2 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Colofon
10: Vernieuwde opleidingen
Vakblad V&VN Ambulancezorg
In september start de Academie voor Ambulancezorg te Harderwijk met een nieuwe opzet voor de initiële opleidingen tot ambulanceverpleegkundige en ambulancechauffeur. Uitgangspunt: ‘Goede opleidingen voor een branche in beweging’. Een overzicht van de belangrijkste wijzigingen en een historische terugblik.
Jaargang 8, Nummer 3, September 2011 Hoofdredacteur Gerard Pijnenburg
12: Steunhart
Redactieteam Gerard Pijnenburg Thijs Gras Piet Hoving Vaste medewerkers Vakgroepen V&VN Ambulancezorg Afd. communicatie V&VN
In Nederland lopen al meer dan 40 mensen rond met een steunhart, ofwel een ‘left ventricular assist device’ (LVAD). De verwachting is dat dit aantal zal stijgen. Welke consequenties heeft dit voor de ambulancehulpverlening en zijn we daar als beroepsgroep op voorbereid?
Uitgever & redactieadres V&VN Ambulancezorg Churchill-laan 11
26: De Bachelor Medische Hulpverlening
3527 GV Utrecht tel 030 - 291 9050 fax 030 - 291 9059 info@venvn.nl
De Hogeschool Utrecht heeft op initiatief van het werkveld en in samenwerking met de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen een nieuwe 4-jarige hbo-opleiding ontwikkeld: de Bachelor Medische Hulpverlening (BMH). Arbeidsmarktonderzoek heeft uitgewezen dat daar voldoende draagvlak voor was. De opleiding is in september 2010 van start gegaan.
De uitgever van vakblad V&VN Ambulancezorg heeft geen enkel bezwaar tegen overname van artikelen, in welke vorm dan ook. Bij overname vragen wij u wel als bron vakblad V&VN Ambulancezorg te vermelden en de uitgever een presentieexemplaar toe te zenden. Vakblad V&VN Ambulancezorg is het officieel orgaan van V&VN Ambulancezorg en is inbegrepen in het lidmaatschap. Onder naam opgenomen artikelen geven niet noodzakelijkerwijs de mening van de redactie, uitgever of bestuur van V&VN ambulancezorg weer. Voor de opgenomen product informatie aanvaarden redactie noch uitgever enigerlei aansprakelijkheid.
En verder in dit nummer: 4 Kort nieuws 6 V&VN Ambulancezorg Bestuur en Bureau 8 Nieuws Vakgroep Ambulanceverpleegkundigen 8 Filippijnen blijk met Brabantse ambulancekleding 16 Prestaties UMCG Ambulancezorg op internet 18 Veiligheid zit in de genen van professionals! 21 And now for something completely different … 22 Zwarte zaterdag
Abonnementsprijs: (Ere) Leden Nederland en België
gratis 30 euro
Europa/overig
30 euro
ISSN: 2212-1714
30 Verpleegkundig specialisten bij RAV IJssellan 32 Vluchten van de spitsstrook 35 Conferentie Patiëntveiligheid Ambulancezorg 36 De casus: beademde slachtoffers met beperkte middelen
Adreswijzigingen: ledenservice@venvn.nl
40 Praktische Coaching in de ambulancesector – ‘Nice’ of noodzaak?
Richtlijnen aanleveren kopij : www.ambulancezorg.venvn.nl (homepage rubriek: Vakblad)
44 Kort nieuws
42 Kindercollege Traumatologie 46 GHOR Zuid-Limburg geeft VC brandweer tweede ‘leven’
3 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
3
Gekanteld
Bij een ongeval met een ambulance en een andere auto, kwam de ambulance op de kant terecht. Niemand raakte gewond. De ambulance vervoerde geen patiënt. Het ongeval gebeurde op 31 mei op de kruising van de Maanweg en de Regulusweg in Den Haag, vlakbij de oprit naar de Utrechtsebaan bij Voorburg. Foto E. van der Lem/www.112fotografie.nl
2010: het jaar van mobiliteit
Onlangs verscheen het jaarverslag 2010 van de RAV Brabant Midden-West-Noord. De ontwikkelingen in het kader van de Wet Ambulancezorg zijn het afgelopen jaar, mede door de politieke actualiteit, enigszins getemperd. Hierdoor ontstond er weer ruimte om enthousiast bezig te zijn met het ontwikkelen en verbeteren van de ambulancezorg. Het afgelopen jaar stond vooral in het teken van mobiliteit. De Zorgambulance heeft definitief een plaats gevonden in het aanbod van de RAV. Ook vond de eerste fase van de vernieuwing van het wagenpark plaats met de levering van 32 nieuwe ambulances. Na de afronding in 2011 beschikt de RAV over uniform ingerichte ambulances die aan alle wensen voldoen. In 2010 startte de RAV met het opnieuw inrichten van een uniform kader voor scholing en toetsing van de bekwaamheid van de medewerkers. Patiëntveiligheid is, zoals voor de gehele gezondheidszorg, ook voor de RAV Brabant Midden-West-Noord een kernthema. Het jaarverslag is te lezen op www. ravbrabantmwn.nl. U kunt een gedrukt exemplaar opvragen bij RAV Brabant Midden-West-Noord: info@ ravbrabantmwn.nl of (073) 680 40 50.
Uitbreiding digitale vooraankondiging
Connexxion Ambulancezorg heeft de digitale vooraankondiging vanuit haar ambulances aan de ziekenhuizen uitgebreid tot Noord- en Oost-Gelderland. Het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem is sinds juli het vijfde ziekenhuis dat gebruik maakt van het nieuwe systeem. Eerder al gebeurde dit bij het Sint Jansdal Ziekenhuis in Harderwijk, het Koningin Beatrix Streekziekenhuis in Winterswijk, en de Gelre Ziekenhuizen in Apeldoorn en Zutphen. Noord- en Oost-Gelderland is daarmee de tweede regio waar volledig met dit systeem gewerkt wordt. De eerste regio was Zeeland. Sinds juni is ook het Rode Kruis ziekenhuis in Beverwijk als eerste in de regio Kennemerland van dit systeem voorzien. Het is de bedoeling van Connexxion Ambulancezorg om digitale vooraankondiging in haar gehele verzorgingsgebied in te voeren. 4 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Ambulances in-zicht 2010
Medio juli verscheen voor de vijfde keer het sectorrapport ‘Ambulances in-zicht’. Het rapport bevat wederom een veelheid aan informatie en cijfers over de omvang en prestaties van de ambulancezorg. Als de drie belangrijkste ontwikkelingen in 2010 worden genoemd de Wet Ambulancezorg, de Meldkamer van de toekomst en de overeengekomen sectorbrede CAO waarvan de looptijd op 1 januari 2011 is ingegaan. In een afsluitend hoofdstuk worden thema’s beschreven die betrekking hebben op het kunnen verrichten van ambulancezorg. Ook de Tijdelijke wet ambulancezorg komt hier aan de orde. U vindt de digitale versie van het sectorrapport op www.ambulancezorg.nl
Speciale ambulance Hollands Midden
Kijlstra neemt Corpuls3 in gebruik Roelof Kijlstra (links) krijgt van Niels Kamphuis van Corpuls Benelux een Corpuls3 overhandigd. Kijlstra Ambulancegroep Fryslân vervangt al haar 26 toestellen door het Corpuls3 defibrillator-/monitorsysteem. Alle toestellen zijn voorzien van geavanceerde datatransmissie mogelijkheden en geschikt voor koppeling met het digitale ritformulier.
De RAD Hollands Midden heeft Visser uit Leeuwarden de opdracht gegeven om een speciale ambulance te ontwikkelen. Deze is geschikt voor bijzonder vervoer en wordt ontwikkeld in overleg met het ministerie van VWS. Met de ambulance kunnen twee couveuses met te vroeg geborenen of moeder en kind tegelijk verantwoord door heel Nederland worden vervoerd. Het LUMC in Leiden is het enige meerlingcentrum voor te vroeg geborenen in Nederland en heeft daardoor regelmatig behoefte aan couveusevervoer. Omdat het voertuig over een aantal speciale aanpassingen beschikt voor het vervoer van couveusetrolleys, kan het voertuig tevens ingezet worden voor andere vormen van gedifferentieerd ambulancevervoer, zoals van zwaarlijvigen. Deze categorie patiënten zorgt in toenemende mate voor vervoersproblemen met de reguliere middelen. Op de foto Pieter Haasbeek van de RAD Holland Midden (rechts) en Hans Wortelboer van Visser bij aankomst van het basisvoertuig te Leeuwarden dat inmiddels in aanbouw is. Het voertuig wordt eind 2011 overgedragen.
Chevy in miniatuur Neo Scale models brengt naast het model in 1/43 nu ook een 1/87 uitvoering van een Chevrolet ambulance in de handel. Het betreft de GMT 610 van het bouwjaar 2006. De eerste uitvoering betreft die van de toenmalige regio IJssel-Vecht, tegenwoordig IJsselland.
Amsterdam: één dienst
De ambulancedienst van de GGD Amsterdam wordt overgedragen aan VZA. Ook de meldkamer ambulancezorg voor de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland wordt bij VZA ondergebracht. Dit is de uitkomst van de onderhandelingen tussen de gemeente Amsterdam en VZA over de nieuwe organisatie van de ambulancezorg. Een en ander is een uitvloeisel van het feit dat er vanaf 1 januari 2012 per regio nog maar één organisatie over een vergunning voor ambulancezorg kan beschikken. Het sinds 1 januari 2011 van kracht zijn van één CAO bevordert de overname. Er blijft werk voor iedereen en een sociaal statuut met bijbehorend sociaal plan maakt onderdeel uit van de overname. Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA) is sinds 2009 in eigendom van het AMC. VZA verricht met 50 ambulances 75.000 inzetten op jaarbasis en de GGD met 23 ambulances 35.000 inzetten. Door de samenvoeging van VZA met de GGD ambulancedienst ontstaat een van de grootste ambulancezorgorganisaties van Nederland (ruim 10%) met een jaaromzet van ca. 40 miljoen euro. In totaal zijn er bijna 400 arbeidsplaatsen, waarvan er 126 worden ingebracht door de GGD. De organisatie is, naast werkzaam in AmsterdamAmstelland en Zaanstreek-Waterland, ook actief in Kennemerland.
Bedankje
Ter gelegenheid van de dag van de verpleging zond directeur Jos Bax namens het managementteam van de Ambulancedienst Zuid-Holland Zuid aan alle medewerkers een dankbrief. Daarin werd verwezen naar de positieve resultaten van zowel het tevredenheidsonderzoek onder de ‘klanten’ als onder de medewerkers. Naast de belofte voor een vervolg op de aangedragen verbeterpunten, kon iedere medewerker bij zijn of haar leidinggevende een miniatuur ambulance met opschriften van de eigen dienst afhalen.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 5
Mededelingen van
Bestuur en Bureau Het hoofd koel
Ina Bolt
Het is hartje zomer. Op het moment van dit schrijven wil het met de zomer helaas nog niet zo lukken. Als we de reclamespot van een supermarktketen mogen geloven gaat de ambulancezorg ‘in de zomer er even tussenuit’. Een uiting van niet bestaande werkelijkheid zoals dat wel meer gebeurt in reclames. In de zomerperiode wordt zelfs met minder mensen hetzelfde werk gedaan. Dit levert de nodige roosterdruk op bij onze ambulancezorgprofessionals. Toch hoop ik dat ieder heeft genoten, geniet of nog gaat genieten van een welverdiende vakantie. Op dit moment hebben we het als beroepsvereniging wel even wat rustiger. Er is minder mailverkeer en er wordt minder vergaderd. Daar genieten we ook even van. Deze periode biedt ons ruimte voor reflectie op alle inspanningen van de afgelopen maanden. Met onze voorzitter Albert van Eldik gaat het langzaam aan de goede kant op. Hij hoopt na zijn vakantie zijn werk als staffunctionaris Opleidingen binnen zijn eigen RAV voorzichtig op te kunnen pakken. Als plaatsvervangend voorzitter zal ik in het kort een verslag doen van de activiteiten in de afgelopen periode.
Ondertekening
Het belangrijkste feit voor ons is wel de ondertekening van de Bestuurlijke afspraken Patiëntveiligheid op 29 juni geweest. Patiëntveiligheid als thema was, is en blijft een van onze belangrijkste speerpunten. Door de gezamenlijke handtekening verbinden de partijen (NVMMA, AZN en V&VN Ambulancezorg) zich ook aan samenwerking met passende faciliteiten. Een impressie van het congres en de ondertekening van de afspraken is in deze editie te lezen. Gaandeweg zullen we er het nodige van merken en kunnen we een aantal activiteiten tegemoet zien. Zeker is dat we als ambulancezorg voor het eerst mee gaan doen aan de Meldweek Incidenten in november, een initiatief van het ministerie VWS. Veilig incidenten melden staat voortaan hoog op onze agenda, niet om te beschuldigen of te straffen maar om er van te leren. Als ambulancezorg
Ere wie ere toekomt: Onze ereleden A.M. Alblas (Aad), A.H.A. Bax (Jos), A.F.J. van Bekhoven (Ad), C.Ph. van Buuren (Carel), R. Draaisma (Ruud), J.M.H. ten Have (Jan), W.H. Hilberts (Willem), P.G. Hoving (Piet), G. de Rover (Gerrit), Joh. Schraa (Hans), J.T. Sijbrand (Jan), J.H.G. Tamboer (Jan), K. Unk (Karel), P. Wieringa (Piet).
In dankbare herinnering: C.G. Hendriks (Cor), H.A. Leerkes (Bertus) 6 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Dagelijks bestuur
Voorzitter Albert van Eldik Secretaris Ina Bolt Penningmeester Vacant (tijdelijk door V&VN) Communicatie en PR Gerard Pijnenburg gaan we een cultuuromslag maken om de zorgverlening nog meer te verbeteren, niet alleen op straat maar ook achter het bureau en in onze relaties.
Kennismaking
Als dagelijks bestuur V&VN Ambulancezorg hebben we officieel kennis gemaakt met de nieuwe voorzitter AZN, Hans Simons. In deze ontmoeting hebben we aan kunnen geven hoe wij de samenwerking zien, op welke onderwerpen we elkaar kunnen aanspreken en wat nodig is om de ambulancezorg verder te professionaliseren. De heer Simons heeft het voornemen het komende jaar een van onze reguliere DB/vakgroepbijeenkomsten te gaan bezoeken. Bij deze ene kennismaking zal het zeker niet blijven. Het convenant tussen AZN en V&VN Ambulancezorg is onlangs getekend. Hierin hebben we afspraken gemaakt over gezamenlijke projecten, financiën en communicatie. Als beroepsvereniging willen we de komende jaren financieel onafhankelijk worden. We werken dus aan verdere ledengroei. We vragen daarom onze professionals lid te worden wanneer ze zich gaan inschrijven in het Kwaliteitsregister V&V en in onze deskundigheidsgebieden. Met een lidmaatschap van de beroepsvereniging ondersteun je en heb je invloed op onze bezigheden, bijvoorbeeld door onze algemene ledenvergadering te bezoeken (18 november) of je aan te melden voor activiteiten via onze website.
‘Bekwaam is Bevoegd’
In de laatste maanden is het bevoegd- en bekwaamheidsbeleid voortdurend bestuurlijk - en binnen de vakgroepen - onderwerp van gesprek geweest. Met de inrichting van onze deskundigheidsgebieden binnen het Kwaliteitregister V&V en het systeem van herregistratie, leveren we als beroepsvereniging de voorwaarden zodat professionals hun eigen deskundigheidsbevordering kunnen vastleggen in het betreffende deskundigheidsgebied. Een ontwikkeling waar niemand meer omheen kan binnen de ambulancezorg. Vanaf juni
maakt deze vorm van kwaliteitsregistratie onderdeel uit van het aangepaste HKZ beleid. En belangrijker nog, het Kwaliteitsregister V&V sluit goed aan bij de aanbevelingen uit het rapport ‘Bekwaam is bevoegd’ van de RVZ (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, een belangrijk adviesorgaan van VWS). Systematische bij- en nascholing dienen onderdeel te zijn van het bekwaamheidsbeleid, evenals toetsing. De ambulancezorg was op dit terrein overigens altijd al goed bezig. Het huidige, nog niet eenduidige, autorisatiebeleid verdient echter wel een aanpassing nu het Kwaliteitregister V&V ook zijn intrede heeft gedaan binnen de ambulancezorg. We zijn als bestuur V&VN Ambulancezorg met de NVMMA in gesprek ten einde een gezamenlijke invulling te geven aan het bevoegd- en bekwaamheidsbeleid. Op 16 september hebben we een studiedag met alle vakgroepen, het bestuur V&VN Ambulancezorg en een afvaardiging van de NVMMA waarop dit een van de onderwerpen is.
Afvaardiging
In de afgelopen periode zijn bij V&VN Ambulancezorg een aantal verzoeken voor afvaardiging gedaan. Zo is de werkgroep Brancherichtlijn OGS aan de slag met de geplande evaluatie van genoemde richtlijn in september 2011 met afvaardiging vanuit de vakgroep Ambulancechauffeurs en (de rijdende) Ambulanceverpleegkundigen.
CZO ( Certificering Zorg opleidingen)
Als bestuur van de beroepsvereniging worden we volop betrokken bij de onderwijsvernieuwing binnen de Academie voor Ambulancezorg en voor het proces CZO certificering van de initiële opleidingen Meldkamerverpleegkundige en Ambulanceverpleegkundige. Beide opleidingen hopen straks een CZO erkenning te krijgen. Hiervoor is een projectgroep in het leven geroepen waarin V&VN Ambulancezorg is vertegenwoordigd. Voor het CZO traject initiële opleidingen Ambulanceverpleegkundige en Meldkamerverpleegkundige zijn vanuit het bestuur Wiebe Hendriksma ( ROC Kijlstra) en Stef Schoemaker (ambulanceverpleegkundige en ROC GGDZL) voorgedragen om zitting te nemen in de projectgroep. Het is de verwachting dat het CZO traject veranderingen gaat aanbrengen in het onderwijs van de ambulancezorg. Het zal ook eisen gaan stellen aan de manier waarop we binnen RAV-en omgaan met leerling ambulanceverpleegkundigen en meldkamerverpleegkundigen. Als V&VN Ambulancezorg willen we aan deze onderwijsvernieuwing bijdragen door heel snel met vernieuwde beroepsprofielen te komen. Eind dit jaar komt het nieuwe toekomstbestendige verpleegkundige beroepsprofiel uit vanuit het project V&V 2020, dat door de beroepsgroep zelf wordt ontwikkeld. Wanneer deze klaar is kunnen wij specifieke aanpassingen gaan doen voor onze beroepsdeelprofielen Meldkamerverpleegkundige en Ambulanceverpleegkundige. De vakgroep Ambulancechauffeurs kijkt mee in het proces. Zo werken we concreet aan de verdere professionalisering van de beroepsgroepen. De verenigde ambulancechauffeurs zullen hun eigen beroepsprofiel gaan
ontwikkelen. Dit is overigens geen proces zoals functiewaardering, maar een ontwikkeling die gaat helpen bij het beter afstemmen van onderwijs op de beroepsuitoefening en het volgen van beroepsbeoefenaren in hun leerproces en hun activiteiten.
Raad voor de Ambulancezorg en Protocollencommissie
Bij de ontmanteling van de Stichting Inhoud AZN is ervoor gekozen om twee uitgezette trajecten, te weten de inrichting Protocollencommissie, herziening LPA 7.2, en CZO erkenning initiële opleidingen overkoepelend te gaan volgen door een tijdelijke raad. Vanuit V&VN Ambulancezorg is Huub Gubbels als vertegenwoordiger in de Raad voor de Ambulancezorg voorgedragen. Voor de Protocollencommissie zijn vanuit V&VN Ambulancezorg afgevaardigd Marco Rombouts en Matthijs de Visser.
Nieuwe ontwikkelingen
Als V&VN Ambulancezorg kregen we het nieuws binnen dat de huidige uitgevers en makers van het Vakblad V&VN Ambulancezorg deze per 1 oktober zullen overdragen aan Sdu Uitgevers. Welke verandering dat met zich meebrengt is op dit moment nog niet in te schatten, maar belangrijk is dat de continuïteit is gewaarborgd. Inmiddels hebben een aantal nieuwe leden zich gemeld om een vakgroep zorgambulance in te richten. Zodra we daarover kunnen berichten dan gaan we dat zeker doen.
Erratum
Vanaf juli zijn de nieuwe protocollenboekjes LPA 7.2 beschikbaar. Het eerste erratum is (gelukkig?) al weer gevonden en ik denk niet dat het de laatste zal zijn. Het is niet dat we blij moeten zijn met het maken van deze fouten, een zeer zeker onbedoelde imperfectie, maar dat dit gewoon gemeld en gecommuniceerd kan worden. We zijn niet perfect, al verwachten we dat soms wel van alles en iedereen en vooral ook van onszelf. Voortaan dus maar gewoon ons hoofd koel houden bij errata in ons werk en in de protocollen? Het kan veilig gemeld worden, zonder schaamte en we spreken er geen schande meer van, ook niet bij het (overigens een voorbijgaand fenomeen) stickers plakken. De eerste uiting van een cultuuromslag? Ina Bolt Secretaris V&VN Ambulancezorg
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 7
Nieuws vakgroep ambulanceverpleegkundigen
Hans de Vries
Al enige tijd zijn ambulanceverpleegkundigen actief binnen de beroepsvereniging V&VN Ambulancezorg. Op 27 mei vond de eerste vergadering in Utrecht plaats en werd een algemene doelstelling geformuleerd: ‘De vakgroep ambulanceverpleegkundigen stelt zich tot doel om de beroepsgroep van ambulanceverpleegkundigen op een krachtige manier te positioneren als een van de kerndisciplines in de Nederlandse gezondheidszorg en te streven naar excellente zorgverlening. Ook wil de vakgroep de belangen van ambulanceverpleegkundigen behartigen in de meest ruime zin van het woord.’ Om deze doelstelling te bereiken zijn onze activiteiten voor de komende twee jaren: 1. Het opstellen van het beroepsdeelprofiel ambulanceverpleegkundige. De afdeling ambulancezorg is door V&VN uitgenodigd om deel te nemen aan een pilot gesteund door VWS. Het voornemen is om een algemeen landelijk beroepsprofiel te ontwikkelen voor de verpleegkundige en dit dan specifiek verder uit te werken naar ons veld. Dit alles volgens het CanMEDS (Canadian Medical Education Directions for Specialists) model. 2. Het stimuleren van deskundigheidsbevordering middels het kwaliteitsregister V&VN deskundigheidsgebied ambulancezorg. Het kwaliteitsregister V&VN deskundigheidsgebied
ambulancezorg is een online register. In dit register staan o.a.: persoonsgegevens, werkgever, scholing/puntenoverzicht, persoonlijke opleidingsdossier en overige documenten. De vakgroep verleent zijn medewerking bij het merken van scholingen binnen het deskundigheidsgebied van ambulanceverpleegkundigen. 3. Het opbouwen van een netwerk ambulanceverpleegkundigen aangesloten bij onze beroepsvereniging. Dit om kennis uit te wisselen en de expertise te verbreden en te ontwikkelen waardoor de kwaliteit van zorgverlening wordt verhoogd. Middels vergaderingen van de vakgroep, een emailgroep en een internetsite willen wij een netwerk opbouwen voor de ambulanceverpleegkundigen ingeschreven bij de beroepsvereniging. 4. Het gevraagd en ongevraagd adviseren over beroepsinhoudelijk zaken. Dit kan zijn naar het dagelijks bestuur van ons platform of naar andere partijen. Enkele activiteiten waarbij onze beroepsgroep vertegenwoordigd is: scholing en branche- en opleidingsrichtlijnen OGS. Op 11 november staat de volgende vakgroepvergadering van ambulanceverpleegkundigen gepland van 12.00 – 14.00 uur. Locatie: V&VN, churchillaan 11, 3527 GV Utrecht. Agendapunten kunnen worden ingeleverd via de mail: h.vries@ravbrabantmwn.nl). Hans de Vries Voorzitter Vakgroep Ambulanceverpleegkundigen
Filippijnen blij met Brabantse ambulancekleding De RAV Brabant Midden-West-Noord schenkt regelmatig oude ambulancekleding, voertuigen en materialen aan goede doelen in de hele wereld. Onlangs stuurde de RAV een container vol afgeschreven ambulancekleding naar ambulancedienst ERUF op Cebu Island in de Filippijnen. De kleding is via de hulporganisatie Meersupport uit Haarlemmermeer verscheept. De gemeente Haarlemmermeer onderhoudt namelijk al jarenlang een stedenband met Cebu city, de oudste stad van de Filippijnen met ongeveer een miljoen inwoners. ERUF (Emergency Rescue Unit Foundation) is een particuliere organisatie voor hulpverlening in Cebu city. De Filippijnen kennen betaalde gezondheidszorg. Ben je niet verzekerd en kun je niet cash betalen? Dan geen ambulancevervoer en geen hulp in het ziekenhuis. Het bijzondere van ERUF is dat zij iedereen vervoeren,
ongeacht de financiele situatie van de patient. Zij hanteren dan ook de slogan ‘To serve so that others may live’. De RAV Brabant Midden-West-Noord ondersteunt deze werkwijze natuurlijk van harte. De directeur van de ambulancedienst
8 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
heeft de RAV inmiddels laten weten blij te zijn met de schenking. De medewerkers zijn er trots op kleding uit Holland te dragen. Dat blijkt ook uit de vele foto's die we ontvangen hebben. Meer informatie? Neem dan contact op met RAV Brabant Midden-West-Noord: 073-680 40 50.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 9
Vernieuwde
opleidingen
In september start de Academie voor Ambulancezorg te Harderwijk met een nieuwe opzet voor de initiële opleidingen tot ambulanceverpleegkundige en ambulancechauffeur. Uitgangspunt: ‘Goede opleidingen voor een branche in beweging’. Een overzicht van de belangrijkste wijzigingen en een historische terugblik. De belangrijkste veranderingen die doorgevoerd worden in zowel het curriculum voor de ambulanceverpleegkundigen als in het curriculum voor de ambulancechauffeurs zijn: • Er wordt gebruik gemaakt van een elektronische leeromgeving en digitaal portfolio. • Er is sprake van een verlenging van de opleidingen met een geïntegreerd ‘go / no go’ moment na vier maanden. • De manier van toetsen wordt veranderd. • De wijze van beoordelen zal anders verlopen. • Er is sprake van integratie van het praktijkveld (werkbegeleiding). • De ambulanceverpleegkundigen en -chauffeurs zullen samen trainen en samen getoetst worden.
• In de initiële opleiding tot ambulancechauffeur worden het medisch assisterend deel en vervoerstechnisch deel geïntegreerd. Daarnaast zullen de lesdagen een betere didactische opbouw en volgorde kennen. Er zullen tevens een aantal andere onderwijskundige methodieken worden toegepast. Ook zullen andere dan technische vaardigheden deel uitmaken van het lespakket.
Historie
Vanaf de start van de opleidingen in de ambulancesector in 1986 werd de volgende constructie toegepast: je werd aangesteld en ingewerkt op de ambulance en na een paar jaar werd je pas naar de toenmalige opleider, Stichting Opleidingen Scholing Ambulancehulpverlening (SOSA), gestuurd om daar middels een parttime opleiding het vak te leren. Het voordeel van deze constructie was dat je wist wat het werk inhield en de werkgever stuurde alleen mensen naar de opleiding van wie hij zeker wist dat ze geschikt waren voor het vak. Toch was deze constructie niet logisch omdat er op deze wijze onbevoegde mensen op de ambulance werkten. Werkgevers wilden nieuwe medewerkers na aanstelling snel gediplomeerd aan de slag laten gaan. In 2008 ging, na enige jaren voorbereiding, een nieuwe structuur van start waarbij cursisten eerst de opleiding volgden en daarna pas gingen werken op de ambulance. Dit betekende meer instroommomenten, kleinere groepen (maximaal 12 cursisten) en verkorting van de opleidingsduur. Voor verpleegkundigen duurde de opleiding vier maanden en voor chauffeurs zes maanden. De opleiding werd dus geconcentreerd in een kortere periode. In 2009 vond evaluatie plaats van deze vernieuwde opleidingen. Het bleek dat cursisten na deze compactere opleiding, zonder voorafgaande ervaring in het ambulanceveld, op essentiële punten tekort kwamen.
10 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Ze hadden vooral moeite hun kennis en vaardigheden in de preklinische praktijk te brengen. Dit kwam omdat er nauwelijks tijd was om kennis en vaardigheden te integreren en een transfer te maken naar andere omstandigheden. Het leek of de opleidingen vooral een voorbereiding op het praktijkexamen waren en niet zozeer voor de beroepspraktijk.
Onderwijskundige onderbouwing
Binnen de opvolger van de SOSA, de Academie voor Ambulancezorg, heeft men de ‘oude’ lesinhoud en aanpak tegen het licht gehouden, heeft men de kritieken gelezen en is men op zoek gegaan naar een betere onderwijskundige onderbouwing. Tijdens de zomer van 2010 werd daarvoor expertise van buiten ingeschakeld. Dit resulteerde in een groep kernontwikkelaars uit diverse RAV-en die eerst de missie en de visie van de nieuwe Academie voor Ambulancezorg geformuleerd hebben. Daarna hebben zij het nieuwe curriculum vormgegeven. Voor het beste effect van ‘leren’ viel de keuze op het zogenoemd concentrisch leren (model van Bloom), waarbij er een opbouw is van laag complex naar hoog complex en men meer aandacht heeft voor begrip en samenhang tussen kennis, vaardigheden en attitude. Het competentieprofiel is het uitgangspunt geworden van de opleiding en niet meer (alleen) het raamwerk. Tijdens de lessen van de Academie voor Ambulancezorg worden daardoor dus praktijkrealistische, betekenisvolle scenario’s beoefend. Hierbij past het dat de cursisten de lessen in uniform volgen. De lessen zullen veelvuldig uit casuïstiektraining bestaan, die zowel binnen als buiten (weer of geen weer), gedraaid worden. Chauffeurs en verpleegkundigen oefenen tijdens de opleiding samen zodat de praktijk beter benaderd wordt.
Toetsing
Met behulp van het competentieprofiel zijn ook de toetsen ontworpen. Voor de beoordelingen vanuit de Academie voor Ambulancezorg wordt gebruik gemaakt van toetsen die gericht zijn op beslissing en toetsen die gericht zijn op verbetering. Het in de praktijk toepassen van opgedane kennis is belangrijker dan het beheersen van ‘platte kennis’. De opleiding wordt niet meer afgesloten met een praktijkexamen van een half uur, maar met een assessment met verschillende scenario’s. Hierbij passeren een groot deel van de competenties uit het competentieprofiel de revue. Op deze manier wordt er op meer aspecten getoetst, zoals bijvoorbeeld op niet technische vaardigheden die gericht zijn op samenwerking en attitude. Tijdens de opleiding is er twee maal een beslissende toets. De eerste is na vier maanden (het zogenoemde ‘go/ no go’ moment), waarna de cursist ‘startcompetent’ en dus bekwaam wordt verklaard om zelfstandig op de ambulance te functioneren. Na dit moment volgt nog een periode van drie maanden, waarin verdieping van lesstof volgt. Daarna is er opnieuw een assessment, waarna de cursist ‘competent’ en dus bevoegd en bekwaam wordt verklaard.
Profcheck
Op dezelfde manier gaat de Academie voor Ambulancezorg ook de structuur van de profcheck aanpassen: niet puur de kennis van het protocol, maar ook de wijze hoe dit in de praktijk wordt toegepast. Daarbij is de interactie tussen de hulpverleners en de patiënt van groot belang. Binnenkort gaan de cursisten als team, dus met een collega en uitrusting van eigen dienst, naar de profcheck. Deze profcheck neemt een hele dag in beslag en hierbij komen verschillende scenario’s aan de orde variërend van trauma tot verloskunde, van neurologie tot cardiologie. In het najaar van 2011 begint men al met de pilots hiervoor.
Beoordelen
In de oude opleiding bestond er een bepaalde afstand tussen ‘school’ en praktijk. De belangrijkste wijziging in de nieuwe aanpak is dat het ‘werkveld’ veel meer betrok-
ken is bij de opleiding. Ook bij de beoordeling van de cursist speelt de werkgever een rol. De werkgever is mede beoordelaar of de cursist bevoegd en bekwaam is. Om een cursist ‘startcompetent’ en aan het eind van de opleiding ‘competent’ te verklaren is drie keer een ‘ja’ nodig: de cursist zelf moet zich bekwaam achten, de toetsen van de Academie voor Ambulancezorg zijn met voldoende afgerond, maar ook een vertegenwoordiger van de RAV (doorgaans de werkbegeleider) hoort zijn positieve advies te geven. De Academie voor Ambulancezorg ziet dan ook graag de werkbegeleider (of een andere vertegenwoordiger van de RAV) op drie momenten in de opleiding in het opleidingscentrum te Harderwijk. Deze momenten zijn bij de start van de opleiding en bij de twee beoordelingsdagen met scenario’s. Na het goed doorlopen van het ‘go / no go’ moment wordt de cursist startcompetent verklaard en mag de cursist ‘zelfstandig’ werken op de ambulance De werkbegeleiding zal dus vanaf dat moment op afstand plaatsvinden. Naast het feit dat daarmee ruimte wordt gecreëerd in de opleiding om kennis, vaardigheden en attitudes verwerkbaar te maken, ontstaat nu tijdens de opleiding ook zicht op het zelfstandig functioneren van een cursist. Met deze ingreep wordt nog eens extra gewonnen aan betrouwbaarheid en validiteit als het gaat om iemand bevoegd en bekwaam te verklaren.
Communicatieronde
De Academie voor Ambulancezorg heeft inmiddels in verschillende bijeenkomsten de veranderingen in de opleidingen toegelicht. Nadat de Programmaraad Zorg en Onderwijs zijn goedkeuring had gegeven aan het startdocument ‘Partners in opleiden’, zijn er informatiebijeenkomsten geweest voor onder andere het bestuur van AZN, leidinggevenden van RAV-en, de ROC-en, MMA’s en P&O-ers. Ook V&VN Ambulancezorg en de Nederlandse Vereniging Medisch Managers Ambulancezorg (NV-MMA) zijn op de hoogte gebracht. Over het algemeen is er grote instemming over de uitgangspunten, de opleidings- en toetsingmethode
De Academie voor Ambulancezorg wil garant staan voor kwalitatief hoogwaardige, op de prehospitale acute zorgverlening afgestemde, opleidingsproducten om de (beginnende) beroepsbeoefenaar bekwaam te maken (initieel) en te houden (bij- en nascholing) voor de uitoefening van het vak van ambulanceverpleegkundige, ambulancechauffeur en centralist meldkamer ambulancezorg. en de gebruikte leermiddelen. Het belangrijkste doel van de opleiding is dan ook om cursisten te helpen zich te ontwikkelen tot competente beroepsbeoefenaars.
Organisatie
Intern is de organisatie van de Academie voor Ambulancezorg ook gewijzigd, onder andere in bestuurlijk en personeel opzicht. Zo is de inzet van het aantal gast- en oproepdocenten drastisch verminderd. Er wordt nu gebruik gemaakt van een vast kernteam aan docenten, dit om onderwijskundig en inhoudelijk meer eenheid uit te stralen en om kwaliteit te concentreren en te waarborgen. De Academie voor Ambulancezorg is vastbesloten zijn missie (zie kader) waar te maken. Aan de inzet van haar mensen zal het niet liggen. Als de RAV-en deze inspanningen weten te waarderen zullen zij beloond worden met medewerkers die op goede wijze hun kennis, vaardigheden en verschillende attitudes kunnen toepassen in de praktijk. Op deze manier krijgt de Academie voor Ambulancezorg de landelijke uitstraling die zij ambieert en waar we als relatief kleine sector allen belang bij hebben. Meer informatie over de vernieuwde opleidingen vindt u op website van de Academie voor Ambulancezorg, www.academievoorambulancezorg. nl, hier treft u ook het basisdocument ‘Partners in opleiden’ aan. Mocht u daarna nog meer vragen of opmerkingen hebben dan kunt u contact opnemen met de Manager Opleidingen binnen de Academie voor Ambulancezorg, Ron Brendel, e-mail: info@ambac.nl Dit artikel werd geschreven door Ron Brendel en Thijs Gras.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 11
Steunhart
Een brug naar de toekomst! handeling van het UMCU (Utrecht) en het Erasmus MC (Rotterdam). Door verschillende innovaties kan het indicatiegebied worden verruimd. Tot nu toe implanteerde men een steunhart alleen ter overbrugging bij patiënten die op de wachtlijst voor een donorhart stonden en kampten met progressieve verslechtering. Ook patiënten met acute problemen door myocarditis of een gecompliceerde hartoperatie, kunnen tijdelijk een steunhart krijgen. Bij deze patiënten verwacht men dat herstel op termijn mogelijk is. Voor Sinds begin jaren negentig wordt overbruggen van de korte termijn klinisch gebruik gemaakt van het kan klinisch worden gekozen voor steunhart ter overbrugging naar een een extra corporele membraan oxyharttransplantatie. Dit zijn veelal pa- genatie (ECMO) of externe steuntiënten met terminaal hartfalen. Af- harten, voor de langere termijn voor gelopen decennia zijn de technieken een implanteerbaar steunhart. Anno zodanig verbeterd dat patiënten met 2011, zijn steunharten ook voor laneen steunhart in afwachting van hun gere termijn (5 jaar of misschien wel harttransplantatie ontslagen kunnen langer) dusdanig veilig gebleken, dat worden en thuis kunnen verblijven. patiënten met chronisch hartfalen en Deze patiënten staan mo- een matige kwaliteit van leven, die menteel alleen onder be- door contra-indicaties uitgesloten
In Nederland lopen momenteel meer dan 40 mensen rond met een steunhart, ofwel een ‘left ventricular assist device’(LVAD). De verwachting is dat dit aantal door toenemende indicatiestellingen en voortschrijdende technieken zal stijgen. Welke consequenties heeft dit voor de ambulancehulpverlening en zijn we daar als beroepsgroep op voorbereid? In dit artikel worden het indicatiegebied, de toepassingen en de zorg die van ons als acute hulpverleners verwacht mag worden, beschreven.
Afbeelding 1: HeartWare LVAD (links) + HaertMate II LVAD 12 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
zijn van harttransplantatie, deze geïmplanteerd krijgen als definitieve behandeling. Het LUMC (Leiden) is hiermee gestart. Deze patiënten hebben meestal reeds een (biventriculaire) implanteerbare cardioverterdefibrillator (ICD) die bij eventuele (fatale) ventriculaire ritmestoornissen kan ingrijpen. Dit artikel beperkt zich tot het beschrijven van de verschillende steunharten die in de Nederlandse ziekenhuizen worden geïmplanteerd en waarmee patiënten anno 2011 zich thuis of in het openbaar kunnen presenteren binnen de ambulancezorg. Uiteraard wordt ook beschreven met welke problemen de ambulancezorgverleners geconfronteerd kunnen worden en welke oplossingen er voorhanden zijn.
Beperkingen patiënt met steunhart
Een patiënt met een steunhart mag zich vrijelijk bewegen en kent relatief weinig beperkingen. Toch zijn
Begrippen: Kunsthart of total artificial heart: beide ventrikels zijn verwijderd en vervangen door mechanische ventrikels. Wereldwijd enkele patiënten. VAD (ventricular assist device) steunhart: ventrikels blijven in situ en er wordt een mechanische ‘pomp’ op aangesloten. Dit kan voor zowel links, rechts of beide. Dit artikel beschrijft het LVAD steunhart. er een aantal logische beperkingen doordat het apparaat niet nat mag worden en er niet teveel krachten op mogen worden uitgeoefend. Zwemmen, contactsporten en hardlopen zijn daarom uit den boze. De drager van een steunhart is dus mobiel en kan gaan en staan waar hij/zij wil. In ieder geval is het duidelijk dat de patiënt zich niet alleen bevindt in de regio van het betreffende interventiecentrum. Op de lijst van ambulanceregio’s staat aangegeven in welke van die regio’s nu patiënten met een steunhart wonen. Daaruit blijkt dat niet alleen de regio’s Rotterdam, Utrecht en Hollands-Midden te maken kunnen krijgen met deze patiëntengroep, zeker als men bedenkt dat de patiënten mobiel zijn. Natuurlijk gaan er vaak vrienden of familie met de patiënt mee op uitstapjes, maar toch moeten eigenlijk alle ambulancediensten in Nederland rekening houden met de kans dat ze een dergelijk patiënt alleen kunnen aantreffen.
voor aandrijving van beide pompen wordt geleverd via de flexibele ‘driveline’. Deze driveline komt links of rechts van de navel uit de buikholte en eindigt in de systeembesturing (controller) die links of rechts van de patiënt op heuphoogte gedragen wordt (zie afbeeldingen). Beide pompen hebben een stuwmechanisme, dat wil zeggen dat bloed wordt voortgestuwd door een schroef (HeartMate II) of zwevende rotor (HeartWare). De term ‘pomp’ is dus eigenlijk onjuist. Doordat bloed wordt voortgestuwd in plaats van gepompt zal de eigen circulatie gedeeltelijk of geheel overgenomen worden en zijn er meestal geen pulsaties meer waarneembaar. Bloeddruk meten zal dan ook geen juiste afspiegeling zijn van de mate van perfusie.
Effecten op de circulatie
Zowel een axiale (HeartMate II) als een centrifugale flow (HeartWare) geeft voortgang aan het circulerend volume. Deze continue flow heeft aanbod van bloed (volume) nodig Soorten steunharten en om te kunnen stuwen. Door de snelwerking Er zijn twee verschillende steunhar- heid van de voorstuwing is er enige zuigkracht aanwezig. Als de pomp ten die geïmplanteerd worden en waarmee patiënten naar huis mogen: minder bloed krijgt aangeboden zal de flow verminderen waardoor de de HeartMate II en de HeartWare circulatie en dus de perfusie evident (zie afbeeldingen). Beide zijn Left slechter worden; dit heet het Low Ventricular Assist Devices (LVAD) output syndroom. Orgaansystemen en hebben als doel de circulatie te zullen hierdoor slechter worden ondersteunen of de linkerventrikelfunctie geheel over te nemen. Hier- geperfundeerd. Als de aandrijving bij kan een cardiac output van meer van de pomp faalt door technisch falen, zullen soortgelijke problemen dan zeven liter per minuut behaald worden. De instroomcanule van het ontstaan. Hier zit dan ook de crux LVAD wordt aangesloten op de apex van dit artikel: welke interventies kan het ambulanceteam plegen bij (punt van het hart) van de linker ventrikel. De uitstroom canule wordt een patiënt met een acuut fysiek of mechanisch probleem van het steunaangesloten op de aorta ascendens hart. net na de aortaklep. De pomp van de HeartMate II ligt Fysiek falen onder het middenrif. De pomp van de HeartWare is direct op het linker Er zijn meerdere oorzaken waardoor het linker ventrikel bij een ventrikel geplaatst in het verlengde LVAD slecht gevuld kan worden. van de apex. Energie door middel De voornaamste zijn: hypovolaemie, van batterijen en systeembesturing
rechter ventrikel falen, (meestal preexistente) pulmonale hypertensie en (ventriculaire) tachycardieën. Dit houdt in dat bij dehydratie (onvoldoende intake, braken, diarree), te veel diuretica of bloedvatverwijders (ACE-remmers e.d.) naast paroxysmaal atriumfibrilleren en VT/ VF, pompdysfunctie kan ontstaan. Daarnaast kan een langzaam toenemende aortaklepinsufficiëntie, van mild tot matig, op den duur volume overbelasting geven met linker hartfalen / longoedeem. Door een low flow over de LVAD ontstaat forward failure.
Mechanisch falen
Zowel de HeartMate II als de HeartWare zijn dusdanig beveiligd dat calamiteiten zeldzaam zijn. Problemen zijn meestal te herleiden tot driveline-, controller- of batterijstoringen. De patiënt en zijn omgeving zijn getraind om deze calamiteiten het hoofd te bieden. Beide steunharten worden aangestuurd door een systeembesturing met back-up. Batterijen die de energie leveren gaan afhankelijk van het type tussen de 7 en 12 uur mee en iedere patiënt heeft in zijn omgeving een batterijlaadstation. Voor zover bekend is het eenmaal voorgekomen dat de drive1. Groningen 2. Friesland 3. Drenthe 4. IJsselland 5. Twente 6. Noord- en Oost-Gelderland 7. Gelderland-Midden 8. Gelderland-Zuid 9. Utrecht 10. Noord-Holland-Noord 11. Zaanstreek-Waterland 12. Kennemerland 13. Amsterdam-Amstelland 14. Gooi en Vechtstreek 15. Haaglanden 16. Hollands Midden 17. Rotterdam-Rijnmond 18. Zuid-Holland-Zuid 19. Zeeland 20. Midden- en West-Brabant 21. Brabant-Noord 22. Brabant-Zuidoost 23. Limburg-Noord 24. Limburg-Zuid 25. Flevoland Totaal
Aantal VAD patiënten per veiligheidsregio. Meting: februari/maart 2011. Bron: UMCU, Erasmus MC, LUMC. 1 1 1 0 0 1 1 1 6 3 1 0 2 0 3 4 5 1 0 3 3 1 4 0 2 44
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 13
De ‘driveline’ komt ter links of rechts van de navel uit de buikholte en is verbonden met de systeembesturing die samen met de batterijen extern op het lichaam gedragen wordt. Links de HeartWare en rechts de HeartMate II. vinden op de alarmkaart die in hun bezit is. Daarnaast kan 24 uur per dag, 7 dagen per week telefonisch overleg plaatsvinden met het LVAD centrum middels een daartoe speciaal in het leven geroepen telefoonnummer. Dit nummer staat ook vermeld op een sticker die is geplakt op de systeembesturing (controller) en op de alarmkaart die de patiënt altijd bij zich dient te hebben. line een draadbreuk gaf waardoor de pomp disfunctioneerde. Bij een volledige draadbreuk werkt de pomp natuurlijk helemaal niet meer wat, afhankelijk van de restfunctie van het linkerventrikel, funest kan zijn voor de patiënt.
Opmerkelijke observaties
Omdat er sprake is van een continue, niet pulserende bloedstroom, liggen systole en diastole dicht bij elkaar, waardoor pulsaties zeer moeilijk voelbaar zijn en bloeddruk nauwelijks meetbaar is. De automatische en handbloeddrukmeters op de ambulance zijn niet ontworpen om bij deze patiënten een betrouwbare bloeddruk te meten. Pulseoxymeters zullen meestal grafisch een nagenoeg rechte lijn weergeven terwijl de aangegeven SpO2 waarde wel betrouwbaar kan zijn. Bij monitoren of het draaien van een ECG kan een ‘normaal’ ritme worden gezien. Op afwijkende ECG’s met het beeld van acute infarcering en potentieel levensbedreigende hartritmestoornissen wordt later in dit artikel ingegaan. Als de patiënt zich presenteert met warme extremiteiten, een helder bewustzijn en geen cardiale of neurologische klachten, zijn hartritme en pompfunctie hoogstwaarschijnlijk normaal. Heeft de patiënt koude (klamme) extremiteiten, is er sprake van misselijkheid en/of duizeligheid en/ of collapsneiging, dan is het aannemelijk dat de circulatie bedreigd is.
De pompfunctie kan dan om welke reden dan ook verstoord zijn of er is een hartritmestoornis opgetreden waardoor de rechterkamerfunctie is weggevallen. Op de monitor kan een VT of VF of in zeldzame gevallen een asystolie waargenomen worden terwijl dat niet gepaard hoeft te gaan met een fysieke collaps, een bijzondere situatie dus.
Acute hulpverlening
Het huidige Landelijk Protocol Ambulancehulpverlening kent (nog) geen protocol hoe te handelen bij medische problemen bij een steunhartpatiënt. Na overleg met de drie medisch managers van de regio’s waarin de genoemde interventiecentra liggen (RAVU, AZRR en RADHM), is contact opgenomen met de verantwoordelijken in het LUMC, UMCU en Erasmus MC. Met een thoraxchirurg (transplantatie), cardiologen en een LVAD verpleegkundige, is gezamenlijk een interventieprotocol opgesteld dat als regionaal protocol gaat dienen binnen de regio Hollands-Midden.
Maatregelen door patiënt zelf
Informatie bij de MKA
De meldkamer ambulancezorg (MKA) wordt voor ontslag uit het ziekenhuis op de hoogte gebracht en maakt een afspraak op lokatie (AOL): een zogenoemde adresmelding in GMS zodat bij een melding op deze lokatie een bericht verschijnt dat daar een patiënt woonachtig is met een steunhart. Tevens ontvangen de MKA’s het telefoonnummer van de 24-uurslijn van het LVAD centrum dat direct gebeld kan worden indien zich een calamiteit/ medische noodsituatie voordoet. Bij calamiteiten belt de patiënt of diens omgeving de steunhartcoördinator, voor zover dat op dat moment natuurlijk mogelijk is. De steunhartcoördinator neemt vervolgens contact op met de MKA en vraagt of een ambulance ter plekke kan gaan waarbij de steunhartcoördinator het ambulancepersoneel telefonisch instructies geeft. Noodzakelijke handelingen kunnen in overleg plaatsvinden en de keuze voor het vervoer naar een bepaald ziekenhuis kan besproken worden.
Zorg door ambulanceteam
Door alle bovengenoemde maatregelen is goede zorg op het huisadres Steunhartpatiënten en hun partners verzekerd. De situatie verandert als zijn getraind in hoe te handelen bij een patiënt zich publiekelijk vercalamiteiten. Zo zijn zij geïnstrueerd plaatst en er een medische noodsituhoe om te gaan met problemen met atie ontstaat. Bij trauma of collaps het wissselen van de systeembestuwaarbij de patiënt alleen is, zal het ring (de controller) en het opladen ambulanceteam in eerste instantie van de batterijen. Zij herkennen de niet vanaf de buitenkant kunnen verschillende alarmen die de pomp waarnemen dat het een steunhartkan geven en kunnen oplossingen patiënt betreft. De pomp is niet
14 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
hoorbaar zonder stethoscoop! Pas bij het lichamelijk onderzoek zullen de batterijen zichtbaar worden en ziet men dat er in het verleden een thoracotomie gedaan is. De steunhartpatiënt heeft geen uiterlijke kenmerken die je op het juiste spoor zetten. Een goed aanspreekbare patiënt zal in eerste instantie zelf contact opnemen met het behandelend LVAD centrum. Dit centrum vertelt de patiënt dan welke stappen er ondernomen moeten worden. Als dit nog niet gedaan is, is het de taak van de ambulancehulpverlener om dit zo snel mogelijk te doen. Afhankelijk van de toestand van de patiënt kan tijdens de primary survey al contact met het ziekenhuis worden opgenomen! Als de patiënt het bewustzijn heeft verloren en er is geconstateerd dat het een steunhartpatiënt betreft dan zijn er essentiële handelingen die uitgevoerd moeten worden. Ten eerste dient de patiënt zo snel mogelijk in Trendelenburghouding te worden gelegd. Bij een ongeval moet er geen tijd verloren gaan om de patiënt te stabiliseren en bevrijden, een rapid extrication is bij een bewusteloze steunhartpatiënt altijd geïndiceerd! Mocht de patiënt daarna nog buiten kennis zijn, dan worden vochtbolussen toegediend overeenkomend met het LPA ‘Hypovolaemie’. Zoals beschreven zal de steunhartpatiënt veelal niet collaberen op een ritmestoornis doordat de pompfunctie altijd behouden blijft. Zolang de patiënt aanspreekbaar is, ook al heeft deze een ventriculaire ritmestoornis zoals VT of VF, wordt eerst contact gezocht met het LVAD centrum. Een patiënt bij bewustzijn wordt niet gedefibrilleerd in verband met de heftige pijn die dit veroorzaakt en het niet noodzakelijk zijn van terminatie van de ritmestoornis. Als de patiënt toch buiten bewustzijn is geraakt op basis van een ventriculaire ritmestoornis, dan moet deze eerst in Trendelenburghouding worden gelegd. Pas als dit geen resultaat heeft, moet de patiënt (synchroon) gedefibrilleerd worden. Als de oorzaak evident te vinden is in hypovolaemie (op basis van een trauma), mag er conform het LPA vocht toegediend worden. De patiënten die ten gevolge van
terminaal hartfalen een steunhart hebben gekregen, zijn soms drager van een ICD. Deze hebben zij reeds voor de implantatie van het steunhart gekregen op basis van hun lage ejectiefractie of asynchroniteit van de ventrikels. Deze patiënten hebben een verhoogd risico op ventriculaire ritmestoornissen en baat bij biventriculaire pacing. Patiënten met een ICD worden, als de functie niet uitgeschakeld is, direct gedefibrilleerd mocht dat nodig zijn door de ICD zelf. Meestal staat de shocktherapie
ingesteld op een frequentie > 230 per minuut. De steunhartpatiënt kan dus een VT hebben zonder shockafgifte. Bij aankomst van de ambulance zal het probleem, als deze frequentiedrempel is overschreden, vaak opgelost zijn. Als dat niet het geval is kan men de gangbare zorg bieden afhankelijk van het bewustzijnsniveau van de patiënt. Thoraxcompressie wordt in principe nooit uitgevoerd! Noch handmatig, noch met mechanische hulpmiddelen zoals de lucas® en AutoPulse®!
Protocol Steunhart 1.4 Regionale Ambulancedienst Hollands Midden.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 15
Het toch verrichten van thoraxcomsproken met de verantwoordelijke pressies kan leiden tot dislocatie van over de interventietelefoon. het steunhart en verbloeding met als • Bij het vrij maken van de thorax direct gevolg het overlijden van de voor lichamelijk onderzoek met patiënt. behulp van de crashschaar moet men oppassen voor de ‘drive-liIn de regel zal de patiënt met een ne’! Check eerst snel door middel steunhart vervoerd worden naar van het gangbare ‘kijken, luistehet LVAD centrum waar hij of zij ren, voelen’ of er externe apparabekend is. Uiteraard wordt er eerst ten zijn aangesloten op de patiënt. telefonisch overlegd waarbij ook • Bij (dreigende) collaps de patiënt besloten kan worden de patiënt in direct in Trendelenburghouding een ander ziekenhuis met cardiologileggen en op geleide van het sche opvangmogelijkheid te presenresultaat, bij een bloeding, intrateren, zeker als het LVAD centrum veneuze of intra-ossale vulling op grote afstand is van de plaats toedienen. waar de patiënt werd aangetroffen. • Defibrilleer (synchroon) bij VT/ Afhankelijk van de toestand van de VF als Trendelenburghouding patiënt kan ook een LVAD intergeen effect heeft op het afwezige ventiecentrum bezocht worden wat bewustzijn. dichter bij is dan het behandelend • Thoraxcompressies worden in centrum. Zoals bij alle patiënten met principe nooit uitgevoerd. een steunhart is hier overleg via het • Bij overlijden of reeds overleden telefoonnummer op de systeembesteunhartpatiënten is naast de sturing of alarmkaart noodzakelijk. lokale afspraken overleg met de interventietelefoon belangrijk. De Concluderend kans is aanwezig dat de overleden • Bij alle zorgverleningen is het patiënt voor uitnemen van het essentieel zo snel mogelijk het steunhart en verder onderzoek telefoonnummer te bellen dat op naar het interventiecentra overgede systeembesturing vermeld staat plaatst moet worden. voor overleg met het betreffende interventiecentrum. De verwachting is dat de komende • Bij een goed aanspreekbare pajaren meer patiënten een steunhart tiënt wordt gehandeld zoals begeïmplanteerd krijgen. Om adequaat
Prestaties
UMCG Ambulancezorg op internet
Hoe vaak rijdt de ambulance bij u in de buurt met zwaailicht en sirene, naar welk ziekenhuis brengen ze de patiënten? Het zijn enkele van de vragen waarop inwoners van Drenthe het antwoord vinden op de nieuwe website van UMCG ambulancezorg. Een website met een geïntegreerde Zorgatlas.
gereden met zwaailicht en sirene in een bepaalde buurt en hoeveel van die ritten daadwerkelijk gereden worden binnen de wettelijke norm van 15 minuten tussen de eerste melding en aankomst bij de patiënt. De Zorgatlas op de nieuwe website De nieuwe website geeft niet alleen is er op gericht om de inwoners, op een leuke manier veel algemene maar ook de politieke bestuurders, informatie over de ambulancezorg de ziekenhuizen en de zorgverzein Drenthe voor jong en oud, maar keraars zoveel mogelijk actuele laat ook zien hoe er gepresteerd informatie te geven over het reilen wordt. De Zorgatlas op de website en zeilen van de Drentse ambulancegeeft informatie over de activiteiten zorg. UMCG Ambulancezorg werkt van UMCG Ambulancezorg in heel inmiddels ook al aan de volgende Drenthe, maar ook over het werk stap: patiënten via de website op van de ambulancezorg in de wooneen veilige manier toegang geven omgeving, binnen de eigen viercijfe- tot hun persoonlijke gegevens die de rige postcode. Zo kan men bijvoorambulancedienst heeft vastgelegd. beeld zien hoeveel ritten er worden Binnen de nieuwe website is een
16 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
te handelen is het noodzakelijk dat ambulancediensten en meldkamers instructies van de steunhart zorginstellingen opvolgen. Lokale dan wel landelijke richtlijnen zijn nodig om in de primary survey het juiste pad te kiezen. Immers, we kunnen als beroepsgroep bij deze specifieke patiëntengroep niet voorzichtig genoeg zijn! Met dit artikel hopen we een aanzet te hebben gegeven tot betere preklinische zorg aan deze patiëntencategorie. Dit artikel werd geschreven door Jan Bosch en Matthijs de Visser Researchverpleegkundigen Regionale Ambulancedienst Hollands Midden Correspondentieadres; jbosch@ radhm.nl Speciale dank gaat uit naar onderstaande personen die een bijdrage hebben geleverd aan dit artikel: drs. A.P.W.M. Maat, cardiothoraal chirurg (Erasmus MC), M. van der Linde, verpleegkundige LVAD (Erasmus MC) en dr. H. Verwey, cardioloog (LUMC). De afbeeldingen van de HeartMate II (Thoratec) en HeartWare zijn ter beschikking gesteld door de leveranciers. apart deel gereserveerd voor jongeren in het basisonderwijs die meer willen weten over het werk van de ambulancezorg. Via animaties worden ze meegenomen in de dagelijkse praktijk van de ambulancebemanning. Voor mensen die interesse hebben in de kleurrijke geschiedenis van de Drentse ambulancezorg is een zeer uitgebreid en gedetailleerd overzicht opgenomen over de historische ontwikkeling. Wie het allemaal zelf wil bekijken kan terecht op de website www.umcgambulancezorg.nl
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 17
Veiligheid van de professionals! zit in de genen
Patiëntveiligheid en het omgaan met risicovolle situaties zijn van oudsher dé specialiteiten van ambulance organisaties. De Regionale Ambulance Voorziening Utrecht (RAVU) slaagde er de afgelopen jaren in een extra impuls te geven aan de zorg voor veiligheid van patiënten én medewerkers. In deze bijdrage worden de veranderingen beschreven die de RAVU in de organisatie en de cultuur doormaakte. Het is de RAVU gelukt om het begrip ‘veiligheid’ op de agenda te krijgen door het concreet voor medewerkers herkenbaar te maken in de opleidingen, behandelprotocollen en werkprocessen. Er is gewerkt aan de vergroting van de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van ‘de werkvloer’. Om leren en verbeteren te stimuleren is een beschermde situatie gecreëerd om met elkaar te kunnen praten over vergissingen en missers en te werken aan verbeteringen. Verder maakt de RAVU een
kanteling door, waarbij managers een meer faciliterende in plaats van een dirigerende rol krijgen. Deze interventies – die in dit artikel beschreven worden - dragen bij aan het ‘in de genen’ krijgen van veiligheid bij medewerkers.
Wat betekent ‘veilige’ zorg?
Sinds 2008 staat de term ‘patiëntveiligheid’ bij de RAVU op de agenda. Aangezien de literatuur nog onvoldoende duidelijk maakte wat de term concreet betekende voor de ambulancezorg, kreeg het intern auditteam de opdracht om het nog onbekende begrip expliciet te maken. Eerst werd gekeken naar de inputzijde van het primaire proces. Wat is er nodig om veilig te kunnen beginnen aan een ambulancerit? Daar kwam veel informatie uit over momenten waarop het in de voorbereiding mis kan gaan. In 2009 werd een tweede ronde gehouden waarbij naar het zorgproces en de output daarvan is gekeken.
Eerste HKZ certificaat patiënt- / cliëntveiligheid uitgereikt Paul Hesselink, CEO van de certificeringinstelling KIWA reikte op 15 juni 2011 het HKZ-certificaat patiënt-/cliëntveiligheid uit aan de RAVU. De Utrechtse ambulancedienst is de eerste zorginstelling in Nederland die dit certificaat verkregen heeft. 18 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Uit de interne auditronden kwamen thema’s naar voren die zijn omgezet naar ‘veiligheidsindicatoren’. Al snel ging het niet alleen om patiëntveiligheid, maar ook om de veiligheid van de medewerker (die bijvoorbeeld in een autowrak kruipt om iemand te behandelen). Door deze werkwijze kwam goed in beeld waar het bij veiligheid in de ambulancezorg over gaat en is een definitie opgesteld: Veilige ambulancezorg is het (nagenoeg) ontbreken van de kans op onnodig gezondheidsverlies van de patiënt, het ambulancepersoneel en derden die bij de zorg betrokken zijn, door: • het in één keer goed uitvoeren van de gestandaardiseerde meldkameren ambulancezorg; • het beheersen van de omgevingsfactoren: materiaal, middelen, werkomstandigheden en situaties; • het eenduidig en doeltreffend communiceren.
Samenvatting • Om te kunnen werken aan patiëntveiligheid is het nodig dat je het containerbegrip veiligheid dusdanig concretiseert dat iedereen in je organisatie begrijpt waar het elke dag over gaat. • De verbeterkracht ligt op de werkvloer. Je zult de organisatie zo moeten inrichten dat je het enthousiasme van medewerkers de ruimte geeft. Zij willen wel. • Als medewerkers met veiligheid in hun eigen werkproces aan het werk gaan moeten ze er zeker van kunnen zijn dat hun vergissingen en missers niet terugkomen in hun beoordelingen. • Durf je professionals te vertrouwen en los te laten.
Kun je er iets aan (laten) doen?
Geprotocolleerde ambulancezorg De ambulancezorg die we in Nederland de afgelopen 20 jaar hebben geleverd kenmerkt zich door een voortdurende toename van de kwaliteit van zorg. Vooral de medisch technische inhoud en de bijpassende handelingen hebben een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Door sinds 1990 zeer gestructureerd te werken aan de ontwikkeling en handhaving van behandelprotocollen heeft de ambulancezorg de basis gelegd voor veilige patiëntenzorg. De RAVU heeft er in 2008 een schepje bovenop gedaan door het stichten van het Medisch Training en Simulatiecentrum Nederland (www.metscenter.nl). Het doel van het METS is het bevorderen van patiëntveiligheid in de hele keten van acute zorg, van zowel preklinische als klinische zorg. Elke ambulanceverpleegkundige en -chauffeur volgt in dit centrum per jaar 32 uur training en assessment [met competent-(mits) verklaring en zo nodig studieverplichting]. Tijdens de trainingen wordt in het bijzonder aandacht besteed aan Crew Resource Management (zie www. crewresourcemanagement.net). Er wordt ook aan veiligheid in de keten gewerkt door het trainen en opleiden van ketenpartners zoals SEH-verpleegkundigen, huisartsen en brandweer.
van ICT-techniek, werkafspraken, communicatiemiddelen, materiaalbeheer en het 24/7 aansturen en organiseren van ambulancepersoneel en ondersteunend personeel in back up en achterwacht. Ambulancepersoneel werkt verspreid over de regio en uit het zicht van leidinggevenden. Dat betekent dat verpleegkundigen en chauffeurs bijzonder zelfstandig en zelfredzaam moeten zijn. Om deze reden heeft de RAVU een aantal jaar geleden besloten de hiërarchische aansturing om te buigen en beter gebruik te gaan maken van de ‘eigen wijsheid’ en deskundigheid van de medewerkers in het primaire proces. Ambulancebemanningen hebben in hun positie als regisseur tijdens een zorgverlening vaak een zeer duidelijke mening over wat juiste keuzes zijn in complexe situaties. Die me-
tube of naald in één keer goed plaatsen; de werkdiagnose moet in één keer goed zijn; het gekozen protocol moet het juiste zijn; de uitgevoerde therapie moet de juiste zijn; de keuze van het ziekenhuis moet de beste zijn, etc. Koplopers In 2008 is op de meldkamer van de RAVU een verbetertraject gestart dat in de opvolgende jaren gefaseerd is uitgerold over de hele organisatie. Het primaire proces werd per discipline (verpleegkundigen op de meldkamer en in de ambulances) verdeeld in aandachtsgebieden. Actiegroepen van medewerkers hebben deze gebieden onderzocht op sterkten en zwakten, hebben verbetervoorstellen gedaan en/of meegewerkt aan het realiseren en implementeren van verbeteringen. Voor de gebieden die het primaire proces ondersteunen werden ‘koplopers’ benoemd. Er zijn koplopers voor het in technisch goede conditie houden van de ambulances, het vlekkeloos laten werken van de communicatie met de meldkamer ambulance via ICT middelen, het beheer van de ambulancestandplaatsen en het plannen van dienstroosters. Om de directe patiëntenzorg te monitoren werden senior verpleegkundigen aangesteld. Bij elkaar zijn
Als je geen tijd neemt om het in één keer goed te doen, waar haal je dan de tijd vandaan om het opnieuw te doen?
ning is een welkom en eenvoudig aanknopingspunt als je als leidinggevende of veranderaar met hen aan de slag wilt om werkprocessen te (De)centraliseren verbeteren. Het primaire proces bestaat niet Om te beginnen is in verbeterproalleen uit de directe patiëntenzorg. gramma’s met deelname van profesAlle activiteiten die nodig zijn om sionals stapsgewijs gewerkt aan de op elke plaats in de provincie binnen optimalisatie van werkprocessen. 15 minuten ambulancezorg te kunDaarbij is het referentiekader ‘In nen leveren, horen daar bij. Het ma- één keer goed’ geïntroduceerd. De nagen van al deze activiteiten vraagt centralist moet de enige juiste triage om een complexe procesbeheersing doen, de verpleegkundige moet de
er bijna 60 medewerkers in 7 teams met een extra taak belast. Het blijkt dat deze vorm van ‘empowerment’ steeds beter gaat werken. Koplopers en senior verpleegkundigen zijn voor hun aandachtsgebied zowel aanspreekbaar voor lijnfunctionarissen als voor collega’s op de werkvloer. Tijdens werkoverleggen geven ze aan hun team uitleg over wat er in hun aandachtsgebied speelt.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 19
Senior verpleegkundigen De senior verpleegkundigen zijn begin 2011 aangesteld en houden zich specifiek bezig met de prestaties van verpleegkundigen in het primaire zorgproces. Ze kijken selectief rapportages van afzonderlijke ambulancezorgverleningen na in patiëntgebonden rapportages in het Digitaal Zorgdossier. Daarbij letten ze op een aantal zorgindicatoren en op trends die kunnen wijzen op (te formuleren) indicatoren die aandacht behoeven in de opleidingen en bijscholingen. Waar nodig wordt contact gelegd met de betreffende verpleegkundige om de rit door te spreken. Medisch management De medisch managers ambulancezorg hebben een klant-leverancier verhouding met de afdeling opleidingen. Samen bepalen ze de scholingsnoodzaak van (groepen) medewerkers. Ten aanzien van de theorievorming van veiligheids- en zorgindicatoren hebben ze overleg met de intern kwaliteitsadviseur. Assistenten MMA Sinds 2010 worden de MMA’s ondersteund door twee assistenten MMA (ambulanceverpleegkundigen in opleiding tot physician assistent) die de stappen en medisch technische handelingen in het zorgproces monitoren, analyseren en verbeteren door het verrichten of ondersteunen van (wetenschappelijk) onderzoek. In 2012 worden nog twee assistenten aangesteld.
Hoe te stimuleren vrijuit te spreken?
Om bottom-up zorg te verbeteren is de focus verlegd naar de kennis, kunde en verbeterkracht van de professionals op de werkvloer. Om professionals hun individuele verbeterslag ‘onbedreigd en dus veilig’ te laten maken is voor de senior verpleegkundigen de eis van vertrouwelijkheid ingesteld. Alles wat de senior met de verpleegkundige bespreekt blijft binnenskamers en heeft geen consequenties. De senior verpleegkundigen helpen collega’s om in één keer goed te werken en vergissingen te voorkomen. Daarmee duwen ze als het ware de vergissingen en fouten het zorgproces uit (!). De seniors
destilleren uit hun gesprekken trends die naamloos toegevoegd worden aan de agenda van hun onderling overleg. Resultaten van trends kunnen aanleiding zijn om zorgindicatoren te benoemen. Verpleegkundigen zijn bijzonder enthousiast over deze werkwijze. Ze hebben de mogelijkheid over hun vak te praten in een omgeving die het gevreesde sanctie-beleid dat op een melding volgt uitsluit, en waarbij een mentor coaching geeft in hoe
veiligheid. Ze hebben kennis en kunde waarmee ze precies kunnen aangeven wat er moet gebeuren om tekortkomingen te verbeteren en/of nieuwe initiatieven toe te voegen. Het is belangrijk dat leidinggevenden oog en oor hebben voor die inbreng. Er ligt namelijk een enorme verbeterkracht op de werkvloer. Ze doen er dan ook goed aan deze verbeterkracht te mobiliseren door daar waar dat kan professionals te faciliteren bij het verbeteren van de
Het gaat er niet om wat je zegt, maar om wat ze willen horen. verpleegkundigen zorgprestaties kunnen verbeteren. We hopen dat er op termijn een cultuur ontstaat waarbij de eis van vertrouwelijkheid plaats kan maken voor het vrijuit en open spreken over zorginhoudelijke kwesties zonder bang te zijn dat het de melder aangerekend wordt. Dan kan echt een cultuur ontstaan waarin de ambulancebemanning in één keer goed handelt, anticipeert op vergissingen en direct corrigeert als dat nodig is.
Faciliterende rol leidinggevenden
Professionals hebben doorgaans een duidelijke mening over de invulling en inrichting van de ambulancezorg. Ze kijken naar hun eigen proces en zien in de praktijk wat er schort op het gebied van kwaliteit en/of
De kwaliteitscyclus in het primaire proces wordt ondersteund door het management (MT). (PDCA: ‘plan, do, check, act’.)
20 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
zorg. Dat kan door het optimaliseren van de ondersteunende voorzieningen (materiaal, methoden, middelen, personele zorg, werkomgeving). Natuurlijk blijven de leidinggevenden de kaders stellen waarbinnen zorg moet en mag plaats vinden. Maar het daadwerkelijk malen van het koren moet overgelaten worden aan de medewerkers in het veld. Als zij betere of andere materialen nodig hebben om hun product ‘in één keer goed neer te zetten’ doet de organisatie er goed aan deze waar mogelijk ter beschikking te stellen. Als de professionals merken dat dit gebeurt zal de constructie als een vliegwiel aan het werk gaan. Zo ontstaat een mechanisme van continu afstemmen en verbeteren.
Is er durf om ook ZELF echt te veranderen?
Op deze manier draaien 7 teams die over de provincie Utrecht zijn verspreid, hun eigen operationele en primaire proces. Gaat het nu in één keer goed? Nee, nog niet altijd. Maar het lijkt er wel op dat de cultuurverandering gaande is. De uitdaging om de handschoen op te pakken bij het management is net zo groot – zo niet groter – als bij de professionals op de werkvloer. De kennis en kunde van professionals blijkt uitstekend te mobiliseren. Het INK spreekt in de – aan het model toegevoegde – kwaliteits-
cyclus van inspireren, mobiliseren, waarderen en reflecteren (zie: www. ink.nl). Als je dit als leidinggevende echt in praktijk brengt zul je merken dat professionals weten wat toegevoegde waarde oplevert voor een patiënt. Het optimaliseren van het werkproces door professionals zal op termijn leiden tot het terugdringen van vergissingen, fouten en ongevallen. Ter ondersteuning zullen leidinggevenden alle nodige hulp moeten bieden bij het uitvoeren van sterkte-zwakte analyses en het realiseren en implementeren van verbetervoorstellen.
proces in de eerste seconde van de simulatietraining hardop aan de trainer vraagt: ‘Is het hier veilig?’ Een tweede les om veiligheid in de genen te krijgen is het besef dat verbeterkracht op de werkvloer ligt. Medewerkers willen het graag goed doen en werken enthousiast aan verbeteringen, mits zij daarvoor de ruimte en het vertrouwen krijgen. Als je als leidinggevende vertrouwen in en respect voor je medewerkers toont levert dat vele malen meer op dan dat je elkaar ter verantwoording roept op basis van prestatie-indicatoren. Als medewerkers met veiligheid in En … zit veiligheid ook bij hun eigen werkproces aan het werk jouw mensen in de genen? gaan moeten ze er zeker van kunnen In de ambulancezorg hebben we zijn dat hun vergissingen en missers geleerd dat de veiligheidscultuur in niet terugkomen in hun beoordede genen kan komen als verpleeglingen. We hebben geleerd dat het kundigen weten wat veiligheid in onze organisatie nodig was om concreet inhoudt en als ze weten wat vertrouwelijkheid te garanderen bij ze daar zelf aan kunnen bijdragen. gesprekken over (bijna) fouten en Een eenvoudige uiting daarvan is ongevallen. Dit is een lastig punt, dat ambulancepersoneel tijdens hun omdat het op gespannen voet staat
met de nagestreefde transparantie en het willen leren van (on)veiligheid. We zullen de komende periode een meer ontspannen situatie moeten zien te realiseren. Ook hebben we gemerkt dat het niet zo moeilijk is om met veiligheidsinstrumenten zoals prospectieve en retrospectieve risico-analyses aan de slag te gaan als die instrumenten bijdragen aan de zoektocht naar ‘het proces in één keer goed’. Wat wel moeilijk is en de meeste aandacht en investering (van vooral de leidinggevenden) vraagt, is de cultuuromslag die de organisatie door moet maken om vertrouwen in medewerkers uit te stralen en hen écht in te schakelen bij het veiliger maken van het werkproces. Dit artikel werd geschreven door Wim Blommaert, intern kwaliteitsadviseur RAVU.
And now for something completely dif erent
…
In maart was een delegatie van het Britse tijdschrift 'Ambulance Today' in Amsterdam voor een reportage over het Nederlandse ambulancesysteem. Hoofdredacteur Declan Heneghan was de initiatiefnemer, nadat hij tijdens een eerder privébezoek een ambulanceploeg van VZA had gesproken. Chauffeur Loek Caan had hem hartelijk uitgenodigd en Declan liet er geen gras over groeien: al na enkele weken meldde hij zich bij VZA voor nadere afspraken. Declan werd vergezeld door zijn zoon Joseph (voor foto’s en video) en ambulanceman Les Pringle (auteur van: ‘Blue lights and long nights’ en ‘Call the ambulance!’). Hen wachtte een intensief programma. Het begon met een algemene inleiding tot de geschiedenis en huidige situatie binnen de Nederlandse ambulancezorg door ambulanceverpleegkundige Thijs Gras. Daarna volgden bezoeken aan de MKA, het MMT en de traumaheli, meerijden met een Rapid Responder, meerijden op de ambulance, een uitgebreide rondleiding bij VZA waarin aandacht voor de MICU en de zorgambulances en een bezoek aan een SEH van zowel een level I (VUMC)
als een level II (Sint Lucas Andreas) ziekenhuis. Voorts waren er gesprekken met MMA Pieternel van Exter, VZA-directeur Jan Pierik, hoofd ambulancedienst Cor Koemeester en hoofd HRM Marleen Hogenesch. Een belangrijke begeleidende rol was weggelegd voor clustermanager Han Rozemeijer. De delegatie was aangenaam verrast door het niveau van de ambulancezorg hier. Zij waren gecharmeerd door de omvang van de dienst, naar hun maatstaven klein, maar daardoor juist goed, want door de grote verbanden in Engeland, zijn de contacten erg onpersoonlijk en is er een grote kloof tussen leiding en werkvloer. Ook prezen ze de aandacht
voor de patiënt en diens omgeving, De tijd die het kost om iemand over te dragen op de SEH, vonden zij verbazend kort. Als vervolg op het bezoek werd het augustusnummer van Ambulance Today vrijwel geheel gewijd aan de Nederlandse ambulancezorg. Het tijdschrift is te zien op www.ambulancetoday.co.uk waar ook een gratis abonnement beschikbaar is.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 21
Zaterdag 9 april begint als een doodgewone dag. Als uitzendkracht ben ik die ochtend gebeld voor een 10-18 in Leiden. We rijden als eerste een B vervoer naar Den Haag weg. Dan, op de terugweg, breekt de pleuris uit via de mobilofoon. Ik heb er geen ander woord voor, zo wás het! Huh? Massale schietpartij in een winkelcentrum? Al twee T4? Vele gewonden? We worden opgeroepen met de vraag of we naar Alphen kunnen, we denken om de post te bezetten, maar in het MDT zien we dat we naar de Ridderhof moeten. De MKA, waar het op dat moment een gekkenhuis is, bevestigt dit. Het rubber gaat nog nét niet van de banden. Dwars door Leiden, hup hup, naar de snelweg. Ik mopper en scheld op mensen die raar doen in de auto, iets wat ik normaal niet zo snel doe, maar misschien kwam het door wat ik toen al
Zwarte zaterdag voelde.
We rijden aan en zien veel politiewagens en twee ambulances staan. Wij zijn de derde wagen en sluiten aan in de rij. Als ik uitstap is het eerste dat ik zie een meiske van ongeveer 10 jaar dat op haar buikje op de slede van de ambu voor ons ligt. Ze is geraakt in haar billen en kijkt me gelaten maar ogenschijnlijk rustig aan. Er is een collega in burger bij haar; het gaat goed daar. Het is dus écht wat hier gebeurt, flitst er door mijn hoofd, terwijl ik bedenk wat ik wil gaan doen. Ik besluit alléén de zuurstof en de koffer mee te nemen, de monitor zal ik niet nodig hebben om in te schatten hoe mensen er aan toe zijn. Overal hangen linten van de politie en er heerst grote paniek. Ik heb het gevoel dat ik de lucht zou kunnen knippen, zo is hij doordrenkt van angst. Het is alsof ik een slagveld betreed en tegelijk is het een soort enge film.
Scoop and run
Snel pakken we de spullen. Vrijwel
direct worden we staande gehouden door twee agenten die erg aangeslagen zijn. “Help, we hebben hier een hevig getraumatiseerd kind, geen schotwonden, maar heeft alles gezien”, zeggen ze. Dan hoor ik mezelf vragen: “is het gewond?” “Nee”, luidt het antwoord. ”Sorry, dan heb ik nu geen tijd” zeg ik, en we lopen snel verder. Langs een doodgeschoten man die we niet eens meer bewust zien, maar toch registreren. “Hier ,hier” roepen agenten en ze wenken ons naar een magazijn aan de achterzijde van het winkelcentrum. Op de grond ligt een jongeman. Het oogt niet goed. Hij scoort een V in de AVPU en is bleek. Als ik zijn arm pak voel ik hoe koud die al is. Zijn T-shirt is omhoog en ik zie een inuitschot wond dwars door zijn buik, die bij palpatie plankhard is. “Ga de brancard maar halen”, zeg ik tegen mijn collega. “Dit is een scoop and run”, wat hij natuurlijk ook zag. De agent die de patiënt bijstaat is erg aangeslagen: de 29-jarige voetbal-
22 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
ler traint in dezelfde sportschool als hij. Eerst zuurstof erop via een non-rebreathing masker op 15 liter/ min. Ik vraag de agent de koffer te openen en me te helpen bij het inbrengen van de infusen. Ik voel een snelle, matig gevulde radialispols van ongeveer 120/min, (RR 90 of hoger, denk ik meteen), zeer koude, geknepen acra, een bleke, klamme huid en een snelle oppervlakkige ademhaling. Regelmatig kreunt hij van de pijn. Zijn ogen zijn dicht en hij blijft doodstil liggen, half op zijn linker zij. Ik vraag de agent om een grijze naald en een plakker, en geef een andere agent een zak NaCl 0.9% en een infuussysteem. Al prikkend vertel ik hem hoe hij het systeem moet vullen. Ondanks de geknepen vaten lukt het in één poging de naald te positioneren, en na het verder aanleggen wissel ik snel met de agent van plaats. Net als ik de linkerarm aan wil prikken hoor ik in de oortelefoontjes van de politie “jongens, als de sodemieter kogelvrije vesten weer aan”. Even voel ik me heel onveilig. Ik zit op de grond in een klein magazijn, als een rat in de val, terwijl ik weet dat er heel erg veel geschoten is, en ik heb niet zo’n vest. Ik zeg tegen de agenten: “eh, jongens, ik heb niet zo’n ding, en ik wil heel graag weer levend naar huis vanavond..” “Wij gaan voor de
Aan de voorkant gekomen staan er onnoemlijk veel mensen, hoewel ik dat maar deels registreer. De camera’s die inmiddels in groten getale bleken te zijn opgesteld heb ik helemaal niet gezien. Ik wil zo snel mogelijk met mijn patiënt op transport, en als een motoragent me vraagt of ik escorte wil roep ik heel hard “JA!” tegen hem. (Van dit moment is de foto die in De Telegraaf stond). Achteraf hoorde ik van mijn collega hoe blij hij was geweest met de escorte. We hadden zelfs een heel stuk tegen het verkeer ingereden dankzij hen … (!). Terug naar de plaats incident. We schuiven de brancard in de ambulance en mijn collega vraagt waar we heen mogen. De MKA heeft een gewondenspreidingsplan gemaakt en we worden verwacht op trauma 2 in het LUMC. Twee hevig aangeslagen broers van de patiënt gaan mee, evenals de agent die me al die tijd geholpen heeft; een paar extra handeuropening staan”, hoor ik, en op dat moment gaat mijn knop weer om den zijn welkom. en vervolg ik mijn bezigheden. Weggaan is geen optie en komt ook niet Een broer heeft de hand van zijn bij me op. Vlot is ook de tweede lijn broer stevig vast. Hij zit op het bankje dat eigenlijk niet voor persoin positie. Opgelucht dat de eerste liter vloeistof nu kan inlopen bedenk nenvervoer is, maar deze keer doen we niet moeilijk. Ik kijk naar de ik me wat ik nog meer kan doen en agent, en zeg tegen de broer dat hij waar mijn maatje blijft. Het duurt alles bij elkaar misschien een kleine zich schrap moet zetten. We zullen haast gaan maken, veel haast … 10 minuten, maar het zijn hele lanDe parameters van mijn patiënt valge, dat wel. Ik ‘seal’ de kogelgaten met infuusplakkers, controleer de ABCD zover het gaat en ben super blij als daar mijn collega weer is, met brancard. Later vertelde hij mij dat hij op weg naar onze ambulance werd meegetrokken naar een vrouw die in haar rug geschoten was. Ze was stabiel en hij gaf de locatie van len niet tegen; zijn pols is rond de deze patiënt door aan de MKA. Dan 100 en de tensie is 120 systolisch. Omdat ik de pijn van de patiënt niet gaat het snel, we tillen de patiënt horizontaal vlug op de brancard. We langer kan aanzien besluit ik hem moeten nog een stukje over het par- toch fentanyl te geven. Dit wordt goed verdragen en neemt de scherpe keerterrein en ik heb nog even een kantjes een beetje weg. De A/B zijn soort gewaarwording, bang dat er nog iemand op de loer ligt. Maar… oké met een saturatie van 98 tot 100% met handhaving van de nonregeen tijd. Klap, klap, gaat de Ferno breather. Ik heb vesiculair ademgedoor de parkeergarage, weinig tot geen vering en keiharde wieltjes die ruis met een rustigere oppervlakkige ademhaling. In de C blijft de patiënt nieuwe brancards, en iedere hobperifeer geknepen en bleek/klam. bel is er eentje teveel. Ik hoor later De D blijft ongewijzigd: een V in de van mijn chauffeur dat ik de hele weg door de garage “sorry, sorry” in AVPU, met een EMV van 14. Ik geef een zo compleet mogelijke het oor van de patiënt zei, het ging voormelding aan het LUMC, en als me dan ook door merg en been dat we er bijna zijn vervang ik de inmidstukje hollen naar de ambulance.
dels lege infuuszakken. De opvang en overdracht lopen echt gesmeerd en mijn patiënt vertrekt, na ongeveer 5 minuten op de shockroom te zijn geweest, naar OK. Als ik daarna stijf van de adrenaline mijn ritformulier verder invul wordt ons door SEH-ollega’s gevraagd hoe het met ons gaat. Erg attent en op dat moment dachten we: goed hoor. We moeten aanvullen en melden ons daarna direct weer in, allebei met het gevoel terug te moeten. We weten immers hoeveel er te doen is! Maar we horen van de MKA dat we moeten gaan ‘BOTten’ op de post in Alphen. Onderweg zeggen we nog tegen elkaar dat we denken geen trauma te hebben … Op de post hangt een beetje een onwerkelijke sfeer. Later denk ik dat we daar te snel zaten en bijna plastisch aan elkaar vertelden wat we hadden gedaan. De tv stond aan en ik weet nog dat ik het niet wilde zien. Toen niet en later eigenlijk ook niet. Na 10 minuten gingen we weer weg, zoals de meesten. We hebben ons rond 15.00 uur ingemeld en gezegd dat we tot 18.00 uur onze dienst wilden afmaken. We hielpen een patiënt met een collum fractuur. In een soort flow van handelen deden we precies wat moest. Nadat we haar naar de SEH van het Rijnland gebracht hadden mochten we daar even gaan posten.
‘… en als een motoragent me vraagt of ik escorte wil roep ik heel hard “JA!” tegen hem.’
Ik wil heel graag weer levend naar huis Dat werd heel even. We waren nog niet binnen of ik kreeg telefoon van de MKA: we moesten spoorslags terug naar Alphen wegens nieuwe dreiging, geen portoverkeer, nadere berichtgeving volgt … Adrenaline direct weer skyhigh en gas naar Alphen. We moesten naar de brandweerkazerne wegens bommeldingen. Gezien hetgeen de dader allemaal had gedaan werd de melding bloedserieus genomen. Er was wel een verschil: de collega’s die de Ridderhof niet hadden meegemaakt hadden iets heel nuchters en relativerends over zich, maar voor mij - en ik denk ook voor anderen die op die dag al het nodige achter de rug
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 23
‘Men had me herkend uit de krant en het journaal en hoe was het nu …’
hadden - was het menens. Alles kon, zo was gebleken! Er gebeurde gelukkig niks en uren later keerden we eindelijk terug op de post. Doodop, vier uur overwerk en een heleboel ervaringen rijker…
Daarna
Daarna brak een wonderlijke tijd aan. Doodmoe, maar niet goed kunnen slapen, dromen als je wél slaapt, hyper gevoel, een soort ‘schudden’ van mijn lijf door de adrenaline, concentratieproblemen, enz. Bij flarden komen er allerlei beelden naar boven, je gaat je dingen afvragen, de volle omvang van wat daar gebeurd is dringt steeds meer tot je door. Ik was niet veilig geweest tijdens mijn werk, ook dat voelde raar. Het nieuws, de sfeer in het dorp waar ik woon (op slechts 12 km van Alphen), alles stond er bol van. Maandagmorgen ontving ik al vroeg het eerste van een reeks telefoontjes en berichtjes: familie, vrienden, vaak ook kennissen en mensen die ik al langere tijd niet had gezien. Maar ook, trouwens erg attent , van collega’s uit ‘den lande’ waar ik mee werk of gewerkt heb. Dat ik op de voorpagina stond van De Telegraaf, en op het journaal voorbijkwam. Men had me herkend en hoe was het nu … En al wou ik er even niet aan denken, als ik naar mijn supermarkt ging, werd ik aangehouden door winkelpersoneel en dorpelingen. Ging ik ergens lunchen en zat er iemand in het restaurant keihard over
te praten, dan had ik ineens geen zin meer in mijn broodje, enz. Even geen zin om te sporten, geen zin om ‘ze’ tegen te komen. Allemaal goed bedoeld misschien, maar ik leerde al snel het verschil tussen werkelijke interesse en nieuwsgierigheid. Ook leerde ik dat het mij persoonlijk meer helpt om met collega’s te praten dan met mensen uit mijn privékring, simpelweg omdat er verschil is in beleving en begrip. Ik heb veel gepraat, veel gelezen en ben er eventjes helemaal uit geweest. Een paar dagen ‘resetten’ in Spanje. Heerlijk was dat. Vóór mijn vertrek kreeg ik nog een erg welkom bericht: mijn patiënt was ontslagen en ging verder thuis herstellen! Wát een goed nieuws. De rest van de dag liep ik met een grijns van oor tot oor. Nu ik dit begin juni schrijf ben ik alweer een poos aan het werk en ik merk dat ik er weer net zoveel plezier in heb als anders. Opvallend is dat veel collega’s, ook nu nog, vragen hoe de opvang is. Dat vind ik bijzonder omdat BOT gesprekken niet door iedereen worden omarmd en het nogal verschillend is hoe ermee omgegaan wordt. Kennelijk leeft het behoorlijk! Ik vind dat positief, want praten over dingen die je tegenkomt in dit werk is een stukje zelfbehoud. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik goed opgevangen word. Zowel door mijn toenmalige werkgever (uitzendbureau Confesso), als door de RAD Hollands Midden, waar ik die dag
24 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
onder ‘viel’. We zijn drie dagen na de Ridderhof met zijn allen ‘gebot’ in een hotel. Een hele goede avond was dat. Ik vond het heel prettig om mijn collega’s te ontmoeten, hun verhalen te horen en te merken dat we allemaal op onze eigen unieke wijze aan het ‘worstelen’ waren. We gaven elkaar ook antwoorden, vulden ervaringen en herinneringen voor elkaar aan. Daar kregen we ook het boekje ‘Ik ben er kapot van’ over psychotrauma. Zeer leesbaar, zeer herkenbaar, niet alleen geschikt voor jezelf maar ook bijvoorbeeld voor je partner. Een aanrader voor iedereen die iets moeilijks meemaakt, al dan niet werkgerelateerd. Zelf heb ik een contactpersoon op wie ik een beroep kan doen zolang ik dat wil. Prima! Van de politie kreeg ik op mijn verzoek uitleg waarom het weer even onveilig werd toen ik daar in dat magazijn zat. Dat was een miscommunicatie waardoor men dacht dat er nóg een schutter rondliep. Fijn dat ze me serieus namen en dit puzzelstukje voor me aandroegen. Enkele weken na het incident ben ik terug geweest naar de Ridderhof, samen met iemand van het BOT team en de OvDG van die dag. Dat heeft me een enorme ‘boost’ in de goede richting gegeven, hoe moeilijk het eerst ook even was. Ik heb met eigen ogen gezien dat het leven gewoon weer doorgaat, ook dáár. We hebben alles in de volgorde waarop ik het zag bekeken, ik heb verteld, gezien, de OvDG en ik hebben voor elkaar
hij had gezien. “Er is een fietsband geklapt”, zei hij. “Waarschijnlijk door de warmte …” “Oké, gelukkig. Eh Ridderhof”, antwoordde ik hem, waarop hij begrijpend knikte. Nadat we meneer naar de SEH hadden gebracht spraken we er nog even Nawoord Op een zonnige zaterdag vlak nadat over. Ik merkte aan mezelf dat ik er ik dit schreef werkte ik in Den Haag. zo luchtig mogelijk over probeerde We kregen een melding van iemand te doen. onwel in een boekwinkel. Ter plaat- Maar wát een toeval: zaterdag, zon, winkelcentrum, knal … alle ingredise troffen we een wat kortademige oudere man aan die op de trap in de ënten waren aanwezig geweest om me even behoorlijk te triggeren. Ik boekwinkel zat in een soortgelijk besloot toch nog een keer naar mijn Tenslotte heb ik via ‘Eye Movement winkelcentrum als de Ridderhof. EMDR therapeute te gaan waar we Ik merkte dat ik het niet zo prettig Desensitization and Reprocessing’ vond om daar te zijn; al die mensen dit gebeuren opnieuw voorbij lieten (EMDR), een professionele traukomen. Erg goed en doeltreffend. in een wel erg herkenbare setting. maverwerkingsmethode, inzicht Door het op deze manier aan te pakgekregen in mijn ‘triggerpoints’. De Meneer had een snelle onregelmaken kon ik het gemakkelijk weer sterkste was voor mij het getrauma- tige hartslag en kletste ons de oren loslaten. Ik heb er geen klachten aan van het hoofd. Terwijl mijn coltiseerde kind. over gehouden en zie het nu maar lega de brancard uit de ambulance Ratio en gevoel strijden soms met haalde, ging ik vast controles doen. als de ultieme testcase, die ik al met elkaar, daar komt het op neer. Iedereen roept dat ik de goede keuzes Net toen ik bij de man de tensieband al goed heb doorstaan! heb gemaakt, en ik zou haast scheef wilde omdoen, hoorde ik een knal gaan lopen van alle schouderklopjes, als van een geweerschot. Ik voelde maar in mijn hart denk ik nog altijd hoe ik verstijfde. Ik vroeg mijn col- Dit artikel werd geschreven door Hanneke Bonnes, lega te gaan kijken wat er aan de ambulanceverpleegkundige GGD Haaglanden aan dat kind, dat onbeschrijfelijke Foto’s: Toon van der Poel/www.112fotografie.nl dingen heeft gezien en waar ik toen hand was terwijl ik door probeerde te gaan of er niks aan de hand was. niks voor heb kunnen doen. Informatie over EMDR: http://www.emdr.nl/ Overall kijk ik nu, een aantal maan- Hij had zo snel niet in de gaten hoe den na deze waanzinnige schietpar- geschrokken ik was en liep rustig in Boekje psychotrauma: de richting van de knal. Ik kon niet Carlo Mittendorf en Ellen Muller, Ik ben er kapot van. tij, terug op een van de moeilijkste, wachten tot hij me zou vertellen wat Uitgeverij Boom, 2010. (ISBN 9789053523087) leerzaamste werkervaringen tot zelfs nog wat dingen kunnen aanvullen en verhelderen. We zijn in de winkel geweest waarvan ik in het magazijn gezeten had en ik schrok toen ik zag dat het nog kleiner was dan ik in mijn hoofd had. Ik heb gesproken met de winkeljuffrouw die me direct herkende. Zij kon me vertellen hoe mijn patiënt in het magazijn was beland. Ik ben plaatsvervangend trots op hem, want hij probeerde voor hij werd neergeschoten de schutter nog te stoppen.
nu toe. Het was een unieke ervaring, die ik bij geen enkele andere kan ‘wegzetten’, maar waar ik een overwegend rustig en ook tevreden gevoel bij heb.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 25
De
bachelor op weg één jaar
Medische Hulpverlening
Een impressie van een nieuwe opleiding De Hogeschool Utrecht heeft op initiatief van het werkveld en in samenwerking met de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen een nieuwe 4-jarige hbo-opleiding ontwikkeld: de Bachelor Medische Hulpverlening (BMH). Een eerste arbeidsmarktonderzoek in 2007 heeft uitgewezen dat er voldoende draagvlak was voor een opleiding voor medisch ondersteunende beroepen op hboniveau. De opleiding is in december 2009 geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) en in september 2010 van start gegaan. opleiding vergroot de capaciteit, de aantrekkingskracht en toeganKern van het opleidingsprofiel is een kelijkheid voor schoolverlaters,en verruimt het carrièreperspectief van stevige medische basis, gekoppeld afgestudeerden. aan praktijkgerichte specialisaties. De BMH leidt op voor functies Ontwikkelingen in de zorg in de ambulancezorg, de spoedeiEr zijn twee ontwikkelingen in de sende hulp en bij de anesthesie. De zorg die hebben geleid tot deze nieuopleiding is een aanvulling op het bestaande opleidingenstelsel voor de we opleiding: ten eerste de arbeidsbetrokken functies en beroepen. De marktproblematiek en ten tweede de tendens om in de tweedelijns zorg verwachting is dat deze opleiding meer te behandelen en minder te een positieve impuls zal geven aan verplegen. Recente gegevens van het opleidingsstelsel: de nieuwe
Arbeidsmarktonderzoek BMH: Onderbouwing van de noodzaak De onderbouwing is onder andere gebaseerd op kwalitatief en kwantitatief arbeidsmarktonderzoek (3,4,5) en laat zien dat: • er sprake is van een toenemende krapte op de arbeidsmarkt in de zorgsector en tegelijkertijd een toename van medische behandelingen. Daardoor is de verwachting dat de behoefte aan medisch hulpverleners de komende jaren sterk zal stijgen. • de beschreven beroepen, die een overwegend medisch karakter hebben, een aanzienlijke inhoudelijke overlap vertonen. • de beroepsuitoefening in toenemende mate competenties op hbo-niveau vereisen. • verkokering van de zorg door verregaande beroeps- en functiespecialisatie, flexibele inzet en employability van werknemers in de weg staat. • de bestaande functiegerichte opleidingen onvoldoende een passend antwoord geven op de vraag naar loopbaanmogelijkheden en te weinig carrièreperspectief bieden. Het marktonderzoek onder middelbare scholieren en mbo-studenten wijst uit dat een opvallend hoog percentage van de geïnterviewden de kans dat ze de opleiding gaan volgen ‘groot tot zeer groot’ inschat. Bovendien zien we een opvallende interesse bij mannen en allochtonen. Daarmee bereiken we een doelgroep die aanvankelijk niet voor een carrière in de zorg gekozen zou hebben. 26 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
de overheid wijzen op toenemende personeelstekorten in de zorg (1). Het percentage van de beroepsbevolking dat in de zorg werkzaam is zou moeten verdubbelen, wil men de toenemende vraag bij gelijkblijvende arbeidsproductiviteit aankunnen. Er dreigt dus een groot tekort aan arbeidskrachten. Deze arbeidsmarktproblematiek geldt ook voor een aantal beroepen dat hier onder de noemer medisch hulpverlener wordt samengevat. Het gaat om medewerkers in drie categorieën: • acute hulpverlening (ambulancezorg en spoedeisende hulp); • interventiehulpverlening (anesthesie); • diagnostische hulpverlening (o.a. hart- en longfunctie, KNF-laborant). Deze beroepen hebben een gemeenschappelijke noemer, namelijk: de ondersteuning van medische diagnostiek en behandeling. In de ziekenhuiszorg is een tendens gaande om het accent meer te leggen op cure, dus meer diagnostiek en behandeling en minder op care, dus minder verpleegkundige zorgverlening. We zien de laatste jaren een duidelijke afname van het aantal ziekenhuisbedden ten gunste van po-
liklinische- en dagbehandeling. Ook de sterke stijging van de vraag naar ambulancezorg (A1-ritopdrachten) in de jaren 2001-2009 is een voorbeeld van de toenemende vraag naar medische behandeling (2).
Opzet van de opleiding
De BMH kent twee gemeenschappelijke basisjaren (common trunk), waarin de kennisbasis gelegd wordt. De student kan vervolgens uit twee differentiaties kiezen: acute hulpverlening of interventiehulpverlening. Binnen de gekozen differentiatie kiest de student voor een specialisatie die past bij een specifieke vorm van beroepsuitoefening: hulpverlener ambulancezorg, hulpverlener spoedeisende hulp of hulpverlener anesthesie (zie fig. 2 curriculum raamwerk). De opleiding BMH is competentiegericht, wat betekent dat studenten kennis, vaardigheden en een professionele beroepshouding gelijktijdig ontwikkelen. Het opleiden gebeurt binnen de context van de werkelijke of gesimuleerde beroepspraktijk. Studenten voeren beroepsopdrachten uit, die de context van de beroepssituatie zo dicht mogelijk benaderen. Dit gebeurt zowel in het binnenschoolse als in het buitenschoolse programma (praktijkleren). De persoonlijke en professionele ontwikkeling van de student staat centraal: de student neemt gedurende de opleiding steeds meer verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. Het professioneel handelen is in de BMH uitgewerkt naar de dimensies: methodisch, gefundeerd, effectief/efficiënt, interactioneel en reflectief handelen. Het competentiegerichte karakter van de opleiding zorgt ervoor dat de beroepspraktijk voortdurend centraal staat in het programma. Elk thema is gebaseerd op actuele casuïstiek en beroepsvraagstukken die worden uitgewerkt in de opdrachten op school en in de stages. Daarnaast vormen de ervaringen die studenten in de praktijk opdoen, weer input voor het leerproces. Reflectie op het handelen binnen de beroepspraktijk en op die beroepspraktijk als zodanig, is dan ook een terugkerende werkvorm gedurende het contactonderwijs, de studiebegeleiding en het praktijkleren.
HBO-Opleiding in het medische domein
De huidige zorgverleners zijn vaak doorgegroeid vanuit een functie als verpleegkundige: ambulanceverpleegkundige en SEH-verpleegkundige. Deze beroepsuitoefening kent een sterk medisch karakter: er is sprake van substantiële bijdragen in de medische diagnose en behandeling van patiënten (cure). Een positionering van de opleiding BMH in het medische domein ligt dus voor de hand, waarbij de verschillende taakprofielen ook zorgaspecten kennen (care). Bij het ontwikkelen van het competentieprofiel van de Medisch Hulpverlener is gebruik gemaakt van het CanMEDS-format (Royal College of Physicians and Surgeons, Canada ). Dit format beschrijft de 7 taakgebieden van de medisch hulpverlener met de vereiste competenties (zie figuur 1).. De Medisch Hulpverlener vervult bij de uitoefening van zijn beroep verschillende rollen, zoals hierboven beschreven. Alle rollen zijn in principe door de hele opleiding verweven (in alle thema’s en beroepsopdrachten) en vormen de leidraad voor het praktijkleren. Het hbo-niveau komt vooral tot uiting in de medisch-diagnostische probleemanalyse door de medisch hulpverlener, onder andere vanwege de zorg rondom vitale lichaamsfuncties, het voorkomen van (verdere) schade, de start van de medische diagnose en behandeling en de onvoorspelbare en stressvolle omstandigheden
waaronder de taken worden verricht. Naast de bestaande beroepsuitoefening zijn er ook ontwikkelingen die van de beroepsbeoefenaar nog andere competenties op hbo-niveau vergen. Het gaat daarbij om zorgvernieuwing, kwaliteitszorg en beroepsontwikkeling. De beschreven competenties voor de medisch hulpverlener zijn in het werkveld getoetst. Gedurende de ontwikkeling van de opleiding zijn vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen en koepelorganisaties betrokken geweest.
Het praktijkleren
Fig. 2. In rood, groen en blauw zijn de uitstroommogelijkheden aangegeven. Aanvullende specialisaties (waaronder die binnen de derde differentiatie voor diagnostische hulpverlening) worden eventueel later ontwikkeld.
Het praktijkleren (de stage) is erop gericht om de competenties die in de onderwijsthema’s aan de orde zijn geweest, in de beroepspraktijk verder te ontwikkelen. In figuur 2 zijn de verschillende stageperioden per leerjaar aangegeven. In de eerste twee leerjaren gaat het om relatief kortdurende oriënterende stages in de verschillende werkvelden. In het eerste leerjaar doet de student daarnaast een lintproject in
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 27
Taakgebied
Rol
Competentie
1. Vakinhoudelijk handelen
Medisch Hulpverlener
1. Diagnostisch onderzoeken 2. Bewaken van de gezondheidstoestand 3. Therapeutisch handelen
2. Communicatie
Communicator
4. Communiceren en samenwerken met patiënten en hun omgeving
3. Samenwerking
Teamspeler
5. Samenwerken met collega’s en andere zorgverleners.
4. Organisatie
Organisator
6. Plannen en coördineren van hulpverlening aan de patiënt 7. Werken aan kwaliteit van de werkorganisatie 8. Komen tot effectieve en efficiënte praktijk- en bedrijfsvoering
5. Maatschappelijk handelen
Belangenbehartiger
9. Handelen volgens relevante wettelijke bepalingen 10. Behartigen van belangen van patiënten in de zorg 11. Kostenbewust handelen
6. Kennis en Wetenschap
Innovator/educator
12. Bijdragen aan verbetering van de beroepspraktijk 13. Geven van voorlichting en onderwijs aan
7. Professionaliteit
Lerende professional
14. Zichzelf ontwikkelen in het beroep
Figuur 1 CanMEDSformat
de praktijk, waarbij het accent ligt op de ondersteuning van ADL en de student als vrijwilliger werkzaam is in de zorg. In het tweede leerjaar voert de student een dergelijk project uit in de psychiatrie. In het derde en vierde jaar zijn in totaal 40 weken beroepsopleidende stages opgenomen die als ‘training on the job’ uitgevoerd worden.
begeleiders. Voorts zal het werkveld gevraagd worden een actieve bijdrage aan de onderwijsuitvoering te leveren, bijvoorbeeld door het verzorgen van gastcolleges.
BIG procedure
De Medisch Hulpverlener is (nog) niet opgenomen in het BIG-register. Dit is voor de toekomst wel wenselijk. Opname in de Wet BIG is echter pas mogelijk nadat de eerste Samenwerking met de afgestudeerden in het werkveld zijn praktijk gepositioneerd. Waarschijnlijk zal De opleiding streeft naar een dit in eerste instantie op basis van structurele samenwerking met de een experimenteerartikel worden beroepspraktijk. Daartoe nodigt de opleiding de stageverlenende instel- geregeld. In de evaluatie van de Wet lingen uit een bijdrage te leveren aan BIG is de aanbeveling gedaan om in de wet een dergelijk experimende ontwikkeling van de opleiding. Deelname aan een van de werkveld- teerartikel op te nemen. Dit houdt in dat er een wettelijke basis gecreëerd commissies is daar een voorbeeld wordt voor (nieuwe) beroepsgroevan. Werkveldcommissies geven mede vorm aan het nog te ontwikke- pen om, op tijdelijke basis en onder voorwaarden, een aantal aangelen onderwijs, leveren een bijdrage aan het praktijkleren en bewaken de wezen voorbehouden handelingen te mogen verrichten (6). Daarmee kwaliteit en actualiteit van het ongeeft de wet ruimte voor taakherderwijs. Regelmatig zullen er door de opleiding werkveldbijeenkomsten schikking. georganiseerd worden voor stage-
28 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Karen Klompenmaker - vd Scheer (Regionale Ambulancevoorziening Flevoland) schrijft: “Het is erg leuk om het enthousiasme van een student te zien wanneer een eerstejaars BMH-stagiaire mee is op de ambulance. Mijn studente heb ik 2 diensten mee kunnen nemen. Er valt zoveel uit te leggen en de stage is zo kort … Maar het is het begin van een 4-jarige studie, de volgende stages zijn langer en dan is de student ook verder in de opleiding. Juist omdat mijn stagiaire een zo goede en juiste houding had kon zij onder mijn begeleiding onder andere een anamnese afnemen, een monitor aansluiten en een infuus plaatsen. Erg leuk om te ervaren hoeveel je dan in zo’n korte tijd kan leren. Er komt erg veel op je af. Maar het vak is zo mooi! Geen minuut, geen patiënt, geen rit, geen dag is hetzelfde …” De ervaringen van Hans Tesselaar van de Ambulancedienst GGD Amsterdam: “Medio oktober 2010 werd ik door mijn leidinggevende benaderd of ik als werkbegeleider het stageproject van de BMH– studenten zou willen coördineren en vorm geven. Hieraan voorafgaand is er een discussie geweest binnen onze organisatie of we wel of niet mee moesten doen aan dit stageproject, omdat verwacht werd dat de stagiaires erg jong zouden zijn. We hebben vervolgens een aantal criteria aangegeven waarmee we voorwaarden wilden scheppen waaronder het project zorgvuldig uitgevoerd kon worden. Deze criteria zijn: • De stagiaires moeten begeleid
worden door iemand die veel ervaring heeft in het vak en die eventueel ook de BOT-opvang (bedrijfs opvangteam, red.) kan doen. • Er moet continuïteit zijn in het begeleidingsproces van de stagiaire; dus zoveel mogelijk door één persoon. • Er moet een stageprogramma worden ontwikkeld. Hierin moet worden opgenomen onder andere een introductiegesprek, afstemmen van de stagedoelen, kennismaking en werkwijze. Mijn ervaring met de stagiaires is erg positief. Er zijn tot nu toe vijf studenten geweest, allen in het eerste jaar van de opleiding en ze hebben allen acht dagen stage gelopen. Het is een nieuwe studie en daarmee voor ons een nieuwe doelgroep. Wat mij op valt is dat het jonge mensen zijn (vanaf 17 jaar) die nog weinig werkervaring hebben. Hun medische en psychosociale kennis is nog beperkt, maar ze zijn zeer gemotiveerd om hun licht op te steken over het werk van een ambulancehulpverlener. Ik merk dat het voor de stagiaires aanvankelijk spannend is om in onze ‘grote’ organisatie te starten. Vandaar dat er begonnen wordt met een introductiegesprek waarin aangegeven wordt wat ze kunnen verwachten. Ook wordt verteld dat het doel van de stage is om zo breed mogelijk geïnformeerd te worden over het werk van een ambulancehulpverlener. Dat betekent dus niet alleen het spoedvervoer, maar ook het verzorgen en begeleiden van zeer zieke mensen. We plannen zoveel mogelijk evaluatiemomenten om de zorgvuldigheid naar de stagiaires toe te waarborgen. Mede door deze aanpak zie ik dat de stagiaires
meer ontspannen raken, zich meer thuis voelen en daardoor beter aan de stagedoelen toe komen. Kortom: ik ben tot nu toe erg enthousiast over deze ‘nieuwe’ doelgroep!” Jaap Kroeze, ambulanceverpleegkundige GGD Flevoland: “Sinds kort lopen studenten van de Hogeschool Utrecht hun eerste stages bij de ambulancedienst. Zo ook bij de RAV van GGD Flevoland. Een nieuw fenomeen in ambulanceland. Veel collega’s, chauffeurs en verpleegkundigen, hebben hun vraagtekens bij deze opleiding. In de eerste instantie komen deze vragen voort uit de gedachte ‘onbekend maakt onbemind’. Maar ook na een goede voorlichting vanuit de opleiding blijven er natuurlijk vragen. Velen die in het ambulancevak zijn gestapt hebben bepaalde kwaliteiten die nodig zijn om het vak te beoefenen. Een ieder is er van overtuigd dat je, zoals men dat wel eens gekscherend zegt, ‘een aap een kunstje kan leren’, maar de praktijk wijst toch anders uit. Naast de theorie over bouw en functioneren van het menselijk lichaam en de aangeleerde vaardigheden in het skillslab, is er meer nodig. En dat heeft alles te maken met ervaring; zowel in het leven als werkzaam zijn geweest binnen een klinische setting. Studenten die we zelf hebben mogen begeleiden laten dit ook zien. Hun klinische blik en hun levenservaring zijn nog in ontwikkeling. Daar is niets mis mee. Maar in acute situaties wil men een kundige, besluitvaardige en zelfstandig functionerende, gespecialiseerde verpleegkundige. Ik stel mezelf dan ook vaak de vraag: ‘Als
Praktijkleren in de BMH Leerjaren 1 en 2: beroepsoriënterend. In het eerste leerjaar ligt het accent op kennismaken met het beroep. Beroepsoriënterende vaardigheden worden door middel van opdrachten toegepast. Deze opdrachten zijn gericht en gestructureerd en omvatten een oriëntatie op (de patiënt in) deze zorginstelling en (eenvoudige) opdrachten over de praktijk en de rol van de BMH daarin. In het tweede leerjaar ligt het accent op hulpverlening aan patiënten en het onder directe begeleiding uitvoeren van datgene wat op school is aangeleerd, zoals het bewaken van de vitale functies en het doen van eenvoudig lichamelijk onderzoek. Leerjaren 3 en 4: beroepsopleidend In het derde en vierde studiejaar zijn twee stageperioden gepland (in totaal 40 weken) met een beroepsopleidend karakter; gericht op differentiatie en specialisatie. De opdrachten waaraan studenten werken worden in nauw overleg met de praktijk geformuleerd en vastgelegd in een stageleerplan. Bij het uitvoeren van de opdrachten staat het zelfstandig uitvoeren en bewaken van het medisch hulpverleningsproces (met begeleiding op afstand) centraal. ik ziek was en acute hulp nodig had, zou ik dan blij zijn met deze pleeg aan mijn bed?’ Maar goed, er breken andere tijden aan in Nederland en we moeten ons beraden hoe wij als ambulancesector omgaan met de problematiek omtrent het tekort aan mensen op de ambulance. Het zou voor ons een uitdaging moeten en kunnen zijn om in te springen op de vraag en hoe om te gaan met deze studenten. Het ontbreekt deze groep niet aan enthousiasme en in vele gevallen ook niet aan ‘hersens’. Hoe kunnen wij hen goede communicatieve vaardigheden aanleren, zelfstandigheid, de kneepjes van het vak en het omgaan met lastige emotionele situaties. Ik denk persoonlijk dat in samenspraak met de opleiding hier nog heel veel terrein braak ligt. En we zullen daar samen uit moeten komen. Ik denk dat we samen als ambulancediensten en opleiding om de tafel moeten. Welke harde eisen stellen we aan de ‘nieuwkomers’ als we ze daadwerkelijk op de ambulance los willen laten. Leeftijd? Vooropleiding? Skills? Wie het weet mag het zeggen!” En last but not least de ervaring van een van onze studenten; Sander Otten vertelt: “Van tevoren wist ik niet precies hoe het zou gaan op de ambulancedienst. Ik wist bijvoorbeeld niet hoe
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 29
de sfeer zou zijn op zo'n post, of wat ik allemaal te zien zou krijgen en met wat voor soort ritten ik allemaal mee zou mogen. Met mijn stagebegeleider was afgesproken dat ik de eerste week alleen mee zou gaan met de B-ritten,waarna ik de tweede week mocht proberen met de A-ritten mee te gaan. Reden hiervoor was dat men voorzichtig is met wat ze de stagiaire willen laten ervaren. Denk bijvoorbeeld aan ernstige trauma’s en/of reanimaties. Het kan niet de bedoeling zijn dat wij daar al direct mee geconfronteerd worden. Toch was ik nog geen halve dag op de post toen een aantal ambulanceverpleegkundigen voor mij met mijn stagebegeleider hebben overlegd en hebben geregeld dat ik meteen met de A-ritten mee mocht. Veel meer actie dus! Ik ben onwijs goed ontvangen op mijn stageplek in Dordrecht en ben de mensen dan ook zeer dankbaar voor de onwijs gave educatieve twee weken. De sfeer was geweldig, het personeel erg open en vriendelijk,
gaven op ALLE vragen antwoord en stonden bijna overal voor open. Ik moest er elke dag een behoorlijk stuk voor reizen, maar deze dienst is echt een aanrader voor de volgende stagiaires ! Ik durf in alle eerlijkheid wel te zeggen dat dit de twee meest leerzame weken zijn geweest van mijn leven, en wil iedereen hiervoor nogmaals hartelijk bedanken!” Dit artikel werd geschreven door Jantine Huizing, hogeschooldocent en stagecoördinator Bachelor Medische Hulpverlening (jantine. huizing@hu.nl) Bob de Nigtere, senior opleidingsadviseur, relatiebeheer en acquisitie (bob.denigtere@hu.nl) Instituut voor Verpleegkundige Studies, Faculteit Gezondheidszorg, Hogeschool Utrecht
Bronnen:
1. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2006): Arbeidsmarkt en zorgvraag. Den Haag, 2006; Ministerie van VWS: Niet van later zorg. Den Haag 2007. De achtereenvol-
gende ministers van VWS besteden in hun beleid de laatste jaren steeds aandacht aan het arbeidsmarktprobleem. Zie daarvoor: Ministerie VWS: Arbeidsmarktbrief 2006. Den Haag 2006 en Ministerie VWS: Arbeidsmarktbrief 2007. Den Haag 2007. Recente publicaties: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg: Perspectief op gezondheid 20/20, Den Haag 2010 en Ministerie van VWS: Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector. Den Haag 2010. 2. Kommer GJ (RIVM), Egmond T van: Hoe groot zijn de vraag en het gebruik en nemen deze toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, <http://www.nationaalkompas.nl> Zorg\ Ambulancezorg, 7 november 2007 (24 januari 2008). 3. Dam, Els van, en Schuit, Hans: Arbeidsmarktonderzoek naar de behoefte aan een hbo-opleiding Medische Hulpverlening Eindrapport. Nijmegen (KBA) 2007. 4. Schuit, Hans en Kauffman, Koen: Macrodoelmatigheid van de bacheloropleiding Medische Hulpverlening. Nijmegen (KBA) 2009. 5. Van der Wulp, Elise: Eindrapportage Kwantitatief marktonderzoek Bachelor Medische Hulpverlening. Markès Marketing, 2008. 6. Dute, J.C.J., Verkaik, R., Friele, R.D. & J.K.M. Gevers. Voorbehouden handelingen tegen het licht; De regeling van artikel 35-39 Wet BIG heroverwogen. Amsterdam, AMC/ Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Sociale Geneeskunde, 2009.
Verpleegkundig specialisten bij RAV IJsselland Na een aantal jaren gefunctioneerd te hebben als ‘ambulanceverpleegkundige met extra bagage’ zijn Ben Goosselink, Jorien van Hall, Albert Hutten, Leo Klink en Nico Tönjes per 1 januari 2011 officieel aangesteld als Verpleegkundig Specialist Acute Zorg (VSAZ), een formele functiedifferentiatie met een eigen positionering binnen de organisatie. Mieke Wassink, manager ambulancezorg RAV IJsselland.
De verpleegkundig specialisten van de RAV IJsselland behoorden enkele jaren geleden tot de eerste lichtingen van de mastersopleiding tot nurse practitioner emergency care. Zij hebben vanaf de start veel pionierswerk verricht inzake het vormgeven van deze nieuwe functie en het ontwikkelen van een eigen vakgroep binnen V&VN. Ook binnen de eigen organisatie is inmiddels met de aanstelling als VSAZ een belangrijke mijlpaal bereikt. De functie van verpleegkundig specialist acute zorg kent een eigen functiebeschrijving op te vragen bij de RAV IJsselland; info@ravijsselland.nl ]. De belangrijkste taakgebieden hierin zijn: individuele patiëntenzorg, ondersteuning
Scholing in het Guys Hospital in Londen. Vlnr: Leo Klink, Albert Hutten, Jorien van Hal, Ben Goosselink en Nico Tönjes. MMA en onderzoek&ontwikkeling (O&O). Als ambulanceverpleegkundige zijn verpleegkundig specialisten collega’s die iets extra’s te bieden hebben en van wie gevraagd en ongevraagd advies verwacht mag worden. Samen met de MMA vormen zij de afdeling O&O die een eigen jaarplan kent met activiteiten op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, productontwikkeling, protocolontwikkeling, medische kwaliteitsverbetering en bekwaamheidsbeleid. Ook extern binnen de keten van acute zorg zijn de verpleegkundig specialisten in toenemende mate actief. Zij werken in de weekenden op de huisartsenpost
30 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
en leveren belangrijke bijdrages als vaste deelnemers in de Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) focusgroepen. Bij de RAV IJsselland zijn focus op de praktijk en de intentie tot continue verbetering belangrijke drijfveren. Met de aanstelling van verpleegkundig specialisten investeert de organisatie in verbeterkracht ‘vanuit het veld’ waar alle collega’s gebruik van kunnen en mogen maken. In de collegiale interactie zit veel verbeterpotentieel, de kunst is dit naar boven te halen en om te zetten in praktische resultaten. De RAV IJsselland is ervan overtuigd dat deze schoen de verpleegkundig specialisten zeer goed past.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 31
Vluchten van de
spitsstrook
Als leden van de vakgroep ambulancechauffeurs V&VN willen wij een artikel wijden aan een steeds vaker voorkomend fenomeen, namelijk dat de vluchtstrook is verdwenen. Steeds vaker komt het voor dat alle beschikbare rijstroken vol staan en de vluchtstrook is omgezet naar een spitsstrook. Hoe kunnen we het beste omgaan met deze dagelijkse praktijk? Met dit artikel geven we de verschillende opties, meningen en richtlijnen weer en willen we reacties ontlokken omtrent het spoed rijden op de snelweg.
langzaam voortkruipt. Wat dan? Het antwoord is simpeler dan we misschien denken en komen we zo op terug. Het lijkt ons voor elke bestuurder van een ambulance rijdend met optische en geluidssignalen (OGS) goed om voldoende achtergrondkennis te hebben om de juiste keuzes te kunnen maken.
Stug proberen door te rijden via de vluchtstrook, die dan omgezet is naar spitsstrook, is geen veilige optie. Daarvoor is het simpelweg te smal en doorgaans te vol met groot vervoer als vrachtwagencombinaBij autosnelwegen met vier of ties en touringcars. Maar ook als de meer rijstroken per richting is het vluchtstrook wel vrij is, garandeert in Nederland gebruikelijk om aan dit nog geen makkelijke doorgang. beide zijden van de rijbaan een Zo moest collega en lid van de vakvluchtstrook te hebben, al wordt groep ambulancechauffeurs V&VN hier wel eens van afgeweken (bijJeroen Puyman tijdens een spoedrit voorbeeld het baanvak A4 tussen van Heerenveen naar Leeuwarden knooppunt Burgerveen en Schiphol). om de volgende zaken heen laveIn situaties waar geen vluchtstrook ren: veel grind, glas, dode beesten, aanwezig is (bijvoorbeeld door de een metalen stang, twee kapotte aanwezigheid van een spitsstrook of autobanden en een grote plastic zak. bij langdurige wegwerkzaamheden) Daarnaast is het de enige strook die zijn er meestal pechhavens die op bij gladheid niet gestrooid wordt. Zo regelmatige afstanden gelegen zijn.
Langzaam en gevaarlijk!
Een voorbeeld van een situatie die zich binnen de regio Kennemerland onlangs heeft voorgedaan: medewerkers van Rijkswaterstaat (RWS) keken met grote vraagtekens mee via hun videowall naar wat zich op één van de volgestroomde spitsstroken langs de A9 afspeelde. Zij zagen de verwoede pogingen van onze collega’s om over de vlucht-/spitsstrook te manoeuvreren terwijl deze overvol was met stilstaande voertuigen en met name vrachtverkeer belemmerde een vrije doorgang. Ambulancechauffeurs zijn namelijk nog niet gewend aan het feit dat de vluchtstrook als spitsstrook wordt gebruikt. Voornamelijk wanneer het verkeer op alle stroken stilstaat of
krijgt ‘glijdend vervoer’ toch een net iets andere betekenis. Hebben we niet allemaal wel eens een bandje lek gereden op onze vluchtstroken? Daarnaast zijn de vluchtstroken in de loop der jaren niet overal meer even breed en worden ze soms zomaar beëindigd. Een citaat van collega Jeroen Puyman spreekt misschien nog meer tot de verbeelding: “Zelf werk ik in Friesland. Daar bestaan de meeste snelwegen uit rijbanen met 2 rijstroken, maar ik moet altijd in mezelf lachen als ik door het westen rij. Ik zie die collega's al in gedachten ploeteren over die snelwegen met soms wel 6 rijstroken, want als de file weer begint te rijden moet je met je OGS natuurlijk netjes naar de meest linker rijstrook. Het lijkt me een hele onderneming om 6 rijstroken te verplaatsen naar links, om tegen de tijd dat je eindelijk met het hele spul op de linker baan rijdt er achter te komen dat het verkeer weer opstroopt, en je mag beginnen aan de tocht terug over die zelfde 6 stro-
Ontstaan van de vluchtstroken Nederland was in 1931 het eerste land ter wereld waar werd besloten integraal (uitgezonderd ter hoogte van zeer kostbare ‘kunstwerken’ zoals bruggen en viaducten) volwaardige vluchtstroken toe te passen. In 1932 werd begonnen met de aanleg van de A12 Den Haag-Utrecht: de eerste snelweg in Nederland en de eerste snelweg ter wereld met een vluchtstrook. In 1965 werd het liften en stoppen op de vluchtstrook verboden. Tot die tijd werd er geregeld geparkeerd voor een dutje of een maaltijd. Hoewel de weg tussen Voorburg en Zoetermeer grotendeels was opgeleverd in 1936, werd dit wegvak pas op 15 april 1937 voor het publiek opengesteld, met als Europese primeur doorlopende met klinkers verharde bermen; vluchtstroken dus. Een vluchtstrook is een strook asfalt van 3.20 tot 3.50 meter breed langs autosnelwegen waar weggebruikers naar kunnen uitwijken in geval van nood of pech. De strook moet ook tijdens een file worden vrijgehouden voor hulpdiensten. Het is niet toegestaan om op een vluchtstrook te stoppen om bijvoorbeeld te telefoneren, maar bij hoge nood mag het wel.
32 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
ken naar de vluchtstrook..... als het niet zo gevaarlijk was, zou het bijna grappig zijn!”
Duits model
Het rijden met OGS over de vluchtstrook van een autosnelweg raakt gedateerd. Sinds de invoering van deze regel is de infrastructuur veranderd en is de verkeersdrukte flink toegenomen. In onze brancherichtlijnen staat dat we bij het ontbreken van een vluchtstrook gebruik moeten maken van de ruimte tussen rijstrook 1 en 2. Dit leidt nu nog vaak tot problemen, omdat veel meer weggebruikers niet op de hoogte zijn van hoe ze hierop moeten anticiperen. In 2005 is er een begin gemaakt aan de publiekscampagne om het middendoor rijden van hulpdiensten uit te leggen. Anno 2011 is het er voor de weggebruiker niet duidelijker op geworden. Op baanvakken waar vluchtstroken ontbreken, worden de bekende blauwe borden geplaatst met een duidelijke afbeelding van de bedoeling. Door Michel Straathof (coördinator incidentmanagement van de ANWB) is erkend dat er nu nog te weinig van dit soort aanwijzingen staan maar hier wordt aan gewerkt.
door Bart Schiebel (verkeersdeskundige RWS) en werkzaam bij de verkeerscentrale (VCN) ‘De Wijde Blik’ in Velsen, is het laten afkruisen van rijstroken op de te gebruiken baanvakken. Hier zijn diverse procedures voor: bij files is het belangrijk dat wij als chauffeurs tijdig aanvraag doen om een rijstrook af te laten kruisen. In tegenstelling tot wat ons geleerd is, mogen wij als direct
voor gezorgd wordt dat een baanvak van 5 kilometer vóór het voorrangsvoertuig vrijgemaakt wordt door af te kruisen. Na doorkomst wil men dan zo spoedig mogelijk weer alle banen vrij geven. Dit is een landelijk beleid. Ook maakt het geen verschil of er bij dit soort ritten wel of niet gebruik wordt gemaakt van politiebegeleiding. Verder weet John Feddouli (RWS, De Wijde Blik) ons te vertellen dat wanneer er een ongeval plaats heeft op de autosnelweg, er vanaf de laatste oprit naar het ongeval toe minstens één rijstrook afgekruist zal zijn. Uiteraard ook alleen dan wanneer men tijdig op de hoogte is gebracht. Dit kan door eigen camera-observatie, maar ook op aanvraag van de eerst aankomende hulpverlener.
Haast of veiligheid, of de combinatie?
betrokkenen zelf contact opnemen met VCN of RWS. Dat het in de praktijk vaak handiger is dit aan de meldkamer over te laten spreekt Dit passeren tussen rijstrook 1 en voor zich. Daarnaast wordt er door rijstrook 2 wordt in Duitsland alRWS een onderscheid gemaakt tustijd op de snelweg gehanteerd. Dit sen ‘glijdend’ vervoer en ‘spoedver‘Duitse model’ voor het rijden met voer’. Bij glijdend vervoer wil men OGS past volgens ons beter in de de rijstrook naast de vluchtstrook, huidige tijd. De voornaamste reden hiervoor is veiligheid, zowel voor de meestal rijstrook 2 of 3 afkruisen hulpdiensten zelf als voor de overige om veiliger en soepeler, eventueel met een geringere snelheid op- en weggebruikers. Dit wordt zowel afritten te kunnen kiezen. Bij spoeddoor de ANWB als RWS beaamt. vervoer en het ontbreken van een De voorkeur komt steeds meer te liggen bij het gebruik maken van het vrije vluchtstrook (of het hebben van een volle spitsstrook) zal alDuitse model. tijd rijstrook 1 worden afgekruist. Alternatief Hierbij is tijdens de rit regelmatig Een goed alternatief, aangereikt contact nodig met de VCN omdat er
Een veelgehoorde reden om niet middendoor te willen rijden is dat het veel extra tijd kost. In 2008 is de 15 minuten regel voor A1 spoedvervoer bekeken en er werd geprobeerd om een onderbouwing te vinden voor de norm van 15 minuten. De wetenschappelijke onderbouwing is nooit gevonden.1 De 15 minuten, waar binnen de meldkamer de melding aan moet nemen (2 minuten), in de auto stappen (1 minuut) en de overige tijd om te rijden naar het adres, heeft niets met gezondheidswinst te maken. Bij een reanimatie daalt met elke minuut de overlevingskans2 en is dus elke vertraging slecht voor de patiënt. Voor veel andere aandoeningen is het nooit aangetoond dat het verschil maakt of je met 8, 9 of 10 minuten ter plaatste bent . Dit heeft ook consequenties voor de ambulancechauffeur, ondanks dat er geen landelijke registratie bij wordt gehouden van de ongelukken met ambulances,
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 33
Detectie→ 1 seconde Weergegeven in een model, ziet de reactie van de weggebruiker op een voorrangsvoertuig er als volgt uit.
Herkenning→ 1 seconde
Begrijpen→ 1 seconde
Beslissen→ 1 seconde
heeft een eigen kleur, en de weggebruiker heeft in de gaten welke hulpdienst er achter hem of haar rijdt. 3. Begrijpen: De weggebruiker moet inzien hoe hij zich ten opzichte van het voorrangsvoertuig in de verkeerssituatie bevindt en of er eventueel actie moet worden ondernomen. Acties kunnen zijn: stoppen, versnellen, ruimte maken. 4. Beslissing: Nu moet de weggebruiker een beslissing nemen voor een eventuele actie. De aard van de actie hangt af van de mate waarin De medeweggebruiker op de verkeerssituatie bedreigend is het goede been zetten We zullen het vooral met onze eigen voor de weggebruiker en of de weggebruiker doorgang moet, kan of wil zichtbaarheid moeten doen en duidelijkheid moeten uitstralen naar de geven. De duur van deze beslissing automobilist, die in zijn rijopleiding hangt af van de complexiteit van de situatie. Wat tevens meeweegt in weinig kennis heeft opgedaan met de beslissing is de geloofwaardigreageren op voorrangsvoertuigen. heid van het waarschuwingssignaal. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks- Gezegd wordt dat wanneer de wegrelaties is in 2004 onderzoek gedaan gebruiker denkt dat het waarschuwingssignaal onterecht is, hij minder naar de voorrangssignalen van voorrangsvoertuigen. In het rapport bereid zal zijn om doorgang te verwordt ingegaan op de vijf stadia die lenen. Er zijn verhalen bekend van agenten dat zij weleens worden tete onderscheiden zijn in de reactie 3 gengewerkt als ze met spoed rijden, van de weggebruiker. Verkeerstechnisch Specialist Bleeker (politie althans die indruk hebben ze. regio Gelderland-Midden) geeft aan 5. Actie: Er zal nu – indien nodig dat dit ongeveer een seconde zal zijn - daadwerkelijk actie worden ondernomen, bijvoorbeeld een uitwijkmaper fase. noeuvre.4 De reactie van de weggebruiker is onder te verdelen in de volgende Er kan reactietijd worden bespaard fasen: door eenduidig spoedrijden. Al in 2004 werd in het vakblad van de 1. Detectie: De weggebruiker moet erop geattendeerd worden dat er iets Beroeps Vereniging Ambulancezorg op zijn of haar pad is of komt. Dat is (BVA) een artikel geplaatst dat pleitde reden waarom het voorrangsvoer- te voor middendoor rijden omdat de weggebruikers het voorrangsvoertuig voorzien moet zijn van opvallende verlichting en geluidssignalen. tuig beter kunnen zien en horen.5 In Duitsland is het zelfs verplicht bij Hierbij dient te worden vermeld filevorming al plaats vrij te maken.4 dat de waarde van geluidssignalen wordt overschat. Tegenwoordig zijn Eenduidig standpunt alle auto’s zo geïsoleerd dat het ook Wat willen we nu eigenlijk met dit bij goedkopere modellen zonder autoradio vrijwel niet voorkomt dat artikel bereiken? Een discussie, je vroeg de sirene hoort en dan nog, ervaringen delen en een poging alle als je die hoort, moet je het voertuig goede en mogelijke hindernissen verzamelen die met deze problemanog zien om optimaal te kunnen tiek te maken hebben om zodoende reageren. Optische signalen als zwaailichten en opvallende striping een landelijk draagvlak te bereiken waarmee wij als vakgroep een eenzijn daarom veel belangrijker. duidig standpunt kunnen aanbieden 2. Herkenning: De weggebruiker aan de diverse beleidmakers. Moeherkent het voertuig als een voorten wij als ambulancechauffeurs rangsvoertuig. Iedere hulpdienst zien we toch regelmatig collega's die de dag niet goed afsluiten. Wij moeten als ambulancechauffeurs meer voor veiligheid gaan. Het is voor een weggebruiker een vreemde gewaarwording als er een ambulance achter hem zit, of passeert op de vluchtstrook. Hij schrikt en kan zelfs een ongeluk veroorzaken. Het voordeel van middendoor rijden is dat iedereen je gezien heeft en op je kan anticiperen.
34 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Actie→ 1 seconde eenduidig en altijd middendoor gaan rijden bij file? Moeten we de vluchtof spitsstrook rechts laten liggen? Samengevat zijn wij van mening dat we het Duitse model kunnen volgen ongeacht de aanwezigheid van een vluchtstrook. Voordeel: meer ruimte, minder kruisende verkeersstromen en eerder zichtbaar voor overige weggebruikers.
Reacties? Http://ambulancezorg.venvn.nl → Vakgroep Ambulancechauffeurs of via twitter @VakAmbulancechf e-mailen kan naar: vakgroepchf@gmail.com
Dit artikel werd geschreven door Patrick Eken, Jeroen Puyman en Danny van der Putten, leden vakgroep V&VN Ambulancechauffeur.
Literatuur
1.Malschaert R., TH. Van de Belt, P. Giesen. Ambulance A1 spoedritten: Wat is de relatie tussen responstijd en gezondheidswinst? Nijmegen: Scientific Institute for Quality of Healthcare & Acute Zorgregio Oost 2008. 2.Hart- en vaatziekten in Nederland 2010. Den Haag, Nederlandse Hartstichting 2010. 3.Alferdinck, J.W.A.M., Drullman, R., Griffioen, H.J., Martens, M.H. Voorrangssignalen opnieuw belicht. TNO-rapport. TM-04-C032. Soesterberg: TNO 2004. 4.Tiemessen, J.M. Aanpak verkeersveiligheid. Reactie automobilist op een ambulancevoertuig met optische en geluidssignalen (scriptie opleiding Politieacademie Apeldoorn). Wageningen: 2008. 5.Vakblad Beroepsvereniging Ambulancezorg; nummer 2, juni 2004, p. 17.
Conferentie Patiëntveiligheid
Ambulancezorg Op de Conferentie Patiëntveiligheid Ambulancezorg in Soesterberg op woensdag 29 juni werden de tot nu toe geboekte resultaten van het programma patiëntveiligheid ambulancezorg bekend gemaakt. Ook werden de bestuurlijke afspraken patiëntveiligheid ondertekend en het eerste herziene HKZschema Ambulancezorg uitgereikt. Patiëntveiligheid staat binnen de ambulancezorg hoog op de agenda. Volgens Hans Simons, voorzitter van AZN, is daar ook alle reden toe. "Maar een hype willen we niet. En al helemaal niet de sfeer alsof elk risico vermeden kan worden. Belangrijk is dat de schuldvraag niet centraal staat. Er worden fouten gemaakt, natuurlijk. Dat heeft te maken met onderlinge communicatie, cultuur, de kwaliteit van de professional en soms gewoon met pech. Als je kijkt naar de bestuurlijke afspraken valt mij op dat de culturele component eruit springt: elkaar kunnen en willen aanspreken is cruciaal! Een veilige omgeving is daarbij een doorslaggevende randvoorwaarde, net als bij het melden van incidenten. Daarnaast is er nog veel winst te boeken in de keten. Overdrachtsmomenten verdienen de nodige aandacht.”
derstrepen de drie verenigingen dat zij het thema patiëntveiligheid zeer serieus nemen en hun verantwoordelijkheid nemen. De bestuurlijke afspraken patiëntveiligheid ambulancezorg zijn te vinden op: www. ambulancezorg.nl/patiëntveiligheid Herzien HKZ-schema Laurie Ickenroth, bestuurder Stichting HKZ, reikt tijdens de conferentie het eerste exemplaar van het herziene HKZ-schema voor de Ambulancezorg uit aan Hans Simons. “Jullie hebben de reputatie van een branche die zeer serieus werk maakt van kwaliteit. Dat betekent dus ook dat goed gekeken wordt wanneer het schema aan vernieuwing toe is. De frequentie waarmee de normen worden geijkt zegt iets over het tempo van de ontwikkelingen in een branche maar ook over het feit dat men de durf heeft piketpalen te slaan!" Het nieuwe HKZ-schema is te bestellen via www.hkz.nl
Nationale meldweek
Van maandag 14 november tot en met zondag 20 november wordt de
nationale meldweek eerste lijn 2011 georganiseerd. Dit is de tweede keer dat er een meldweek wordt georganiseerd en voor het eerst doet ook de ambulancezorg mee. In deze meldweek kunnen alle professionals binnen de ambulancezorgverlening (ambulanceverpleegkundigen, ambulancechauffeurs, meldkamercentralisten ambulancezorg) voorkomende incidenten waarbij de patiëntveiligheid in de ambulancezorg in het geding is, melden via een anoniem digitaal meldsysteem.
Doel
Het doel van de meldweek is om bewuster om te gaan met aspecten van patiëntveiligheid en om te leren van voorgekomen incidenten. Het melden in een landelijke meldweek heeft als voordeel dat gemelde incidenten in het vervolg mogelijk voorkomen kunnen worden bij collega's, ook binnen andere RAV-en. Binnenkort zal er op de website van de beroepsvereniging V&VN Ambulancezorg meer aandacht worden besteed aan deze meldweek.
Tekst en -bewerking: Gerard Pijnenburg, hoofdredacteur Vakblad V&VN Ambulancezorg. Bron tekst Conferentie Patiëntveiligheid Ambulancezorg: Liesbeth Prins, beleidsondersteunend medewerker AZN.
Ondertekening
Ondertekening door (vlnr) Pieternel van Exter (NVMMA), Ina Bolt (V&VN) en Hans Simons (AZN). Foto: Wiro Gruijters.
Pieternel van Exter (namens de NVMMA), Ina Bolt (namens V&VN) en Hans Simons (namens Ambulancezorg Nederland) ondertekenden tijdens de conferentie de bestuurlijke afspraken patiëntveiligheid. De afspraken hebben betrekking op de doelstellingen uit het plan van aanpak van het programma patiëntveiligheid Ambulancezorg. De invulling en realisatie van deze doelstellingen vindt plaats in 2011, 2012 en 2013. Met ondertekening van de bestuurlijke afspraken onVakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 35
De Casus Beademde slachtoffers en beperkte middelen Deze keer twee casussen van forse klappers van recreërende Nederlanders. De hulpverleners ter plaatse en in de meldkamers
de brandweer om een brandweerploeg.
Eerste ambulance 13.17 uur
Bij het aanrijden ziet het team van de eerste ambulance twee beschaadequaat de juiste initiële behandeling kunnen digde auto’s. De brandweer is al ter geven door praktisch gebruik te maken plaatse en meldt dat er vijf slachtoffers zijn, verdeeld over twee voervan de aanwezige middelen zoals het in de tuigen. Het dichtstbijzijnde voertuig media bekritiseerde C2000 systeem en haar ligt op zijn dak met vier beknelde gespreksgroepen. slachtoffers. Het tweede voertuig lijkt minder beschadigd. De bestuurder staat beduusd naast zijn auto. Staand in de file is er de mogelijkDe brandweer stabiliseert de op de heid om te kijken hoeveel mensen er kop liggen auto waarna de ambulannu werkelijk in een auto zitten. Bij ceverpleegkundige de triage in die het woon-werk verkeer is dit vaak auto start. slechts de bestuurder. Heel anders De bestuurder heeft een vrije ademis het wanneer de Nederlander gaat weg, links en rechts ademgeruis, ziet recreëren. Niet zelden zitten er vier bleek en heeft een snelle zwakke of vijf mensen opeengepakt in een pols. Hij is helder, adequaat, en kleine auto ver weg van de stederustig. Hij heeft wel een pijnlijke lijke gebieden. Wanneer zo’n auto buik. De bijrijder is overleden. Op bij een ongeval betrokken raakt zijn de achterbank hangen nog twee paser al snel meer slachtoffers en meer sagiers in de gordels. De slachtoffers problemen. Traumacentra zijn vaker zijn nog niet bereikbaar. Ze hebben wat verder weg. Daarbij vormen de beiden fors aangezichtsletsel en zijn aanrijtijden en capaciteit van de am- zeer onrustig. bulancediensten in de niet stedelijke gebieden een uitdaging om zo’n Mobiel Medisch Team ongeval goed af te wikkelen. 13.28 uur De overdracht van de eerste ambulance aan de pas aangekomen tweede ambulance en het MMT is kort en duidelijk: in auto 1 zijn er Een meldkamer in een dunbevolkt drie T1 slachtoffers waarvan er twee gebied in het midden van het land mogelijk een intubatie behoeven, krijgt op een zondagmiddag om en een T4. In auto 2 is er een T2 13.03 uur verschillende telefoontjes slachtoffer. De drie T1 slachtoffers via de 112 centrale van automobizitten behoorlijk bekneld en hangen listen over een frontale botsing. Er ondersteboven in hun gordels. De zijn meerdere slachtoffers, een auto brandweer is bezig met de bevrijligt op zijn dak. Het zou hard zijn ding van deze slachtoffers. Besloten gegaan. wordt dat elk team zich richt op één De meldkamer besluit om op deze T1 slachtoffer, het T2 slachtoffer melding 2 ambulanceteams, de Offi- komt tijdelijk onder de hoede van cier van dienst Geneeskundig en het een brandweerman. In de sitrap naar Mobiel Medisch Team in te zetten. de meldkamer vraagt de verpleegDe centralist vraagt zijn collega van kundige van de eerste ambulance hebben in deze casussen de slachtoffers
Casus 1
36 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
om een extra team en meldt dat er waarschijnlijk drie T1 slachtoffers in een traumacentrum gepresenteerd gaan worden.
Bevrijding en eerste behandeling
Het lukt de brandweer om het eerste slachtoffer te bevrijden. Deze dame zat op de achterbank achter de bestuurder. Ze heeft aangezichtsletsel, waarschijnlijk door de zijstijl van de auto, met daarbij een snelle oppervlakkige ademhaling, normaal ademgeruis beiderzijds en een maximale saturatie. Hemodynamisch is ze stabiel. Ze houdt haar ogen geopend, beweegt armen en benen afwerend en spreekt onverstaanbaar. Behalve de verwonding in haar gezicht ziet het team geen verder uitwendig letsel. Op een verdenking van neurotrauma in combinatie met het bloedende aangezichtsletsel besluit het behandelteam om het slachtoffer te intuberen. Met behulp van anesthetica en een spierverslap-
per verloopt dit ongecompliceerd. Tijdens de eerste intubatie wordt het tweede slachtoffer bevrijd. Dit was de bestuurder. Deze heeft door de airbag geen aangezichtsletsel, een rustige ademhaling en een normaal ademgeruis. De saturatie is maximaal. Hij heeft een snelle wat zwakke pols, de bloeddruk is nog niet gemeten. Het slachtoffer is helder, adequaat en coöperatief. Zijn buik is bol en pijnlijk. Tenslotte komt de laatst beknelde vrij. Deze zat achter de overleden bijrijder, aan de kant waar duidelijk de grootste impact is geweest. Dit slachtoffer heeft een flinke hoofdwond, snelle oppervlakkige ademhaling, snelle maar krachtige pols en reageert niet op aanspreken: hij buigt zijn arm bij het prikken van het infuus en kreunt. De pupillen zijn isocoor en reageren op licht. Behoudens de hoofdwond is er geen verder letsel waargenomen. Het team intubeert dit slachtoffer op dezelfde wijze als zijn achterbank-
genote. Samenvattend zijn er drie slachtoffers die gepresenteerd moeten worden in een traumacentrum waarvan er twee onder algehele anesthesie beademd zijn. Verder is er nog een T2 slachtoffer die in een perifeer ziekenhuis gepresenteerd kan worden.
Het vervoer
Tijdens een hulpverlening waarbij een Mobiel Medisch Team (MMT) betrokken is, worden in het algemeen de richtlijnen van het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA) gevolgd. Bij de komst van het MMT kunnen en moeten de zaken soms buitenprotocollair verlopen. Er wordt immers gebruik gemaakt van middelen en technieken die in het LPA niet beschreven
Het team verzoekt de meldkamer drie shockroomplekken te regelen in een traumacentrum. Gezien de ernst van de verwondingen en de grote kans dat alle drie de slachtoffers bijna direct naar de OK zullen moeten, lijkt een verdeling van de gewonden verstandig. Het is immers ook voor een traumacentrum niet eenvoudig om meer zwaar gewonden tegelijkertijd te behandelen. Daarbij komt dat de plaats van ongeval in het midden ligt van drie centra met elk een aanrijdtijd van veertig minuten. Twee van de drie slachtoffers worden gesedeerd en beademd. De
staan. In de reeks De Casus komen gezamenlijke inzetten van ambulanceteam en MMT aan bod, waarbij de nadruk ligt op juist deze aspecten. medische behandeling gesedeerd beademd vervoeren behoort niet tot de kerncompetenties van een ambulanceverpleegkundige. De MMT-arts kan maar met één slachtoffer mee. Het invliegen van een tweede MMTarts kost waarschijnlijk 25 minuten. De teams maken een risicoafweging en besluiten om hierop niet te wachten. De HEMS-verpleegkundige
Foto: Menno Steen, ANWB Medical Air Assistance en Lifeliner 1.
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 37
gaat met haar collega ambulanceverpleegkundige mee. Zij vervoeren het eerste beademde slachtoffer naar een traumacentrum. De MMT-arts gaat met het tweede beademde slachtoffer mee. De derde ambulance vervoert het niet beademde slachtoffer. De teams vragen de meldkamer om elkaar in de gespreksgroep te laten om eventueel met elkaar te kunnen overleggen. Halverwege de rit zoekt de HEMS-verpleegkundige contact met de MMT-arts over de eventuele toediening van mannitol en extra sederende medicatie. Mede hierdoor verliep het vervoer van alle slachtoffers ongecompliceerd en konden zij relatief stabiel gepresenteerd worden in de verschillende traumacentra.
helikopter zal een substantiële tijdswinst geven. Alleen er is maar plaats voor één slachtoffer aan boord. Hij suggereert via C2000 dat de komst van een tweede MMT verstandig is. De chauffeur van de eerste ambulance beaamt dit, de meldkamer alarmeert een tweede MMT.
Aankomst eerste MMT 13.10 uur
Inmiddels is de tweede ambulance gearriveerd, de derde is nog aanrijdend uit een aangrenzende veiligheidsregio. Het eerste slachtoffer is bevrijd en ligt op een spineboard. Het is een jonge man met fors aangezichtsletsel, een saturatie van 91% en moeilijk te beoordelen ademgeruis. Hij heeft een snelle, krachtige pols, is niet aanspreekbaar en heeft twee onderbenen in een niet-anatomische Meldkamer, dinsdagmiddag stand staan. Het tweede slachtoffer zit nog vast. Ook hij heeft aange12.40 uur zichtsletsel en is niet aanspreekbaar. Een meldkamer in een dunbevolkt De brandweer is druk doende de gebied in het oosten van het land man snel uit het wrak te halen. Het krijgt een melding over een eenzijderde slachtoffer ligt op de achterdig ongeval. Een auto is met hoge snelheid tegen een boom gebotst en bank, is goed aanspreekbaar maar kan de auto nog niet uit omdat de ligt in de greppel. De melder ziet deuren vast zitten door de botsing. drie slachtoffers die niet bewegen. De meldkamer stuurt drie ambulan- De MMT-arts maakt samen met de ces en vraagt een collega meldkamer eerste ambulanceverpleegkundige het MMT te sturen. Verder krijgt de een plan. Hij zal samen met zijn brandweer het verzoek te assisteren HEMS-verpleegkundige en het team omdat er waarschijnlijk slachtoffers van de tweede ambulance de eerste bekneld zullen zitten. De meldkamer patiënt (die op het spineboard), stabiliseren om daarna het team van de plaatst de aanrijdende ambulanceeerste ambulance te helpen met het hulpverleners en het MMT in een tweede slachtoffer dat bewusteloos C2000 gespreksgroep. is en nog bekneld zit. Het derde slachtoffer zal na bevrijding door het Plaats incident 12.50 uur derde team behandeld en vervoerd De eerste ambulance komt ter worden. plaatse en treft voorin de auto twee Ondanks het aangezichtsletsel verniet aanspreekbare slachtoffers aan loopt de intubatie ongecompliceerd. met duidelijk aangezichtsletsel. Achterin zit een jonge man die aan- Nadat het team overtuigd is van de geeft ernstige buikpijn te hebben. De juiste positie van de tube, instrueert de MMT-arts het behandelteam over verpleegkundige vraagt zijn chauffeur een sitrap te doen en begint met de sedatie en beademing. Daarna richt hij zich op de behandeling de toediening van zuurstof aan de van het nog beknelde bewusteloze slachtoffers. slachtoffer. De aanvliegende MMT-arts luistert mee met de sitrap. Hij bedenkt dat Aankomst tweede MMT de twee niet aanspreekbare slachtof13.25 uur fers waarschijnlijk geïntubeerd moeten worden. Hierdoor zit hij vast aan Het beademen van de zojuist geïntueen beademd vervoer van deze twee beerde patiënt is niet eenvoudig. De saturatie stijgt niet boven de 92% en slachtoffers. Ook deze locatie bevindt zich tussen twee traumacentra de ballon voelt anders dan normaal. in en vervoer van de slachtoffers per De ambulanceverpleegkundige ver-
Casus 2
38 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
trouwt het niet, de HEMS-verpleegkundige luistert daarom nogmaals naar het ademgeruis en vindt dat het links verminderd is. Inmiddels zit het tweede MMT in de landing en kan de zorg over dit slachtoffer zo over nemen. Het tweede slachtoffer is uit de auto geknipt en ligt op de brancard. Hij krijgt ongeveer dezelfde behandeling als het eerste slachtoffer. Het tweede MMT behandelt, zoals afgesproken, het eerste slachtoffer. Na de overdracht en lichamelijk onderzoek besluit de MMT-arts een thoraxdrain te plaatsen aan de kant van het verminderd ademgeruis. Het slachtoffer krijgt voor deze kleine chirurgische ingreep een antibioticaprofylaxe toegediend. Hierna gaat de patiënt de helikopter in. Het tweede slachtoffer vertrekt even daarna per helikopter naar het andere traumacentrum. Het derde slachtoffer is helder en adequaat en gaat over de weg naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis dat non-neurotrauma slachtoffers behandelen kan.
Voorkomen secundaire hersenschade
De behandeling van slachtoffers met een (verdenking op een) neurotrauma heeft als doel secundaire, extra, schade te voorkomen. De schedel is een afgesloten benige doos met een vaststaand volume. De schedel is gevuld met het te beschermen hersenweefsel, bloed en liquor. Wanneer een van deze onderdelen in volume toeneemt gaat dat van de ruimte van de andere onderdelen af. Een normale reactie van hersenen op een klap, hypoxie of hypotensie is zwelling. Dit oedeem verhoogt de druk in de schedel en vermindert de doorbloeding van de hersenen. Dat geeft dan weer meer zwelling en het pad naar uitgebreide secundaire schade wordt dan afgelopen. Met een intracraniële bloeding is het niet veel anders. De bloeding drukt het hersenweefsel weg en dat geeft naast lokale schade ook een intracraniële drukverhoging. Deze twee beelden, de bloeding en het oedeem, kunnen ook tegelijkertijd optreden. Het enige dat de uitkomst van het slachtoffer zou kunnen verbeteren is een neurochirurgische ingreep. Dit is nu ook precies de reden dat een traumacentrum
alleen een traumacentrum kan zijn als er neurochirurgie is. Hypoxie en hypotensie zijn onafhankelijke risicofactoren voor een verslechterde neurologische uitkomst. De richtlijnen (Brain Trauma Writing Team 2007) schrijven daarom een endotracheale intubatie met behulp van verslapping voor, waarbij gedurende de intubatie de saturatie niet onder de 90% mag zakken. De beademing moet erop gericht zijn om de saturatie boven de 95% te houden en zeker niet lager dan 90% te laten worden. Tijdens het beademen is behalve saturatiebewaking, de bewaking van de etCO2 concentratie van belang. Deze moet tussen de 35 en 40 mmHg blijven. Dit omdat het CO2 in het bloed direct de doorbloeding van het brein beïnvloedt. Een te hoog CO2 geeft oedeem, een te laag CO2 heeft constrictie van de bloedvaten met een verminderde doorbloeding als gevolg. Het ‘writing team’ van de Brain Trauma Foundation schrijft verder een zo frequent mogelijke bloeddrukmeting voor en vindt een interventie noodzakelijk wanneer de systole onder de 90 mmHg zakt. De eerste interventie kan een vochtbolus zijn. Ook vasoactiva zoals efedrine en fenylefrine kunnen een rol spelen. Hyperosmolaire vloeistoffen zoals mannitol en het nieuwere hyperHaes verminderen de oedeemvorming bij een neurotrauma. Dit effect is aangetoond bij gebruik in het ziekenhuis (Himmelseher 2007). Voor een bewijs dat deze middelen een verbetering in outcome geven in de prehospitale fase is een dubbel blinde klinische trial nodig. Deze is er helaas nog niet.
Thoraxdrain
De diagnose pneumothorax is niet eenvoudig te stellen, zeker niet prehospitaal, waar geluiden uit de omgeving de auscultatie kunnen bemoeilijken. Het is dan ook niet vreemd dat meer dan 25% van alle verrichte thoraxpunties achteraf onterecht blijken te zijn (Blaivas, 2010). Dit neemt niet weg dat het ontlasten van een pneumo- of hematothorax de overlevingskansen van een slachtoffer kan vergroten wanneer
deze uitgevoerd wordt door getraind personeel zoals die van een helikopter MMT (Barton 1995). Het risico op complicaties is niet gering. De thorax bevat immers vitale organen die bij het openen en inbrengen van een drain kunnen beschadigen. Ook is er kans op infectie. De drain blijkt een prima snelweg voor bacteriën te zijn. Onafhankelijke risicofactoren voor het krijgen van een infectie in de thorax (longempyeem) zijn de verblijfsduur van de drain, longcontusie, intrathoracaal bloed, laparotomie en de opnameduur op een IC. Antibiotische profylaxe rondom het inbrengen zouden de kans op empyeem kunnen verminderen en dat is de reden dat het slachtoffer deze gekregen heeft voor het inbrengen van de drain. Het wachten met inbrengen van de thoraxdrain tot het ziekenhuis, verlaagt de kans op een infectie niet (Spanjersberg 2005). Alleen het maken van een opening in de thorax zonder een drain te plaatsen is ook mogelijk. Deze techniek heet de thoracostomie. Deze techniek is effectief en veilig (Massarutti 2006), maar kan natuurlijk alleen wanneer een slachtoffer met positieve druk beademd wordt.
Massarutti D, Trillò G, Berlot G, Tomasini A, Bacer B, D'Orlando L, Viviani M, Rinaldi A, Babuin A, Burato L, Carchietti E. Simple thoracostomy in prehospital trauma management is safe and effective: a 2-year experience by helicopter emergency medical crews. Eur J Emerg Med. 2006 Oct;13(5):276-80.
Spanjersberg WR, Ringburg AN, Bergs EA, Krijen P, Schipper IB. Prehospital chest tube thoracostomy: effective treatment or additional trauma? J Trauma. 2005 Jul;59(1):96-101.
Deze casus werd geschreven door Sjoerd Greuters, anesthesioloog en MMT arts, VU medisch centrum en Lifeliner 1, Amsterdam Fenny Dunning, SEH-verpleegkundige en Hems Crew Member, VU medisch centrum en Lifeliner 1, Amsterdam Karel van der Klis, Ambulance verpleegkundige en Hems Crew Member, VZA en Lifeliner 1, Amsterdam
Literatuur Barton ED, Epperson M, Hoyt DB, Fortlage D, Rosen P. Prehospital needle aspiration and tube thoracostomy in trauma victims: a six-year experience with aeromedical crews. J Emerg Med. 1995 Mar-Apr;13(2):155-63. Blaivas M. Inadequate needle thoracostomy rate in the prehospital setting for
presu-
med pneumothorax: an ultrasound study. J Ultrasound Med. 2010 Sep;29(9):1285-9. Himmelseher S. Hypertonic saline solutions for treatment of intracranial hypertension. Curr Opin Anaesthesiol. 2007 Oct;20(5):414-26. Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 39
Praktische Coaching in de ambulancesector
‘Nice’ of noodzaak? Organisaties binnen de sector ambulancezorg besteden veel aandacht aan bijscholingen op vakinhoudelijk gebied. Het belang hiervan is natuurlijk duidelijk. Wat minstens zo belangrijk is maar waar minder aandacht aan wordt besteed, zijn vaardigheden van medewerkers op het gebied van bijvoorbeeld communicatie, attitude en bejegening van patiënten.
In de dagelijkse praktijk missen ambulancemedewerkers vaak professionele begeleiding en intercollegiale feedback, terwijl ze dit tijdens de opleiding zo hebben gewaardeerd. Tegelijkertijd heeft het management binnen de ambulancezorg vaak te maken met opmerkingen, meldingen en zelfs klachten die betrekking hebben op communicatie en bejegening. Zou het kunnen zijn dat bijvoorbeeld agressie hierdoor in de hand wordt gewerkt? Zelden gaat het immers over inhoudelijke aspecten zoals rijgedrag of medisch handelen.
de werkplek te faciliteren en te sturen. Voor het goed uitvoeren van de Praktische Coaching moet de supervisor beschikken over coachende vaardigheden. Het instrument komt het best tot zijn recht als zowel de ambulancehulpverlener die gecoacht wordt als de coach, op de hoogte zijn van het doel van het instrument en iets van de achtergronden weten. Beide partijen moeten positief tegenover dit instrument staan of overtuigd zijn van de positieve bijdrage die dit instrument kan leveren aan de coaching.
2. Observatie van de hulpverlener De beoogde duur van de observatie tijdens een patiëntcontact/hulpverlening kan variëren naar gelang de aard van de melding/hulpverlening en zal in veel gevallen kortdurend zijn. Op een dag doen zich veel momenten voor waarin sprake is van interactie met een patiënt (of soms diens familie) en/of andere disciplines . In de ambulancezorg spelen deze dagelijkse momenten zich af buiten het gezichtsveld van het management en laten zich dus lastig monitoren.
3. Evaluatie Evaluatie van het geobserveerde Uitvoering gedrag vindt plaats met behulp Door middel van het meedraaien van een gestructureerd formulier van een dag- of avonddienst wordt voorzien van een checklist, die in aan de hand van een door Youseful het plan van aanpak is opgesteld. ontwikkelde checklist, een aantal De coach evalueert alleen geobsercontactmomenten op een scoreforveerde gedragingen of signaleert dat mulier bijgehouden. Deze contactbepaald gedrag dat wenselijk was momenten zijn gewone dagelijkse momenten en wijken dus niet af van geweest achterwege is gebleven. Hij onthoudt zich van interpretaties. De de routine. Het zijn dus niet alleen patiëntencontacten maar ook contac- coach heeft in principe geen aanYouseful (een 100% dochter van ten met overige hulpverleners zoals dacht voor medisch inhoudelijk of de in de zorg gespecialiseerde deverpleegtechnisch handelen. meldkamer centralisten, huisartsen tacheerder Confesso) heeft in samenwerking met de Veiligheidsregio en collega’s op de eerste hulp. Met deze proef willen beide partners 4. Feedback Kennemerland, sector AmbulanceFeedback dient plaats te vinden inzichtelijk maken of dit concept zorg, een proef opgezet om bovenin de vorm van een gesprek, zo staande constatering om te zetten in werkt en genoeg waardevolle informatie oplevert voor alle partijen. snel mogelijk na de observatie: de een praktische coachingsdag. Deze houdbaarheid van de observatie is dag heeft, naast de coaching van de De proef bij de ambulancedienst in Haarlem omvat 6 dagen. Hierbij zijn immers beperkt. Een goede vorm medewerkers, ook als doel om te voor het geven van constructieve onderzoeken of bovenstaande hypo- 12 ambulancemedewerkers betrokfeedback is bijvoorbeeld het formuken. these klopt. leren van Tops en Tips, maximaal Praktische Coaching is een methode drie van elk. Praktische Coaching kent om vaardigheden die essentieel Het formulier dient ook om wat zijn voor het professioneel handevier onderdelen: besproken is te documenteren en is 1. Plan van aanpak len te evalueren en betekenisvolle feedback te genereren. De methode Elke Praktische Coachingsdag (PC- bestemd voor het portfolio, zodat dag) start met een inventarisatie van de ambulancehulpverlener met een moet dan ook in de eerste plaats serie PC-dagen zijn of haar profesbeschouwd worden als een leermid- specifieke vragen en door de kansionele ontwikkeling kan illustreren didaat wordt aangegeven waar zijn del, als een methode om bepaalde en verantwoorden. Het feedbackspecifieke aspecten van het leren op observatiepunten liggen. 40 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
gesprek kan worden afgesloten met het gezamenlijk formuleren van één of twee leerpunten, bij voorkeur met een plan hoe dit aan te pakken. In totaal hoeft het nabespreken niet meer dan 10 minuten te kosten. Een korte dialoog is effectiever dan het overhandigen van een ingevuld formulier. Daar wordt ook actief de teamgenoot bij betrokken.
Evaluatie
In opdracht van de Veiligheidsregio Kennemerland sector Ambulancezorg, heeft Youseful in de maanden augustus t/m oktober 2010 voor de groep Instructeurs/Werkbegeleiders een Praktische Coachingsdag verzorgd. In totaal is er 6 maal een dag meegereden en zijn er in totaal 12 medewerkers voorzien van feedback op de deelvaardigheden communicatie en samenwerken in de praktijk. Voorafgaand aan de dag waarop de coaches als derde meereden werden de kandidaten via email geïnformeerd over de doelstelling. In deze email werd nadrukkelijk vermeld dat alle feedback, schriftelijke en besproken informatie uitsluitend door de coach en de medewerker ingezien kon worden en dat deze informatie daar ook te allen tijde blijft. Een ‘veilig’ klimaat en niet-afwijkend gedrag is hiermee bewerkstelligd. Uit de reacties van de medewerkers op de door ons aangeleverde feedback en ontwikkelpunten komt naar voren dat geen van de medewerkers zich onveilig heeft gevoeld. De Veiligheidsregio Kennemerland sector Ambulancezorg, bij monde van teamleider Willem van ’t Hof , is van mening dat een met deze vorm van praktische coaching zeker het proberen waard is geweest: “We hebben ervoor gekozen om al onze instructeurs-werkbegeleiders alsmede de teammanagers een coachingsdag aan te bieden. Dit gebeurde tijdens het uitvoeren van een reguliere dienst als ambulanceverpleegkundige of ambulancechauffeur. De deelnemers hebben deze dag unaniem als zinvol ervaren. Het heeft inzichten verschaft over het eigen professionele optreden in uiteenlopende situaties in de dagelijkse praktijk.” Aangezien feedback en ontwikkeling voor de meeste medewerkers op individueel niveau heeft plaats-
gevonden, heeft Youseful geen groepsadvies gegeven. Met andere woorden: het vak van ambulancehulpverlener is net zo divers als de medewerkers die het vak uitoefenen en het is dus noodzakelijk om per medewerker een advies dan wel feedback te formuleren. Een greep uit de punten die aan bod zijn gekomen in de evaluatiegesprekken: • Samenwerking als team en ook met overige disciplines. • Onderling duidelijke afspraken maken bij aanvang dienst. • Elkaar de ruimte geven om positief kritisch te zijn. • Wees helder in opdrachten naar elkaar en vraag desnoods tweemaal of je het goed begrijpt. • Goed instrument om collega’s die vastlopen weer op de rit te krijgen, de coach weet als geen ander hoe het de hulpverlener vergaat.
wij hebben gehanteerd geven een breder beeld van het functioneren van de deelnemer. Wij toetsen niet de vakinhoudelijke en protocollaire kennis en kunde. Daar zijn de eigen instructeurs immers de aangewezen personen voor. De uiteindelijke beoordeling van een professional kent door deze vorm van coaching, een andere invalshoek en maakt het beeld compleet. Het voegt een dimensie toe aan de huidige in gebruik zijnde methoden van beoordeling zoals de toetsingsmomenten met een instructeur, de profcheck en de bekwaamheidsverklaring van de MMA. Met deze PC-dag ontstaat volgens ons een nog completer beeld ten aanzien van het functioneren van een medewerker op een punt dat binnen de beroepsuitoefening uitermate belangrijk is. Daar waar een medewerker optimaal scoort tijdens de profcheck, maar Conclusie over wie de organisatie regelmatig Vanuit onze eigen waarneming en de signalen krijgt dat het in de samenreacties van de medewerkers die we werking of communicatie niet goed via de mail en mondeling hebben te- gaat, is deze vorm van coaching een ruggekregen denken wij dat dit pro- goed instrument om een neutraal ject geslaagd mag worden genoemd. advies te kunnen geven aan desbeJuist vanwege de achtergrond van de treffende werknemer. deelnemers, hun expertise en kritiWillem van ’t Hof: “Als deelnemer, sche inbreng werd de coachingsdag kan ik zeggen dat het voor mij een vanaf het begin al direct op nut en leerzame en zinvolle dag is geweest. toegevoegde waarde getest. Het heeft mij als ambulanceverWij begrepen ook dat deze groep, pleegkundige inzichten gegeven, die als geen ander in staat zou zijn om ik niet zo duidelijk zelf op mijn netdeze dag te kunnen beoordelen als vlies had, voor deze coachingsdag. effectief. De feedback geeft geen Ik denk ook dat het een goed hulpaanleiding om de dag anders in te middel zou kunnen zijn om collega’s vullen. Juist de aandachtspunten die die in het werk vastlopen of dreigen
Vlnr: Wilem van ’t Hof (teamleider ambulancedienst), Ron van Gerven (coach), Arjen Zweeris (ambulancedienst), Kees Hendriks (manager YousefulConfesso en coach).
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 41
zit niet te wachten op klachten of problemen maar wil het liefst proactief hiermee aan de slag. Vroegtijdige signalering en het laagdrempelig inzetten van een ervaringsdeskundige coach is volgens ons een goed instrument om een werknemer te ondersteunen. Nice of noodzaak? Klachtenprocedures zijn veelal dure, De afgelopen jaren is er binnen de langdurige en negatieve processen. sector ambulancezorg grote aandacht geweest voor het welbevinden Knelzittende medewerkers hebben negatieve gevolgen voor de en de verdere professionalisering organisatie, de groep zelf en zijn van de werknemers. In een relatief korte periode zijn er op vakinhoude- op termijn een behoorlijke kostenlijk gebied, mede op basis van wet- post. Monitoren en sturing op deze onderwerpen zijn volgens ons dus geving en brancheafspraken, goede resultaten behaald die vaak toetsbaar noodzakelijk om de betrokken werknemers en organisaties beter op weg zijn. te helpen en te voorkomen dat ze in De items die wij constateerden en een neerwaartse spiraal belanden. aanleiding waren voor deze proef, Wij zijn van mening dat een coazijn echter lastiger te toetsen. Terwijl juist op de punten zoals attitude chingsdag voor ambulancemedeweren bejegening, zowel de organisatie kers noodzakelijk is. Deze proef, uitgevoerd met de sector als de professional zelf, kwetsbaar Ambulancezorg van de Veiligheidskunnen zijn. regio Kennemerland, is een goede Een ambulancedienst, maar ook de BIG-geregistreerde werknemer zelf, aanleiding om op dit onderwerp vast te lopen inzichten te verschaffen in het eigen optreden, waardoor ruimte ontstaat voor een positieve verandering. Al met al, voor mij en mijn collega’s die aan de meededen een heel positieve ervaring.”
verder in te gaan. Youseful wil graag samen met de brancheorganisatie maar ook met individuele ambulancediensten in contact komen om hiermee aan de slag te gaan. Wij nodigen ambulancediensten dan ook zeker uit om eens contact met ons op te nemen. Natuurlijk komen wij graag bij de diensten langs om een presentatie te geven en dieper in te gaan op dit onderwerp. Wij danken de medewerkers en het management van de Veiligheidsregio Kennemerland, sector Ambulancezorg voor de medewerking en goede feedback. Specifieke dank aan Willem van ’t Hof (teamleider) voor zijn bijdrage en medewerking. Niet in de laatste plaats willen wij onze collega Ron van Gerven bedanken voor zijn betrokkenheid en deskundigheid, met name in de startfase. Dit artikel werd geschreven door Kees Hendriks, manager Youseful.
Kindercollege Traumatologie Op woensdag 18 mei heeft prof. dr. Peter Brink, hoogleraar Traumatologie van het AZM te Maastricht, opnieuw een kindercollege traumatologie verzorgd. Kindercolleges zijn een onderdeel van de Kinderuniversiteit, een initiatief van de Universiteit Maastricht. De Kinderuniversiteit laat kinderen uit groep 8 van de basisschool kennismaken met een scala aan wetenschappelijke onderwerpen, zoals management, politiek, voeding, psychologie, economie en dus ook traumatologie. Het college bestond uit twee delen: eerst een voordracht en daarna een praktisch deel. In de voordracht ging Peter Brink in op de hulpverlening na een ongeval. Hierbij was niet alleen aandacht voor de prehospitale hulp
Zuid Limburg had voor een ambulance gezorgd waar de kinderen alles over konden vragen en de chauffeur uitleg gaf. • Er waren een aantal wervelplanken waar de kids op gespind kon(ambulance en heli), maar werd ook den worden. gekeken naar de hulp in het zieken- • Voor een moment van rust was er huis: wie doet wat op de SEH en wat een diavoorstelling. zijn de (operatieve) mogelijkheden • Er was een reanimatiepop aanom een fractuur te herstellen. Dit wezig waarop gereanimeerd kon college heeft tevens een opvoedende worden. taak. De kinderen zagen allerlei • Er was een OK waar de kinderen foto’s en filmpjes van ongevallen, zelf een gebroken bot konden waarbij ook roekeloosheid en onoprepareren door er een plaat op te lettendheid een rol speelde. Daarna schroeven. konden ze zelf aan de slag en dat • Uiteraard was er ook een gipskawas natuurlijk het leukste deel van mer. Vier gipsmeesters voorzagen het college. Er waren een aantal‘stade kinderen daar van een mooi tions’ waar de kinderen steeds iets polsgipsje. anders konden doen: Aan het eind van het college zagen • De ambulancedienst van de GGD de kinderen er dan ook fantastisch uit met hun mondkapjes, mutsen en gips. De kindercolleges zijn een groot succes en worden door de jeugd als zeer leerzaam ervaren. Of hier in de toekomst nieuwe ambulancezorgverleners, SEH-verpleegkundigen of traumatologen uit voortkomen moeten we nog even afwachten. Huub Gubbels, hoofd ambulancezorg RAV Zuid Limburg.
42 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 43
Nieuwe PneuPAC
Bij Acertys is van Smiths/PneuPAC de opvolger van de ‘ParaPAC’ beademingsautomaat verschenen. Deze ParaPAC Plus 310 is gebouwd naar de laatste stand van zaken. Zo is de automaat voorzien van een CPAP inrichting, op de automaat instelbare Peep druk en kan er tussen 30 thoraxmassages twee maal beademd worden. Verder heeft de automaat een demand stand, bestaat de mogelijkheid om via de automaat zuurstof toe te dienen door een masker en/of katheter en kan op de manometer de inspiratie- en expiratiedruk worden afgelezen. Als extra wordt bij de automaat een hyperinflatie accessoire geleverd waarmee in bijzondere gevallen via de ParaPAC plus een baby kan worden beademd. Gebleven zijn de robuuste behuizing, alle nodige alarmen, MRI compatibiliteit en de onafhankelijke werking zonder accu. Door gebruik te maken van een modernere bouwwijze is het gewicht van het geheel verminderd tot slechts 2,3 kg. Verdere informatie over montage, tassen etc. is verkrijgbaar bij Acertys te Nieuwegein.
Corpuls3 nieuwe ‘standaard’ bij Connexxion John Nootebos (links), operationeel manager bij Connexxion Ambulancezorg, neemt een Corpuls3 in ontvangst van Niels Kamphuis van Corpuls Benelux. Dit is de start van de gefaseerde omschakeling van Connexxion Ambulancezorg naar het Corpuls3 defibrillator-/monitorsysteem. Overigens was Connexxion in de regio Noord- en Oost Gelderland al gebruiker van de Corpuls3.
Nieuwe LUCAS2tm functies
Physio-Control, een divisie van Medtronic, heeft zijn LUCAS2tm Automatische Thoraxcompressie Systeem voorzien van nieuwe functies. Ten eerste is dit de Quick-Fit functie, waarbij de pressure pad zich na plaatsing op de thorax automatisch zal aanpassen naar de juiste positie. Indien de pressure pad maximaal 30 mm boven de thoraxhuid wordt geplaatst past deze zich automatisch aan naar de juiste positie op de thoraxhuid. Hiermee wordt gegarandeerd dat de patiënt de volle diepte van de thoraxcompressie krijgt en een volledige ‘chest recoil’. Daarnaast is er de ‘Too small patient alert’. Hierbij wordt met een alarm aangegeven dat de pressure pad lager dan de vereiste minimum hoogte geplaatst is en de patiënt dus te klein is. Met deze functie wordt de gebruiker sneller geattendeerd en worden de thoraxcompressie interrupties tot een minimum beperkt. Ten slotte werkt de LUCAS2tm nu dieper (5,3 cm) en sneller (102/min.). Met deze nieuwe functies voldoet de LUCAS2tm nog meer aan de reanimatierichtlijnen. Sinds juli 2011 worden alle nieuwe LUCAS2tm toestellen standaard voorzien van de nieuwe functies. Bestaande LUCAS2 toestellen voldoen volledig aan de richtlijnen maar zijn desgewenst te upgraden, vraag hiervoor uw lokale Physio-Control vertegenwoordiger. 44 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Knuffel met goed doel
De RAV Gooi en Vechtstreek heeft een nieuwe knuffel aangeschaft, genaamd Zep. Al jaren wordt aan kinderen die in de ambulance terecht komen een knuffel uitgedeeld om hen te troosten. De keuze voor de nieuwe knuffel Zep is gemaakt omdat het niet alleen een prachtige knuffel is, maar de RAV hiermee ook een goed doel steunt, namelijk KidsRights. KidsRights komt op voor de basisrechten van (kwetsbare) kinderen wereldwijd. Zep is gemaakt in De Knuffelfabriek in Zuid-Afrika, waar mensen uit de townships werken die vanwege hun beperkte scholing en in veel gevallen HIV/AIDS besmetting kansloos zijn op de arbeidsmarkt. Door het werk in de fabriek zijn zij in staat om in hun levensonderhoud te voorzien. Alle winsten die gemaakt worden op de verkoop van de knuffels vloeien terug naar projecten voor kwetsbare kinderen in Zuid-Afrika. Honderden kinderen worden daar opgevangen. Zij gaan naar school, kunnen naar de dokter en krijgen een warme maaltijd. Zep staat symbool voor aandacht: voor diegene die Zep krijgt en voor kinderen in Zuid-Afrika. Alle kinderen die in de ambulance van de RAV Gooi en Vechtstreek terecht komen kunnen sinds 15 augustus rekenen op deze mooie knuffel. Meer informatie: www.deknuffelfabriek.nl en a.blankers@ravgooi.nl
Dode bij botsing Een 76-jarige automobilist is in het UMCG in Groningen overleden nadat hij in botsing kwam met een OvD-G voertuig. Het ongeval gebeurde op 12 augustus ter hoogte van de Friese plaats Wijnjewoude. De automobilist stak daar de provinciale weg N381 over en zag daarbij het met zwaailicht en sirene over de voorrangsweg naderende OvD-G voertuig over het hoofd.
Boek AZN
Overname Witte Kruis
Onder de titel ‘Ambulancezorg in Nederland, sterke schakel in de zorgketen’ verscheen een bijzondere versie van de special van Ambulancezorg Nederland. Waren er eerder uitgaven over een Europees project rond rampenbestrijding en één met betrekking tot ICT, in dit boek draait het om een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige ontwikkelingen in de (sector) ambulancezorg in de afgelopen vijf jaar. Achtereenvolgens komen aan de orde: Kwaliteit, Sturing en Financiering, Human Resource Policy, Informatievoorziening en ICT, Zorg en Onderwijs en Communicatie/PR & Organisatie. Diverse bestuursleden van Ambulancezorg Nederland laten hun licht op deze thema’s schijnen maar ook mensen van buiten komen aan het woord, waaronder Ab Klink, Hans Borstlap en Hans de Goeij. Ed Worm, voormalig voorzitter van Ambulancezorg Nederland, kreeg 6 april het eerste exemplaar van het boek overhandigd dat is uitgebracht ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de brancheorganisatie maar ook vanwege zijn vertrek.
Serie Otaris ambulances Hollands Midden
Connexxion Ambulancezorg heeft per 1 juli het Witte Kruis in Den Haag overgenomen. Het voornemen daartoe was in mei bekend gemaakt. De tussenliggende periode is gebruikt voor onder andere boekenonderzoek en overleg met beide ondernemingsraden welke een positief advies afgaven. Na deze overname is Connexxion Ambulancezorg actief in vijf regio’s. Met de toevoeging van de 150 medewerkers van het Witte Kruis omvat de organisatie zo’n 600 medewerkers en 150 voertuigen.
Derde generatie Corpuls voor ZorgSaam
Veertien jaar geleden koos ZorgSaam Ambulance voor Corpuls. Na twee generaties Corpuls 08/16 heeft men nu de Corpuls3 in gebruik genomen. Naast de jarenlange goede ervaringen met leverancier Corpuls Benelux speelden de mogelijkheden voor datatransmissie en koppeling met het elektronisch ritformulier een rol bij de keuze voor dit defibrillator-/monitorsysteem. Op de foto Jan de Vries van ZorgSaam Ambulance (links) en Klaas Kamphuis van Corpuls Benelux.
Model AZRR/VRR
RAD Hollands Midden en Visser Leeuwarden sloten in juni een contract voor de levering van 10 Otaris ambulances op basis van een MercedesBenz Sprinter. De opdracht is het resultaat van een aanbesteding van de dienst eerder dit jaar waar Visser als meest gunstige leverancier uit de bus kwam. Op de foto Bert de Jong van de RAD Hollands Midden (rechts) en Hans Wortelboer van Visser Leeuwarden in de productiehal van Visser.
Ambulancechauffeur Jasper Breedveld van de AZRR/VRR heeft in samenwerking met Neo Scale Models een model van de Mercedes-Benz Sprinter ambulance met modulaire opbouw en roepnummer 17-174 uitgebracht. Dit gedetailleerde model is in een oplage van 350 stuks gemaakt in schaal 1/43. Er nog een aantal modellen te koop. Deze worden geleverd in een transparante doos op een zwarte kunststof sokkel. Prijs 55 euro inclusief portokosten. Te bestellen via ivanhamburg@azrr.nl
Goed doel
zondheidszorg in Gobabis en omgeving. Essentieel hierbij is kennisoverdracht. Er is een trainingsprogramma opgezet voor verpleegkundiHans Wortelboer van Visser Leeuwarden (m) overhandigt symbolisch een ALS reani- gen in het ziekenhuis, brandweer, onderwijzers, opvangprojecten wees- en kansarme kinderen matepop aan Bowe Bottinga (re) en Jillard en vorig jaar is er een start gemaakt met ACLS Faber (li), ambulanceverpleegkundigen bij training voor de artsen van het plaatselijke zieKijlstra Ambulancegroep Fryslân. Zij zijn sinds 2006 actief met een ontwikkelingspro- kenhuis. Visser Leeuwarden is één van de trouject in Gobabis in Namibië. Dit project heet we sponsoren van dit ontwikkelingsproject. De HELP Gobabis: Health- & Emergency-care ALS reanimatiepop zal worden gebruikt voor de trainingen in het ziekenhuis van Gobabis. Voor Learning Program Gobabis. HELP richt meer informatie zie ook www.helpgobabis.nl zich op het bevorderen van de (acute) geVakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 45
Ton Vestjens: de stoute schoenen aangetrokken. den. We hebben ook de brandweerrode kleur laten overspuiten.” De glanzende ambulance-gele lak en nieuwe striping missen hun uitwerking niet. De VC oogt als een gloednieuw voertuig. De ruimere mobiele behuizing, met airco en verwarming, is een enorme vooruitgang voor de Zuid-Limburgse verbindingscoördinatoren en coördinatoren gewondenvervoer van de GHOR. Zij kunnen bij crises, rampen en evenementen direct aan de slag op de drie vaste werkplekken in de VC die over alle benodigde techniek beschikken: mobilofoons, mobiele telefonie, mobiele fax, satelliet telefonie en ontvangst van de rampenzenders via digitenne. “Een aantal technische voorzieningen zaten er al in, een aantal nieuwe hebben we toegevoegd, zoals extra C2000 mobilofoons en een docking station voor de laptop voor de CGV’er”, vertelt Ton. Die coördinatoren gewondenvervoer kunnen daardoor werken met een geheel nieuw slachtoffervolgsysteem en dat was echt behelpen.” Je kunt natuurlijk een smak geld uitgeven aan een zal leiden tot een betere registratie Toen de Land Rover en aanhanger compleet nieuwe verbindings/commandowagen (VC), moesten verhuizen naar een andere, van slachtoffers. Het slachtoffermaar als je budget beperkt is, moet je creatief zijn. kleinere garage en onhandig genoeg volgsysteem is (nog) een standVindingrijk was de GHOR Zuid-Limburg zeker. Met een alone applicatie. Middels een barniet meer aan elkaar gekoppeld geminimale investering beschikt de witte kolom in regio 24 code scanner kunnen de ambulance parkeerd konden worden, was dat en de bestemming worden gescand voor Ton Vestjens het moment om sinds medio 2011 over een moderne VC. en vindt er registratie plaats van het actie te ondernemen. Via collega’s Communicatie is cruciaal bij crises te vervoeren slachtoffer.Vanuit dit van de brandweer was hem ter ore en rampen, dat weet elke hulpverle- gekomen dat het ministerie van systeem kunnen overzichten worden ner. Goede verbindingsmiddelen en BZK overbodig geworden brandgegenereerd van het aantal slachtofcommunicatiekanalen zijn daarbij fers per triageklasse en naar welke weermaterieel aan het inzamelen noodzakelijk en die worden meestal was. Daaronder bevonden zich ook locatie zij zijn vervoerd. gefaciliteerd vanuit een verbindings/ VC’s. Ton trok de stoute schoenen Ook andere materialen die nodig commandowagen. Ook de GHOR zijn voor communicatie tussen hulpaan en diende een aanvraag in bij Zuid-Limburg had daar een voorverleners, zoals extra portofoons het ministerie om een oude brandziening voor, maar daar zaten nogal weer VC over te nemen. Er ging en reserveaccu’s, hebben een plek wat haken en ogen aan. Dat zat de gekregen in de VC. een tijd overheen, maar in januari materiaalbeheerder van de GHOR De eerste GHOR-inzetten heeft dit van dit jaar kwam het verlossende Zuid-Limburg, Ton Vestjens, niet voormalige brandweervoertuig er woord: BZK ging akkoord! De lekker. “Wij moesten het doen met schenkingspapieren werden in orde inmiddels opzitten: een grensovereen kleine aanhanger, getrokken gemaakt en spoedig daarna toog Ton schrijdende oefening op het Drielandoor een 16 jaar oude Land Rover. naar een opslagruimte in het midden denpunt in Vaals en een ‘optreden’ Op zich bevatte de aanhanger alle tijdens een open dag van het nieuwe des lands om een VC op te halen. benodigde voorzieningen, maar meld- en coördinatiecentrum van Zonder een portemonnee mee te vanwege ruimtegebrek moesten alle nemen. Met pas 11.000 kilometer op de veiligheidsregio Zuid-Limburg. materialen telkens worden opgebor- de teller en bouwjaar 1998 is ZuidDankzij de medewerking van het gen in aluminium kisten en was er ministerie van BZK heeft een oude Limburg dolblij met de ‘nieuwe’ maar één echte werkplek. Bij elke VC een nieuw leven gekregen. Deze aanwinst. inzet moest de aanhanger ter plekke Ton Vestjens: “Na een technische wagen kan de GHOR Zuid-Limburg opnieuw worden ingericht en gecheck bleken alleen de startmotor en nog heel wat jaren goede diensten bruiksklaar worden gemaakt. Het bewijzen. de accu vervangen te moeten wor-
GHOR Zuid-Limburg geeft VC brandweer tweede ‘leven’
46 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011
Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011 47
48 Vakblad V&VN Ambulancezorg, nummer 3, september 2011