. In Postel en Averbode is het buiten de muren één grote kermis. Hier zijn ook restaurantjes en abdijwinkels. In Tongerlo weert men dit juist. Zij willen de puurheid en eenvoud behouden en laten dit niet geheel met staatssubsidies afkopen.
Gisteravond bracht ik de avond door met drie jongelui in de leeftijd van mijn kinderen, een studente, een dakloze jongen - beide in het gastenverblijf - en een pater in habijt. Pater Gabriël heeft op twintigjarige leeftijd de relatie met zijn vriendin verbroken en is ingetreden en inmiddels al weer een aantal jaar tot priester gewijd. Ongelooflijk gepassioneerd is hij voor deze leefwijze. Ik heb met veel genoegen naar hem zitten luisteren. Naast serieuze gesprekken was er die avond ook veel lol. Ook al ben je pater, je bent toch gewoon een twintiger en vindt het leuk om leeftijdsgenoten te ontmoeten. Van pater Gabriël kreeg ik naar aanleiding van ons gesprek een kaart van de paus - die vandaag verjaart - met een Bijbeltekst erop: “In rustig vertrouwen uw kracht”, Jesaja 30,15.
En nu zit ik in de abdij van Averbode gewoon te computeren en staat er in de gastenhuiskamer een tv. In de hal staat een groot scherm met een diavoorstelling over de abdij en in de kerk worden de psalmen die gezongen worden door middel van elektronische borden aangeven. Dit had in de beide andere abdijen absoluut niet gepast. Ik prefereer de eenvoud, maar die computer komt nu wel even handig uit.
Al met al een indrukwekkende ervaring om een beetje deel te mogen nemen aan het kloosterleven. Ik merk dat de stilte me goed doet. Mijn hoofd wordt een stuk rustiger, heerlijk is dat.
Dag 15, 17 april: Averbode – Scherpenheuvel, 11 km
Rustig aan Gisteren en vandaag doe ik rustig aan. Ik heb de etappe van Tongerlo naar Scherpenheuvel opgeknipt in twee kleine stukjes om even te kunnen bijtanken én om en nacht in de abdij van Averbode te kunnen overnachten. Het zijn twee heerlijke keuteldagjes geworden. Gisteren eerst wat boodschapjes in Tongerlo en nog wat schrijven op mijn kamer in de abdij. Ik kreeg een beetje het gevoel thuis te zijn en een vrije dag te hebben. Pas tegen de middag ben ik vertrokken en had ruim de tijd om een mooiere en iets langere route te lopen.
Vandaag heb ik tijdens het ontbijt een lang gesprek gevoerd met een medegast, voor vertrek wat mailtjes beantwoord, weer een mooie omweg gemaakt door een natuurgebied, het plaatsje Zichem -geboorteplaats van Ernst Claes- bezocht met een koffiestop in café ' De heren van Zichem', genoemd naar de tv-serie.
Rond een uur of een ben ik in de pelgrimsopvang in Scherpenheuvel en heb ik de hele middag om dit bekende bedevaartsoord te verkennen. Tja, dan heb ik het in een uurtje wel gezien. Ik brandde er een kaarsje voor ons gezin. Kaarsjes branden doe ik zelden, maar de massa flakkerende vlammetjes en de mooie handgedompelde kaarsen troffen me. De kruisgang, de basiliek, een paar souvenirkraampjes, dat was het dan. En dan duurt de dag nog lang. Ik ben ineens doodmoe, mis de omhulling van de abdij. Voor het eerst verlang ik naar huis. Gelukkig zit ik nu in een mooi verzorgd restaurant met rustige klassieke muziek lekker te eten en lieve mailtjes te lezen. Daar knap ik van op. Heb net nog maar koffie na besteld om nog even niet naar mijn kille kamer te hoeven. Wat mij betreft mag ik wel eens een pelgrim tegen komen onderweg.
Dag 16, 18-4: Scherpenheuvel – Tienen, 16 km
Tegenwind of vóór de wind Er staat een stevige wind pal tegen; ik kan er helemaal in hangen. Dit geeft voor mij de dag iets heel speciaals. Ik voel me enorm vrij en energiek. Met ferme pas loop ik door het licht glooiende Hageland, de Betuwe van Vlaanderen. Dwarrelende bloesemblaadjes, confetti op het asfalt. Met mijn sjaal om mijn hoofd lijk ik net roodkapje. Op koffietijd gaat er toevallig net een verslonsd cafetaria met dito eigenaresse open. En als het op lunchtijd begint te regenen is er een bushokje waar ik beschut mijn boterhammen kan eten. Al voor 3 uur kom ik helemaal fris uitgewaaid in Tienen aan; ik heb de 25 kilometer dik binnen 6 uur afgelegd. Aansluitend zit ik ook nog ruim twee uur te praten op mijn logeeradres in de oude pastorie. Daar ben ik helemaal blij mee. Vorige week was ik na aankomst nog nauwelijks tot een gesprek in staat.
Als ik vergelijk met mijn tocht van vier jaar geleden dan zie ik eigenlijk maar twee verschillen. Het duurde toen vier dagen voor ik in het wandelritme zat, nu bijna twee weken, ik kan nu 1,5 kilo minder dragen dan toen en ik loop
iets kortere afstanden, gemiddeld 3 kilometer minder. Kortom, met iedere stap die ik zet kan ik de sarcoïdose en de psychose verder achter me laten en ik ga 'op mijn gemak naar Santiago hobbelen', zoals de longarts zo mooi zei. Ik heb er alle vertrouwen in. Het gaat voor de wind.
Dag 17, 19 april: Tienen- Éghezée, 34 km
Ik trek mijn spoor De route van vandaag en morgen loopt over de voormalige spoorlijn van Hoegaarden naar Namen. Het talud is dan weer hoog, dan weer laag -het lijkt net een holle weg- en omzoomd met pril lentegroen Af en toe is een oude spoorbrug of een station bewaard gebleven. Het spoor loopt door een verlaten gebied. Eindeloze recht geploegde akkers waar binnenkort de suikerbieten groeien en graslanden, afgewisseld met een enkel koolzaadveld. De weidsheid is weldadig. In de eindeloze leegte waar de wind vrij spel heeft trek ik mijn spoor. Ik mijmer ondertussen over wat ik tot nu toe op mijn spoor achterlaat. Dat is vooral angst. Angst of ik het wel aan kan, voor een psychose, of het lukt met het vinden van een slaapplek. Het is bevrijdend om te voelen hoe angst omslaat in uitdaging en rust.
Vandaag word ik meteen op de proef gesteld: het vinden van een slaapplek na 28 km lopen in Éghezée, een plaats waar volgens het boekje geen overnachtingsmogelijkheden zijn. Ik ga de uitdaging aan en na één keer vragen -in het Frans, want ik ben vanmorgen de taalgrens gepasseerd- sta ik al bij monsieur le curé op de stoep. Die blijkt twee dagen weg. Vervolgens beland ik bij een privé adres waar alle bedden bezet zijn. Dan maar naar Le Cheval Blanc, het hotel waar de meesten me naar verwijzen. Tot mijn verbazing is dit al twee jaar geen hotel meer. Dan rest me niets anders dan de bus naar Namen te nemen, zoals bijna alle pelgrims doen. Ik bel de hele adressenlijst met logies bij pelgrims na. De meesten zijn (nog?) niet thuis. Het levert wel alvast een adres voor morgen op. Ik loop richting jeugdherberg, een eindje buiten de stad. Als die vol blijkt te zijn -dat verwacht je toch niet op een doordeweekse dag buiten het seizoen- moet ik terug en kom ik uiteindelijk doodmoe in een hotel tegenover het station terecht. Geen paniek, wel schrikken van de prijs: 74 euro voor alleen slapen, daar leefde ik de afgelopen tijd drie dagen van. De teller eindigt vandaag op maar liefst 34 km. Ook dat kan ik kennelijk aan.
Dag 18, 20 april: Éghezée – Namen, 20 km
Zonder rugzak Het hotel heeft zo zijn voordelen. Mijn haar staat weer netjes omhoog geföhnd, ik kan er mijn rugzak achterlaten en aan de overkant op de bus stappen naar Éghezée. Om tien uur vervolg ik mijn tocht met jaszakken volgepropt met verse broodjes. Toch klopt er iets niet. Het is onwennig om zonder rugzak te lopen. Ik ben mijn balans steeds kwijt. Het geeft me het gevoel van een gewone wandeling, het lijkt of ik zonder die rugzak geen pelgrim ben. Ook is het vreemd om naar een bestemming te lopen die ik al ken. Ik neem me voor om, als ik een volgende keer om een of andere reden een stuk met de bus moet doen, dat zo te laten en niet die kilometers in te gaan halen.
Natuurlijk is het prettig om na zo'n lange dag als gisteren even geen gewicht te hoeven dragen. En omdat ik sinds een paar dagen last heb van een pijnlijke spier en tintelingen bij mijn rechter schouderblad kan dat hopelijk ook wat ontspannen. Uiteindelijk is het toch leuk om nu lopend in Namen aan te komen. Twee kilometer ervoor verandert het landschap namelijk en zijn er rotsen langs het talud: Ardennen! Het laatste stuk is het talud heel hoog en kijk ik net als vanuit een trein hoog op de bebouwing neer. Geluiden van rangerende treinen op de achtergrond maken het nog echter. Namen is het eindstation voor vandaag.
Dag 19, 21 april: Namen – Leffe, 29 km
Gastvrij onthaal Wat is het toch bijzonder om elke keer weer ergens van de gastvrijheid te mogen genieten. Gisteren sliep ik in Namen bij Annemarie, die belangeloos haar huis beschikbaar stelt voor pelgrims. 'Ik heb toch zo'n groot huis en tijd genoeg'. En wát voor huis. Qua stijl een beetje artdeco, prachtig antiek ingericht en op een van de mooiste plekjes van Namen, hoog gelegen en met en grandioos uitzicht over de stad. Ik sliep op de zolderverdieping die bereikbaar was via de badkamer. Annemarie kookte een heerlijke maaltijd voor mij en -jawel daar is ie dan- een andere pelgrim. De bescheidenheid van Annemarie trof me.
Vandaag ben ik weer te gast bij de Norbertijnen, dit keer in Leffe. Het is een vrij kleine gemeenschap. Geen bier hier en ook geen abdijkerk, want die is lang geleden verwoest. De huidige kapel krijgt een schilderbeurt, daarom zijn de vieringen in het boerderijgedeelte. De organist komt binnen op sportschoenen onder zijn spijkerbroek, trekt zijn schoenen uit, stroopt zijn habijt op en zit op zijn tennissokken en in spijkerbroek te spelen. Hij is ook de voorzanger en naar even later blijkt de kok. De gastenrefter en die van de paters liggen vlak naast elkaar en in de keuken kom je elkaar tegen bij het afruimen en de afwas. Dit alles maakt de sfeer heel intiem. Ook hier is de rust weldadig. En mijn kamer? Alles is van IKEA, ook het servies waarvan gegeten wordt. In gedachten zie ik de paters al door IKEA lopen in hun witte habijt. En ik had nooit durven dromen dat ik in de abdij na een lange wandeldag -29 kilometer langs de Maasoever- in bad zou liggen.
Dag 20, 22 april: Leffe – Givet (Frankrijk), 26 km
Even er doorheen Voor het eerst sinds mijn tocht zie ik het even niet meer zitten. Ik ben doodmoe en het lijkt of alles tegen zit. Zat ik nog maar bij de paters in plaats van dit suffe hotel in een druilerig Givet. Leuk dat dit een eerste kennismaking met Frankrijk is - morgen ben ik weer voor een laatste nacht in België - maar daarmee hebben we het ook verder gehad in dit stadje.
Na een gezamenlijke afwas in de abdij begon de dag vrolijk met een mooi en zonnig stuk langs de Maas. Liep ik gisteren nog de hele dag over een geasfalteerd jaagpad, vandaag was er een prachtig stuk onverhard pad langs hoge rotsen, over bospaadjes en door weilanden. Ook koffie op het juiste moment mét internet en een paar gezellige mails. Na een korte regen- en hagelbui brak op lunchtijd de zon weer door en at ik op een bankje bij een sluis.
Het laatste stuk naar Givet viel me zwaar. Kennelijk is 25 kilometer na een dag van 29 kilometer veel. Het zat me ook niet lekker dat ik geen slaapplek had kunnen reserveren. Ik kreeg steeds afgesloten nummers en antwoordapparaten. Nu snap ik waarom het, niet lukte want veel hotels van het lijstje bleken niet meer te bestaan of op zondag hun wekelijkse sluitingsdag te hebben. Ook de pelgrimsopvang was inmiddels gesloten. Ik baal ervan dat ik in maart een verouderde routegids uit 2009 heb gekocht, terwijl er begin dit jaar een nieuwe
uitgave is verschenen. Gelukkig was iemand bereid voor mij andere hotels te bellen en heb ik in ieder geval een bed, weliswaar weer peperduur. Als ik eenmaal gedoucht op bed lig en de planning voor morgen bekijk stort ik in. Er is de hele dag regen voorspeld. Het liefst knip ik de komende etage van 29 kilometer op in twee stukken. Het blijkt dat het overnachtingadres halverwege de etappe telefonisch niet meer bereikbaar is en het overnachtingadres na 29 kilometer geeft een antwoordapparaat. Brrr. Op zo'n moment is het fijn even de stem van Piet door de telefoon te horen. En dan blijken ook nog bijna alle restaurants gesloten op zondagavond. Ook doet de wifi in het hotel het niet, dus kan deze klaagzang niet verzonden worden. Ik ga maar vroeg slapen, want morgen wordt een zware dag.
Dag 21, 23 april: Givet - Olloy sur Viroin (België), 26 km
Alleen Een hele dag onderweg niemand tegen komen, alleen uit eten, in mijn eentje slapen in een groot leeg groepsverblijf.... Ik had niet verwacht dat ik dat zo prettig zou vinden. Ik heb het goed met mezelf. Het was een verademing om vanmorgen na een uur de Maas te verlaten en het GR-pad te mogen volgen. Heuvel op, heuvel af door bossen met anemonen en knalgele sleutelbloemen, langs weiden, over blubberige paadjes naar het dal van de Viroin. Heerlijk om hier de stilte alleen te mogen beleven. Eventjes is het bij een steile glibberige afdaling spannend zo alleen. Wanneer vindt iemand me als ik val en iets breek? Nu de voorspelde regen is uitgebleven, ik de route iets kan inkorten en ik om een uur of tien mijn overnachtingadres rond heb, is mijn dag meteen al goed. En als ik dan in een verstild dorpje, met slechts een bakker, een slager, een epicerie, een café en een restaurant mag overnachten wordt de dag helemaal een feest. van Vlak na aankomst in Olloy begint het te regenen. Laat het maar blijven regenen, ik geniet in het café. Voelde ik me vorige week nog onveilig en alleen op de begane grond van het pelgrimscentrum in Scherpenheuvel, nu kom ik helemaal tot rust in dit grote gebouw met lege slaapzalen en ben ik blij dat ik mijn kamer nog niet met een andere pelgrim hoef te delen. Ook alleen uit eten gaan vind ik steeds prettiger. Wel ben ik blij met de e-books op mijn telefoon. Om half acht lig ik al in bed met mijn boek onder de warme dekens; de cv gaat om 4 uur uit als het bijbehorende kantoor sluit.
Dag 22, 24 april: Olloy sur Viroin – Rocroi (Frankrijk), 26 km
Welkom in Frankrijk De eerste drie weken van mijn tocht heb ik ontzettende mazzel gehad met het weer en kon ik tussen de buien doorlopen. Drie keer een buitje met dit wisselvallige weer is niet slecht. Vandaag kan ik er niet meer omheen. Het is zo'n grijze natte dag waarop je 's morgens vroeg de regenkleding aandoet, drie keer ademhaalt en dan gewoon op pad gaat. Bijna de hele dag loop ik door de bossen. Het pad is modderig en gaat af en toe dwars door rivierbeddingen. Tja, droog kan ik de oversteek niet maken, daarvoor is de stroom te breed. Een natte rechter schoen dus. Later is het hele pad één grote rivier en maakt het niet meer uit waar ik loop; het sopt lekker in mijn schoenen. Voor een dagje is dat best leuk zo. Precies op het moment dat ik na vijf uur lopen de Franse grens passeer breekt even de zon door de wolken. Het is voor mij als een welkom in Frankrijk.
Ik ben er best trots op dat ik in drie weken Nederland en België achter me heb gelaten. Het feit dat ik de komende twee maanden heel Frankrijk te voet ga doorkruisen kan ik nog niet helemaal bevatten. Dat hoeft ook niet, want gelukkig leef ik bij de dag. De komende mijlpaal waarnaar ik uitkijk is de kathedraal van Reims.
Dag 23, 25 april: Rocroi - Aubigny-les- Pothées, 21,5 km
De beste keuze In Rocroi heb ik de Via Monastica beëindigd. Tot Reims loop ik een route die door het Franse Compostelagenootschap is uitgezet. De route neemt soms de mooie stukjes van de GR en is op andere stukken wat directer en toch rustig en veilig. Vanmorgen vroeg madame aan mij en een medepelgrim die de GR volgt waar we vandaag naar toe gingen. Volgens haar had ik de beste keuze gemaakt. Op mijn vraag waarom dan antwoordde ze 'omdat de weg geasfalteerd is en goed uitgezet'. Even dacht ik juist de verkeerde keuze gemaakt te hebben. Ik zie liever geen asfalt. Het blijft voor mij toch een storend element in de natuur. Zodra het pad onverhard wordt springt mijn hart open en ervaar ik meer rust.
Uiteindelijk blijkt het asfaltlint door een lieflijk heuvellandschap, door bossen en langs kleine geurtjes gehuchtjes te gaan. Zelfs een hert schuwt het niet het asfalt over te steken. En goed uitgezet? De markeringsschildjes zijn hier veel kleiner dan in België, van een afstand nauwelijks te onderscheiden. Ik zoek me suf. Het duurt en poosje voordat ik door heb dat de route met gele pijlen is uitgezet en dat die schildjes maar voor de aardigheid zijn. In combinatie met een heel schematisch routekaartje is het heel goed te volgen. Fijn, want aan mijn GPS heb ik hier niets. De kaart is in Frankrijk ineens heel veel minder gedetailleerd dan in België. De weggetjes die ik loop en de komende overnachtingplaatsen staan er niet eens op. Ik vind het prima om die zekerheid nu over boord te gooien. Pelgrims hadden vroeger toch ook geen GPS. De honderd kilometer tot Reims ga ik in vijf etappes lopen. Met dit gure en regenachtige weer vind ik het prettig om wat kortere afstanden te lopen en vroeg op de plaats van bestemming van en warme douche en een kop thee te kunnen genieten. Ja, zo maak ik voor mijn gevoel de beste keuze.
Dag 24, 26 april: Aubigny-les-Pothées – Lalobbe, 24 km
De verkeerde keuze Kennelijk hakken twee regendagen, waarop rusten nauwelijks mogelijk is er behoorlijk in (gisteren heb ik even staand een boterham gegeten omdat ik nergens beschut kon zitten). Ik kom vandaag nauwelijks vooruit. Al na iets meer dan een uur neem ik een eerste pauze.
Halverwege in Signy l' Abbaye doe ik boodschappen voor een avondmaal en eet ik een kop soep. Vanaf hier heb ik nog 8 kilometer te gaan. Het is weer vrolijk ploeteren door heuvels en over modderige paden, ik zie nauwelijks asfalt vandaag. Twee kilometer voor het eind in het gehucht Besace is op een kruispunt de routebeschrijving me niet duidelijk. Mijn pad zou weer samen met de GR lopen, óf ik zou de asfaltweg kunnen volgen. Ik zie nergens een gele pijl en volg dus maar het rood-wit van de GR. Voor mijn gevoel loop ik in de goede richting, maar ruim een uur later sta ik op een punt waar ik veel eerder op de middag ook was. Helaas, ik heb het verkeerde pad gekozen.
Doorbijten maar en opnieuw door de modder naar Besace. Daar is het me natuurlijk weer niet duidelijk. Dit keer kies ik ervoor om via de weg te gaan. Weer de verkeerde keuze, want het blijkt via de weg veel langer te zijn. Uiteindelijk heb ik vier uur gedaan over een stuk dat volgens de beschrijving 8 kilometer is en hemelsbreed 4
kilometer. Ik schat dat ik 6 kilometer extra heb omgelopen. Zoiets gebeurt juist op een dag dat je moe bent. Ik had niet eens de helderheid van geest om op het kaartje te kijken, niet de eerste keer, maar ook de tweede keer niet. Dan was het meteen duidelijk geweest. Nog een geluk dat ik niet echt verdwaald ben en doorhad dat ik een rondje liep. En ook een geluk dat de vandaag voorspelde regen achterwege bleef.
Nu dus goed uitrusten voor de dag van morgen. Dat lukt uitstekend in een eigen huisje met een snorrend houtkacheltje en modern ingericht, want de eigenaren hadden vroeger een woninginrichtingzaak in Amsterdam. Ik heb nog niet eerder zo'n lekker eigen plekje gehad.
Dag 25, 27 april: Lalobbe -Chateau Porcien, 21,5 km
Pelgrimsleven Enigszins moeizaam loop ik vanmorgen door het prille groen van de Ardennen. De heuvels, de blubber en het bijna verdwalen van gisteren eisen kennelijk hun tol. Na een uur wordt het landschap vlakker en wandel ik ineens tussen graanakkers en gele koolzaadvelden. In het eerste dorp ben ik alweer de weg kwijt. Dit gaat niet goed zo. Ik vraag me af waarom ik niet een dag in mijn leuke huisje ben gebleven. Vermoedelijk omdat ik geen eten bij me heb en er geen winkel is. Dit is echt zo'n moment waarop ik me afvraag waar ik mee bezig ben en of ik er wel goed aan doe helemaal naar Santiago te lopen. Het huilen staat me nader dan het lachen. Ik heb rust nodig en welnu. Dus trek ik mijn regenpak aan en ga in het gras liggen lezen. Daar knap ik echt van op. Opgefrist stap ik verder.
Een kilometer of acht voor Château Porcien tref ik Karel, een pelgrim uit Gent op mijn pad. Hij duikt achter een struik op terwijl hij na een pauze zijn rugzak op zijn rug slingert. Als vanzelfsprekend lopen we het laatste deel van de route samen op. Het brengt me in een andere energie. We stappen lekker door en hebben eenzelfde tempo. Eenmaal aangekomen kunnen we bij de plaatselijke bar de code van de gemeentelijke gîte halen en in het gemeentehuis een stempel. De pelgrimsherberg is een kleine ruimte van twee bij vier meter met een stapelbed, een gewoon bed en twee onderschuifbedden plus een douche en een toilet. We snappen niet hoe je hier met vijf mensen kunt bivakkeren. Dan kan niemand er meer in of uit en dus ook niet naar het toilet. Later voegt zich er nog een derde pelgrim Jan bij. Met z'n drieën gaat het prima.
Na een paar weken alleen lopen en de luxe van een eigen kamer met een huiselijke sfeer ervaar ik dit als een welkome afwisseling. Het gevoel van mijn pelgrimstocht van vier jaar geleden - exact op deze datum ontmoette ik toen ook de eerste pelgrims - komt helemaal terug. De ontmoetingen met anderen, na aankomst in de herberg douchen, kleren wassen en alles op de rand van het bed laten drogen. Daarna een boodschapje doen, het plaatsje bekijken, op een bankje - ja werkelijk buiten! - mijn verhaal schrijven, bij het café een pelgrimsmenu eten en dan vroeg onder de wol. Een vertrouwd ritueel. Leuk! En ook fijn te ervaren dat het contact met de anderen me geen energie kost, maar energie geeft. Dat was twee weken geleden nog wel anders. Mooi dat de de wind mijn hoofd heeft leeggeblazen.
Dag 26, 28 april: Chateau Porzien – Bazancourt, 22 km
Onderdak in Bazancourt Eigenlijk vind ik het maar niets om van tevoren onderdak te reserveren. Ik wil liever vrij zijn om op het moment zelf te beslissen en te ervaren wat op mijn pad komt. Dit is geen georganiseerde reis. In Bazancourt is een gemeentelijke gîte en een hotelletje dus dat moet goed komen. Het dorp heeft een prachtig plein met een kerkje, de Mairie en een Salle de fête, waarin de gîte is gevestigd.
De Mairie is op zaterdagmiddag gesloten. Dus bel ik bij de buren aan. Een leuke vrouw, Pascale, maakt koffie en slaat aan het bellen. Na drie keer is het raak. Een boer heeft de sleutel, maar is nog op het land. Zo zitten we dus nog een uurtje in haar keuken te praten. Vervolgens halen we de sleutel van de Marie en onderweg zoent ze iedereen die ze tegen komt. In de Mairie staan we voor een enorme sleutelkast en vinden we uiteindelijk de goede sleutel. Uiteindelijk blijkt de beheerder gewoon in het gebouw te zijn.
Mijn onderkomen van vannacht is de kleedkamer, waar drie stretchers staan, een stoel en een kledingrek. Er is prima sanitair. Via de klapdeur sta je zo op het podium van de grote zaal. De zaal lijkt wel ingericht voor een examen, maar het blijkt voor de scrabblewedstrijd van de volgende ochtend. Als ik 's avonds terug kom van het eten vind ik bij de voordeur een boekje over de restauratie van de kerk met een briefje van Pascale. Wat een lief gebaar, ik ben er ontroerd van.
Afhankelijkheid Als een schok ervaar ik het als blijkt dat de oplader van mijn telefoon niet in het stopcontact past, niet op mijn slaapplek en niet in het café. Ik ben radeloos en besef hoe afhankelijk ik van dat apparaatje ben. Het is mijn lijntje met thuis, het middel om onderdak te reserveren, mijn camera, mijn dagboek, de manier om de website van de SBN te voeden, mijn kaart, mijn routeschema, mijn wekker.... Hoe moet het nu verder? In tranen loop ik door het dorp. Ik heb nog een half uur door te brengen voor ik kan eten. Ik mijmer over wat nu het meest essentiële is. Ik besef me hoe belangrijk de verbondenheid met Piet en de kinderen is. Maar ik zou de laatste minuten van de batterij kunnen gebruiken om Piet te melden dat we voortaan niet meer kunnen bellen en dat geen bericht goed bericht is. Het is fijn om te bellen, maar ik kan zonder; de verbondenheid is er toch wel. Ik realiseer me ook hoe leuk ik het vind om stukjes voor de website te schrijven. Het voelt tegelijkertijd onprettig om mijn toezeggingen niet na te kunnen komen. Dat verantwoordelijkheidsgevoel ook altijd. Het spaarzame tegoed moet dus ook benut worden voor een sms naar de SBN -en dus naar alle volgers -dat er voorlopig radiostilte is. Dan koop ik morgen en schriftje en schrijf ik met de hand. Ik zou het heel jammer vinden om niet meer te kunnen lezen. Zonder camera gaat prima. Op mijn vorige tocht had ik er bewust geen meegenomen. Ik wilde pelgrim zijn en geen toerist. Ik wilde met mijn ogen waarnemen en niet door het oog van de camera. Jarenlang kwamen er nog dagelijks beelden, geuren en gevoelens naar boven. En voor alle andere dingen zijn praktische oplossingen te vinden. Ik heb wel het gevoel dat ik nu helemaal word teruggeworpen op mezelf. Tegelijkertijd besef ik dat dit een goede beproeving is. Het voelt als een uitdaging. Het is bijna een desillusie als blijkt dat in het restaurant de stekker wel past. Ook wel comfortabel. De wifi werkt niet, dus ik word toch nog een beetje op de proef gesteld. Wel terecht, vind ik.
Dag 27, 29 april: Bazancourt – Reims, 19 km
Reims bereikt De eerste grote mijlpaal is bereikt: ik ben in Reims! Maar daarmee hebben we het dan ook helemaal gehad. Ik lig er totaal uitgeput op bed in mijn kamertje in het klooster van de Diocesanen. Vijf minuten na mijn vertrek uit Bazancourt begint het al te regenen. Eerst motregen, maar al snel regent en waait het keihard. Daar loop ik dan als klein stipje door een verlaten landschap over modderige veldwegen. Kilometers lang nergens een huis te bekennen en helaas ook geen gele pijlen. Iedere stap in de modder kost moeite en ik moet me schrap zetten om niet omver geblazen te worden. De regen striemt in mijn gezicht. Dit is puur afzien en volharden. Ik denk aan alle mensen die me op mijn tocht steunen en me, zoals pater René uit Scherpenheuvel het in een mail zo mooi verwoordde, een duwke in de rug geven. Dat helpt me.
Na acht kilometer bereik ik een voormalig fort, waar ik in de luwte even kan bijkomen. Inmiddels begint het ook droog te worden. Vanaf het fort voert een lange oude Romeinse weg naar Reims. Het is nog elf kilometer, maar in de verte is de kathedraal van Reims al zichtbaar. En zo te zien schijnt daar de zon. Niet dat deze lange rechte veldweg veel verschilt van de andere wegen waar ik vandaag over loop, maar het idee is mooi dat dit een oeroude weg is. In gedachten zie ik mezelf in een middeleeuws gezelschap van pelgrims Reims binnen trekken. De kathedraal komt langzaam dichterbij. Het voelt als iets groots. Anno 2012 wordt er aan een brug gewerkt en worden pelgrims omgeleid via een lelijk industrieterrein. Mijn fantasie wordt ruw doorbroken. Eenmaal terug op de originele route en met een broodje achter de kiezen loop ik in gedachten verder in de pelgrimsstoet.
Uiteindelijk sta ik dan voor de kathedraal. Ik ben te moe om de kathedraal te bezichtigen en voorzien van een stempel en een gidsje voor het volgende traject ga ik meteen naar mijn slaapadres. Ik kan het er niet bij hebben dat er niemand open doet en ze telefonisch niet bereikbaar zijn. Ik zoek hulp in de kathedraal en daar is iemand zo vriendelijk om opnieuw te bellen en me naar het klooster te begeleiden. Blij toe dat ik voor morgen een rustdag ingepland heb.
Dag 28, 30 april: Rustdag in Reims
Rustig in Reims Geen oranje hoes om mijn rugzak ter ere van de koningin want het regent niet ĂŠn ik heb mijn rugzak niet op. Terwijl iedereen in Nederland gezellig de rommelmarkten afstruint en in Zeewolde zelfs kaarten, knikkerzakken en sieraden ten behoeve van mijn tocht worden verkocht (!) doe ik de rode wollen shawl die ik twee jaar geleden op de vrijmarkt scoorde op de post naar huis, samen met overbodig geworden routegidsjes. Ik heb een heerlijk rustige dag in Reims. Het is een ongekende luxe om zo maar een heel e-boek op bed te liggen lezen. Voor mij is dit een prima manier om uit te rusten van de afgelopen dagen en te voorkomen dat ik de hele dag door de stad ga sjouwen. Pas als het boek uit is ga ik de kathedraal bekijken en wat rondzwerven. Ook zoek ik tevergeefs naar een plek met goede wifi-verbinding. Vreemd dat zoiets in een stad niet lukt. Ik raak er wat gestrest door. Het is erg om niet te wandelen. Ik ben geen pelgrim, maar ook geen toerist. Ik vraag me op zo'n rustdag regelmatig af wat ik hier doe. Ik zou liever samen met mijn lief in een restaurantje zitten dan in mijn eentje aan de moules frites. En Zeeuwse mosselen zijn bovendien veel lekkerder. Laat mij morgen maar de champagnestreek in wandelen.
Dag 29, 1 mei: Reims – Cumières, 29 km
Lelietjes van dalen
Vandaag viert Frankrijk haar nationale feestdag. Alles is gesloten, er wordt zelfs geen ontbijt geserveerd. De Fransen geven elkaar op 1 mei kleine boeketjes lelietjes van dalen, al of niet met ren rode roos erbij. Ze worden overal op straat verkocht, zowel gisteren als vandaag. 1 mei is een dag waarop de Fransen erop uit trekken: wandelen, lelietjes van dalen plukken in het bos, picknicken, barbecueën of champagnekelders bezoeken. In het bos ontmoet ik een vrouw die me een lelietje geeft. Het staat prachtig op mijn rugzak en het geeft glans aan mijn dag.
Het is vandaag ook de eerste echte lentedag. Gewoon in een T-shirt kunnen lopen en op een terrasje koffie drinken is op zich al een feest. De champagnestreek is een stuk idyllischer en afwisselender dan de landbouwgebieden voor Reims. En dan kom ik ook nog bij een chambre d'hôte pal aan de Marne. Buiten eten we (ik loop inmiddels een aantal dagen gelijk op met Harry uit Oosterhout, die ik gisteren in de kathedraal trof) een meegebrachte salade omdat het restaurant gesloten is op de eerste mei.
Dag 30, 2 mei: Cumières - Mormont-Lucy, 29 km
Spoorzoeken in de regen De weg wijst zich niet altijd vanzelf. Was in de Ardennen de route nog keurig met pijlen uitgezet, in het departement Marne is het treurig gesteld met de bewegwijzering, zeker vanaf Reims. Soms hebben ze handbeschilderde bordjes opgehangen, af en toe eens een sticker geplakt, dan weer en paar geschilderde schelpen op bomen. Ineens is er een traject keurig gemarkeerd met gele streepjes, maar dat blijkt dan een lokale wandeling te zijn. Daar kom je achter als de pijlen niet stroken met de tekst. Gisteren tussen Reims en Cumières is het stuk dwars door de bossen gelukkig duidelijk, maar in de wijngaarden vlak voor het eind gaat het fout. In dit geval is dat geen probleem omdat het eindpunt al in zicht is en ik me daar op kan oriënteren. Vandaag op weg naar Monmort-Lucy is het echt dramatisch: de hele dag geen enkele bewegwijzering gezien. Zeker in de stromende regen maakt dat knap onzeker. Gelukkig kom ik aan het begin van de ochtend Ineke tegen en lopen we deze dag samen. Het is fijn steun bij elkaar te vinden en samen spoorzoekertje in de regen te doen. De routebeschrijving is echt zo vaak onduidelijk. Het is niet leuk meer. 'Laat de boerderij rechts liggen' geeft ons
bij voorbeeld echt geen duidelijkheid of we op een kruising rechtdoor of rechtsaf moeten, in beide gevallen laat je immers die boerderij rechts liggen. Gelukkig stopt op deze kruising een auto en krijgen we te horen dat bijna alle pelgrims het hier niet snappen. Het ligt dus niet aan ons. Soms helpt mijn GPS ons met oriënteren.
Vlak voor Monmort-Lucy gaat het alsnog helemaal fout. Of het vermoeidheid is, of we teveel lopen te kletsen - er valt ook zo veel te bepraten en er zijn zo veel parallellen in onze levens - of dat de beschrijving niet helder is ... Vier kilometer extra op een toch al zware dag is geen pretje. Om half zes zijn we eindelijk bij het kerkje van Monmort en bellen zoals afgesproken ons gastadres zodat ze ons op komen halen. Als we dan een antwoordapparaat krijgen zijn we in alle staten. Voor de zoveelste keer zeggen we vandaag tegen elkaar 'Blij dat we niet alleen zijn'. Vreemd genoeg hebben we ineens drie liften. Op het moment dat we zelf vervoer hebben geregeld komt een man - geen notie wie dat is en hoe hij wist dat we daar stonden - ons ophalen. Bij aankomst blijkt ook onze gastvrouw onderweg naar de kerk.
Dag 31, 3 mei: Mormont-Lucy – Baye, 14 km
Foyer de Charité Je hebt overnachtingadressen en overnachtingadressen. Dit was wel een heel bijzondere ervaring om opgenomen te zijn in de geloofsgemeenschap van de Foyer. Onderweg kwam ik al iemand tegen, die me op sleeptouw nam en voor ik het wist was ik in de kapel beland voor het middaggebed. De woonwerkgemeenschap bestaat uit dertien leden, een priester en de voormalige priester, nu 92 jaar oud. Ze bewonen samen een prachtig kasteel. Het is een idealistische gemeenschap die naar het voorbeeld van de eerste christenen samenleven. Ze ontvangen mensen voor retraites en pelgrims. Op dit moment was er en stilteretraite. Daarom had ik het diner samen met de priester. De anderen aten in stilte in de eetzaal. Hoe vriendelijk de priester ook was, op de een of andere manier voelde ik zijn oordeel over mij. Dat ik niet katholiek was, niet regelmatig de bijbel las en de tien geboden niet in de juiste volgorde kende. Met de voormalige priester en een van de andere bewoners had ik een veel prettiger gesprek. Het ontbijt was met de hele
woongemeenschap. Ik werd speciaal voorgesteld en welkom geheten. Tijdens het ontbijt werd een opgenomen lezing of preek afgedraaid. Ik heb het langs me heen laten gaan, maar het klonk erg geïnspireerd. Daarna las de priester de binnengekomen post voor, kon iedereen mededelingen doen en werden er praktische afspraken gemaakt. Tot slot werd er staand gebeden en gezongen. Vervolgens ging ieder zijns weegs, ik richting Sézanne.
Veel kan er niet meer bij Ik heb me steeds afgevraagd of ik met mijn fysieke beperkingen wel in staat zou zijn een dergelijke tocht te lopen. Nu blijkt stress de zwakste schakel te zijn. Op zich niet vreemd als ik bedenk dat de arts van de UWV me heeft goedgekeurd voor 10 uur werk zonder stress en in een prikkelarme omgeving. Alleen had ik gedacht dat een Camino juist prikkelarm en weinig stressvol zou zijn. Ook al was het vandaag prima weer, was de route maar 11 kilometer en de routebeschrijving een stuk eenvoudiger te volgen, toch ben ik doodmoe na aankomst. Het lijkt wel of alles zich de laatste twee dagen opstapelt. Twee keer achter elkaar bijna 30 kilometer vanwege beperkt onderdak of verdwalen vraagt veel, vooral als je dan zoals gisteren niet lekker kunt pauzeren, je niet opgehaald wordt, de kleren in mijn rugzak nat geworden zijn en er geen fijne plek is om rustig bij te komen. Ik merk ook dat het samen lopen me veel energie heeft gekost. Vervolgens kom ik er gisteren achter dat mijn nieuwe regenbroek na een paar dagen al op de naden doorgesleten is en lekt. Die haalt het niet tot Santiago. Moet ik een mail sturen in de hoop dat ze het probleem oplossen en Piet over twee weken een nieuwe broek mee geven als hij me op komt zoeken. Verder wil het met de overnachtingen niet goed lukken. Ik reserveer nu keurig twee dagen tevoren zoals aangegeven, maar vang regelmatig bot. De telefoontjes zijn lastig in het Frans, vooral als je een ander telefoonnummer doorkrijgt of iets in moet spreken. Nu heb ik ergens ingesproken en bellen de mensen maar niet terug. Morgen maar weer bellen. Ook ben ik al een poosje op zoek naar een pedicure om een eksteroog weg te laten halen. Steeds te laat of op feestdagen in grote plaatsen. Wie weet lukt het morgen in Sézanne. De stress rond de routebeschrijving wordt alleen maar groter. Ik maakte me na het gepuzzel over de route in Marne al zorgen over het komende traject tussen Troyes en Vézelay. Daar is de route niet uitgezet en de beschrijving nog heel summier. Als vandaag blijkt dat door de regen van gisteren de routebeschrijving en de bijbehorende lijst met overnachtingadressen nat is geworden en volkomen onleesbaar, dan weet ik het echt even niet meer. Dit is de druppel die de emmer doet overlopen. Dan zegt de pater hier wel heel leuk dat God je leidt, maar God zegt echt niet waar ik links of rechts moet. Zonder dat papier ben ik hopeloos verloren in een heel groot Frans land. Ik kan ik nu echt niets meer bij hebben en overweeg even om in Troyes te stoppen. En ook dat maar weer loslaten en zien welke oplossing zich aandient. Het is te hopen dat ik, zoals gepland, over twee dagen Ineke weer tegen kom en van haar iets kan overschrijven of kopiëren. De Camino is dus helemaal niet lopen in alle rust en niets aan je hoofd hebben. Je hebt het maar druk als pelgrim met al dat geregel. Ik vind dat ik behoorlijk op de proef gesteld word. Hopelijk kan ik hier iets in leren.
Dag 32, 4 mei: Baye – Sézanne, 24 km
Goede zorg Met een overnachting in het verzorgingshuis en een bezoek aan de pedicure krijg ik vandaag een kijkje in de Franse gezondheidszorg. Met mijn achtergrond in de zorgbouw vind ik zoiets altijd erg leuk. Het verzorgingshuis van de zusters kan niet tippen aan de Nederlandse normen. Het gebouw is niet eens rolstoeltoegankelijk. De trap bij de voordeur is al de eerste drempel. Binnen hebben ze dan nog net een traplift. De kamers zijn hooguit 10 m². Een douche en toilet op de gang, waar ik niet graag iemand zou willen helpen met douchen. De eetzaal ziet er keurig uit, maar wat er geserveerd wordt is droevig. Waterige worstelsoep vooraf, als hoofdgerecht alleen wat met mayonaise aangemaakte bietjes en broodpudding toe. Voor de pelgrim is er bij het ontbijt extra kaas en jus d' orange, de bewoners krijgen één voorverpakt jammetje en één botertje als beleg. Hopelijk krijgen ze tussen de middag een stukje vlees en fruit. Gelukkig is de bejegening wel warm. Mijn tafeldames vinden het maar wat gezellig dat ik aanschuif. De ervaring met de pedicure is ronduit positief. Uiterst zorgvuldig verwijdert ze het eksteroog en geeft en passant een complete behandeling. En dat allemaal voor niets. Het oogt hier allemaal wat meer medisch dan bij ons. Ik heb een beetje het gevoel in de behandelkamer van een tandarts te zijn. Er gaat zelfs een mondkapje op. Wel erg ergonomisch zo'n behandelstoel die draaibaar en in hoogte verstelbaar is. De pedicure wordt gecombineerd met podologie en daarbij lijkt het dan weer of de tijd heeft stilgestaan. De spiegel waarmee vijfentwintig jaar geleden mijn eerste zooltjes werden aangemeten is hier nog steeds in gebruik. Afijn, ik heb bij de zusters prima geslapen en het loopt weer en stuk gemakkelijker na de voetbehandeling.
Dag 33, 5 mei: Sézanne – Soyer, 23 km
Te gast bij Erick De dagen rijgen zich aaneen. Het lijkt één grote ketting van koolzaadvelden, graanakkers - de lichtgroene halmen staan teer te wuiven in de wind - landweggetjes en kleine gehuchtjes. Ik kan nauwelijks meer onthouden wat waar was en welke dag het is, ik ben één met het landschap. Een fantastische ervaring zo in de stilte op te gaan. Hoe groot kan dan het contrast zijn op een logeerplek. Vandaag bij Erick wordt mijn hoofd ernstig op de proef gesteld. Van kwart voor vijf tot kwart over negen praat hij aan een stuk door. Erick is een fantastische gastheer, het zal ons aan niets ontbreken. Hij heeft duidelijk een supermarktkar vol speciaal voor ons ingeslagen. Alle kasten liggen vol met dingen die hij niet mag hebben omdat hij diabeet is. En er moet voldoende keus zijn. Zo heeft hij wel vijf verschillende toetjes gekocht. Hij maakt ons meteen duidelijk dat we voor het verblijf niets mogen betalen. Een jaar geleden heeft zijn vrouw hem verlaten - Franse vrouwen? Basta! - en daarna is hij verhuisd naar dit kleinere huis. Hij is nog steeds niet klaar met uitpakken. Daarom wilde hij ons in eerste instantie ook niet ontvangen. Maar Ineke en ik vinden het geen enkel probleem dat de bierglazen uit een verhuisdoos komen en we op onze kamers het bed alleen via een klein paadje kunnen bereiken. Erick zelf ligt vannacht met zijn slaapzak op de bank. Even vind ik rust door te douchen en achter de computer berichten te versturen. Zelfs dan informeert Erick om de drie minuten of alles goed gaat met de pc. Tijdens het eten krijgen we zijn hele levensverhaal te horen. Uiteraard komt ook de politiek aan bod. Morgenavond zal hij de stemmen van de 91 stemgerechtigden uit de drie omliggende gehuchten tellen. Hij laat ons zelfs de handgeschreven uitslag van de eerste ronde zien (vrijwel allemaal voor Sarkozy). Zo af en toe loopt mijn hoofd om en laat ik zijn verhalen maar even voor wat het is. Ik ben Ineke dankbaar dat zij het gesprek dan voortzet. Af en toe kijken we elkaar eens veelbetekenend aan en zeggen 'Blij dat we hier niet alleen zijn'. Erick wil graag vrienden worden met ons op Facebook, maar daar doen we beiden niet aan. Vol trots laat hij zijn vrienden van over de hele wereld zien. Om kwart over negen kunnen we er tussen uit knijpen. We lopen dan weliswaar de koffie met eigen gestookte likeur mis, maar dat is dan maar zo. We kunnen niet meer.
Na het ontbijt vertrekken we op 6 mei met een rugzak vol proviand en ik met een gekopieerde routebeschrijving voor het stuk na Troyes. Natuurlijk pas nadat een fotosessie heeft plaatsgevonden en we hem heel hartelijk hebben bedankt voor alles. Even alleen zijn met het koolzaad. Mijn oren tuiten nog na. Deze hartelijkheid is eigenlijk teveel.
Dag 35, 7 mei:
Méry-sur-Seine – Troyes, 30 km
Canal de la Haute Seine Het koolzaad is vervangen door fluitenkruid, boterbloemen, groot hoefblad en wolfsmelk. Gistermiddag en vandaag tot Troyes volgt de Camino het jaagpad langs het Canal de la Haute Seine. De Seine zelf is niet in zicht, maar loopt er parallel aan. Het gebied tussen het kanaal en de rivier is een overloopgebied en vanwege de vele regen van fa afgelopen tijd staan grote delen onder water. Het is heerlijk om 35 kilometer lang de ene voet voor de andere te kunnen zetten zonder op de kaart kijken of de routebeschrijving te lezen. De verdeling tussen de beide dagen is weliswaar niet optimaal, maar ik ben blij dat er in Méry-sur-Seine een bed voor me was in een groepsverblijf met een overheerlijke maaltijd bij het plaatselijke restaurant, de Vietnamees. Gisteren moesten we moeite doen om de tijd te overbruggen. Slechts 13 kilometer en pas om zes uur terecht kunnen op onze slaapplek. Gelukkig was het een groot deel van de dag droog en heb ik heerlijk aan het kanaal liggen picknicken. Vandaag moet er 29,5 kilometer tot Troyes overbrugd worden, da's andere koek. Je kunt ook de laatste vijf kilometer met de bus doen. Op zich een aardige optie want dan blijft er tijd over om nog iets van Troyes te zien. Het ziet er niet best uit voor vandaag. Het regent behoorlijk als ik wakker word en ik zit niet lekker in mijn vel. Het is dus letterlijk en figuurlijk kilometers aftellen langs het op dit gedeelte geasfalteerde jaagpad. Om de vijfhonderd meter staat de afstand tot het eind van het kanaal aangegeven. Bemoedigend hoor als je niet lekker loopt. Aan het eind van de ochtend knapt het op, zowel het weer als ikzelf. Alsof ik door dat kanaal helemaal in een cadans kom. Ik besluit het hele stuk tot Troyes gewoon te lopen. Na de lunch neem ik de andere oever, even van het asfalt af. Meteen kom ik in een andere dimensie. De natuur is op een onverhard pad zo veel dichterbij. Prachtige vlinders, wit met oranje stip, zwartblauw. Dit is genieten, maar ook soppen, want het kanaal loopt letterlijk over en hele delen van het pad staan blank. Na het kanaal loop ik met veel plezier de stad in. Wonderlijk hoe daar ineens alles geleid lijkt. Ineke en ik hadden voor overnachting het seminarie gebeld, maar dat was gesloten. We hadden afgesproken dat degene die het eerst in Troyes was bij de VVV een hotel zou reserveren. Ik wilde eerst naar de kathedraal en dan naar de VVV. Kom ik gelijk met Ineke aan en sturen ze ons vanuit de kathedraal toch naar het seminarie, dat weliswaar gesloten is maar pelgrims die op de stoep staan toch onderdak verlenen. Typisch een dag om voldaan af te sluiten met een biertje op een zonnig terras.
Dag 36, 8 mei: Troyes – Sommeval, 25 km
Het verkeerde feest Frankrijk viert vandaag Bevrijdingsdag en veel is vandaag gesloten. Ineke en ik hebben en overnachtingadres besproken in Sommeval. Het is een primitief onderkomen met alleen banken om op te slapen, een keukentje en een hurktoilet. In het dorp is verder niets, geen winkel en geen restaurant. Men heeft ons verteld dat er een feest in het dorp is en als we vroeg aan komen dat we daar wel iets te eten kunnen krijgen. Liever hadden we in Bouilly, een dorpje net buiten de route, in en comfortabele chambre d'hôte geslapen. Maar daar nemen ze de telefoon niet op. Gelukkig hebben we gisteren in Troyes net voor sluitingstijd een routekaart kunnen kopen, want vandaag is de boekhandel dicht. De kaart is onontbeerlijk want de route tot Vézelay is niet uitgezet en de routebeschrijving is heel summier. Ook met kaart is het flink puzzelen. Een paar keer volgen we de gewone weg omdat de kleine paadjes niet te vinden zijn. De laatste tien kilometer volgen we de GR: lekker makkelijk de rood-witte markeringen volgen, althans dat denken we. Al snel loopt het spoor dood en begint het te regenen. De kaart is niet gedetailleerd genoeg om de weg te vinden. Bij een parkeerplaats kunnen we aan de hand van een kaart met uitgezette wandelingen onze weg reconstrueren. Helaas blijkt ook dit niet te kloppen en zit er niets anders op dan na een paar kilometer terug te gaan en over de weg naar Bouilly, ja toch Bouilly, te lopen. Uitgeput komen we daar aan. Ook in Bouilly blijkt het feest in de Salle des Fête. Eens vragen of we daar kunnen slapen. Nee, met geen mogelijkheid. Maar de dames van de catering hebben wel wat te eten voor ons. En daar zitten we dan als twee verzopen sloeberige pelgrims op de keukenvloer een exquis driegangenmenu te verorberen. We knappen er zo van op dat we besluiten alsnog via de weg naar Sommeval te lopen, zo'n vijf kilometer. Onderweg staan we ineens voor de chambre d'hôtes die maar geen gehoor gaf. Ze zijn inderdaad gesloten. De eigenaar is op vakantie, maar hun zoon is wel bereid ons naar Sommeval te brengen. We zijn heel dankbaar, want het water komt inmiddels met bakken uit de lucht. In Sommeval zijn ze al bezig de feesttent af te breken. Dat doet er niet toe, want we hebben ons buikje vol en de nasmaak van die verrukkelijke vis nog in de mond. En zo zitten we even later knus met de zeventigjarige Franse Michelle in het primitieve onderkomen en slapen vannacht op de kale banken. Zo'n vrouwenonderonsje is een unicum, want er zijn vooral mannen onderweg.
9 mei: Sommeval -Vosnon
37 dagen Vandaag ben ik 37 dagen onderweg en ik realiseer me dat ik vier jaar geleden na precies evenveel dagen in Santiago aan kwam. Hoe anders voelt het nu. Het verschil is de spanningsboog. Toen maakte ik een tocht van 37 dagen in Spanje en was het op dat moment genoeg. Ik had niet verder gekund. Nu staat de blik op oneindig; nog een maand of drie verder lopen is nog steeds niet te bevatten. Ik ben onderweg en leef van dag tot dag. Het is belangrijk om goed voor mezelf te zorgen en na zwaardere etappes en mentaal of emotioneel zwaardere dagen weer tot rust en bij mezelf te komen. Niet meer en niet minder. Ik houd niet eens bij hoeveel kilometer ik al afgelegd heb. Het excel-document op mijn telefoon telt de afstanden niet op en ik neem niet En eens de moeite om het op te tellen. Als ik dan hoor dat ik rond de 800 kilometer zit, dan klinkt dat wel imposant, maar aan de andere kant zegt het me helemaal niets. Als ik verder vergelijk met vier jaar geleden gaat het nu fysiek veel beter. Toen ben ik tijdens de tocht drie keer ziek geweest. Nu valt er even veel regen, is het kouder en ben ik kiplekker. Misschien wilde ik toen te veel in korte tijd. Nu kan ik alle tijd nemen die ik nodig heb om mijn stappen te zetten. Heerlijk! Ik ga vol vertrouwen verder.
Dag 37, 9 mei: Sommeval – Vosnon, 15 km Dag 38, 10 mei: Vosnon - Saint-Florentin, 22 km Dag 39, 11 mei: Saint-Florentin - Pontigny, 24 km
Drie dagen met drie vrouwen Sinds Ineke en ik in Sommeval Michelle ontmoet hebben zijn we samen op pad. Drie vrouwen is een bijzondere combinatie, want er zijn vooral mannen op de weg. We vormen een mooi trio, ik voel me zo erg op mijn gemak. We lopen in dezelfde tempo en het is fijn onderweg steun bij elkaar te vinden. Michelle stuurt ons Frans op een prettige manier bij. Ze praat rustig en duidelijk en was vroeger onderwijzeres. Langzaam begint het te wennen om Frans te verstaan en te spreken. Natuurlijk is de verleiding nog groot om met Ineke Nederlands te spreken, je drukt je dan zo veel gemakkelijker uit. Straks als Ineke met haar man verder gaat moet ik aan de bak en me overgeven aan de Fransen. Ik vind het wel een uitdaging om goed Frans te leren spreken.
We zijn alle drie blij dat we deze dagen niet alleen lopen, samen kunnen we de route al amper vinden. Michelle leert ons woensdag secuur GR te lopen. Zodra er een markering mist loopt ze terug of bekijkt het vanuit de andere richting. Heel leerzaam is dat. Maar ik blijf het lastig vinden om continu alert te zijn. Toch is dat nodig, ook als het zoals woensdagochtend regent en de tocht door blubberige bossen gaat. Gelukkig zien we op dit GRtraject met zijn drieën voldoende markeringen en verdwalen we niet. Verder slaat die middag onverwacht het weer om. Eindelijk kunnen de hoedjes, de zonnebrillen, de hemdjes en de factor 50 uit de rugzak en gaan we na deze zware dag - na De Spartaanse nacht op de banken waren we niet echt fit - heerlijk onderuit met een biertje in de zon. 't Is net een paradijsje waar we terecht zijn gekomen. We logeren in een cottage bij mevrouw de burgemeester, die zelf als ze over twee jaar stopt met werken de Camino wil lopen. Als we donderdag uitsluitend op de routebeschrijving in de volle zon door de velden lopen met een zwerfhond in ons kielzog wordt het lastiger. Ook hier weer dank aan Michelle, want haar Franse guide is voorzien van een minuscuul kaartje, wat erg handig is. Ook is haar beschrijving net wat completer. In de Nederlandse vertaling mist zowaar een hele passage. Ondanks onze alertheid en overwegingen op ieder kruispunt - de tekst is vaak multi-interpretabel - gaat het regelmatig fout en maken we weer wat extra kilometers. Gelukkig kunnen we ons vandaag op een grote weg oriënteren en komt het al met al goed. Maar op deze manier schiet het niet echt op; we doen die dag door al dat gemuts zeven uur over een afstand van 17 kilometer. Als we in St. Florentin aankomen wacht de man van Ineke ons op een terras op. Ineke slaapt die nacht in haar camper en wordt de volgende ochtend weer bij het terras afgezet. Michelle en ik nemen het plaatselijke hotel. Vandaag lopen we voor het laatst met elkaar. Vol goede moed nemen we de routebeschrijving weer ter hand. Het is leuk om de twee versies naast elkaar te leggen en te zien hoe krom de Nederlandse vertaling soms is. Als Hollander wordt je in de eerste paar minuten al op een dwaalspoor gebracht als je zoekt naar de Rue de Montante. Uit de Franse tekst wordt duidelijk dat je gewoon de weg moet nemen die afdaalt en dat er helemaal geen Rue de Montante bestaat. Met af en toe een twijfel en een GPS die dan uitkomst biedt komen we zonder omwegen in Pontigny aan, waar we afscheid nemen van Ineke. Zij loopt nog een paar kilometer verder.
Dag 40, 12 mei: Pontigny - Saint-Cyr-les-Colons, 26 km
Gîtes Vanmorgen om zeven uur loop ik naar de bakker annex epicerie om de hoek en doe inkopen voor ontbijt en lunch. De mevrouw kent me al van gistermiddag. Het lijkt net of Michelle en ik hier in de gemeentelijke gîte van St. Cyr-les-Colons wonen. Het is een prima gîte met alles erop en eraan. Veel lege stapelbedden en een fijne huiskamer met keuken. We hebben zelfs de wasmachine kunnen gebruiken. Na een uurtje hingen al onze kleren
te wapperen aan de lijn. Vervolgens wat boodschapjes doen en dan een eenvoudige maaltijd maken, want veel is er in dit dorp niet te koop.
Gisteren hadden we een vergelijkbare ervaring, maar dan in een jeugdverblijf bij de Franse missie in Pontigny, een klein dorpje met een ontzettend grote abdijkerk. Ook hier hadden we een eetkeuken voor ons zelf. ’s Avonds woonden we een heel intieme en progressieve mis bij in een huiskapel op de zolder. Als afwisseling vind ik het erg prettig om voor mijn eigen eten te zorgen en even niet bij iemand in huis te hoeven zijn. En het rijk alleen hebben in zo'n gîte is natuurlijk pure luxe. In de Spaanse herbergen zal ik daar vast nog wel eens met weemoed aan terugdenken. Ik ben benieuwd of het na Vézelay al veel drukker zal zijn op de Camino.
Dag 41, 13 mei: Saint-Cry-les-Colons - Arcy-sur-Cure, 26 km
Wilskracht Michelle is en heel kleine en frêle vrouw met een zachte uitstraling en tegelijkertijd is ze enorm energiek en krachtig. Al sinds ik haar ontmoet heb heeft ze last van haar voeten en met de dag wordt het erger. Waar het door komt weet ze niet, want ze maakte vaker zonder problemen lange tochten met volle bepakking. Ze probeert van alles uit, verschillend tempo, met en zonder podo-zooltjes, met stokken en zonder.
Eergisteren besloot Michelle haar rugzak te ontlasten en twee kilo naar huis te sturen. Gisteren heeft ze bij de apotheek ibuprofen gehaald. ’s Avonds kon ze geen stap meer verzetten. Ik maak me er zorgen over als ik haar zo zie. Maar ze is vastbesloten tot Vézelay door te lopen tot ze een pauze inlast om te herstellen. Ze is een aanhanger van het stoïcisme en gaat stug door terwijl iedere stap voor haar een marteling is. Lijden is immers belangrijk in het stoïcisme. Ik herken veel van mezelf in haar gedrag. Ontzettend graag je doel willen bereiken en dan op een gegeven moment overschakelen op wilskracht. Voor mij is het tijdens deze tocht de intentie om juist niet op wilskracht te lopen en goed te luisteren én te handelen naar de signalen van mijn lijf. Ik hoop dat als ik onderweg fysieke problemen krijg ik op dat moment aan Michelle terug zal denken.
Vandaag is Michelle's tempo beduidend lager. Het eerste stuk door de velden wacht ik op elk punt waarop we een beslissing moeten nemen op haar. Ik wil niet dat ze in deze toestand verdwaalt. Uiteindelijk vinden we samen toch de goede 'hoek bij een bos' om af te slaan niet en hebben we vandaag weer drie kilometer extra op de teller.
Vanaf Cravant kiezen we op de GR elk ons eigen tempo. Het speurwerk is verleden tijd en het noord-Franse landschap met de koolzaadvelden - ze zijn inmiddels op hun retour en hebben niet meer die prachtige kleur en geur als de weken ervoor - ook. Ik pauzeer lekker lang in een bos op een bed van maagdenpalm en zit aan de rivier nog even in de zon. Uiteindelijk loop ik Michelle vlak voor Arcy sur Cure achterop; zij liep zonder te pauzeren door en stak een gedeelte af over de weg. Zo komen we toch gelijk op ons overnachtingadres aan. Alsof dit geleid is, want Michelle had geen adres en we hadden geen telefoonnummers uitgewisseld. Het is inmiddels zo erg met haar voeten dat onze gastheer ons 's avonds met de auto naar het restaurant driehonderd meter verderop brengt.
Dag 42, 14 mei: Arcy-sur-Cure – Vézelay, 25 km
De basiliek van St Marie-Madeleine Het voelt als een magische dag vandaag: ik ga Vézelay bereiken. Voor het eerst ben ik weer een hele dag alleen op pad en geniet van de route door de Morvan. Een golvend groen landschap met weiden, bossen en af en toe rotsen. Afwisselend steile paadjes en veldwegen, gedeeltelijk hoog boven de rivier de Cure. Plotseling doemt in de verte de basiliek van Vézelay op, hoog gelegen op een heuvel, letterlijk een hoogtepunt van deze tocht. Eindelijk mag ik daar aankomen. Het is een hele klim in de brandende zon, maar dat maakt het alleen maar mooier. Het smalle pad komt rechtstreeks bij de basiliek uit, een veel passender route dan door de toeristische hoofdstraat. De sobere basiliek is gewijd aan Maria Magdalena en staat voor mij symbool als een plek voor vrouwen, vrouwelijke kracht, intuïtie en wijsheid. Des te mooier dat wij hier vandaag als drie vrouwen aankomen, elk op ons eigen tijdstip. Daarna gaan we elk onze eigen weg verder, Ineke naar huis, Michelle blijft voorlopig in Vézelay en gaat een arts raadplegen en ik trek morgen door richting de Pyreneeën. Natuurlijk tref ik Ineke en haar man en kunnen we het samen met een biertje afronden. Tijdens de avondmis tref ik Michelle, zij is net aangekomen. De mis is indrukwekkend. In het koor zitten links zes broeders en rechts een groep van twaalf zusters geknield in hun lange witte gewaden. Het feit dat de vrouwen zo in de meerderheid zijn geeft voor mij weer aan dat dit een echte vrouwenplek is. En het zijn bon allemaal jonge vrouwen. Hun heldere stemmen komen in de polyfone zang hoog boven die van de mannen uit. Tijdens de communie speelt een van de zusters Bach op de viool. De ijle klanken klinken prachtig in de hoge gewelven, wat een akoestiek.
Dag 43, 15 mei: Vézelay – Domecy-sur-Cure, 12,5 km Dag 44, 16 mei: Domecy-sur-Cure - Corbigny, 26,5 km Dag 45, 17 mei: Corbigny - Saint Révérien, 20 km
Een nieuwe fase De ochtend breng ik nog in Vézelay door. Om zeven uur zit ik al weer boven in de basiliek voor het lauden. Een streep morgenzon schijnt door de hoge ramen in het koor. De samenzang wordt afgewisseld door het gekwetter van vogels die in de basiliek rondvliegen. Tot slot van de bijeenkomst ontvang ik met twee andere pelgrims, staand in het koor tussen de broeders en de zusters, de pelgrimszege. Ik kan niet alles verstaan. Wat het meest bij mij binnenkomt en zoals ik het vrij vertaald mee wil nemen is 'Moge het goddelijke je tocht verrijken'. Verstild blijf ik na afloop nog even bij de basiliek achter om daarna af te dalen naar de herberg voor het ontbijt.
Tegen de middag zet ik mijn eerste schreden op de Via Lemovicencis, de historische pelgrimsroute die al in de twaalfde eeuw is beschreven in de Codex Calixtinus. Een oeroude weg waarop ontelbare pelgrims mij al zijn voorgegaan. In tranen loop ik de heuvel af en kijk nog regelmatig om naar deze prachtige plek. Het afscheid van de vrouwen raakt me. Ik ben intens blij dat ik hen op mijn weg heb mogen ontmoeten. Twee prachtige vrouwen waarmee ik contact op zielsniveau had. Toch is het goed om weer alleen mijn tocht te vervolgen. Het is alsof ik een nieuw fase in ga, alsof er een diepere laag aangeboord mag worden. Ik loop te genieten van de glooiende heuvels van de Morvan. Een groen coulissenlandschap, weiden met schapen, afgewisseld met bossen en rivieren. Kleine verstilde gehuchtjes en af en toe een kasteeltje. Ik verwonder me erover dat de route zo perfect is aangegeven. De heldere Franse routebeschrijving en kaarten zijn eigenlijk bijna overbodig. Heerlijk dat ik daar niet meer zo veel energie in hoef te steken. Zo blijft er tijd over om te mijmeren. Ik voel weer erg de dankbaarheid dat ik zo op pad kan zijn. Ik voel ook het verdriet van het ziek zijn, hoe de sarcoïdose een streep zette door de rekening. Natuurlijk, ik paste me aan aan de omstandigheden en zocht een weg om binnen de mogelijkheden mijn leven betekenis te geven. Nu past het maken van een pelgrimstocht ook binnen de mogelijkheden en heb ik het gevoel vol te kunnen leven. Tegelijkertijd ervaar ik de volgende dag ook weer mijn beperkingen. Rond lunchtijd kom ik langs een huis met een jakobsschelp als uithangbord. Ik veronderstel dat dit de Nederlandse gîte is, maar het blijkt het woonhuis van een Nederlands echtpaar. We raken geanimeerd aan de praat en ik blijf bij hen lunchen. Hartstikke leuk zoiets op mijn pad te treffen. Geen idee hoe lang ik daar geweest ben, ik had alle rust, zelfs op een dag waarop ik 27,5 kilometer te overbruggen heb. 's Avonds in de réfuge is het weer genoeglijk praten met de Vlaamse hospitalier en de Nederlandse pelgrim Jan 2. Uiteindelijk blijkt dat dus te veel. Als ik loop heb ik het idee dat ik de hele wereld aan kan en zie ik me na deze tocht weer aan het werk gaan. Zo druk in de sociale contacten ervaar ik dat werken dus helemaal nog niet aan de orde is. Laat ik maar rustig alleen verder lopen.
Dag 46, 18 mei: Saint Révérien – Prémery, 17 km
Saai en grijs Zulke dagen zijn er ook: grijs is de lucht en grijs is het asfalt. Negentig procent verharde weg vandaag en de route gaat ettelijke kilometers langs een drukke D-weg. Er is werkelijk niets aan, alleen een kwestie van de negentien kilometers lopen. Af en toe kom ik Jan 2, waarmee ik de afgelopen twee nachten in de pelgrimsherberg sliep, tegen en lopen we een stukje samen op. Ik noem hem Jan 2; de andere Jan uit de Noord-Oost polder loopt inmiddels enkele dagen voor me uit en ik lees regelmatig zijn bevindingen in gastenboeken. Het is de enige pelgrim die ik eerder ontmoette die ik nog traceren kan.
Wat de dag leuk maakt zijn twee dingen. Ten eerste een stukje over een oude Romeinse weg - overigens gewoon net zo'n veldweg als de meeste anderen - die naar een klein plaatsje leidt. In dat plaatsje is helemaal niets, maar ik tref er wel net de bakker met zijn auto. Dat levert me een zak verse gesuikerde soesjes en een gezellig kletsje met de bakker en een oudere dame in schort op. Als ik met de zak soesjes in de hand verder loop vergeet ik mijn stokken. De dame brengt me ze achterna. Verder maakt het idee dat terwijl ik naar Prémery wandel Piet in de auto ernaar toe rijdt deze dag speciaal. Hij komt over om morgen samen mijn verjaardag te vieren. Ik ben benieuwd hoe het is hem na ruim zes weken weer te zien. Ik heb voor twee nachten een chambres d' hôtes besproken. Het blijkt een klein appartementje te zijn. In de supermarkt haal ik wijn en hapjes en als ik net terug ben staat Piet voor de deur. Zo ontzettend heerlijk en tegelijkertijd ook verwarrend. Ergens klopt het niet Piet hier te zien. Regelmatig ben ik in tranen als ik naar hem kijk. Waarom ga ik in vredesnaam zo lang en zo ver weg als mijn lief in Harderwijk zit?
Dag 47, 19 mei: Rustdag Prémery, mijn verjaardag
Uitstapje Op 19 mei stap ik even uit het pelgrimsleven. Die dag ben ik feestvarken en toerist. 's Ochtends krijg ik op bed een cadeautje van Piet - een goed kompas - plus een stapel met kaarten en kleine cadeautjes van anderen. Ik voel me meteen helemaal jarig. Ook het op het postkantoor in Vézelay afgehaalde poststuk uit België maak ik open. Madame heeft ter ere van het feest bloemetjes voor me op de ontbijttafel neergezet. Keer op keer merkt ze
op dat Piet wel heel erg veel van me moet houden dat hij zomaar twee dagen in de auto rijdt om mijn verjaardag te komen vieren. Ik moet zeggen dat ik ook zielsblij ben met hem als enige gast op mijn feestje. We maken er een toeristisch dagje langs de Loire van. 's Ochtends bezoeken we La Charité sur Loire. Het is een bekende pelgrimsplaats op de route via Bourges. Dat zal best, maar wij gaan allereerst op zoek naar internet om nog meer verjaarswensen te lezen en eindelijk weer wat stukjes voor de site te kunnen versturen. We vinden een oeroude pc bij de VVV, die ze met enige moeite aan de praat krijgen. Vervolgens gaan we op zoek naar een zonnig terras voor koffie met taart. Deze combi is niet te vinden, dus wordt het eerst koffie op een van de zonnige terrassen en daarna een overheerlijk gebakje op een bankje aan de Loire. Als het weer betrekt en het begint te regenen stappen we de auto in en toeren we langs de wijngaarden en de Loire. Nu weten we tenminste waar wijnen als Pouilly-fumé en Sancerre vandaan komen. Eenmaal in het plaatsje Sancerre breekt de zon weer door en eten we uitgebreid op een terras aan een levendig dorpsplein. Ik vind het helemaal feestelijk zo en het is net of we samen op vakantie zijn. Ik ben vandaag echt helemaal vergeten dat ik pelgrim ben en vind het niet eens vreemd om in de auto te zitten. De avond brengen we lui op bed door met een fles bubbeltjeswijn van de Loire en wat hapjes. We hebben geen zin meer om naar het dorp te lopen voor een maaltijd. We gaan wel vroeg slapen, want morgen ben ik weer pelgrim en staat er gewoon weer een wandeletappe voor de boeg. Dat was dus mijn vijfenvijftigste verjaardag!
Dag 48, 20 mei: Prémery – Guérigny, 20 km
Verder op mijn pad Het valt me zwaar om afscheid te nemen van Piet; het is misschien nog wel lastiger dan toen ik thuis weg ging. Natuurlijk weet ik dat over een kwartier mijn tranen opgedroogd zullen zijn en dat ik weer met even veel plezier als daarvoor mijn weg zal vervolgen. Vroeg ik me vrijdag af waarom ik zo lang alleen op pad ga en mijn lief achterlaat, nu weet ik dat dat is om beter te worden. Als ik nu terug naar huis ga, zou ik in een leven terecht komen dat niet meer passend is, maar ook nog niet het leven aan kunnen dat ik graag zou willen. Ik wil niet terug naar mijn oude leven met de zorg voor het huishouden, af en toe wat vrijwilligerswerk op de momenten dat ik me goed voel, een wandeling op zijn tijd en alle ruimte voor andere hobby's. Ik wil weer uitdagingen aangaan en verantwoordelijkheid op me nemen. Daar is het nu nog te vroeg voor. Onderweg komt de spreuk die op mijn flyer staat weer bij me op. Ik kreeg die twee jaar geleden van een vriendin en had die in het mapje Camino opgeslagen. Bij het voorbereiden van deze tocht vond ik de tekst weer.
'Voor mij is er alleen het reizen langs wegen met het hart. Langs elke weg die maar een hart heeft. En de enige uitdaging die de moeite loont, is hem over zijn hele lengte te bereizen. En daar reis ik, kijkend, ademloos kijkend...' Ik ben pas op een derde, en ik heb nog tweederde van de weg te gaan. Ja, ik voel dat ik het nodig heb om de hele weg te gaan. Daarna wil ik thuis vanuit mijn hart mijn leven opnieuw vormgeven. Dus loop ik op deze grijze dag met af en toe een bui over het asfalt - dit keer smalle weggetjes door een ongerept gebied - naar Guérigny, een vreselijk saai dorp met een duf hotel. Met genoegen denk ik terug aan die zonnige dag van gisteren. Wat hebben wij het getroffen met ons knusse appartementje in het sfeervolle plaatsje Prémery.
Dag 49, 21 mei: Guérigny – Nevers, 15 km
Een druilerige dag in Nevers Het wil niet vandaag. Mijn maag voelt niet lekker, mijn benen lijken wel van elastiek en ik kom maar langzaam vooruit. Na een uur begint het ook nog te regenen. De laatste dagen heb ik wel af en toe een bui gehad, maar de ellende van continue regen was al weer helemaal uit mijn systeem. Als een verzopen kat kom ik Nevers binnen en duik het eerste café in. Daar kan ik droog mijn paperassen ordenen en de weg naar mijn onderdak uitzoeken. Eenmaal uitgeput aangekomen bij het centrum Diocesane -net zoiets als in Reims, een pand met een voor mij onduidelijke functie en een religieus tintje - blijkt de balie nog anderhalf uur gesloten. Gelukkig is er iemand die me mijn kamer kan wijzen. Anderhalf uur wachten in mijn natte kleren had ik niet meer zien zitten. Tot overmaat van ramp is de douche lauw. Opgefrist en wel neem ik de lunch bestaand uit droog brood en water. Ik word ervoor gestraft dat ik gisteren de kaas per ongeluk in het verkeerde zakje - de afvalzak dus heb gestopt en de winkels gisteren en vandaag dicht zijn. Nevers moet een gezellige stad zijn, maar in de regen en als alle winkels dicht zijn komt dat niet zo over. Toch vermaak ik me er prima. Eerst zit ik uitgebreid te lezen mailen in een centrum voor jeugdzorg.
Vervolgens breng ik een bezoek aan de kathedraal, het bisschoppelijk paleis en het centrum Bernadette. Die Bernadette is nog wel het meest intrigerend. De Bernadette van Lourdes heeft hier dertien jaar als non en verpleegster gewoond en gewerkt. Sinds haar overlijden ligt ze opgebaard in de kapel, nu al meer dan honderd jaar. Haar lichaam is vreemd genoeg nog steeds intact. Ze hebben haar hoofd en handen voorzien van een dunne waslaag. Het doet dus wat aan Madame Tusseauds denken, maar dan
anders. Ik snap niet waarom ze haar destijds niet gewoon begraven hebben. Er is en museum bij en een nagemaakte Lourdesgrot, waar je kaarsjes kunt branden. Ik steek er een op voor mijn vriendin Bernadette. Door de regen loop ik weer snel naar mijn logeeradres en ga snel duimen voor beter weer.
Dag 50, 22 mei: Nevers - St-Parize-le-Chatel, 22 km
Noodweer en andere ongemakken De wereld is klein als het regent. Vanuit mijn capuchon is het zichtveld beperkt. Het tikken van de regen op mijn dak klinkt knus. Ik voel me beschermd in mijn regenpak en ben benieuwd of ik het droog houd als het de hele dag blijft regenen. Gisteren had ik toch een paar natte dingen in mijn rugzak. Jammer genoeg was er een stempel uitgelopen in mijn pelgrimspas. De dag begint niet best als ik na een kwartier ontdek dat ik de routebeschrijving niet bij me heb. Een kilometer teruglopen de heuvel op om te ontdekken dat ie niet op mijn kamer is achtergebleven, maar diep weggestopt in mijn rugzak zit. Vol goede moed start ik opnieuw, neem vanaf de brug over de Loire nog een foto van het druilerige Nevers en drink bij het laatste café in de bebouwde kom een kop koffie. Ook het uitzicht onderweg is heel beperkt. Door de nevel valt er weinig te zien van de vallei van de Loire. Al zingend stap ik vrolijk door. Ik laat me niet klein krijgen door een regendag. Het is al fijn dat ik weer lekker in mijn vel zit. Het lukt niet een beschutte lunchplek te vinden. Het bushokje kwam dit keer veel te vroeg, maar was wel ideaal om het velletje van de routebeschrijving om te draaien. Ik eet mijn droge brood met abrikozen en chocola zittend op een steen op, gewoon in de regen. Je moet je eisen gewoon bijstellen op zo'n dag. Na de lunch wordt het ineens flink donker en gaat de regen over in hagel. Er dreigt ook onweer. Precies op het moment dat het noodweer losbarst sta ik voor een café! Wat wordt er toch goed voor me gezorgd onderweg. De warme chocomel is nog niet ingeschonken als de televisie uitvalt. Genietend kijk ik naar de zware regenval buiten en de bubbels op het wegdek. Hier was geen regenpak tegen bestand geweest. En wat gebeurt er aan het eind van een regendag als je moe bent? Dan loop je verkeerd. Een pijl stond wat onduidelijk en de routebeschrijving was wat vaag. Gelukkig had ik snel door dat ik fout zat. En wat gebeurt er als je bij de kerk bent en je het logeeradres belt zodat ze je kunnen afhalen? Precies, dan krijg je een antwoordapparaat. Het doet me wel heel erg denken aan die dag in Monmort-Lucy. Verschil is wel dat ik er nu alleen voor sta en er na een half uur nog steeds niemand komt opdagen. Ik besluit naar het café te gaan en alternatieven te zoeken. Het café is opgeheven, het plaatselijk hotel ook sinds twee weken en het andere gastadres heeft geen plaats. Ik word doorverwezen naar de Mairie. Net als ik op de stoep van de Marie sta belt
madame de Riberolles met de mededeling dat ze me met een minuut of tien oppikt. Dat wordt dik een half uur later, maar ik weet nu tenminste dat het goed komt. Achteraf bleek dat ze op een begrafenis waren toen ik hen belde. Al met al ben ik twee uur na aankomst in dit dorp op de plaats van bestemming. En wat voor een bestemming! Ik kan ik me voor één nachtje kasteelvrouw van Château de Tâches noemen. Ik krijg een schitterende kamer met gobelins in Indiase stijl. Na een warm bad en zittend voor het houtvuur in de woonkeuken met wel honderd roodkoperen pannen aan de muur ben ik de ongemakken van de dag snel vergeten.
Dag 51, 23 mei: St-Parize-le-Chatel - Le Veurde, 20 km
Wandelschoenen en natte voeten Kasteelheer Hubert de Riberolles beschouwt het tot zijn taak de schoenen van de pelgrims te verzorgen. Als ik uit bad kom staan mijn schoenen al opgevuld met oude kranten voor de haard. De volgende morgen wil hij ze invetten. Ik aarzel, want ik heb nubbuck schoenen die een speciaal onderhoudsmiddel nodig hebben. Aan de andere kant, nadat ik thuis mijn schoenen had behandeld bleken ze bij de eerste de beste regenbui niet waterdicht. En op mijn verjaardag was ik vergeten mijn schoenen opnieuw te behandelen met het spul dat Piet bij zich had. Ik laat hem dus zijn gang gaan met het paardenvet. Wie weet scheelt het. Meneer ontdekt een eerste scheurtje in het leer van de schoen en als ik wat beter kijk zie ik dat ook de lijm bij de rand van de zool iets begint los te laten. Ga ik hier Santiago op halen? Als ik naar het aantal kilometers kijk dat ik al op deze schoenen heb gelopen, dan klopt dat wel. Bij mijn vorige paar begon toen ook slijtage op te treden. Normaal gesproken trekt meneer na de schoenenceremonie zijn eigen wandelschoenen aan en brengt de pelgrim via het bos weer op de route. Vanwege de regenval van gisteren ziet hij daar dit keer vanaf en hij zet me gewoon weer bij de kerk af. Ik krijg van hem een persoonlijke rondleiding door de prachtige romaanse crypte. Hij weet veel te vertellen over de geschiedenis van de kerk. Zijn familie heeft nog een van de glas-in-lood-ramen geschonken en op de plaquette ter nagedachtenis aan de eerste wereldoorlog staat zijn grootvader vermeld.
Na de rondleiding ga ik op mijn pasgepoetste schoenen op weg. De dauwdruppels blijven op mijn schoenen staan, dat is een goed teken. Als ik via een klein tunneltje - het ezelstunneltje heet het - het spoor onderdoor moet blijkt er dertig centimeter water te staan. Dat gaan mijn ingevette schoenen niet redden. Op blote voeten waad ik door het tunneltje. Eenmaal weer in mijn schoenen heb ik tintelende voeten. Op het pad aan de overkant met hoog gras sop ik alsnog binnen de kortste keren in mijn schoenen. De poetsbeurt heeft niet echt effect gehad. Vandaag weer precies hetzelfde met het hoge gras. Ik klaag niet hoor, want ik ben allang blij dat ik niet over asfalt hoef te lopen. Ook dit keer weer een hindernis, maar vele malen lastiger dan die van gisteren. De doorgaande onverharde weg loopt hier dwars door een riviertje. De moed zakt me in de schoenen. Ik heb geen idee hoe diep het hier is, maar de stroom is in ieder geval behoorlijk sterk. Dit durf ik niet aan, je zult maar omkieperen met al je spullen. Ik zoek naar voetsporen van anderen en zie ineens een heel klein paadje tussen de brandnetels omhoog gaan. En dat paadje leidt naar een heel klein bruggetje! Wat een opluchting, geen natte voeten dit keer.
Een klein dorp in de Auvergne Aan het eind van de dag streek ik de rivier de Allier over en kom in de Auvergne aan. Net als bij de Morvan zal ik ook hier de noordwesthoek doorkruisen. Vlak over de brug ligt Le Veurdre, het de dorp waar ik zal overnachten. Het is een dorp van niks, maar ik voel me er meteen thuis. Net als in veel franse dorpen hebben de veel winkels en barretjes het niet kunnen redden. Ze zijn dichtgetimmerd of staan te koop.
Het lijkt of de tijd hier heeft stilgestaan. Uitzondering is het hotel waar ik slaap. Dat is modern en kan het daarom waarschijnlijk redden. Er komt een hele bus met Belgische Lourdesgangers en daarmee zit het hotel vol.
Ik besluit de plaatselijke middenstand wat te spekken en hier naar de kapper te gaan. Een heerlijke ambiance en een kapster met zelf niet het meest modieuze kapsel. Wat gaat dit worden? Court mais pas trop court. Gelukkig krijg ik uitgelegd dat ze het goed moet uitdunnen. Aan de zijkant heeft ze dat een beetje fanatiek gedaan, maar verder ben ik erg content met mijn coupe pèlerine.
De rest van de dag zit ik op het terras van het hotel in de zon. Eerst een biertje en daarna zowaar het diner buiten. Aan de overkant gluren mensen uit de ramen. Zo bijzonder is dit toch niet? Dat Jan en ik vorige week bekijks hadden in de herberg van St Révérien snap ik, maar toen zaten we ook met de keukenstoelen op de stoep van de Mairie. Maar hier? Leuk dat de kapster langs loopt en nog even naar me zwaait. Dat geeft me een gevoel van thuis zijn in dit Franse dorp.
Dag 52, 24 mei: Le Veurde – Valigny, 22,5 km Dag 53, 25 mei: Valigny - Ainay-le-Château, 11 km
Rustig aan Mijn dagafstanden worden vooral bepaald door de overnachtingadressen. Het liefste loop ik tussen de 20 en 25 kilometer. De laatste dagen zijn het vooral bescheiden etappes. In combinatie met het mooie weer geeft me dat veel rust. Er is royaal tijd om in het gras te liggen en op terrasjes te zitten. Gisteren zat ik niet lekker in mijn vel en was ik bij de middagpauze al helemaal op. Omdat er een dezer dagen toch een keer een mini-etappe tussen zou zitten heb ik overwogen om in dat plaatsje te blijven. Helaas waren er in het hotel alleen nog maar hele dure kamers vrij en besloot ik op mijn gemak door te lopen en onderweg een flinke siësta in te lassen. Opgeknapt en aardig fit kwam ik in Valigny aan. Het plaatselijke hotel annex bar en enige horecagelegenheid was weliswaar een stuk goedkoper, maar ik heb er met lange tanden zitten eten. Vette paté, vette karbonade, over gare en te zoute haricots verts en een Saroma-toetje pistache toe. Met weemoed dacht ik terug aan de chocoladetaart met pistache saus van de avond ervoor. Na de maaltijd eet ik chocola om de vieze nasmaak weg te krijgen. Had ik toch beter dat dure hotel tussen de middag kunnen nemen? Nu zit ik vandaag dus met een afstand van 11 kilometer en een herberg die pas om vier uur open gaat. Ik heb er werkelijk van genoten. Laat op pad, lekker op mijn gemak lopen, wat erg prettig is met de hitte, en er is alle ruimte voor wat praatjes onderweg. Vlak voor het eind vind ik een schaduwplek aan een meertje en lees daar bijna en heel boek uit. Ik heb even het gevoel dat ik spijbel. Natuurlijk mag een pelgrim ook wel eens lekker lui genieten van een zomerse dag.
Dag 54, 26-mei: Ainay-le-Château – Bouzais, 24,5 km
Een ideale dag in het leven van een pelgrim Om kwart over zeven staat in de gloednieuwe pelgrimsherberg in Ainay-le-Château een ontbijt met vers knapperig stokbrood en eigengemaakte jam klaar. Het Bretonse echtpaar zorgt goed voor me. Om acht uur zwaaien Michèle en Yann me uit. Het belooft een warme dag te worden, maar de temperatuur is nu nog aangenaam. Een route over veldwegen komt precies op koffietijd in een plaatsje mét café uit. Na de koffie voert het pad langs een kanaal met om de paar honderd meter een sluisje. Ik geniet van de libellen, vlinders, krekels en de schaduwplekken. Natuurlijk is er aan het water een prachtige plek om te lunchen en te luieren. Er komt een ouder Duits pelgrimsechtpaar langs, dat vanavond ook in de herberg in Bouzais slaapt. Dat is gezellig, want alleen in zo'n herberg is toch minder leuk. Onderweg reserveer ik mijn bed voor morgen. Ik tref een uiterst vriendelijke hotelier, die bereid is op zijn sluitingsdag mij een bed te geven plus een maaltijd op de kamer. Wat zit het allemaal weer mee vandaag. Na de lunch is het nog maar een half uurtje naar Saint-Amand-Montrond, een leuk stadje om het heetst van de dag door te brengen. Op aanwijzing van de hospitaliers vind ik het plaatselijke cybercafé. Ik installeer me in de schaduw op het terras en lees en verstuur op mijn gemak berichten. Wat is dat toch elke keer weer een leuk moment om mijn mailbox te openen. Als ik mijn laatste bericht aan het versturen ben verschijnt Jan-2 ineens. We drinken samen wat en praten bij over de afgelopen week. Jan zit hier een paar dagen in afwachting van een paar nieuwe hakken voor zijn wandelschoenen die vanuit Nederland opgestuurd worden. Mijn schoenen kunnen niet verzoold worden, dus als het nodig is koop ik nieuwe met alle risico's van inlopen en taalproblemen in de winkel. Na het terras is het tijd voor shoppen. Ik zoek al een tijdje naar een dunne sjaal. Nu het weer omgeslagen is heb ik zoiets hard nodig als zonwering. Laat ik nu precies vinden wat ik zoek. Een superlichte en dunne sjaal in een leuke print die goed kleurt bij mijn rode en zwarte shirtjes, met exact de goede afmetingen én voor een klein prijsje. Als ik de uiteinden aan elkaar knoop kunnen mijn handen erdoor en heb ik luchtige mouwen die mijn schouders en armen tegen de zon beschermen. Ik kan het meteen in gebruik nemen, want de zon brandt om vijf uur nog behoorlijk en het is nog ruim een uur lopen naar de herberg. Ik kom er helemaal fit in Bouzais aan. Dat is bij de Duitsers, die vlak na mij aankomen niet het geval. Het is een hele knusse herberg met vier bedden en een kleine keuken. Er is ook hier weer een vriendelijk duo dat ons in de watten legt, dit keer een echtpaar uit de Vogezen. Pierrette staat nog eventjes snel een quiche Lorraine te bakken. Water en wijn staan klaar op tafel. Ik ben me er vandaag bewust van hoe heerlijk ik in het wandelritme zit en hoe weinig energie het lopen me kost. De warmte ervaar ik op dit moment als weldadig. Als ik in gedachten een paar weken terug kijk zie ik hoe ik in die tijd opgeknapt ben. Wat ben ik toch bevoorrecht dat ik deze pelgrimstocht mag maken.
Dag 55, 27-mei: Bouzais - Le Chatelet, 23 km
Pinksteren Pinksteren gaat geheel aan mij voorbij hier op het Franse platteland. Het enige wat ik merk is dat alles dicht is en veel mensen aan het picknicken of wandelen zijn. Ik krijg een staande ovatie van een groep wandelaars als ze horen dat ik echt helemaal uit Nederland ben komen lopen. 'Wij zijn maar amateurs,' zeggen ze 'en jij de professional'. Ik denk aan de Norbertijner abdijen. Hoe zouden de paters met Pinksteren de Paastijd die voor hun zo belangrijk is afsluiten? Vast met mooi ceremonieel. Ik denk ook terug aan hoe ik vier jaar geleden met Pinksteren Burgos inliep en er in iedere kerk waar ik langs kwam een mis aan de gang was. Met mijn rugzak op maakte ik het staartje van de mis in de kathedraal mee. Hier zijn alle kerken onderweg dicht, behalve in Le Châtelet, waar ik al om twee uur aankom. Er is hier alleen geen mis. Ik heb er vandaag flink de pas in gezet en de 23 kilometer bijna zonder pauzeren gelopen. Omdat het in de ochtend na de onweersbui van gisteravond nog lekker fris was, omdat er geen café open was, maar vooral om voor half drie in het hotel te zijn. In dat geval kon ik namelijk voor sluitingstijd nog een warme maaltijd krijgen. En nu zit ik de hele middag en avond in een uitgestorven dorp met een boek op een bankje voor de kerk en ik maak me zorgen over het feit dat ik hier geen geld kan krijgen. Gisteren heb ik dat na aankoop van mijn sjaaltje helemaal vergeten. Ik hoop dat ik kan pinnen in het hotel, anders moet ik morgen wachten tot om 9 uur de supermarkt open gaat. Dat is niet fijn als er een afstand van 31 kilometer te lopen is en het warm wordt. Om een uur of zes komt meneer pastoor aan om voorbereidingen te treffen voor de mis. Ik voel me niet geroepen erheen te gaan. Nee even geen pinksteren dit jaar.
Dag 56, 28-mei: Le Chatelet - La Chatre, 32 km
Weer een lange dag Ik heb geen zin meer in getreuzel en peins er niet over om de afstand van 32 kilometer tussen Le Châtelet en La Châtre op te splitsen in 12,5 en 19,5 kilometer. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe ik dat doe met dit warme weer. Nou prima dus. Om acht uur ga ik op pad met nog een beetje contant geld - in het hotel kon ik pinnen - en zonder eten. Hoewel er iemand op staat loopt met een stokbrood zijn toch beide bakkers dicht. Ik zie het wel hoe ik de dag doorkom. Zonder eten trek ik het in ieder geval niet een hele dag. Het lijkt me trouwens wel een hele stap om bij mensen
onderweg om eten te moeten vragen. Dat zou voor mij als bedelen voelen, terwijl ik water vragen heel gewoon vind. Natuurlijk komt het allemaal weer op z'n pootjes terecht en vind ik na 12,6 kilometer én een café én een epicerie én een geldautomaat. De koffie drink ik samen met een Nederlandse pelgrim die op de fiets is. Het valt me op dat hij steeds op zijn horloge kijkt. Ik heb voor mijn gevoel alle tijd. Maar tijdens die eerste lange dag van Haaren naar Vessem lette ik er ook op dat ik 's ochtends niet te lang bleef zitten, bang dat ik het anders niet zou halen. Nu weet ik niet eens hoe lang ik in dat dorp geweest ben. Ik heb er gewoon gedaan wat ik wilde doen. Met de hitte valt het reuze mee vandaag. Er staat een lekker windje en het is regelmatig bewolkt. Het loopt prettig over de landweggetjes. Het lijkt of ze een gedeelte speciaal voor mij opnieuw hebben geasfalteerd. Grappig hoe halverwege de dag het landschap ineens verandert. De inmiddels vertrouwde groene heuvels met weiden, hagen, bomen en beige koeien maken plaats voor akkers. Het wordt ook veel vlakker. Het is merkbaar dat het seizoen vordert. De tarwe begint gelig te kleuren, het gras is gemaaid en de koolzaadvelden staan er grauw bij; de peulen beginnen al te verdrogen. Het lijkt of ik onvermoeibaar ben. Kennelijk ben ik toch vermoeider dan ik dacht en lees ik vlak voor het eind de routebeschrijving niet nauwkeurig genoeg Daardoor loop ik een kilometer om en kom in een industriegebied terecht. Op het eerste terras vlak voor de stad neem ik een Pastis. Daarna nog even doorlopen naar mijn slaapplek in de stad. Dit wordt een grote verassing. La Châtre blijkt en piepklein hooggelegen vestingstadje. Eigenlijk meer een vestingdorpje. Na 9,5 uur ben ik op mijn gastadres. Het is een oud huis dat beneden de het stadje ligt met een gigantische tuin aan de rivier de Indre. Alsof ik in een paradijsje terecht kom. Na zo'n lange dag is het er heerlijk in de avondzon zitten. Mevrouw dekt de tafel in de tuin voor mij en de Duitse Bertram en Renate. Ze hebben zo'n droge humor, kunnen allebei heerlijk vertellen en gaan erg leuk met elkaar om. ’s Ochtends tilt hij haar uit het stapelbed. Het is genoeglijk hen regelmatig te ontmoeten. De oogst van een lange warme dag is zere hielen en een schrale plek van de zijkant van mijn voet. Voor het eerst komen er pleisters uit mijn rugzak.
Dag 57, 29-mei: La Chatre - Neuvy-Saint-Sépulchre, 19 km
Chasse Privée Het zal je toch maar gebeuren dat je als pelgrim per ongeluk neer wordt geschoten. Het was in ieder geval een prachtige laatste dag van mijn leven geweest. Eerst en bezoek dan het schilderachtige stadje La Châtre en een internet gelegenheid - weer zo'n jongerencentrum -. Daarna een schitterende route over grasweggetjes, door de velden en langs beekjes, feestelijk zonnig en warm. Toch kom ik liever gezond en heelhuids in Santiago aan om daarna veilig weer thuis te komen.
Ik schrik me rot als ik ineens een knal hoor. Het is overduidelijk een geweerschot en ook heel dichtbij. Waar zou de privé jacht plaatsvinden? De richting kan ik niet lokaliseren. Echt op mijn gemak voel ik me niet. Wat kun je doen op zo'n moment? De kans dat je geraakt wordt is niet groot. Gewoon doorlopen dus. Hopelijk beschermt de houtwal me en anders de heilige Jacobus wel. In totaal hoor ik vier schoten en de afstand wordt geleidelijk verder. Ik voel me weer veilig en loop op mijn gemak door naar Neuvy-Saint-Sépulchre. Ik vier mijn aankomst met een Pastis op een terras in de schaduw.
Dag 58, 30 mei: Neuvy-Saint-Sépulchre - Gargilesse, 24 km
Het vervolg Nog een paar dagen en dan ben ik op de helft van mijn pelgrimstocht. Het zegt me niet veel, maar de cijfers geven aan dat het zo is. Het wordt tijd om een beslissing te nemen over het vervolg van mijn tocht in Spanje. Het betreffende gidsje moet binnenkort per post opgestuurd worden naar de Pyreneeën. Ik kan de Camino Frances lopen, de bekende en veel gelopen route. De route langs aloude leylijnen en krachtplaatsen, de route onder de sterren. Maar ook de snelweg der Camino's, waar altijd pelgrims in zicht zijn en het vaak racen is om een bed te bemachtigen. Ik liep deze route in 2008. In het kader van 'de hele weg lopen' is dit de voor de hand liggende route. De route was toen niet af. Het lijkt me mooi om na vier jaar in mijn eigen voetsporen te treden en te zien hoe ik veranderd ben in die tijd en te zien wat ik nu tegen kom op datzelfde pad. Met dit idee ben ik op weg gegaan. Het alternatief, de Camino del Norte langs de kust speelde wel door mijn hoofd, maar was toen nog geen haalbare optie omdat deze route fysiek zwaarder is, er minder herbergen onderweg zijn en de dagetappes daardoor langer. De Route start in Irun, op de grens tussen Frankrijk en Spanje. In 2009 heb ik samen met Piet de eerste week tot Bilbao gelopen. Deze route heb ik thuis niet verder voorbereid. Nu blijkt dat het fysiek lekker gaat heb ik dus wel een keuze. De afgelopen weken wordt ik steeds heen en weer geslingerd daarin. Het onbekende, de zee en de wind beginnen me steeds meer te trekken. Via de mail heb ik geïnformeerd of het mogelijk is in Saint Jean Pied de Port routes en kaarten te kopen om de doorsteek naar Irun te kunnen maken. Het kan! Vandaag heb ik dus de knoop doorgehakt: ik ga via de Spaanse noordkust. Ook daarin zijn weer twee varianten om van de kust naar Santiago te komen. Daarbij kies ik voor de Camino Primitivo die via Oviedo en Lugo gaat, volgens kenners een van de mooiste en meest ongerepte pelgrimswegen.
Het gidsje is in aantocht en ik kan me weer bij de dag van vandaag houden. Het wordt hier steeds mooier en schilderachtiger, zowel het landschap als de plaatsen waar ik langs kom. Ik heb nog een maand leven als een God in Frankrijk voor de boeg.
Dag 59, 31 mei: Gargilesse - Crozant , 19 km
Meer pelgrims In Gargilesse, waar ik overnachtte komen de route via Nevers en de route via Bourges bij elkaar. Ik was benieuwd of het nu drukker op de weg zal worden. Tot mijn verbazing zijn we met elf mensen in de gîte en die komen allemaal uit de richting Nevers. Dit is toeval, want een boer waarmee ik onderweg een praatje maakte had al dagen geen pelgrims meer gezien. Natuurlijk zijn Bertram en Renate er weer. Verder drie Franse dames op leeftijd en twee Franse pelgrimsvrienden, ook de jongsten niet meer. Ze zijn die dag fris gestart en zaten allemaal de avond ervoor in Neuvy op het terras te eten. Omdat ze er met de auto aan kwamen rijden had ik niet door dat het pelgrims waren. Tot slot nog een Duitse en twee Nederlandse vrouwen van mijn leeftijd. De Nederlanders sprak ik tien dagen eerder kort in een hotel vlak voor Nevers. Ze liepen lange afstanden en ik dacht dat ze ver voor me zaten. Helaas kregen beide fysieke problemen en ze vonden het behoorlijk confronterend, maar wel leuk, om me weer te zien. Een gesprek met een van hen gaf me nieuwe inzichten. Ook kreeg ik van haar goede oefeningen voor een blessure aan mijn bilspier die ik al maanden heb en af en toe opspeelt. Het ziet ernaar uit dat we met z'n negenen tot Limoges gelijk op zullen lopen. De dagetappes liggen op dit gedeelte van de route voor de hand. Alleen de Nederlandse vrouwen hebben nog maar één dag te gaan. Ik ben de enige in het gezelschap die in een keer van huis naar Santiago loopt, de Duitse Elli doet het in gedeelten en de rest loopt een paar weken. Het is ineens heel anders met zo'n grote groep. Ik vind het wel gezellig en ik ben er nu ook aan toe om onder de mensen te zijn. Omdat het hotel in Gargilesse gesloten is - 'Alleen van heiligheid kunnen wij niet leven' staat er op de deur - ga ik met mijn leeftijdsgenoten op een camping anderhalve kilometer verderop uit eten. De Franse mannen behoed ik onderweg voor allerlei onheil. Steeds als ze verdwaald zijn kom ik ze tegen en wijs ze de weg. Bij de bakker zie ik en paar achtergebleven wandelstokken en een minuut later zie ik ze op een terras zitten met maar één paar stoken. We krijgen er een leuke band door en maken veel grappen over en weer. Na een dag lopen is het altijd heerlijk Bertram en Renate weer te zien en dat is wederzijds.
Vandaag in Crozant, een plaatsje dat hoog boven een stuwmeer ligt, slapen alleen Elli en ik in de herberg, waar het een armoedige bedoeling is in een oud schooltje. In het dorp is op donderdag alles gesloten. Ik moet me ertoe zetten om weer helemaal naar het stuwmeer af te dalen om in het hotel te eten. Elli had onderweg al gegeten en hoefde dus niet meer. De steile afdaling en klim na de maaltijd waren het dubbel en dwars waard. Het was de mooiste avond tot nu toe. Ik heb op het terras aan het meer genoeglijk en heerlijk in de avondzon gedineerd met de Duitsers. Wat een luxe. Vlak voor zonsondergang ben ik teruggeklommen naar mijn eenvoudige onderkomen.
Dag 60, 1 juni: Crozant - La Souterraine, 24,5 km
Historische weg Het wordt naarmate ik zuidelijker kom steeds duidelijker dat ik een historische weg bewandel. Bijna in elke plaats waar ik kom is wel iets te zien. Uiteraard gaat de pelgrimsweg langs alle kerken. In deze streek zijn dat vooral romaanse kerken, vaak met een crypte. Jammer genoeg zijn de meeste kerken dicht. Vandaag had ik het geluk dat een vrouw de kerk aan het schoonmaken was voor een begrafenis. Een hand, een hartelijk welkom, een praatje en de gelegenheid om de prachtige fresco's te zien. Eergisteren kreeg ik in Gargilesse trouwens bijna buikpijn toen ik zag hoe in de crypte van de kerk de twaalfde eeuwse fresco's zwart en groen uitgeslagen waren van het vocht. Zo ontzettend zonde dat er geen geld is voor het onderhoud. Het gebied vlak na VĂŠzelay was nog echt een landbouwgebied. Overduidelijk waren er daar vroeger rijke boeren. Veel solitaire boerderijen zijn in die streek uitgevoerd als kleine kasteeltjes. Nu ik wat zuidelijker ben zit de rijkdom vooral in de plaatsen. Vestingstadjes, kastelen, maisons. In Crozant waren er maarliefst drie grote kasteelruĂŻnes. Ik merk dat ik niet de energie heb om alles uitgebreid te bekijken. Een keer lag er er een uitgebreide Nederlandse beschrijving in een kerk. Ik ben er vol goede moed aan begonnen, maar het is nog teveel gevraagd na een dag wandelen.
Dag 61, 2 juni: La Souterraine - Benevent-L'Abbaye, 24,5 km
Zomers ritme Het is nu al ruim een week zomers warm met temperaturen die in de middag behoorlijk oplopen. Voor mij is het nog steeds goed te doen, maar anderen lopen behoorlijk te klagen en te puffen. Zo langzamerhand kom ik in een lekker zomers ritme. Een tropenrooster met om zes uur opstaan en rond twee uur afkomen is nog niet aan de orde. Ik vertrek 's morgens na het ontbijt, meestal zo tegen acht uur. In de ochtend is het nog koel en kan ik flink opschieten. Niet dat ik loop te jagen; is er koffie onderweg dan ga ik daar rustig voor zitten, kom ik een kerk tegen die open is dan loop ik even binnen. De lunch stel ik zo lang mogelijk uit, zodat ik na die tijd niet langer dan twee uur hoef te lopen. Zo rond een uur of een ga ik op zoek naar een goede schaduwplek om daar een tot twee uur te blijven. Eerst eten en daarna luieren en schrijven. Het bevalt me prima om onderweg te schrijven, want met al die pelgrims op de weg kom ik daar 's avonds nauwelijks meer aan toe. Gisteren merkte ik dat ik na de lunch weer helemaal fit was en onvermoeibaar om half vijf La Souterraine binnen wandelde. Meestal plof ik bij aankomst op een terrasje neer voor een pastis of een biertje om dan pas mijn logeerplek op te zoeken. Na een douche is er tijd genoeg om het plaatsje te bekijken en inkopen te doen voor de volgende dag. Warm eten doen de Fransen pas om een uur of half acht. Met een beetje mazzel is dat op een terras of in de tuin. Na het eten gaat de gemiddelde pelgrim plat. Vandaag is het warmer dan anders. Om half tien loop ik al met mijn zonnemouwen aan. De schaduwplek zoek ik vandaag wat eerder op dan anders. Tot de lunch is het daarna even zwoegen, maar dat wordt beloond. Drie kilometer voor het eind is er namelijk een etang. Wat nu precies het verschil is tussen een etang en een lac weet ik niet. Belangrijkste is dat ik er heerlijk heb kunnen zwemmen. Wat een gevoel van vrijheid geeft me dat, zo helemaal in mijn eentje in een groot meer ergens in Frankrijk. Ik realiseer me dat ik sinds de psychose niet meer heb gezwommen. Ik had er absoluut de energie niet voor en de geluiden in een zwembad had ik niet kunnen velen. In de ziekteperiode daarvoor heb ik juist veel gezwommen. Naast wandelen was dat voor mij dĂŠ manier om mijn conditie op te bouwen. De wekelijkse kilometer zwemmen ga ik thuis weer in ere herstellen.
Dag 62, 3 juni: Bénévent-L'Abbaye - Chatelus-Le-Marcheix, 18,5 km
Contrast Gisteravond zaten we in Bénévant-l' Abbaye met zeven pelgrims in een privé gîte met lekkere maaltijden. Helaas waren er geen negen bedden en sliepen Bertram en Renate in het hotel. Na het eten zaten we nog lang met thee in de tuin omdat het een warme avond was. Vanmorgen worden we wakker van de torenklok die zeven uur slaat, terwijl we om zeven uur ontbijt besteld hebben. Me verslapen is me nog niet eerder overkomen op deze tocht. Normaal ben ik vroeg wakker en Elli is zelfs vaak al om zes uur op. Het heeft de hele nacht geonweerd, de regen valt gestaag naar beneden en de temperatuur is met meer dan tien graden gedaald. 't Is even wennen, maar de regenpakken moeten weer aan. Het is ook wennen om de hele ochtend te stijgen. Tussen de middag kom ik in St.-Goussaud aan en merk ik dat ik in de bergen zit, de Monts d' Ambazac, een uitloper van het Centraal Massief. Geen hoge bergen, maar wel een heel ander landschap dan gisteren. Het is een prachtige, maar best pittige tocht.
Nu zit ik samen met Elli in een schattig kleine gîte in een gehucht waar werkelijk niets is. Ik heb onderweg eten ingekocht om vanavond te kunnen koken. Onze groep is uiteengevallen. Ik hoor dat Bertram en Renate achtergebleven zijn omdat er bij Renate en rugwervel is verschoven. Jammer genoeg heb ik geen afscheid van ze kunnen nemen. De drie dames maken vandaag een extra lange dag, de mannen zitten ergens buiten het dorp en lopen morgen een kleinere etappe. Zo is het van vandaag op alle fronten het tegenovergestelde van gisteren. En ook dat is helemaal goed. Dit emailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Dag 63, 4 juni: Chatelus-Le-Marcheix – Lussac, 24,5 km
Moeizame kilometers 'Bon courage' jubelen alle Fransen als je verder trekt, Ultreia in het Latijn. Die goede moed kan ik vandaag wel gebruiken, want het wil absoluut niet. Ik heb slecht geslapen en voel na de klim van gisteren mijn beenspieren. Als ik opsta schijnt de zon. Ik kies dus voor een korte broek, dat is prettig in het natte gras omdat je broekspijpen dan niet kleddernat worden. Als ik de deur uit stap begint het te miezeren. Vooruit, meteen maar weer omkleden en de regenjas aan. Ook vandaag is het weer heuvel op, heuvel af. Het kost me moeite en ik kijk uit naar de koffie na zes kilometer. De bar is meteen vooraan in het dorp, de post komt er wat bezorgen zie ik vanuit de verte. Als ik binnenstap word ik vreemd aangekeken. Als ik zeg dat ik graag een kop koffie wil krijg ik te horen dat ze gesloten zijn en dat de
deur alleen even open was voor de postbode. Flauw zeg dat ze dan niet even een kopje koffie maken voor een verregende pelgrim. Dat was gisteren wel anders toen ik door het raam van een gesloten bar keek en ze meteen voor me open maakten. Op de een of andere manier kan ik het moeilijk accepteren dat ik geen koffie krijg. Wat armoedig zit ik uiteindelijk op de trap voor de kerk een stuk droog brood van drie dagen oud met kaas en water weg te werken. Op naar de volgende koffie mogelijkheid tien kilometer verder. Ik heb er spijt van dat ik in mijn korte broek loop, ik krijg het steeds kouder. Om de pijpen aan te ritsen moet je toch echt je schoenen uitdoen en dat gaat niet even zo langs de kant van de weg in de regen. Ik trek daarom maar mijn regenbroek aan, hoewel dat wat onbehaaglijk zit met dat nylon tegen mijn blote benen. Ik kom amper vooruit, het is echt aftellen. Op zo'n moment vind ik het een prettig idee dat ook deze kilometers gesponsord worden. Bij de brug ben ik op de helft van de afstand tot het volgende dorp, bereken ik. En dan blijkt er ineens een restaurant bij de brug te zijn! Wat een zegen. Ik bestel een warme chocolademelk en krijg een heel kannetje vol, zelf gemaakt nog wel mÊt klontjes en erg lekker. Ik word er weer helemaal warm van. Op het toilet rits ik mijn pijpen aan en dan kan ik weer verder. Uitgerust ben ik nog steeds niet. Had ik daar dan toch een maaltijd moeten nemen? De Franse mannen kwamen er ook net binnen voor een warme hap. Nee ik wil liever even liggen en dat oude brood eten. Toevallig breekt ineens de zon even door en kan ik daarvan profiteren. Met het bubbeltjesplastic is het goed te doen, het gras moet alleen niet te hoog zijn. Na deze stop gaat het ietsje beter. Nog zeven kilometer te gaan. Ik krijg zin in allemaal lekkere dingen. Dat heb je als je twee dagen niets kunt kopen. Als de pas er net weer een beetje in zit, stuit ik midden in het bos op de 'Tronc des Pèlerins', een minitentoonstelling op een boomstronk met allemaal bemoedigende woorden voor de pelgrim. Dat ik die nu net vandaag tegen mag komen. Ik fleur er helemaal van op.
Op een banaan en een Bounty loop ik de laatste kilometers en kom uitgeput bij de zusters in Lussac aan. Ze konden me geen groter plezier doen dan met hun warme ligbad.
Dag 64, 5 juni: Lussac - Limoges, 24,5 km Dag 65, 6 juni: Limoges – Flavignac, 27,5 km
Limoges, erin en eruit Het binnengaan van steden geeft me elke keer weer een gevoel van opwinding, alsof er iets groots te gebeuren staat. Bertram zegt dat de heilige Jacobus het goed vindt dat pelgrims de bus nemen naar het centrum. Ik loop liever. Het is juist prachtig om het contrast te ervaren. Het ene moment loop ik nog door een dorpje met vervallen veldstenen huizen, waar men in het eetlokaal - restaurant durf ik het nauwelijks te noemen - een slappe bak koffie schenkt en de koeien over de weg lopen. Het lijkt of hier de tijd heeft stilgestaan. Een uur later lunch ik in een keurig parkje met bankjes en een speeltuintje naast een nieuwbouwwijk, supermarkt aan de overkant. Nog weer anderhalf uur later sta ik midden in Limoges, een bruisende stad waar het verkeer om me heen raast, er jonge mensen op straat lopen, waar men gekleed is volgens de laatste mode en waar alles te koop is. Ik ben weer in de eenentwintigste eeuw. Elke keer is het afwachten hoe je een stad binnenkomt.
De kathedraal van Limoges is al van verre zichtbaar. Verrassend is hoe de weg binnen de stadsgrenzen al snel afdaalt naar de rivier de Vienne. Lopend langs de rivier heb ik schitterend zicht op de romaanse brug en de hooggelegen kathedraal. Op de brug komen bij mij weer beelden op van groepen pelgrims die de stad binnentrekken. Dit keer ben ook ik niet alleen, maar in gezelschap van Elli. Ja het is veel leuker om in gezamenlijk in een stad aan te komen. Om half vier is het stempel van de kathedraal binnen en staan de rugzakken bij de zusters tegenover de kathedraal. De stad lonkt, eerst natuurlijk een terras. Dan naar de VVV om een pedicure te regelen. Helaas, de ene heeft pas over twee dagen plek en de andere is de volgende dag pas bereikbaar. Vervolgens bekijk ik het centrum en koop bij de Monoprix - de HEMA - een badpak. De rest van de avond ben ik in uiterste vertwijfeling over wat morgen te doen. Neem ik morgen een rustdag en probeer ik de pedicure nog te bereiken, blijf ik een halve dag in Limoges om nog wat meer van de stad te zien of loop ik door? Als ik ga slapen ben ik er nog steeds niet uit.
Als het vanmorgen regent ben ik er snel uit, gewoon doorlopen en niet in een regenachtige stad blijven. Limoges uit in de spits is een ervaring op zich. Het wemelt om half acht van de scholieren en studenten, alsof iedereen uit de hele Limousines hier naar de middelbare school gaat of zijn vervolgopleiding doet. Na het centrum volgt een uur lopen langs drukke en saaie uitvalswegen. Wat een weldaad om dan weer in het buitengebied te zijn. Margrieten en klaprozen kleuren als vanouds de bermen. Het landschap is anders dan voor Limoges, veel weidser. Geen hagen meer tussen de weilanden, maar prikkeldraad. Meer bomen, de eerste naaldbomen sinds de Morvan en verder opvallend veel tamme kastanjes.
Pas na en tijdje realiseer ik me dat de gehoorfilters uit kunnen en ik de geluiden van de wind, het water en de vogels weer gewoon kan laten binnenkomen. Ik heb van Limoges genoten, ik ben er blij mee dat ik na lange wandeldag al die prikkels gewoon aan kon - in Reims was dat nog wel anders -, maar voel sterk dat steden voor mij als pelgrim zijn om erin te gaan en er weer uit. Dit is geen toeristische trip. Nu Limoges achter me ligt heb ik ineens het idee dat ik op weg ben naar het zuiden. Morgen loop ik de Dordogne in.
Dag 66, 7 juni : Flavignac - Saint Pierre-le-Frugie, 25 km
Kleine plaatsjes, kleine herbergen Op het moment heb ik er een aardig tempo in, maar dat is ook om zo veel mogelijk in pelgrimsherbergen te kunnen overnachten. Ik wil het graag een beetje sober houden en hotels en vier sterren chambres d' hôtes liefst vermijden. Aan de andere kant kan ik zo'n maaltijd in La Souterraine, met pure producten, geserveerd op mooie borden heel erg waarderen. En van zo'n culinair maal aan het meer van Crozant word ik ontzettend blij. Ook kruip ik heel graag tussen de frisse lakens. Luxe went snel. Maar het gaat me op deze tocht om de eenvoud, het leven uit de rugzak en alleen het hoogst noodzakelijke. Gewoon water, een stuk brood, wat kaas en een tomaat onderweg. Hoewel, een kop koffie 's morgens bij een café, een chocoladebroodje en een wijntje, biertje of Pastis reken ik gemakshalve toch tot het sobere leven. Zo heeft ieder zijn eigen grenzen. De laatste week lukt het in ieder geval prima met de herbergen. De laatste keren steeds gemeentelijke herbergen. Je moet de sleutel dan op het gemeentehuis afhalen en 's morgens weer in de brievenbus doen. In het algemeen heb je dan een slaapzaal met twee of drie stapelbedden, een keukentje, douche, toilet en een eettafel. Heerlijk knus zo, niet te vergelijken met de Spaanse herbergen.. Gisteren in Flavignac zat ik met Elli tegenover de kerk in een heel schattige piepkleine herberg, slaapkamer, woonkamer en keuken ineen geheel in blank hout ingericht. Aan alles was gedacht, er waren zelfs dekbedden. Nu zit ik in mijn eentje in een herberg in een bezoekerscentrum annex VVV in St. Pierre de Frugie. Wat zakelijker zo met de balie in het zitgedeelte, maar wel prachtig en rustig buitenaf gelegen. Ik zit er in de avondzon op een bankje met kwakende kikkers op de achtergrond. Het leuke van de gemeentelijke herbergen is dat je er zelf kunt koken. Het is alleen altijd maar de vraag waar je inkopen moet doen. De voorzieningen in van die kleine plaatsjes zijn vaak onvoorspelbaar. Voor noodgevallen heb ik altijd een pakje noedels bij me. Gisteren kwamen we vijftien kilometer voor het eind langs een grote supermarkt en namen we het zekere voor het onzekere. Ik kocht ingrediënten voor ratatouille met geitenkaas en aardappel. Ook liet ik me verleiden door een pond aardbeien die in de aanbieding waren. Nou ik heb het geweten, mijn rugzak was nauwelijks meer te tillen en ik kreeg last van mijn rug. Ik kwam helemaal uitgeput aan en dan blijkt er een uitstekend winkeltje én een bakkertje te zijn. De slagerij was onlangs gesloten wegens pensionering. Dat doe ik dus niet weer. Voor vandaag staat er in mijn gidsje
'restaurant + commerces', dus koop ik onderweg niet in. En dan blijkt dat het restaurant verbouwd word en het winkeltje alleen 's ochtends open is. Ik heb nog een half zakje pinda's, een stukje kaas en twee blokjes chocola, plus natuurlijk mijn noedels. Gelukkig heeft mevrouw hier kant en klaar maaltijden te koop en heeft iemand een pak toastjes achter gelaten. Zo blijkt maar weer dat het op de Camino altijd weer goed komt
Dag 67, 8 juni: Saint Pierre-le-Frugie – Thiviers, 24,5 km
Ben ik halverwege? Een paar dagen geleden zag ik bij de Tronc de Pèlerins een bord staan met Santiago 1.570 kilometer. Eerlijk gezegd schrok ik daar nogal van. Nog zover? Dan ben ik nog steeds niet op de helft. Op de een of andere manier wil ik nu wel graag over de helft zijn. Ik ben al zo ontzettend lang van huis en heb al zo veel gelopen en dan moet dat dus allemaal nog eens zoveel. Niet te bevatten. Ik word er op dit moment een beetje moedeloos van. Sinds ik dat bord gezien heb begin ik ineens naar huis te verlangen. Het speelt ook mee dat mijn voeten erg moe zijn van het vele asfalt. Vooral de lange dag na Limoges met 99 procent asfalt en de te zware rugzak heeft zijn rol geëist. Ook vanmorgen vielen de eerste zes asfaltkilometers weer zwaar, ik liep echt te sjokken. Op de veldwegen daarna liep het ineens weer lekker en kwam het plezier terug. Vanmiddag heb ik weer een pedicure gevonden, dus daar zal het niet aan liggen. Ik kan niet precies zeggen waar de helft van de route is, omdat ik niet weet hoeveel kilometer mijn route uiteindelijk zal zijn. Het is in ieder geval een stuk langer dan mijn eerste berekening van 2.650 kilometer. De route via Nevers was 78 kilometer langer dan mijn geplande route. Verder heb ik in noord-Frankrijk flink wat omwegen gemaakt en liggen overnachtingadressen soms buiten de route. Ook wil ik na Santiago nog doorlopen naar Finisterre, het einde van de wereld, ongeveer honderd kilometer verder aan de westkust. Alle pelgrims die de Camino Frances lopen hebben een steen bij zich die ze bij het Cruz de Ferro neerleggen. Het is een symbolisch loslaten van dat waarvoor de steen staat. Dit keer heb ik geen steen bij me, maar een kleine jakobsschelp die ik vier jaar geleden op het strand bij Finisterre vond. Tijdens mijn psychose heb ik het schelpje intuïtief in mijn tas gestopt. Ik vond hem pas driekwart jaar later terug en heb de schelp ook daarna steeds bij me gedragen. Voor mij was het duidelijk dat dit schelpje met mij mee zou gaan op mijn pelgrimstocht. Nu ik niet langs het Cruz de Ferro kom, ligt het voor de hand de schelp terug te brengen naar de plek waar hij vandaan komt. Dat zal het symbolische eind van mijn tocht zijn. Grof gerekend zal ik nu hier in Thiviers inderdaad de halve weg afgelegd hebben. Dat bord is inmiddels ook al weer honderd kilometer terug. Qua tijd betreft zit ik ook precies op de helft, want ik wil rond 18 augustus terug zijn. Ik hoop de komende dagen nieuwe energie op te doen voor het vervolg van mijn tocht. Het is niet de bedoeling dat ik de dagen en de kilometers af ga tellen. Dan kan ik beter in de Pyreneeën stoppen. Ik hou het er even op dat ik nu in een kleine dip zit.
Dag, 68, 9 juni: rustdag Thiviers
Een vrije dag Het lijkt wel of iedereen uit de omgeving op zaterdag naar de markt in Thiviers komt. Thiviers is een klein sfeervol stadje in de Dordogne. Opvallend hoeveel winkels er zijn. Het is hier duidelijk een rijkere en drukker bevolkte streek dan in de Limousines. Op de terrassen wordt druk bijgepraat, ik geniet er van de gezelligheid. Op de markt hangt hét zonnejurkje waar ik naar op zoek was. Het weegt bijna niets en samen met het nieuwe badpak is dit minder gewicht dan de spullen die ik vanmorgen naar huis gestuurd heb.
Het is heerlijk om even niets te hoeven doen. Geen rugzak op, niet wandelen, hier was ik aan toe na de afgelopen zware en heuvelachtige week. Het is ook nodig om mijn voeten wat rust en lucht te geven. Vooral mijn hielen deden erg zeer en op mijn linker voet zit een rode geïrriteerde plek. Ik wil erger en vooral ontstekingen voorkomen. De middag is voor in de tuin met een boek. Ik zit in een prachtige chambres d' hôtes bij Nederlanders. Het is een vierhonderd jaar oude stadswoning aan de hoofdstraat, van buiten niets bijzonders, maar van binnen prachtig met authentieke details. Er is een tuin bij van waaruit je tien kilometer ver kunt kijken. Ik heb een heerlijk bed, een ligbad, een eetkamer en internet ter beschikking. Wat wil een vermoeide pelgrim nog meer? Elli en een alleraardigste eenentachtigjarige man die ik gisteren ontmoette zijn vanmorgen vertrokken. Mensen loslaten hoort bij het nemen van een rustdag. Toch is het zo belangrijk om je eigen koers te blijven varen en niet afhankelijk te zijn van anderen. Ik ben benieuwd wie er na vandaag op mijn pad zal komen.
Dag 69, 10 juni: Thiviers – Sorges, 16,5 km
Volg de pijlen naar Sorges Ik ben na een extra dag in Thiviers goed uitgerust en mijn voeten voelen weer normaal aan. Toch zie ik ertegen op om op pad te gaan. Met frisse tegenzin trek ik mijn regenpak aan. Dit is echt zo'n dag waarop je niet verwacht dat het ooit zal ophouden met regenen. Al gauw blijkt mijn regenbroek te lekken op de afgeplakte stukken. Ook het hoesje voor de routebeschrijving is niet meer waterdicht en het lukt in de stromende regen niet om de blaadjes te verwisselen. Tekst lezen is met een bespatte bril ook niet handig. Al snel ben ik de draad kwijt. Er zit dus niets anders op dan de pijlen te volgen tot Sorges.
Ondanks de regen loopt het lekker, de route is grotendeels onverhard en prachtig groen. Het is weliswaar een korte etappe van 16,5 kilometer, maar de pelgrimsherberg is pas vanaf vier uur open. Ik moet dus een flinke tijd zien te overbruggen. Ik weet dat er na elf kilometer een bar is, hopelijk is die op zondag open. Dat blijkt het geval. Er hangt en gezellige sfeer, het halve dorp zit er aan de Pastis. Ik installeer me met een boek en een warme chocolade. Laat mij hier maar een paar uurtjes opdrogen. Tijdens het lezen wapper ik de blaadjes van de route droog. Helaas, na een half uur wil de barman sluiten en moet ik de regen weer in. Plotseling loopt mijn route dood in een maïsveld. Pijl gemist? De maïs is laat hier in Frankrijk en begint net op te komen. Ik kan dus zien dat er aan de andere kant van het veld een weggetje en enkele huizen liggen. Ik besluit het maïsveld over te steken en niet terug te gaan om de laatste pijl te zoeken. In het gehuchtje dat Banou blijkt te heten zou ik de weg kunnen vragen. Leuker vind ik het om me te oriënteren met behulp van de kaart en het nieuwe kompas dat ik op mijn verjaardag kreeg. In een leegstaand huis dat gerenoveerd wordt haal ik de spullen uit mijn rugzak. Het werkt feilloos en binnen de kortste keren loop ik Sorges binnen. Het is pas even na tweeën. Oei! Vanwege het slechte weer is hospitalier Isabelle in de herberg gebleven en omdat het zondag is staat ze een cake te bakken. Wat wil een kleddernatte pelgrim nog meer? Dat weet Isabelle wel. Ze maakt vooral dingen klaar die zij zelf op haar pelgrimstocht te weinig kreeg, zoals groente en fruit. Met eigengemaakte tomatensoep en een fruitsalade doet ze mij een groot plezier. Ze maakt per definitie geen pasta omdat ze dat te vaak te eten kreeg. Ben ik ook blij mee. Samen hebben we een gezellige avond. Het leed is weer snel vergeten
Dag 70, 11 juni: Sorges – Perigueux, 24 km
Sneu in Perigueux
De regen van gisteren heeft toch zijn weerslag. Ik voel me niet lekker, heb diarree en beginnende keelpijn. Dat is niet vreemd als je een hele dag met natte voeten hebt gelopen en in een kille herberg zonder verwarming hebt geslapen. Mijn schoenen en sokken zijn vannacht niet droog geworden, dus dat wordt vanmorgen een onbehaaglijke start. Ik ben in tranen als ik vertrek. Het zou zo jammer zijn als ik het fysiek niet zou redden. Ik heb echt nieuwe energie nodig om mijn tocht voort te kunnen zetten, anders ben ik roofbouw aan het plegen en loop ik op wilskracht. Dat wilde ik immers niet. Zou mijn tocht dan toch in Saint Jean Pied de Port moeten eindigen? Boven verwachting loop ik lekker. Het is een afwisselende route, voor een groot deel dwars door de bossen. Ook het weer valt reuze mee: bewolkt met af en toe een klein buitje en heel af en toe een schraal zonnetje. Voor ik het weet ben ik aan de rand van Perigueux. Ik besluit bij de eerste de beste gelegenheid een kop warme chocolade
te nemen. Dat had ik beter niet kunnen doen, want vlak daarna barst het onweer los en ik kom alsnog kleddernat aan. Onder de warme dekens wacht ik de ergste regen af. Dan wil ik toch wel iets van de stad zien. Het is lastig te beslissen wat aan te doen. Ik moet in ieder geval zorgen dat ik nog iets droogs overhoud. Ondanks de kou doe ik mijn dunne broek aan zonder thermo-legging eronder. En mijn enige paar droge sokken gaat mee in de tas. Ik kan ze alleen dragen als het droog is, als het regent moet ik op blote voeten in mijn crocks. Onderweg gaat het toch weer harder regenen en al snel ben ik doornat. In de stad bekijk ik de byzantijnse kathedraal - daar is het tenminste droog - en loop wat rond door de smalle oude straatjes. Het is een opvallend mooie stad. Net voor sluitingstijd kan ik bij de VVV nog van de wifi gebruik maken. Als er weer een hoosbui valt vlucht iedereen de portieken in. Ik beland in een caf茅, waar ik Frankrijk een doelpunt zie scoren tegen Engeland. Vervolgens schuif ik snel door naar het dichtstbijzijnde restaurant, waar ik blijf zitten tot het droog is. Ik ben er de enige gast. Ik voel me verkleumd en alleen. Eenmaal terug op mijn slaapplek trek ik mijn droge thermolegging aan en kruip lekker onder de wol. Morgen weer een dag.
Dag 71, 12 juni: Perigueux -Les-trois-Freres, 28 km
Variaties op een variant In de Dordogne hebben de regionale Amis de Saint Jacques enkele varianten op de route bedacht en gemarkeerd. Hiermee willen ze de weg landschappelijk wat aantrekkelijker maken. Het gaat om een paar kleine aanpassingen op het traject v贸贸r Perigueux en een grote variant via Bergerac erna. In de herbergen hangen affiches met 'minder asfalt' om hun variant te promoten. Dat spreekt mij natuurlijk aan en ik had bovendien thuis al voor de variant over Bergerac gekozen. Gisteren en eergisteren liep ik de kleine varianten al omdat ik vanwege de regen en vermoeidheid gewoon de pijlen volgde. In mijn gids, de vermaarde Chassin, wordt nadrukkelijk gewaarschuwd de varianten niet te nemen en strikt de aanwijzingen in de gids te volgen. Alsof dat de enige echte weg is. Er lijkt een ware strijd gaande tussen de twee partijen. Ik heb een summiere beschrijving van de variant over Bergerac gekregen, twee A-viertjes voor vier dagen, een schematisch kaartje en wat overnachtingadressen. Vol goede moed ga ik daarmee vanmorgen op pad. Ik heb lekker geslapen en de keelpijn is weg. Eenmaal op pad voel ik me toch een beetje koortsig en ik kom maar moeizaam vooruit. Vooral stijgen gaat amper. Het hotel waar ik wilde overnachten blijkt gesloten, dus moet ik 27 kilometer lopen naar een camping. Dat wordt een lange en zware dag, waar ik niet op zit te wachten. De route is prachtig, een overvloed aan veldwegen en bospaden. Vanwege de vele pijnbomen doet het hier al vrij zuidelijk aan. Ik loop werkelijk te genieten. Plotseling steekt er een vos de weg over. Een paar dagen geleden zag
ik voor het eerst van mijn leven een marter. Het weer is net als gisteren pittig wisselvallig. Blauwe luchten en stralende zon afgewisseld met wolken waaruit af en toe een buitje valt. De eerste bui valt precies tijdens mijn koffiepauze. Daarna is het steeds regenjas aan, regenjas uit. Net als gisteren barst ook het onweer halverwege de middag los. Met dat verschil dat ik nu nog zeven kilometer te gaan heb in soppende schoenen. Ik vind dat de vrienden van St. Jacques me regelmatig behoorlijk in de steek laten. Met zo'n simpele beschrijving en zonder kaart zie ik op lange stukken toch graag een pijl als geruststelling. Tot twee keer toe staat er op een kruising helemaal niets aangegeven en maak ik de verkeerde keuze. Ik beland op een klein weggetje, waar een auto staat. Even een aarzeling bij mannen alleen op stille weggetjes, maar ik vraag hem toch de weg. Hij is hier voor zijn werk en zit net te lunchen. Zijn GPS toont dat het weggetje tussen twee voor mij onbekende gehuchtjes loopt. Terug dus naar de laatste pijl, want variaties op varianten kan ik me niet permitteren op zo'n dag. Ik heb al met al weer twee kilometer extra gelopen. Op de een of ander manier blijf ik erg rustig onder mijn niet lekker voelen, de omwegen en de regen. Ik heb steeds het gevoel dat het allemaal wel goed komt. En gaandeweg de dag kom ik in een andere energie. Als na het onweer de zon weer schijnt loop ik keihard 'the rhythm of life' te zingen in het bos. En jawel, ook aan zo'n lange dag komt een eind. Ik heb het weer gefikst en zit in een stacaravan op een prachtige camping. Niks niet koukleumen, waar ik gisteravond al tegenop zag. De zon schijnt, ik zie weer de zonzijde en er is ook nog verwarming.
Dag 71, 13 juni: Les-trois-Freres - Campsegret, 28 km
Meer variaties op een thema De dag van vandaag lijkt in heel veel opzichten op die van gisteren. Het zijn net variaties op een thema en dat doet me glimlachen. Het weer is net zo wisselvallig als gisteren, met dat verschil dat de regen het vrijwel de hele ochtend van de zon won. Geen onweersbui dit keer. Het schijnt dat het morgen een mooie dag gaat worden. Daar kijk ik naar uit. Leuk voor als ik in Bergerac ben. De route is wederom lekker groen en grotendeels onverhard, wel ietsje minder afwisselend. Verrassend waren vandaag de vele orchideeĂŤn en een bosvijver met roze waterlelies. Ook vandaag bezorgen de vrienden me weer problemen als er geen pijl staat en er drie keuzemogelijkheden zijn. Eerst maar terug naar de laatste pijl. Ik blijk goed te zitten. Vervolgens dus wie van de drie. Ik kies voor de de GR-markering. Pas na geruime tijd blijkt dat ik goed gekozen heb. Ook in het kopje koffie is vandaag voorzien en zelfs in een hotel dat gesloten was. Zie je wel ze zijn er toch, de vriendelijke eigenaren die de deur voor een pelgrim openmaken. De afstand is vandaag wat korter dan die van gisteren. Ik had opengelaten waar ik zou overnachten. Zowel na 16 als na 25 kilometer was er een mogelijkheid. Ik had een lichte voorkeur om door te lopen naar Lembras. Dan heb
ik morgen bijna een hele dag om Bergerac te bekijken. Om een uur of half twee kom ik in Campsegret aan. Als het me niet lukt om telefonisch contact met de herberg in Lembras te krijgen, neem ik het zekere voor het onzekere en blijf hier in het hotel. Het is toch nog negen kilometer verder naar Lembras en als het niet zou lukken dan moet ik nog zeven kilometer doorlopen naar Bergerac. Ik bewaar mijn energie liever, het gaat nu weer net zo lekker. Tot slot de laatste en de meest grappige variatie: de douche. Gisteren stond ik onder de douche en die bleek koud te zijn. Snel er onderuit, aankleden en terug naar de receptie. Bleek dat ze vergeten waren de gasfles te verwisselen. Ik mocht dus verhuizen naar een andere caravan. Dat heeft wel wat voeten in de aarde, want als je wilt douchen, dan pak je ongeveer je hele rugzak uit omdat er altijd wel iets onderin zit. Het lijkt bij mij dan net een ontplofte bom. Organiseren komt gewoonlijk na het douchen. Vandaag loopt de douche niet lekker door. Ik was juist mijn haren aan het wassen en dan duurt het wat langer dan anders. Zolang het water maar niet tot de douchedeur staat leek me dat geen probleem. Dat blijkt het dus wel, want zowel de badkamer als een deel van mijn kamer stonden blank. Ik had niet doorgehad dat er een stankafsluiter op de doucheafvoer zat en ze vertellen dat er ook niet bij. Dat werd dus voor de tweede dag op een rij alles bij elkaar rapen en verhuizen. Gisteren belandde ik uiteindelijk in caravan 6, vandaag in kamer 6.
Dag 73, 14 Juni: Campsegret – Bergerac 16 km
Zingend in Bergerac De flyer over mijn pelgrimstocht en het sponsorproject heb ik via de mail aan veel mensen gestuurd. Per doelgroep heb ik een ander mailtje bijgevoegd. Het is zo makkelijk om dan aan mijn wereldmuziekkoor ‘Duende’ te schrijven 'Nou mensen, onderweg zal ik lekker ons hele repertoire zingen en ik zal kijken of ik wat Franse bladmuziek kan vinden.' Nu had ik toen ik dat schreef de Baskische zanger en hospitalier in Ostabat in gedachten, maar verder heb ik er geen aandacht meer aan besteed. En als je met je rugzak door ongerepte gebieden loopt kom je natuurlijk geen vierstemmige koormuziek tegen.
Wat schetst mijn verbazing als ik in Bergerac bij mijn logeeradres aanbel. Michel en zijn vrouw Rolande zijn beide zangers. Hun kleine zanggroep zingt naast choralen ook veel wereldmuziek. Al snel bladeren we door zijn muziekmap. Syahamba is een nummer dat op ons beider repertoire staat. Ik krijg kopieën van twee nummers mee. Het eerste gaat over de boten die de Dordogne afvaren richting Bordeaux. Destijds was dat een gevaarlijke onderneming. Boten werden speciaal voor één reis gebouwd. Terugvaren was niet mogelijk vanwege het
grote verval in de rivier. De boten zijn uiteraard later vervangen door de trein. Het tweede nummer is een Baskisch lied dat gaat over de strijd tegen de Hollanders. In fonetisch Frans heeft Michel de tekst erbij geschreven.
Ik heb hem de website van ‘Duende’ laten zien en toen ik onder de douche stond hoorde ik al bekende nummers klinken. Vanavond heb ik het rijk alleen, want ze hebben koorrepetitie. Tot mijn grote verrassing kan ik dan cello spelen! Rolande, die ik overigens niet gezien heb, blijkt ook cello te spelen. Dit maakt deze dag, die sowieso al niet meer stuk kan vanwege de stralende zon, de korte afstand, het zwemmen onderweg en Bergerac wel helemaal tot een topdag.
Het enige minpuntje is dat Michel een zeer drukke prater is in erg rap Frans. Mijn hoofd trekt dit niet, ik word doodmoe van ons gesprek en ik ben blij dat zij vanavond gaan zingen.
Dag 74, 15 juni: Bergerac – Saussignac, 20 km
Liefde voor de Bergerac De Bergerac heeft mijn hart gestolen. Niet omdat het gisteren zo leuk was bij Michel of omdat ik voor het eerst een sportzaak onderweg tegenkwam en een paar nieuwe wandelsokken kon kopen. Nee, het stadje nam me gisteren al volledig in. In de Notre Dame werd ik hartelijk ontvangen met een stempel en een kop koffie. Natuurlijk kon ik mijn rugzak daar achterlaten om de stad op mijn gemak te verkennen. Weliswaar super toeristisch, maar heel schilderachtig met veel vakwerkhuizen. Met veel genoegen heb ik er een stadswandeling gemaakt en 's avonds op een terras gegeten. Het meest werd ik getroffen door de St. Jacobskerk. Tot de Notre Dame gebouwd werd was het de hoofdkerk van Bergerac en toevluchtsoord van vele pelgrims. In de oude en veelvuldig herbouwde en gerestaureerde kerk troffen het altaar en het beeld van Jacobus me, beide modern en van hout gemaakt.
Vanmorgen ben ik de Dordogne overgestoken en de bossen maakten plaats voor een totaal ander landschap. Wijngaarden, wijngaarden en nog eens wijngaarden. Zo anders dan in de Champagne of de Chablis. Daar had je een dorp met huis aan huis wijnboeren, dertig in een klein dorp was heel gewoon. Hier is het een uitgestrekt gebied met her en der een château. De ene keer is een château gewoon een schuurtje, de andere keer een prachtig kasteel. Om tien uit passeerde ik al het eerste château waar ik middels borden werd uitgenodigd om te komen proeven. De verleiding was groot, ik was op dat moment aan een pauze toe, maar besloot verstandig te zijn. Met 25 graden en een wijntje op loop ik niet lekker.
Al lopend fantaseer ik hoe het zou zijn om op een château te overnachten. En jawel, Domaine des Miaudoux blijkt een biologisch wijnchâteau, een van de categorie schuur. Ik zit in mijn eentje in het naastgelegen gastenverblijf voor tien personen, een oase van rust met uitzicht over de wijngaarden rondom. Ik koop een fles witte Bergerac en strijk neer In de schaduw op het terras. Hier ga ik niet meer weg. Geen denken aan dat ik anderhalve kilometer naar een restaurant loop en weer terug als ik hier in een paradijsje zit. Ik doe het met wat er is, mijn noodpakket noedels, avocado, tomaat, kaas en ham. Een hele fles is wat veel voor mij alleen, maar ook zo zonde om door de gootsteen te spoelen. Een drinkmaatje was leuk geweest. Aan de andere kant is het ook zo zalig om hier helemaal alleen te zijn, een met de wijngaarden, een met de Bergerac. Een ervaring die ik niet heb willen missen. Voortaan zal ik thuis in de supermarkt met een heel ander gevoel een fles Bergerac uit de schappen halen.
Dag 75, 16 juni: Saussignac - Port-Sainte-Foy, 16 km
Baaldag
Het schiet vandaag niet op. In de plaats waar ik wil overnachten, twintig kilometer verderop, heeft de chambre d' hôtes geen plaats en blijkt het nummer van de pastorie niet te kloppen. Daarna is er kilometers lang geen slaapplek. Er zit dus niets anders op dan vandaag een korte afstand te doen. Al voor twaalf uur ben ik in SainteFoy-la-Grande en dan heb ik onderweg ook nog een boek liggen lezen.
Nog dik vier uur door te brengen voor de herberg open gaat, terwijl ik veel liever doorgelopen had. Ik voel het verzet en zal er iets van moeten maken. De zaterdagmarkt is gezellig, de kaasboer heeft zelf de Camino ook gelopen en de gekochte kersen zijn lekker. Aan de rivier lig ik te lunchen en te schrijven. Vervolgens zoek ik een café met internet, helaas zonder succes. Ik kan er wel berichten ontvangen, maar niet verzenden. Nog een uur te gaan. Ik heb niet de rust om lekker een boek te lezen zoals gisteren in mijn wijnparadijs. Ik loop wat door de winkelstraat, zoek en ander café en vind daar een Franse pelgrim. Door al dat gehang is mijn energie weggelekt en ben ik te moe om een gesprek aan te gaan. In de herberg komen ook nog drie Nederlanders. Vreemd genoeg weet ik niet hoe met iedereen om te gaan. Het wil niet in mijn hoofd, het voelt licht aan en ik lijk tot niets meer in staat. Een gevoel dat ik zo goed van
thuis ken. Op zo'n moment moet ik de dag verder door zien te komen, meer een soort van overleven. Natuurlijk maak ik gewoon met iedereen een praatje, liever wil ik alleen zijn.
Nadat ik mijn maaltje gemaakt heb trek ik me terug met een boek op bed. Blij toe dat ik alleen op deze kamer slaap. Verdriet komt op over hoe ik zo lang heb moeten overleven met een hoofd dat te moe was om iets te kunnen velen. Dat elke avond te lang duurde. En hoe vaak het nodig was om sociale contacten buiten te sluiten. Graag met iemand willen bellen, maar dat keer op keer uit moeten stellen omdat er geen ruimte voor is. Tegelijkertijd kan ik ook de dankbaarheid voelen dat het tijdens deze tocht ook zo anders kan zijn. Om fysiek vermoeid met een voldaan gevoel om half negen je bed in te rollen of om gezellig met anderen uit eten te gaan. Hoe ik moeiteloos me staande kon houden in onze groep van negen, hoe ik een hele avond met Isabelle heb gepraat als enige gast in de herberg. Vanavond vroeg slapen, dan kan ik morgen hopelijk uitgerust een nieuw start maken. Laat mij maar lopen in plaats van hangen. Lopen geeft energie en rondhangen vreet energie.
Dag 76, 17 juni: Port-Sainte-Foy – Sainte Ferme, 26 km
Zondag in Frankrijk Na een bewolkte ochtend volgt een snikhete middag. Het is warm in de wijngaarden, vooral omdat het op dit traject bijna alleen maar asfaltweggetjes zijn. Ik verheug me al op een koel glas perrier op het terras in Pellegrue, vijf kilometer voor het eind. Helaas heb ik er niet bij stil gestaan dat het vandaag zondag is en dus vrijwel alles gesloten is. Zondag is in Frankrijk de familiedag. Er wordt gezamenlijk gegeten, thuis, in een restaurant of een picknick ergens buiten. Pellegrue is en een schattig klein plaatsje met een mooie kerk en en een overdekte markthal op het plein. Als ik op het plein aankom vraag ik nog heel bleu aan een meneer of er in het dorpje een bar open is. Uiteraard is het antwoord 'nee'. Een seconde later hoor ik dat mensen me vanuit de markthal aanspreken en me uitnodigen om bij hen te komen zitten. Het is een wandelclub die hun laatste wandeling van het seizoen met een picknick afsluit. Ieder heeft iets lekkers meegenomen, eigengemaakte patĂŠ, worstjes in bladerdeeg, meloen, couscoussalade en garnalen. De wijn ontbreekt uiteraard niet. Vooruit, een klein slokje dan. Het is een Bordeaux uit Sainte Foy, waar ik gisteren was. Ik had niet door dat ik de Bordeauxstreek binnengelopen was. Onder het eten hebben we een genoeglijk gesprek. Zij hebben het tijdens het wandelen vaak over pelgrimeren en vinden heet leuk om nu eens een pelgrim te spreken die al lang onderweg is. En voor mij is het een pareltje op mijn pad om in een franse zondagse picknick verzeild te raken.
Dag 77, 18 juni: Sainte Ferme – La Réole, 20 km
Nog twee maanden Op de een of andere manier ben ik aan het aftellen. Vandaag over exact twee maanden ben ik weer thuis. En twee maanden is nog een ontzettend lange periode. De laatste dagen loop ik ook veel vaker over thuis te mijmeren. De ontmoeting met het Nederlandse stel twee dagen geleden heeft me geraakt. De vertrouwelijke manier waarop ze met elkaar omgaan doet mij Piet missen en me naar huis verlangen. Vreemd genoeg had ik dat een paar weken eerder bij Bertram en Renate niet.
Misschien dat ook de wat saaiere route van de afgelopen dagen meespeelt dat ik aan het aftellen ben. Na die prachtige variant over Bergerac dwars door de bossen en de wijngaarden vind ik het weer vreselijk wennen aan al dat asfalt. Het schept toch afstand, ik voel me veel minder een met het landschap als ik over zo'n zwart lint loop. Aan de andere kant is het ook gewoon een natuurlijk aftellen van de laatste periode in Frankrijk. Over tien dagen ben ik in Saint Jean Pied de Port in de Pyreneeën en over twee weken loop ik Spanje binnen. Het idee dat ik dan heel Frankrijk van het noordoosten naar het zuidwesten heb doorkruist is wel fantastisch. Inmiddels ben ik vandaag in La Réole bij de laatste grote Franse rivier, de Garonne aangekomen. Nog een of twee dagen en ik loop in Les Landes.
Het is duidelijk te merken dat ik al flink zuidelijk ben. De laatste week zie ik steeds meer vijgenbomen en palmen, vandaag ook een bananenboom en velden met zonnebloemen. De huizen beginnen wat met zuidelijke trekken te krijgen, vooral de nieuw gebouwde villa's en vakantiehuizen. Het zonnige weer en de aangename temperatuur van de afgelopen dagen versterken het zuidelijke gevoel.
Dag 78, 19 juni: La Réole – Bazas, 27 km
Bij madame Moreau In La Réole is geen herberg, maar worden pelgrims via de parochie bij particulieren opgevangen. Ik had alleen te laat door dat je 48 uur tevoren moest reserveren. Dus helaas. Er is nog één andere particuliere mogelijkheid. Ik laat de hospitalier de avond tevoren daar reserveren. Even later bedenkt Guus, dat hij dat ook wel wil overnachten, maar ze hebben slechts plaats voor één. Hij heeft in zijn gids nog een ander adres waar hij terecht kan.
Gistermiddag loopt Guus me vlak voor La Réole achterop. We drinken samen een biertje en willen dan elk naar ons slaapadres gaan. Tot mijn schrik ontdek ik dat ik op een verkeerd adres gereserveerd heb, ik kwam daar 's
ochtends om negen uur al langs. Ineens zit ik niet rustig mee met mijn biertje. Op goed geluk loop ik met Guus mee. Mevrouw Moreau schrikt zich een hoedje als er twee pelgrims op de stoep staan, maar biedt me na enige aarzeling toch onderdak. Ze is een eenvoudige vrouw en vangt al drieëntwintig jaar pelgrims op. Ze laat me er hele fotoboeken van zien. Er zijn heel veel bedden, maar sinds haar man twee jaar geleden overleed neemt ze maximaal twee pelgrims. 's Avonds maakt ze overheerlijke eend klaar. Guus is een wel zeer grote eter en dat is ze duidelijk niet gewend. En ik kan er wat eten betreft ook wel wat van. Ook de hele bak kersen maken we soldaat. Het leidt tot grote hilariteit, ze geniet er overduidelijk van. Verder hebben we een geanimeerd gesprek, al laten we haar likeurtje ideeën maar voor wat het is.
Vanmorgen begeleidt ze ons een stukje tot we weer op de route zitten. Uiteraard gaat haar fototoestel mee, want wij komen natuurlijk ook in haar album. Nog voor we bij de brug over de Garonne zijn begint het te regenen. Guus en ik duiken snel een portiek in om ons te verkleden. Ook daarvan wordt een fotoreportage gemaakt. Grappig is dat Guus exact dezelfde poncho heeft als ik destijds had en ook precies tegen hetzelfde probleem oploopt: je kunt hem amper zelf aantrekken. Mevrouw Moreau heeft zelf geen regenkleding, maar loopt toch nog met ons me naar de overkant van de Garonne, waar we op de dijk met drie zoenen afscheid nemen van haar. Zou dit mijn laatste overnachting bij Fransen zijn? Het is toch elke keer weer verrassend leuk om zo bij een familie te zijn. Omdat het regent besluiten Guus en ik vandaag samen naar Bazas te lopen. Ik kan dus vaak helpen met poncho aan en uit te doen. Toch is het prettig om in de regen met iemand samen te lopen. Zo voelt de tocht een stuk minder zwaar.
Dag 79, 20 juni: Bazas – Le Billion, 28 km
In sneltreinvaart door Les Landes Ik besluit na de lange regendag van gisteren vandaag rustig aan te doen en rond de twintig kilometer te lopen. Dat betekent wel dat ik het gezelschap van Guus en het echtpaar Jacqueline en Hans kwijt ben. Dat is jammer, maar zo gaat dat op de Camino. Eenmaal op weg loopt het super lekker, alsof mijn rugzak kilo's lichter is als gisteren. Langzaam wordt het landschap vlakker en loop ik Les Landes in. Uitgestrekte pijnboombossen, met naalden van wel vijftien centimeter lang en waar de wind zo heerlijk doorheen ruist. Een
onderbegroeiing van varens en heide. Ik geniet van dit zo totaal andere landschap. Ik geniet niet van de muggen, die me lek steken, maar dat hoort er kennelijk bij. Je kunt niet stil blijven staan, want dan zitten er meteen een stuk of vier op je. Mijn brood eet ik daarom lopend op. Het traject gaat een groot deel van vandaag en morgen over een oude spoorlijn. Het is niet geasfalteerd zoals in België, maar een gewoon bospad. Af en toe zijn de bielzen nog zichtbaar. Het loopt letterlijk als een trein. Al voor half twee ben ik op de plaats van bestemming. Nee, hier ga ik niet blijven in de rimboe met al die muggen. Ik loop lekker door. In de volgende plaats beslis ik wel of ik daar in het hotel blijf of doorloop naar de volgende gîte.
Als ik in Captieux bij het hotel aankom zitten er de drie Nederlanders plus en Hawaiaanse vrouw en een Australische man. Ze kijken verbaasd op. Ik besluit met de Nederlander mee te lopen naar Le Billon, ik draag niet voor niets al de hele dag een warme maaltijd met me mee, het is gezelliger, goedkoper en bovenal ik heb er nog energie voor. Het laatste stuk valt zwaar in de hitte. De beloning is groot, het is er een paradijsje.
Dag 80, 21 juni: Le Billon – Roquefort, 27 km
De trein heeft een uur vertraging Om acht uur ga ik op pad. De zesentachtigjarige Yvette die sinds de dood van haar man alleen op de afgelegen boerderij woont en op haar geheel eigen manier - ze houdt graag alles in de hand - de naastgelegen gîte exploiteert, heeft heel precies uitgelegd welke route ik moet volgen om weer op de pelgrimsroute te komen. Het graspad tussen de twee eiken volgen en dan de gele zandweg naar rechts tot de brug over de snelweg. Het klopt precies en het gras is ontzettend nat na de flinke onweersbui van vannacht. Het gaat moeizaam vanochtend, misschien was de etappes van gisteren toch aan de lange kant ook al leek het in sneltreinvaart te gaan. Als ik na een half uur bij de snelweg ben pak ik mijn routebeschrijving erbij. Op dat moment realiseer ik me dat er iets niet klopt: ik ben mijn stokken vergeten. Het huilen staat me nader dan het lachen. Er zit niets anders op dan terug te lopen. Dit betekent vier kilometer extra en dus weer een lange dag. 's Avonds zegt Daniëlle, de hospitalier dat het Franse gezegde is 'als je je hoofd niet gebruikt, dan moet je je benen gebruiken'. Met een uur vertraging vervolg ik de oude spoorweg. Vandaag weer uitsluitend bossen. Er is veel meer wind dan gisteren en de pijnbomen zwiepen heen en weer tegen de strakblauwe lucht met stapelwolken. Het geeft mij een ontzettend vrij gevoel om door dit landschap te lopen. Leuk om te zien hoe iedereen zoiets anders beleeft. De anderen vonden het stuk voor stuk maar een saaie dag in zo'n bos waar je geen uitzicht hebt. Net als gisteren is het laatste uur loodzwaar. Als ik aankom is er nauwelijks tijd om op mijn gemak aan te komen, te douchen, inkopen te doen en te internetten. Het is of dat uur vertraging me de hele dag blijft achtervolgen. Als ik terugkom uit de bibliotheek, waar ik net voor sluitingstijd mijn verhalen van een
hele week heb kunnen versturen, zit iedereen al aan het aperitief. Het lijkt wel een orgie met vijf flessen wijn op tafel. De Australiër George heeft maar liefst drie flessen gekocht, Hans en Jacqueline een fles en dan schenkt de hospitalier ook nog een aperitief. Ik neem snel een douche en schuif daarna aan. Dit is weer de echte gezelligheid van pelgrims onder elkaar in een herberg.
Dag 81, 22 juni: Roquefort – Bougue, 19,5 km
Even rust
Daar zit ik dan op mijn gemak in de zon op een bankje tussen de herberg en de kerk mijn verhaal te schrijven. Ik ben alleen in deze herberg in het kleine dorpje Bougue. Het is wel en vreemd idee dat de gezellige groep van gisteren nu over vier locaties verspreid is. De pelgrimsvrienden uit Hawaï en Australië zitten bij vrienden en Guus is tien kilometer verderop. Hans en Jacqueline zijn op doktersadvies in Roquefort achtergebleven, Jacqueline had haar been overbelast. Ik heb er bewust voor gekozen om een paar kortere etappes in te lassen, zodat ik over en week fit in de Pyreneeën aan kan komen. Vandaag ben ik Guus nog regelmatig tegengekomen. Onderweg was bij een klein kerkje de sacristie knus ingericht tot pelgrimsruimte. We konden er zelf koffie en thee zetten. Het haardvuur hebben we maar niet aangestoken. Bij aankomst in Bougue zat Guus te pauzeren op het terras van de bar waar ik de sleutel van de herberg kon halen. Het contact met Guus, die de afgelopen week dagelijks mijn pad kruiste, was op twee manieren bijzonder. Guus is een erg drukke prater, waardoor het voor mij een goede oefening was om mijn grenzen aan te geven. Ik ben blij hoe ik toch met hem in contact kon blijven. We hebben samen veel plezier gehad. Verder had ik een bijzonder lijntje met hem omdat hij een dikke vijftig jaar geleden als kind sarcoïdose heeft gehad. Destijds vond men het belangrijk dat patiënten volledige rust namen. Hij heeft daarom drie maanden in het ziekenhuis gelegen. Prednison kwam toen net in zwang. Het was erg leuk om over onze ervaringen te kunnen praten. Lotgenotencontact verwacht je toch niet op zo'n tocht. Nu ik hier alleen in de herberg zit realiseer ik me dat ik het voor het eerst na een aantal dagen met anderen niet echt nodig heb om in alle rust bij te komen.
Dag 82, 23 juni: Bougue - Mont de Marsan, 11,5 km
Schoenmakers in Mont de Marsan Het is vanuit Bougue ruim twee uur over de oude spoorlijn lopen en dan sta ik midden in Mont de Marsan. Ik had helemaal geen behoefte aan weer een stad en heb daarom bewust mijn slaapplaatsen ervoor en erna gepland. Ik bekijk de stad onderweg wel en wil er bij de schoenmaker langs. Bij beide schoenen begint op het knikpunt waar je de voet afwikkelt het stiksel los te laten. Het lijkt me handig om het zo snel mogelijk even vast te laten stikken. Nu het pas half elf is als ik Mont de Marsan binnenkom en ik op dit tijdstip mijn rugzak al in de herberg kwijt kan besluit ik mijn plan te wijzigen. De laatste acht kilometers kunnen er morgen gemakkelijk bij. En op de kaart te zien lijkt mijn beoogde slaapplaats in een buitenwijk te liggen. Het is hier een leuke herberg in een voormalig badhuis. Met dit stralende weer heb ik ineens zin in een stadswandeling, een museum, gezellig winkels kijken of in parken zitten. Eerst maar de expeditie cordonnier. Twee dagen geleden had ik al het adres van een schoenmaker in het centrum opgezocht. Helaas, Gilles Ducos is niet bereid om mijn schoenen vandaag nog te maken. Hij heeft het te druk en enig begrip voor de problemen van een pelgrim kan hij niet opbrengen. Hij vindt dat je maar een reservepaar mee moet nemen. Het idee alleen al. Nu heb ik wel een probleem, want schoenmakers zijn dun gezaaid hier in Frankrijk. Morgen in Saint Sever is er een, maar dan is het zondag. Ik vestig mijn hoop op St Jean Pied de Port, als ze het nog een week uithouden. Dan ga ik maar de stad bezichtigen. Mont de Marsan blijkt een oninteressante uit de kluiten gewassen provinciestad. De stadswandeling heeft werkelijk niets te bieden, ik vind het nauwelijks het maken van een folder waard. Een gezellige zaterdagmarkt zoals in Thiviers en Sainte Foy la Grande kennen ze hier niet. Ook geen interessante musea. Ik ga mijn tijd echt niet verdoen in het infanteriemuseum. Omdat de hele middag nog voor me ligt besluit ik het project schoenmaker een vervolg te geven. Met behulp van de stadsplattegrond en de gele gids lokaliseer ik de schoenmakers verder van het centrum en bel ze. Nummer ĂŠĂŠn neemt niet op en nummer twee blijkt met pensioen. De derde, in het winkelcentrum buiten de stad, wil me graag helpen als ze het probleem op kan lossen. Ik trek mijn schoenen aan en loop een paar kilometer langs de uitvalsweg. Het blijkt een sleutel- en hakkenbar, waar ze helaas geen stikmachine hebben. Iemand in de winkel geeft me nog een laatste tip. Dat is een naaiatelier en hun machines zijn alleen geschikt voor kleding. Rest mij een terras met en biertje. Daarvan zijn er hier legio. Heerlijk.
Dag 83, 24 juni: Mont de Marsan - Saint-Sever, 21,5 km
Sint Jansfeest In het midden van de zomertijd is 't naamdag van Sint Jan .... Al een paar weken zie ik overal affiches hangen voor de F锚tes de Saint Jean dit weekeind. Het roept allerlei herinneringen bij me op. Jarenlang vierden we met onze kinderen op hun school het Sint Jansfeest op vierentwintig juni. Een heerlijk buitenfeest met een groot vuur, een picknick, muziek, dansen en bloemenkransen.
Ik ben benieuwd hoe het in Frankrijk gevierd wordt en hoop er nog iets van mee te maken. Nou ik kan mijn lol op vandaag in Saint-Sever, ik krijg de lusten en de lasten. Ze vieren hier maarliefst een dag of vijf feest en in die tijd is de pelgrimsherberg gesloten. Ik kan alleen nog een peperdure chambre d' h么tes bemachtigen. Ala, leve Sint Jan! Onderweg maak ik tussen de middag een bloemenkrans, erg leuk om dat na meer dan tien jaar weer eens te doen. Als ik in Saint-Sever aankom besef ik dat het de verkeerde uitdossing is, hoewel ik er van mensen leuke opmerkingen over krijg. Hier loopt iedereen met driehoekige dassen omgeknoopt, een beetje een kruising tussen een scouting- en een carnavalsoutfit. Ook de taps en tenten buiten, de harde muziek en de dichtgetimmerde etalageruiten doen aan carnaval denken. Het gros van de mensen heeft al veel op. Meteen krijg ik van een paar jongeren een biertje aangeboden. Als ik wilde kon ik ook bij hen in een grote tent slapen. Mijn superluxe onderkomen blijkt naast de kermis te liggen. Er is een prachtige tuin met grote bananen bomen en een schaduwrijk zitje, met achtergronddreun dus. Het vuur, dat door meneer pastoor gezegend wordt en waar de schoolkinderen omheen dansen, heeft vrijdag plaats gevonden. Gisteren was er een soort carnavalsoptocht. Vandaag is er een maaltijd en een spectacle. Het grote plein voor de oude abdijkerk - niet open vanwege de feesten - staat vol met lange tafels en banken. De basketbalvereniging verzorgt het eten. Om half negen begint de voorstelling, op het programma staan een bekende franse band, de plaatselijke dansgroep en een baskisch orkest in klederdracht. Vooral dat laatste lijkt me leuk. Maar ze kennen hier het baskisch kwartiertje, dat een stuk langer duurt dan het Brabants kwartierke. De jeugd kan er aardig wat van met dansen en de band speelt voor iedereen bekende nummers. Ik houd wel van die pittige franse muziek. De sfeer is in ieder geval fantastisch. Iedereen zingt mee, eet - om elf uur staat er nog en rij te wachten voor de maaltijd - , drinkt en danst. Ik heb een heerlijke avond en zit gezellig met een stel Fransen aan de wijn. Als om elf uur de band nog niet is afgelopen, houd ik het voor gezien, ik heb morgen immers weer een etappe te lopen.
Dag 84, 25 juni: Saint-Sever - Labastide-Chalosse, 22,5 km
Energie Om zeven uur word ik wakker van de wekker. Dat is me tijdens mijn tocht nog niet eerder overkomen. Meestal ben ik veel eerder wakker. Ik zet alleen een wekker als ik een tijd heb afgesproken of vanwege de warmte vroeg wil vertrekken. Vandaag geldt het allebei. Oeps, ik voel de wijntjes van gisteren wel. Vandaag schiet het allemaal niet op: de wifi blijkt niet te werken, de abdijkerk is nog steeds gesloten en alle bakkers in het centrum ook. Het is al na half negen als ik aan mijn tocht begin en het is vrijwel meteen warm. Onderweg wordt het steeds heuvelachtiger, er is weinig schaduw en het landschap is nogal saai met eindeloze maïsvelden. Het klinkt als ingrediënten voor een moeizame dag. Maar niets is minder waar. Ik voel me ontzettend energiek en ik loop heerlijk. Vandaag heb ik voor het eerst het gevoel dat ik helemaal in mijn kracht zit. Ik hoef niets te forceren of tegen te houden en ik kan me volledig ontspannen onder het gewicht van de rugzak. Alsof mijn lijf volautomatisch vanuit mijn krachtscentrum wordt aangestuurd. Wow, dat is fijn dat het ook zo kan, dat is thuiskomen in mijn lijf. Hier was ik naar op zoek. Ik heb in ieder geval nog een week of zeven om te ervaren hoe zich dit verder ontwikkelt. Want lekker in je lijf zitten is natuurlijk niet iets wat je op commando kunt doen. Na zeventien kilometer in Hagetmau wil ik inkopen doen, want ik slaap vannacht in een gehucht zonder voorzieningen. Ook hier zit het niet echt mee. De kerk met romaanse crypte een kilometer voor het dorp kan pas een uur later bezichtigd worden. Ik loop dus maar door. Dan blijkt dat ik in het dorp anderhalf uur moet wachten voor de supermarkt en de VVV open zijn. Ook bij de VVV wil het weer niet lukken met de wifi. Inmiddels is het half vier en tegen de vijfendertig graden als ik aan de laatste 5,5 kilometer begin. De rugzak is ruim een kilo zwaarder. Zonnemouwtjes aan en lopen maar. Weer gaat het als vanzelf. Helemaal fit kom ik in Labastide-Chalosse aan. Een frisse douche is natuurlijk wel lekker. Dat is een dag om met plezier op terug te kijken, ondanks het feit dat ik twee van die mooie UNESCO-juweeltjes heb gemist.
Dag 85, 26 juni: Labastide-Chalosse – Orthez, 23 km
Alles of niets Vannacht sliep ik in Labastide-Chalosse in de plaatselijke Salle Polyvalente. Is hier alles of is er niets? Het is maar hoe je het bekijkt. Het is een gehucht waar werkelijk niets is behalve een paar huizen, een kerk en die
bewuste salle. Het is een grote kale betegelde ruimte, waar behalve een paar schragen met een hardboard blad en een paar plastic stoelen niets in staat. Op het podium staan achter schotten en paar veldbedden. Verder keurig sanitair, een keuken en een plastic krat waar alles in zit wat de pelgrim nodig kan hebben. In het gastenboek staat dat het een rudimentaire rĂŠfuge is en dat je je maar moet bedenken dat er achthonderd jaar geleden hier op de heuvel voor de pelgrims helemaal niets was. Voor mij is zo'n herberg helemaal prima. Meer heb je toch niet nodig? Ik sta in de keuken een heerlijke ratatouille te koken, het wasje hangt over de trap en achter het pand kan ik heerlijk in de schaduw liggen. En de ongezellige sfeer is dan maar zo. Vandaag in Orthez is het andere uiterste. Een karakteristiek middeleeuws stadje met alle voorzieningen. Ze hebben er zelfs een schoenmaker die ter plekke mijn schoenen repareert. Een lastige klus, want hij zit vloekend achter de machine te stikken. Het is echt een noodreparatie, want de schoenen zijn bijna op. Santiago haal ik er niet op. De herberg in Orthez is de mooiste waar ik ooit geweest ben. Het is een middeleeuws versterkt huis dat al eeuwen voor de opvang van pelgrims wordt gebruikt. Vanaf de straat zie je alleen een poort. Via de binnenplaats en over de wenteltrap kom je bij de herberg op de tweede verdieping van het huis. Ook hier is alles aanwezig, maar dan iets luxer en gezelliger dan gisteren in de gemeentelijke zaal. Om een uur of zes komt de hospitalier langs om de pelgrims te ontvangen en nodigt mij en mijn medepelgrim, de Franse Christine, uit om in de bar wat te drinken. Er wordt -zoals vaker - flink gelachen als ik een pastis bestel. In Frankrijk is het een echt mannendrankje. Men vindt het kennelijk wel tof dat een buitenlandse vrouw zoiets bestelt. Na de borrel maak ik artisjokken voor mezelf. De meeste mensen kijken ervan op van wat ik in herbergen voor mezelf maak. Waarom zou ik niet lekker eten? Voor mij liever geen blik ravioli, sardientjes of een pakje soep met brood.
Dag 86, 27 juni: Orthez - Sauveterre-de-Béarn, 24 km
Hoog, hoger, hoogst en heet, heter heetst Als je aan mensen vertelt dat je naar Orthez gaat, dan begint iedereen met z'n hand een golvende beweging te maken. Inderdaad, na Mont de Marsan was het nog helemaal vlak, vanaf St Sever begon het licht te golven en gisteren was het de hele dag pittig stijgen en dalen naar Orthez. Vandaag gaat daar nog een schepje bij, 600 meter omhoog en 550 meter omlaag. Zo loop ik langzaam aan de Pyreneeën in en kom ik hoger en hoger. Ik geniet van dit traject, van de natuur, van de dorpjes die al wat bergachtig beginnen te worden. Er zijn nog een schapen te bekennen. Als ik vanmorgen Orthez uit loop doemen ineens heel wazig de bergtoppen van de Pyreneeën op. Het lijkt net een fatamorgana, een prachtig gezicht in diverse grijstinten. De bergtoppen liggen nog zo'n vijfenzeventig kilometer verderop, maar ik kom eraan hoor. Bij elke heuvel die ik over ben komen ze dichterbij. Halverwege de dag kan ik diepte in de bergketen zien en zijn de individuele bergtoppen te onderscheiden. Daarna wordt het zicht minder vanwege de warmte. Hier in Sauveterre-de-Béarn heb je normaal gesproken vanaf de kerk een schitterend panoramazicht, nu is het helemaal wazig. Er staat een bord met de namen van de bergen, veel jongens van boven de tweeduizend meter. Die allerhoogsten hoef ik gelukkig niet over. Niet alleen de hoogte neemt toe, ook de temperatuur stijgt steeds verder. Was het gisteren al 37 graden, vandaag is de temperatuur nog hoger. Om zeven uur 's avonds is het nog 38 gaden. Morgen wordt de topper met veertig graden. Het is wel even wennen hoor om in die hitte te wandelen. Vanmorgen om acht uur was het al snikheet en begon ik meteen te sjokken. Gelukkig kon ik uit de energie-ervaring van eergisteren putten: ontspannen en alleen mijn benen het werk laten doen. Het was nodig om vaker kort te pauzeren. Na een lange en pittige klim in de volle zon over een pas geasfalteerde weg is het heerlijk even in de schaduw te liggen. Mijn lunch heb ik zo lang mogelijk uitgesteld om zo veel mogelijk de hitte voor te blijven. Na de lunch was het nog een uur lopen. Het voelde bijna als een sauna, van die hete golven langs mijn benen. Klimmen was bijna niet meer te doen. En dan blijkt Sauveterre-de-Béarn een versterkt stadje te zijn dat hoog op een heuvel ligt. Ik ben helemaal blij als er voor ik aan de klim begin bij de rivier een kiosk is. Een koel glas mineraalwater in de schaduw is goddelijk. Daarna kom ik de 187 traptreden wel op. Ik denk dat ik morgen maar een uur eerder op sta.
Dag 87, 28 juni: Sauveterre-de-Béarn – Ostabat, 26 km
Vier jaar later Vandaag kom ik op bekend terrein en heb ik de hele weg van Harderwijk naar Santiago te voet afgelegd, als ik de route van vier jaar geleden met mijn huidige tocht samen tel. Als ik Saint Palais nader ben ik in tranen. Ik mijmer er onder het lopen over. Toen was ik een nog bleue pelgrim, op dag twee van mijn tocht. Voor het eerst na het uitvliegen van de kind eren eindelijk tijd en rust voor mezelf. Zes weken om de turbulente voorgaande jaren achter me te laten en ruimte te scheppen voor het vinden van een nieuwe baan. Ik kon toen nog niet vermoeden dat zes weken niet genoeg zou zijn en mijn lichaam me keihard zou terugfluiten. Dat het nodig zou zijn een nog diepere laag in mezelf aan te boren. Ik dacht dat ik de afgelopen jaren al genoeg aan mezelf had gewerkt, maar het bleek nodig om de hele weg te gaan. En nu loop ik vier jaar later opnieuw Saint Palais binnen, veel rustiger en sterker. Het voelt als een soort triomf, zo van 'kijk eens waar ik nu sta!'. Opvallend hoeveel plekjes en details ik nog herken. Ik drink koffie op het terras waar ik eerder zat. Al te lang blijf ik niet, want ik weet dat me een lange en zware klim te wachten staat in de volle zon. Eenmaal boven op de kale berg schrijf ik in het gastenboek dat het kennelijk nodig is hier nog een derde keer te komen om het uitzicht op de Pyreneeën te kunnen zien. Na de afdaling kom ik bij het kapelletje van Harambeltz. Ik krijg een uitgebreide privé rondleiding van een van de bewoners van de vier huizen in het gehucht. Tijdens de franse revolutie hebben de bewoners de kapel en het bijbehorende pelgrimshospitaal van de staat gekocht om daarmee deze oude pelgrimsplek te redden. Een unieke eigendomssituatie in Frankrijk. Van binnen is de aan Sint Nicolaas gewijde kerk helemaal van hout met bonte schilderingen. Het is echt een juweeltje. Net als ik heeft het kerkje in de afgelopen vier jaar een grondige renovatie ondergaan. Ik weet nog dat ik toen schrok van de vervallen staat van het gebouw, terwijl het vanbinnen zo'n pronkstuk is. Nu is het kerkje weer degelijk van constructie en zijn de kleuren stralend. Bijzonder die parallel met mezelf, realiseer ik me nu. In de gîte bij de Baskische boer en zanger is niets veranderd, behalve dat ze gepoederd zijn geworden en er een extra bed op de slaapzaal is bijgeplaatst. 's Avonds geniet ik opnieuw van zijn entertainment tijdens het eten. Hij helpt me nog bij de goede uitspraak van het lied 'Jeiki', ook een van zijn favorieten. Hij zingt het uit volle borst. Ik slaap in hetzelfde bed als toen. Verder houd ik op parallellen te trekken met mijn vorige tocht. Ik loop in het nu.
Dag 88, 29 juni: Ostabat - St. Jean Pied de Port, 22,5 km
Even bijkomen Gelukkig is het een bewolkte dag en is de etappe naar Saint Jean Pied de Port niet al te lang en niet al te heuvelachtig. Dat geeft me de mogelijkheid om een beetje bij te komen. De hitte van de afgelopen dagen was wel een hele aanslag op mijn lijf. Een dag wat rustiger aan doen is voor mij hard nodig. Ook heb ik behoorlijk last van mijn hielen. Het is belangrijk in de gaten te houden of die meer tijd nodig hebben om te herstellen. Verder kan ik de middag goed gebruiken om me voor te bereiden op het volgende deel van mijn tocht. Allereerst haal ik op het pelgrims bureau een nieuw pelgrimspaspoort, want mijn credential is helemaal vol gestempeld. Dan de route uitstippelen naar Irun, waar de Camino del Norte begint. In de Nederlandse herberg Chemin d' Esprit waar ik slaap hebben ze een vertaling gemaakt van de routebeschrijving naar Irun, ik kan er een kopie van maken. Verder koop ik een kaart van het gebied, waarop ik de route kan overtekenen. Wat een luxe zeg, daar ben ik helemaal blij mee. Er is een van de hospitaliers die de route gelopen heeft en me enthousiast maakt. Vervolgens ga ik op zoek naar nieuwe schoenen en sokken. Met de sokken lukt het prima, mijn oude kunnen de vuilnisbak in. Het aanbod aan wandelschoenen is heel beperkt. Deze aankoop stel ik daarom uit tot Irun of en volgende grote stad in Spanje. Door het asfalt en de warmte zijn de zolen en hakken behoorlijk afgesleten de laatste weken, maar het kan nog wel even. Rustig aan doen is verder nogal lastig in Saint Jean Pied de Port. Het wemelt hier op straat van de pelgrims en een herberg met achttien mensen is ook even wennen. Zo'n gezamenlijke maaltijd met mensen uit allerlei landen is wel heel gezellig. Na een nacht slapen durf ik het risico met mijn hielen niet aan en besluit er een dagje Saint Jean Pied de Port aan vast te plakken. Dit geeft me ook de gelegenheid om me verder voor te bereiden op de Camino del Norte. Als de zee en de Spaanse kust eenmaal in zicht zijn geeft me dat ruimte. Ultreia zingend daal ik verder af. Op de brug ben ik in tranen. Ik ben in Spanje! Hopelijk geeft Spanje me nieuw elan.
Dag 89, 30 juni: Rustdag St. Jean Pied de Port
Zorgen Een constant geroezemoes en gelach, zowel in de herberg als buiten op straat. Op gezette tijden komt ronkend het toeristentreintje langs. Ik trek me terug met een boek. Eerst bij de burcht en later, als het hard gaat waaien en koud wordt, op bed.
Ik voel me verdrietig. Ik ben niet in staat me in het gedruis beneden te mengen en maak me zorgen over mijn hielen. Een stekende pijn. Is het gewoon overbelasting of erger, een dreigende achillespeesontsteking of hielspoor? Zouden ze voldoende opknappen om morgen verder te kunnen? Ik heb de rust in de natuur tijdens het lopen nog zo nodig en wil ontzettend graag de tocht uitlopen. En het is toch echt nog ruim 900 kilometer tot Santiago, een derde van het totaal. Ik heb er een zwaar hoofd in. Aan Finisterre denk ik op dit moment al helemaal niet meer. Als ik de Camino del Norte volgens mijn vandaag gemaakte planning zou lopen en ik half augustus terug naar huis wil, is er al niet eens meer tijd voor. En dan moet ik ook nog schoenen vinden die goed zitten, in Nederland al een grote opgave, laat staan in het buitenland. In de sportzaak hier verkopen ze welgeteld één paar leren damesschoenen. Ik zie ertegen op om nieuwe schoenen in te lopen. En aan de andere kant zal er met de week minder profiel op de zolen zitten en wordt de kans op uitglijden groter. Ik moet dus wel. Midden in mijn zorgen komt er een vrolijke jonge Deense als kamergenoot binnenstappen. Heerlijk verfrissend. Ik ga toch maar eens naar beneden. Eerst morgen maar eens op weg naar Irun.
Dag 90, 1 juli: St. Jean Pied de Port – Bidarray, 23,5 km Dag 91, 2 juli: Bidarray – Espelette, 18 km
Pittige Pyreneeën Het is een vreemd idee dat alle pelgrims voorzien van een poncho de straat naar beneden uitlopen en aan de oversteek van de Pyreneeën beginnen en ik als enige na de brug afsla in westelijke richting. In de herberg was de spanning voelbaar bij de pelgrims. Ik herken dat nog van de vorige keer, die overtocht is zo groots. Het spijt me wel dat ik dat nu niet ga meemaken. Ik ga mijn eigen weg en ben al snel weer alleen in de natuur. Mijn portie Pyreneeën krijg ik ook. Kleine weggetjes, heuvel op heuvel af. Zowel gisteren als vandaag heb ik een zware klim naar een col. Boven
wacht me schitterend uitzicht over de kale bergen. Tot mijn grote verrassing kan ik heel ver weg de zee al zien. Ik vind dit eerlijk gezegd pittig genoeg. Veel meer kan ik fysiek niet aan. Mijn voeten zijn behoorlijk opgeknapt van een dag rust, de rechter wat meer dan de linker. Toch is er bij aankomst af en toe die stekende pijn. Ik neem me voor de komende dagen 's middags en 's avonds niet te veel meer te lopen. Dat komt goed uit, want beide dagen ben ik bij aankomst doodmoe en er hard aan toe om even te liggen. Gisteren beland ik in Bidarray in een afgelegen privé réfuge, eigenlijk meer een vakantiehuisje. Madame kookt heerlijk voor me, vermoedelijk is het de laatste keer dat ik zo en famille mee kan eten.
Vandaag in Espelette ervaar ik de pittige Pyreneeën op een heel andere manier. Espelette is het centrum van de piment. Overal hangen de pepers in strengen te drogen aan de gevels van de huizen. Ze kleuren prachtig bij het rode schilderwerk, dat zo typisch is voor het Baskenland. Omdat de keuken in de herberg amper uitgerust is - een magnetron, en een paar bordjes en glazen - ga ik in een restaurant de pittige Baskische streekgerechten eten.
Dag 92, 3 juli: Espelette – Ascain, 17,5 km
Meer Pyreneeën Wat gisteren van bovenaf zo vlak leek is in wekelijkheid behoorlijk gerimpeld. Vandaag is het tot mijn grote verrassing gewoon nog een tocht door de bergen. De dag begint weer met een col. Ik kom weliswaar niet zo hoog meer als gisteren, maar de uitzichten zijn schitterend. Tot twee keer toe loop ik een gedeelte over de rug van een heuvel. Links zicht op de Pyreneeën en rechts op de dorpjes in de vlakte. Berg na berg loop ik voorbij en nader steeds dichter de Atlantische kust.
Hoog boven lopen paarden te grazen. Ze hebben koebellen om. Buizerds zweven laag over, je kunt zelfs hun ogen en snavels onderscheiden. Ik loop helemaal te genieten van dit landschap. De vlakkere stukken geven me de gelegenheid om wat uit te rusten, mijn hielen krijgen het minder te verduren en ik kom een stuk fitter aan dan de dagen ervoor. En alweer beland ik in een pittoresk Baskisch plaatsje. Qua stijl wijkt Ascain af van de andere plaatsjes waar ik was. De huizen zijn hier niet in rood geschilderd maar in donkergroen en er zijn ook geen smalle straatjes.
Uiteraard is er wel een fronton voor de jeux de pélote, zelfs midden op het dorpsplein. Vanuit mijn hotelkamer kan ik de bal tegen de muur horen ketsen. Hoe het spel precies werkt weet ik niet.
En waar ik me gisteren in de kerk van Espelette al over verbaasde, zie ik hier ook weer. In de kerk zijn in een uvorm in drie lagen boven elkaar houten galerijen aangebracht. Kennelijk hadden ze in Baskenland vroeger veel trouwe kerkgangers. 's Avonds woon ik in de kerk een concert met Baskische liederen bij. Een mooie afsluiting van mijn Franse periode. Hoewel, ik verlaat morgen weliswaar Frankrijk, maar ik blijf nog een tijdje in Baskenland.
Dag 93, 4 juli: Ascain – Irun (Spanje), 18 km
Een aflopende zaak Nog anderhalf uur licht stijgen en dan daalt het pad al golvend langzaam af richting zeeniveau. Met de bergketen aan mijn linkerhand is het ook een aflopende zaak. Bergen worden heuvels, de toppen steeds ronder, lager en niet langer kaal. Opvallend is het protest tegen de aanleg van een nieuwe TGV op een berghelling. De levensgrote tekst wordt gevormd door de boomaanplant. Ik vermoed dat ze bijna een heel bos gekapt hebben en alleen de tekst uitgespaard is. Toch heb ik een heel verkeerd beeld van de situatie. Ik denk steeds dat bij zee de bergen eindigen en dat ik op dat punt via de brug naar Spanje loop. Natuurlijk loopt de bergketen gewoon door langs de Spaanse noordkust. Op mijn lunchplek, vlak voor Hendaye, kan ik dat prachtig zien. Daar ligt de zee, daar ligt Spanje. Ja, mijn tijd in Frankrijk is een aflopende zaak. Ik heb het land in 72 dagen geheel doorkruist. Daar ben ik reuze trots op. Met weemoed neem ik afscheid. Het was goed hier. Tot mijn verrassing mag ik de laatste twee uur weer de vertrouwde pijlen van de vrienden van St. Jaques volgen, mijn weg is aangehaakt op de Voie de la Côte. En of het met mij en mijn pelgrimstocht een aflopende zaak is? Ik ben moe. De simpele dag van maar achttien kilometer bergafwaarts valt me toch zwaar. Ik zit niet lekker in mijn vel, mijn
darmen rommelen, ik ben licht misselijk en mijn rugzak voelt loodzwaar. Ineens lijkt het me een heel aanlokkelijk idee om in Irun de TGV naar Parijs te pakken. Het station ligt maar een paar honderd meter van het overnachtingadres. Nee, zo gauw geef ik het niet op. Wel besef ik dat ik aan de grenzen van mijn kunnen zit. Toch blijf ik liefst nog anderhalve maand op mijn pelgrimsweg om nog wat meer veerkracht te krijgen voordat ik thuis een nieuw leven ga opbouwen. Het is dus aan mij om ervoor te zorgen dat ik alleen de grens naar Spanje overga en niet mijn eigen grenzen.
Dag 94, 5 juli: Irun - San Sebastián, 27,5 km
Overspoeld in Spanje Het is heftig om in Spanje te zijn, alsof ik overspoeld word en alles in een volgende versnelling gaat. Allereerst overspoeld door emoties. Gisteren bleven steeds de tranen komen over mijn aankomst in Spanje. Het was zo groots. Ook miste ik ineens Piet enorm in Irun. Alle herinneringen hier zijn zo verbonden met hem en onze pelgrimstocht van drie jaar geleden. Verder word ik overspoeld door al het nieuwe. De taal niet spreken en dan een simkaart en nieuwe schoenen - ze lopen prima - gaan kopen. Een geldautomaat die ik niet snap. Ik breek de transactie maar af en ga op zoek naar een simpeler apparaat. De herrie van de Spanjaarden, wat praten ze druk. Ik vlucht weer als vanouds een café uit en ga liever buiten aan de drukke straat zitten eten. In de herberg ruim een uur moeten wachten tot ik aan de beurt ben om in te schrijven. Vervolgens een wiebelig bovenbed toegewezen krijgen zonder hekje en met een eng laddertje. Veel pelgrims uit alle hoeken van de wereld. Zo anders dan in Frankrijk, waar het rustig is op de Camino, waar ik alles op mijn eigen manier en mijn eigen tijd kon doen, waar ik me na zo veel weken helemaal thuis voelde en de taal steeds beter beheerste. Ik wilde in Spanje meer veerkracht opdoen, nou de uitdaging begint meteen op dag één. Nemen wat er is. Vandaag word ik overspoeld door de regen. Bij de eerste stijging loop ik meteen een fikse regenbui in en blijf een kilometer of vijftien op hoogte in deze natte grijze wereld lopen. Hier is werkelijk geen regenpak tegen bestand. Ik ben tot op de draad nat en verkleumd als ik in het vissersplaatsje Passaia aankom. Ik had vandaag rustig aan willen doen en hier overnachten. Maar om nu ruim drie uur kleddernat te wachten tot de herberg open gaat zie ik niet zitten. Plan wijzigen en doorlopen naar San Sebastián. Het weer knapt op en de uitzichten op zee zijn prachtig. Onderweg word ik nog uitgenodigd door iemand om iets te komen drinken. Ach waarom niet. Gewoon meebewegen op de stroom, zo raak je niet overspoeld.
Dag 95, 6 juli: San Sebastián – Zarautz, 21 km
Lichtvoetig Hoe anders is de energie hier in Spanje. Het lijkt wel of alles lichter voelt. Ik zit in een heerlijke stroom. Onderweg loop ik te filosoferen wat dat nu is, ik kan er de vinger niet op leggen. Is het dat de aard van de Spanjaarden wat minder zwaar is dan die van de Fransen? Er wordt hier veel meer gelachen. Is het de wind die mijn zorgen wegblaast en het ruisen van de zee dat me tot rust brengt. Of is het gemakkelijker om in een stroom van pelgrims mee te gaan? Of is het lichter omdat ik op bekend terrein loop? Ik vind het in ieder geval wel reuze leuk, alsof ik me er al een beetje thuis voel en dat gevoel niet elke avond opnieuw hoef te creëren. Ik loop zo naar een herberg toe en weet de winkels en de restaurantjes te vinden. Of wordt alles lichter als ik me geen zorgen over de route hoef te maken. In de afgelopen drie jaar zijn ze hier met een kwast en een gigantisch grote pot knalgele verf aan de slag geweest. Was het toen regelmatig zoeken naar de weg, nu staan er bij een afslag soms wel vier pijlen. Het gidsje heb ik nog niet ingekeken. Of zou het veel schelen dat mijn nieuwe schoenen een stuk lichter zijn. Het is in ieder geval wel prettig dat ze bij de hielen wat lager zijn. Dat geeft wat meer lucht. Of lopen de onverharde paden makkelijker dan het asfalt. Feit is wel dat mijn voeten soepel hun weg vinden op de soms rotsachtige paadjes. Wel zijn de klimmen en de afdalingen flink pittig, maar het pad loopt ook vaak heel relaxed op hoogte langs de kust. En daar hoef je ook niet op het verkeer te letten. Of is het lichter omdat de eindstreep in zicht komt? Ik ben nu immers in het land waar Santiago ligt. Het is heel bemoedigend om vanmorgen een bordje met 'Santiago 792 kilometer' te zien. Natuurlijk is dat nog een heel eind, maar het wordt te overzien. Het doet niet toe. Ik heb vandaag net als gisteren heerlijk gelopen. Om een uur ben ik al in Zarautz, mijn bestemming voor vandaag. Het is goed toeven aan het strand tot de herberg om vier uur open gaat. Ik beschouw dit maar als een momentopname. Deze lichte kilometers zijn mooi meegenomen. Er zullen vast wel weer zwaardere volgen. Het geeft me wel het vertrouwen dat ik van een dip ook weer herstel.
Dag 96, 7 juli: Zarautz - Deba, 21,5 km Dag 97, 8 juli: Deba - Markina-Xemein, 23,5 km
Camino aan zee Eerst een aantal uren wandelen met de meest fraaie uitzichten over zee en dan na aankomst een duik in zee nemen. Dat lijkt me het einde. Daar heb ik in Limoges dat badpak voor aangeschaft. Zarautz is een grote badplaats met een hele rij restaurantjes en terrasjes aan het strand. De herberg ligt een paar honderd meter van het strand. Als ik me gisteren in de herberg heb ingecheckt - alweer een omslachtige procedure met een toespraak in het Spaans - is het prachtig weer geworden en is het druk op het strand. En wat een branding! De vermoeiende klimmen zijn na een duik in zee snel vergeten. 's Avonds eten we met de Engels sprekenden - twee vrouwen uit Nieuw Zeeland, een Koreaanse en een Ier - op een terras aan het strand. Behalve gezellig was het zo ontzettend lekker. Vooraf een salade met lauwwarme garnalen gegarneerd met mini-aaltjes. Daarna inktvisjes in hun eigen inkt, een Baskisch gerecht. Ik heb het nog nooit zo zwart gezien, we schreven met de inkt op onze placemats. En tot slot nog de meest prachtige zonsondergang. Wat wil je als pelgrim nog meer?
Dag 98, 9 juli: Markina-Xemein – Gernika, 25 km
De invloed van de zee De Camino gaat vandaag al snel de bergen in. Nog een aantal keren heb ik van grote hoogte zicht op de kust. Nog even genieten. Tot later! Ik voel dat de zee wat met me doet. Dat ze me terug brengt bij mijn bron en mijn energie, alsof er een transformatie gaande is. Dat eerste moment al toen ik bij het zien van de kust bij Hendaye mijn hart voelde open gaan. Bij elke blik op zee voel ik weer die ruimte. Ik zit volledig in mijn energie op dit moment en loop al zingend de
bergen in. Luid klinkt het Ave Maris Stella van Monteverdi, het komt zomaar ineens bij me op. Ik loop en ik loop en ik loop, schijnbaar zonder moeite, wel vier uur achter elkaar zonder te rusten. En dat op zo'n stevige bergetappe. Al om twee uur sta ik voor de herberg van Markina Xemein. Die zee toch. De zee is verbonden met mijn kindertijd. Ik kon nog maar net lopen of ik rende dagelijks langs de zee. Nog steeds heb ik de neiging om als ik aan het strand ben te gaan rennen. Alsof ik hier door de zee weer verbonden word met de energie die ik als klein kind had. Als dat het thuiskomen bij mezelf is, dat ik twee jaar geleden ervaarde tijdens die Biodanza avond, waarbij ik mezelf in vogelvlucht zag aankomen bij de kathedraal in Santiago ... Ik teken ervoor.
Pelgrimsleven in Spanje Zo na een paar dagen ben ik behoorlijk gewend aan het pelgrimsleven in Spanje. Was ik in Frankrijk meestal de jongste pelgrim, hier hoor ik echt tot de oudjes. Er zijn vooral veel Spanjaarden op de Camino. Het aandeel buitenlanders is hooguit een kwart. Veel Spanjaarden spreken geen Engels, zelfs de jongeren niet. Ik ben de enige die van huis uit een pelgrimstocht maakt en word door iedereen toch wel als een held gezien en als een echte pelgrim. De meeste Spanjaarden lopen maar een klein stukje. Vaak is het voor hen een goedkope vakantie. Zo is een aantal jongeren op weg naar een muziekfestival in Bilbao. Ook buitenlanders doen deze Camino vaak als een rustige en avontuurlijke vakantie of komen voor de natuur. Ik kom weinig mensen tegen die met een specifiek doel of motivatie op de weg zijn. Religie, spiritualiteit, verwerking van bepaalde dingen in het leven of persoonlijke ontwikkeling speelt nauwelijks een rol. Dat is wel heel anders dan in Frankrijk en op de Camino Frances. In de herbergen zijn de meeste Spanjaarden onder elkaar. Voor een deel heeft dat met de taal te maken. Maar bij voorbeeld ook met eetgewoonten. Ik kan 's avonds nauwelijks wachten tot de restaurants open gaan, zo'n honger heb ik. De Spanjaarden gaan om negen uur eten en zijn dan net voor de herberg om tien uur dicht gaat weer terug. De buitenlanders trekken dus naar elkaar toe. Inmiddels zijn dat er maar vier meer, een jong Tsjechisch stel, de tweeĂŤntwintig jarige Koreaanse Yin en ik. Vandaag is er geen herberg en deel ik een hotelkamer met Yin. Onderweg is er wel contact met alle medepelgrims. Soms een stukje met elkaar oplopen, even rusten bij een fontein, een enkele keer samen een terrasje. Ik vind het wel prettig om regelmatig mensen tegen te komen onderweg. Het is toch of je opgenomen bent in een stroom. Ik heb alleen helemaal niet het gevoel dat dit een stroom is die naar Santiago voert. Ik ben benieuwd of de sfeer na Bilbao anders zal zijn. De festivalgangers en de grote luidruchtige Spaanse vriendengroep met de rode T-shirts waar iedereen zich aan ergert zijn dan in ieder geval afgevallen.
Het bivakkeren in de herbergen valt me reuze mee. Met een paar oordoppen in slaap ik prima. Ook het vroege opstaan bevalt me wel. Maar voor zes uur kom ik er echt niet uit. Vandaag heb ik door alle drukte heen geslapen en was de slaapzaal al bijna leeg toen ik wakker werd. Keukens zijn er meestal niet in de herbergen en al helemaal geen hospitaleros die lekker voor je koken. De hospitalero is hier meer een soort toezichthouder en administrateur. De herberg in Irun was hier met een keuken, huiskamer en een betrokken hospitalero een uitzondering op. Op de en of andere manier merk ik dat ik geen verwachtingen heb van het pelgrimsleven. En ik ben er zeker niet van afhankelijk. Ik ben met mijn eigen tocht bezig en met mijn eigen proces. Ik zie wel of er zich nog bijzondere ontmoetingen voordoen en als dat niet zo is, dan is dat ook goed.
Dag 99, 10 juli: Gernika – Derio, 25,5 km
Ruimte Het miezert en daardoor ruikt het hele bos naar eucalyptus. Erg lekker, maar verder valt er weinig te beleven. Het is flink stijgen door dichte naaldbossen. Eenmaal op de hoogte van Morgan is er ineens uitzicht over de bergen. 'Ruimte' is het woord dat bij me opkomt. Ja ruimte heb ik nodig, die ruimte die ik hier boven voel, voelde ik ook aan zee. 'Je ruimte innemen' is het volgende wat bij me binnenvalt en 'je ruimte bewaren'. Van grote hoogte af heb je 'overzicht', dan kunnen de dingen ineens helder worden. Maar als je steeds op hoogte moet zijn om het overzicht te kunnen bewaren, dan isoleer je je. Voor mij is het de kunst in contact met anderen te zijn en toch voldoende ruimte te blijven voelen. Dat is prima oefenen hier op de Camino. Zo kom ik al filosoferend in Labarretzu aan, waar ik een warme chocomel drink in de bar. Inmiddels zit ik al onder de rook van Bilbao en zo te horen op de aanvliegroute naar het vliegveld. Dit is voorlopig het einde van de bergen. Het is nog een uur lopen langs de weg naar Lezama, een saai voorstadje van Bilbao. Over ruimte gesproken, die is er niet voor mij in de herberg van Lezama. Dit betekent een uur verder lopen naar Derio - ook al zo'n ongezellig voorstadje -, waar een jeugdherberg is die een kilometer van de weg ligt. Ik deel er een kamer met drie Franse jongens. En in wat voor ruimte ik nu terecht gekomen ben? Vanuit de verte lijkt het een kasteel. Het blijkt een soort businesscenter in een voormalig gebouw van de Diocese. Het is ongelooflijk groot en doet Oost-Europees aan. Het gebouw ligt in een ondefinieerbare openbare ruimte, eveneens mega groot. Het is een ruimte waar je je met geen mogelijkheid kunt thuis voelen. We worden er wat lacherig van. Zo grotesk is het.
Dag 100, 11-juli: Derio – Bilbao, 10 km
In honderd dagen tot Bilbao Lopend in mijn tempo en langs mijn route kom je dus precies na honderd dagen in Bilbao aan. Wel een leuke plek om een klein feestje te vieren dacht ik zo. Echt feestelijk voel ik me niet. Het is weliswaar slechts tien kilometer, maar het voelt toch zwaar. Tussen Derio en Bilbao ligt een flinke top, de Mont Avril. Eerst is het behoorlijk stijgen en daarna is het alsof Bilbao in een put ligt, zo steil gaat het naar beneden. Het is grijs, vochtig en kil in de stad. Ik ben zielsblij als ik in een pension in de oude binnenstad op een bed kan neer ploffen. Werkelijk elke spier doet pijn. Niks niet stad zien en feestje vieren, eerst uitrusten. Later op de middag bezoek ik het Guggenheim museum. Dat lukt nog net. In eerste instantie loop ik er wat verdwaasd rond en is het voor mij genoeg om in het gebouw te zijn, voor de collectie kan ik geen energie opbrengen. Uiteindelijk word ik helemaal gegrepen door de expositie van David Hockney, een landschapskunstenaar uit Yorkshire. Het is vooral zijn manier van kijken naar de natuur die me raakt. Het meest onder de indruk ben ik van zijn filmwerk. Daarbij maakt hij vanuit een stapvoets rijdende jeep opnamen met negen camera's tegelijk, elk net vanuit en ander perspectief. De negen opnamen worden gelijktijdig vertoond en vormen één beeld, maar tegelijkertijd ook weer niet. Hij verbeeldt in zijn werk precies zoals ik de natuur tijdens mijn Camino beleef. De details, de veranderingen van de seizoenen, het perspectief waaruit je de dingen bekijkt. Alles vanuit het langzame tempo van de wandelaar. Met tranen in mijn ogen blijf ik eindeloos kijken naar de opnamen. Toch een feestje.
Dag 101, 12 juli: Bilbao – Portugalete, 19 km
Is industrie saai? De weg van Bilbao naar Portugalete loopt zestien kilometer door de bebouwing en langs industriegebieden aan de rivier. Volgens velen is deze dag een dieptepunt in de Camino. Voor mij is het allereerst een rustig dagje. Een korte afstand en vrijwel vlak lopen geeft mijn lichaam de tijd om bij te komen. Nu heb ik het idee dat ik morgen weer een gewone wandeldag met hoogteverschillen aan kan. Persoonlijk vind ik de route echt genieten. De moderne architectuur van Bilbao, maar ook de vervallen en verlaten industrie langs de havens spreekt mij aan en
nodigt uit tot fotograferen. Met een blauwe lucht erbij worden foto's meteen een stuk mooier dan de grijze
opnamen van gisteren.
De oude gietijzeren hangbrug aan het einde van de rivier is een prachtig slot van de wandeling. Een plateau, waarop zes auto's en wat fietsers en wandelaars kunnen hangt aan kabels onder de brug en gaat van de ene oever naar de andere. Het is leuk om zo in Portugalete aan te komen.
Dag 102, 13 juli: Portugalete - Castro Urdiales, 32 km
Veerkracht Als je graag meer veerkracht wilt ontwikkelen, zoals ik het voor mezelf als wens formuleerde voor het Spaanse traject, dan moet zo'n veer ook regelmatig gespannen worden om te testen hoe het ervoor staat. Zo voelt het ook, alsof ik steeds weer op de proef gesteld word en er een schepje bovenop komt. Voor vandaag staat er 28 kilometer op het programma. Ik ben vroeg op pad om de warmte voor te zijn en om voldoende tijd te hebben om de afstand op mijn gemak te overbruggen.
Liep ik gisteravond in Portugalete al over het havenhoofd te flaneren, het zal vandaag nog lang duren voor ik aan zee ben. Het is hier rond Bilbao toch echt een stedelijk gebied. De Camino gaat acht kilometer over een breed fiets- en voetpad, langs, over en onder snelwegen door - de herrie hoor ik al niet eens meer! -, langs industrie en stedelijke bebouwing, om langzaam in de natuur terug te komen. Als het einde en ook de koffie in zicht is staat er doodleuk een bordje dat de Camino tijdelijk omgeleid wordt vanwege een ingestorte brug. Dat is even drie kilometer extra en weer langs die drukke wegen en industrie. Uiteindelijk zit ik na drieĂŤneenhalf uur lopen achter mijn koffie.
Vervolgens moet ik een afkorting vinden en die blijkt nauwelijks aangegeven. Met het boekje in de hand lukt het eerste gedeelte prima. Het is wel bloedsteil naar beneden en een paar keer struikel ik bijna. Even ben ik in de
verleiding om beneden te gaan zwemmen. Ik durf op zo'n lange dag toch het risico niet te nemen dat ik als ik later aan kom geen bed meer heb in de kleine herberg. Een hotel of pension is vanwege het muziekfestival in Bilbao in de hele omtrek niet te krijgen. Ik wil die veer niet zelf nog verder oprekken. Het tweede stuk van de route is aan de hand van de tekst echt niet te vinden. Maar ik blijk niet de enige die verkeerd loopt. Ik tref op een terras het Belgische stel dat ik al lang niet meer gezien heb en we zien ook nog andere pelgrims door deze verkeerde straat lopen. Maar ik heb de beproevingen van de dag weer doorstaan en loop aan het eind van de middag zelfs nog een kilometer op en neer om een postkantoor te zoeken en het centrum van Castro Urdiales, een mooie oude en sfeervolle vissersplaats te bekijken. Het is fijn te ervaren dat ik ook op een lange afstand in de warmte lekker loop. De zonnemouwtjes zijn weer nodig, maar tussen de braamstruiken niet zo'n succes. Ik merk wel dat het kustpad veel meer van mijn knieën vergt dan het franse gedeelte. Eens kijken hoe ik herstel van deze dag. Morgen zal ik onderweg beslissen of ik 23 of 30 kilometer loop.
Dag 103, 14 juli: Castro Urdiales – Laredo, 25 km
Snelle wegen Op de soms smalle strook tussen de bergen en de zee kronkelen drie wegen: de snelweg, de N-634 en de Camino. Was de N-634 tijdens onze vakantie drie jaar geleden mijn favoriet vanwege de vele uitzichten op zee, nu kan ik die weg wel schieten. Als de kuststrook smal is, dan kun je niet anders dan over die weg lopen. Er is bovendien niet één Camino, soms kun je wel kiezen uit een paar varianten. De afstanden variëren nogal per gids. Zo had ik vanmorgen bij de koffie 7,1 kilometer een andere 8,9, terwijl we hetzelfde pad volgden. Ik vind het allemaal erg verwarrend met al die varianten en heb me voorgenomen om pas ter plekke beslissingen te nemen. Zo kan ik vandaag volgens mijn voorzichtige planning naar Liendo lopen. Door een afkorting te nemen kan ik ook tot Laredo komen. Dat zou me goed uitkomen, want dat past beter in de planning. Maar dat betekent wel acht kilometer langs de weg lopen en een steil stuk langs de kust dat niet gemarkeerd is. Ik besluit in ieder geval dat stuk langs de weg te doen. Het is flink vermoeiend, want je moet continu alert zijn en twee uur is erg lang. Ik zigzag over de weg om steeds in de veilige buitenbocht te blijven. Dat tweede stuk langs de kust durf ik in eerste instantie niet aan. Zinnen in mijn boek als ' houd er rekening mee dat het
laatste stuk onduidelijk zal zijn' en hier moet u over en hek heen of via een steen langs de afgrond' schrikten me af. Maar als ter plekje blikt dat er wel gele pijlen staan durf ik het toch aan. Nu hanteren ze in Kantabrië de verfkwast niet zo consequent als in Baskenland en werd het toch zoeken. Maar wat een prachtig pad, over steile onherbergzame klippen met mooie vergezichten. Af en toe loopt het padje wel erg dicht langs de afgrond en het waait daar boven heel hard. Dat is wel wat eng. Maar het bewuste hek blijkt gewoon open te kunnen. En toch, zonder die markering had ik hier niet graag in mijn eentje gelopen. Het is toch goed om steeds mijn intuïtie te volgen. Laredo blijkt een veel leukere plaats om te overnachten dan Liendo. Een mooi oud centrum en gelegen aan een bijzonder grote baai. Ik slaap er voor het eerst sinds tijden weer in een klooster. Kortom, een prima beslissing om voor deze snelle weg te kiezen.
Dag 104, 15 juli: Laredo – Güemes, 30 km
Afwisseling Veranderde in Frankrijk het landschap heel geleidelijk, in Spanje kan het snel wisselen. Vanmorgen loop ik eerst een uur over een verlaten boulevard te flaneren. Aan het eind vaart het bootje naar Santoña af, de loopplank wordt op het strand uitgegooid. De baai is prachtig verstild op dit vroege morgenuur. Een kop koffie aan de overkant, het plaatsje uit, langs de enorme gevangenis en voor ik het weet ben ik een steile rots met prikkelstruiken aan het beklimmen om in de volgende baai uit te komen. Dit werk is niet mijn favoriet. Klauterend over de rotsen ben ik met een rugzak op altijd bang mijn evenwicht te verliezen of te vallen. En in de afdaling vind ik het eng om grote stappen te maken vanwege mijn knieën. Ik ben blij dat ik twee stokken bij me heb. Als ik heelhuids beneden ben gaat de Camino tot mijn verrassing vier kilometer lang verder over het strand naar Noja. Wandel je daar met je rugzak en schoenen aan tussen allemaal mensen in badkleding. Het voelt wat vreemd. Kennelijk loopt op zondag het hele dorp uit voor een strandwandeling. Na Noja loop ik het binnenland in over kleine weggetjes, over grotere wegen, langs boerderijen naar een romaanse kerk. Voor de afwisseling is het weer eens niet gemarkeerd. Ik heb schitterend uitzicht vanaf de heuvels op de omliggende bergen. Dan volgt nog een gedeelte door eucalyptusbossen - de eucalyptus, ooit
geïmporteerd en vooral gebruikt voor de fabricage van papier, neemt al het water op en verdringt alle oorspronkelijke begroeiing - om te eindigen bij de herberg van Güemes. Deze herberg is de meest bijzondere tot nu in Spanje. Pater Ernesto heeft na zijn eigen pelgrimstocht het huis van zijn grootouders omgebouwd tot herberg. In de loop van de tijd is het uitgegroeid tot een spirituele plek. Vol passie vertelt hij over het ontstaan ervan, zijn visie en de omgeving.
Dag 105, 16 juli: Güemes – Santander, 16 km
Te veel Wat was het gisteren heerlijk om na een eigenlijk te lange dag - na 21 van de 28 kilometer was ik al versleten en was er geen overnachtingsmogelijkheid - in de na herberg van Güemes aan te komen. Het voelde als een warm bad om iets te eten en te drinken te krijgen bij aankomst en dat de vrijwilligers belangstellend vroegen hoe mijn dag geweest was. De rust in de tuin, de bibliotheek en de meditatieruimte waren weldadig. Ook kon ik eindelijk weer eens in de herberg aanschuiven voor het avondmaal. Toch was dit niet voldoende om bij te tanken. Het is vandaag gelukkig maar 16 kilometer naar Santander en er lonkt een vrije middag. De tocht is vrij vlak, over de klippen en langs het strand. Ondanks dat valt het me ontzettend zwaar. Het laatste stukje per boot is een bijzondere en aangename manier om een grote stad binnen te komen. Om één uur kan ik mijn rugzak kwijt in de herberg, die om drie uur open gaat. Wat had ik graag een douche genomen en een poos op bed gelegen. Ik breng de tijd door met wachten op het postkantoor om mijn laatste pakketje naar huis te sturen, wat wandelen langs de boulevard en naar huis bellen. Eigenlijk is alles me teveel.
Om drie uur krijg ik eindelijk mijn bed en douche. Het is een benauwde boel in de herberg. Waar in 2008 volgens mijn gidsje de herberg achttien slaapplaatsen telde, staan nu in dezelfde ruimte vijfentwintig stapelbedden dicht opeengepakt. Ik ben niet meer in staat te bedenken wat nu goed voor me is. Op bed
liggen, de stad in. Als twee pelgrims voorstellen om eerst een warm maal te nemen en dan met de bus naar een kasteel op de punt van het schiereiland te gaan ben ik meteen te porren voor het eerste. Helaas serveren ze geen warm eten meer. De bus is een regelrechte ramp. In de spits opeengepakt tussen al die ratelende Spanjaarden heb ik het idee knettergek te worden. Het kasteel blijkt gesloten, maar we liggen er heerlijk in het gras in de zon. Eindelijk heb ik het gevoel een beetje op te knappen. Tot slot een warme maaltijd en daarna zo snel mogelijk mijn bed in. Met weemoed denk ik terug aan mijn pension in Bilbao. De volgende keer zoek ik in een grote stad weer een plek waar ik tot rust kan komen. Dit is geen doen. Ik heb geen notie of ik morgen verder kan lopen.
Dag 106, 17 juli: Santander – Camplengo, 31,5 km
Beslissen in het nu Omdat ik gisteren zo ontzettend moe was heb ik al mijn plannen voor vandaag losgelaten. Ik zie wel of en hoe lang ik loop. Er zijn een paar mogelijkheden om te overnachten, maar vaak een eindje van de weg. Misschien slaap ik zelfs wel een nacht buiten, want het gaat flink warm worden. De dag blijkt landschappelijk een dieptepunt, maar fysiek een topper. Hoe bijzonder is het dat ik na zo'n dip van gisteren ineens helemaal in mijn kracht zit en heerlijk loop. De eerste elf kilometer tot Mogro zijn een makkie. Gisteravond zag ik me hier nog een hotel nemen, maar nu blijkt het een prima plek voor een kop koffie. Tot dit punt heb ik samen met een Belg opgelopen die vanuit Brussel is vertrokken. We leggen één kilometer van het traject per trein af om een gevaarlijke passage over de spoorbrug te omzeilen. Alternatief was acht kilometer omlopen via een industriegebied. Het volgende gedeelte is warm en een heel stuk langs bovengrondse pijpleidingen en chemische industrie. Ik neem me voor om bij een van de twee restaurants onderweg een warme maaltijd te nemen en zo het heetst van de dag te overbruggen. Mijn keus valt gezien het tijdstip op de tweede. Maar omdat ik herberg twee ook oversla kom ik daar uiteindelijk niet langs. Het wordt dus een picknick in de schaduw van de enige eucalyptusboom. Ik koers aan op de herberg bij Camplengo, een monsterafstand van 31,5 kilometer. Na nog flink wat bebouwing, een cola bij een bar en industrie kom ik eindelijk weer in de ongerepte heuvels. De laatste kilometers bergopwaarts naar de herberg vallen wel zwaar in de brandende zon. Het helpt me om te bedenken dat de zon me koestert en me goed doet. Tegelijkertijd is het natuurlijk wel nodig de waterhuishouding op peil te houden en me goed te beschermen tegen de zon. Ik kom terecht op een heerlijke plek. Een herberg bij een Spaanse familie, met een tuin om lekker languit in de
schaduw onderuit te liggen. We bivakkeren in hun huiskamer en worden geheel verzorgd. Oma maakt de maaltijden en haar zonderlinge zoon doet het entertainment. Zijn show met een speciaal cider-tap-apparaat is leuk en lekker. Ook geeft hij heerlijke schoudermassages. Zo blijkt maar weer dat als je geen verwachtingen hebt je ver kunt komen.
Dag 107, 18 juli: Camplengo – Cóbreces, 17 km
Spaanse coup Vanwege de lange dag van gisteren en de voorspelde hitte ga ik vandaag voor een korte afstand van zeventien kilometer. Dat geeft me tegelijkertijd de mogelijkheid om in een klooster te slapen en naar de kapper te gaan. Het is een uurtje lopen naar Santillana del Mar. Het middeleeuwse plaatsje is prachtig, zeker nu er om negen uur's nog geen toeristen zijn. Hier blijf ik de ochtend. Eerst koffie, schrijven en een mislukte poging om de stukjes te verzenden. Daarna ga ik op zoek naar een peluqueria, een kapsalon dus. Het is moeilijk om in het Spaans aan te geven hoe ik het geknipt wil hebben en laat de kapster daarom maar geheel haar gang gaan. De coup wordt bijna volledig gesneden en vervolgens op z'n Spaans plat geföhnd. Dat is weer eens iets anders dan mijn gebruikelijke kuifje. Als ik buiten sta bedenk ik me dat ik de kapper beter niet contant had kunnen betalen. Ik heb nog maar achttien euro over en zie zo gauw in dit dorp geen geldautomaat. Ook in de volgende dorpjes is er geen te vinden. Ik moet het dus tot morgen doen met wat ik heb. Slapen kan in het klooster voor vijf euro, maar er is geen keuken waar je zelf iets kunt koken. Voor 36 cent koop ik een wortel en een perzik voor morgen onderweg en oud brood heb ik nog. Rest me een kleine dertien euro om iets te eten, want na een dag lopen ben ik echt aan een flinke warme maaltijd toe. Normaal heb je tussen de acht en de twaalf euro een pelgrimsmenu met drie gangen, water, brood en wijn. Hier lukt dat niet. Er is alleen een duur visrestaurant in dit gat. Voor mijn geld kan ik inktvis, brood, water en een glaasje wijn krijgen. Dat klinkt goed. Helaas zijn het maar vijf kleine inktvisjes plus een minuscuul klein broodje en dat vult echt niet genoeg. Ik duik dus met honger en een mooie Spaanse coup mijn slaapzak in.
Dag 108, 19 juli: CĂłbreces - San Vincente de la Barquera, 26 km
Hoe verder Nog een dag of wat en dan moet ik een beslissing nemen over de te volgen route. Of ik loop de Camino del Norte verder langs de kust, of ik neem de Camino Primitivo richting Santiago. Ik loop er al tijden over te dubben. De Camino Primitivo is de meest oude pelgrimsweg en schijnt ontzettend mooi te zijn. Tegelijkertijd is het ook een erg zware route. Je doorkruist de Picos de Europa. De kustweg schijnt het laatste gedeelte langs veel industrie te gaan. Het lijkt me het allermooist om de Camino Primitivo te lopen, maar het is de vraag of ik het aan kan. Eergisteren heb ik een Nederlands gidsje van de Camino Primitivo ingekeken en kwam toen tot de conclusie 'nee dit is voor mij niet haalbaar'. Ik zie dan zo'n veer voor me die te ver is uitgerekt en niet meer in model te krijgen is. Dat is niet wat ik bedoel met meer veerkracht opdoen in Spanje. Vandaag onder het lopen valt er ineens het idee in om een deel van mijn bagage naar Santiago te sturen. Mijn regenbroek, jurkje, badpak, zwarte trui, windjack en nog wat kleine dingen, bij elkaar zo'n kleine kilo kan ik wel missen. Misschien is het met een lichtere rugzak wel te doen. Vanmiddag ben ik in een boekwinkel op zoek gegaan naar een gidsje van de Primitivo. Zonder boekje begin ik er in ieder geval niet aan. Er blijkt een viertalige uitgave te bestaan. Ik durfde het boekje nog niet te kopen. Er is ook nog een variant die over Oviedo loopt en daarna weer terug gaat naar de kust. Een klein stukje Primitivo dus. Wellicht ook een goede optie. Ik blijf twijfelen en slaap er nog maar een paar nachtjes over. Een ding is zeker: ik ga door. De laatste week begon ik steeds mee naar huis te verlangen. Piet en de kinderen zien. Niet meer in volle herbergen slapen, maar lekker in mijn eigen bed. Het uit eten gaan begint me de keel uit te hangen. Op sommige momenten heb ik zo genoeg van dit hele pelgrimsleven. Een klein moment kan me tot tranen brengen. Maar met de eindstreep al bijna in zicht ga ik toch echt niet opgeven. Het is nog maar iets meer dan vijfhonderd kilometer.
Dag 109, 20 juli: San Vincente de la Barquera – Colombres, 17 km
Het stapelt zich op Als je in een herberg in een kelder overnacht merk je pas bij vertrek dat het regent. Ik was er niet op voorbereid en het valt me rauw op mijn dak. Voeg daarbij een kribbige hospitalero die mij geen antwoord wil geven op een
vraag over een kortere route die hij heeft aangegeven. Ik weet dat ik links over de brug moet, maar hoe je dan weer op de route komt is me een raadsel. Regenkleding aan, wegwezen hier en op goed geluk linksaf. In het eerste cafĂŠ neem ik een kop koffie om bij te komen. Ik heb er vandaag helemaal geen zin in. Ik sla mijn gidsje erop na en dan blijkt dat de variant van de hospitalero kilometers langs de Na-634 blijkt te lopen. Dat wordt doorzetten dus, maar in de stromende regen misschien niet eens zo'n slechte optie. Ook het volgende wegrestaurant doe ik aan voor koffie, tortilla en internet. Even uit het geraas en de regen. Uiteindelijk mag ik eventjes van de weg af heuvel op en heuvel af, net of ik door het oerwoud loop. Dat is het pareltje van de dag. Vlak voor Colombres moet er alweer een consumptie tegenaan, want de kilometers moeten vandaag echt uit mijn tenen vandaan komen. In het dorp is een grote herberg en een noodonderkomen in de sporthal. Ik kies voor de herberg om wat meer privacy en comfort te hebben, maar als ik uit de verte de joelende kinderen en klappende kinderen hoor lijkt me de sporthal met de gymnastiekmatten uiteindelijk toch de beste optie. Het is afzien, want alle geluiden weerklinken in die hal en je kunt nergens lekker zitten. Ik vind een rustig hoekje om te slapen, maar als er een groep druk pratende Spanjaarden zich vlakbij mij installeert gaat 's middags om vier uur de Oropax al in. Help, dit is teveel. Een warme maaltijd 's middags doet me goed. Maar daarna is de dag nog zo lang. Als een kip zonder kop loop ik door het dorp te drentelen. Nergens kan ik mijn rust vinden. Op zo'n dag heb ik het echt nodig om even naar huis te bellen.
Dag 110, 21 juli: Colombres – Poo, 27 km
Het is zoals het is Onderweg kwam ik een man tegen met een T-shirt met de opdruk ' It is what it is'. Ja zo is de Camino en zo is het leven. Gisteren had ik te dealen met veel lastige dingen en vandaag gaat het dan ineens van een leien dakje. Het is zonnig weer en de route is werkelijk prachtig. Misschien wel het mooiste stuk van de hele Camino - op de eerste zes kilometers N-634 na dan -. Links prachtig zicht op de Picos de Europa, zelf hoog lopend vlak bij de zee, zonder er zicht op te hebben, maar wel voelbaar dichtbij. Meer dan een kilometer liep ik met een groep geiten op. Ze lieten me niet passeren. Vervolgens kwamen de klippen in zicht, een beschermd gebied met kraters (bufones) die door de golven uitgesleten zijn.
Al lopend denk ik steeds aan die tekst op dat T-shirt. Veel factoren kun je niet veranderen, dus neem je het zoals het is. Ineens wordt me helder dat ik dat altijd in mijn leven zo doe. Ik besef alleen vaak niet dat zoiets ongemerkt veel energie kan kosten. Natuurlijk, bij zo'n dag als gisteren voel ik wel dat ik alle zeilen bij moet zetten en dat me dat bakken energie kost. Maar ook een dag als vandaag, hoe mooi en prachtig ook, is en blijft vermoeiend. En dat waren alle andere dagen ook. Ik besef me nu pas dat ik eigenlijk iedere dag een flinke prestatie neerzet. Zo'n 22 kilometer gemiddeld in heuvelachtig landschap met heel mijn hebben en houwen op mijn rug, al het geregel eromheen en alles wat er
verder op mijn pad komt. Tot nu toe deed ik dat gewoon en vond dat ook niets bijzonders, ondanks alle mailtjes met complimenten. Ik doe wat me te doen staat. En als ik dat ruim honderd dagen doe, dan stapelt zich dat wel op. Dan sluipt er een vermoeidheid in. Zoiets van de pelgrim die aan vakantie toe is. Het is dus zaak om elke dag goed uit te rusten, wil ik niet 'overwerkt' in Santiago aankomen. In Frankrijk was dat gemakkelijk, er was altijd genoeg privacy en rust. Hier in Spanje blijkt dat een hele toer. Vandaag in de kleine herberg in Poo is het in ieder geval goed toeven. Er is een veranda met lekkere stoelen en een mooie tuin. Misschien zoek ik vaker de kleinere plaatsen op of neem af en toe een eigen kamer. Dat heb ik wel verdiend.
Dag 111, 22 juli: Rustdag Poo
Pelgrim op vakantie Als ik vanmorgen wakker word besef ik meteen dat ik niet in staat ben om te lopen. De pelgrim is echt een dagje toe aan vakantie. Mijn lijf is uitgeput en ik kan alleen maar janken. Ik blijf daarom gewoon liggen terwijl de pelgrims om me heen vertrekken, in de hoop dat er vannacht een bed voor me is. Als er ergens in Spanje een herberg is waar ik wil blijven, dan is het hier wel. Gelukkig is het mogelijk. Ik verhuis van het bovenbed naar het benedenbed, ietsje meer comfort en nog steeds met panorama-uitzicht op de bergen. Eindelijk heb ik tijd om weer eens een boek lezen te op bed en rustig te ontbijten in de tuin. Daarna ga ik het dorp verkennen, dat wil zeggen koffie drinken in de plaatselijke bar en lunch kopen in het kleine winkeltje. Het voelt tot nu toe als een vrije doordeweekse dag, die ik alleen thuis doorbreng. Dat het vandaag zondag is heb ik pas door als ik aan het strand kom, waar de hele plaatselijke bevolking hutje mudje op elkaar zit. Bij eb is er hier wel strand, maar geen zee. Dat is een vreemd gezicht en zwemmen zit er dus dit keer niet in. Vandaag heb ik een afspraak met Lies, een vriendin die in de buurt op vakantie is. Juist op het moment dat ik het allemaal zwaar inzie met die Camino is dat extra zalig, zo vertrouwd. Gewoon bijpraten, of dat nu in Harderwijk,
Eindhoven of Spanje is maakt niet uit. Nu ik toch een vrije dag heb maken we er een echt vakantiedagje van. Eerst een lunch aan het strandje van Poo en daarna slenteren en op terrasjes zitten in Llanes. Heerlijk samen mensen kijken. Vanwege het feest van Santa Maria Magdalena lopen er veel mensen, vooral vrouwen, maar ook mannen en kinderen in traditionele Spaanse kleding. Hoe rijk en feestelijk is die dracht en het is opvallend hoe mooi de meeste vrouwen erin uit zien. Leuk detail is dan het mobieltje en het pakje sigaretten in de hand of de partner naast hun in korte broek en sportshirt. Ook het serveren en drinken van cider is het bekijken waard. Met de ene hand de fles hoog boven het hoofd houden, de andere hand laag met daarin schuin het glas en dan gieten maar van een afstand. Ze schenken slechts een bodempje in het grote glas en dat wordt in een teug bijna leeg gedronken. Het restje wordt gewoon weggegooid. Even vergeet ik dat ik pelgrim ben, even geen zware last op mijn schouders, even mijn voeten lucht geven. Straks lekker slapen en morgen weer op pad.
Dag 112, 23 juli: Poo – Ribedasella, 28 km
Weer genieten Gelukkig, ik heb vanmorgen weer zin om op pad te gaan, ik kan weer genieten onderweg. Gelukkig maar, want drie volle weken afzien is geen doen. Ineens kan ik ook de andere kant voelen: 'Drie weken nog maar en dan is de tocht die oneindig leek voorbij'. Die komt hard binnen, maar liever tranen hierom dan tranen van wanhoop. Mooi hoe ik weer ontspannen kan genieten van de kust, de kale bergen, de kleine boeren dorpjes in Asturië, de maïshuisjes - hoog op poten zodat de muizen er niet bij kunnen - die hier net vakantiehuisjes lijken, de zon, de wind. Ik heb de rust om onderweg uitgebreid te picknicken, in het gras te liggen en mijn verhaal te schrijven. Het gevoel van midden-Frankrijk komt weer naar boven, het deel van de tocht waarbij alles wel op rolletjes leek te bij gaan in die eerste mooie zomerse dagen.
De veerkracht is terug na een dag vakantie met lieve Lies. Prachtig hoe dingen soms kunnen lopen, alsof het zo moest zijn. Vandaag treft een andere tekst op een T-shirt me: 'Lazy days'. Niet dat je 28 kilometer wandelen in heuvelachtig gebied lazy kunt noemen, maar het gaat om de intentie waarmee ik de dag beleef en de afstand overbrug. Zo lees ik in mijn boekje dat het nodig is de herberg in Ribedasella te reserveren. Als ik ze tijdens mijn koffiestop bel en ze geen Engels blijken te spreken, pas ik de 'methode Elli' toe ( iemand zoeken waarmee je kunt communiceren, het telefoonnummer intoetsen en die persoon laten bellen). Een gereserveerd bed geeft me de mogelijkheid om rustig aan te doen. Zo kom ik pas tegen zes uur op mijn bestemming aan. Daar wacht me de zee! Met kiezels is dat wel even pijnlijk aan mijn gevoelige voeten. Eenmaal door de branding is dat ook genieten.
Dag 113, 24 juli: Ribedasella – La Isla, 18 km
Rustig alleen Je neemt een rustdag en daarmee laat je alle bekenden los. Vreemd genoeg kom ik tot nu toe ook geen mensen tegen die langzamer liepen dan ik. Ik ben in een andere groep met een totaal andere energie terecht gekomen. Ik breng een rustige namiddag door in de herberg met een tiental zestigers. Vier Fransen kwam ik gisteren onderweg al geregeld tegen en twee Britse vrouwen vandaag een aantal keer. Niet meer de drukte van de jongeren, met hun weer eens een andere vakantie dan anders en hun drang om zo veel mogelijk Camino vrienden te maken. In de vanaf Bilbao steeds wisselende groep voelde ik me regelmatig een beetje een vreemde eend in de bijt. Ik kon er niet echt aansluiting vinden en deed toch pogingen om erbij te horen. In de eerste week van Irun tot Bilbao was dat heel anders. Toen was er een vaste groep, jong en oud door elkaar. Langzamerhand bouwde je met iedereen een bepaalde band op. Na Bilbao was alleen mijn maatje, de Koreaanse Jin, over en heb ik een Belgisch echtpaar nog een paar keer ontmoet. Het is een aparte gewaarwording om in een albergue tussen andere pelgrims te zijn en het gevoel te hebben er heerlijk rustig alleen te kunnen zijn. Ieder gaat zo zijn eigen gang. Ik vind het helemaal heerlijk. Lekker op bed een boek lezen, al mijn kleren wassen en zelf een maaltijd koken. Ik heb het idee dat ik na mijn 'vakantie' meer mijn rust kan vinden. Gisteren was het al zo fijn om rustig in mijn eentje uit eten te gaan. Een paar dagen geleden bij de sporthal in Colombres deed ik dat ook, maar toen had ik ergens het gevoel er niet bij te horen. Ik hoef niet meer zo nodig allerlei contacten op te doen en vrienden te maken. Het is vaak zo vluchtig en oppervlakkig. Ik steek graag alleen energie in mensen die me aanspreken. Zo was het contact met de Poolse
Daria, waarmee ik samen in het klooster in Laredo overnachtte, heel open en had ik in Santander een fijn gesprek tijdens het eten met een Belgische vrouw. Vandaag lopen de contacten weer vanzelfsprekend, onderweg met de Britse dames, met de Fransen een biertje op een terras, tijdens het koken met een Deens stel. 's Avonds heb ik een leuk gesprek met twee Nederlanders. En helemaal blij word ik als Jin de herberg binnenstapt. Het is goed elkaar nog een keer te zien voor we elk een andere route gaan lopen.
Dag 114, 25 juli: La Isla – Vilaviciosa, 22,5 km
Het platteland van Asturië Vanmorgen zeg ik de zee weer voor een paar dagen vaarwel en gaat de Camino het binnenland in. Het lijkt wel of de tijd hier in het heeft stilgestaan. Kleine boeren dorpjes waar nog met paard en wagen gewerkt wordt, al die graanhuisjes. Asturië is beduidend armoediger dan Baskenland en Cantabrië. Vandaag kom ik bij een prachtig romaans dorpskerkje. Mooier nog is de oude tandenloze vrouw die bibberend leunend op een stok uitleg geeft. Un, dos, tres, de driedeling die telkens voorkomt in de kerk en die de Vader, de Zoon en de Heilige Geest symboliseert. Dat is wat ik begrijp, de rest is abracadabra. Terwijl ik naast de kerk op een bankje lunch komen er kinderen limonade verkopen voor 25 cent. Het is een bijzonder lekkere en dorstlessende citroendrank op melkbasis. Jammer dat ze maar een bodempje schenken in de plastic bekertjes, maar voor 50 cent krijg ik toch een heel glaasje. De rust op het platte land is verademend en zo in contrast met de kust. Hier is werkelijk niets en aan de kust zijn alle voorzieningen en stikt het van de toeristen. Eerlijk gezegd vind ik de toeristen en alle infrastructuur eromheen met hotels, souvenirswinkels en terrasjes maar storend. Gisteren had ik niet eens zin om te gaan zwemmen vanwege de drukte. Het is voor mij telkens weer een verademing om in een klein dorpje bij de enige bar een café solo te drinken. Daar proef je het echte Spanje. Zo loop ik uren door de heuvels in de brandende zon. Aan het eind van de dag kom ik in Villaviciosa weer in de bewoonde wereld. Geen herberg dit keer, maar een sfeervol hotel. Ze bieden pelgrims er voor een klein prijsje ongelooflijk veel luxe. Ik geniet van het ligbad en de grote handdoeken. Wel erg aangenaam na het sobere platte land. Dat is weer de positieve kant van de toeristenvoorzieningen.
Dag 115, 26 juli: Vilaviciosa – Gijón, 31 km
Gigantisch ... Gijón Op de een of andere manier associeer ik Gijón met gigantisch, het zal wel met de alliteratie te maken hebben. En van het begin af aan heeft Gijón weerstand bij me opgeroepen. Thuis al deden deze etappe en die van morgen me besluiten de Camino del Norte te laten voor wat het is. Ik zie op tegen de derde grote stad binnen drie weken en de lange etappe ernaar toe. Ik heb de afstand tot 31 kilometer kunnen beperken door vannacht in Vilaviciosa te slapen, maar onderweg is er geen andere mogelijkheid. Ook heb ik vandaag de grootste en steilste klim van de Camino del Norte voor de boeg. Morgen is vergelijkbaar, maar dan is de afstand iets korter en de stad, Avilés, kleiner. Maar weer geen keuze. Niet bepaald leuk als je rustig aan wilt doen. Laat ik er gewoon maar aan beginnen, 'in rust en vertrouwen' om de spreuk van pater Gabriël maar weer eens aan te halen. Als ik de steile klim achter de rug heb ben ik blij dat ik vanmorgen bij de splitsing rechtdoor ben gelopen en niet linksaf richting Oviedo via de Camino Primitivo. Dagelijks zulke klimmen heb ik geen zin in. Ik maakte de keuze wel met spijt in het hart, want het spectaculaire en adembenemende landschap had ik graag ervaren. Ik zie hoe lastig ik het vind om uit zelfbehoud mijn tweede keus te lopen. Normaal gesproken ga ik graag voor het hoogste. Om de lange dag wat te breken neem ik tussen de middag een warme maaltijd. Zo kan ik er weer tegen en rust ik lekker uit. Na het eten heb ik nog wel vijftien kilometer te gaan en is het inmiddels bloedheet. Ik verlaag mijn tempo en deel het laatste stuk in drieën op. Ergens in een wei in het gras liggen en in een van de landelijke buitenwijken op een schaduwterras iets drinken. Dat bevalt me prima. Heel relaxed loop ik rond half zes het centrum van Gijón in. Inmiddels dreigt er onweer en ik kan de regenhoes van mijn rugzak en het aanbevolen pension niet vinden. Ik vraag iedereen in mijn beste Spaans de weg naar de Calle San Bernardo en ik word van het kastje naar de muur gestuurd. Als het begint te regenen vind ik het echt niet leuk meer. Er rest me niets anders dan nat worden en kalm blijven doorvragen. Om half zeven sta ik op de stoep en hebben ze geen plaats meer. Het pension erboven heeft gelukkig wel een bed voor me en ook een kamergenoot. Dat is gezellig en goed voor de portemonnee. Ja, het was een gigantisch lange dag. De stad interesseert me geen moer, maar aan de boulevard en op de terrasjes is het goed toeven. Wat brengt de zee toch rust in een stad.
Dag 116, 27 juli: Gijón – Alivés, 25,5 km
Urbanisatie en industrie De straten zijn nat als ik om acht uur vertrek. Niet van de voorspelde regen, maar de stadsreiniging is druk in de weer. Het is zelfs al 22 graden. Met tegenzin ga ik op pad. In rust en vertrouwen dan maar weer, maar het vertrouwen is ver te zoeken. Ik ben nog moe van gisteren en voel mijn achillespezen. Hopelijk helpt een extra kussentje van toiletpapier onder mijn hielen. Deze dag krijgt landschappelijk de poedelprijs. Dit is precies wat mensen bedoelen als ze zeggen dat de Camino del Norte zo industrieel is. Ik beloof mezelf een kop koffie bij het laatste café van Gijón. Dat is dus precies een uur lopen. Daarna volgen de industriegebieden. Wonderlijk hoe in dit gebied gewoon mensen wonen tussen de fabrieken, hun tuintje staan te schoffelen en de kippen los rond lopen. Eindelijk, na ruim twee uur ruik ik de geur van eucalyptus en kan ik pruimen eten, het geluid van de industrie nog op de achtergrond. Het is een heerlijke veldweg, behoorlijk vlak. Er waait een lekker windje en af en toe is het bewolkt. Echt een stuk om op adem te komen. Ik loop vrolijk te zingen en lig in het gras kersen te eten. Het duurt niet lang of ik kom alweer in de industriegebieden, dit keer van Avilés. Dit is echt het toppunt van lelijkheid. De Camino loopt zelfs over een fabrieksterrein. De paaltjes met de schelp staan zo vreemd in dit landschap. Maar ook dit is de weg naar Santiago.
Tot mijn verbazing zie ik tussen de fabrieken ineens een klein restaurantje. Dat is welkom rond lunchtijd, want ik zie me hier niet picknicken. Zit ik daar in een bomvol restaurant tussen de fabrieksarbeiders in hun overalls te lunchen. Een heerlijke belevenis, die mijn hele dag goed maakt. En het eten is ook nog eens super goed. Ze drinken daar dus gewoon een fles wijn leeg bij het eten en staan daarna weer achter de machines.
Na de maaltijd voel ik me als herboren en loop vlot het laatste stuk industrie, snelweg en lelijke bebouwing van Avilés langs. Uitgerust kom ik tegen vier uur in de herberg aan. Het kan dus: moe op pad gaan, een suf gedeelte lopen én meer uitgerust aankomen. En dan blijkt het centrum van Avilés ook nog gezellig.
Dag 117, 28 juli: Alivés – San Esteban de Pravia, 23,5 km
Wazig Vannacht heb ik slecht geslapen. De herberg in Avilés is er zo een van hoeveel bedden passen er in een ruimte? Het is er donker, vies en vochtig. Geen onderlakens op de bedden, wat ik sowieso al smerig vind, maar dat maakt het ook extra stoffig. Het vocht en het stof werken op mijn neus en ik reageer behoorlijk allergisch. Samen met een boel snurkers die ik door mijn oordoppen heen hoor leidt dat tot veel wakker liggen. En voor zes uur begint iedereen alweer op te staan. Het is nog donker, mensen ik wil nog slapen! Met mijn hoofd nog in de watten ga ik om half acht op pad. Het kost me grote moeite de pijlen te vinden die me de weg uit de stad wijzen. Ik snak naar een kop koffie, maar ik ben hard voor mezelf en vind dat ik eerst maar naar Salinas moet lopen. Onderweg blijft die koffie maar door mijn hoofd spoken en in Salinas blijkt niets open. Inmiddels is het gaan regenen en dat maakt alles er nog waziger op. Mijn bril is bespat en beslagen. Blik op oneindig en lopen maar. Iedere stap kost moeite. Weg is alle energie en vertrouwen van gisteren. Als vanouds lunch ik in een bushokje. Later beland ik in een verregend dorpsfeest. Er is allerhande lekkers te koop op de kunstmarkt, maar geen koffie. Vanaf een hoge brug staan tientallen ouders onder paraplu's te kijken naar de wedstrijd diep beneden in de rivier waar hun kinderen in bootjes zich erg inspannen om de eindstreep te halen. Ik besluit mijn dag in te korten omdat ik het fysiek niet trek. Soto del Barco is nu mijn doel. Klinkt mooi, maar blijkt een troosteloos gat. Hier ga ik helemaal depressief worden. Als het hotel ook nog eens meer dan een kilometer van de route blijkt te liggen, besluit ik alsnog door te lopen naar San Esteban. Dat ligt weliswaar ook een eind van de route, maar dat heeft tenminste een herberg en een schilderachtig haventje.
Nu was het zicht wat wazig vandaag, maar mijn geest was ook niet helder. Waarom ga ik in Soto del Barco in een bar vragen waar een goedkoop hotel is en drink ik er niet eerst die kop koffie? Waarom loop ik volgens het boekje naar de jeugdherberg in San Esteban, twee kilometer buiten de route, en niet naar het dorp twee kilometer verderop dat wel op de route ligt? Dat scheelt morgen vier kilometer. Waarom bestel ik voor 's avonds een warme maaltijd in de herberg terwijl ik beter bij aankomst in een restaurant iets had kunnen eten. Nu ben ik rond etenstijd zo moe en hongerig dat ik misselijk word van het eten. Als ik te moe ben kan ik dus niet meer goed voor mezelf zorgen. Vroeg naar bed en morgen weer een nieuwe kans. Hopelijk zie ik dan alles weer helder.
Dag 118, 29 juli: San Esteban de Pravia - Soto de Luiña, 21 km
De kortste weg Geen kilometer loop ik meer om, ik kies de weg recht toe recht aan naar Santiago. Dus niet vanaf de herberg via de kust, maar gewoon terug langs de weg. Niet de omweg van 2,5 kilometer langs het prachtige havenplaatsje Cudillero, dat heb ik drie jaar geleden al gezien. Alle energie wil ik sparen, want ik ben flink uitgeput. Ik heb lekker geslapen en ben uitgerust, dat wel en ik heb ook niet door gehad dat mijn kamergenoten vroeg vertrokken. Maar het spookte 's nachts wel door mijn hoofd of ik er goed aan doe de Camino door te zetten. Ik wilde immers niet op wilskracht lopen en naar de signalen van mijn lijf luisteren. Moet ik daar niet aan toegeven als mijn lijf zo duidelijk om rust vraagt. Ik denk weer aan Michelle die kostte wat het kost in Vézelay aan moest komen. En hoe ik hoopte dat ik haar zou herinneren als ik fysieke problemen zou hebben. Natuurlijk, ik ben er bijna. Ik heb nog zo'n tien procent te gaan. Maar dat is wel nog zo'n driehonderd kilometer, van huis bijna tot Namen. Anderzijds denk ik ook terug aan de dagen waarop de energie ineens weer terug is. Ik besluit een rustdag in te plannen als dat nodig is en pas daarna te besluiten over stoppen of niet. Stoppen zou voor mij beslist geen afgang zijn, daarvoor heb ik al teveel neergezet. Maar het verlangen om na zo'n tocht voor de kathedraal van Santiago te staan is groot, ook om langzaam naar de afronding toe te leven. De kortste weg dus, maar dat blijkt vandaag een lastige opgave. Tot vier keer toe loop ik verkeerd, in totaal zo'n anderhalve kilometer extra. De route is in Asturië heel consequent uitgezet, alleen is de markering niet altijd goed te zien. De keramieken tegeltjes met de pijlen zijn door de zon verkleurd en vallen amper op. Ook staan ze vaak op onlogische plaatsen, net na de kruising in plaats van erop of net om de bocht. Toch ben ik niet de enige die verkeerd loopt. Ik kom pelgrims tegen op foute wegen. Meestal heb ik door dat ik fout zit omdat ik geen teken meer zie. Ik vraag dan meteen de weg. Gelukkig is iedereen met de Camino bekend en kan me in radio Spaans de goede weg wijzen. Alleen in het bos zijn er geen mensen die me kunnen helpen. Eerst wijzen de pijlen twee kanten op en kies ik de richting volgens mijn gidsje. Vervolgens stuit ik op een paal met routeaanduiding, die in landbouwplastic is verpakt, maar door anderen weer open gescheurd is zodat de schelp zichtbaar is. Vreemd, maar ik volg gewoon de pijl. Daarna moet ik volgens mijn gids een bospad schuin rechts hebben en ik kan uit twee mogelijkheden kiezen. Ik neem het pad waar de pijl naartoe wijst, ook al voldoet het andere pad meer aan de definitie van bospad. Het pad loopt dood in een weiland, maar ik zie duidelijk sporen van andere pelgrims. Ze gaan onder prikkeldraad door en vervolgens van een twee meter hoog talud af om weer op het andere bospad uit te komen. Ik kan er de humor wel weer van inzien. Het pad wordt behoorlijk onbegaanbaar en er is geen pijl meer te bekennen, maar met mijn routebeschrijving kom ik er prima uit. Kennelijk is de route hier gewijzigd. Al met al was het niet de kortste weg vandaag. Maar gaandeweg kreeg ik er wel meer plezier en vertrouwen in. En de route is ook prachtig, door eucalyptusbossen en langs holle wegen. Ik kom als eerste in de herberg van Soto de Luiña aan en besluit dit keer meteen een warm maal te nemen. Gaandeweg leert men.
Dag 119, 30 juli: Soto de Luiña – Cadavedo, 26 km
Omwegen Gisteravond kwam de hospitalero uitleg geven over de route van vandaag. De Camino loopt in principe de hele dag langs de carettera, de N-632, maar er zijn verschillende varianten, tien kilometer extra in totaal en wat meer hoogteverschillen. Die omwegen trekken toch wel. Ik slaap er nog een nachtje over. Vanmorgen is duidelijk dat ik niet de hele dag op de carettera ga lopen. De eerste lus bergop en bergaf pak ik in ieder geval. En mooi dat het is. Ik loop helemaal alleen in de ochtendkou en -stilte door de verlaten bossen en bergen. Het is erg steil en ik kom zelfs over de top van de heuvel. Daar zie ik ineens heel diep beneden de zee. Helaas komt deze variant niet na twee uur bij een café, zoals ik uit het verhaal van de hospitalero had begrepen. Dat is jammer, want mijn eten is zo goed als op omdat er op zondag geen winkel open was. Ik heb nog een stukje chocola en eet dat bij een klein kapelletje op een hermitage. Verder teer ik op bramen. Na vier uur lopen kom ik eindelijk weer in de bewoonde wereld en tref daar een café. Dat blijkt trouwens het laatste te zijn van vandaag. Ik blijk al een immense afstand afgelegd te hebben. Wat apart dat ik na dagen moeizaam lopen met een snelheid van amper drie kilometer per uur inclusief pauze nu ineens op zo'n zwaar stuk vier kilometer per uur loop. Ik ben kennelijk weer helemaal uit mijn dip. Die tweede omweg neem ik natuurlijk ook. Dit keer voert het pad vlak langs de kust. Mijn gidsje raadde deze varianten af omdat de weg moeilijk begaanbaar zou zijn. Misschien gisteren wel, maar vandaag niet. De maaiploeg liep net voor me uit. Het is nog vroeg in de middag en ik ben al bijna op mijn bestemming. Met spijt bedenk ik me dat Cadavedo niet aan zee ligt. Precies op dat moment zie ik een bordje met 'playa 300 m'. Ik bedenk me geen moment, die zeshonderd meter kunnen er ook nog wel bij. Het is een intiem kiezelstrandje met een kleine bar. Wat is het genieten vandaag. Met al deze omwegen reken ik niet op een plaats in de herberg, want die heeft maar tien bedden. De eerste pelgrim die ik tegen kom meldt inderdaad dat de herberg vol is. De hospitalero zei dat er talloze andere mogelijkheden zijn, maar vertelde niet bij hoe je die kunt vinden. De hotels zijn hier super duur. Een eenpersoonskamer met ontbijt om 9 uur is toch geen pelgrimsaanbod. Uiteindelijk vraag ik in een bar om hulp en belt een van de gasten een vriendin. En even later geniet ik voor een kleine meerprijs ten opzichte van de herberg in een Spaans huis van de luxe en de privacy.
Dag 120, 31 juli: Cadavedo – Luarca, 19 km
Heen en weer Langzaam aan komt het einde van mijn pelgrimstocht in zicht. Vandaag is het nog precies twee weken en driehonderd kilometer tot Santiago. Regelmatig vragen mensen aan me of ik ook terug loop. Vroeger deed iedereen dat natuurlijk en ik heb al een aantal mensen ontmoet die pelgrims op hun terugweg zijn tegengekomen. Ik vind het meer dan genoeg zo en moet er niet aan denken dat ik met een beetje mazzel net voor de kerst weer thuis zou zijn. Piet heeft gisteren de terugreis voor me geboekt. Als alles goed gaat stap ik op 16 augustus in Santiago in de bus en kom ik de volgende avond in Amsterdam aan. Ik kies bewust voor de bus om na zo'n lange weg de terugreis bewust mee te kunnen maken en de landen waar ik gelopen heb in omgekeerde volgorde te doorkruisen. Het vliegtuig nemen zou voor mij te abrupt zijn. Voordeel van de bus is ook dat ik mijn vertrekdatum altijd kan wijzigen. Ik kan dan in gedachten wel erg bezig zijn met de terugreis en het verlangen om thuis te komen, het is nodig mijn aandacht bij de wandeling van vandaag te houden. Allereerst lukt het me niet vanaf mijn slaapplek het vervolg van de Camino te vinden. Gele pijlen ontbreken en ik word door iemand totaal de verkeerde kant op gestuurd. Zonde van mijn tijd en energie. Fout lopen dreigt regelmatig, het is vandaag echt nodig om het gidsje erbij te houden. Ook moet ik opletten dat ik het enige winkeltje vandaag niet mis om brood te kopen, want in de plaats waar ik ga overnachten is helemaal niets, ook geen café. Tijdens mijn lunchpauze bestudeer ik mijn gidsje nog eens goed en ontdek ik dat de herberg in Almuña een stuk van de route ligt. Wat heb ik te zoeken in zo'n gat waar niets te beleven valt. Ik besluit mijn plan te wijzigen, naar Luarca te lopen en daar een pension te zoeken. Ik heb het ondertussen helemaal gehad met die herbergen. Voor mij zijn ze vooral druk, stoffig en energieverslindend. Zo gezegd zo gedaan en nu vertoef ik het gezellige havenplaatsje in pension Moderna, een echt ouderwets pension met een tachtigjarige pensionhoudster.
Dag 121, 1 augustus: Luarca – Navia, 20,5 km
De ene voet voor de andere In deze fase van de Camino is het een kwestie van doorzetten en de ene voet voor de andere zetten. Elke stap die ik zet gaat in de richting van Santiago. En elke kilometer levert ook geld op voor onderzoek naar vermoeidheid. Ik vind dat wel een grappig idee nu ik zelf zo ontzettend moe ben. Plezier heb ik er vandaag niet in. Ik heb slecht geslapen in het krakende bed en de rugzak voelt zwaar. Vervolgens is de weg ook nog eens ontzettend saai. Bijna alleen maar asfalt, vaak langs drukke wegen. Ik ben het zo zat om langs die drukke wegen te lopen. Zeker nu ik zo moe ben vind ik dat bloedlink. Ik bedenk me onderweg dat het misschien aan mij ligt dat er vandaag niets aan is, maar als mijn hart openspringt bij elk klein stukje mooie natuur - een berm met bloeiende heide, een beekje of een hol weggetje dan geloof ik niet dat dat zo is. Vreemd toch hoe weinig de Camino del Norte langs de kust loopt. Vandaag vang ik er alleen af en toe vanuit de verte een blik van op. Bij het kustpad in Wales waar we vorige zomer stukken van liepen was dat heel anders. Natuurlijk snap ik wel dat als je elke baai volgt je je doel niet snel bereikt. Dit is een pelgrimsroute en geen langeafstandswandeling. De grootste verrassing van vandaag is een omleiding vanwege de aanleg van een weg. Vermoedelijk komt het daardoor dat het traject zo eindeloos lijkt. Om kwart voor drie is het dan eindelijk zo ver dat ik in Navia een pension kan zoeken. Ik krijg vandaag heel wat meer comfort voor dezelfde prijs als gisteren in het toeristische Luarca. Na een warm maal bij de benedenburen val ik als een blok in slaap. Dat is me tijdens deze tocht nog niet eerder overkomen. Het geeft wel aan dat ik dus echt moe begin te worden. Het is nog 236 kilometer te gaan tot Santiago en ik wil niet weten hoeveel voetstappen dat zijn.
Dag 122, 2 augustus: Navia - Tapia de Casariego, 21 km
Tapia aan zee Net als gisteren loopt de Camino grotendeels parallel aan of over de N634. Het is duidelijk dat ze geprobeerd hebben er het beste van te maken, maar natuur, rust en de zee zijn ver te zoeken. Pas vlak voor het eind komt het eerste streepje zee in zicht. Verschil met gisteren is vooral dat ik weer lekkerder in mijn energie zit. Het pension in Navia heeft me goed gedaan. Het was een bijzondere ervaring te slapen in een kamer waarin de opstelling van het bed en de oriĂŤntatie ten opzichte van het raam en de zon precies hetzelfde zijn als thuis. Energetisch voelt het net of ik in mijn eigen bed lig, met dat verschil natuurlijk dat de andere kant leeg is. Nog ruim twee weken en dan liggen we weer samen in bed. Hoogtepunt van de dag is het eindpunt, de herberg in Tapia de Casariego. Die ligt pal aan zee, hoog bovenop de rotskust. Met een trapje kun je naar de baai beneden. Ik zit er rustig op de rotsen terwijl het water over mijn voeten spoelt. Op het kleine kiezelstrand valt mijn oog op de rode stenen. Vermoedelijk zijn het gewoon door de zee afgesleten stukjes baksteen, maar voor mij zijn het tapia's, 'halfedelsteentjes' die ik mee wil nemen voor mensen die me tijdens mijn tocht gesteund hebben. Ik verzamel tapia's, vooral hele kleintjes want dan kunnen er zo veel mogelijk mee. Zo neem ik al een beetje afscheid van de kust. Morgen is nog een laatste etappe langs de zee en daarna buigt de Camino het binnenland in.
3 augustus: Tapia de Casariego - San Xusto
Goed gezelschap Het is de laatste dag aan de kust en de laatste dag in Asturië. De zon komt net op boven zee als ik vertrek. Het pad voert dicht bij de kust langs maïsvelden. De zee is vaak onzichtbaar, maar voelbaar aanwezig. Het loopt prettig zo zonder al die auto's. Na een poosje loopt Yolanda, de Britse vrouw waar ik gisteren al even mee sprak en een klik mee had, me achterop. We gaan samen verder. Boven een kleine baai is een bar waar we koffie drinken, een sprookjesachtige plek. Al voor elf uur gaan we de brug bij Ribadeo over, die ons in Galicië brengt. Ik had dit bedoeld als eindpunt voor vandaag, maar peins er geen seconde over om hier te blijven. Yolanda is goed en inspirerend gezelschap. Haar positieve levenshouding en bemoedigende woorden doen al mijn zorgen van de afgelopen dagen verdwijnen. Ik kom in een andere energie en kan weer in mijn kracht komen. Ondertussen schiet het flink op. We komen in een heerlijk loopritme, onze stokken komen in een cadans. Twee hotelletjes onderweg slaan we over en we koersen aan op Gondán, de plaats die ik voor morgen in gedachten had. Het is ongelooflijk hoe ik deze dag loop. Het lijkt of ik één groot energievat ben. Ik kan er volop uit putten, maar het raakt niet leeg. Het is een waanzinnige belevenis. Prachtig hoe Yolanda en ik elkaar stimuleren tijdens de tocht. Aan het eind van de dag stijgen we nog driehonderd meter zonder enig probleem. Meteen weer een afdaling en dan weer honderd meter omhoog. Om zes uur staan we voor de herberg van Gondán, die gesloten blijkt. Lopen we toch gewoon twee kilometer verder. Uiteindelijk heb ik 37,5 kilometer gelopen en kan ik in het laatste bed slapen. Ik ben beretrots en dankbaar dat ik dit gefikst heb. Ik heb zojuist een persoonlijk record gevestigd, terwijl ik daar absoluut niet op uit was. Ik had het niet voor mogelijk gehouden dat ik dit in deze fase van de tocht zou kunnen.
Dag 124, 4 augustus: San Xusto – Mondoñedo, 14,5 km
Uitrusten in Mondoñedo Galicië is dun bevolkt, een verlaten berglandschap met veel eucalyptusbossen en her en der piepkleine boerendorpjes. Volgens mij wonen hier alleen nog ouderen en woont hier over een jaar of twintig bijna niemand meer. Veel mensen scharrelen over straat en knopen een praatje met me aan. In mijn beste Spaans en met handen en voeten lukt dat prima.
Ook herbergen zijn hier in Galicië dun gezaaid. Dat betekent dat je vaak moet kiezen tussen een heel lange dag of voor een korte etappe. Gezien de monstertocht van gisteren kies ik nu voor kort. Ook vandaag loopt het prima. Het is amper te merken dat ik gisteren een uitzonderlijke prestatie heb geleverd. Wel is het prettig om een middag in Mondoñedo door te brengen. Het is een sfeervol klein stadje met een mooie kathedraal. Bij aankomst tref ik Yolanda in de herberg en we besluiten samen te eten. We belanden in een lokaal restaurant en eten er uit de Galicische keuken. Na het eten en de bijbehorende fles wijn is het heerlijk een dutje te doen. Ik merk dat de ontspanning in mijn tocht is terug gekomen. De afstand tot Santiago is te overzien en de dagelijkse afstanden zijn niet groot meer. Doordat ik gisteren twee etappes op een dag heb gelopen kan ik de laatste etappe splitsen en vlak voor Santiago slapen. Ik kan dan de volgende dag in alle vroegte aankomen, nog voor de stad overspoeld is met toeristen. Ik heb het gevoel dat ik deze laatste week gebruiken kan om bij te komen. Ik kijk ernaar uit om uitgerust Santiago te bereiken.
Dag 125, 5 augustus: Mondoñedo – Gontán, 16,5 km
Stilte en chaos Liep ik gisteren al door een verlaten gebied, vandaag is het nog stiller. Af en toe een verlaten huis, een enkele keer een bewoond huis, een afgelegen kerkje met kerkhof en een keer een piepklein dorpje, maar zonder winkels of café. Op de weg rijdt een enkele auto en af en toe word ik ingehaald door een pelgrim. Tot ik om kwart over twaalf in Gontán kom heerst er absolute stilte. Bij de herberg zit al een grote groep pelgrims te wachten tot de herberg om een uur open gaat. De rugzakken staan in de rij. Dit is iets wat ik van de Camino Frances ken, maar hier nog niet eerder heb meegemaakt. Gelukkig ben ik op tijd voor een bed en kan ik genieten van een rustige en goed uitgeruste herberg. De rest van de pelgrims wordt doorverwezen naar de sporthal. En dat zijn er nogal wat, ze blijven maar binnendruppelen. Waar al die pelgrims ineens vandaan komen is niet duidelijk. Vermoedelijk zijn er dit weekeind veel mensen gestart. Je kunt vanaf hier in een week naar Santiago lopen en als je 100 kilometer te voet hebt afgelegd krijg je een Compostela. Voor veel mensen is dit een fel begeerd document, voor mijn een leuke bijkomstigheid. Andere pelgrims vertellen mij dat het vanaf hier chaos zal zijn op de Camino en vechten om een slaapplaats. Dat valt me rauw op mijn dak. Ik wilde zo lekker rustig aan doen en had de drukte pas de laatste twee dagen verwacht als de Camino del Norte samenvloeit met de Camino Frances. Ik heb een leuke planning gemaakt voor het laatste traject. Die laat ik dus nu los en ik zal me overgeven aan de stroom en wel zien waar ik terecht kom.
Ook wat het eten betreft is het chaos. Gontán is een klein plaatsje met welgeteld één restaurant. Het is zondag, dus de plaatselijke bevolking wil graag buiten de deur eten. En dan willen al die pelgrims ook nog een menu del dia. Ik moet wachten en beland met mijn drankje in een grote groep Spaanse pelgrims. Later eet ik ook met hen. Ontzettend gezellig en tegelijkertijd dodelijk vermoeiend. Ik kan het gesprek gedeeltelijk volgen, soms gaat het in het Engels en op de achtergrond het geroezemoes van de andere gasten in het stampvolle restaurant. Heerlijk authentiek, zowel het eten als de sfeer. Voor mij een genieten en overgave aan de chaos.
Dag 126, 6 augustus: Gontán – Vilalba, 22 km
Zo saai Als ik vanmorgen om kwart over zeven wakker word is de herberg zo goed als leeg. Dat betekent dat ik vandaag achter in de rij loop, wat zo zijn voor- en nadelen heeft. Voordeel is dat het lekker rustig is onderweg. Heel af en toe word ik door een pelgrim ingehaald. Tijdens de koffie kom ik de Denen tegen. Zij hadden vannacht in de sporthal geen oog dicht gedaan. Het was er een herrie en de betonnen vloer was keihard en ijskoud. Blij dat ik van het comfort en de gezelligheid van de herberg kon genieten. Nadeel van achteraan lopen is dat de kans op een bed in de herberg wel erg klein is. Ik besluit alles los te laten en wel te zien waar ik vannacht terecht kom. Zo'n sporthal zonder matje trekt me nou niet bepaald. Dan slaap ik liever ergens buiten. Onderweg kijk ik voor de lol uit naar geschikte slaapplekken. De mooiste vind ik een boeren kar in een houten schuur. Dat zou ik zo aandurven. Wel een spannend idee. Bij de herberg, een kilometer voor Vilalba, staat een lange rij rugzakken. Ik wacht nog even af, maar kom niet aan de beurt. Het alternatief, ergens op de grond slapen, laat ik voorlopig voor wat het is. Eerst maar eens het stadje bekijken en dan beslissen daar te blijven of door te lopen en buiten te slapen. Vilalba blijkt een heel saai plaatsje en ik vind er een heel keurig en saai pension. Het eten is ook saai. Geen spannende Galicische gerechten zoals de kikkererwten met pens van gisteren. De pelgrims waar ik mee eet hebben een veel authentieker pension gevonden dat door drie dames van in de tachtig wordt gerund. Eigenlijk is het een desillusie als je denkt een spannende dag tegemoet te gaan en het dan zo saai en gewoontjes eindigt. Maar ook al is het saai, ik ben nog maar 125 kilometer van Santiago af.
Dag 127, 7 augustus: Vilalba – Baamonde, 20 km
Gemoedelijk Galicië Met mijn rugzak op loop ik op mijn gemak door het lieflijke, stilte en groene Galicië. De tocht is niet langer zwaar, maar heel gemoedelijk. De paaltjes met jakobsschelp langs de kant van de weg geven met een nauwkeurige precisie van drie cijfers achter de komma de afstand tot Santiago aan. Ik zie vandaag de getallen bijna tot onder de honderd kilometer zakken. Veel van die kilometerbordjes zijn gejat, ook het legendarische bordje met 111,111 kilometer. Het geeft me een ontspannen gevoel de afstand zo te zien slinken. Fysiek is de tocht ook minder zwaar. Het bergachtige gebied van een paar dagen geleden is veranderd in een golvend landschap met weilanden, boerderijen, holle wegen, stenen muurtjes en rivieren. Veel huizen en de omheiningen van de weilanden zijn van leisteen. Verder zijn hier de graanhuisjes veel kleiner dan in Asturië - en de kerkhoven met de granieten kruizen karakteristiek in het landschap. Er hangt een geur van mest en eenvoud. Voor me uit loopt een ouder echtpaar met boodschappentasjes in de hand. Het lijkt of ze uit de winkel komen, maar die is in geen velden of wegen te bekennen. Baamonde, het plaatsje waar ik vandaag vertoef heeft een klein, goed en typisch Galicisch restaurant. De muren zijn aan de binnenzijde helemaal van leisteen. De boerensoep met aardappels, bonen en een onbekende groene groente, die de soep zijn specifieke smaak geeft, is uitstekend. Vier jaar geleden heb ik die soep ook één keer zo lekker gegeten in een vergelijkbaar restaurant. De herberg hier is groot en van heel goede kwaliteit. Ik heb de luxe om in een vierpersoonskamer te slapen met een stopcontact naast mijn bed om mijn telefoon op te laden en te lezen. Zowel binnen als buiten kun je lekker zitten. Er hangt een rustige sfeer. Het weer is ook al dagen gemoedelijk, een lekker zonnetje en tussen de twintig en vijfentwintig graden. Dat is helemaal niet Galicisch, want normaal regent het hier bijna altijd. Daarom is Galicië zo groen. En als alles zo lekker gaat en gemoedelijk is, dan zou je denken dat dat naar meer smaakt. Maar nee, het verlangen om deze tocht te beëindigen is groot. Ik kijk ernaar uit om over anderhalve week thuis te zijn.
Dag 128, 8 augustus: Baamonde – Miraz, 15 km
Onder de honderd Het begint net licht te worden als ik de kilometerpaal honderd passeer. Het is helemaal tegen mijn principe in om zo vroeg op pad te gaan. Maar vandaag is iedereen vroeg uit de veren en daar is ook alle reden toe. Het is of veertig kilometer lopen naar het klooster van Sobrado of vijftien kilometer naar Miraz, waar een heel kleine herberg is. Ik word wakker van de eerste pelgrim die vertrekt, 4.21 uur zie ik op mijn klok. Dat is toch echt te dol. Gelukkig slaap ik weer in. Tegen half zes begint het gestommel boven mijn hoofd en staan ook mijn kamergenoten op. Slapen lukt dan echt niet meer en om kwart voor zes sta ik naast mijn bed. Het heeft geen zin in bed te blijven en het risico te lopen vannacht op de vloer van de kerk liggen. Volgens mijn gidsje is er de komende veertig kilometer niets te koop en er is ook geen horeca. Iedereen heeft daarom in de winkel in Baamonde flink ingeslagen. Denk ik dus het achtergebleven gebied in te gaan en dan zijn er tot mijn verbazing ineens allerlei voorzieningen voor pelgrims. Mensen die aan huis een bar en een internetpunt gemaakt hebben. Ik drink er koffie met een punt Tarte de Santiago om te vieren dat ik de honderd gepasseerd ben. Een kilometer later een souvenirstentje je sjouwt zulke dingen toch geen 95 kilometer mee -, dan een picknickplaats voor pelgrims met barbecue - wie neemt er nu vlees mee de rimboe in - en vlak daarna een beeldhouwer die pelgrims ontvangt en een lakstempel in het pelgrimspaspoort zet. Is dit nu ideĂŤel of commercieel? Zou het echt de laatste honderd kilometer voor Santiago al kermis zijn? Ik liep net zo van de stilte te genieten en wat te mijmeren. De weg is hier weer zo dat je met gemak kunt voorstellen hoe de pelgrims hier in de middeleeuwen liepen. Hoe zouden zij zich gevoeld hebben na een lange barre tocht zo vlak voor het eind? Nu lopen er voornamelijk groepjes druk pratende Spaanse jongeren die alleen het laatste stukje lopen. Een oude vrouw vraagt me onderweg waarom ik alleen loop, terwijl de rest samen oploopt. Voor mij blijft een pelgrimstocht een tocht van stilte en bezinning, een spirituele reis. En spiritualiteit en religie kom ik vreemd genoeg zo weinig tegen hier op de Camino del Norte. Mooie en intense ontmoetingen zijn pareltjes op het pad - deze week was Yolanda er een -, maar ik heb er geen behoefte aan om me bij een groep aan te sluiten. Vroeger had ik altijd zo de behoefte om erbij te horen. Die is nu zo goed als weg. Ik ga ervan uit dat ik alleen in Santiago aan zal komen.
Dag 129, 9 augustus: Miraz - Sobrado dos Monxes, 26 km
Uit vele richtingen Gisteravond sprak ik nog met een Amerikaanse vrouw over het gemis aan spiritualiteit en religie op de Camino del Norte. Zij had exact dezelfde ervaring als ik en miste ook de verbondenheid. Vandaag hervind ik deze spirit van de Camino. Ik loop achter en later voor een Oost-Europese groep pelgrims die religieuze liederen zingen in wisselzang. Hun zang raakt me en ik voel de behoefte om ook te zingen, niet wetend wat. En ineens komt 'Uit vele richtingen zijn wij gekomen' op. Ik blijf het zingen. Uit vele richtingen zijn wij gekomen En als wij allen samen zijn En in de ruimte onze stemmen samenstromen Dan voelen wij ons opgenomen, In liefde, vol verbonden zijn.
Dit geeft zo mooi het pelgrimsgevoel weer, de tranen stromen over mijn wangen. Pelgrims die uit vele richtingen naar Santiago komen, elkaar ontmoeten, hun stemmen samen laten klinken, in verbondenheid. Ineens bekijk ik mijn medepelgrims met andere ogen en heb vandaag ook heel ander soort contact met hen. Een paar uur later is het echt zo ver dat pelgrimswegen samenkomen. Ik drink een glas cola met en een jong Pools stel. Zij komen via de Camino Primitivo en sinds tweehonderd meter voor het cafĂŠ lopen onze wegen samen. Morgen vloeien we samen met de Camino Frances en lopen we in een grote stroom naar Santiago. Eindbestemming van vandaag is het grote en sobere klooster van Sobrado. Een mooiere plek zo vlak voor Santiago kun je niet bedenken. Het is ongelooflijk hoeveel pelgrims hier samenstromen. Rondom een binnenplaats liggen een stuk of tien slaapzalen. Iedereen zoekt een beschaduwde plek op de binnenplaats of op het gras rondom het klooster. Heerlijk die verkoeling op een van de heetste dagen van mijn tocht. De vesper 's avonds is een mooi moment van verbondenheid.
Dag 130, 10 augustus: Sobrado dos Monxes – Arzúa, 22 km
Een kwestie van uitlopen Gisteren was zo'n in alle opzichten prachtige dag. Ongerepte natuur met uitgestrekte bossen, ineens een verrassend open landschap met heide en brem, verstilde boeren dorpjes. Veel emoties, mooie ontmoetingen en een prachtige plek om te verblijven. Het contrast kan niet groter zijn. Het is vandaag gewoon kilometers maken. Hoe sfeervol het klooster ook was, de slaapzalen waren er vochtig en stoffig. Hét recept voor slecht slapen. Mat ga ik in alle vroegte op pad om de voorspelde hitte zo veel mogelijk voor te blijven. Er is veel asfalt te gaan, het landschap is eentonig en er zijn geen leuke kleine dorpjes meer. Het kost zelfs moeite om een lunchplek te vinden. Arzúa is een grote plaats waar niets te beleven valt. Er liggen een stuk of tien herbergen aan of in de buurt van de doorgaande weg. Ik loop er wat verloren rond, want alle bekenden zitten verspreid over de diverse herbergen. Ik mis zelfs mijn Caminovrienden van vier jaar geleden toen ik hier in Arzúa met een kuitblessure strandde. Ik stoor me aan de grote massa pelgrims die in hun sportieve en onverzorgde outfit bezit neemt van deze plaats; ik ben nog steeds blij met het jurkje, dan val ik wat minder op. Alles is ingericht op de pelgrim, er zijn hier bijna alleen maar cafetaria met goedkope maaltijden. Met weemoed denk ik terug aan het Galicische restaurant van gisteren. Ik weiger cafetaria-eten en ga dus op zoek naar een alternatief. Ik vind een pulperia in een achterafstraatje. Een goed moment om de favoriete pulpa - octopus - van deze streek te proberen. Dat geeft de dag nog een beetje kleur. Het voelt allemaal zo dubbel. Aan de ene kant wil ik nog erg genieten van de laatste dagen van de Camino. Gisteren lukte dat prima, vandaag absoluut niet. Tegelijkertijd lijkt het of ik er al half ben uitgestapt en het alleen nog maar een kwestie van uitlopen is. Alsof ik mijn gevoel over het naderende einde weg stop. Ik weet dat daar een stuk verdriet zit, wat ik nu even niet wil toelaten. Natuurlijk is het ook mijn slechte nacht die me parten speelt. Nu ik hier in Arzúa mijn draai niet kan vinden is het extra lastig dat ik niet met Piet kan bellen. Hij is vandaag naar de Alpen vertrokken voor een wandelvakantie.
Dag 131, 11 augustus: Arzúa – Santiago de Compostela, 40 km
De hele weg Om zes uur loop ik door het pikdonker. Ik ben opgestaan met de stroom pelgrims in de veronderstelling dat het rond zes uur is. Blijkt het pas vijf uur te zijn. Omdat ik geen hoofdlamp heb moet het een beetje op de tast. Ook kan ik de markeringen niet zien. Oppassen dus. Op kruisingen en in het donkere bos wacht ik op andere pelgrims om op hun licht mee te lopen. Van Arzúa tot Santiago is nog veertig kilometer. Ik heb geen idee waar ik vannacht slaap en laat dat afhangen van hoe ik me voel. Pedrouzo ligt op de helft, tien kilometer voor Santiago zijn er diverse pensions en vijf kilometer voor Santiago op de Monte do Gozo, waar je voor het eerst zicht hebt op Santiago, is een grote herberg met honderden bedden. Het is een prachtige wandeldag met wolken, zon en wind, weer om lekker door te stappen. Om elf uur is Pedrouzo al een gepasseerd station. In tegenstelling tot gisteren geniet ik enorm van het landschap. De geur van eucalyptus brengt me in tranen. Ik zal het straks missen, net als het gekwetter van de vogels en het ruisen van de wind. Met weemoed neem ik afscheid van het Galicische land. Tussendoor komen steeds beelden op van de weg die ik heb afgelegd. Heel willekeurige momenten, vaak kleine dingen. Alsof het een film is die wordt teruggespoeld. Wat was het toch een ongelooflijk lange weg. Al snel voel ik heel sterk dat ik vandaag in Santiago wil aankomen. Ik wil in deze mooie en krachtige energie blijven. Het interesseert me niet dat het veertig kilometer is en ik pas voor morgenavond een bed heb gereserveerd. Ik stap voort en voort, mijn stokken klikken. Mijn laatste lunch langs de kant van de weg, waarbij ik de fietsers zie zwoegen op hun laatste klim. Als ik op de Monte do Gozo aankom ben ik moe. Eigenlijk heb ik genoeg gelopen voor vandaag. Dan herinner ik me de uitspraak van medepelgrim Lee 'Je moet uitgeput in Santiago aankomen. Niks niet slapen en uitrusten op de Monte do Gozo'. Ik drink er een cola en maak me dan op voor de eindspurt. Het voelt als groots om Santiago te naderen. Fier loop ik op mijn doel af. Vlak voor het centrum komt de kathedraal in zicht. In een flits ben ik weer in Frankrijk. Elke dag, als ik het kerkje van mijn eindbestemming in zicht kreeg, schatte ik in hoe ver het nog lopen was. Dit is de honderdzesentwintigste én laatste. De kathedraal verdwijnt weer uit zicht en ik loop door de smalle straatjes. Al voor ik de trappen afdaal naar het grote plein begin ik te huilen. Precies om half vijf sta ik recht voor de kathedraal, krachtig, ontroerd en zo ontzettend voldaan. Ik kan alleen maar naar het beeld van Jacobus kijken, hoog daarboven. Jacobus, ik ben er, ik heb het gelopen, de hele weg.
12 en 13 augustus: Santiago de Compostela,
In Santiago Als ik net goed en wel van mijn emoties rond mijn aankomst bekomen ben besef dat ik een foto van dit moment wil hebben. Terwijl iemand me fotografeert klampt een oude vrouw me aan met de vraag of ik habitaciones, oftewel een kamer, wil. Ja, het is goed om weer met beide voeten op de grond te staan en dit nu af te handelen. Een bed is belangrijk, ook als je geen pelgrim meer bent. 's Avonds is er vooral euforie. Met een groep bekenden zit ik tot laat op een terras om onze aankomst te vieren, er is muziek op het kathedraalplein. Ik blijf één bonk energie en slaap die nacht nauwelijks. Zondag overheersen de emoties en ben ik stil. Het is fijn in en om de kathedraal te zijn. De tranen blijven stromen. Het was zo veel, zo ver en zo lang, nog steeds nauwelijks te bevatten, zo groots. De pelgrimsmis is indrukwekkend, alleen al door de immense hoeveelheid pelgrims. De kathedraal is afgeladen vol, er zijn amper zit- of staanplaatsen op de grond meer. Er wordt afgekondigd vanwaar en via welke routes pelgrims zijn aangekomen, een non zingt prachtige liederen, de pelgrims worden door verschillende priesters in een aantal talen toegesproken, ordebewaarders moeten de communie in goede banen leiden. En ook ter ere van mij zwaait aan het einde van de mis glorieus het immense wierookvat door de ruimte. Maandag ben ik de toerist in Santiago. 's Morgens bezoek ik het kathedraalmuseum en 's middags is het tijd om te shoppen. Ik doe mezelf een originele bewegwijzeringtegel, een hangertje met jacobsschelp en een cd met pelgrimsliederen cadeau. Mijn voeten, die mij en mijn rugzak al die kilometers hebben gedragen en het zwaar te verduren hebben gehad, doe ik een plezier met nieuwe sandalen. Ook kan ik het niet laten wat souvenirs te kopen. In het mooiste café van Santiago zit ik kaarten te schrijven. Ik heb diverse mensen onderweg beloofd hen van mijn aankomst op de hoogte te stellen. Een aantal andere verzoeken, zoals het bidden van een Weesgegroetje voor iemand waaraan ik in Brabant de weg vroeg en het bidden voor de paters uit de abdijen, stel ik nog even uit. Daar zoek ik nog een manier voor, want als niet-katholiek ben ik er niet zo goed in. Kaarsjes aansteken doe ik in deze kathedraal niet, want ze hebben alleen elektrische lichtjes. Het is prettig om een aantal dagen in Santiago te zijn. Zo kan alles een beetje bezinken. Het is een weldaad om niet meer te hoeven lopen. Het seminarie naast de kathedraal, waar ik de rest van de tijd logeer, is een fijne uitvalsbasis. De stad is vergeven van de pelgrims en de toeristen en dat maakt het alleen maar feestelijker. Overal zijn mensen en klinkt muziek. Het is fijn om in die mensenmassa af en toe bekenden te zien. Het is of Santiago een beetje van mij is.
15 en16 augustus: Finisterre
Het einde van de wereld, het einde van de pelgrimstocht Dinsdag en woensdag breng ik per bus een bezoek aan Finisterre. Daar hoop ik mijn tocht af te ronden en het jakobsschelpje dat ik twee jaar bij me gedragen heb achter te laten. Het is regenachtig, echt Galicisch weer. Als het bij aankomst opklaart profiteer ik ervan en lunch op een terras aan de haven. Het lijkt net of ik er receptie houd, want er komen steeds bekenden langs mijn tafeltje. Na de lunch neem ik een bad en slaap daarna als een blok. Ik word wakker van het noodweer. Tegen de avond loop ik naar de kaap. Inmiddels is het droog, maar het wordt steeds mistiger en er staat een flinke wind. Aan het einde van de wereld is op dit moment niets, echt helemaal niets. Je kunt er geen hand voor ogen zien en het is te gevaarlijk om verder dan vijftig meter van de vuurtoren af te lopen. Ik heb hier niets te zoeken en heb geen enkele behoefte om hier mijn schepje achter te laten. En ik ga ook niet op de rotsen mijn kleren ritueel verbranden. Wegwezen, mijn tocht is beĂŤindigd, het is tijd om naar huis te gaan. Ik draai me om en loop in de richting van Harderwijk. Nee, geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om lopend terug te gaan, maar ik kan wel de beweging en intentie ervan voelen. Juist op dat moment gaat mijn telefoon en heb ik mijn lief eindelijk aan de lijn. Praten lukt amper, want de verbinding valt steeds weg. Dat doet er niet toe, ik ben al onderweg naar huis. De volgende morgen ga ik naar het strand waar ik destijds het schelpje gevonden heb en werp het in zee. De schelp die me zo lang heeft begeleid, me heeft teruggevoerd naar zee en in mijn herinnering blijven als een sleutel tot energie en levenslust. Daarna wordt mijn aandacht getrokken door de immense hoeveelheid wier die is aangespoeld. Prachtige bloemrijke vormen. Ik maak er een boeket van. Ik sluit mijn uitstapje af met een laatste menu del dia aan de haven en dan brengt de bus me terug naar Santiago. Een volgende stap in de richting naar huis. Morgen vertrekt de bus naar Nederland om daar vrijdagavond aan te komen. Ik verlang naar het weerzien en het thuiskomen. Het is goed zo.
Weer thuis Twee weken ben ik nu thuis en de Camino voelt als heel ver weg. De lange reis met de bus naar huis deed me beseffen dat ik een immense voettocht heb gemaakt. Het was goed om op zo'n langzame manier terug te reizen en de landen in omgekeerde volgorde te doorkruisen. Vanaf het eerste moment ben ik weer helemaal thuis en geniet ik van het leven en de mensen hier. Tijdens wandelingen en in mijn dromen komen beelden en emoties van de Camino terug. Het is wennen aan het dagelijkse leven in een huis, weer samen en met dingen als de krant, de televisie en de computer. Het vermoeit me. Ik mis de stilte, het alleen zijn en de eenvoud van het pelgrimsleven. Daarom loop ik regelmatig in mijn eentje de bossen of de velden in. Het is merkbaar dat ik een enorme fysieke prestatie heb geleverd. Mijn lijf heeft het echt nodig om bij te komen. Gelukkig is mijn bed weer een plek geworden waar ik met plezier (uit)slaap. Associaties met ziek zijn en middagdutjes zijn door de Camino uitgewist. Toch schrik ik elke keer als ik moe ben. Op de een of andere manier mag van er mezelf geen terugval zijn. Ik wil zo graag in die nieuwe energie van de Camino blijven en veel dingen doen. Natuurlijk is dat een onrealistische gedachte. Tijdens de Camino deed ik behalve lopen vrijwel niets, had ik het nodig om veel alleen te zijn en was ik ook vaak uitgeput. De laatste dagen doe ik minder en kan ik me aan mijn vermoeidheid overgeven. Nieuwe energie is vooral merkbaar in de onbevangenheid waarmee ik de dingen aanga. Het is niet langer nodig activiteiten zorgvuldig te plannen en na afloop rust in te bouwen. Aan het eind van mijn tocht dacht ik dat ik me thuis werkloos zou voelen. Ik maakte al plannen om via een uitzendbureau tijdelijk werk te zoeken om te ervaren wat werk met me doet. Niets is minder waar, ik moet er nog even niet aan denken om een baan te hebben. Werken achter de computer kost me veel energie, hoe leuk het ook is om foto’s van de tocht te bewerken en te sorteren. En gesprekken met mensen zijn nog steeds vermoeiend. Alles op zijn tijd, denk ik nu. Dat is wel een van de dingen die de Camino me opgeleverd heeft. Liefst doe ik dingen waarbij ik mijn hoofd minder gebruik, net als tijdens mijn tocht. Mijn cello klinkt fantastisch, ik ben weer gaan zwemmen en ik wil tekeningen maken naar aanleiding van foto’s die ik onderweg maakte. Het verlangen om een nieuwe uitdaging aan te gaan is groot. Vorige week was ik bij een presentatie over Soundfulness, een opleiding in klankmassage, -ontspanning en -behandeling. Het klankconcert tijdens het tweede deel van de avond bracht me terug bij de stilte van de Camino, de stilte in mezelf. Als ik daar mee zou kunnen werken ….. Volgend weekeind ga ik in een workshop onderzoeken of ik de opleiding wil gaan doen.
Tot slot Het was groots en ik ben dankbaar dat ik de weg naar Santiago helemaal heb mogen afleggen. Toen ik begin april vertrok was het vooral een tocht uit dankbaarheid voor herstel. Gaandeweg is het ook een helende reis gebleken. Als ik kijk hoe breekbaar ik op reis ging en hoe krachtig ik thuis kwam, kan ik alleen maar ontzettend blij zijn. Het was een bijzondere ervaring om ruim vier maanden op pad te zijn, voor het eerst weer de wereld in na de sarcoïdose-periode. Me laven aan het landschap dat langzaam aan me voorbijtrok; de vrijheid; de stilte van de natuur, in kerken en in de kloosters waar ik overnachtte; de culturele sporen op deze historische weg waar al eeuwen pelgrims lopen; het spel van de elementen met de zon, de wind en de regen; de mensen die ik ontmoette en de gastvrijheid onderweg; de eenvoud van het bestaan en het besef dat alles wat je nodig hebt in een rugzak past….. Ik koester het allemaal in mijn hart. Tijdens mijn tocht heb ik me geen moment alleen gevoeld. Te weten dat er mensen zijn die aan me denken of me volgen via de website heeft me goed gedaan. Het was heerlijk onderweg af en toe berichtjes ontvangen. Ik zat graag met een kopje koffie in een café berichtjes te lezen en te beantwoorden. Heel veel dank voor jullie steun. En vooral grote dank aan Piet, die mij alle ruimte gaf om zo lang op pad te zijn, er op afstand altijd was en bij mijn thuiskomst het huis versierde. Het sponsorproject voor de Sarcoïdose Belangenvereniging Nederland heeft mijn tocht verrijkt. Het klopte zo helemaal. Het was voor mij een uitdaging dit project neer te zetten. Ik heb met heel veel plezier mijn dagelijkse verhalen geschreven. Het gaf ook structuur aan mijn dag. Al tijdens het wandelen kwamen flarden binnenwaaien en begon het verhaal vorm te krijgen. Soms gebeurde er later op de dag nog zo veel dat het hele verhaal weer op zijn kop ging of ik besloot die dag twee verhalen te schrijven. Als ik wat minder in mijn energie zat lukte het niet om te schrijven. In het begin voelde ik me daar schuldig over. Later vond het geen enkel probleem om een dag later te schrijven. Ook over het gebrek aan wifi-verbinding maakte ik me aanvankelijk erg druk. Het idee dat Mayka Overgaauw van de SBN mij op de voet volgde was leuk, net alsof we samen dit pelgrimspad liepen. Ik ben haar reuze dankbaar dat zij al mijn verhalen op de website heeft gezet. Het was mijn verbinding met de buitenwereld. En als met de opbrengst van het sponsorproject het onderzoek van Prof. Marjolein Drent naar 'Fysieke training bij sarcoïdosepatiënten met vermoeidheidsklachten' van de grond kan komen, ben ik helemaal blij. Wanneer de resultaten positief uitpakken kan het voor velen een handvat zijn om door beweging de kwaliteit van leven te kunnen verhogen. Dat is precies wat ik in mijn Camino heb ervaren. Heel veel dank aan ieder die financieel heeft bijgedragen aan dit project. En nu …. is het genoeg. Het is tijd om andere wegen in te slaan.