VA K B LA D V & V N A MB U LA N C EZO R G
JAARGANG 41 april 2020
Vakblad
Adem-alcoholtesters in de prehospitale setting PEEP bij drenkelingen in de prehospitale fase Doe normaal, maar wees abnormaal voorzichtig Pijnstillen door sucrose bij zuigelingen Dat pak past ons allemaal Meten effect inzet Verpleegkundig Specialist in de ambulancezorg
w w w.a m bula ncezo r g.venvn.nl
FOCUS - ON - PATIENTS
corpuls cpr - de onvermoeibare arm die mensenlevens redt Een sprong in koud water is nooit zonder risico - in 2017 verdronken volgens het CBS 108 mensen met inbegrip van minstens 17 kinderen tussen 0 en 20 jaar. Sommigen hadden het misschien overleefd wanneer een apparaat zoals de corpuls cpr was gebruikt. Reanimeren is voor hulpverleners een extreme uitdaging, vooral bij kinderen.
Mechanische thoraxcompressie bij kinderen vanaf 8 jaar Met de corpuls cpr heeft corpuls de lat voor mechanische thoraxcompressie heel hoog gelegd. Het is het énige apparaat op de markt dat de ERC- aanbevelingen voor compressiediepte en een compressiefrequentie van 100 tot 120 compressies per minuut compleet kan volgen. Daarbij controleert het automatisch de druk van de stempel, om de 2 tot 6 cm volledig instelbare compressiediepte daadwerkelijk te bereiken. En daarbij is de corpuls cpr tot nu toe het enige gecertificeerde throraxcompressie-apparaat voor reanimatie bij kinderen vanaf 8 jaar.
Lange gebruiksduur - zelfs in moeilijke situaties De corpuls cpr benut altijd zijn sterke punten, bij transport in ambulance of traumahelikopter, maar ook onder de extreemste
www.corpuls.nl / www.corpuls.be
omstandigheden. Met een volle accu werkt hij minimaal 90 minuten krachtig, accuraat en continu volgens de ingestelde instellingen, zonder belemmering van behandeling of transfer. Naast de verdiensten van de ‘een-arm-constructie‘ biedt hij optimale veiligheid voor hulpverlener en patiënt. Met de röntgendoorlaatbare backboards kan het apparaat ook tijdens en na overdracht actief blijven. Of dit nu bij de spoedeisende hulp of de HCK is, de corpuls cpr garandeert een constante en hoogwaardige reanimatie zonder te hinderen of te vermoeien.
Colofon
Inhoudsopgave
Vakblad V&VN Ambulancezorg Is het officieel orgaan van V&VN Ambulancezorg en is inbegrepen bij het lidmaatschap
12 Adem-alcoholtesters in de prehospitale
36 Impactstudie
15 Van Ambulanceverpleegkundige naar
En verder in deze uitgave:
Jaargang 41, Nummer 1, april 2020 Hoofdredacteur Gerard Pijnenburg Redactieteam Gerard Pijnenburg Thijs Gras Vaste medewerkers Vakgroepen V&VN Ambulancezorg Afd. communicatie V&VN Aanleveren kopij Zie voor voorwaarden en aanleverinstructies de website http://ambulancezorg.venvn.nl Uitgever Sdu Uitgevers: R. Huveneers, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: r.huveneers@sdu.nl Bladmanagement drs. Karel Frijters, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: k.frijters@sdu.nl Abonnementen: (Ere)leden V&VN Ambulancezorg: gratis Opgave en adreswijziging leden: ledenservice@venvn.nl Overig: € 47,40 Buitenland € 57,35 (excl. 9 % BTW, inclusief verzendkosten) Opgave en adreswijziging abonnement: Sdu Klantenservice, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, tel. (070) 378 98 80, e-mail: sdu@sdu.nl, Vanwege de aard van de uitgave gaat Sdu uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht. Uw persoonlijke gegevens worden door ons zorgvuldig behandeld en beveiligd. Wij verwerken uw gegevens voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst en om u op uw vakgebied van informatie te voorzien over gelijksoortige producten en diensten van Sdu Uitgevers bv. Voor het toesturen van informatie over (nieuwe) producten en diensten gebruiken wij uw e-mailadres alleen als u daarvoor toestemming heeft gegeven. Uw toestemming kunt u altijd intrekken door gebruik te maken van de afmeldlink in het toegezonden e-mailbericht. Als u in het geheel geen informatie wenst te ontvangen over producten en/of diensten, dan kunt u dit laten weten aan Sdu Klantenservice: informatie@sdu.nl.Abonnementen gelden voor minimaal één jaar en hebben een opzegtermijn van twee maanden. Onze uitgaven zijn ook verkrijgbaar in de boekhandel. Voor informatie over onze leveringsvoorwaarden kunt u terecht op www.sdu.nl. Opgave van advertenties Voor opgave van advertenties, voor vragen over combinatiekortingen bij multimediaal adverteren en voor overig mediakeuzeadvies kunt u zich wenden tot: I.S. Acquisitie tel.: 06-237 003 23 E-mail: info@is-acquisitie.com Internet: www.is-acquisitie.com
setting Resultaten en aanbevelingen n.a.v. een onderzoek naar de meerwaarde ervan
Lifecoach voor hulpverleners \Wat Tension Releasing Exercises (TRE®) voor je kan doen
18 PEEP bij drenkelingen in de prehospi-
Effect-onderzoek inzet Verpleegkundig Specialist in de ambulancezorg
6-11
V&VN
17 Belevenissen uit het vak
tale fase Onderzoek naar effectiviteit endotracheaal intuberen
24 Doe normaal, maar wees abnormaal voorzichtig Ambulancezorg voor patiënten met osteogenesis imperfecta
26 Pijnstillen door sucrose bij zuigelingen Pleidooi voor suiker als pijnstiller
31 Dat pak past ons allemaal
Het ambulance-uniform in historisch perspectief
COVID-19 zorgt voor een ongekende en grote druk op de ambulancezorg: de rijdende dienst en de meldkamers ambulancezorg en natuurlijk ook op de rest in de keten van de acute zorg. De redactie van het Vakblad V&VN Ambulancezorg spreekt, net als het bestuur van onze beroepsvereniging, grote waardering uit naar alle ambulancezorgverleners en alle andere zorgmedewerkers die op de barricaden staan en ook naar diegenen die verplicht thuis zitten omdat het coronavirus hen in haar greep heeft. Voor hen: beterschap. We weten dat deze situatie eindig is maar zijn nog ongewis van hoe en wanneer. Al met al werd ook deze uitgave van het Vakblad beïnvloed door de pandemie: in verband met de eRIC expo op 22 en 23 april was deze uitgave sowieso al wat later gepland inclusief extra bijlage. Deze expo gaat uiteraard niet door, de extra bijlage evenmin. Ook bij het lezen van dit vakblad kan het zijn dat je datums tegen komt die nu niet meer relevant zijn. Dat is inherent aan de discrepantie tussen het aanleveren van artikelen voor een kwartaalblad en de actualiteit. Op het moment dat we dit schrijven weten we ook nog niet wanneer dit nummer bij je op de mat valt want COVID-19 gooit ook zand in de raderen van de logistiek, het is niet anders.
© Sdu Uitgevers 2020 Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden auteurs, redacteuren en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden.
Maar een ding is wel zeker: we mogen trots zijn op elkaar, op ons vakgebied en onze professionaliteit. Trots op de manier zoals wij samen COVID-19 bestrijden: we kunnen het, we willen het en we moeten het!
ISSN 2212 – 1714
Succes en sterkte 'in de strijd', de Redactie
Coverfoto: Marcel van Zeist, ambulancechauffeur
AMBULANCEZORG 3
invloed? Meten is weten!
Onder
Dräger DrugCheck 3000 - hygiënische speekseltest - test op 6 drugs(groepen) - direct afleesbaar resultaat binnen enkele minuten - eenvoudig in gebruik - weegt slechts 30 gram
Dräger Alcotest 5820: - gebruiksklaar binnen enkele seconden - geeft exact promillage - hygiënisch uitwisselbaar mondstuk - intuïtieve bediening voor links- en rechtshandig gebruik - bestand tegen temperaturen van -5 tot +50 °C - weegt slechts 150 gram
Onze hulp bij uw hulpverlening U als hulpverlener weet dat uw analyse de toon zet voor het behandelplan van het slachtoffer. Is uw patiënt onder invloed van alcohol of drugs? Meten is nog altijd zeker weten. De Dräger alcohol- en drugsdetectieapparatuur biedt u razendsnel en uiterst betrouwbaar het antwoord. Zo kunt u uw behandeling op feiten gebaseerd voortzetten en de juiste protocollen volgen.
INTERESSE? VRA AG OM EEN GRATIS DEMONSTRATIE! BEL 079 – 3444 777
Introview Mensen in witte pakken “Nee, dat ga ik niet doen, ik ga geen hele pagina Introview besteden aan het coronavirus” is mijn eerste gedachte. Omdat tussen het moment dat ik dit schrijf en dat je dit leest zo’n twee à drie weken zullen verstrijken. En niets heeft een grotere impact op onze manier van zijn als de nieuwe SARS-variant die de wereld op zijn kop zet: het SARS-CoV-2 dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt. Per dag, uur, ja, zelfs per minuut kan onze dagelijkse werkelijkheid er anders uitzien. Genoeg ‘logen’ in dit land met 17 miljoen zelfbenoemde coronadeskundigen. Wat heb ik daar nog aan toe te voegen? Corona is virus, crisis, vechten. Corona is ellenbogen: om in te niezen, de ander mee te begroeten of om je een weg te banen naar de vakken met wc-rollen. Corona is verlammend, dreigend dodelijk maar ook inspirerend, bezinnend en een bron van creativiteit. Corona is leren hoe je ‘hamsteren’ en ‘corona’ zegt tegen doven in gebarentaal. Corona is een puzzel met te veel stukjes. Corona is thuisleren met lesmateriaal, klaargezet in de Google Classroom. Corona is ‘You’ll never walk alone’… “Nederland heeft gewoon een ambulancebus om patiënten te vervoeren, erg bijzonder!”, lees ik op Twitter. “Wat een gaaf ding. Ik zag net een foto voorbij komen van de bus”, meldt een ander op hetzelfde medium. Niet vreemd deze reacties want de bus wordt niet vaak ingezet. De ambulancebus is een initiatief van de drie noordelijke ambulancediensten en sinds 2016 inzetbaar. Een oude lijnbus, omgebouwd door ambulancebouwer Visser uit Leeuwarden naar een bus met mobiele behandelplaatsen waardoor zes mensen tegelijk behandeld en vervoerd kunnen worden. Nu rijdt de bus kris kras door Nederland om coronaslachtoffers van hot naar her over te brengen om zo een evenwichtige verdeling over de beschikbare IC-bedden in ons land te bewerkstelligen. Laten we hopen dat de bus weer snel gestationeerd wordt op de standplaats Groningen Airport Eelde.
Fotograaf: Thijs Gras
Wat worden wij, ‘mensen in witte pakken’, opgehemeld en gewaardeerd in deze tijden van corona. Wij, zorgverleners in de ambulancezorg en in ziekenhuizen, verpleeghuizen, thuiszorg en op huisartsenposten... Voortdurende waardering van ’s lands bestuurders in persconferenties en Kamerdebatten. Waardering die we verlegen in ontvangst nemen om er daarna weer dat extra tandje bovenop te zetten. Landelijk applaus op straat en vanaf de balkons. Spandoeken: ‘Helden in de zorg’ van Vitessesupporters bij ziekenhuis Rijnstate, Ajax-fans hangen spandoeken op voor ‘Dappere strijders’ in Amsterdam. Stiekem hoop ik, ook al lijkt die gedachte op dit moment wat misplaatst en ‘not done’, dat straks, als de coronamist is opgetrokken, deze terechte waardering zich ook laat vertalen in dat loonstrookje aan het eind van de maand… Eiste corona toch nog een hele pagina Introview… Hou je veilig! Gerard Pijnenburg Hoofdredacteur
AMBULANCEZORG 5
Voorwoord Sinds januari mag ik me kandidaat-voorzitter noemen van V&VN Ambulancezorg. Uiteraard ben ik het zittende bestuur erg dankbaar voor het vertrouwen dat in mij is gesteld. Op dit moment ben ik de enige kandidaat, op 3 april vindt de officiële ledenvergadering plaats waarin de verkiezing van een nieuwe voorzitter geagendeerd staat. Kortom: het is nog even spannend… Wie ben ik Mijn naam is Jan Hoefnagel, 33 jaar oud, getrouwd met Lisa en wonende in het Land van Maas en Waal. Een gebied waar we gewend zijn om zowel letterlijk als figuurlijk bruggen te bouwen en te zoeken naar aansluitingen met regio’s: “Alleen kun je niks, samen kun je alles”. Sinds 2016 werk ik als ambulanceverpleegkundige bij de RAV Brabant Midden West Noord, waar ik ook zorgevaluatiebegeleider, trainer en OvD-G ben. De agenda is al behoorlijk vol, maar de uitdaging van V&VN Ambulancezorg kon ik niet laten liggen. Het is een mooi instituut dat de beroepsgroep ambulancezorg vertegenwoordigt. Immers, het bestuur en de vakgroepen zijn er voor de mensen op de werkvloer en de inhoud van hun vak.
6 AMBULANCEZORG
Veel dossiers Momenteel zijn er veel zaken die spelen in V&VN Ambulancezorg: het kwaliteitskader krijgt steeds meer vorm en implementatie, de visie op midden- en laagcomplexe zorg krijgt steeds meer vaste grond en we zijn natuurlijk benieuwd naar nieuwe ontwikkelingen die nog gaan komen. Het is echt belangrijk om als beroepsvereniging zicht te hebben op zowel wat er besloten wordt op landelijk niveau, als wat er speelt in de regio’s. Regio’s hebben soms goede initiatieven, die eigenlijk landelijk interessant zijn en waar regio’s van elkaar kunnen leren. Sterker nog, minister Bruins heeft vorig jaar in zijn brief aan de Tweede Kamer diverse regionale initiatieven omarmd en stimuleert een landelijke toekomst.
Uitdaging Het bestuur van V&VN Ambulancezorg probeert nauw samen te werken met de vakgroepen en vakgroep-voorzitters. Immers, bij de vergaderingen checken zij wat er speelt in de vakgroepen aan de hand van de agenda en koppelen zij dit terug aan het bestuur. Andersom gebeurt ook: het bestuur krijgt informatie en stukken en legt dit juist voor aan de vakgroep om zo de leden te informeren. Dit geoliede systeem ziet er op papier prachtig uit, maar ik zie het ook echt als uitdaging om dit te stimuleren. Immers, lang niet iedere zorgprofessional (van centralist tot MMT-verpleegkundige en van ambulancechauffeur tot verpleegkundig specialist) voelt zich altijd thuis en gehoord bij V&VN Ambulancezorg. Dat is jammer en eigenlijk onnodig. Ik wil die betrokkenheid heel graag stimuleren. Alleen dan is onze beroeps-
vereniging daadwerkelijk de stem van de beroepsgroep. Een prachtig nobel doel, maar ook meteen aan jou en je collega’s de uitnodiging om aanwezig te zijn bij de vergaderingen en jullie stem te laten horen. Waar loop je tegenaan in je werk? Wat kunnen we landelijk samenvatten en terugkoppelen aan AZN? Wat kunnen we leren van elkaar? Ik hoop steeds meer collega’s te mogen ontmoeten bij een van de vier landelijke vergaderingen.
Ambulance is een mobiele zorginstelling Feitelijk is ambulancezorg een prachtig vak: het is op alle vlakken ‘zorg’: van acuut tot sociaal. Ik ben er trots op om daarin te werken en velen met mij. Ik was ook echt trots op de zin van AZN op hun website: “moderne state-ofthe-art-voorziening” en “een mobiele zorginstelling”. En zo mogen we het ook bekijken. Ambulancezorg is een mobiele zorginstelling waar personeel werkt dat verstand heeft van een breed scala problemen. Niet alleen op acute zorg gericht, maar ook op sociaal vlak. De zorgambulance en de meldkamer zijn daar ook mooie voorbeelden van, want sociale zorg is een belangrijk kenmerk van de inhoud van hun vak. Een huisarts zei ooit tegen mij dat de helft van zijn vak bestaat uit geruststellen en empathie tonen. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook geldt voor de ambulance. Naast het sociale vak, is de inhoud van even groot belang. Steeds meer geluiden hoor je van de jongere ambulanceprofessionals dat zij zoeken naar een weg hoe zij beter kunnen zorgen voor de patiënt, die vraagt om ambulancezorg die nauw
Sdu Uitgevers
Ambulancezorg
Bestuur V&VN Ambulancezorg Voorzitter Nico Tönjes Kandidaat-voorzitter Jan Hoefnagel Secretaris Vacant Penningmeester Albert van Eldik Algemeen bestuurslid Karel van der Klis Communicatie en PR Gerard Pijnenburg
grenst aan huisartsenzorg. Ik hoop dat er steeds meer mogelijkheden komen om hier goed op te anticiperen. De regio’s hebben hierbij ook een groot belang en ik hoop dat scholingen en afspraken met huisartsen hier positief aan bijdragen. Immers, het gaat ons erom: “Wat is de beste zorg voor deze patiënt?” Het is daarbij van belang dat wij goed weten waar onze verantwoordelijkheid ligt en wanneer we deze kunnen verlangen van een huisarts of specialist. We willen allemaal dat dit de komende jaren steeds beter gefundeerd wordt. Want, hoe duidelijker we afbakenen wat ambulancezorg is en kan zijn, hoe beter dit ook voor onze ketenpartners duidelijk wordt. Daarmee wordt de zorg in ons land steeds beter. Beste collega’s, 2020 belooft ons nog een flinke berg ontwikkelingen. Nogmaals, ik hoop je te mogen ontmoeten in de vergaderingen. Want, zonder jouw stem kunnen wij jou niet goed vertegenwoordigen, en dat is wel wat wij graag willen doen. Hartelijke en collegiale groet, Jan Hoefnagel, (kandidaat-) voorzitter V&VN Ambulancezorg
Beste collega's, Corona speelt een belangrijke rol op dit moment in onze ambulancezorgverlening. Het brengt onzekerheid met zich mee omdat we risico's lopen en we gaan anders om met onze patiënten. We trekken isolatiekleding aan en vormen een extra barrière naar onze patiënt en de familie. Ondanks dat dit hard nodig is, is dit ook lastig omdat persoonlijk contact een charme is van ons vak. We zien nu veel zieke patiënten die erg veel zorg nodig hebben en die veel van ons verlangen. Juist nu laten we zien dat we hulpverleners zijn die in tijden van crisis het hoofd boven water kunnen houden. We weten niet hoe lang het gaat duren, maar wat momenteel in het land verzet wordt is iets waar je trots op mag zijn. Ongelooflijk dankbaar zijn we met de ambulanceteams die patiënten ophalen in Brabant. Trots zijn we op de ambulanceteams die al weken geïsoleerd patiënten zorg bieden en er iedere keer vol voor gaan om zorg te bieden aan de meest kwetsbare patiënten van dit moment. Het zijn bijzondere tijden waar we nu deel van uit maken. Er wordt een enorm beroep gedaan op onze ambulancezorg en we weten: samen kunnen we dit! Zorg ligt in ons hart en juist nu laten we zien dat we dat hart op de juiste plek hebben. We kunnen dit samen aan voor ons land. Het bestuur van de V&VN Ambulancezorg is trots op jullie en wenst jullie nog veel sterkte en succes in deze onzekere en zorgbehoevende tijd. Bestuur van V&VN Ambulancezorg
April 2020
AMBULANCEZORG 7
Vakgroep Ambulanceverpleegkundigen Nieuws uit de vakgroep ambulanceverpleegkundigen van V&VN Ambulancezorg Op 10 januari 2020 vergaderde de vakgroep ambulanceverpleegkundigen in het V&VNgebouw in Utrecht. Er was een vrij goede opkomst met collega’s uit verschillende regio’s in het land. BIG II Het eerste onderwerp was de Wet BIG II. Nellie Kolk, beleidsmedewerkster van V&VN schetste nog even kort de historie: er is in 2012 al uitgebreid over gepraat, maar toen heeft een voorstel van V&VN het niet gehaald, daarop zijn in 2015 nieuwe voorstellen gekomen. De Wet BIG II is niet van de baan, alleen het onderscheid tussen verpleegkundige en regie-verpleegkundige. De voortgang is nog niet helemaal duidelijk. De vakgroep heeft ooit gepleit voor opening van niveau 5 om de overgang tussen 4 en 6 beter te laten verlopen. Hoewel wij qua complexiteit van de patiëntenzorg duidelijk in 6 zitten, is onduidelijk hoe men gaat herregistreren na vijf jaar: kijkt men vooral naar de inhoud van de werkzaamheden of worden daarbij ook geëist dat men beroep overstijgende activiteiten kan aantonen? Dat wij nu in FWG 60 komen is daarbij wel een steun in de rug (al is dit nog niet definitief ).
nu een zelfstandige bevoegdheid. Op grond van het experimenteerartikel zijn zij tijdelijk wettelijk bevoegd om zelfstandig te handelen, zonder tussenkomst van een arts. Ook mogen zij handelingen delegeren aan bijvoorbeeld een ambulanceverpleegkundige. De ambulanceverpleegkundige heeft nu een functionele zelfstandigheid. Dat houdt in dat hij/zij zelfstandig handelt, maar in opdracht van een MMA. Volgens de vakgroep is dit achterhaald en klopt het niet meer met de huidige praktijk en ontwikkelingen. De MMA’s daarentegen vinden nog steeds dat zij verantwoordelijk zijn voor de preklinisch uitgevoerde medische handelingen (dus ook die van de BMH’ers). Iedereen is het erover eens dat het niet wenselijk is dat in hetzelfde werkveld verschillende bevoegdheden zijn. Voor de gewone werker in het veld en voor de dagelijkse praktijk lijkt het overigens
weinig uit te maken: de handelingen die gedaan moeten worden, worden gedaan. Belangrijk is dat wij als verpleegkundigen onze stem laten horen en ons uitspreken over ontwikkelingen. Zo werd gewezen op de suggestie van justitie om ambulanceverpleegkundigen in te zetten voor het justitieel bloed afnemen bij hun patiënten (ter bepaling van bijvoorbeeld de alcoholspiegel). Dit moeten wij niet willen, want dan ga je op een andere stoel zitten en dat is niet goed voor je neutraliteit en vertrouwen van de patiënt. Wat betreft de nieuwe Wet ambulancezorg. Daarvoor ligt de bal nu bij de beleidsmakers van VWS, die de wet moeten gaan maken. Zij hebben de nodige stakeholders gehoord en schriftelijke inbreng gekregen (V&VN Ambulancezorg heeft ook met VWS gesproken en schriftelijk punten ingediend). Het is afwachten wat er van onze punten in de wet terecht komt.
Er wordt een pleidooi gehouden voor de BMH’ers. Daar zitten toppers bij. Verder wordt vastgesteld dat de inhoud van het vak verandert: we doen minder ongevallen, komen meer in psychosociaal complexe situaties. We zijn nu bezig met noodverbanden vooral door de personeelstekorten. Als V&VN moeten wij gaan voor kwaliteit en het belang van de patiënt centraal stellen.
Zelfstandige bevoegdheid Het volgende onderwerp is de zelfstandige bevoegdheid. Als vakgroep ambulanceverpleegkundigen willen wij dat deze wordt toegekend aan de ambulanceverpleegkundigen. Ook andere gremia zoals de Nationale Raad voor de Volksgezondheid raden dit aan. De BMH’ers hebben
8 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Differentiatie Onlangs presenteerde AZN een nieuwe indeling van de ambulancezorg met daarin ook de plaats van bijvoorbeeld Medium Care en zorgambulances. Dat was een erg organisatorische benadering. Alle vakgroepen konden hierop reageren. Wij waren het met het dagelijks bestuur van V&VN ambulancezorg eens om het in deze vorm niet goed te keuren. Ten eerste hebben wij er bezwaar tegen dat men hierin zaken heeft opgenomen die nog in een experimenteer- of pilotfase zitten en waarvan de evaluatie nog niet heeft plaats gevonden. Verder is men niet uitgegaan van de patiënt. De vergadering betuigde instemming met deze opstelling. Voorts wordt opgemerkt dat de Medium Care ambulance geen officiële titel is. Medium Care verpleegkundige is een officiële opleiding die verder gaat dan de twee maanden die men er nu op de Ambulance Academie aan besteedt. Deze opleiding is nog niet door het CZO bekeken en het geeft verwarring. Er worden vraagtekens gezet bij de kwaliteit en ervaring van de MC-ambulanceploegen en patiëntveiligheid. Ook al doe je soms
April 2020
niets, voor een goede beoordeling en verdere verzorging is soms wel ALSniveau nodig. In sommige regio’s wordt die beoordeling dan gedaan door Rapids waarna MC-ambulances vervoeren. Daarmee versnipper je de zorg. Mede door de differentiatie maar ook door de spreiding, die erg gekoppeld is aan het halen van het kwartier, signaleren sommige regio’s dat er flinke ervaringsverdunning plaatsvindt. Daarbij komt ook de kwaliteit van het opleidingen onder druk te staan: cursisten doen te weinig ritten. De oplossing is niet altijd meer auto’s.
Verslag werkgroepen Omdat er veel te doen is over het kwartier en de ontwikkelingen op dat gebied, doet Thijs verslag van wat er binnen de taskforce urgenties gebeurd is waar hij namens V&VN in zit. Men is het daar wel over een ding eens: het kwartier moet van tafel, zeker als afrekennorm. In het buitenland zie je dat versoepeling betere resultaten geeft zoals minder ritten en efficiëntere inzet van units. De kunst is nu de politiek, de pers en het publiek mee te krijgen. Voor hen was het kwar-
tier erg aantrekkelijk als afrekennorm al zegt deze weinig over de kwaliteit van zorgverlening.
Digitale vereniging Het is zeer te hopen dat V&VN er op korte termijn in slaagt de Digitale Vereniging op te tuigen zodat de leden makkelijker met elkaar in contact kunnen komen en kennis en ervaringen kunnen delen. Uit dit overleg blijkt, dat er nog veel zaken zorgvuldig inhoudelijk uitgewerkt moet worden o.a. het kwaliteitskader laag en midden complexe ambulancezorg. Omdat de digitale vereniging voorlopig nog niet in de lucht is, vragen wij alle leden hun commentaar en suggesties via onderstaande mail aan ons te sturen. Dan gaan wij ermee aan de slag voor jou. Mocht je nog behoefte hebben aan informatie of je willen inzetten, laat het ons weten per mail. Zo gauw de digitale vereniging actief is, gaan wij dan dit medium voor gespreksgroepen gebruiken. Wij hebben jullie input nodig om jullie mening te verwoorden. Mail naar: ambuverpleegkundigen@gmail.com
AMBULANCEZORG 9
Vakgroep Physician Assistants en Verpleegkundig Specialisten Nieuws uit de vakgroep PA/VS van V&VN Ambulancezorg De Vakgroep PA/VS is een vakgroep van V&VN Ambulancezorg, waarin de master opgeleide ambulanceverpleegkundigen met een opleiding tot PA (Physician Assistant) of VS (Verpleegkundig Specialist) acute zorg (of nog in opleiding) zijn georganiseerd. De PA’s hebben vooral te maken met de NAPA (Nederlandse Associatie Physician Assistants) en de VS-en hebben V&VN als beroepsvereniging. De vakgroep PA/ VS ambulancezorg vindt het belangrijk om input te leveren op zowel de huidige uitvoering van ambulancezorg, de wetenschappelijke basis en de toekomst van het acute zorgconsult. Daarom nemen we deel als vakgroep aan V&VN Ambulancezorg. Zij behartigen immers de uitvoering van de patiëntenzorg en vertegenwoordigen het grootste deel van de professionals die werkzaam zijn binnen de sector.
Commissies Leden van de vakgroep hebben zitting in verschillende commissies in het land. Er is regelmatig onderling overleg en er wordt geparticipeerd in, en overlegd met, andere netwerken
op dit moment in verschillende regio’s pilots uitgevoerd. In een aantal regio’s, zoals Utrecht en Hollands Midden worden voorbereidingen getroffen om Physician Assistents en Verpleegkundig Specialisten in te gaan zetten binnen de ambulancezorg. Zo krijgt, naast de komst van het kader laag- en midden complex ambulancezorg, functiedifferentiatie in de ambulancezorg steeds meer vorm.
Er zijn op dit moment verschillende initiatieven om de PA/VS een plaats te geven in de uitvoering van de acute zorg. Het kwaliteitskader PA/VS nadert zijn definitieve versie. In de praktijk worden
De vakgroep staat vooral voor samenwerking met alle collega’s. Op dit moment verandert er veel binnen de ambulancesector. We hebben elkaar nodig om de ontwikkelingen zo goed mogelijk te volgen en mee te denken. Met name door de komst van verschillende soorten professionals zoals de IG verzorgende, verpleegkundigen, BMH, PA en VS is het
Leden van de vakgroep zijn onder andere betrokken in de volgende commissies: • AZN commissie Zorgzaken • Onderwijs • Onderzoek • Patiëntenzorg • Kennisplatform Onderzoek Ambulancezorg AZN • Landelijke protocollencommissie • V&VN VS • Diverse expertgroepen LPA
Huidige speerpunten van de vakgroep zijn: • investeren in samenwerking tussen verschillende professionals; • advies geven aan bestuur V&VN Ambulancezorg; • deelnemen aan de bestaande en nieuwe netwerken; • monitoren landelijke ontwikkelingen vanuit de beroepsverenigingen NAPA en V&VN VS; • profileren PA/VS zonder polarisatie van beide professionals PA en VS.
Ontwikkelingen
April 2020
van belang vooral samen te werken en de verbinding te zoeken.
Wil je de vakgroep benaderen omdat je ook graag wilt deelnemen of voor een vraag, dan kan dat via: Voorzitter: Rogier Evenhuis VS Brabant MWN (r.evenhuis@ravbrabantmwn.nl) Secretariaat: Arjan Bruintjes MSc. RAV Utrecht (a.bruintjes@ravu.nl)
AMBULANCEZORG 11
Wel of geen meerwaarde?
Adem-alcoholtesters in de prehospitale setting
foto: Thijs Gras
In het kader van de opleiding tot ambulanceverpleegkundige aan de Academie voor Ambulancezorg hebben Joyce Janssen en Roy Vierwind van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) een kort onderzoek gedaan naar de meerwaarde van een ademalcoholtester binnen de ambulancezorg. Dit artikel is een korte samenvatting hiervan en de daaruit voorvloeiende resultaten en aanbevelingen te lezen.
Alcoholintoxicatie
Men spreekt over een alcoholintoxicatie bij een alcoholpromillage van 3 of hoger (Vonghia et al., 2008) en hierbij is er al een verhoogd risico op ademhalingsstoornissen en ademhalingsstilstand. Factoren die van invloed zijn op het wel of niet ontwikkelen van een daadwerkelijke alcoholvergiftiging zijn uiteraard de hoeveelheid gedronken alcohol, maar ook het lichaamsgewicht, de mate van alcoholtolerantie (al dan niet beïnvloed door overige ziektes en aandoeningen, medicatie- of gebruik van andere middelen), en het percentage alcohol in de drank. Alles is ook afhankelijk van de tijdsspanne waarin men de alcohol binnengekregen heeft. Gezien het aantal factoren dat invloed heeft op de mate van intoxicatie kunnen we concluderen dat het inschatten van een alcoholintoxicatie complexer is dan we wellicht vermoeden, maar wat in de huidige dagelijkse praktijk wel van de ambulancehulpverlener verwacht wordt. Dat zorgpersoneel het lastig vindt om de mate van alcoholintoxicatie in te schatten, blijkt ook uit het onderzoek van Kumar et al. (2018). Zij tonen aan dat de mate van alcoholintoxicatie vaak flink onderschat wordt: de gemaakte inschatting is vaak
12 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Door Joyce Janssen en Roy Vierwind, ambulanceverpleegkundigen bij VGGM
Als ambulancehulpverlener kom je frequent in aanraking met patiënten die onder invloed zijn van alcohol. De term ‘alcoholintoxicatie’ komt dan ook binnen diverse protocollen van het LPA voor, maar er is geen definitie of criterium voor deze term. Er is in de huidige situatie binnen de ambulancezorg dan ook geen objectieve manier om een alcoholintoxicatie daadwerkelijk vast te stellen en het komt in de praktijk neer op het inschattingsvermogen van de individuele ambulanceverpleegkundige. Om te onderzoeken of een adem-alcoholtester van meerwaarde kan zijn in de prehospitale setting is gekeken naar de huidige situatie en dit is vergeleken met literatuurstudies over dit onderwerp. Door literatuuronderzoek te doen, interviews te houden en landelijke en regionale cijfers te gebruiken, zijn wij tot een aantal conclusies en aanbevelingen gekomen.
lager dan het daadwerkelijke promillage. Iets wat diverse gezondheidsrisico’s voor de patiënt met zich mee kan brengen en wat de patiëntveiligheid in gevaar kan brengen. Incidentie Volgens het expertisecentrum alcohol van het Trimbos instituut werden er in 2017 naar schatting 6.000 personen op de SEH behandeld wegens een alcoholvergiftiging en zijn er 17.800 personen behandeld op een SEH naar aanleiding van een ongeval of geweldpleging waarbij voor zover bekend alcohol betrokken was. Dat is landelijk gezien een totaal gemiddelde van rond de 455 personen per week, en dan spreken we nog enkel van de SEH-presentaties en niet over het aantal met alcohol geïntoxiceerde patiënten waarbij de zorg door ambulancepersoneel afgerond kan worden met een ‘eerste hulp, geen vervoer’ (EHGV). De cijfers met betrekking tot alcoholintoxicaties fluctueren van jaar tot jaar, maar er is sinds de laatste vier jaar een significante stijging zichtbaar, van bijna 45 procent. Registratie van het alcoholgebruik dat vooraf ging aan SEHopnames of ambulance-inzetten is overigens problematisch om dat er vaak sprake is van onderregistratie. Uit aanvullend onderzoek op basis van zelfrapportage bleek dat bijna zes keer meer SEH-bezoeken voor ongevallen gerelateerd waren aan alcohol dan op basis van de registratie geschat werd (Trimbos Instituut, Dossier Alcohol in cijfers). Huidige situatie Het huidige Landelijke Protocol Ambulancezorg (LPA) gebruikt in een aantal protocollen de term ‘alcoholintoxicatie’ of ‘intoxicatie’. Denk bijvoorbeeld aan protocol 10.6: Hoofd-/ hersenletsel, en protocol 10.9: Indicatiestelling immobilisatie. Daarnaast is het discutabel of de patiënt volledig wilsbekwaam is wanneer hij met alcohol geïntoxiceerd is en dit kan van invloed zijn binnen protocol 2.10: Weigering behandeling. Binnen al deze protocollen moet telkens door de individuele ambulancehulpverlener een inschatting gemaakt worden, welke dus subjectief en blijkbaar in de meeste gevallen niet accuraat lijkt te zijn, in vergelijking met het daadwerkelijke promillage. Een adem-alcoholtester (blaastest) zou ervoor kunnen zorgen dat het criterium ‘alcoholintoxicatie’ objectief vastgesteld kan worden binnen de ambulancezorg. Het artikel van Kaisdotter Anderson et al. uit 2015 geeft aan dat het doen van een ademalcoholtest binnen de acute zorg betrouwbaar is als het gaat om het bepalen van een alcoholpromillage. In dit onderzoek zijn bij patiënten op de SEH ademalcoholpromillages vergeleken met promillages uit het bloed en dit blijkt representatief en goed vergelijkbaar te zijn. Binnen de acute ambulancezorg in Nederland wordt nu nog geen gebruik gemaakt van blaastesten om een eventuele alcoholintoxicatie te kunnen objectiveren. Binnen de regio Ambulance Amsterdam wordt er wel gebruik gemaakt van adem-alcoholtesters op de zogenoemde Medium Care ambulances. Deze ambulances doen veel ritten van patiënten met een psychiatrische zorgvraag, welke zij onder andere naar de SPOR (spoedeisende psychiatrische onderzoeksruimte) vervoeren. De regel is dat deze patiënten daar alleen gepresenteerd kunnen worden als ze niet met alcohol geïntoxiceerd zijn. Er is een aantal afkapwaarden vastgesteld en blijkt het alcoholpromillage te hoog, dan moet de patiënt eerst op de reguliere
April 2020
SEH gepresenteerd worden. De verpleegkundigen die ervaring hebben met deze setting zijn positief over het gebruik ervan. Ze vinden dat het duidelijk nut en invloed op de besluitvorming heeft en zouden het gebruik binnen de acute ambulancezorg ook wenselijk vinden gezien de grote incidentie van met alcohol geïntoxiceerde patiënten. Conclusies en adviezen Vooropgesteld blijft dat de primary survey bij iedere patiënt leidend is in de behandeling en vervoersindicatie, ongeacht objectief of subjectief vastgesteld wordt of de patiënt met alcohol geïntoxiceerd is. Toch vloeien uit dit korte onderzoek de volgende conclusies voort: • er is sprake van steeds meer met alcohol geïntoxiceerde patiënten binnen de prehospitale zorg; • een alcoholintoxicatie ontstaat door meerdere factoren. Door deze complexiteit is dit voor de individuele zorgverlener lastig in te schatten. De mate van intoxicatie wordt veelal onderschat; • het huidige LPA noemt alcoholintoxicatie in diverse protocollen, maar geeft hier geen te hanteren definitie van.
Joyce Janssen en Roy Vierwind, ambulanceverpleegkundigen bij VGGM
AMBULANCEZORG 13
Alcohol-ademtester (foto: Thijs Gras)
Deze conclusies tonen naar onze mening een noodzaak tot objectivering van een criterium uit het LPA aan. Deze objectivering kan vervolgens de diagnostiek en besluitvorming binnen de huidige ambulancezorg ondersteunen, dus zou een adem-alcoholtester binnen de ambulancezorg zeker van meerwaarde zijn. De aanbeveling die hieruit voortvloeit, is dat Ambulancezorg Nederland (AZN) binnen het LPA een definitie geeft van een alcoholintoxicatie. Nu is dit subjectief, met alle mogelijke gezondheidsrisico’s en verminderde patiëntveiligheid tot gevolg, terwijl door middel van een ademalcoholtest dit eenvoudig geobjectiveerd kan worden. Een logische vervolgstap is het ontwikkelen van een pilot of regionaal protocol op het gebied van alcoholintoxicaties of de adem-alcoholtester. Er moet ook nagedacht worden over een mogelijke aanpassing van de registratie- c.q. elektronische ritformulieren: wanneer sprake is van een patiënt die onder invloed van alcohol is maar niet geïntoxiceerd, is er geen mogelijkheid tot registratie in het huidige ambulance ritformulier.
14 AMBULANCEZORG
Bronnenlijst Intoxicatie - 15 definities - Encyclo. (z.d.). Geraadpleegd op 1 mei 2019, van https://www.encyclo.nl/begrip/intoxicatie Kaisdotter Andersson, A., Kron, J., Castren, M., Muntlin Athlin, A., Hok, B., & Wiklund, L. (2015). Assessment of the breath alcohol concentration in emergency care patients with different level of consciousness. Scandinavian Journal of Trauma, Resuscitation and Emergency Medicine, 23(1), 11. https://doi. org/10.1186/s13049-014-0082-y Konig, D. (2018, 30 april). The need for objective alcohol consumption assessment in EMS [Blogpost]. Geraadpleegd op 1 mei 2019, van https://www.ems1.com/patient-assessment/ articles/381061048-The-need-for-objective-alcohol-consumption-assessment-in-EMS/ Kumar, A., Holloway, T., Cohn, S. M., Goodwiler, G., & Admire, J. R. (2018). The Clinical Evaluation of Alcohol Intoxication Is Inaccurate in Trauma Patients. Cureus, . https://doi. org/10.7759/cureus.2190 Persoonlijke communicatie met R. Flu (ambulanceverpleegkundige Ambulance Amsterdam) op 23 mei 2019. Trimbos Expertisecentrum alcohol: Cijfers en alcohol (z.d.). Geraadpleegd op 23 september 2019 Vonghia, L., Leggio, L., Ferrulli, A., Bertini, M., Gasbarrini, G., & Addolorato, G. (2008). Acute alcohol intoxication. European Journal of Internal Medicine, 19(8), 561–567. https://doi. org/10.1016/j.ejim.2007.06.033
Sdu Uitgevers
Van Ambulanceverpleegkundige naar Lifecoach voor hulpverleners
Hoe een huis op een dijkje mijn carrière veranderde Door Angelique Pollen
Huisje, boompje, dijkje… We reden met spoed over een dijkje toen ik plots enorm misselijk werd. Het verraste me omdat het zo snel opkwam en het niet eerder was gebeurd. Bovendien was het geen kronkelige weg en reed mijn collega snel maar keurig. Terwijl ik me naar links draaide om mijn collega in te seinen dat ik niet lekker was geworden, zag ik in een flits het huis waar ik jaren eerder betrokken was geweest bij een vreselijk familiedrama. Ik kreeg kippenvel, rilde en moest spontaan bijna overgeven. Maar net zo snel als het nare gevoel kwam opzetten, verdween het ook weer zo gauw we het huis gepasseerd waren. Deze ervaring zette me aan het denken. Ik had niet bewust geweten waar we reden maar blijkbaar herkende mijn lijf het wel?! Had de hulpverlening van toen me geraakt op een manier waar ik geen weet van had? Na het incident had ik geen merk-
bare last gehad: ik had er niet van wakker gelegen, geen flashbacks gehad en toch reageerde mijn lijf zo heftig bij het gewoon langsrijden… Het deed me denken aan kippenvel krijgen bij het horen van een specifiek liedje of het ruiken van een bepaalde geur. Dit zijn dan meestal prettige herinneringen die boven komen en waar je lijf op reageert. Nu was het helemaal geen prettige ervaring die bovenkwam. Ik vroeg me gelijk af hoeveel van de hulpverleningen waar ik bij betrokken was geweest nog meer in mijn lijf ‘opgeslagen’ waren. Maar vooral: wat kon ik zelf doen om er geen last van te krijgen en me voor erger te behoeden? En hoe is dit bij mijn collega’s, vroeg ik mij af. We hebben allemaal onze eigen ‘dijkjes’ waar we, of we willen of niet, even terug gezogen worden naar een ingrijpend incident. Vinger in de dijk Toen ik polste bij collega’s hoe zij hier mee omgingen hoorde ik reacties van ‘het doet me niets meer, ik heb al zoveel meegemaakt’ en ‘als ik daar aandacht aan ga besteden, gaat er zo’n beerput open, dat durf ik niet’ tot ‘als ik dat ga voelen, kan ik mijn werk niet meer doen’. Was dit mogelijk struisvogelpolitiek en bijbehorende heilige huisjes (met of zonder dijkjes), een overlevingsmechanisme? Maar werkt dat ook voor ons op de langere termijn?
April 2020
AMBULANCEZORG 15
In de loop van jaren kwamen er collega’s thuis te zitten voor wie het ‘even te veel was geworden’, sommigen kwamen niet terug. Het raakte me dat mensen die hun leven in het teken van zorgen voor een ander plaatsten, zelf zo in de problemen waren gekomen. Dat zette me aan het denken hoe ik dat voor mijzelf, maar het liefst ook voor hulpverleners in het algemeen, zou kunnen voorkómen. Van het een kwam het ander en ging ik mij omscholen tot lifecoach. Tijdens de opleiding tot coach werd ik verrast door herinneringen aan hulpverleningen door de jaren heen, 33 jaar terug. Minder leuke, heftige en verdrietige maar vooral ook grappige en mooie momenten passeerden de revue. Het deed me denken aan wat je soms hoort van mensen die thuis komen te zitten of met pensioen zijn, dat oude herinneringen onverwacht naar boven komen. Wat had ik veel meegemaakt en wat had ik daar weinig bij stil gestaan! Nu ik op een rustige, milde wijze terug kon kijken naar alles wat ik had gezien, gehoord , geroken en besloten, realiseerde ik me dat ik eigenlijk best slecht voor mezelf had gezorgd. En hoeveel er vast zat in mijn lijf. Daar wilde ik meer mee doen! Ik stuitte op iets wat internationaal al aan veel geüniformeerden wordt geleerd om lichamelijke en psychische klachten ten gevolge van het werk te voorkomen: Tension Releasing Exercises (TRE®). Trillen TRE® is een techniek die gebruikt wordt om spanning uit het lichaam te laten trillen. Dit is een bekend oeroud mechanisme bij mens en dier: bij pijn, angst of gevaar schud je door trillingen de spanning letterlijk en figuurlijk van je af. Door het trillen vermindert de spierspanning en verlaag je je adrenaline- en cortisolniveau waardoor je zenuwstelsel kalmeert. In de moderne tijd is deze eenvoudige en lichaamseigen doeltreffende methode helaas onderdrukt en vergeten geraakt. Wij hebben ons nu zelfs aangeleerd om, als we stress of iets naars ervaren, dit in ons lijf vast te zetten en op te slaan in plaats van het ‘eruit te schudden’. Zo blijft het lichaam in een stressmodus wat enorm veel energie kost en allerlei lichamelijke en psychische klachten tot gevolg heeft. Waarom sprak TRE® mij zo aan? Van kinds af aan trilde ik bij spanning. Dat probeerde ik vroeger altijd te onderdrukken omdat daar een oordeel op zat. Het was een teken van zwakte, niet cool. Het gevolg was dat ik al op jonge leeftijd een hoge bloeddruk en een ritmestoornis had. Ook patiënten en omstanders na een schokkende ervaring zag ik vaak trillen, net zoals sommige collega’s bij of na heftige hulpverleningen. Met TRE® leerde ik dat trillen juist goed was, een natuurlijk helpende reactie van je lichaam. Dieren en kleine kinderen hebben dit mechanisme nog niet onderdrukt en zie je nog gewoon rillen en schudden na een spannende gebeurtenis. Oefeningen Door zeven eenvoudige oefeningen te doen, wek je trillingen op die jouw zenuwstelsel overnemen. Het effect is dat het lichaam zichzelf kalmeert. In plaats van spanning of stress op te slaan, laat je het los. Dat werkt enorm bevrijdend. Je lichaam leert het loslaatmechanisme herkennen waardoor je het zelf kan toepassen wanneer de behoefte daar is. Zonder allerlei poespas eromheen: je hoeft niet naar een emotie, je hoeft de stressor niet te weten en je hoeft niet naar een herinnering. De trilling vindt zijn weg door je lijf. Het helpt je niet alleen de dagelijkse stress van je af te schudden maar ook om dieper opgeslagen trauma’s uit je lichaam los te laten. Wat ik bovendien heel fijn vind:
16 AMBULANCEZORG
TRE® leert je zelfreguleren waardoor je beter grenzen voelt en aangeeft, hierdoor kom je meer in balans. Het is lichaamseigen en hierdoor snel aangeleerd. Ideaal dus voor mensen die in de zorg werken! In landen als Japan, Noord-Amerika en ZuidAfrika wordt TRE® al toegepast in de reguliere gezondheidszorg omdat het lichamelijke en geestelijke aandoeningen, die verergeren bij stress of spanning, verbetert. Het is populair bij first-responders, vluchtelingen en defensie omdat je niet naar een traumatische herinnering hoeft. De oplossing voor traumatische klachten zit niet in het herbeleven maar in het weer in beweging brengen van wat zich vast heeft gezet in het lijf. Je lijf bepaalt het tempo, niet je hoofd. En dat is wat het zo mild en effectief maakt! Van dijkje naar praktijkje… Door TRE® te beoefenen liet ik diepe spanning los en kon ik binnen een half jaar stoppen met mijn cardiale medicijnen. Bijkomende bonus was dat de pijn door reuma in mijn gewrichten en rug ook minder werd en ik meer vanuit kracht keuzes ging maken. Zo heb ik de overstap gemaakt naar een eigen coachpraktijk voor hulpverleners en mensen met spanninggerelateerde aandoeningen. Mijn dijkje was in de loop van jaren, zonder dat ik me er bewust van was, aan het doorbreken. De vinger van Hansje heeft het lang volgehouden! Op tijd ben ik gaan stutten, zelf en met hulp van anderen. Dit was geen makkelijk pad. Het loslaten van waar ik goed in was, ’acute hulp verlenen’ en mijn ‘ambuidentiteit’ was een moeilijk en pijnlijk afscheid. Wetende dat ik mijn pensioenleeftijd niet zou halen in de zorg, motiveerde me door te gaan en heeft geresulteerd in zorgverlening op een ander vlak waar mijn passie lag: hulp bieden aan mensen uit de zorg! Ik heb nu mijn eigen praktijk, geef workshops ‘Jij Zorgt Wie Zorgt voor Jou?’ en begeleid mensen in groepen en individueel. Tension Releasing Exercises is in mijn ogen een lifeskill waar elke hulpverlener recht op heeft om goed met de onvermijdelijke downs en spanningen van het hulpverleningswerk om te gaan. Door een TRE®-Provider leer je in een veilige setting te ontladen. Eenmaal aangeleerd is het een effectief en nononsense zelfhulpmethode om in balans te blijven! Hoe is het gesteld met jouw dijkje of dat van je team? Vraag je je ook wel eens af hoe je het vol gaat houden? Wil je preventief of herstellend zelfregie pakken? Ervaar ‘het trucje van je lijf ’!
Over de auteur Angelique Pollen is gecertificeerd Advanced TRE® Provider en ICC/CCambulanceverpleegkundige en heeft een eigen coachpraktijk voor traumastressrelease. Meer informatie vind je op haar website: www. traumastressrelease.com. Je kunt haar ook mailen via info@traumastressrelease.com.
Sdu Uitgevers
Verbaast u! Ik doe het nog regelmatig… Na ruim vijftien jaar werkzaam te zijn als ambulanceverpleegkundige, ga ik toch proberen wat belevenissen aan het papier toe te vertrouwen. Zo wil ik een inkijkje geven in de diversiteit van situaties waar je samen met je collega chauffeur voor komt te staan. Grappige situaties, verdrietige, moeilijke, idiote, stupide situaties. Het is fascinerend om stil te staan bij al die verschillende gedragingen, van al die verschillende mensen, in al die verschillende omstandigheden.
Door Peter Dik, ambulanceverpleegkundige
Buitenbaarmoederlijke zwangerschap? In de nachtdienst een half uurtje op de bank liggen moet je ook eigenlijk niet doen. Voor je het weet ben je in dromenland. De pieper weet daar wel raad mee! Het is een onaangename manier om gewekt te worden, kan ik u verzekeren! Situatie: nachtdienst, het is 06.30 uur. Melding: vrouw met acute buikpijn. Buitenbaarmoederlijke zwangerschap kan niet op voorhand worden uitgesloten. Bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd met acute buikpijnklachten, moet altijd gedacht worden aan een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Een in potentie levensgevaarlijke aandoening! Hans en ik waren hierdoor, nog voordat de roldeur zich achter ons gesloten had, moe maar wakker! Met zwaailicht en sirene begaven we ons naar Amsterdam-Noord. De eerste forensen waren al op de weg. In de verte zagen we dat het alweer licht werd… Nog geen tien minuten later bellen wij aan bij een flat. Onmiddellijk wordt de toegangsdeur ontgrendeld en klinkt door de intercom een blikkerige vrouwenstem: “Derde verdieping!” Met monitor, koffer en zuurstof loop ik achter Hans aan naar binnen. Geen lift. Traplopen dus… Aangekomen bij de juiste woning wordt bijna direct nadat wij hadden aangebeld de deur voor ons geopend. Een grote Surinaamse vrouw in badjas doet open. Ze loopt rechtop (mensen met buikklachten krommen zich vaak voorover) en maakt een ontspannen indruk. “Goedemorgen. Komen wij voor u?”, vraag ik. “Ja natuurlijk, voor wie anders?” “Tja, ik weet niet of u alleen thuis bent?”, licht ik toe Ze antwoordt niet meer, keert zich om en loopt voor ons uit de woonkamer in. Terwijl we achter haar aan lopen wisselen Hans en ik een blik van verstandhouding uit: buitenbaarmoederlijke zwangerschap? Echt niet! “Wat is er aan de hand?”, vraag ik, terwijl ik de koffer en monitor neerzet. “Ik heb menstruatiepijn”, antwoordt ze direct. “Menstruatiepijn? Weet u dat zeker?”, vraag ik.
April 2020
“Ja, tuurlijk weet ik dat zeker! Ik heb wel vaker menstruatiepijn!”. “En wat doet u dan normaliter?” “Dan neem ik twee paracetamolletjes!” “Oké, en dat heeft u nu ook gedaan?” “Nee, die zijn op en de winkels zijn nog niet open!” “Maar dan belt u toch geen ambulance?”, vraag ik oprecht verbaasd. Nu reageert mevrouw écht geïrriteerd! “Nee!!! Maar mijn prepaid is op! Ik kan alleen maar 112 bellen!!!” En daar sta je dan. Aan de andere kant van de stad, moe, en onze diensttijd zit erop…
Op feestjes wordt regelmatig voorzichtig geïnformeerd naar mijn belevenissen op mijn werk. Dit gaat meestal als volgt: “He, Peet, hoe is het op je werk? Druk?”. “Prima! En de drukte valt wel mee hoor, ik zie maar één patiënt per keer!” “Tsss…, nou…, zou het niet kunnen hoor, wat jij doet…” “Wel hoor, alles is te leren!” “Je zal wel een hoop meemaken hè…?” “Mwah…, valt wel mee hoor. Ik maak niet zo veel mee.” “Hahaha! Nou, volgens mij kan jij er wel een boekje over volschrijven!”
AMBULANCEZORG 17
PEEP bij drenkelingen in de prehospitale fase Nederland en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ruim achttien procent van het oppervlak van ons land bestaat uit water 2, zowel zoet als zout. De mogelijke oorzaken voor de toename van het aantal drenkelingen zijn niet onderzocht. Wetenschappers vermoeden dat dit onder meer komt door de steeds warmere temperaturen in ons land, waardoor mensen vaker verkoeling zoeken in het water. Daarnaast is er een toename van immigranten, die niet gewend zijn aan een waterrijke omgeving en vaak geen zwemdiploma hebben. De behandeling van drenkelingen riep vragen bij ons op en bij navraag bleek in den lande hierover verschillend te worden gedacht. LPA 8.1 vermeldt duidelijk dat na intubatie, 5-8 cm H2O PEEP dient te worden gegeven. Er is echter discussie over endotracheaal intuberen door de ambulanceverpleegkundigen. Om niet in discussies te belanden, gingen wij terug naar de basis en deden we een literatuuronderzoek, om onze vragen objectief beantwoord te krijgen. Door Tamara Eisenga-ten Hove en Jacolien Grootkarzijn Foto’s: Marcel van Zeist, collega ambulancechauffeur van de auteurs
Wat is PEEP en wat betekent dit voor een drenkeling? Als de verdronken persoon uit het water is gehaald en reanimatiebehoeftig blijkt, dient de reanimatie direct gestart te worden. Door ambulancepersoneel wordt de patiënt voorzien van een endotracheale tube waar 5 – 8 cm H2O PEEP op gegeven wordt. PEEP mag gezien worden als een krachtig werkend
Voor het eerst in bijna twintig jaar is het aantal verdrinkingsdoden in Nederland fors gestegen. In 2017 waren dat er nog 108, vorig jaar 138 en voor 2019 lijkt dit getal wederom hoger, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek 1. Tijdens onze opleiding aan de Ambulance Academie in Harderwijk leren wij drenkelingen die reanimatiebehoeftig zijn, volgens protocol na intubatie te beademen met 5-8 cm H2O PEEP (positive end-expiratory pressure). Echter vroegen wij ons af, wat is het belang van PEEP in de prehospitale fase en is hiervoor endotracheale intubatie een vereiste?
18 AMBULANCEZORG
medicament en wordt gebruikt om te voorkomen dat de alveoli aan het eind van de uitademing samenvallen 7,9,11. Met het geven van PEEP neemt in de eerste plaats het longvolume toe, met name de FRC (= functionele residu capaciteit). De belangrijkste functie van FRC is onder andere zuurstofbuffer. Toename van de FRC komt tot stand door het verwijden van de luchtwegen, het weer openen van gecollabeerde alveoli en het voorkomen van het collaberen van alveoli tijdens de expiratie. Door het openen van de alveoli neemt de compliantie (=mate van rekbaarheid) van de longen toe. Het belangrijkste nadelige effect van PEEP, is de daling van de cardiac output die ermee gepaard gaat. Deze cardiac output daling komt door de afname van de veneuze terugvloed van bloed naar de rechter harthelft. De belangrijkste indicatie voor PEEP is hypoxemie door niet cardiaal longoedeem bij ARDS. Prehospitaal wordt er 5-8 cm H2O PEEP gegeven conform protocol LPA 8.1. Spontaan braken / aspiratie komt bij meer dan 50 % van de drenkelingen voor 6. De Airway2 studie van januari 2019 16 toont aan dat er geen significant verschil is aangetoond in regurgitatie en aspiratie tussen patiënten die een i-gel kregen óf patiënten die een endotracheale tube kregen. Echter betreft dit onderzoek geen drenkelingen. De beademing van een drenkeling wordt bemoeilijkt door bronchospasme ten Sdu Uitgevers
gevolge van aspiratie en koude. Door de soms hoge beademingsdrukken, kan veel lucht in de maag terechtkomen. De kans op braken wordt hierdoor nog groter. De late gevolgen van aspiratie van maagzuur veroorzaken een deel van de ziekenhuissterfte. Aspiratie behoort tot de pathofysiologie van de drenkeling, echter, na intubatie en geven van PEEP moet men aandacht besteden aan maagontlediging met een maagsonde. Wat is ARDS? ARDS, Acute Repiratory Distress Syndrome, is een ernstige longaandoening die een heftige ontstekingsreactie in de longen geeft 7,8. Dit kan komen door sepsis, pneumonie, transfusie van bloedproducten, maar ook door aspiratie zoals bij drenkelingen. ARDS is een bekende complicatie van verdrinking, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Dit kan komen door zowel hypoxie en aspiratie van water als het afnemen van surfactans en het toenemen van doorlaatbaarheid van het capillaire alveolaire membraan. Men verwacht bij verdrinking een ARDS-beeld na 24 uur. ARDS wordt gekenmerkt door een acute respiratoire insufficiëntie met niet-cardiaal longoedeem, waarbij de compliantie van de long stijgt en de behandeling met PEEP essentieel is. De eerste verandering bij patiënten met ARDS wordt gezien bij hypoxemie. Deze wordt veroorzaakt door atelectase en longoedeem. Door hypoxemie wordt het ademhalingscentrum geactiveerd en treedt meestal een geringe hypocapnie op. Daarop volgend treedt de ventilatie perfusie stoornis op en ontstaat naast shunting een toename van dode ruimte ventilatie. Shunting is een verschijnsel waarbij bloed door de long stroomt zonder zuurstof op te nemen. Shunting reageert op PEEP en niet op het toedienen van zuurstof zoals bij longoedeem en ARDS. Dode ruimte ventilatie is een verschijnsel waarbij een gedeelte van de long niet deelneemt aan de gasuitwisseling. Hierbij heb je wel ventilatie maar geen perfusie. In de prehospitale setting zie je bij patiënten die ondergedompeld zijn dan wel slachtoffer van niet fatale verdrinking, als zij niet gereanimeerd hoeven te worden, een toename van dyspnoe ten gevolge van hypoxie die niet of slecht reageert op zuurstof. Bij auscultatie zullen crepitaties hoorbaar zijn. Resultaten Literatuurstudie naar het geven van PEEP op een i-gel toont aan dat een drenkeling niet adequaat geventileerd kan worden
April 2020
met een i-gel 3,6. Het falen hiervan wordt toegeschreven aan veranderingen in de longfysiologie na onderdompeling en inademing van water, waarvoor soms een ventilatiedruk tot 40 cm H2O vereist was om de hypoxemie van het slachtoffer te behandelen. Hoge PEEP-drukken kunnen met de i-gel gewoonweg niet veilig gegeven worden 15. Het gebruiksgemak en de snelle plaatsing van SAD’s (supraglottic airway device) zonder de hartcompressie te onderbreken hebben geleid tot aanbevelingen voor het gebruik ervan tijdens reanimaties. De relatief lage drukken die via vele SAD’s kunnen worden bereikt (i-gel 2-5 PEEP 15), kunnen echter onvoldoende longventilatie bewerkstelligen bij drenkelingen. De extreem hoge drukken die nodig kunnen zijn om deze patiënten op een adequate manier te beademen, zullen bij een drenkeling zorgen voor forse maagdilatatie ten gevolge van lucht en aspiratie en leiden zo tot een extremere daling van de veneuze return wanneer men dit niet via een gecuffte endotracheale tube doet 3,15,6. Bij de behandeling van een drenkeling is een vroege behandeling van hypoxemie essentieel. Dit kan gewoonweg niet gerealiseerd worden zonder PEEP en hiervoor is een gecuffte endotracheale tube nodig 3,15. Vroege beademing in combinatie met PEEP, verhoogt de overlevingskans. In het geval van een cardiopulmonaal arrest bij drenkelingen is de richtlijn van de Europese reanimatieraad nog altijd een gecuffte endotracheale tube. De richtlijn wijst hiermee ook op de beperkingen van SAD’s vanwege de verminderde longcompliance. De fabrikant van i-gel15 geeft om bovengenoemde redenen dan ook het advies nooit meer dan 5 PEEP op een i-gel te gebruiken. Een drenkeling zal met een i-gel dus altijd worden onderbehandeld, doordat niet voldoende PEEP kan worden gegeven. Conclusie In de prehospitale wereld is veel discussie over het endotracheaal intuberen door ambulanceverpleegkundigen. Dat merken wij zowel op school als op de werkvloer. De supraglottische airway devices (SAD’s) hebben de laatste jaren hun intrede gedaan en zijn steeds vaker eerste keuze bij het vrijstellen van de ademweg. In veel regio’s zijn de endotracheale tubes voor kinderen inmiddels geheel van de ambulance verdwenen, vanwege te weinig exposure en bekwaamheid van de ambulanceverpleegkundige ten opzichte van het intuberen van kinderen. Driekwart van de verdrinkingen die in de media worden gerapporteerd, betreft verdrinkingen met dodelijke afloop 1. Wanneer de media rapporteren over nietdodelijke verdrinkingen (33% van de berichten in 2015-2018) gaat het met name over jongens/mannen en kinderen in de leeftijd van 0-9 jaar 4. Gezien de literatuurstudie die wij hebben gedaan is onze conclusie dat drenkelingen in de prehospitale fase worden onderbehandeld wanneer de ademweg wordt veiliggesteld met een i-gel. De hoeveelheid PEEP die gegeven kan worden is immers veel te weinig 3,5,6,15, waardoor onvoldoende ventilatie en dus oxygenatie verkregen kúnnen worden. In Nederland hebben we beschikking over vier MMT’s (Mobiel Medisch Team), we mogen er echter niet vanuit gaan dat deze altijd tot onze beschikking zijn. Vaak zijn ze door een andere inzet bezet, is de afstand te groot of kennen ze vliegbeperkingen door bijvoorbeeld weersinvloeden. Gezien de pathofysiologie en hoge drukken die benodigd zijn bij de beademing van een drenkeling 3,6,15, is de endotracheale gecuffte tube de enige juiste behandelmethode.
AMBULANCEZORG 19
Discussie en aanbevelingen Gezien de onderzoeksresultaten is onze aanbeveling een gedegen vervolgonderzoek, specifiek gericht op de beademing van drenkelingen. Drenkeling zijn zegt niets over je leeftijd, maar juist kinderen verdrinken vaak (zo blijkt uit cijfers van het CBS) en juist bij kinderen kunnen wij op de ambulance een significant verschil maken. Zij kunnen door het verdwijnen van de endotracheale tubes op de ambulance, in sommige regio’s niet adequaat geventileerd worden en zijn hiervoor volledig afhankelijk van het MMT. Gevoelsmatig zetten we deze kinderen nu volledig buitenspel. Een vervolgonderzoek staat los van de discussie die er in den lande gevoerd wordt over SAD versus endotracheale intubatie. Hierbij wordt de drenkeling namelijk niet in ogenschouw genomen 1,3. De noodzaak van intuberen door de ambulanceverpleegkundige lijkt ons dan ook nog steeds van belang. Zouden we niet juist moeten investeren in onszelf door middel van scholing en/of stages? Mogelijk dat de videolaryngoscoop hierin ook in ons voordeel kan zijn. Over de auteurs Tamara Eisenga-ten Hove (ambulanceverpleegkundige, op de foto’s links) en Jacolien Grootkarzijn (ambulancechauffeur, op de foto’s rechts) zijn beiden werkzaam als ambulancezorgverleners bij Witte Kruis Noord Oost Gelderland in Apeldoorn. Literatuurlijst (1) De stentor, voorpagina, maandag 22 Juli 2019 & Centraal Bureau voor de Statistiek. (2) Wikipedia > Nederland, wateroppervlak. (3) P.A Baker, J.B Webber,Failure to ventilate with supraglottic airways after drowning, Anesth, Intensive Care, 2011: 39;675-677. (4) Muller Instituut, Risicofactoren van verdrinking. Utrecht, mei 2019.
20 AMBULANCEZORG
(5) Y. B.Kim, Y. J. Chang, Application of PEEP using the i-gel during volume-controlled ventilation in anesthetized, paralyzed patients, maart 2013. (6) J.J.L.M. Bierens, M. van Berkel en J.J. van Zanten, De drenkeling onderkoeld en onderbehandeld, Ned. Tijdschrift geneeskunde, 1990, 134 nr. 8. (7) G.T.W.J. van den Brink, Leerboek Intensive-care-verpleegkunde. Maarssen, 2007 deel II. (8) L. Veenhuizen, K. Haasnoot, A.J. van Vught, J.J.L.M. Bierens, B.T.M.J. Thunnissen en R.J.B.J. Gemke, Submersie bij kinderen; rol van hypothermie en ontstaan van adult respiratory distress syndroom, Ned. Tijdschrift geneeskunde, 1994, 30 April; 138 nr. 18. (9) D. Gommers en J. van Rosmalen, Venticare beademing, praktische handleiding, 2014. (10) https://www.uptodate.com/contents/drowning-submersion-injuries/ - geraadpleegd 21 mei 2019. (11) M.J. Schultz, A.R.H. van Zanten, A.M.G.A. de Smet en J. Kesecioglu, Mechanische beademing bij acuut respiratory distress syndroom (ARDS); longbeschermende strategieën voor betere alveolaire rekruitering, Ned. Tijdschrift geneeskunde, 2003, 22 februari 147 (8). (12) http://www.mulierinstituut.nl/actueel/verdrinkingen-innederland-kinderen-risicogroep-ongevallen-vaak-in-en-omhet-huis/ (13) http://www.ecg-clopedia.nl/page23.html (14) Nederlandse Reanimatie Raad NRR, Richtlijnen reanimatie 2015 in Nederland. (15) Intersurgical Nederland B.V, nl.intersurgical.com (16) R. Tolsma en B. Goossellink, Airways-2 eerst intubatie of toch een larynxmasker bij OHCA, 15 januari 2019. (+) Readers van de Ambulance Academie: mechanische beademing, lichaamstemperatuur.
Sdu Uitgevers
KORT NIEUWS
TECC-LEO V&VN Ambulancezorg heeft de licentie voor de TECC LEO, Tactical Emergency Casualty Care for Law Enforcement Officers naar Nederland gehaald. Deze cursus is bedoeld voor (wapendragende) medewerkers in het publieke domein zoals politieagenten, buitengewoon opspo-
ringsambtenaren, brandweer en douane. Deze cursus sluit nauw aan op de binnen de Academie voor Ambulancezorg gegeven TECC cursus, en de landelijke afspraken rondom hulpverlening bij incidenten met extreem geweld. The Triangular Group (https://triangulargroup.com/) is
het eerste geaccrediteerde opleidingscentrum dat deze cursus mag uitvoeren onder de vlag van V&VN Ambulancezorg en de NAEMT. V&VN Ambulancezorg beoogd met deze licentie om uniformiteit binnen de eerste hulp-verlening door ketenpartners te bevorderen.
Triangular Group Academy Triangular Group Academy (TGA) ondersteunt de overheid en de private sector op het gebied van veiligheid en weerbaarheid. Met onze ruime ervaring binnen Nederlandse Special Forces, inlichtingendiensten en speciale politieeenheden ontzorgen wij onze klanten door middel van opleiden, trainen, advies en begeleiding. In januari 2020 is TGA, naast de Academie voor Ambulancezorg, een erkende NAEMT opleidings- en trainingsfaciliteit geworden. Onder de vlag van V&VN Ambulancezorg gaan wij de Tactical Emergency Casualty Care opleiding voor Law Enforcement Officers and first responders (TECC-Leo) uitdragen. Deze opleiding levert een bijdrage aan verlenging van de medische zorgketen en verbetering van multidisciplinaire zorgverlening. Wij verzorgen de opleiding voor politie, brandweer en
April 2020
beveiligingsmedewerkers zodat de nietmedisch opgeleide first responders in staat zijn om direct levensbedreigende verwondingen te stabiliseren tot de overdracht aan een ambulancedienst. Door de erkenning vanuit NAEMT, het evidence based protocol en de samenwerking met de V&VN committeren wij ons aan de gestelde kwaliteitseisen. In samenwerking met de Academie voor Ambulancezorg en de V&VN streven wij naar een eenduidig, gecertificeerde opleiding voor alle nationale hulpdiensten en first responders.
Over TECC-LEO Wanneer een veiligheidsprofessional tijdens de uitvoering van zijn/haar taak wordt geconfronteerd met een medische casus ontstaat een spanningsveld tussen de uitvoering van de initiële opdracht én het verlenen van noodzakelijke medische
zorg. Met andere woorden: een nietmedisch opgeleide veiligheidsprofessional wordt blootgesteld aan keuzes tussen tactisch en medisch handelen. Het juist inschatten van de situatie is hierin van groot belang omdat de persoonlijke veiligheid van de professional én die van het slachtoffer bepaalt welke handelingen passen binnen het risicobeeld van de ontstane situatie. Ook kan de professional zelf slachtoffer zijn van een trauma of zijn er meerdere slachtoffers te betreuren. De eerste schakel in de medische zorgketen is in dit geval de medewerker ter plaatse. In situaties met een hoog dreigingsniveau, zoals bijvoorbeeld een terroristische aanslag, wordt het gebied rondom de aanslag (‘hot zone’) vaak afgesloten voor medische hulpverleners omdat de veiligheid niet gegarandeerd kan worden. Het is in deze situatie voor medische hulpdiensten niet mogelijk om slachtoffers te behandelen waardoor veiligheidsprofessionals ter plaatse de gewonden zelf moeten stabiliseren of moeten zorgdragen voor een snelle afvoer van de gewonden. In de TECC-LEO opleiding van TGA worden veiligheidsprofessionals volgens een evidence based protocol getraind hoe te handelen in een dergelijke situatie. De opleiding duurt één dag en kan worden uitgebreid met extra opleidingsdagen waarin, ter verdieping, verschillende scenario’s afgestemd op de beroepscontext worden aangeboden. De opleiding wordt afgesloten met een door NAEMT erkend certificaat. Dit certificaat is vier jaar geldig.
AMBULANCEZORG 21
Advertorial
Nieuw: Escape-Mattress® Vacuum
De unieke 4-in-1 oplossing voor professionals De Escape-Mattress® Vacuüm is een evacuatie- en brancardmatras met vier functies: het is zowel een brancardmatras, sleepmatras, draagmatras als een vacuümmatras in één. Hiermee wordt het vervoer voor de patiënt nog veiliger en comfortabeler met minder manipulatie. Voor de professionele hulpverlener wordt het vervoer eenvoudiger en ergonomisch verantwoorder. Joep Cuijpers van Escape Mobility International: “Met deze matras kun je vooral een traumapatiënt optimaal immobiliseren met aandacht voor comfort van de patiënt.” Aan de ontwikkeling van het EscapeMattress® Vacuum is jarenlang gewerkt. Daarvoor werkte Escape Mobility Company samen met Nederlandse Ambulancediensten, zoals het Witte Kruis en RAV IJsselland. Marketing- en productspecialist Joep Cuijpers legt uit: “We zagen de
mogelijkheden voor zo’n multi-inzetbaar matras. Daarbij vroegen hulpdiensten ons om de bestaande brancardmatrassen te voorzien van extra functionaliteiten, zodat deze dynamisch inzetbaar konden worden. Ook wilden we hiermee voorkomen dat door de komst van vacuümmatrassen ruimtegebrek in een voertuig zou ontstaan.” Geen extra ruimte, comfortabeler en te splitsen Het Limburgse bedrijf ging op zoek naar een geïntegreerde vacuümoplossing op basis van het bestaande EscapeMattress® model Brancard. Daarbij moest ook rekening worden gehouden met de veranderende wetgeving, zoals de protocollen voor Spineboards en wervelplanken en de introductie van LPA 8.1. “Een extra vacuümmatras zou nog meer ruimte in de ambulance innemen. Tegelijkertijd wilden we het vervoer van een patiënt nog comfortabeler maken.” En alsof de uitdaging nog niet groot genoeg was, kwam daarbij de vraag of het matras ook nog in de lengte gesplitst kon worden. Op die manier zou de transfer van patiënten op de eerste hulp comfortabeler worden, zodat er tijdens transfer van brancard naar traumatafel nog minder manipulaties plaatsvinden. Ook moest het mogelijk
22 AMBULANCEZORG
worden om met grote fixatieflappen een onrustige patiënt beter te immobiliseren. De Escape-Mattress® Vacuum is tot stand gekomen in samenwerking met ambulancediensten. Zij hebben het matras uitgebreid getest, het voldoet dan ook aan de eisen van de professionele hulpverlener. Met al die wensen en uitgangspunten ging de leverancier van hoogwaardige evacuatie- en brancardmatrassen aan de slag. Cuijpers: “We onderhouden zeer goede contacten met partijen in de markt. Daardoor krijgen we waardevolle input van hulpverleners, zoals ambulancemedewerkers, verpleegkundigen, chauffeurs en vanuit ziekenhuizen. De Escape-Mattress® Vacuum is ontwikkeld in nauwe samenwerking met deze ambulancediensten. Zij hebben verschillende proefversies uitgebreid kunnen testen, waardoor het product is aangepast aan de eisen van de professionele hulpverlener. Hierbij stond de hulpverle-
Sdu Uitgevers
Advertorial
de patiënt als de ergonomie van de hulpverleners. Daarnaast kan het matras in twee delen gecontroleerd onder de patiënt worden verwijderd. Dat gebeurt met de rits aan het voeteneind, met zo min mogelijke verstoring van de stabiliteit. Het is al met al een win-win situatie.”
voorbeeld bij obstakels als trappen, op grindpaden of bij een zachte ondergrond.” ning aan de patiënt centraal, waarbij er zo min mogelijk wordt gemanipuleerd aan bijvoorbeeld een traumapatiënt.” “Omdat Escape Mobility beschikt over eigen productiefaciliteiten, konden we direct reageren op de reacties en bevindingen in de testfase”, legt Cuijpers uit. “Inmiddels zijn we zover dat we het gepatenteerde Escape-Mattress® Vacuum een paar maanden geleden op de markt hebben gebracht.” Brancardmatras, sleepmatras, draagmatras en vacuümmatras in één De unieke Escape-Mattress® Vacuum is een evacuatie- en brancardmatras met vier functies in één: het is zowel een brancardmatras, sleepmatras, draagmatras als een vacuümmatras. Daarnaast kan het Escape-Mattress® Vacuum in zijn totale lengte gesplitst worden, waardoor het vervoer voor de patiënt nog veiliger en comfortabeler wordt, met minder manipulatie. “De transfer van brancard naar traumatafel geeft minimale manipulatie en handelingen. Nu is nog maar één matras noodzakelijk.” Voor de professionele hulpverlener wordt het eenvoudiger en ergonomisch verantwoord om een persoon te vervoeren. Bovendien zijn de kosten voor het onderhoud lager, omdat nu één multifunctioneel matras volstaat. Cuijpers ziet dat het nieuw ontwikkelde multifunctionele matras ook in de praktijk werkt. “De ambulance hulpverleners kunnen met een Escape-Mattress® Vacuum nu ook op moeilijke plaatsen komen, vooral waar de inzet van een gewone brancard niet mogelijk is. Bij-
April 2020
In de praktijk Paul de Haans, ambulanceverpleegkundige: “De wervelplank was in de ambulancewereld niet meer als patiëntvervoer wenselijk. Een vacuümmatras was tot nu toe het enige alternatief, maar deze heeft veel opbergruimte nodig. Het bestaande Escape-Mattress® Vacuum is nu zo aangepast dat er naast gewoon transport ook de mogelijkheid is van een goede stabiele immobilisatie. Kortom: in samenwerking met Escape Mobility zijn we gekomen tot een multifunctioneel matras. De mogelijkheden van het matras zijn divers. Wat met name een belangrijk toegevoegd punt is, is dat een traumapatiënt nu zeer goed, stabiel en comfortabel kan worden geïmmobiliseerd. Daarbij kan de transfer naar een traumatafel in zijn geheel worden uitgevoerd, dus met matras. De vele handvatten aan de zijkant van het matras vergroten zowel de stabiliteit van
Drie verschillende varianten De Escape-Mattress® Vacuüm is verkrijgbaar in drie verschillende varianten. Alle modellen zijn TÜV getest en CE gecertificeerd en hebben twee jaar garantie. 1. Escape-Mattress® Vacuüm (Artikelnummer: 21060) 2. Uitvoering zonder vacuüm maar wel splitsbaar (Artikelnummer 21100-03) 3. De welbekende Escape-Mattress® Brancard (21100-02). Deze wordt al jaren door diverse hulpdiensten in binnen- en buitenland gebruikt. Demonstratie Heeft u interesse in dit unieke, gepatenteerde matras? Neem dan contact met ons op voor een vrijblijvende demonstratie bij ambulancediensten in Nederland en Vlaanderen. U kunt de Escape-Mattress® Vacuüm ook in actie zien op de beurs Interschutz Hanover, van 15 - 20 juni 2020. Escape Mobility Company t. 045 572 70 31 www.escape-mobility.com/nl
Escape-Mattress® Vacuum • Unieke 4-in-1 oplossing voor professionele hulpverlener • Inventief ingebouwd en splitsbaar vacuüm systeem • Binnen enkele seconden gebruiksklaar • Geen overbodige transfers meer nodig • Ruimtebesparend in ambulance • Vacuümsysteem geschikt voor manuele pomp en LSU • Samengesteld uit hitte- en vlamvertragend materiaal • Bloed-, urine-, zuur- en loogbestendig
Specificaties • Vier body flaps (twee aan iedere zijde) • Eén grote en één kleine sleepband aan zowel hoofd- als voeteneinde • Verstelbare hoofdsteun met fixatieband • In lengte verstelbare voetenzak met ritssluiting • Doorluspunten voor de veiligheidsgordel van de brancard • Afmetingen: ca. 180 x 47cm • Matrasdikte: ca. 8cm • Maximale draaglast: 150 kg • Gewicht: ca. 11 kg
AMBULANCEZORG 23
Doe normaal, maar wees abnormaal voorzichtig Ambulancezorg voor patiënten met osteogenesis imperfecta Zo weinig je als ambulancezorgverlener te maken hebt met een patiënt met osteogenesis imperfecta, des te vaker heeft de patiënt met osteogenesis imperfecta te maken met een ambulance. Deze gelukkig zeldzame ziekte maakt dat je snel iets breekt, zelfs bij goed bedoeld aanraken of het verrichten van lichamelijk onderzoek. Tijdens een gesprek tussen mensen van Ambulance Amsterdam en Cindy de Groot-Wan, voorzitter van de patiëntenvereniging Osteogenesis Imperfecta, ontstond het idee om met een artikel in dit blad aandacht te vragen voor deze relatief onbekende ziekte. Veel collega’s hebben zoiets als ‘oh ja, hoe zat het ook alweer?’. Een goede aanpak kan veel onnodig leed voorkomen. Omdat zeker in dit geval de patiënten veel deskundiger zijn dan de gemiddelde zorgverlener, interviewde de redactie Cindy om door haar ogen eens te kijken naar hoe wij ambulancezorg verlenen aan deze bijzondere categorie patiënten.
Door Thijs Gras
Wat doen we goed, wat kan beter, Cindy? “Nou, jullie doen het meestal heel erg goed. Wat ik van de mensen hoor is dat ze de ambulancemensen altijd hele lieve mensen vinden. Maar het zou wel heel mooi zijn als we de samenwerking tussen ziekenhuis en SEH zouden kunnen verbeteren zodat het een fijnere overgang wordt. Wij als patiënt maken namelijk het hele traject mee, van huis in de ambulance naar het ziekenhuis, het wachten op de SEH, dan de radiologie en/of OK, de nabehandelingen, tot en met de revalidatie en het weer thuiskomen.” Wat is dan vooral een belangrijk punt? “Wat de ambulancemensen zich goed moeten realiseren is dat je als OI-patiënt de ervaring met de breuken je hele leven meeneemt en je weet dat je in je leven tientallen breuken gaat krijgen. Dan is het heel bepalend hoe in je eerste levensfase met
24 AMBULANCEZORG
die breuken wordt omgegaan, zowel door je ouders als door professionals. Als OI-patiënt (of als ouder) zul je niet snel een ambulance inschakelen. Wie krijg je aan je bed? Weet diegene er wel genoeg van? Snapt die het wel? Veel mensen denken ook: we gaan de ambuCindy de Groot-Wan, voorzitter van de vereniging Osteogenesis Imperfecta lance niet bellen voor de zoveelste fractuur; die hebben belangrijkere dingen te doen. We gaan zelf wel naar het ziekenhuis. Ze hebben immers vaak aangepast vervoer en weten precies hoe laat het is. Als OI-
Sdu Uitgevers
foto Thijs Gras
pijn gaat schelen, dus die kun je een infuus geven en dan fentanyl of ketamine. Daar reageren ze meestal goed op. Voor jongere kinderen kan midazolam helpen om de nare ervaring uit hun geheugen te houden. Maar de ouders krijgen de beleving van hun kind wel mee; zeker iets om rekening mee te houden. Ik heb van een arts vernomen dat er goede ervaringen zijn met entonox, maar ik begrijp dat dat niet meer op de ambulances zit? Eigenlijk is dat heel jammer, want een van de artsen die in ons kernteam voor sedatie zit, heeft daar hele goede ervaringen mee. Mooi om te horen dat nu ook medicijnen via de neus kunnen worden gegeven, dat scheelt dan een prik en is voor de jongere patiënten een goede zaak. Want hoe je je breuk beleeft op jonge leeftijd is heel bepalend voor hoe je daar later mee omgaat en hoeveel impact het op je heeft. Dat is dan weer van grote invloed op je kwaliteit van leven. Vertrouwen is dan heel belangrijk.”
OI-patiënten hebben veel baat bij een vacuumspalk.
patiënt voel je – helaas – heel goed of een bot gebroken is. We geven zelfs gipsworkshops zodat ouders zelf kunnen gipsen, maar dat is toch ook wel weer een ding. Moet je je voorstellen dat je je eigen kind dat gilt van de pijn moet behandelen. Dat heeft enorme impact. Als een ambulance gebeld wordt, is het dus echt crisis.”
Wat kunnen wij betekenen? “Twee dingen zijn heel belangrijk: goede sedatie en goede pijnbestrijding. Met paracetamol en diclofenac hoef je bij een breuk echt niet aan te komen, dan snap je het niet. Veel hangt af van degene die behandeld wordt. Sommige, vooral wat oudere kinderen (zoals tieners), mits ze niet al getraumatiseerd zijn, kunnen heel goed begrijpen dat een klein prikje hun veel
Osteogenesis imperfecta Osteogenesis imperfecta (afgekort OI) is een aangeboren en erfelijke bindweefselaandoening. Door gebrek aan een bepaald eiwit, verliezen de collageenvezels hun stevigheid, waardoor de drager tal van medische problemen kan oplopen. Het meest voorkomend en het meest bekend is dat botten zeer makkelijk breken, maar er zijn tal van andere symptomen mogelijk zoals afwijkingen van de vorm van botten, dwerggroei, liesen navelbreuken en overbeweeglijke gewrichten. Er zijn naar schatting 800-1000 mensen in Nederland die lijden aan OI en per jaar komen er ca. 10 tot 15 bij. De ziekte treft zowel mannen als vrouwen. Er is geen genezing mogelijk. Vooral jonge kinderen (tot de puberteit) lopen fracturen op. Dit kan oplopen van tientallen tot meer dan honderd in hun hele leven.
April 2020
Goed in de pijnstilling zetten is dus het devies, maar ik neem aan dat spalken ook belangrijk is? “Zeker, en we hebben hele goede ervaringen met de vacuümspalken. Wat wel een aandachtspunt is: moeten die spalken nu echt al op de SEH af ? Het liefst houden onze patiënten de spalk om tijdens de hele behandeling in het ziekenhuis (dus als iemand geopereerd moet worden tot op de OK), want elke manipulatie is pijnlijk en geeft kans op extra letsel. Mooi te horen dat ze röntgen-doorlaatbaar zijn, dan kan er dus ook gewoon een foto gemaakt worden met de spalk er nog omheen. Het zou mooi zijn als we een uitwisselsysteem konden ontwikkelen met de SEH zodat ambulances de spalken op de SEH kunnen meenemen.” Klopt het dat ouders van kinderen onterecht van kindermishandeling worden verdacht? “Helaas is dat zo. Er is een type OI dat je aan de buitenkant bijna niet ziet. Die kinderen hebben een normale lengte en normaal voorkomen, maar ze breken heel makkelijk wat. Dan worden de ouders weleens onterecht aangesproken op mishandeling en het komt zelfs voor dat kinderen eerst uit huis geplaatst worden, eer men er achter is dat het hier om OI gaat. Vaak worden wij als patiëntenvereniging dan ingeschakeld. Onze medisch adviseur is hierin gespecialiseerd en die begeleidt dan de ouders. Er moet dan een genetische test worden gedaan om te bewijzen dat het OI is. Maar we moeten heel zorgvuldig zijn, want mensen kunnen zich er natuurlijk ook achter verschuilen.” Wat vind jij nu de belangrijkste boodschap voor de ambulancemensen? “Heel belangrijk is hun benadering. Patiënten of ouders van patiënten weten heel goed wat er mis is en hoe iets het beste kan worden aangepakt. Luister vooral naar hen, zij hebben de ervaring. Goede pijnbestrijding en sedatie geven rust en maken dat het allemaal minder heftig beleefd wordt. Tot slot de breuk goed spalken en ervoor zorgen dat de spalk er tot en met de behandeling van de arts op kan blijven.” Bedankt Cindy, voor dit gesprek. Het is voor onze collega’s goed om kijk op de zorg eens van de andere kant te horen en het is nu duidelijk wat jullie als OI-patiënten van ons verwachten. Wie meer wil weten: oivereniging.nl
AMBULANCEZORG 25
Pijnstillen door sucrose bij zuigelingen Hoe hou je ze ‘zoet’? Vanuit mijn achtergrond als kinder-IC-verpleegkundige ben ik geïnteresseerd in de zorgverlening rondom kinderen. Sinds enige jaren krijgen in de klinische setting neonaten en zuigelingen, alvorens ze een pijnlijke handeling ondergaan - zoals de hielprik, injecties/vaccinaties en vena puncties - een sucrose-oplossing toegediend. Er zijn vele studies gedaan waarbij is aangetoond dat dit bij deze kinderen daadwerkelijk pijnstillend werkt4 ,5, 6, 9, 11, 12. In de acute ambulancezorg wordt sucrose als pijnstilling niet gebruikt en er is ook geen literatuur over preklinische toepassing te vinden. Is het onbekend? Is het onpraktisch? Middels mijn artikel wil ik de ambulancezorgverlener bekend maken met het gebruik van sucrose als pijnstiller bij zuigelingen en de toepasbaarheid van sucrose binnen de ambulancezorg bespreekbaar maken. Door Linda Reijmerink
Sucrose als pijnstiller Sucrose of suiker is een disacharide, gevormd uit de verbinding tussen glucose (druivensuiker) en fructose (vruchtensuiker). Het laat zich goed oplossen in water. Het percentage sucrose in de oplossingen die klinisch gebruikt worden voor pijnbestrijding schommelt tussen de 24 % en 30 %. Dit is eenvoudig zelf te maken met een vijf grams zakje suiker op 20 ml verwarmd kraanwater. Deze oplossing is 24 uur buiten de koelkast houdbaar14. Inmiddels leveren fabrikanten speciale cups van een aantal milliliters, die langer houdbaar en per patiënt te gebruiken zijn. Waarom werkt sucrose als pijnstillend middel bij zuigelingen? Pijn onderscheidt zich in twee soorten: nociceptief en neurogeen. De nociceptieve pijn treedt op bij (dreigende) weefselschade. De neurogene pijn, ook wel neuropathische pijn genoemd, wordt veroorzaakt door uitval of verstoring van het zenuwstelsel. Nociceptieve pijn is meestal goed te behandelen met paracetamol, opiaten en/of NSAID’s3. Endorfine Huilende zuigelingen worden rustig na sucrosetoediening. Het werd daarom interessant om te zien of dit ook gebeurde bij pijnlijke procedures. Het blijkt dat bij kinderen endorfines vrijkomen als zij oraal een zoete oplossing krijgen toegediend. Oplossingen die minder zoet zijn of water, laten geen resultaat zien. Opmerkelijk is dat zuigelingen van verslaafde moeders, die ontrekkingsverschijnselen vertonen vanwege het methadongebruik van hun moeder, niet reageren op een
26 AMBULANCEZORG
sucrose-oplossing. Het lichaam van deze zuigelingen heeft een verstoord endorfinesysteem3. Neonaten tot twee dagen oud reageren eveneens verminderd op de sucrosetoediening. Het lichaam heeft ten gevolge van de geboorte nog fysiologische endorfine niveaus, waardoor sucrose geen extra voordeel biedt13. We kunnen stellen dat sucrose werkt door het vrijmaken van endorfines die de nociceptieve pijnbeleving dempen. Fases Zoete oplossingen werken in twee fases. De eerste fase begint binnen tien seconden: op het puntje van de tong wordt de oplossing geproefd, wat al een kalmerend effect heeft. In de tweede fase vindt de endorfinerelease plaats. Het maximale analgetische effect treedt op na twee minuten13. Er is onderzoek gedaan naar pijngedrag en -expressie enerzijds en pijnverwerking in het centrale zenuwstelsel anderzijds. Sucrose heeft vooral effect op het pijngedrag en de bijbehorende expressie.
Met haar achtergrond als Intensive Care Kinderverpleegkundige vroeg Linda Reijmerink zich af of sucrose, dat in de kliniek bij zuigelingen als pijnstiller gebruikt wordt, ook toepasbaar zou zijn in de ambulancezorg. Eigenlijk is haar belangrijkste conclusie duidelijk: het wordt tijd dat we deze kinderen echt zoet houden en ze de pijnstillende werking van sucrose niet langer onthouden!
Sdu Uitgevers
Het tempert de acute reactie op de pijn, maar neemt pijn niet weg13. Verder blijkt uit onderzoek dat sucrosetoediening minder goed werkt naarmate het kind ouder wordt. Er is een casus met succesvol gebruik van sucrose bij een kind van 18 maanden met brandwonden14. Dit is de uiterste leeftijdgrens door mij gevonden in de literatuur. Ik vermoed dat dit komt doordat sucrose werkt op het gedrag en de expressie rondom de pijnbeleving. Sucrose heeft een mild analgetisch effect en wordt bij hogere leeftijden regelmatig gecombineerd met andere pijnstilling6. Voorbeelden uit de kliniek In ongeveer 25 jaar is er wereldwijd uitgebreid onderzoek gedaan naar sucrose als analgeticum. Het gros van de onderzoeken heeft plaatsgevonden in de neonatologisch klinische omgeving, later uitgebreid naar de oudere zuigeling. Het meest succesvol is het gebruik bij korte pijnlijke interventies, zoals hielprik, injecties (SC en IM), vena- en arterie puncties, blaaskatheterisatie en lichamelijk onderzoek. Zo nodig werd binnen 4-5 minuten een sucrosegift herhaald12. Ook uit deze onderzoeken blijkt, dat vooral het pijngedrag en de bijbehorende pijnexpressie aanzienlijk afneemt. Zeer interessant was een artikel van Het Rode Kruis ziekenhuis te Beverwijk over jonge kinderen met brandwonden. De verzorging van brandwonden is een zeer pijnlijke aangelegenheid. De patiĂŤnt krijgt hiervoor ketamine intramusculair geĂŻnjecteerd. Sucrose voorafgaande aan de injectie gaf een aanzienlijke pijnvermindering. Het kind dat als voorbeeld voor dit artikel diende, kreeg daarnaast structureel hoge doses pijnmedicatie, die als nadelige bijwerking zorgden voor ademdepressies. Door sucrose regelmatig toe te dienen was minder zware medicatie nodig wat resulteerde in minder ademdepressies, meer comfort en een diepere slaap. Het artikel pleit voor verder onderzoek naar sucrosetoediening bij kortdurende ingrepen bij kinderen tot 18 maanden14. April 2020
Welke dosering moet er worden gebruikt? Een richtlijn van het Royal Australian College of General Practitioners adviseert een oplossing te gebruiken van 24% sucrose of 30% glucose. Voor de jonge zuigeling tot 1 maand geldt 0,2-1 ml per procedure. De pijnlijke interventie mag pas uitgevoerd worden wanneer een zichtbaar effect is opgetreden. Voor kinderen van 1-18 maanden geldt een dosering van 1-2 ml per procedure. De richtlijn hanteert een maximum van 5 ml per 24 uur. De dosering hoeft niet in een keer toegediend te worden, maar kan met kleine beetjes in de mond worden gegeven totdat het gewenste effect optreedt10. Zeer belangrijk bij de toediening is dat deze uitsluitend oraal wordt gegeven, vooraan op de tong. Het mondgevoel is noodzakelijk voor het effect. Toediening via een maagsonde werkt niet. De werkzaamheid verbetert als er meer comfort is voor het kind. Denk hierbij aan een speen, knuffelen, afleiding, borstvoeding, inbakeren10. Men moet zich realiseren dat sucrose geen geneesmiddel is.
AMBULANCEZORG 27
Combinatie met andere pijnstillers De combinatie met andere pijnstillers wordt veel toegepast, maar niet voor korte procedures zoals een hielprik of glucosebepaling. Voor uitgebreidere procedures wordt de sucrose als ‘beginmedicatie’ toegediend. De combinatie met EMLA-zalf is onderzocht. EMLA is een lidocaïnezalf die de oppervlakte van de huid verdooft. Het heeft een langere inwerktijd nodig, waardoor vooraf plannen
van procedures noodzakelijk is. Juist alleen de verdoving van de bovenste huidlaag is ook de beperking van dit middel. Een diepe injectie wordt door de kinderen wel degelijk gevoeld1. In het eerder genoemde artikel van het brandwondencentrum wordt de sucrose toegediend alvorens een intramusculaire injectie met ketamine te geven.
Sucrose is voor de injectie bedoeld, de ketamine voor de wondbehandeling. Dergelijke combinaties kunnen zeer succesvol uitpakken bij de pijnbestrijding van de zuigeling14. Toepassingen in de ambulancezorgverlening? Na bovenstaande rijst de vraag of sucrose als pijnstiller toepasbaar is binnen de acute ambulancezorg. Deze vraag is niet vanuit de literatuur te beantwoorden. Zoeken in databases leverde geen match op, navraag bij collega’s evenmin. Slechts één chauffeur beaamde de werking, nadat hij voor aanvang van een interklinisch transport de toediening zag op een kinderafdeling; hij vond het verbazingwekkend. De sucrosetoediening bij zuigelingen is echter bij de meeste collega’s geheel onbekend.
In de acute ambulancezorg kan sucrose mogelijk gebruikt worden in de volgende situaties: Bij onrust en pijn: Een zeer onrustig kind dat sucrose toegediend krijgt, zal even uit de cyclus van onrust komen, waardoor de ambulanceverpleegkundige de tijd heeft om het kind snel na te kijken. Door het in kleine beetjes toe te dienen kan de rust iets verlengd worden. De beste resultaten krijg je door sucrosetoediening te combineren met comfort. Laat ouders/verzorgers het kind vasthouden (als de situatie dit toelaat) terwijl de sucrose wordt toegediend. Een speen in de mond helpt bij de smaaksensatie. Preventief bij handelingen: Een glucoseprik is kort en snel, maar pijnlijk scherp. In de kliniek gebruikt men hiervoor sucrose; de glucosewaarde wordt er niet door beïnvloed13. Een glucosebepaling binnen de ambulancezorg kan op dezelfde wijze plaatsvinden. Bij brandwonden of ongevallen: Bij verbranding of een ander ongeval waarbij de zuigeling veel pijn ervaart, kan sucrose helpen om de reguliere pijnstilling te geven. Het kind krijgt sucrose, terwijl de injectie met fentanyl of esketamine wordt klaargemaakt. Na 2-3 minuten kan deze intramusculair, subcutaan of intranasaal worden toegediend. Indien gekozen wordt voor een paracetamol zetpil, kan sucrose de iets langere inwerkingsduur overbruggen. Je kunt het met tussenpozen toedienen totdat de paracetamol begint te werken. Bij interventies ter behandeling van ziekte: Het prikken van een infuus bij een zieke zuigeling kan wenselijk zijn. Sucrose kan helpen om een succesvolle intraveneuze toegang mogelijk te maken of om een injectie minder pijnlijk te maken. Ik zie zelfs ruimte voor sucrose bij het plaatsen van een intra-ossale toegang als de zuigeling nog bij kennis is. In dat geval eerst sucrose in de mond, vervolgens de botnaald plaatsen en door de naald lidocaïne toedienen. Bij intramusculaire toediening van medicatie ter behandeling van een allergische reactie is sucrose eveneens
28 AMBULANCEZORG
toepasbaar. Vanzelfsprekend is de ernst van de reactie leidend. Bij een ernstig bedreigde luchtweg heeft sucrosetoediening via de mond geen plaats. Interessant zou zijn om te onderzoeken of bijvoorbeeld een vernevelmasker makkelijker geaccepteerd wordt als er sucrose wordt toegediend. Vernevelen is bij jonge kinderen soms lastig, een ‘houdgreep’ is vaak het gevolg of er wordt gekozen voor verneveling verder van het gezicht. Graag zou ik sucrose willen uitproberen bij deze patiëntencategorie. Eerder benoemde ik het apathisch zieke kind, dat niet huilt of krijst bij de hulpverlening. Toch moeten we ervan uitgaan dat ook dit kind pijn ervaart bij de noodzakelijke verpleegkundige interventies. Ook hier kan sucrose een plaats hebben in de zorgverlening. Enkele druppels op de tong zal de hulpverlening niet vertragen. Bij couveuse vervoer: Een bijzondere patiëntencategorie zijn de zuigelingen van het couveusevervoer. Hoe jonger het kind, hoe gevoeliger voor prikkels van buitenaf zoals geluid, beweging en licht. Het kind ligt vast in een harnasje. Dit is veilig en noodzakelijk, maar belemmert een comfortabele houding. Er is veel gedaan om de negatieve prikkels van couveusevervoer te minimaliseren, zoals gebruik van een deken ter bescherming tegen het licht en glijdend vervoer om het kind zo min mogelijk accelererende en decelererende bewegingen te laten ervaren. Geluid is echter niet uit te sluiten. Denk aan monitor- of spuitenpompalarmen en natuurlijk het geluid van de sirene. Als het kind tijdens transport onrustig wordt (huilen of sterk stijgende parameters die niet direct weer dalen), kun je overwegen om sucrose toe te dienen. Het vervoer kan voor de zuigeling stressverhogend werken, maar stressverschijnselen (apneus, centrale cyanose, bradycardieën) komen vaak pas daarna tot uiting. Het toedienen van sucrose kan helpen de stress/pijnreactie te verminderen en het kind weer in een comfortabel slaap/waakritme te laten wegzakken. Nader onderzoek naar sucrosetoediening tijdens couveusevervoer is wenselijk.
Sdu Uitgevers
Foto: Thijs Gras
Zodra ik hun uitleg wat het inhoudt en voor welke interventies het gebruikt zou kunnen worden, staan ze er niet onwelwillend tegenover. In de acute zorg heerst vaak een zekere spanning, soms zelfs paniek. Mogelijk is er (afhankelijk van het soort melding) ook spanning bij de ambulancezorgverleners. Dit pikt een zuigeling haarfijn op en ze ervaart stress of onrust. De aanvullende rustgevende opties zoals inbakeren, borstvoeding, speengebruik en knuffelen, werken dan minder goed. Als de zuigeling ernstig ziek is, zal het kind meer apathisch zijn. Het feit dat een kind dan niet meer luid huilend reageert, betekent echter niet dat het kind geen stress heeft of minder pijn ervaart. Het effect meten Voor kinderen heb je diverse pijnscore-instrumenten. Binnen de ambulancezorg is gekozen voor de Numeric Rating Scale (LPA 14.6). Op basis van een gezichtje dat het kind zelf kan aanwijzen, is het mogelijk om een pijnscore aan te geven. Dat lukt bij 0-18 maanden oude kinderen niet. De verpleegkundige zal het gezicht zelf moeten aflezen en letten op andere uitingen van pijnbeleving zoals een toename van hartslag en ademhaling. De interpretatie kan lastig zijn, omdat het onderliggend lijden van de zuigeling deze parameters eveneens zal beïnvloeden. Normaalwaarden zijn terug te vinden in LPA 14.1. Men moet ervan uit gaan dat een ziek kind ‘recht’ heeft op pijn. Adequate pijnstilling is zeer wenselijk, ongeacht het ziektebeeld. De werkzaamheid van de sucrose is mogelijk alleen aan de mimiek van het gelaat af te lezen. Goede observatie door de ambulanceverpleegkundige staat voorop in de pijnbeoordeling. Vlak ook de observatie van de ouders niet uit. Veelal zal de verzorgende ouder feilloos weten hoe het met het kind is. Moeders die hun zuigeling borstvoeding geven, kunnen hun baby troosten met borstvoeding. Borstvoeding heeft door het vrijkomen van oxytocine een rustgevend effect wat waarschijnlijk de analgetische werking van sucrose evenaart13. Het probleem binnen de ambulancezorg is dat borstvoeding niet altijd een optie is bij het ernstig zieke kind. Discussie Hoe toepasbaar is sucrose werkelijk binnen de acute ambulancezorg? Als het kind ernstig bedreigd is en iedere seconde telt, kan ik me voorstellen dat sucrose overgeslagen wordt. Ik hoop echter op bewustwording bij de ambulanceverpleegkundigen. Een veelgehoord argument luidt: “maar welke interventies doen we dan eigenlijk binnen deze kleine patiëntengroep?” Inderdaad doen we niet veel interventies, maar waarom niet? Willen we geen interventies doen om het kind geen extra pijnprikkels toe te dienen? En is dat terecht? Of willen we wel een interventie toepassen, maar kiezen we er vanwege de extra pijnprikkel voor om deze achterwege te laten? Of zijn er daadwerkelijk te weinig interventies waardoor sucrose niet nodig is in het ambulance-assortiment? Ik denk dat als ik deze vragen aan tien verpleegkundigen stel, ik tien keer andere antwoorden krijg. Conclusie en aanbeveling Sucrose wordt binnen de ambulancezorg niet gebruikt. De werking van sucrose als mild analgetische pijnstiller is beweApril 2020
zen binnen de kliniek maar niet binnen de ambulancezorg. Een onderzoek naar de bruikbaarheid van sucrose binnen de ambulancezorg is aan te bevelen. Praktische bezwaren zijn er eigenlijk niet. Het is verkrijgbaar in kleine cups, die per honderd ongeveer 76 eurocent per stuk kosten (pharmamarket.nl). Het is makkelijk weg te stoppen in de kinderkoffer of het medicijncompartiment van de spoedtas. Sucrose is geen medicijn, dus hoeft niet te worden voorgeschreven. Opname in een LPA-protocol is om deze reden daarom wellicht niet geheel op zijn plaats. Ik zie wel een plaats voor bewustwording van sucrosegebruik met scholing aan ambulanceverpleegkundigen of een toelichting door de expertgroep in het VLPA. Ook al zijn wij als ambulancezorgverleners verantwoordelijk voor maar een klein onderdeel van de totale zorg aan zieke zuigelingen, toch vind ik dat het wenselijk is dat sucrosetoediening als stressreductie en pijnbestrijding op de ambulance wordt meegenomen. Als je deze kwetsbare kinderen met sucrose zoet kunt houden, kunnen wij onze kwaliteit van zorg ermee naar een hoger niveau tillen8. Over de auteur Linda Reijmerink heeft afgelopen jaar de opleiding tot ambulanceverpleegkundige met goed gevolg afgelegd. Voor haar beroepsopdracht heeft ze dit bijzondere onderwerp onder de loep genomen dat aanleiding geeft tot nadenken over wat goede zorg is. Kort na de opleiding werd zij ernstig ziek en kan ze niet meer werken. We hopen Linda snel weer te treffen en wensen haar namens de RAVU een goed herstel toe. Correspondentie over dit artikel graag via a.bruintjes@ravu.nl. Literatuurlijst 1. Abad, F., Diaz-Gomez, N. M., Domenech, E., Gonzalez, D., Robayna, M., & Feria, M. (2007, 2 januari). Oral sucrose compares favourably with lidocaine-prilocaine cream for pain relief during venepuncture in neonates. Geraadpleegd van onlinelibrary.wiley.com 2. Academie voor Ambulancezorg. (2013, april). Bijlage couveuse vervoer module 7 [reader]. Geraadpleegd van Bijlage couveusevervoer(1).pdf(beveiligd) 3. Dellemijn, P. L. I., & Vecht, C. H. J. (1992, 28 april). Neuropathische pijn; oorzaken en behandeling. Nederlands
AMBULANCEZORG 29
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Tijdschrift voor Geneeskunde. Geraadpleegd van https:// www.ntvg.nl/artikelen/neuropathische-pijn-oorzaken-enbehandeling/volledig Harrison, D., Beggs, S., & Stevens, B. (2012, november). Sucrose for procedural pain management in infants. Geraadpleegd van pediatrics.aappublications.org Harrison, D., Stevens, B., Bueno, M., Yamada, J., AdamsWebber, T., Beyene, J., & Ohlsson, A. (2010, 12 mei). Efficacy of sweet solutions for analgesia in infants between 1 and 12 months of age: a systematic review. Geraadpleegd van adc.bmj.com Jonkman, C., & Noordenburg, D. (2011, juni). Stichting Kind & Pijn, Niet medicamenteuze handelingen. Geraadpleegd van www.kind-pijn.org/doc/Niet-medicamenteuze%20pijnbestrijding23-6-11.pdf Kenniscentrum Suiker. (z.d.). Definities koolhydraten en suikers. Geraadpleegd op 2 maart 2019, van www.kenniscentrumsuiker.nl/images/pdf/Factsheet%20Koolhydraten_FINAL_MedRes.pdf Kleine kanjers. (z.d.). NIDCAP | Kleine Kanjers. Geraadpleegd op 2 maart 2019, van https://www.kleinekanjers.nl/ informatie/de-nicu-of-icn/nidcap/ Messerer, B., Kraus-Stoisser, B., & Urlesberger, B. (2014, 20 februari). Nichtmedikamentöse Massnahmen sowie
topische Analgetika und orale Zuckerstoffe im Scherzmanagement. Geraadpleegd van link.springer.com 10. RACGP. (2013). Sweet solutions: procedural pain in infants. Geraadpleegd van www.racgb.org.au 11. Stevens, B. (2016). Sucrose for analgesia in newborn infants undergoing painful procedures. Geraadpleegd van ncbi. nlm.nih.gov 12. Stevens, B., Yamada, J., & Ohlsson, A. (z.d.). Sucrose for analgesia in newborn infants undergoing painful procedures (Review). Geraadpleegd van cochrane_ review_146 13. Vanassche, I., & Peers, E. (2010). Van knuffel tot siroop; pijnbestrijding bij de a terme neonaat. Geraadpleegd van https://www.vroedvrouwen.be/sites/default/files/Van%20 knuffel%20tot%20siroop.compressed2.pdf 14. Visker, M. H. S. (2010, 13 februari). Het gebruik van sucrose bij kinderen met brandwonden. Geraadpleegd van www.wcs.nl
RETTmobil 2020 20. Europäische Leitmesse für Rettung und Mobilität 20th European Leading Exhibition for Rescue and Mobility
MM:
RA FACHPROG
kussion Podiumsdis m he Messe-Foru gsdienstlic n u tt e -R h c Medizinis en Fortbildung Workshops
Fulda | Messe Galerie 13.– 15. Mai 2020 Mittwoch – Freitag 9 – 17 Uhr
Fulda | Fair Gallery 13th – 15th May 2020 Wednesday – Friday 9am – 5pm
30 AMBULANCEZORG
www.rettmobil.org Sdu Uitgevers
Dat pak past ons allemaal Het ambulance uniform in historisch perspectief Het op Engelse praktijkervaringen geÔnspireerde groene pak, waar het personeel van de Ambulancedienst Grave in 1994 mee ging lopen, zorgde in Nederland voor veel ophef en discussie.
Weet u het nog, de komst van de ‘groene pakken’ in 1995? Uiteindelijk zouden die leiden tot het landelijk uniform dat in 1998 officieel werd ingevoerd. We lopen nu al ruim twintig jaar in deze ‘gele pakken’, officieel enamel blue, maar in die tijd heeft het velen binnen en buiten de medische zorg geïnspireerd er ook zo bij te gaan lopen. Verwarring was het gevolg: EHBO-er of gespecialiseerd ambulancezorgverlener? NUON-medewerker of OvD-G? De ambulancesector heeft destijds verzuimd de kleurencombinatie vast te leggen en als merk te deponeren. Inmiddels zijn de ambulancemedewerkers over op een nieuw landelijk uniform, ‘touch of red’ genoemd. Het doel is rustig over te komen, je als ambulancesector duidelijk af te bakenen en daarnaast te voldoen aan allerlei andere eisen en wensen die je maar aan kleding zou willen stellen. patches, speldjes of epauletten. Je kon daar onder meer de rang aan aflezen. Andere diensten of bedrijven die ambulances hadden, werkten meestal niet met vast personeel. Chauffeurs van garage- of taxibedrijven hadden in de periode vóór de Tweed Wereldoorlog voor zover bekend geen speciaal ambulancepak. Wijkverpleegsters of zusters uit het ziekenhuis hielden gewoon hun eigen uniform aan. Alleen diensten die gebruik maakten van Rode Kruis-medewerkers hadden mensen in het uniform van die organisatie rondlopen. Veel diensten die een vaste chauffeur hadden, zoals ziekenhuizen, tooiden de chauffeur ook met een pet en een donker uniform.
Door Thijs Gras
Van alles onder de pet De eerste ambulancediensten die hun personeel in een apart uniform staken, waren de gemeentelijke geneeskundige en/of gezondheidsdiensten. In de beginperiode hoorde daar ook een pet bij. Men was verplicht deze te dragen. Het waren donkere pakken die de hulpverlener een zekere autoriteit verleenden. Chauffeur en verpleger hadden elk hun eigen outfit met bijbehorende
April 2020
Een verpleger en een chauffeur van de GG&GD Amsterdam in de jaren dertig. Elk hadden hun eigen type pet.
Witte jassen Hier en daar, vooral in grote steden als Rotterdam, Amsterdam en Den Haag, waren er particuliere ambulancediensten die er
AMBULANCEZORG 31
Verplegers van de Eerste Particuliere Modelambulance in Amsterdam in korte witte jasjes. Dit bedrijf was in 1928 opgericht.
alles aan deden om hun personeel er keurig uit te laten zien. Ze hadden daarvoor verschillende opties. Sommigen kozen voor een donker uniform. Anderen legden meer de nadruk op de link met gezondheidszorg en tooiden chauffeur en verpleger in een korte witte jas en grijze broek. In advertenties werd trots gemeld dat de begeleiding geschiedde door ‘gediplomeerde verplegers’. Die witte jas hing ook steeds vaker bij garage- en taxibedrijven aan de kapstok. Bij een ambulancerit waste de bemanning snel de handen, trok de jas aan en rukte uit. Van donker naar licht Na de Tweede Wereldoorlog veranderde er niet veel, behalve dat er steeds meer kleine diensten in ons land kwamen, die elk hun eigen visie hadden op wat je als ambulancepersoneelslid moest dragen.
Garage Kramer uit Sliedrecht had in de jaren dertig een witte jas voor de chauffeur.
De GGD-en hielden merendeels vast aan een keurig pak. Daar kwam dan, naast de pet (die bij de GG&GD Amsterdam pas officieel in 1995 werd afgeschaft), de stropdas bij. Hun was het vooral om de representatieve uitstraling te doen en zo maakten ze duidelijk dat ze een gemeentelijke dienst waren. Ook enkele particuliere diensten zoals het Amsterdamse particuliere ziekenvervoersbedrijf VZA (Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam) hadden een donkere broek met een lichtblauw, later wit overhemd en stropdas. Voor de winter kreeg het personeel een donkerblauwe trui en voor buiten had men een donkerblauwe jas. In 1993 werd dit bij VZA vervangen door een bordeauxrode jas om extra onderscheid met de politie aan te brengen. De meeste diensten buiten de grote steden schakelden vanaf de jaren zeventig steeds meer over op witte kleding. Het witte jasje werd uitgebreid met een witte broek en een korte witte jas voor buiten. De boodschap was duidelijk: hier kwam iemand
Uniform van de chauffeur van de GG&GD Dordrecht in de jaren vijftig. De zuster hadden een verpleegstersuniform.
32 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Bij VZA Amsterdam verving in 1993 de nieuwe bordeauxrode jas de donkerblauwe jas die teveel op de politie leek, waardoor personeel in veiligheidsproblemen was gekomen.
met een gezondheidszorgachtergrond binnen en dat paste goed bij de (liefst gespecialiseerde) verpleegkundigen die in die tijd vrijwel overal werden aangesteld. Voor buitenwerk was het witte pak echter minder handig, want het werd snel vies, bijvoorbeeld als je even met je knieën op de straat moest rusten of, nog erger, als je ermee in een verkreukelde auto moest om daar iemand die onder het bloed zat uit te halen. Het onderscheid met politie en brandweer was op een ongevalsplek duidelijk, maar in het ziekenhuis trad nogal eens verwarring op: wie hoorde bij de ambulance, wie hoorde in het ziekenhuis?
Veel ambulancemensen met een wit pak hurkten om hun broek niet vies te maken.
April 2020
Het groene pak En zo kwam men in 1994 bij de ambulancedienst in Grave op het idee om het personeel in groene pakken te hijsen. (Zie de foto in de kop.) Als voorbeeld diende Engeland waar de paramedics er al geruime tijd mee werkten. Daar was het onderscheid een heel belangrijk item. Bij de treinramp in Clapham (1988) was gebleken dat het lastig was om te weten wie nu ambulancehulpverleners waren en wat hun functie was. Het nieuwe pak was hiervoor de oplossing. Ook kon men reflecterende banden aanbrengen om de zichtbaarheid en daarmee de veiligheid op de weg te vergroten. Op de rug kon iemands functie worden afgelezen. En er was al veel aandacht voor allerhande praktische zaken: pennenzakjes links of rechts (afhankelijk van iemands voorkeur; in elk geval niet in je borstzak, want dat was niet handig als je iemand moest tillen), zakken met klittenbandsluiting, sommigen laag aangebracht om ook in gehurkte houding bereikbaar te zijn, verstevigde kniegedeeltes, een verstelbaar tailledeel en een geplooid ruggedeelte voor ruimere beweeglijkheid. De kleur groen straalde meer rust uit en kreeg daarom de voorkeur van de Engelse ambulancemensen. Landelijke uniformiteit De groene pakken brachten in Nederland een landelijke discussie op gang. Men was net bezig met landelijke protocollen en zou het nou niet mooi zijn om ook een landelijk uniform in te voeren? Hoewel iedereen die vraag volmondig met ‘ja’ beantwoordde, liepen de denkbeelden over de optimale invulling meteen al uiteen: de een wilde liever blauwe pakken en ook rood als kleur werd genoemd. Er was zelfs een dienst die al hele sets blauwe pakken had besteld om haar personeel mee uit te rusten. Op het laatste moment lukte het dan toch een polderoplossing tot landelijke standaard te maken. In 1998 besloten de beroepsorganisaties tot invoering van een landelijke kleur bestaande uit geel en enamel blue. Geen groen, geen blauw, maar net ertussenin. Men verzuimde echter deze kleuren en het ontwerp vast te leggen.
AMBULANCEZORG 33
En zo kon het gebeuren dat steeds meer mensen gingen rondlopen in deze kleding of kleding die daar sterk op leek. Onwenselijke verwarring was het gevolg. Dat kwam op enkele momenten pijnlijk aan het licht, vooral daar waar EHBO-ers in zo’n pak werkten, die toch een ander niveau van hulpverlening bieden. Het publiek verwacht dan wat anders, denkt met mensen te maken te hebben die ALS kunnen bieden. Ook liep ineens het personeel van elektriciteitsbedrijf NUON (later Liander) rond in pakken die op het eerste gezicht veel weghadden van die van de ambulance. Omdat beide diensten bij grootschalige situaties nogal eens samen actief zijn (denk aan grote branden etc.), leidde dit tot onduidelijkheden. Het nieuwe uniform Om deze onduidelijkheden de wereld uit te helpen, werd in oktober 2015 door AZN besloten om te komen tot een nieuw landelijk uniform voor ambulancezorgverleners. Dat bood meteen de mogelijkheid om ook wat functionele verbeteringen door te voeren. Het traject ging lopen in mei 2016 en begon met een uitgebreide enquête. Ook werd een klankbordgroep geformeerd met vertegenwoordiging uit alle regio’s in het land. Kledingontwerpster Karin Slegers liet zich uitgebreid informeren over de eisen en de wensen. Ze kwam uiteindelijk met drie ontwerpen, waar de professionals een keus uit konden maken. Uiteindelijk viel deze op ‘touch of red’. Op dit moment is het nieuwe uniform in enkele regio’s in gebruik en naar verwachting zal het in de loop van dit jaar landelijk zijn uitgerold. Ook de GHOR is zich aan het oriënteren op een nieuwe landelijk uniforme outfit voor haar medewerkers zoals de OvD-G. In een van de volgende nummers hopen
Hoewel iedereen het de gele pakken noemde, was de originele kleuraanduiding enamel blue. Duidelijker onderscheid met onder meer politie was een belangrijke overweging.
we u een blik te kunnen gunnen in de eerste ervaringen met het nieuwe Nederlandse ambulance uniform. Over de auteur: Thijs Gras is historicus, ambulanceverpleegkundige en redacteur van dit vakblad. In dit artikel duikt hij in het kleurrijke verleden van het kleden van ambulancepersoneel. Aanbevolen literatuur: Hoving, P.G., Het verhaal achter het groene pak. In: Nederlands Tijdschrift voor Spoedeisende Medische Hulp en Rampengeneeskunde, (1995-2) 40, 41.
Het ontwerp voor het nieuwe ambulance uniform touch of red
34 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
IS O
N
1 00 27 510 7
NE
Betrouwbare ondersteuning voor
BOT of TCO Werk als team samen in ĂŠĂŠn applicatie! Door de uniforme registratie in Bas heb je als BOT- of TCO-lid eenvoudig de juiste informatie voor ogen bij het voeren van gesprekken. Het complete proces van melden, verslaglegging en rapportage wordt ondersteund!
Sky Suite
Ga voor meer info naar
Bel nu naar
skysuite.nl/bas
0342-404480
Bas is een applicatie uit de Sky Suite Kijk voor meer informatie op www.skysuite.nl/bas
making IT simple
KORT NIEUWS
Netbasics behaalt ISO 27001- en NEN 7510-certificering Netbasics is sinds kort gecertificeerd voor ISO27001:2017 en NEN7510:2017. Deze certificeringen zijn de waarborg dat ons beleid en onze aanpak op het gebied van Informatiebeveiliging voldoen aan de eisen van deze normen. Informatie is belangrijk voor de processen en klanten van Netbasics B.V. Het is van belang dat deze informatie integer, beschikbaar en vertrouwelijk is. Daarom heeft Netbasics besloten een beleid voor Informatiebeveiliging op te stellen. Omdat onze producten, waaronder de
applicaties uit de Sky Suite, zich primair richten op organisaties in de zorg, werken wij conform zowel de ISO27001norm als de NEN7510-norm. ISO27001 is een wereldwijde norm voor informatiebeveiliging. De norm stelt duidelijke eisen aan het vaststellen, implementeren, uitvoeren, controleren, beoordelen, bijhouden en verbeteren van een gedocumenteerd managementsysteem voor informatiebeveiliging. De NEN-norm is de Nederlandse Norm voor certificeringen en wordt regelmatig gebruikt binnen
overheidsinstellingen en de zorgsector. De NEN 7510-norm komt grotendeels overeen met de ISO 27001-norm.
Impactstudie Meten effect inzet Verpleegkundig Specialist in de ambulancezorg De zorg in Nederland is volop in ontwikkeling. De zorgzwaarte en vergrijzing nemen toe. Er komen meer patiënten met aspecifieke klachten en multi-pathologie. Dit zorgt ervoor dat zorgvragen complexer worden en moeilijker te analyseren zijn. Ook binnen de ambulancezorg worden deze dilemma’s en uitdagingen steeds meer zichtbaar (Ambulancezorg Nederland, 2019). Dit wordt zichtbaar in alle innovaties en ontwikkelingen die elkaar snel opvolgen. Van de ontwikkeling van Zorgambulance en Medium Care ambulance tot de grensverleggende ontwikkeling van ‘kwantitatieve-15-minuten grens’ naar kwaliteit van zorg. Overstijgend is hierbij de ontwikkeling van het kwaliteitskader ambulancezorg 1.0 (Ambulancezorg Nederland, n.d.), wat duidelijk maakt dat op verschillende niveaus de ambulancezorg in Nederland bezig is met een geweldige kwaliteitsslag. De RAV Brabant MWN is daarom een onderzoek gestart: de Impactstudie. Door Lennert Breedveld en Risco van Vliet
Alle innovaties laten zien hoe innovatief en progressief de ambulancezorg is. Het huidige zorgaanbod, dat steeds complexer en meer gedifferentieerd wordt, vereist ook een toenemende expertise en differentiatie van de prehospitale zorgprofessional (AZN, 2017). De functiedifferentiatie naar de professie
36 AMBULANCEZORG
‘Master binnen de ambulancezorg’ is hierin een logische stap. In de klinische setting is deze al goed zichtbaar, maar sinds enkele jaren ook steeds meer prehospitaal aanwezig om een aanvullende rol te spelen binnen de ambulancezorg (Boekee & Hoekstra, 2018; Lowthian et al., 2011; Vliet, 2019). Het complexere zorgaanbod vereist een toenemende expertise van de prehospitale zorgprofessional (AZN, 2017). Mensen
Sdu Uitgevers
Het Impactconsortium, een samenwerkingsverband tussen de RAV Brabant MWN en de HAN is gestart in januari 2019. en houdt zich bezig met de Impactstudie waarin wordt onderzocht wat het effect is van het inzetten van een verpleegkundig specialist binnen de ambulancezorg.
blijven langer thuis en de vele zorg- en behandelingsmogelijkheden breiden uit. Het is niet altijd nodig om bij een zorgvraag direct te presenteren op een spoedeisende hulp, maar het is vaak beter om ons juist te richten op een zorgkader dat optimaal is voor de persoonlijke situatie. IMPACT De RAV Brabant MWN ziet in dat er een noodzaak is om voor patiënten integrale zorg te leveren met aandacht voor kwaliteit en veiligheid van zorg (MWN, n.d.). De dienst is gestart met een onderzoek genaamd “Impactstudie” (IMplementation of a nurse Pactitioner in emergency Ambulance Care in The Netherlands). Met deze prospectieve mixed-method studie worden in een tijdsbestek van twee jaar verpleegkundig specialisten ingezet voor patiëntgebonden taken op het gebied van acute huisartsenzorg en hyper acute ambulancezorg. Het Lectoraat acute intensieve zorg (LAIZ) van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) ondersteunt de RAV bij de opzet van de studie, de dataverzameling, de evaluatie van de resultaten en het schrijven van (wetenschappelijke) publicaties. Met de Impact-studie wordt onderzocht wat het effect is van het inzetten van een verpleegkundig specialist binnen de ambulancezorg. Ook wordt onderzocht of er een toegevoegde waarde zal zijn op de veranderende zorgvraag binnen de gezondheidszorg. De uitkomsten kunnen mee gaan spelen in de ontwikkeling van het kwaliteitskader binnen de ambulancezorg in Nederland. De pilot evalueert de inzet van de verpleegkundig specialist op vier pijlers waarbinnen de verschillende onderzoeksvragen zijn geformuleerd. Veiligheid De eerste pijler die wordt geanalyseerd in de pilot is veiligheid. Veiligheid is binnen de ambulancezorg van groot belang. Het verlenen van goede zorg aan de patiënt is cruciaal om gezondheidsschade te voorkomen of te beperken (AZN, 2019). Binnen deze pijler wordt het project geanalyseerd aan de hand van de volgende deelvragen:
April 2020
• Hoe veilig is het ambulancezorgconsult door de verpleegkundig specialist in termen van VIM meldingen, ketenmeldingen, calamiteiten? • Welke diagnostiek en behandeling zet de verpleegkundig specialist in tijdens een ambulancezorgconsult? • Welke overwegingen heeft een verpleegkundig specialist op de meldkamer ambulancezorg tijdens het triageproces en wat zijn de uitkomsten? In welke mate worden geldende richtlijnen en protocollen opgevolgd tijdens het ambulancezorgconsult door de verpleegkundig specialist? Doelmatigheid De tweede pijler is doelmatigheid. De vraag die hierbij naar boven komt is ‘hoe ziet de mobiele zorg van de toekomst eruit? Ambulancezorg Nederland geeft aan dat er in de toekomst steeds vaker zorg ter plekke zal worden verleend, zonder vervoer naar een ziekenhuis (AZN, 2018). Daarom is het van belang te weten wat het effect is van de extra optie van een mobiel ambulancezorgconsult door de verpleegkundig specialist binnen het ambulancezorgsysteem op de kosten, doorlooptijden, beschikbaarheid en de eventuele vervolgzorg met zorgprofessionals. Tevredenheid De derde pijler is gericht op de tevredenheidsfactor. Patiënttevredenheid wordt landelijk periodiek gemeten door het NIVEL (NIVEL, 2017). De Impact-studie richt zich niet alleen op de patiënt, maar ook op de collega ambulanceprofessionals en ketenpartners. Door middel van de vraagstelling: ‘Hoe tevreden zijn ambulancezorgprofessionals en ketenpartners (meldkamer ambulancezorg, ambulanceverpleegkundigen, ambulancechauffeurs en andere medische hulpverleners) met de extra optie van een ambulancezorgconsult door de verpleegkundig specialist binnen het ambulancezorgsysteem?’, wordt inzicht verkregen in de rol die de verpleegkundig specialist aan het ontwikkelen is.
AMBULANCEZORG 37
Patiënt- en ritkenmerken In de laatste pijler wordt de nadruk gelegd op de patiënt- en ritkenmerken. Voor een optimale analyse is het van belang om de complexe hoeveelheid van statistische variabelen te onderzoeken. De RAV Brabant MWN heeft een keuze gemaakt welke variabelen van toepassing zijn op de rol van de verpleegkundig specialist in de ambulancezorg. Met andere woorden: wat zijn de kenmerken van de patiënten (routes, ingangsklachten, werkdiagnoses en demografie) en inzetten (tijdsverloop, tijdstip, urgenties) van patiënten die een ambulancezorgconsult van de verpleegkundig specialist krijgen? Methode Bij de bovenstaande onderzoeksvragen kan ook een vergelijking worden gemaakt met een ambulancezorgsysteem waarbij de extra optie van een ambulancezorgconsult door de verpleegkundig specialist op dit moment nog geen optie is. Dit betekent dat iedere onderzoeksvraag uitgebreid wordt met “…in vergelijking tot regio X zonder de optie van een ambulancezorgconsult door een verpleegkundig specialist”. Door deze component kunnen we de inzet van de verpleegkundig specialist verder analyseren en een vergelijking maken met de bestaande afspraken binnen de ambulancehulpverlening rondom het thema kwaliteit van zorg en de afspraken zoals deze in onze pilot wordt uitgevoerd. De onderzoeksvragen zullen beantwoord worden door verschillende databanken te raadplegen die binnen het ambulan-
Impact Consortium IMplementation of a nurse Practitioner in emergency Ambulance Care in The Netherlands. The goal of the Impact consortium is to evaluate the implementation of a nurse practitioner in emergency ambulance care. We aim to achieve this through the development of valid and reliable process, structure and outcome indicators on safety, efficiency, satisfaction and characteristics of patient and ambulance calls. The group of officials, described below, indicate that we have a shared partnership to achieve the above goal. This consortium group remains appointed for five years from the start in January 2019. Each member of the consortium will contribute or has contributed to the above objective, whereby the degree of effort has no influence on the position in the group. This document defines agreements for manuscripts, including formats for bibliographic references. The positions of the various authors will be determined based on the guidelines of a journal, considering personal commitment and ambitions. Regarding these ambitions, the first author›s place, per sub-area, is guaranteed through this document. If several places are optional, they will be determined in consultation with each other with a maximum as indicated by the journal. Within this maximum number of authors, two places are reserved for the HAN University of Applied Science school, one of which is always the last position and the other, if possible, the second or second-last place.
38 AMBULANCEZORG
ceproces gebruikt worden. Dit zijn onder andere de data van de meldkamer ambulancezorg, het elektronische ritformulier, Powerapp, vragenlijsten, VIM-meldingen, ketenmeldingen en calamiteitmeldingen. In de registratie van deze databanken wordt bij iedere bron gebruik gemaakt van een uniek ritnummer. Door deze registratie kunnen de verschillende bronnen aan elkaar gekoppeld worden en ontstaat een compleet overzicht van alle factoren rondom een specifieke hulpverlening. Een voorbeeld hiervan is dat de aanrijtijden worden gecombineerd met de afwikkeling van een hulpverlening met een bijbehorende specifieke interventie van de verpleegkundig specialist. Door het vermelden van het unieke ritnummer ontstaat een sluitend systeem waarin alle relevante informatie geanalyseerd wordt. Meldkamer ambulancezorg In de data die vanuit de meldkamer ambulancezorg is gegenereerd, wordt gekeken naar de doorlooptijden van de hulpverlening. Hieronder valt bijvoorbeeld de tijdsduur aanname of uitgifte maar ook de uitruktijden of de tijd ter plaatse. Wie stelt de hulpvraag, is dat via 112 of een ketenpartner en daarnaast van groot belang, met welke ingangsklacht wordt de hulpvraag vastgesteld? Wie beantwoordt de hulpvraag? Is dat een ambulance of een verpleegkundig specialist en met welke urgentie? Aanvullend worden de demografische gegevens van de patiënt en de omgeving waarin deze zich bevindt opgenomen in het onderzoek.
In addition to the authors, the consortium is always awarded with a auteurs position or if not possible listed on behalf of the consortium a contributor ship. In order to provide guidance to the various publications, different subareas are described with the official who will occupy the first or second author›s place. This official is therefore the person who makes substantive intellectual contributions and is therefore responsible and takes the initiative in for this study. For peer support and contribution, the entire consortium can be addressed. Finally, together with the consortium the logo must be used. Participants of the Impact consortium with their full name and title: Lennert J.L.T. Breedveld RN, MSc1 - Risco C.W. van Vliet RN, MSc1 - Maartje MJF Becks MD1 - Sivera A.A. Berben, RN, PhD2 - Eugène den Boer RN, MANP1 - Kim van den Broek MD1, - Chris Bruggeman RN, MSc1 - Geert-Jan Deddens RN, MANP1 - Sylvie C.M. van Doorn RN, MSc1 - Remco H.A. Ebben RN, PhD2 - Rogier R.B. Evenhuis RN, MANP1 - Juliette A.J.A. Hereijgers RN, MANP1 - Luc G.P.M. Matthijs BSc1 - Xavier R.J. Moors MD1 - Isabelle A.A. Nooijen RN, MSc1 - Harm van de Pas MD1 - Ruud C. Verhalle RN MSc1 - Lilian C.M. Vloet RN, PhD2 Emergency Medical Service, RAV Brabant MiddenWest-Noord, the Netherlands 2 HAN University of Applied Science, Research Department of Emergency and Critical Care Nijmegen, the Netherlands. 1
Sdu Uitgevers
Elektronisch ritformulier Uit het elektronische ritformulier waarin de ritgegevens worden opgeslagen kunnen al veel gegevens worden gehaald over de hulpverlening. Welke anamnestische klachten heeft de patiënt en wat zijn de vitale parameters. Hoe is de anamnese en het lichamelijk onderzoek beschreven en wat zijn de afwegingen geweest in het proces van klinisch redeneren. Welke interventies zijn er gepleegd en met welke argumentatie. Ook gegevens over het afronden van de rit, het verwijzen van de zorg en het organiseren van een vangnet voor de patiënt zijn analysemomenten, die worden meegenomen in de onderzoeksvragen. PowerApp Omdat de handelingen die de verpleegkundig specialist uitvoert buiten het Landelijk Protocol Ambulancezorg vallen en niet in het elektronisch ritformulier genoteerd kunnen worden, maken we binnen de IMPACT studie gebruik van gepersonaliseerde databanken. Het concept en de lay-out is afkomstig van Microsoft©. De PowerApp is vanaf telefoon, tablet als laptop te bereiken en uitermate geschikt voor de verschillende werkvelden waarin we binnen de ambulancezorg werkzaam zijn. Voor elke specifieke interventie is door ons een specifieke PowerApp ontwikkelt. In de specifieke PowerApp hebben we meerdere variabelen beschreven welke van belang zijn voor het onderzoek. Als voorbeeld van een specifieke handeling is het voorschijven van medicatie. In de PowerApp wordt met vermelding van het specifieke ritnummer elke hulpverlening waarbij medicatie is voorgeschreven genoteerd met hierbij de variabelen die van toepassing zijn, zoals welke medicatie, dosering en indicatie. Ook wordt een kopie van het recept opgeslagen zodat op een later tijdstip een controle kan plaatsvinden. Vragenlijst Met vragenlijsten gaan wij binnen de Impact-studie op zoek naar de beleving van de zorg. Op welke wijze heeft de patiënt of ketenpartner de zorg ervaren, zijn er aandachtspunten? Ook wordt er in de vragenlijst aandacht geschonken of er na het afronden van de zorg nog contact is geweest met een andere hulpverlener. De vragenlijsten worden door een objectieve interviewer afgenomen, om de validiteit van het onderzoek te optimaliseren. VIM melding Uiteraard worden alle Veilig-Incident-Meldingen meegenomen waarbij een verpleegkundig specialist betrokken is geweest. Ook de hierbij horende calamiteitenmeldingen en ketenmeldingen worden geanalyseerd en gebruikt in de dataverzameling. Ook worden deze casuïstieken nauwkeurig bestudeerd op verbeterpunten. Innovatie Zoals we gestart zijn met het thema ‘de zorg is in ontwikkeling’, zo hopen we met de ontwikkeling en de opzet van de Impact-studie te laten zien dat er binnen de ambulancezorg op het gebied van kwaliteit, innovatie en onderzoek heel veel mogelijkheden zijn om een bijdrage te leveren aan de huidige en aankomende dilemma’s en uitdagingen. Wij werken in de aankomende tijd toe naar een betrouwbaar en valide onderzoek, in samenwerking met de Hogeschool Arnhem/Nijmegen
April 2020
(HAN). Door de combinatie te maken van externe objectiviteit en wetenschappelijke kennis van de HAN en de interne kennis en klinische expertise van de RAV Brabant MWN, kunnen we een gedegen onderzoek maken, wat gebruikt kan worden voor de invulling van ambulancezorg binnen Nederland en wat mogelijk ook in de nabije toekomst als voorbeeld kan dienen voor mogelijkheden van de inrichting van ambulancezorg wereldwijd. Over de auteurs Lennert Breedveld en Risco van Vliet zijn beiden Verpleegkundig Specialist acute zorg en werkzaam binnen de RAV Brabant MWM. Zij maken deel uit van het Impact Consortium waarin ook de Hogeschool Arnhem/Nijmegen (HAN) vertegenwoordigd is. Literatuurlijst Ambulancezorg Nederland, z.j., Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0. Retrieved December 17, 2019, from ambulancezorg. nl website: https://www.ambulancezorg.nl/static/upload/ raw/0b25b82e-231e-434a-acf7-67df475c8d71/7+190328+kwaliteit skader+1.0.pdf Ambulancezorg Nederland, 2019, Ontwikkelingen in de ambulancezorg. Retrieved from Ambulancezorg.nl website: https:// www.ambulancezorg.nl/themas/ambulancezorg-in-nederland/ ontwikkelingen-in-de-ambulancezorg AZN, 2017, Ambulancezorg in 2025. Retrieved from https://www. ambulancezorg.nl/static/upload/raw/ff1f83df-ae3c-43a9-b4c371ae9faa30b9/Ambulancezorg+in+2025.pdf AZN, 2018, Nota Goede ambulancezorg. Retrieved from https:// www.ambulancezorg.nl/static/upload/raw/321408aa-ed10-4487a09a-83c537e7ec98/Nota+Goede+ambulancezorg+2018.pdf AZN, 2019, Patiëntveiligheid. Retrieved from Ambulancezorg.nl website: https://www.ambulancezorg.nl/themas/kwaliteit-vanzorg/cliënt-centraal/patiëntveiligheid S. Boekee, en H. Hoekstra, (2018). Meer tijd voor de patiënt. Lowthian, J. A., Cameron, P. A., Stoelwinder, J. U., Curtis, A., Currell, A., Cooke, M. W., & McNeil, J. J. (2011). Increasing utilisation of emergency ambulances. Australian Health Review, 35(1), 63–69. doi.10.1071/AH09866 RAV Brabant MWN, 2018, Jaarverslag 2017. Retrieved from https://www.ravbrabantmwn.nl/Nieuws/Jaarverslag-2017-Veilige-zorg-begint-op-de-meldkamer NIVEL, 2017, NIVEL, kennis voor betere zorg. Retrieved from kwaliteit van ambulancezorg vanuit het perspectief van clienten website: https://www.nivel.nl/nl/project/kwaliteit-van-ambulancezorg-vanuit-het-perspectief-van-cliënten R. van Vliet, 2019, Reik naar de sterren en je raakt de maan, De Verpleegkundig Specialist, 4, 20–23.
AMBULANCEZORG 39
SAVING LIVES IS YOUR POWER
strykeremergencycare.com
Stryker Emergency Care
®
More power to you
®
LIFEPAK 15 Monitor – defibrillator
LUCAS 3 v3.1 Thoraxcompressiesysteem
Power-PRO XT + Power-LOAD Elektrisch brancard systeem
15 monitor/defibrillator is de nieuwe standaard op het gebied van spoedeisende hulp. Ideaal voor ALSteams die het meest effectieve en innovatieve LIFEPAK TOUGH™-apparaat op klinisch gebied willen dat op dit moment verkrijgbaar is.
De LUCAS® 3 v3.1 Thoraxcompressiesysteem levert consistente thoraxcompressies van hoge kwaliteit die altijd verlopen volgens de richtlijnen, zelfs in moeilijke omstandigheden en gedurende een lange tijd. Hierdoor kunnen u en uw team efficiënter werken, zonder uw eigen veiligheid in gevaar te brengen.
Het Stryker elektrisch brancard systeem is ontwikkeld om optimaal te kunnen presteren terwijl het risico op blessures bij in- en uitladen wordt verkleind.
Dit document is uitsluitend bestemd voor professionals in de gezondheidszorg. Een professional in de gezondheidszorg moet altijd op zijn/haar eigen professionele klinische oordeel afgaan bij het besluit welke behandelingen en ingrepen er bij patiënten worden toegepast. Stryker verschaft geen medisch advies en adviseerd elke professional in de gezondheidszorg om getraind te worden in het gebruik van elk Stryker product voordat hij/zij dit gebruikt bij behandelen van patiënten. De gepresenteerde informatie is bedoeld om het gehele productportfolio van Stryker Medical te demonstreren. Een professional in de gezondheidszorg dient ten alle tijde de handleiding, het product label en/of instructies voor gebruik te raadplegen alvorens gebruik van een Stryker product. Om na te gaan of bepaalde Stryker producten in uw gebied verkrijgbaar zijn, kunt u contact opnemen met uw Stryker vertegenwoordiger. Stryker Corporation, zijn afdelingen of andere gelieerde bedrijven zijn eigenaar van, gebruiken of hebben een aanvraag ingediend voor de volgende handelsmerken of servicemerken: Stryker LUCAS, LIFEPAK, Power-PRO XT, Power-LOAD, SMRT and XPS. Alle andere handelsmerken zijn handelsmerken van betreffende eigenaren of houders. De hierboven getoonde producten hebben een CE-markering volgens EU regelgeving en richtlijnen 2019-22613 10-2019.
© 2019 – Crédits photos : Lukas Palik
Wij ontmoeten u graag op 22 en 23 april 2020 op onze stand bij de eRIC expo, Vliegveld Twenthe! (Hangar 11, standnummer E85)