4 minute read

Benchmark kleine besturen primair onderwijs

BENCHMARK KLEINE BESTUREN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Voor- en nadelen verschillende schaalgroottes

Begin december dit jaar verscheen een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van OCW. In dat onderzoek zijn de voor- en nadelen van de verschillende schaalgroottes van zowel scholen als schoolbesturen beoordeeld. Daarbij is gezocht naar het verband tussen schaalgrootte en verschillende aspecten, waar onder andere efficiency en kosten en sturing en verantwoording zijn belicht.

Advertisement

De onderzoekers concludeerden ten aanzien van de gemiddelde kosten per leerling, dat deze bij grote scholen lager liggen dan bij kleinere scholen. Niet geheel onverwacht wordt dus ook gesteld dat de meeste schaalvoordelen zijn te behalen bij kleinere scholen. In het vorige artikel van Berenschot gingen wij ook in op effecten van schaalgrootte op de overhead. Met de beschikbare gegevens vanuit onze benchmark onderwijs zagen we dat de overhead afnam bij de toename van de schaal, hoewel niet opvallend significant. We deden een viertal waarnemingen: kosten per leerling dan in het aandeel van personeel. Interessant is dat qua omvang de overhead in verhouding met de rest van de organisatie bij een groei niet veel verandert, maar de samenstelling wel. geïnvesteerd in de ondersteuning van de primaire formatie, de onderwijsspecifieke overhead en onderwijs & kwaliteit, zowel voor kosten als personeelsformatie. Naarmate organisaties groeien worden bepaalde functies zwaarder gemaakt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan beleidsfuncties. Naarmate organisaties groeien zien we meer delegatie van verantwoordelijkheden en het creëren van coördinerende functies en decentralisatie. We zien meer overheadfuncties op de werkvloer, maar verhoudingsgewijs neemt het aandeel hiervan af

De afname had meer betrekking op de gemiddelde Bij groei van de organisatie wordt opvallend

naarmate de organisatie groter wordt. Door deze resultaten raakten wij geïntrigeerd door de vraag welke keuzes kleine onderwijsbesturen – en dan met name de zogeheten ‘eenpitters’ – in de inrichting en bedrijfsvoering maken. In de eerste helft van 2021 voeren wij daarom binnen onze benchmark een onderzoek uit speciaal naar deze kleine onderwijsbesturen.

WAT ZIJN KLEINE SCHOOLBESTUREN We hebben het in dit geval over schoolbesturen met één vestiging, in de volksmond ook wel eenpitter genoemd. In totaal zijn er in Nederland 991 besturen met scholen voor primair onderwijs, 329 voor voortgezet onderwijs en 49 besturen die zowel primair als voortgezet onderwijs aanbieden. Van de besturen voor primair onderwijs zijn er 616 besturen met minder dan 999 leerlingen en hebben 360 besturen één vestiging. De meeste hiervan hebben een omvang tussen de 158 en 235 leerlingen (zo’n 90 besturen), er zijn 40 besturen die héél klein zijn en een paar besturen met een omvang van meer dan

466 leerlingen. 88 van deze eenpitters is SBO, deze scholen variëren van 33 leerlingen tot 397 leerlingen. We hebben het dus over 360 besturen die op één school primair onderwijs aanbieden. Gemiddeld is er in iedere gemeente in Nederland een schoolbestuur te vinden met één school.

INRICHTING ORGANISATIE EN OVERHEAD EENPITTERS Bij een benchmark wordt de eigen organisatie inrichting vergeleken met die van andere vergelijkbare organisaties. Kleine schoolbesturen moeten van alle markten thuis zijn. Het is geen kwestie van kiezen of laten, het doel is kwalitatief even goed onderwijs leveren als grote organisaties. Dit kan alleen als er een grote mate van integratie is van taken. De vraag is dan of er andere keuzes worden gemaakt. De schaal van een eenpitter is kleiner en er zal minder coördinatie nodig zijn, maar alle basisfuncties in de uitvoering moeten aanwezig zijn. Relevante onderzoeksvragen zijn of en welke functies niet ingevuld worden, waar en wanneer vrijwilligers worden ingezet en in welke mate de expertise van ouders meer wordt gevraagd? Kleine besturen kennen andere uitdagingen. De inrichting van de governance en het management, zowel in vorm als omvang (aantallen en fte’s), is een vraagstuk. Zeker wanneer een bestuurder richting pensioen gaat is het relevant om te toetsen of de huidige inrichting nog passend/toekomstbestendig is. In een vergelijking met andere en grotere besturen helpen de resultaten van het onderzoek om te bepalen hoe de school ervoor staat. In de omgeving van kleine besturen kunnen er meerdere vraagstukken zijn. Is

“Kleine schoolbesturen moeten van alle markten thuis zijn. Het is geen kwestie van kiezen of laten”

aansluiting bij een ander bestuur een optie, of is het juist een verstandige keuze om zelfstandig te blijven? Stel dat een aansluiting bij een bestuur met grotere omvang wordt overwogen. Een vergelijking met besturen van grotere omvang is dan relevant. Wat levert deze aansluiting op? Wanneer de school zich in een krimpgebied bevindt zijn deze vraagstukken waarschijnlijk nog urgenter.

BENCHMARKONDERZOEK NAAR KLEINE SCHOOLBESTUREN Berenschot voert al meer dan 10 jaar benchmarks uit in het funderend onderwijs. Wij leveren met de uitkomsten ervan een bijdrage aan de vraagstukken waar schoolbesturen voor staan. We ervaren dat deze een bijdrage aan discussies leveren, zoals bijvoorbeeld over centralisatie en decentralisatie van functies. Voor kleinere besturen is dit geen issue: er is immers geen ‘decentraal’ of ‘centraal’. Dat maakt het des te meer intrigerend om inzicht te geven in hoe kleine besturen zich manifesteren. In de benchmark van Berenschot zijn echter weinig kleine schoolbesturen aanwezig. Daarom voeren wij in het voorjaar 2021 een benchmark uit, toegespitst op de thema’s binnen de overhead van kleine scholen en sluiten dit af met een ‘kleine schoolbestuur’-rapport. Iedere deelnemer ontvangt een individuele en interactieve vergelijking van de eigen organisatie.

Uw inspanning kost u één uur. U meldt zich aan via benchmarkonderwijs@berenschot.nl. Het onderzoek start vanaf 1 februari.

This article is from: