VA K B L A D V & V N A M B U L A N C E Z O R G
JAARGANG 33 JUNI 2012
Vakblad
Ambulancezorg
Faq’s Kwaliteitsregister V&V Een ander geluid over agressie Heli-MMT: Zie je ze vliegen? Tevredenheidsonderzoek: De keten in revisie Reportage: Het Calamiteitenhospitaal NODO: nieuwe procedure na overlijden kind w w w. a m bulancezorg.venvn.nl
Wij hebben geluisterd... X Series
TM
Introductie X X X X X X
X X
X X X
X X
Klein Licht 4 kanalen Real-time CPR Feedback NIBD Volwassenen, pediatrische en neonatale toepassingen EtCO 2 Volledig 12 kanaals ECG op scherm: statisch en dynamisch WiFi Bluetooth ® Masimo ® rainbow ® SET Sp0 2 /SpCO ®/SpMet ® 3 Invasieve (bloed) drukken 2 Temperatuurkanalen
Xtreem Klein, Licht en Sterk Voor meer informatie kunt u contact opnemen ZOLL Nederland, telefoon: 0481 366410 of bezoek www.zoll.nl Scan de QR Reader op uw iPhone, iPad of Android toestel.
© 2012 ZOLL Medical Corporation. All rights reserved. X Series and ZOLL are trademarks or registered trademarks of ZOLL Medical Corporation in the United States and/or other countries. All other trademarks are the property of their respective owners. Masimo, Rainbow, SET, SpCO, and SpMet are trademarks or registered trademarks of Masimo Corporation.
Colofon
Introview
Vakblad V&VN Ambulancezorg Is het officieel orgaan van V&VN Ambulancezorg en is inbegrepen bij het lidmaatschap
Wie kent het spreekwoord niet: ‘Bij de buren is het gras altijd groener’. Daar moest ik aan denken toen ik deze week een tweet voorbij zag komen over een Canadees rapport over patiëntveiligheid in de ambulancezorg. Conclusie van de twitteraar was dat wij in Nederland nog veel in te halen hebben. Ik zie dat anders: wij hebben binnen de ambulancezorg zeker nog veel te ontwikkelen en om te zetten naar beleid en uitvoering. En daarbij mag je een zaadje meepikken van het groenere gras bij de (verre) buren. Maar leg de basis in het hier en het nu, samen met de mensen die het hier moeten invullen en uitvoeren. Dan kunnen ideeën ook echt aarden, anders zet het geen zoden aan de dijk. Dat geldt voor patiëntveiligheid, voor triagesystemen, voor trainen en scholen, schaalvergroting, kortom: voor alle ontwikkelingen binnen de branche.
Jaargang 33, Nummer 2, Juni 2012 Hoofdredacteur Gerard Pijnenburg Redactieteam Gerard Pijnenburg Thijs Gras Vaste medewerkers Vakgroepen V&VN Ambulancezorg Afd. communicatie V&VN Uitgever Sdu Uitgevers: Roel W. Roos, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: r.roos@sdu.nl Bladmanagement drs. Karel Frijters, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: k.frijters@sdu.nl Servicepagina bij dit nummer Met onder meer informatie over advertentietarieven. Aanleveren kopij, en doorlinkservice naar de in de artikelen genoemde websites en contactadressen. Voor dit nummer zie: www.hulpdienstenonline.nl/Ambu1202 Of volg deze QR-code:
Als hoofdredacteur zie je niet alleen een karrevracht aan artikelen voorbij komen, het levert ook allerlei associaties op. Zo moest ik bij het artikel over het Calamiteitenhospitaal ineens ook denken aan Octopus en aan de Landelijke Meldkamer Ambulancezorg. Toevallig hebben ze alle drie iets met grootschalige incidenten van doen. Zonder met de vinger te wijzen moet je toch vaststellen dat ze alle drie nauwelijks gebruikt worden op momenten dat het er wat dat betreft toe doet. Is er ook iemand die mij uit kan leggen waarom? De deadline voor het volgende nummer van het vakblad is 1 augustus, dus kom maar op! In dit vakblad staan een aantal artikelen rechtstreeks geschreven door de professionals op de werkvloer. En daar zijn we als redactie blij mee, want voor hen maken wij het het blad tenslotte: voor de man en vrouw op straat en achter de knoppen. De ontwikkelingen in de branche, ook politiek gezien, gaan razendsnel. Wacht niet af, deel je visie! Dat kan ook via dit vakblad door een mail aan info@beroepsverenigingambulancezorg.nl Op dit adres zijn ook je vakinhoudelijke artikelen van harte welkom. Gerard Pijnenburg Hoofdredacteur
Abonnementen: (Ere)leden V&VN Ambulancezorg: gratis Opgave en adreswijziging leden: ledenservice@venvn.nl Overig: € 30 euro Opgave en adreswijziging abonnement: Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel. (070) 378 98 80, fax (070) 378 97 83, e-mail: sdu@sdu.nl, www.sdu.nl/catlogus/tsambu Vanwege de aard van de uitgave, gaat Sdu uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht. Opgave van advertenties Voor opgave van advertenties, voor vragen over combinatiekortingen bij multimediaal adverteren en voor overig mediakeuzeadvies kunt u zich wenden tot: I.S. Acquisitie tel.: 06-237 003 23 E-mail: info@is-acquisitie.com Internet: www.is-acquisitie.com © Sdu Uitgevers 2012 Op al onze producten zijn onze leveringsvoorwaarden van toepassing. Zie hiervoor onze website www.sdu.nl. Persoonsgegevens worden bewerkt voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst en om u van informatie te voorzien over Sdu Uitgevers bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Indien u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij Sdu Klantenservice. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden auteurs, redacteuren en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. ISSN 2212 – 1714
Inhoudsopgave 4
Kort Nieuws
6
V&VN Ambulancezorg
10 Kort Nieuws 11 Dan zwaait er wat...
Over acute medische zorg bij sportevenementen
12 Veelgestelde vragen over het Kwaliteitsregister V&V
14 Vakgroep Ambulancechauffeurs V&VN schuift aan bij expertmeeting
16 Een ander geluid: ‘Minder aandacht
30 Kort Nieuws 32 Een stap voorwaarts in patiëntveilig werken
36 Gegarandeerde opnamecapaciteit in het Calamiteitenhospitaal
40 De Do’s and Don’ts van NODO
Nieuwe procedure na overlijden kind
44 Centralist Meldkamer Ambulancezorg is mikpunt van agressie
46 Kort Nieuws
voor agressievelingen a.u.b.’
19 Achter de schermen bij Ambu Team en EHBO Team Nederland
21 Zie je ze vliegen? Inzet en annulering van het Heli-MMT
24 De keten in revisie
AMBULANCEZORG 3
KORT NIEUWS
Jos Bax neemt afscheid Op donderdag 21 juni, iets eerder dan gepland, neemt Jos Bax feestelijk afscheid als directeur van de Ambulancedienst Zuid-Holland Zuid. Op die dag zal het boek ‘Water scheidt, water bindt’ ten doop worden gehouden dat handelt over de geschiedenis van de ambulancezorg in de regio Zuid-Holland Zuid. Het werd geschreven door historicus en ambulanceverpleegkundige Thijs Gras die al meer geschiedwerken op dit terrein op zijn naam heeft staan. Brabander van geboorte, deed Jos Bax zijn verpleegkundige opleidingen in Rotterdam. Hij maakte in 1980 de overstap naar de ambulancedienst van de GG&GD Dordrecht. Al snel wist hij zich op te werken tot hoofd. Onder zijn leiding groeide de dienst in de jaren negentig. Een belangrijke stap
werd gezet in 1996 toen de Dordste ambulancedienst fuseerde met die uit Zwijndrecht. De naam werd omgedoopt in Ambulancedienst Zuid-Holland Zuid met Jos Bax als directeur. Daarnaast is hij actief geweest binnen de VCHV en de
Mobiele werkplaats Corpuls Benelux Door Corpuls Benelux is een nieuwe mobiele werkplaats in gebruik genomen. Deze bedrijfswagen is compleet ingericht als autonome mobiele werkplaats voor twee personen waarmee op locatie volledige reparatie en onderhoud kan worden uitgevoerd. De mobiele werkplaats beschikt over alle benodigde apparatuur en onderdelen en is tevens online verbonden met de Service Database van Corpuls Benelux. Hierdoor kan de technicus van de mobiele werkplaats bij een storingmelding zeer snel reageren. Storingsmeldingen kunnen tegenwoordig overigens ook via een ‘Online Serviceportal’ gemeld worden. Via dit serviceportal kunnen klanten na melding real time de status van reparaties volgen en servicedocumenten inzien en printen. Na ingebruikname van de mobiele werkplaats is het tijdrovende verzenden van toestellen beduidend afgenomen: klanten hebben hun eigen toestel weer sneller operationeel. Met het oog op de groei binnen de markt is onlangs de personeelssterkte van zowel de binnendienst als de servicedienst uitgebreid.
4 AMBULANCEZORG
BVA waar hij jaren voorzitter van was. In het volgende nummer van het vakblad zullen we uitgebreider stil staan bij dit afscheid en bij het ter gelegenheid daarvan verschenen boek.
RhinoChilll wint MEDTEC EMDT Innovation Awards 2012 Winnaar in de categorie “Critical care and Emergency Medicine” is de firma BeneChill met het product RhinoChill. RhinoChill levert zeer snelle en noninvasieve hersenkoeling . Door middel van een neuskatheter wordt snelverdampende, inerte vloeistof in de neusholte verneveld. De neusholte, een groot gebied onder de hersenen fungeert hierbij als warmtewisselaar. Het belangrijkste orgaan tijdens reanimaties, de hersenen, worden door de RhinoChill aanzienlijk sneller gekoeld dan met traditionele koelingsmethoden. Naast de veelbelovende klinische aspecten is de prijs mede gebaseerd op gebruiksgemak, makkelijk mee te nemen toestel, en het feit dat er geen aparte koelkasten nodig zijn voor de vloeistoffen. RhinoChill wordt in de Benelux gedistribueerd door Physio-Control, bekend van LIFEPAK monitoren/defibrillatoren.
Sdu Uitgevers
KORT NIEUWS
Nieuwe VW Touran voor RAV Limburg Noord Als gevolg van schade ontstond in januari bij de RAV Limburg Noord de behoefte aan een vervangend OVDG/ RRA voertuig. Omdat dit voertuig op zeer korte termijn beschikbaar moest zijn, is in samenwerking met Visser Leeuwarden een gebruikte Touran aangekocht die aan de specificaties van het basisvoertuig voldeed. In korte tijd is het voertuig zwavelgeel gespoten, van SOVAM striping voorzien en ingericht als OVDG/RRA. Als eerste ambulancevoertuig in Nederland is het voertuig uitgerust met een Hänsch DBS4000 lichtbalk. De balk is voorzien van blauwe verlichting, oranje verlichting en werkverlichting in LED.
Overdracht van het voertuig aan Guido Steijn van de RAV Limburg Noord
Physio-Control kantoren in Amsterdam en Maastricht
Nieuwste Stryker Power-LOAD brancardsysteem
Physio-Control, bekend van oa LIFEPAK monitoren/defibrillatoren is sinds februari 2012 een zelfstandig, niet beursgenoteerd, bedrijf. Voor Nederland is de offciële tenaamstelling Physio-Control Operations Netherlands B.V. Door de verzelfstandiging maakt Physio-Control niet langer deel uit van het Medtronic Concern. Hierdoor zijn verhuizingen noodzakelijk. Het Physio-Control hoofdkantoor voor Europa, Midden-Oosten en Afrika is inmiddels verhuisd uit Zwitserland en nu gevestigd in Amsterdam. De BENELUX locatie in Kerkade zal in de zomer verhuizen naar Maastricht. Op dezelfde lokatie zal ook een groot distributiecentrum worden gevestigd voor vele andere Europese landen. Klanten zullen over de verhuizing uiteraard tijdig worden geïnformeerd. Met de verzelfstandiging en verhuizingen kan Physio-Control nog meer inspelen op innoverende producten in een dynamische markt. De keuze voor verdere concentratie van bedrijfsactiviteiten in Nederland laat het vertrouwen zien in onze klanten.
Power-LOAD Power-LOAD is het eerste automatische in- en uitrijdsysteem voor ambulance brancards door Stryker ontwikkeld. Het systeem wordt d.m.v. één druk op de knop bediend en zal met name bijdragen om rugproblemen te verminderen tijdens het in- en uitladen . Medische hulpverleners die bij de ambulancedienst of spoedeisende hulp werken, lopen het risico zelf ook letsel op te lopen. Of het nu gaat om plotseling, acuut traumatisch letsel of cumulatief traumaletsel. Dergelijk letsel kan niet alleen een vervroegd einde van de carrière betekenen, maar ook de operationele doeltreffendheid van de dienst verminderen.
Bij Ambulance Oost, UMCG Ambulancezorg en GGD Kennemerland gaan vanaf juni 2012 de eerste voertuigen uitgevoerd met het nieuwe brancardsysteem Stryker Power-LOAD rijden.
Het in- en uitrijden van de brancard door middel van een druk op de knop Het Power-LOAD systeem bestaat uit twee elektrische armen die de brancard met de patient optillen (maximaal patiëntengewicht 318 kg). Het gehele systeem is gecertificeerd en voldoet aan de DIN 1789. Dit proces, gecombineerd met een elektrische brancard genaamd Power Pro, zorgt ervoor dat het in- en uitladen d.m.v. één druk op de knop plaatsvindt. Het systeem wordt inclusief de patiënt zonder lichamelijke inspanning naar binnen geschoven en vergrendeld. Het uitladen gebeurt op een gelijke manier. De brancard wordt d.m.v. één druk op de knop ontgrendeld. Het onderstel volgt automatisch. Zodra het onderstel de grond raakt wordt de brancard automatisch ontkoppeld van het laadsysteem en kan men wegrijden. Automatisch opladen van de batterijen De brancard en het Power- LOAD systeem zijn draadloos aan elkaar gekoppeld en communiceren met elkaar. Dit betekent dat de batterijen van het in- en uitlaadsysteem constant automatisch worden opgeladen. Het Power-LOAD systeem is het resultaat van meer dan zeven jaar ontwikkeling. Voor meer informatie of een demonstratie kunt u contact opnemen met Stryker Medical 0418-569700 of direct met onze buitendienst medewerker Ron Hupse tel. 06-50746128
Juni 2012
AMBULANCEZORG 5
Mededelingen van Bestuur en Bureau lanceverpleegkundigen en meldkamerverpleegkundigen.
CZO traject
Voorwoord Bijna zomer Tijd voor een welverdiende vakantie. Even er tussenuit met je familie, vrienden, gezin. Tijd voor bezinning en rust. Voor anderen juist actie: wandelen, fietsen, bungy jumpen, raften, kanoën en ga zo maar door. De tijd gaat dan te snel voorbij. Collega’s die achterblijven moeten extra werken of een langere dienst doen. Als jij terug komt staat jou dat ook te wachten. Maar je doet dit met plezier en uit collegialiteit. De beroepsvereniging V&VN Ambulancezorg heeft ook vakantie. Ik kan wel zeggen verdiend. Door een kleine groep enthousiaste professionals is veel werk verzet. Er zijn daadwerkelijk resultaten geboekt op tal van dossiers. Ik noem er slechts een paar. In ons vakblad en op onze website lees je meer over de diverse onderwerpen.
Beroepsprofielen verpleegkundige In maart zijn de nieuwe beroepsprofielen door V&VN aangeboden aan het werkveld en aan minister Schipper van VWS. Je hebt hierover kunnen lezen in het verenigingsblad van V&VN. Onze actieve leden van V&VN Ambulancezorg gaan samen met V&VN schrijven aan onze beroepsdeelprofielen, ook wel expertisegebieden genoemd. Dit doen zij allereerst voor het vakgebied van ambu-
6 AMBULANCEZORG
In samenwerking met AZN, Academie voor Ambulancezorg, NVMMA wordt het opleidingsprofiel voor ambulanceverpleegkundige en meldkamerverpleegkundige geschreven. Inhoudsdeskundigen geven aan de hand van de voorlopige beroepsprofielen aan waar de opleiding uit moet bestaan. Een grote klus die uiteindelijk moet leiden tot extern gecertificeerde opleiding tot ambulanceverpleegkundige en meldkamerverpleegkundigen. Het is de verwachting dat ambulancevoorzieningen hun opleidingsorganisatie in gaan richten volgens de nieuwe eisen. We bouwen hiermee dus volop aan de toekomst van de ambulancezorg.
PHTLS Het bestuur PHTLS, een zelfstandig bestuur onder regie van het bestuur van V&VN Ambulancezorg heeft de uitvoering van de PHTLS cursus voor drie jaar belegd bij de Academie voor Ambulancezorg. Belangrijke afspraken over de continuïteit en organisatie zijn hiermee vastgelegd. Het bestuur probeert het AMLS (Advanced Medical Life Support) programma onder verantwoordelijkheid van de NAEMT ontwikkeld naar Nederland te halen. Dit betekent een relevante aanvulling in de nascholing van ambulanceverpleegkundigen. Het bestuur van V&VN Ambulancezorg wenst iedereen een hele fijne vakantieperiode toe. Albert van Eldik, voorzitter V&VN Ambulancezorg
Financiële positie In 2013 wordt voor het laatst de bijdrage van AZN ontvangen. Dit is conform de afspraken die zijn gemaakt naar financiële onafhankelijkheid. Dit betekent wel dat de inkomsten voor de afdeling uitsluitend worden gerealiseerd door de inning van contributiegelden. Een kleine groep mensen is aan het kijken naar sponsoring, websiteactiviteiten en vakblad om te komen tot een financieel bestendige toekomstpositie zodat we onze activiteiten verder kunnen ontplooien.
Themadag Begin 2013 organiseert V&VN Ambulancezorg een themabijeenkomst voor alle leden. Het in contact brengen van professionals zal het belangrijkste doel zijn en uiteraard het delen van belangrijke thema’s bij alle disciplines Hiervoor worden nu de voorbereidingen getroffen.
Sdu Uitgevers
Nieuws vanuit de Vakgroep Ambulanceverpleegkundigen Ik kan jullie goed nieuws melden: de vakgroep ambulanceverpleegkundigen van V&VN Ambulancezorg is groeiende. Dit is te merken aan het aantal nieuwe leden dat onze vakgroep verstertkt. Ook onze mailgroep van actieve leden wordt intensief gebruikt. Op actuele onderwerpen, zoals bijvoorbeeld scholing en diploma’s voor ambulanceverpleegkundigen, wordt massaal gereageerd. Door deze input kan ons dagelijks bestuur aan de slag. Ook de resultaten hiervan worden langzamerhand zichtbaar. Daarnaast zijn er een aantal projectgroepen opgestart. Ik denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van de nieuwe beroepsprofielen voor ambulanceverpleegkundigen. Een enthousiaste groep collega’s is aan de slag gegaan. Enkele mensen uit deze
groep hebben al voorwerk opgedaan in het CZO traject. De eerste startvergadering vanuit V&VN is inmiddels geweest. Een andere projectgroep heeft als doel het organiseren van een studiedag of congresdag. Verleden jaar is de studiedag zo goed bevallen dat er een nieuwe dag komt. Ook promoten wij als vakgroep ons vak naar buiten toe. Zoals jullie uit eerdere berichtgeving hebben gezien zijn wij vertegenwoordigd op de Venticare beurs. Naast uitleg over hoe de ambulancehulpverlening werkt worden er kleine demonstraties/workshops gegeven. Op de open dag van onze militaire collega’s van de V&VN zijn wij ook vertegenwoordigd. Afgevaardigden van onze vakgroep zijn betrokken bij de onderwijscommissie, kwaliteitsregister, ontwikkeling van
nieuwe (kinder) protocollen, OGS richtlijnen en bij het Acute Zorg overleg. Met de andere vakgroepen binnen V&VN Ambulancezorg hebben wij regelmatig contact en wij ondersteunen elkaar zoveel mogelijk. Wil je op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen of een bijdrage leveren voor de beroepsvereniging? Dan kun je aanmelden bij onze vakgroep via onderstaande e-mailadres. Op onze pagina voor ambulanceverpleegkundigen op de website http://ambulancezorg.venvn. nl/ staan de laatste ontwikkelingen. Met collegiale groet, Hans de Vries Voorzitter Vakgroep V&VN Ambulanceverpleegkundigen E-mail: h.vries@ravbrabantmwn.nl
Nieuws vanuit de Vakgroep Ambulancechauffeurs
Ambulance op de busbaan Omdat er de laatste weinig nieuws naar buiten komt over het onderwerp ‘Ambulance op de busbaan’ heeft de Vakgroep Ambulancechauffeurs van V&VN Ambulancezorg geïnformeerd bij de initiatiefnemers van deze motie. De motie werd destijds ingediend door Andre Elissen, lid van de PVV. De partij vond het vreemd dat bussen, taxi’s en vrachtwagens naar eigen inzicht op busbanen mochten rijden terwijl dat voor ambulances in sommige provincies niet was toegestaan. “Een ambulance moet overal in Nederland kunnen rijden, ook buiten spoedgevallen en ook over de busbaan. Dit is belangrijk voor een betere ambulancespreiding en comfortabeler vervoer van patiënten”, aldus Elissen. Een meerderheid in de kamer was het daarmee eens. Op 2 november 2011 is er dan ook een motie aangenomen door de meerderheid van de Tweede Kamer die ambulances de
Juni 2012
mogelijkheid geeft om overal de busbanen te gebruiken als dit ten goede komt aan de spreiding van de paraatheid of als dit het comfort voor de patiënt (geleidend vervoer) verhoogt. Met deze motie zou het ministerie van Veiligheid en Justitie aan slag gaan. Inmiddels is de motie overgedragen aan Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Er wordt momenteel op dit ministerie onderzocht hoe hier mee omgegaan kan worden en er zullen verschillende opties aan de minister worden voorgelegd. Er wordt dus gewerkt aan een antwoord
van de regering maar deze heeft de Tweede Kamer tot op heden nog niet bereikt. Mogelijk zal door de demissionaire staat van het kabinet een besluit hierover ook nog vertraging opleveren. Wij houden jullie op de hoogte als er nieuws op dit onderwerp is. Voor andere actuele zaken kun je terecht op onze pagina op de website van V&VN Ambulancezorg: www.ambulancezorg.venvn.nl Je kunt ons rechtstraaks bereiken via vakgroepchf@gmail.com of een tweet naar @VakAmbulancechf, wij nemen dan direct contact met je op.
AMBULANCEZORG 7
“Hoe kan ik goed samenwerken met andere hulpdiensten?”
HulpdienstenOnline Infotheek. Direct Alles Duidelijk voor hulpdiensten. Als u niets wilt missen van de ontwikkelingen bij hulpdiensten is de Infotheek binnen HulpdienstenOnline uw site. Zo vindt u hier namelijk alle benodigde (beleids)stukken en actuele wet- en regelgeving met toelichting die u helpen om goed samen te werken en te netwerken binnen én buiten uw sector.
Kijk op www.hulpdienstenonline.nl/info voor een passend abonnement.
Feiten
Kennis Kunde
Bericht van de Vakgroep Ambulancechauffeurs
Herziening brancherichtlijn op komst met signalen wordt gereden naar het ziekenhuis. De verpleegkundige bepaalt de urgentie maar de chauffeur bepaalt of hij optische en geluidsignalen gebruikt. Verder heeft de Vakgroep voorgesteld dat de wettelijke status van de richtlijn wordt benadrukt en dat er meer aandacht wordt gegeven aan de richtlijn tijdens opleidingen. Op dit moment zijn de besprekingen met AZN in de afrondende fase en zullen we snel een concept “Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Spoedeisende medische hulpverlening 20122014” kunnen presenteren dat (beter) voldoet aan de praktijk.
De brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Spoedeisende medische hulpverlening uit 2009 heeft een grondige evaluatie nodig en de Vakgroep Ambulancechauffeurs van V&VN Ambulancezorg heeft samen met Ambulancezorg Nederland (AZN) de taak opgepakt om te komen tot een herziening van de brancherichtlijn. De Vakgroep heeft de vele reacties van chauffeurs, verpleegkundigen en centralisten uit het hele land verzamelt en geïnventariseerd. De meeste zijn verwerkt in onze voorstellen naar AZN. Veel reacties gingen over de kilometergrens van 20 km per uur waarmee een rood licht mag worden genegeerd. Men vond deze snelheid te laag. Helaas wordt dit niet geregeld in de brancherichtlijn, maar de minister heeft dit punt neergelegd als dwingende maatregel in de Regeling OGS, die is gepubliceerd in de Staatscourant. Daarnaast is de Vakgroep van mening dat we dit niet moeten aanpassen zolang de meeste aanrijdingen met hulpverleningsvoertuigen plaatsvinden op
Juni 2012 Maart 2010
kruisingen die door verkeerslichten worden bediend. Het doel van de Vakgroep is om de brancherichtlijnen meer op de praktijk af te stemmen. Dit betekent onder andere dat de ambulancechauffeur de vrije keus moet hebben om tijdens een A1 vervoer optische en geluidssignalen te gebruiken. Bijvoorbeeld ’s nachts, maar ook op een woonerf, wordt er in de praktijk vaak voor gekozen om geen gebruik gemaakt van de geluidssignalen. Volgens de huidige brancherichtlijn mag die keuze niet gemaakt worden omdat een A1 rit per definitie met optische en geluidssignalen gereden moet worden. Ook is het vreemd dat de verpleegkundige bepaalt of er
Stuur een mail naar vakgroepchf@gmail.com of een tweet naar @VakAmbulancechf en we nemen contact met je op!
Ambulancezorg
Dagelijks bestuur Voorzitter Albert van Eldik Secretaris Ina Bolt Penningmeester Vacant (tijdelijk door V&VN) Communicatie en PR Gerard Pijnenburg
AMBULANCEZORG 9
KORT NIEUWS
Ambulancehulpverlener van het Jaar 2012 Ambulanceverpleegkundige Teunis Vroegindeweij, werkzaam bij AmbulanceZorg Rotterdam Rijnmond, is uitgeroepen tot Hulpverlener van het Jaar 2012 voor de beroepsgroep Ambulance. Hans van Boxtel en Ton van Geldrop waren de andere twee winnaars van respectievelijk brandweer en politie. Minister Opstelten heeft een ‘overall’ winnaar gekozen uit deze drie winnaars en de heer Ton van Geldrop kreeg ontving de Award Hulpverlener van het Jaar 2012. Vroegindeweij ontving een oorkonde en een cheque voor verblijf op een vakantiepark. Volgens het juryrapport werd Vroegindeweij genomineerd omdat hij zich in de pas vijf jaar dat hij werkzaam is als ambulanceverpleegkundige heeft ontpopt als ambulancezorgverlener ‘pur sang’. “Naast zijn werk als ambulanceverpleegkundige is hij ook Rapid Responder en lid van het BOT. Hij weet binnen de hardheid van de grote stad de menselijke maat te behouden.” Andere kwaliteiten die werden benoemd: grote mate van sociaal maatschappelijke betrokkenheid, empathie en professionele betrokkenheid. Met tweemaal het cijfer acht en viermaal het cijfer negen op de beoordelingscriteria scoorde
Vroegindeweij het hoogste binnen zijn beroepsgroep en werd hij genomineerd. Op vrijdag 25 mei vond de uitreiking plaats op Landgoed ‘t Loo te Oldebroek onder toeziend oog van vele hulpverleners, politici en pers. De stichting Hulp voor Hulpverleners is opgericht om meer waardering en erkenning te krijgen voor het werk als hulpverlener in Nederland. Via de website van de stichting heeft Nederland hulpverleners kunnen nomineren n.a.v. de SIRE-campagne “Handen af”. De ‘Hulpverlener Award’ is bedoeld voor hulpverleners, die vanwege bijzondere
RAV Brabant Midden West Noord kiest ® voor de LIFEPAK 15 monitor/defibrillator Na het afronden van een Europese aanbesteding patiëntmonitoren, heeft de RAV Brabant Midden West Noord besloten tot de aanschaf van 100 stuks LIFEPAK-15 monitor/defibrillator van de firma Physio-Control. De gebruikerstest als onderdeel van aanbesteding woog zwaar mee in het eindoordeel. In de gebruikerstest zijn een tweetal patiëntmonitoren uitgebreid getest en geevalueerd. De feedback van de medewerkers is na verwerking en beoordeling meegenomen in de weging De RAV Brabant MWN gaat o.a gebruik maken van het LIFENET™ system. LIFENET is bedoeld om beveiligde patiëntengegevens webbased te versturen , zoals het zenden van diagnostische 12-leads naar diverse ziekenhuizen in de regio. Ook aan het beheren van data is gedacht d.m.v. een koppeling ERF en het inzien van data in de LIFEPAK 15 via het LIFENET™ system. Ook het direct doorzenden van data naar het diagnotisch CODESTAT (post-feedback) programma is mogelijk. Om de medewerkers de juiste tools te geven zodat zij goed voorbereid zijn om veilig met de LIFEPAK® 15 te kunnen werken, is in samenwerking met de firma Doczero een e-learning programma opgesteld. Dit e-learning programma dient als basis voor de hands-on training. Na afronding van beide onderdelen met een certificaat is het personeel volledig gekwalificeerd om met de LIFEPAK® 15 aan de slag te gaan.
10 AMBULANCEZORG
Teunis Vroegindeweij, ambulanceverpleegkundige AmbulanceZorg Rotterdam Rijnmond
prestaties zorgen voor orde, veiligheid en gezondheid van inwoners van Nederland. De Award wil erkenning en waardering geven voor hun werk en anderen aanmoedigen hun voorbeeld te volgen. Uitgebreidere informatie is te vinden op de website www.hulpvoorhulpverleners.nl
Physio-Control en Doczero ontwikkelen E-learning LIFEPAK 15 Physio-Control, de fabrikant van LIFEPAK monitoren/defibrillatoren heeft Doczero de opdracht verstrekt een e-learning module te ontwikkelen voor de LIFEPAK 15 monitor/defibrillator. In de module kan de gebruiker op een speelse manier kennis maken met de LIFEPAK 15. De theorie kan worden doorlopen, de kennis kan worden getoetst en vaardigheden kunnen realistisch worden geoefend. De cursist kan zelf, en op afstand kan een beheerder de resultaten inzien van de vorderingen die de cursist maakt. De e-learning module geeft na een succesvolle afsluiting van de toets een uitstekende basis om de LIFEPAK 15 in de praktijk te gaan gebruiken. De theorie en praktijktoets tezamen maakt dat de cursist vaardig is op basis van het blended learning concept zoals Doczero in haar leersystemen heeft. Neem contact op met Physio-Control of Doczero voor meer informatie over de e-learning LIFEPAK 15.
Sdu Uitgevers
Dan zwaait er wat... Het verlenen van acute medische zorg bij een sportevenement is een vak apart. De planningsnorm van 15 minuten wordt, zonder inzet van ambulances ter plaatse, vaak niet gehaald. Zeker als duizenden toeschouwers de boorden van het evenement omringen. Intussen zijn er in Nederland ruim 20 organisaties voor medische begeleiding binnen de dranghekken of op sportvelden actief. Rijp en groen en lang niet allemaal even professioneel. Door: dr. Eric van Breda, voorzitter wetenschappelijke adviesraad Service Médical Academy
Acute medische hulpverlening bij sportevenementen hangt er maar een beetje bij. Voor organisatoren van een evenement is het een sluitpost, voor sportbonden is het geen prioriteit en op het vlak van regelgeving en handhaving bestaat een gedoogcultuur. Iemand met een ‘om de hoek gekochte’ ambulance kan zo bij een sportevenement aan de slag. Maar als er echt gehandhaafd zou worden op praktische zaken, zoals de vergunning om liggend te vervoeren, dan zwaait er wat voor veel organisaties die pretenderen over die vergunningen te beschikken. Hans Sauer, voormalig directeur van het Nederlands Ambulance Instituut en lid van de commissie WAV van de Stichting Service Médical, onderkent het probleem: “Er zijn verschillende organisaties op dit terrein werkzaam. Vaak met de beste bedoelingen, maar meestal zonder de vereiste licenties die horen bij spoedeisende hulpverleningsvoertuigen. Dat kun je goed bedoeld amateurisme noemen. Hun werkwijze en diensten zijn in ieder geval niet geformaliseerd.”
bij grote wielerwedstrijden vaak teams van first responders, doktersauto’s dicht bij de coureurs, en als er een kopgroep ontstaat dan moet er een tweede team bij het peloton blijven. Met meerijdende ambulances en een rijdende polikliniek annex mobiele meldkamer bij start en finish wordt de zorgcirkel rondgemaakt. Daarnaast is er vaak ook nog een behandelaar achterop een motor beschikbaar voor snelle hulp. Vanzelfsprekend is daarbij het directe contact met de reguliere hulpverleners in de regio van groot belang. Keurmerk Jos Benders (arts) is oprichter van de Stichting Service Médical. Hij wordt gezien als pionier op het gebied van mobiele sportgeneeskunde in ons land en was als medeauteur betrokken bij het opstellen van het ‘medical chapter’ van
de internationale wielerfederatie UCI. Benders ergert zich aan de gedoogcultuur: “Het is illegaal om de officiële strepen te voeren op een ambulance. Maar in de praktijk gebeurt het toch, en er wordt nauwelijks tegen opgetreden”. Hij pleit dan ook voor kwaliteitsverbetering. Lang niet alle organisaties zijn officiële zorginstellingen, die voldoen aan de eisen van de NZA (Nederlandse Zorg Autoriteit) en onder toezicht van de Inspectie voor Gezondheidszorg vallen. Ook zijn niet alle organisaties ISOgecertificeerd en sommige beschikken niet eens over de vereiste vergunningen voor ambulances. Benders: “Mobiele sportgeneeskunde is een serieus te nemen specialisme. Ik pleit dan ook voor een keurmerk. Want om een serieuze gesprekspartner te zijn voor de organisatoren van sportevenementen moet je jezelf natuurlijk wel serieus nemen”.
Acute hulpverlening in de sport: vak in opkomst. (Foto: Cor Vos)
Complex Er komt veel kijken bij professionele acute medische hulpverlening bij sportevenementen. Op het materiële vlak gaat het om apparatuur en vervoermiddelen. Op het medische vlak gaat het om acute medische verzorging aan sporters die soms een andere taal spreken. Op het financiële vlak gaat het om fondsenwerving en krappe budgetten. En op het organisatorische vlak gaat het om vaak grote vrijwilligersorganisaties in complexe omstandigheden. Zo zijn er
Juni 2012
AMBULANCEZORG 11
Veelgestelde vragen over het Kwaliteitsregister V&V 1
Wat moet ik me voorstellen bij het Kwaliteitsregister V&V?
Het Kwaliteitsregister V&V is een online registratie systeem om individueel deskundigheidsbevordering te kunnen vastleggen in een portfolio en gevolgde scholing in te voeren. Daarvoor is een puntenschema zichtbaar. Het Kwaliteitsregister V&V kent verder een digitale omgeving waar scholingsaanbod van geaccrediteerde aanbieders in staat. Daarnaast hoort bij het Kwaliteitsregister V&V ook een proces van accreditatie voor scholingsinstituten, opleidingsbureaus. Dit is het voldoen aan gestelde eisen om als geaccrediteerde aanbieder aangemerkt te mogen worden.
2
Is het Kwaliteitsregister V&V wettelijk verplicht?
Registratie in het Kwaliteitsregister V&V is nog niet algemeen wettelijk verplicht. Toch hebben bepaalde (verpleegkundige) beroepsgroepen gekozen om het wel verplicht te stellen. Deze beroepsgroepen kenden bijvoorbeeld een verplichte beroepsregistratie. Binnen de ambulancezorg was dit het RBA register sinds 1997. Dit register is na een gezamenlijke bestuursbesluit van AZN en V&VN Ambulancezorg opgegaan in de opening van onze deskundigheid-/expertisegebieden binnen het Kwaliteitsregister V&V. Dus : ja, het is wel verplicht voor onze ambulanceverpleegkundigen die een functionele zelfstandige bevoegdheid hebben om voorbehouden handelingen te mogen doen. Hiermee wordt het Kwaliteitsregister V&V met deskundigheidsgebied een beroepsnorm. De Inspectie toetst o.a. bij calamiteiten op gevolgde beroepsnormen. Sinds 1 januari 2011 dient iedere initieel opgeleide ambulanceverpleegkundige dan wel meldkamerverpleegkundige ingeschreven te staan in het betreffende deskundigheidsgebied. Dit heeft een hoger doel namelijk: onze patiĂŤnt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen. Voor de ambulancechauffeur is een Individueel portfolio beschikbaar totdat het register voor zorgprofessionals een feit is. Deze wordt binnenkort geopend. De voorbereiding is in volle gang.
12 AMBULANCEZORG
3
Wat is de rol en de invloed van de beroepsvereniging V&VN Ambulancezorg?
De beroepsvereniging V&VN Ambulancezorg heeft ervoor gekozen om twee deskundigheidsgebieden /expertisegebieden te openen voor onze werkzame professionals. Verder heeft zij een Onderwijscommissie in het leven geroepen die zich buigt over het aanbod van scholing om te kijken of bepaalde scholing specifiek opgevoerd kan worden voor het expertisegebied. De beroepsvereniging bemoeit zich niet met accreditatie, met het accreditatieproces of het beheer van het Kwaliteitsregister V&V. Er is een onafhankelijke accreditatie commissie operationeel. Het Kwaliteitsregister is ook een onafhankelijk register. Je hoeft geen lid te zijn van de beroepsvereniging V&V. Maar als je in een deskundigheidsgebied wilt zijn ingeschreven is het wel logisch dat je ook lid wilt zijn van de van de beroepsvereniging. Met een lidmaatschap heb je invloed over je eigen vakgebied. De beroepsvereniging kan verder actief zijn om aanbieders van scholing aan te sporen tot V&V accreditatie zodat het aanbod beschikbaar wordt gesteld voor onze doelgroepen.
4
Is het Kwaliteitsregister V&V een waterdicht systeem?
Voor het invoeren van gevolgde opleidingen en punten moet men inloggen met persoonlijke inlogcodes. Het Kwaliteitregister V&V kent een vijf jaarlijkse herregistratie systematiek waarbij ook bewijsvoering gevraagd wordt. Waterdicht is geen enkel systeem. Fraude zal niet lonen.
5
Is het Kwaliteitsregister V&V wel klaar?
Ja, het kwaliteitsregister V&V is al sinds 2009 klaar voor gebruik. Daarnaast vindt nog continue verbetering plaats. Het is een systeem dat zowel technische, inhoudelijke als gebruiksvriendelijke aanpassingen doet. Een van de aanpassingen is dat het Kwaliteitsregister V&V deze zomer over gaat naar het zogenaamde GAIA systeem, het scholingsysteem dat o.a. door artsen wordt gebruikt. Het aanbod van scholingen staat dan in het zogenaamde PE – online omge-
Sdu Uitgevers
ving( permanente educatie). Punten worden met dit systeem en BIG registratienummers automatisch opgevoerd. Dit betekent een flinke vooruitgang.
6
Wat is de invloed van de nieuwe beroepsprofielen Verpleegkundigen, Verpleegkundig Specialist en Zorgvuldige op het Kwaliteitregister V&V?
De puntenverdeling gebaseerd op de oude beroepgebieden komen te vervallen( zorgvrager, professie- en organisatie gebonden). Er wordt overgegaan op de zgn. CANMEDS rollen. Voortaan kunnen alle punten meetellen voor een expertisegebied. Dit is wederom een enorme verbetering en een zeer gewenste ontwikkeling voor de ambulancezorg. De onderwijscommissie boog zich eerder enkel en alleen over het aanbod van zorgvragergebonden deskundigheidsbevordering.
7
Ik ben Ambulanceverpleegkundige en Verpleegkundig specialist acute zorg moet ik mij ook in schrijven in het Kwaliteitsregister V&V?
Ja. Inschrijving in het Kwaliteitsregister V&V in het expertisegebied Ambulancezorg is nu onze beroepsnorm voor praktiserende ambulanceverpleegkundigen. Helaas, er moet dus een dubbele registratie worden gedaan. Door het volgen van de, door de Onderwijscommissie gemerkte scholing zal er veel overlap zijn in beide vakgebieden. Dit betekent dus geen dubbele lasten / kosten. De kosten voor de inschrijving van het register worden conform CAO-afspraak door de werkgever vergoed. Met de registratie en de herregistratie hebben we straks wel een krachtig instrument om het verpleegkundige vakgebied te kunnen herijken.
8
Ik zie dat mijn scholing is afgekeurd voor het deskundigheidsgebied. Wat kan ik doen?
De Onderwijscommissie beoordeelt of zij de aangeboden scholing geschikt acht om op te kunnen voeren voor het expertisegebied. Daarvoor heeft zij criteria gesteld. Jouw aanbod voldoet niet aan deze gestelde criteria maar de scholing kan gewoon worden opgevoerd onder de algemene punten. De criteria zijn opgesteld om de kwaliteit te bewaken voor de betreffende beroepsherregistratie. Bij het afkeuren wordt ook een reden gegeven waarom het niet voldoet om te kunnen worden ‘gemerkt’ ofwel erkent voor een expertisegebied. Aanpassing van inhoud, puntenverdeling en vorm kan van invloed zijn om te kunnen worden gemerkt .
9
9. Hoe schrijf ik me in?
Heb je een afgeronde initiële SOSA opleiding dan wel een opleiding voltooid aan de Academie voor Ambulancezorg voor Ambulanceverpleegkundige of Meldkamercentralist en stond je eerder in het RBA register dan beschikt het Kwaliteitsregister V&V over jouw gegevens en kun je jezelf vrij gemakkelijk inschrijven. Is dit niet het geval dan zul je iets meer zelf moeten invullen en opvoeren. Wanneer je jezelf wil inschrijven krijg je een persoonlijke inlogcode. Heb je problemen of vragen? De helpdesk van het Kwaliteitsregister of jouw ROC er kan je verder helpen. Ook zijn trainers opgeleid om je binnen je eigen organisatie te helpen. Zie ook: www.kwaliteitsregistervenvn.nl
10
Wat zijn voor mij als ambulanceverpleegkundige of meldkamercentralist nu het grootste voordeel van het Kwaliteitsregister V&V? Immers, mijn werkgever registreert mijn scholing toch ook?
De grootste voordelen zijn: a. Scholing die buiten de organisatie wordt gevolgd kan ook worden meegenomen in het Kwaliteitsregister V&V. Men wordt op deze wijze niet geheel afhankelijk gemaakt van het aanbod van de eigen zorginstelling. b. De verpleegkundige kan zelf heel gericht op zoek gaan in de catalogus naar scholing die past bij zijn of haar scholingswensen en dit kenbaar maken bij zijn of haar leidinggevende of ROC-er. Het bevordert dus het nemen van eigen initiatief en verantwoordelijkheid. Dit is een kenmerk van professioneel gedrag. c. bij uitzendwerk of bij een dubbel dienstverband, bijvoorbeeld als MMT verpleegkundige, IC -, anesthesie -of als militair verpleegkundige kan scholing gemakkelijk worden bijgehouden. Wil men alle scholing via of binnen de eigen geaccrediteerde zorginstelling volgens dan is dit geen probleem mits de, voor het deskundigheidsgebied verplichte, gemerkte scholing ook is gevolgd. d. Professionals krijgen direct invloed ook op de kwaliteit van scholing door het systeem van accreditatie van aanbieders. Aanbieders moeten naar aanleiding van de uitkomst van evaluaties van scholing dan wel training hun aanbod aanpassen. Laten ze dit onvoldoende zien dan loopt het accreditatiekeurmerk gevaar. e. Wanneer iedereen is ingeschreven kan ook de herregistratie in het kader van de wet BIG eenvoudiger worden georganiseerd. Concluderend: Het Kwaliteitsregister V&V bevordert dus niet enkel en alleen permanente educatie maar ook een permanente kwaliteitverbetering van onderwijs en beroepsontwikkeling. Deze vragen werden beantwoord met informatie vanuit V&VN, Het Uitvoerbeheer Registers. Auteur: Ina Bolt, bestuurslid en lid Onderwijscommissie V&VN Ambulancezorg
Juni 2012
AMBULANCEZORG 13
Vakgroep Ambulance chauffeurs V&VN schuift aan bij expertmeeting
In 2011 is er aan bestuurders van voorrangsvoertuigen gevraagd om een enquête in te vullen over gedragingen in het verkeer ten opzichte van voorrangsvoertuigen. Dat leverde het eerste zichtbare resultaat op van een uitgebreide studie, uitgevoerd door het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) in opdracht van de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR), naar aanleiding van vragen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De ambulancesector heeft meegewerkt aan het onderzoek en in dit artikel deelt Jeroen Puyman, lid van de landelijke vakgroep Ambulancechauffeur V&VN, zijn ervaringen en geeft hij op hoofdlijnen weer waar het onderzoek om draait. Door: Jeroen Puyman
Resultaat van het onderzoek van het NIFV: het 115 pagina’s tellend rapport “Weggebruikers met voorgang benaderd”, met daarin antwoorden van de onderzoekers op de onderzoeksvragen en aanbevelingen voor verkeersdeelnemers in het algemeen en voor opleiders, bestuurders en werkgevers van bestuurders van voorrangsvoertuigen. Meedenken en praten Zelf ben ik geen wetenschapper maar ambulancechauffeur. Normaal heb ik vooral te maken met de resultaten van onderzoeken, zodra die leiden tot beleidsveranderingen. Dit keer had ik de kans om mee te denken met de onderzoekers, tijdens een “expertmeeting”. Bij deze meeting zaten vertegenwoordigers van de hulpverleningsdiensten brandweer, politie en ambulance. Ook waren VVN, ANWB en CBR vertegenwoordigd. Koos
14 AMBULANCEZORG
Spee (oud verkeersofficier) zat erbij vanwege zijn expertise. Voor onze sector waren Ab Schaaphok (opleiders) Tjerk Hiddes (werkgevers) en ondergetekende (Vakgroep Ambulancechauffeurs V&VN) uitgenodigd om deel te nemen. Tjerk Hiddes was tevens lid van de klankbordgroep. De sfeer tijdens de expertmeeting zat er vanaf het begin goed in: de deelnemers hadden er duidelijk zin in om constructief met elkaar te discussiëren, en daar werd dan ook al snel na het voorstelrondje mee begonnen. De onderzoekers hadden verschillende verkeerssituaties voorbereid waarin een voorrangsvoertuig voorkwam. Aan ons de vraag hoe het verkeer in de geschetste situatie moest reageren. Uiteindelijk kwamen hier aanbevelingen voor weggebruikers en chauffeurs van voorrangsvoertuigen uit voort. Samen met de resultaten van de enquête en het onderzoek zelf, kwamen de onderzoekers tot de volgende gedragsadviezen en aanbevelingen (zie kaders).
Sdu Uitgevers
Gedragsadviezen weggebruikers
Aanbevelingen ten behoeve van hulpdiensten
1. Kijk regelmatig in je spiegels en zorg dat je oplet tijdens het rijden. 2. Blijf kalm en raak niet in paniek als je een voorrangsvoertuig waarneemt. 3. Denk na wat je gaat doen en anticipeer tijdig. 4. Wees voorspelbaar: laat merken dat je het voorrangsvoertuig hebt opgemerkt en geef aan wat je gaat doen. 5. Maak ruimte zodra het kan. 6. Blijf rijden en volg je weg als je geen ruimte kunt maken. 7. Als er een baan vrij is, laat deze dan vrij. 8. Ga niet plotseling remmen. 9. Wijk niet uit naar gevaarlijke plaatsen, zoals de berm, en rijdt geen kruispunt op bij rood licht. 10. Overtreed in principe geen verkeersregels. Hierbij wordt opgemerkt dat het bij bovenstaande gedragsadviezen gaat over de inhoud; de exacte formulering van gedragsadviezen in het kader van een campagne dient in een vervolg te worden bepaald.
1. Stem brancherichtlijnen en opleidingen voor chauffeurs van voorrangsvoertuigen van de verschillende hulpverleningsdisciplines op elkaar af. Stel algemene en eenduidige adviezen op voor het gedrag van chauffeurs van voorrangsvoertuigen. Specifiek aandachtspunt hierbij is de plaats op de snelweg. 2. Kijk naar mogelijkheden om in de rijopleidingen chauffeurs van voorrangsvoertuigen meer praktijkervaring op te doen met ritten met optische en geluidssignalen. Maak eenduidig en uniform beleid ten aanzien van het oefenen van spoedritten met optische en geluidssignalen op de openbare weg voor de verschillende disciplines. 3. Neem initiatieven om de waarneembaarheid van voorrangsvoertuigen te verbeteren, onder andere op het gebied van striping, geluidssignalen en systemen voor vroegtijdige waarneming. 4. Zorg voor voldoende afstemming tussen hulpdiensten en wegbeheerders bij de inrichting van wegen waardoor overige weggebruikers beter in staat zijn om te anticiperen op voorrangsvoertuigen.
Aanbevelingen ten behoeve van weggebruikers
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
1. Besteed in de lesstof en rijopleiding van weggebruikers meer aandacht aan hoe te handelen bij confrontaties met voorrangsvoertuigen. 2. Stimuleer weggebruikers om gefocust te zijn op het verkeer, om zo voorrangsvoertuigen tijdig waar te kunnen nemen. Aandachtspunten hierbij zijn het volume van de radio, het gebruik van mobiele telefoons en navigatieapparatuur en overige afleidende handelingen. 3. Schep duidelijkheid over wat de weggebruiker juridisch wel en niet mag doen, met name ten aanzien van het rijden door rood licht om een voorrangsvoertuig ruimte te geven.
Hoe nu verder? Het rapport is onderweg naar de betreffende ministeries in Den Haag en mogelijk volgt er een campagne voor weggebruikers en hulpverleners. De hulpverleningsdiensten en verschillende organisaties voor weggebruikers zullen het rapport evalueren, en kijken of er nieuw beleid moet komen of dat bestaand beleid moet worden aangepast. Wij als Vakgroep Ambulancechauffeurs van V&VN Ambulancezorg vinden het rapport een waardevol document en instrument. Het staat boordevol nuttige en vakinhoudelijke informatie. Door het rapport is er een hoop (gedeeltelijk nieuwe) vaktheorie beschikbaar gekomen. Hopelijk ligt het rapport ‘Weggebruikers met voorrang benaderd’ inmiddels op de meeste ambulanceposten, zodat collega’s hun vakkennis kunnen verbreden. Mocht dat bij jouw dienst niet het geval zijn, dan is het rapport te downloaden vanaf onze
Juni 2012
1. Voer een grootschaliger en representatiever onderzoek uit naar het gedrag van weggebruikers bij confrontatie met voorrangsvoertuigen. 2. Voer onderzoek uit naar het effect van vroegtijdige waarneming (systemen) op het gedrag van weggebruikers. 3. Voer onderzoek uit naar het gedrag van voorrangsvoertuigen in relatie tot de brancherichtlijn en de invloed daarvan op het gedrag van medeweggebruikers. 4. Voer onderzoek uit naar het effect van het geven van gedragsadviezen op het gedrag van weggebruikers bij de confrontatie met voorrangsvoertuigen. 5. Voer onderzoek uit naar ongevalstatistieken van voorrangsvoertuigen, de invloed van het gedrag van voorrangsvoertuigen en weggebruikers hierin en de mate waarin secundaire ongevallen plaatsvinden als gevolg van een passerend voorrangsvoertuig.
pagina op de site van V&VN Ambulancezorg: www.ambulancezorg.venvn.nl via de link ‘Vakgroep Ambulancechauffeurs’. Wil je reageren op dit rapport, mail ons via vakgroepchf@ gmail.com of laat je bericht achter op het Facebook- of Twitteraccount van de Vakgroep, beiden ook via de site te bereiken. Gegevens van de auteur: Jeroen Puyman Ambulance chauffeur, Kijlstra ambulancegroep Fryslân. Lid landelijke vakgroep Ambulancechauffeur V&VN. Correspondentieadres: jpuyman@kijlstra.net Literatuur: Rapport “Weggebruikers met voorgang benaderd” (NIFV 27-02-2012)
AMBULANCEZORG 15
Zoekplaatje: Wie is hier het slachtoffer van fysieke- en verbale agressie?
Een ander geluid: ‘Minder aandacht voor agressievelingen a.u.b.’ Ambulancepersoneel is kritisch op de heftige spotjes van SIRE over agressie tegen hulpverleners, zo blijkt uit een enquête. Het beeld in de filmpjes is overdreven en heeft misschien wel een averechts effect, aldus de critici. De enquête is uitgevoerd door ambulancepersoneel van meerdere posten in Nederland die deze eindopdracht in het kader van hun opleiding tot ambulanceverpleegkundige hebben uitgevoerd. Zij waren nieuwsgierig of de discussie aan de koffietafel van ambulanceposten over de campagne van SIRE overal in het land speelde. Dit artikel werd speciaal voor dit Vakblad geschreven, in het kader van een afstudeerproject, door acht ambulanceverpleegkundigen i.o. die vanaf september 2011 de initiële opleiding tot ambulanceverpleegkundige volgden op de Ambulance Academie in Harderwijk. Allen zijn onlangs geslaagd.
16 AMBULANCEZORG
Ben jij wel eens in je gezicht gespuugd? Als het je is overkomen denk je nooit meer: “Ach, het is maar een kloddertje speeksel…” Ambulancepost Wognum (bij Hoorn) enkele maanden geleden: de pager gaat. Een jongeman zou thuis dronken op de overloop liggen en slecht aanspreekbaar zijn. De bezorgde vader belde 1-1-2 . Bij aankomst van het ambulanceteam
vertoont de jongen agressief gedrag. Hij maakt een seksueel getinte opmerking naar de vrouwelijke verpleegkundige. De vader en een buurman proberen de jongen in bedwang te houden. De gele ambulancekleding lijkt op deze jongen te werken als een rode lap op een stier. Hij spuugt de verpleegkundige in het gezicht. Zij en haar collega spreken hem hier op aan, waarop de chauffeur
Sdu Uitgevers
ook getrakteerd wordt op een fluim in het gezicht. De jongen gedraagt zich daarnaast seksueel ontremd, mogelijk door cocaïnegebruik. Grens Voor de ambulancezorgverleners is de maat vol. De verpleegkundige schakelt via de meldkamer de politie in. Even later probeert ze, met hulp van agenten, zo goed en zo kwaad als het kan een lichamelijk onderzoek uit te voeren. Ze besluit over te gaan tot vervoer. Een agent gaat mee de ambulance in, om te kunnen bijspringen bij mogelijke escalatie. Ook in de wagen en in het ziekenhuis blijft de patiënt agressief. Hij spuugt de verpleegkundige opnieuw in haar gezicht. Als de rit achter de rug is, voelen zij en haar collega zich vies en vernederd. Ze achten zich niet in staat die dienst nog andere ritten uit te voeren. “We trekken het niet meer”, laat de chauffeur de meldkamer weten. Er is een grens overschreden. De dader gaat na zijn ontslag uit het ziekenhuis een nacht de cel in. De verpleegkundige besluit aangifte te doen. Niet alleen vond ze het voorval uiterst vervelend, ze voelde zich ook onveilig. De zaak loopt nog. Agressie tegen ambulancepersoneel komt voor, het is geen verzinsel van de media, zo illustreert dit waargebeurde voorbeeld. Maar waar ligt de grens? Wat kun je eraan doen? En is het beeld dat de meeste mensen hebben van de ernst en frequentie van het probleem niet overdreven? Op dezelfde ambulancepost Wognum is aan de koffietafel heel wat gediscussieerd over de bekende SIRE-campagne, net als ongetwijfeld op veel andere posten in het land. De heftige tv-spotjes die vlak voor Oud en Nieuw werden gelanceerd trekken een vergelijking met de oorlog. ‘Als we in oorlogstijd respect hebben voor hulpverleners, waarom niet in vredestijd?’ vragen de makers zich in de filmpjes af. We zien angstaanjagende beelden van een ambulancebemanning die onder het sinistere licht van straatlantaarns wordt belaagd door een groep jongeren. Er vallen rake klappen. Aan de koffietafel is de overheersende opinie dat de beelden in de spotjes geen dagelijkse praktijk zijn. In ieder geval niet in het werkgebied
Juni 2012
Lopende projecten
De auteurs v.l.n.r.: Maniola Castelijns. Rogér Knarren, Paula de Wit, Judith Mounier, Conny Pijl, Maaike Hamer, Clemens Dijster, Alex Deuster
Game voor meer begrip Stuur je wel of geen ambulance? Deze beslissing is aan de spelers van de game Ambulance Control. Veiligheidsregio Noord-Holland Noord heeft dit computerspelletje ontwikkeld om meer begrip te kweken voor de werkwijze van ambulancehulpverleners. Iedereen met een computer en een internetverbinding kan het spelen via www.ambulancecontrol.nl. In de game neem je zelf plaats in de meldkamer ambulancezorg. Je ziet een kaart met ambulances en je krijgt meldingen. Door de juiste vragen te stellen aan de bellers, moet je erachter komen of een melding een ambulance-inzet waard is. Spelers leren dat je onmogelijk naar elke melding een ambulance kunt sturen. De boodschap die ze via de game meekrijgen is dat ambulancezorg levens redt, door verstandig om te gaan met de capaciteit. De beschikbare ambulances moeten vrij worden gehouden voor de mensen die het echt nodig hebben. Het idee voor de game is voortgekomen uit de visie van ambulancepersoneel dat agressie vaak voortkomt uit onbegrip. Meldkamercentralisten waren nauw betrokken bij de totstandkoming van het spel. Spelers kunnen in het spel uitkomen voor hun eigen ambulanceregio.
Voorlichtingsambulance langs scholen Het publiek realistischer verwachtingen van ambulancezorg bijbrengen. Dat is het hoofddoel van de Effe ChilleAmbu, een voorlichtingsambulance van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. De wisselende bemanning van de ambulance doet scholen en evenementen aan. Ook andere regio’s kunnen de Effe ChilleAmbu gebruiken voor voorlichting. De ambulance is een idee van Edwin Bosch, een ambulancechauffeur van de veiligheidsregio. In de ambulance kun je filmpjes bekijken, je kunt de game Ambulance Control spelen (zie hieronder) en uiteraard krijg je door het voertuig een goed idee van wat een ambulance allemaal kan: het voertuig is als een normale ambulance uitgerust, al zal de kenner zien dat de apparatuur wat verouderd is. De Effe ChilleAmbu heeft al verschillende scholen aangedaan. Zowel de bemanningen als de leerlingen zijn enthousiast. Voordeel van deze opzet is ook dat de leerlingen door de voorlichtingslessen ervaren dat er echte mensen schuilgaan achter de fluorescerende uniformen, en zo op straat minder snel geneigd zullen zijn tot ongewenst gedrag. Met het project wordt een aantal misverstanden uit de weg geruimd: door de Effe ChilleAmbu leert het publiek onder meer dat er alleen ambulance komt bij levensbedreigende situaties, dat de ambulance meer is dan alleen een taxi met zwaailicht en sirene en dat de bemanning ter plekke al onderzoek moet doen en levensreddende handelingen kan verrichten. Het project is mogelijk gemaakt door subsidie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Lezers die meer willen weten over de Effe ChilleAmbu, kunnen contact opnemen met projectleider Judith Bierlaagh, Jbierlaagh@veiligheidsregio-nhn.nl.
AMBULANCEZORG 17
van deze ambulancedienst: WestFriesland en de kop van Noord-Holland. Bijna iedereen heeft ooit wel eens iets meegemaakt, maar meestal ging het om verbale agressie. Fysieke agressie komt voor, maar is uitzonderlijk. Het gebeurt ook zeker niet iedere dag dat een collega spuug van zijn gezicht moet vegen. Zou het in andere regio’s wel erger zijn? En is het juist slim om het probleem met zulke heftige beelden op de agenda te zetten, of zouden ze juist een averechts effect hebben door zoveel geweld te tonen? De veiligheidsregio doet zelf ook aan voorlichting om agressie tegen te gaan maar die voorlichting richt zich meer op het tegengaan van onbegrip, de agressie zelf krijgt daar minder aandacht dan in de SIRE-campagne. Enquete De ambulanceverpleegkundigen in opleiding komen op het idee een enquête te doen onder collega’s in het hele land. Ze sturen 257 vragenlijsten op naar verschillende hoeken van het land (zie kader). Er komen verrassend veel lijsten terug: 139 stuks Deelnemers enquête De volgende posten deden aan de enquête mee: • RAV Brabant MWN - post ’s-Hertogenbosch. • Post Ambulancezorg Zoetermeer, • VHR NHN Post Alkmaar, post Wognum, Den Helder, Texel. • RAV Brabant ZO post Eindhoven, Helmond, Eersel, Valkenswaard. • Ambulance Amsterdam post Karperweg, Purmerend. • Ambulancedienst Ermelo e.o. Kritisch Het beeld aan de koffietafel wordt bevestigd: ook op andere plekken in het land zijn ambulanceverpleegkundigen en –chauffeurs opvallend kritisch op de campagne die is bedacht om hen te helpen. Een kleine meerderheid (56%) acht de SIRE-campagne zinvol, maar er is ook een groot deel (44%) van de respondenten dat er geen heil in ziet. Ook lang niet iedereen vindt de spotjes realistisch. In de filmpjes is grof geweld te zien; veel respondenten missen in de campagne de vormen van agressie die ze zelf veel vaker terugzien, zoals verbale agressie. ‘Erg overtrokken.
18 AMBULANCEZORG
Vormen van agressie: waar liggen de grenzen?
Men moet zich vooral richten op de doelgroepen die zich agressief opstellen’, aldus een collega in het land. Een ander: ‘Relschoppers zet je hier niet mee aan het denken, misschien werkt het averechts.’ Ongeveer twee derde geeft via de vragenformulieren aan vorig jaar te maken te hebben gehad met agressie. Er is dus wel degelijk een probleem, maar de enquête nuanceert dat probleem ook gelijk: in de meeste gevallen gaat het om situaties die nog in de hand konden worden gehouden, waarbij de agressie zich meestal beperkt tot verbaal ongewenst gedrag. Wel vinden veel respondenten dat agressors fors gestraft moeten worden, iets wat volgens meerdere mensen nog onvoldoende gebeurt. Definities Wat verstaat ambulancepersoneel zelf precies onder ‘agressie’? De volgende definities komen uit de enquête naar voren:
Het schade toebrengen aan een ander; De ander aanvallen of bedreigen met psychisch en fysiek geweld; Gedrag dat men vertoont, wanneer men geneigd tot aanvallen is; Onberekenbaar en niet te corrigeren gedrag; Handtastelijk zijn; Grensoverschrijdend gedrag; Gedrag dat mij hindert in mijn handelen zowel verbaal als non-verbaal. Aanbeveling Voor een volgende campagne: graag minder aandacht voor de excessen en de agressie zelf, en meer focus op de gevolgen van agressie voor de hulpverlener als individu en voor de hulpverlening als geheel. Want het maakt ook het werk moeilijker. Dat zijn de tips die uit de ingevulde vragenlijsten zijn te destilleren. Wie weet realiseert een jongeman die van plan is een hulpverlener in het gezicht te spugen, zich een volgende keer niet alleen wat hij een medemens aandoet, maar ook dat hij het zichzelf moeilijk maakt.
Ter discussie (redactie) In hoeverre is iemand die geïntoxiceerd is verantwoordelijk voor zijn of haar daden die daar uit voort komen? Waarom pikken we agressie van dementen en mensen met een hypo wel? Men is geneigd te zeggen: ‘die kunnen er niets aan doen’. Mensen die geïntoxiceerd zijn wel? Natuurlijk, ze zijn verantwoordelijk voordat ze middelen tot zich nemen, maar daarna? Kun je mensen, eenmaal onder invloed, verantwoordelijk stellen voor hun gedrag? En verslaafden? Een en ander vraagt een zorgvuldige afweging: een alcoholintoxicatie kan een indicatie zijn voor opname op een IC. En dan zijn er nog andere toestandsbeelden die gedragsveranderingen kunnen geven zoals COintoxicatie, neurologische beelden (CVA, meningitis…) en psychiatrische beelden. En hoe bedreven zijn ambulancezorgverleners in de-escalerend communiceren? Welke verantwoordelijkheid heb je als ambulancezorgverlener in deze casuïstiek? Reacties zijn welkom via info@beroepsverenigingambulancezorg.nl
Sdu Uitgevers
INGEZONDEN
Steeds vaker zien we verschillende organisaties die zich bezighouden met medische hulpverlening op evenementen. Maar wat doen ze allemaal, hoe gaat dat? Aan de kleding kunnen we vaak ook niet meer zien wat de functie van de hulpverlener is. Blauwe pakken, groene pakken. Wie is wie? We nemen een kijkje achter de schermen bij Ambu Team Nederland en EHBO Team Nederland.
Professionele medische ondersteuning tijdens evenementen Ambu Team Nederland en EHBO Team Nederland zijn gevestigd in Havelte en dragen zorg voor professionele medische hulpverlening tijdens evenementen. Met 80 oproepkrachten staan ze het hele jaar klaar. Artsen, verpleegkundigen, ambulancechauffeurs, ambulanceverpleegkundigen en eerste hulpverleners. Er is een medisch manager aan de organisatie verbonden die toezicht houdt, en een apotheker voor het leveren van de benodigde medicatie. Daarnaast is er een operationeel manager en is er kantooren onderhoudspersoneel. De organisatie is gestart in 2009 met als doel het leveren van professionele zorg tijdens evenementen tegen een betaalbare prijs.
‘Crash tijdens autocross na onwelwording coureur’. (Foto: M.J. Smit)
Wat doen we Ambu Team Nederland en EHBO Team Nederland verzorgt jaarlijks voor ruim 1700 evenementen de medische ondersteuning. Van zeer kleinschalig tot zeer grootschalig; denk hierbij aan een evenement van 40.000 bezoekers of meer. Hiervoor heeft de organisatie een voertuigenpark van zeven volledig uitgeruste ambulances en twee volledig uitgeruste ambulancemotoren. Er wordt volgens LPA 7.2 gewerkt en alle voertuigen zijn daartoe uitgerust. Voor moeilijk begaanbaar terrein wordt een quad ingezet.
Juni 2012
AMBULANCEZORG 19
INGEZONDEN Bij grote terreinen wordt veel gebruik gemaakt van ambulancebiketeams. Het doel is om zorg tijdens evenementen te leveren die nauw aansluit op de reguliere ambulancezorg. Het grote voordeel hiervan is dat kostbare minuten niet verloren gaan, en dat de reguliere ambulancedienst ingezet wordt, wanneer het echt nodig is. Ambu Team Nederland en EHBO Team Nederland leveren alleen zorg op evenemententerreinen. Er worden geen patiënten vervoerd naar ziekenhuizen. De medewerkers De mensen die bij de organisatie werken zijn voor minimaal 50% werkzaam bij een ambulancedienst of werken in een ziekenhuis bij de anesthesie of SEH. Zo is voldoende niveau van kennis en vaardigheden verzekerd. Bij alle hoog risico evenementen worden ALS medewerkers ingezet. Deze medewerkers zijn grotendeels allemaal in het bezit van diverse diploma’s waaronder ALS, ATLS. PHTLS enz. Iedere medewerker dient te werken volgens het LPA, om goed aan te sluiten bij de reguliere ambulancezorg. BLS Naast advanced life support (ALS) wordt ook basic life support (BLS) geleverd door goed opgeleide eerste hulpverleners. Deze worden vijf maal per jaar extra getraind om de kennis en vaardig-
20 AMBULANCEZORG
heden op peil te houden. Ook lopen zij regelmatig mee met een ALS hulpverlener, om kennis en ervaring op te doen. What’s different Werken in het veld is toch anders dan op een ambulance. Even bijvullen op de post is er niet bij. Op=op. Flinke hoeveelheden materiaal zijn een vereiste. Ook het soort evenement maakt een wereld van verschil. Op de EO jongerendag is er een andere hoeveelheid medicatie en materiaal noodzakelijk dan bij een hardcore house evenement. Maar denk ook eens aan autoraces en autocrossen. Hoeveel auto’s kan je laten openknippen in een dag? Tegenwoordig zien we steeds meer drugsgebruik tijdens Dance en Hardcore feesten. Regelmatig komt het voor dat patiënten collaberen, of zelfs een apneu oplopen. Dan heb je onder andere voldoende Ketanest, Dormicum, kratten met infuusmateriaal, zuurstofcilinders infuusverwarmers nodig. Veelal wordt er gewerkt op moeilijk begaanbaar terrein, zoals motorcrossbanen, welke door de bossen gaan, waar je met een ambulance moeilijk bij kunt komen. Soms zijn het afgelegen, slecht begaanbare, uitgestrekte terreinen waar het lang kan duren eer de reguliere hulpverleners ter plaatse zijn. De medewerkers van Ambu Team Nederland en EHBO Team Nederland maken de patiënt trans-
portklaar en dragen deze hierna over aan de reguliere ambulancedienst. Herkenbaarheid Ambu Team Nederland en EHBO Team Nederland heeft een duidelijk onderscheid gemaakt in de kleding. Zo dragen de ALS-hulpverleners de bekende ambulancekleding van geel met enamel blue en de BLS hulpverleners blauw/ gele kleding, zoals die door vele EHBO verenigingen wordt gedragen. Door speciale striping op de voertuigen is het voor iedereen helder dat deze niet bij de regulaire ambulancedienst horen. En voor alle duidelijkheid staat overal Evenementen ondersteuning opgedrukt. Toekomst Ambu Team Nederland en EHBO Team Nederland hoopt dat haar inzet door deze aanpak zal groeien! Ambu Team Nederland en EHBO Team Nederland zijn nog altijd op zoek naar gemotiveerde ambulancechauffeurs en ambulanceverpleegkundigen. Lijkt het je leuk het team te komen versterken, kijk dan op de website: www.ehboteam.nl
‘De ambulancemotor van Ambu Team heeft een aangepaste striping’. (Foto: Michael Huising)
Sdu Uitgevers
Zie je ze vliegen? Inzet en annulering van het Heli-MMT
Van de 150 MMT-aanvragen werd 93,3% primair door de meldkamer ambulancezorg aangevraagd. (Foto: MMT-team LifeLiner 3)
Sinds 1995 heeft Nederland de beschikking over Mobiel Medische Teams (MMT) als aanvulling op de ambulancezorg. Vanaf 2001 opereren vier van deze teams per helikopter. Inmiddels is er ook 24-uurs dekking gerealiseerd. Een MMT bestaat uit een medisch specialist (anesthesioloog of chirurg-traumatoloog), een verpleegkundige en een piloot. In samenwerking met de ambulancehulpverlening bieden zij specialistische acute prehospitale zorg. De belangrijkste taken zijn het uitvoeren van medische handelingen: verslapping en intubatie, advanced airway management en geavanceerde pijnbestrijding. Medische handelingen die anders pas in de kliniek kunnen worden uitgevoerd(1). Daarnaast is soms het kiezen van het juiste ziekenhuis een belangrijke taak. Vanaf 2001 is Nederland ingedeeld in vier regio’s waarin de heli met een MMT vliegt. De meldkamer ambulancezorg (MKA) van de regio waaruit het MMT afkomstig is coördineert de oproepen van het betreffende MMT. Het team kan primair worden opgeroepen op basis van de (1-1-2) melding. Hiertoe is in het vorige decennium voor alle MKA’s door de G3, een landelijke werkgroep met vertegenwoordigers van ambulancezorg Nederland (AZN), de beroepsvereniging V&VN ambulancezorg, het landelijk
beraad traumacentra en de raad van RGF-en, een lijst met inzetcriteria opgesteld (zie Tabel 1). Daarnaast kan het MMT ook op verzoek van een ambulancebemanning worden aangevraagd aan de hand van protocol 5.5 MMT (LPA 7.1). Dit wordt een secundaire aanvraag genoemd (zie Figuur 1). Als de ambulanceverpleegkundige ter plaatse oordeelt dat de toestand van de patiënt minder ernstig is dan bij de melding werd gedacht, kan het MMT via hetzelfde protocol geannuleerd worden.
Hoewel de MMT’s al ruim 10 jaar ‘vliegen’ is er nooit onderzocht hoe vaak het MMT volgens de gestelde criteria wordt aangevraagd en eventueel wordt geannuleerd. Dit was dan ook de hoofdvraagstelling van ons onderzoek. Daarnaast waren wij benieuwd welke indicaties vooral tot aanvraag leidden. Methode van onderzoek Het retrospectieve onderzoek was beschrijvend en kwantitatief van aard, en vond plaats in de regio Gelderland-
AMBULANCEZORG 21
MMT (secundaire inzet grond of heliteam) (A)irway CWK/(B)reathing - luchtwegobstructie/inhalatie trauma - intubatie onmogelijk - (spannings)pneumothorax - barotrauma (o.a. duikletsel) - AB instabiel - rapid extrication niet mogelijk (RTS < 11; PTS < 9) - AB stabiel - kans op bevrijding > 30 minuten - kans op stoornis vitale functies
Bij de daadwerkelijke inzetten werd vanuit de geordende gegevens achteraf bepaald of de inzet volgens de primaire aanvraagcriteria van het MMT had plaatsgevonden (zie Tabel 1). Bij de annuleringen werd vanuit de beschikbare schriftelijke informatie vastgesteld of deze hadden plaatsgevonden conform LPA 7.1 protocol 5.5 MMT (secundaire inzet grond- of heli team), zie Figuur 1. Indien de patiënt niet (meer) voldeed aan dit protocol kon de heli worden geannuleerd.
(C)irculation - haematothorax - harttamponade (D)isability (CZS) - trauma: GCS < 8 en/of dalend - decompressie (duikletsel) (E)xposure - hypothermic < 32ºC Specifiek - ABC instabiele traumapatiënt - meervoudig, ernstig letsel - multipele fracturen - ernstige brandwonden - elektrocutie - explosieletsel - penetrerend romp-/schedelletsel - verdrinking - circulatiearrest kind - specialistische pijnbestrijding - bijzondere specialistische extricatie (amputatie)
triage ziekenhuis
Vertrek patiënt geïndiceerd voordat MMT ter plaatse is: rendez-vous (optioneel). Primaire inzet MMT door MKA: Na aankomst bij patiënt kan allleen ambulanceverpleegkundige inzet annuleren indien er geen sprake is van bovengenoemde criteria. Figuur 1: Secundaire aanvraagcriteria MMT (LPA 7.1, 2009)
Zuid. Dit is een deel van het werkgebied van het lucht gebonden MMT OostNederland. In de periode van 15 september 2010 tot 1april 2011 werden alle MMT-aanvragen door de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid sector ambulancezorg geanalyseerd op navolging van de criteria. In deze periode waren er in totaal 150 oproepen. Schriftelijke rapportages van zowel de ambulancehulpverleners als het MMT werden voor gebruikt voor analyse. De verzamelde gegevens werden conform de methodiek van de MIST (Mechanism of injury, Injury’s found and suspected, Signs en Treatment given) samengevoegd zodat volledige toedracht en klinische toestand van de patiënt kon worden vastgesteld. Bij de annuleringen was
22 AMBULANCEZORG
alleen de rapportage van de ambulancedienst beschikbaar ter analyse.
Resultaten Van de 150 MMT-aanvragen waren er 140 primair (zie Figuur 2) en 10 secundair. Van de 140 primaire oproepen waren er 71 daadwerkelijke inzetten naast 69 annuleringen door het ambulanceteam dat ter plaatse was. De 10 secundaire inzetten werden niet geannuleerd. Negen van de 71 inzetten bevatten een te beperkte rapportage voor beoordeling van de oorspronkelijke aanvraagindicatie, evenals 15 van de annuleringen. Van de 62 analyseerbare primaire MMTinzetten bleek de aanvraag achteraf te herleiden tot een van de primaire aanvraagcriteria bij 46 (74%) aanvragen (zie Figuur 2). Bij deze 46 protocollaire inzetten waren er 21 aanvragen vanwege een ‘traumascore <12 en/of GCS<9 of PTS<10’, en 11 wegens ‘ongeval met beknelling’. Van de 16 niet-protocollaire dus achteraf ‘onterechte’ inzetten betrof het 7x ‘val van <7m hoogte’, en 5x ‘een auto die niet in het water maar in een droge sloot was gereden’ (zie Tabel 1). Bij 49 van de 54 (91%) geanalyseerde annuleringen van het MMT was volgens protocol 5.5 geannuleerd (Figuur 2). Vijf andere hulpverleningen voldeden wel aan de criteria van protocol 5.5 dus waren achteraf ‘onterecht’ geannuleerd. In 1 op de 3 gevallen werd de patiënt ABCD-stabiel verklaard zonder verdere parameters (N= 18). Bij de annuleringen bleek het oorspronkelijke aanvraagcriterium slechts in 28 van de 54 gevallen in de lijst van de primaire aanvraagcriteria voor te komen. In totaal 8x was de ‘traumascore <12 en/ of GCS<9 of PTS<10’ en 7x betrof het een ‘aanrijding voetganger/fietser/motor >30km weggeslingerd’. In 26 gevallen
kon achteraf het primaire aanvraagcriterium niet in de lijst worden teruggevonden; 10 keer was er sprake van een ‘val<7m hoogte’ en 7 keer een ‘HET’ (hoog energetisch trauma). Van het totaal aantal secundaire inzetten waren er 9 volgens de secundaire inzetcriteria ingezet en 1 niet. Discussie Uit dit retrospectieve dossieronderzoek bleek dat het MMT in 51% van de 140 primaire aanvragen daadwerkelijk werd ingezet. Drie van de vier primaire MMTinzetten bleken achteraf conform de aanvraagcriteria te zijn geweest. Van de annuleringen was ruim 90% volgens protocol 5.5 door het ambulanceteam ter plaatse geannuleerd. Bij de annuleringen stonden in de helft van de hulpverleningen de aanvraagindicatie niet in de lijst. Een suboptimale RTS/GCS, een ongeval met beknelling en een val > 7mtr hoogte bleken frequente aanvraagindicaties voor het MMT te zijn geweest. Het hoge percentage annuleringen van MMT-aanvragen is bekend uit eerdere cijfers van MMT-aanvragen (Lemson). Allereerst is het moeilijk om in de korte triagetijd van 2 minuten die de centralist van de MKA tot zijn beschikking heeft erachter te komen of een MMT geïndiceerd is. Daarnaast blijken de gebruikte aanvraagcriteria gezien het grote aantal annuleringen redelijk ruim te zijn geïnterpreteerd, zeker omdat 9 van de 10 annuleringen op basis van prot. 5.5 plaatsvonden. Een goed voorbeeld van een ‘ruim’ criterium is ’val van hoogte> 7m/3e verdieping’. Bij 7 hulpverleningen waarbij het MMT daadwerkelijk was ingezet (zie Tabel 1) en bij 10 hulpverleningen waarbij het MMT volgens de juiste criteria was geannuleerd bleek de val achteraf toch van minder dan 7m hoogte te zijn geweest. Daarnaast zijn er ook onduidelijkheden in de huidige inzetcriteria. Zo wordt het MMT ingezet bij een grootschalig ongeval, maar wordt er geen afbakening van dit begrip aangegeven (hoeveelheid slachtoffers of voertuigen?). Ook wordt het MMT ingezet bij incidenten waarbij het aanvraagcriterium pas door een professional ter plaatse (ambulanceverpleegkundige) goed kan worden vastgesteld. Dit geldt bijvoor-
Sdu Uitgevers
Primaire aanvraag MMT
71 inzetten, waarvan achteraf
46 vlg. aanvraagcriteria opgeroepen en 16 niet vlg. aanvraagcriteria opgeroepen (onterechte oproep) en 9 niet te beoordelen
69 annuleringen, waarvan achteraf
49 vlg. protocol 5.5 geannuleerd en 5 niet vlg. protocol 5.5 geannuleerd (onterechte annulering) en 15 niet te beoordelen
Figuur 2: Primaire aanvraag MMT
beeld voor de ‘acuut bedreigde ademweg’ of traumatische dwarslaesie. Tot slot zou het MMT officieel ingezet kunnen worden bij iedere patiënt met een lage Glascow Coma Scale (GCS). Dit zou kunnen betekenen dat het MMT voor elke reanimatie zou kunnen worden opgeroepen. Recent onderzoek bij ambulancepersoneel in de regio Hollands-Midden liet zien dat men toegevoegde waarde ziet bij het MMT vooral bij neurotrauma, kinderreanimatie, lastige intubatie en beknelling.(2) Deze criteria komen gedeeltelijk ook tot uiting in de genoemde criteria
‘traumascore <12 en/of GCS<9 of PTS<10’, ‘acuut bedreigde ademweg’ en ‘Brand met rookvergiftiging /inhalatietrauma’. Het onderzoek vond plaats in Gelderland-Zuid. Het aantal MMT-aanvragen vanuit de MKA van deze regio hoort bij de hoogste van alle Nederlandse MKA’s. (1) Het is dan ook de vraag in hoeverre de gevonden cijfers representatief zijn voor de gehele Nederlandse ambulancezorg. Bij dit onderzoek is uitgegaan van de feitelijke aanvragen van MMT. Er zouden dus ook hulpverleningen kunnen zijn gemist. Gezien het redelijk volledige aantal aanvraagcriteria en de grote hoeveelheid terechte MMT-cancels lijkt dit echter onwaarschijnlijk. Het is dan ook de vraag of de nieuwe set aanvraagcriteria zoals die onlangs landelijk zijn gepubliceerd tot een betere inzet zullen leiden.(3) Verder onderzoek hiernaar is nodig. Binnen dit onderzoek zijn criteria voor de MMT- inzet of -annulering retrospectief en schriftelijk geanalyseerd. Er werd geen gebruik gemaakt van geluidsbanden van de MKA of interviews met betrokkenen. Het is dan ook de vraag of de resultaten die wij achteraf vonden geheel overeenkomen met de gevolgde werkwijze van betrokkenen.
Conclusie De huidige aanvraagcriteria voor het heli-MMT in Gelderland-Zuid bleken in de praktijk goed door de MKA te worden toegepast. Ook de annuleringen van het ambulancepersoneel geschiedden meestal volgens protocol. Het is niet altijd gemakkelijk om de criteria vooraf helder te krijgen. Een vorm van overtriage is dan ook onontkoombaar gezien de tijdsdruk bij de MKA en het tijdverlies indien het MMT secundair wordt ingezet. Auteurs Dit artikel is geschreven door: M.E. Bakker (Mireille), HBO Verpleegkundige, destijds Student HBO-V Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Dr. P.M. van Grunsven (Pierre), arts/Medisch Manager Veiligheidsregio Gelderland-Zuid sector RAV. J.C.M. Smits (Caspar), HBO Verpleegkundige, destijds Student HBO-V Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Drs. J.C. Leijtens (Jan), docent HBO-V Hogeschool Arnhem en Nijmegen. F. Zeegers (Fon), docent HBO-V Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Dr. N. Hoogerwerf (Nico), anesthesioloog / MMT-arts, Medisch Coördinator Heli-MMT Lifeliner 3, AcuteZorgregio Oost, UMC St Radboud.
Primaire aanvraagindicaties MMT
Daadwerkelijke inzetten (N=71)*
Primaire Primaire aanvr. ind. aanvr. ind. achteraf niet te achteraf te vinden dus vinden (N=46) onterechte aanvraag (N=16) Grootschalige ongevallen 1 Trein-Vliegtuigongevallen Ongeval met meer dan 1 slo waarvan 1 overleden Slo uit voertuig geslingerd Aanrijding voetganger/fietser/motor > 30 km/u weggeslingerd 2 Ongeval slo overreden door auto 1 Ongeval met beknelling 11 Val van hoogte > 7 mtr/3e verdieping Val bleek <7 mtr 7 Verdrinking (incl. onder ijs geraakt) Sloot bleek droog 5 Bedelving incl. hoofd en/of borst Ontploffing Ongeval met elektriciteit of blikseminslag 1 Ongeval blootstelling giftige stoffen 1 Brand met rookvergifting/inhalatietrauma Geen slachtoffer aanwezig 2 Brandwonden >15% of 10% in combinatie met ander letsel Acuut bedreigde ademweg 3 Traumatische dwarslaesie Thoraxtrauma met resp. insufficiëntie Penetrerend letsel schedel/thorax/bovenbeen/wervelkolom 3 Traumatische amputatie arm/been Open fracturen/crushletsel bekken/bovenbeen/wervelkolom Open fractuur onderbeen 1 Niet te stelpen bloedingen met (dreigende) shock Traumascore RTS <12 en/of GCS <9 of PTS<10 22 Reanimatie waarbij 2e ambulance niet direct beschikbaar is 2e ambulance of >10 min aanrijtijd 1 was er toch 1
Juni 2012
Referenties 1. J.Lemson, P.M.van Grunsven, I.B.Schipper, J.P.Valk, H.M.T.Christiaans, B.M.Gerritse en G.J.Scheffer. Helikopter-Mobiele Medische Teams in Nederland: belangrijke verschillen in inzetfrequentie tussen meldkamerregio’s. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1106-12. 2. J. de Nooij. Samenwerking met het MMT. V&VN Ambulancezorg maart 2012;26-30. 3. Landelijk Netwerk Acute Zorg/ AZN. Werkgroep Inzetcriteria. MMT inzet- en cancelcriteria: een praktisch handvat voor het inzetten van MMT’s en verdeling van verantwoordelijkheden tussen MKA, ambulance en MMT, augustus 2011.
AMBULANCEZORG 23
Tevredenheid ketenpartners over ambulancezorg in Gelderland-Zuid anno 2011 in vergelijking met 2006
De keten in revisie Als onderdeel van het kwaliteitsbeleid van de RAV Gelderland-Zuid is het huidige onderzoek een vervolg op eerder onderzoek naar de ketenpartnertevredenheid in 2006 (1). Het onderzoek uit 2006 wees uit dat huisartsen, ziekenhuizen en eerstelijns verloskundigen over het algemeen tevreden tot zeer tevreden waren over de omgang van het ambulanceteam met de patiĂŤnten en de professionele deskundigheid en attitude van de centralist en het ambulanceteam. De ketenpartners waren minder tevreden over aspecten met betrekking tot de organisatie (wachttijd B-vervoer) en de samenwerking (protocollen, feedback). De verloskundigen bleken over het algemeen het meest tevreden te zijn, de GGZ crisisdienst was over het algemeen het minst tevreden.
24 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Aanleiding De vraagstelling van het huidige onderzoek was: hoe is de tevredenheid van ketenpartners in 2011 over de geleverde ambulancezorg in de RAV Gelderland-Zuid en zijn er verschillen met het voorgaande onderzoek uit 2006?
Tabel 1: Overzicht van de respons anno 2011 per onderzoeksgroep. Ketenpartners
Verstuurde
enquêtes
Respons
Methode Vragenlijst Het tevredenheidsonderzoek werd in 2011 op dezelfde wijze uitgevoerd als in 2006 (1). Er werd een vragenlijst van 34 vragen aan een aantal ketenpartners van de RAV Gelderland-Zuid toegestuurd (Tabel 1). De lijst was ingedeeld in zes rubrieken (Tabel 2). Er werd een vijfpunts antwoordschaal voor de vragen gekozen: ‘Helemaal mee eens’, ‘Mee eens’, ‘Neutraal’, ‘Niet mee eens’ en ‘Helemaal niet mee eens’. De vragenlijst was wederom in opgesplitst in vragen voor de MKA-centralist en ambulanceteam. Een 35e vraag werd toegevoegd; “Zijn er de afgelopen jaren concrete stappen gemaakt (in de vorm van ketenpartner overleg en stagedagen) om het contact met u als ketenpartner te verbeteren?’’ Dataverwerking Alle data werden anoniem verwerkt. Er was sprake van tevredenheid over een item als de antwoorden ‘Helemaal mee eens’ of ‘Mee eens’ werden aangekruist door meer dan 70% van de ondervraagde ketenpartner. Wanneer de totale respons op de vragenlijst van een ketenpartner 10% of lager was, werd deze groep niet in de analyse meegenomen. Dit was het geval bij de verpleeghuizen. De totale respons van de aangeschreven ketenpartners was 35% in 2011 (Tabel 1), tegenover 38% in 2006. Resultaten 2011 Huisartsen, ziekenhuizen en verloskundigen gaven respectievelijk in 25, 24 en 29 van de 34 vragen aan “tevreden’’ of “zeer tevreden’’ te zijn over de geleverde ambulancezorg (Grafiek 1). Het MMT en de MICU, voor het eerst geïnterviewd in 2011, waren met betrekking tot respectievelijk 27 en 23 van de 34 vragen tevreden over de ambulancezorg. De GGZ gaf aan tevreden te zijn over 5 van de 34 vragen. 2006-2011 Ten opzichte van 2006 was de tevredenheid over de ambulancezorg bij huisartsen, ziekenhuizen en eerstelijns verloskundigen toegenomen. Bij de GGZ was de tevredenheid afgenomen (Grafiek 1). Verloskundigen waren net als in 2006 ook in 2011 de meest tevreden ketenpartner, de GGZ het minst tevreden. Ziekenhuizen toonden de grootste toename in tevredenheid. Rubrieken In Tabel 2 is te zien dat in 2011 bij 19 vragen uit de diverse rubrieken de tevredenheid is toegenomen tot boven de norm van 70% (groene vakjes), en bij 8 vragen afgenomen tot onder die norm (bruine vakjes). Professionele deskundigheid De ketenpartners waren over het algemeen meer tevreden over de professionele deskundigheid van de centralist en het ambulanceteam dan in 2006 (Tabel 2).
Juni 2012
Huisartsen en
Absolute aantal respondenten N=
330
34%
112
160 15 15 63 20 50 653
38% 40% 47% 52% 35% 10% 35%
60 6 7 33 7 5 230
huisartsenposten Ziekenhuizen MMT MICU Verloskundigen GGZ crisisdienst Verpleeghuizen Totaal
In 2006 waren de huisartsen, ziekenhuizen, verloskundigen en GGZ nog ontevreden over het door de centralist vaststellen van de urgentie. In 2011 waren alleen de GGZ en de MICU het (nog steeds) niet eens met het feit dat de centralist de urgentie bepaalt. Patiënt Alle ketenpartners, dus ook de GGZ, bleken anno 2011 meer tevreden te zijn over het bejegening door het ambulanceteam van de patiënt dan in 2006. Attitude De ketenpartners, de GGZ uitgezonderd, waren over het algemeen tevreden over hoe er naar hen werd geluisterd en hoe ze te woord werden gestaan. Dit gold zowel voor de centralist als voor het ambulanceteam. Ziekenhuizen en eerstelijns verloskundigen ervoeren in 2011 voldoende collegiale steun van de centralist, waar dit 2006 nog onvoldoende was. Organisatie Ketenpartners zijn in 2011 nog steeds niet tevreden over de afgesproken tijd van het B-vervoer, ondanks een lichte stijging van de tevredenheid ten opzichte van 2006. De wederzijdse samenwerking tussen de centralist en het ambulanceteam werd, ondanks een lichte stijging ten opzichte van 2006, nog steeds onvoldoende geacht door huisartsen, ziekenhuizen en GGZ. Veiligheid Net als in 2006 lukte het het ambulanceteam volgens de GGZ om paniek en agressie te reduceren. Vier van de zes ketenpartners, waaronder ook de GGZ, waren tevreden over het reduceren van paniek en agressie door het ambulanceteam. Samenwerkingsverband Het ambulanceteam en de centralist stonden in 2011 volgens minstens vier van de zes ketenpartners (nog steeds) niet voldoende open voor feedback. Ook over de schriftelijke overdracht van de ambulance naar de ketenpartner zijn de ketenpartners anno 2011 niet tevreden Vijf van de zes ketenpartners bleken niet op de hoogte te zijn
AMBULANCEZORG 25
Tabel 2: Onderzoeksresultaten 2011 vergeleken met 2006. Rubrieken uit de missie van RAV.
HA
HA
ZK
ZK
VK
VK
GGZ
GGZ
MMT
MICU
2006
2011
2006
2011
2006
2011
2006
2011
2011
2011
N=124
N=112
N=62
N=60
N=18
N=33
N=16
N=7
N=6
N=7
Professionele deskundigheid Snel en efficiënt
C
Benodigde informatie vragen
C
Urgentie vaststellen
C
Professioneel te woord staan
C
Snel en efficiënt
A
Handelingen vitale functies
A
Handelen voorlopige diagnose
A
93% 98% 55% 91% 98% 96% 90%
95% 95% 77% 94% 95% 92% 93%
85% 84% 69% 90% 86% 64% 69%
88% 92% 83% 100% 90% 68% 82%
89% 89% 67% 100% 83% 88% 100%
97% 94% 70% 100% 94% 84% 100%
77% 92% 50% 64% 57% 80% 62%
29% 71% 29% 57% 86% 25% 60%
83% 100% 75% 100% 75% 100% 100%
100% 86% 60% 100% 100% 100% 100%
83% 93% 94%
67% 82% 95%
90% 91% 100%
94% 100% 100%
94% 97% 100%
54% 100% 93%
71% 86% 100%
80% 67% 100%
33% 71% 100%
66% 90% 85% 64% 73% 79% 77% 78% 76% 83%
72% 86% 81% 67% 74% 27% 92% 90% 89% 78%
91% 94% 89% 74% 81% 44% 95% 93% 86% 83%
61% 94% 100% 67% 94% 78% 100% 100% 88% 83%
70% 100% 100% 94% 91% 85% 94% 91% 91% 97%
42% 64% 71% 57% 50% 86% 46% 57% 36% 36%
57% 57% 14% 0% 43% 57% 100% 57% 57% 57%
33% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 80% 80% 60%
86% 100% 83% 0% 83% 86% 100% 100% 86% 100%
91% 92% 88% 71%
71% 63% 38% 37%
73% 87% 68% 52%
61% 94% 89% 50%
78% 94% 97% 50%
46% 29% 14% 17%
43% 33% 0% 29%
100% 100% - -
71% 100% 100% 86%
67%
53%
64%
81%
85%
31%
50%
100%
83%
84%
64%
69%
67%
86%
75%
71%
100%
0%
58% 44% 75% 80% 51% 49% 33% 48% -
75% 63% 52% 83% 74% 75% 37% 46% 60%
88% 71% 71% 93% 75% 73% 28% 39% -
91% 50% 35% 70% 78% 88% 24% 42% 43%
57% 43% 50% 80% 8% 50% 29% 14% -
43% 0% 17% 57% 0% 17% 0% 0% 40%
100% 100% 33% 60% 100% 40% 100% 100% -
83% 25% 33% 50% 0% 67% 100% 29% -
Patiënt Informatie geven
A
Voorstellen
A
Benaderen met respect
A
79% 98% 93%
Attitude Centralist noemt eigen naam
C
Luistert naar ketenpartner
C
Prettig te woord gestaan
C
Collegiale steun
C
Geduld aannemen melding
C
Voorstellen ketenpartner
A
Luistert naar ketenpartner
A
Prettig te woord gestaan
A
Collegiale steun
A
Toont geduld
A
47% 89% 89% 61% 78% 84% 73% 78% 73% 67%
Organisatie Telefoon binnen 15 sec aannemen
C
Vereiste tijd A1 urgentie
A
Vereiste tijd A2 urgentie
A
Aankomsttijd B vervoer
A
85% 83% 73% 64%
A
60%
Wederzijdse samenwerking ambulanceteam/centralist
Veiligheid Paniek/agressie reduceren
A
85%
Samenwerkingsverband Geeft informatie door aan ambulanceteam
C
Staat open voor feedback
C
Schriftelijke overdracht
A
Mondelinge overdracht
A
Aansluitende protocollen
A
Staat open voor feedback
A
Kennis protocol centralist
C
Kennis protocol ambulanceteam
A
Verbetering contact sinds 2006
AC
74% 38% 38% 75% 60% 39% 25% 43% -
75% 38% 55% 85% 68% 48% 35% 49% 40%
Legenda A
Vragen over het ambulanceteam.
C
Vragen over de centralist.
% Minder dan 70% van de respondenten was tevreden tot zeer tevreden met betrekking tot de vraag. HA Huisartsen. ZK Ziekenhuizen. VK Verloskundigen. N
Totaal aantal respondenten per ketenpartner. Het aantal respondenten per vraag kan lager zijn.
-
Niet van toepassing
Minstens 70% van de respondenten was in 2011 tevreden tot zeer tevreden met betrekking tot de vraag, in 2006 minder dan 70%.
Minder dan 70% van de respondenten was in 2011 tevreden tot zeer tevreden met betrekking tot de vraag, in 2006 minstens 70%.
26 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Discussie De tevredenheid van ketenpartners van de RAV GelderlandZuid over de geboden ambulancezorg was over het algemeen in 2011 groter dan in 2006 met uitzondering van de GGZ crisisdienst; deze ketenpartner was nog minder tevreden in 2011 dan in 2006. Verder bleven de items “op tijd voor B-vervoer’’, “samenwerking MKA en ambulancedienst’’, “feedback kunnen ontvangen’’, “schriftelijke overdracht’’ en “protocollenkennis’’ nog voor verbetering vatbaar. GGZ crisisdienst Uit het eerdere onderzoek van 2006 werd geopperd dat de samenwerking tussen de ambulancemedewerkers en de GGZ minder goed verloopt omdat niet voldoende inzicht is in elkaars werkgebied (1). De GGZ crisisdienst heeft voornamelijk (vakkundige) kennis van de psychische hulpverlening en het ambulanceteam van de somatische hulpverlening. Daardoor schiet volgens beide partners reguliere ambulancezorg aan de psychiatrisch patiënt op voorhand al tekort. Brand adviseerde dan ook om voor het vervoer van psychiatrische patiënten een aparte ambulance met gespecialiseerd personeel in te richten (2). Om meer betrokkenheid tussen de ketenpartners te creëren, moeten er structureel gezamenlijke scholingsdagen en uitwisselingen in de vorm van stagedagen plaatsvinden. Laatstgenoemd aspect is sinds 2006 nog niet gerealiseerd, vooral vanwege onvoldoende prioriteit. Om wederzijdse stagedagen regulier in te kunnen plannen moet er vanuit het management budget vrijgemaakt worden. Wachttijd B-vervoer Nog steeds zijn ketenpartners ontevreden over de wachttijd voor B-vervoer. De gemiddelde wachttijd in 2011 was 33 minuten. Het lijkt gewenst om nog duidelijkere afspraken te maken over de verwachte aankomsttijd van het B- vervoer. Een mogelijkheid is het geven van een zogenaamde bloktijd. Enkele RAV-en werken al volgens dit principe. Er wordt op deze manier geen exacte aankomsttijd gegeven, maar een tijdsblok van bijvoorbeeld 10.00-10.30 uur waarin de ambulance kan arriveren. Een andere optie is een telefonische vooraankondiging geven dat de ambulance onderweg is. Samenwerking MKA en ambulancedienst De samenwerking tussen ambulanceteam en MKA werd nog steeds onvoldoende geacht in 2011. Door het moeten voldoen aan aanname- en uitruktijden is de verhouding tussen beide groepen de laatste jaren meer onder druk komen te staan. In onze regio is onlangs een verplichte stage van ambulanceteam bij de MKA en vice versa ingevoerd om meer begrip voor elkaars werk te krijgen. Feedback kunnen ontvangen Ook in 2011 vonden de meeste ketenpartners dat centralist en ambulanceteam nog onvoldoende openstaan voor feedback.
Juni 2012
Ketenpartner tevredenheid 2006-2011 aantal vragen beantwoord boven tevredenheidsnorm
Aantal vragen
van de kennis van protocollen betreffende de centralist en het ambulanceteam. Vier van de zes ketenpartners vonden dat de protocollen niet op elkaar aansloten. 40-60% Van de ondervraagde ketenpartners was tevreden over concrete stappen die de afgelopen jaren genomen zouden zijn om het contact met hen als ketenpartner te verbeteren.
34 32 30 28 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
2006
2011 Jaren
n Huisartsen
n GGZ
n Ziekenhuizen
n MMT
n Verloskundigen
n MICU
Daarbij werd aangegeven liever geen feedback te geven waar de patiënt bij is. Vóór de invoering van het digitale overdrachtsformulier naar de ziekenhuizen (waaronder het MIST- formulier) was er op het papieren ritformulier een mogelijkheid tot het geven van schriftelijke feedback. Deze optie is weliswaar ook aanwezig bij de digitale overdracht maar wordt nog onvoldoende gebruikt door de ziekenhuizen. In het genoemde artikel van Soons werd gesuggereerd dat gezamenlijke scholing en stagedagen de openheid voor het ontvangen van feedback zou kunnen verbeteren. In het kader van de AZO-regio worden sinds 2 jaar maandelijks scholingen georganiseerd voor alle ketenpartners in de acute zorg. Onderwerpen betreffen onder andere het acute myocardinfarct, CVA en trauma. Helaas vinden de huisartsen in deze regio nog te weinig aansluiting bij deze avonden. Daarnaast willen wij graag stages door ketenpartners in onze RAV faciliteren. Wij ondervonden een verbeterde samenwerking tussen assistentes van een huisartsenpost en de MKA nadat alle assistentes een door de HAP gefaciliteerde stage op onze MKA hadden gelopen. Schriftelijke overdracht Geen van de ketenpartners was in 2011 tevreden over de schriftelijke overdracht. In de toelichtingen van SEH-personeel bleek dat vooral het missen of te laat komen van de digitale MISToverdracht te betreffen die sinds 2010 geïntroduceerd is in de RAV Gelderland-Zuid. Deze wijze van vooraankondiging werkt, mede ten gevolge van transmissieproblematiek, helaas nog niet optimaal. Ook missen huisartsen sinds de komst van het elektronisch ritformulier een schriftelijke overdracht na ambulancebezoek bij hun patiënt. Uiteindelijk is de wens om alle ketenpartners via digitale verbindingen op de hoogte te brengen van elkaars zorg. Tot die tijd zou een papieren overdracht een noodoplossing kunnen vormen. Voor overdracht naar de huisarts is dit inmiddels gerealiseerd.
AMBULANCEZORG 27
Kennis van de protocollen De meerderheid van de ketenpartners geeft nog steeds aan onvoldoende kennis te hebben over de te hanteren protocollen en richtlijnen door de centralist en het ambulanceteam. Naast de al eerder genoemde scholing en stagedagen zouden ook ketengerichte training en protocollen oplossingen kunnen zijn. In 2012 willen wij een regionale training wijden aan het samen met verloskundigen trainen van de verloskundige protocollen (fluxus, reanimatie pasgeborene etc.). Protocollen voor de verschillende ketenpartners sluiten lang niet altijd op elkaar aan. Vandaar dat meerdere onderzoeksinitiatieven zijn ontplooid om een betere afstemming in de ketenzorg te verkrijgen door het vervaardigen van ketenbrede evidence-based protocollen voor de spoedzorg (3,4). Tot slot Dit jaar gaan onze MKA en de regionale SEH’s in navolging van de huisartsenposten het Nederlands Triage Systeem (NTS) invoeren. Volgens Van Ierland et al. (5) kan het NTS bijdragen aan eenduidige triage en ondersteuning van de samenwerking tussen de ketenpartners in de acute zorg. Het gebruik van één triagesysteem door alle ketenpartners in de spoedzorg kan positieve effecten hebben op efficiëntie, doelmatigheid, veiligheid, patiënttevredenheid en op de patiënt afgestemde zorg. Een ander actueel item is de ontwikkeling van de Consumer Quality-index, een meetinstrument en keurmerk voor de keten van spoedzorg vanuit het perspectief van de patiënt (6). Er is nog geen landelijk instrument om de tevredenheid van ketenpartners te meten. Wanneer een dergelijk gevalideerd meetinstrument zou bestaan, zou benchmarking met andere veiligheidregio‘s in Nederland mogelijk zijn. Conclusie De algehele tevredenheid was in 2011 groter dan in 2006, hoewel de items “organisatie’’ en “samenwerking’’ hierbij net als in 2006 achterbleven. De GGZ was minder tevreden dan in 2006. De samenwerking kan nog verder verbeterd worden door wederzijdse stages, multidisciplinaire scholing en gezamenlijke protocollen. Het verbeteren van de samenwerking met de GGZ verdient speciale aandacht.
Dit artikel werd geschreven door: Mw. Kelly van Kessel, HBO- verpleegkunde, destijds student aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen Mw. Marjolein Verdijk, HBO- verpleegkunde, destijds student aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen Dr. Pierre M. van Grunsven, arts- medisch manager Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, sector ambulancezorg Dr. Mac Honigh, directeur Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, sector ambulancezorg Correspondentieadres: Pierre.van.Grunsven@vrgz.nl RAV Gelderland-Zuid t.a.v. dr. Pierre M. van Grunsven Postbus 1120 6524 TV Nijmegen 024-3794888
28 AMBULANCEZORG
Referenties 1. Hoogstraten I, Soons M, Honigh M, Grunsven PM van. Wie stelt de indicatie tot ambulancevervoer; de huisarts of de meldkamer ambulancezorg? Vakblad V&VN Ambulancezorg, 2008 (nr. 1), 8-11. 2. Brand R. De optimalisering van transfer van acute patiënten naar de psychiatrische kliniek- patroonanalyse en verbeterplannen. Utrecht: Hogeschool Utrecht, juni 2010. 3. Ebben, R. Algemene informatie project ‘Ketenbrede Landelijke Protocollen Spoedzorg’. 2009 weblog van LAIZ: http:// blog.han.nl/acute-intensieve-zorg/afgerond-onderzoek/ project-ketenbrede-landelijke-protocollen-spoedzorg-klpsproject. 4. Berben SAA, Kemps HLM, Grunsven PM van, et al. Richtlijn ‘Pijnbehandeling bij traumapatiënten in de spoedzorgketen’. Ned Tijdschr Geneeskd 2011; 155:A3100. 5. Ierland Y van, Veen M van, Huibers L, et al. Validity of telephone and physical triage in emergency care: The Netherlands Triage System. Family Practice 2011; 28:334-41. 6. Hammink A, Bos N, Sturms L, et al. CQ-index keten spoedzorg: meetinstrumentontwikkeling. Kwaliteit van samenwerking binnen de keten spoedzorg vanuit patiëntenperspectief. Nijmegen: IQ Scientific Institute for Quality of Healthcare, 2010. 47 p.
TWAZ hamerstuk voor Eerste Kamer Nadat op 27 maart 2012 de Tweede Kamer de Tijdelijke Wet Ambulancezorg (TWAZ) had aangenomen heeft op 24 april j.l. ook de Eerste Kamer ingestemd. Dat betekent dat de Tijdelijke Wet Ambulancezorg nu wordt ingevoerd. Het voorstel Tijdelijke wet ambulancezorg (TWAZ) vervangt de Wet ambulancevervoer (Wav) en de Wet ambulancezorg (Waz). De Waz zou de Wav vervangen, maar die wet is in verband met Europeesrechtelijke knelpunten niet in werking getreden. De nu voorgestelde TWAZ beoogt een tijdelijke voorziening te treffen waarbij enkele aspecten van de Waz die niet Europeesrechtelijk problematisch zijn, zoals de aansluiting bij de vorming van veiligheidsregio’s, zijn opgenomen. Anders dan bij de Waz het geval was, gaat het voorstel uit van verlening van ambulancezorg door bestaande vergunninghouder(s), die daartoe zullen worden aangewezen. Omdat er ontwikkelingen zijn met betrekking tot zowel de acute zorg als de meldkamers die direct van invloed zijn op de ambulancezorg en ook de vorming van veiligheidsregio’s nog in ontwikkeling is, zal de TWAZ gelden voor een periode van vijf jaar. In die periode zal worden gewerkt aan een definitieve wettelijke regeling. Het voorstel (EK 32.854, A ) is op 27 maart 2012 aangenomen door de Tweede Kamer. PvdA, GroenLinks, D66, VVD, SGP, ChristenUnie, CDA, PVV en het lid Brinkman stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 24 april 2012 als hamerstuk afgedaan. De fractie van de SP is daarbij aantekening verleend, zij zouden hebben tegengestemd indien het voorstel in stemming was gebracht.
Sdu Uitgevers
Bon Bini na Bonaire! Welkom op Bonaire!
B jij ambulanceverpleegkundige en droom jij van een carrière Ben o onder de Caribische zon? Dan kunnen wij jouw droom waarmaken. V Voor het ziekenhuis ‘Hospitaal Francisco’ op Bonaire zijn wij namelijk op zoek naar ervaren ambulanceverpleegkundigen die een nieuwe uitdaging willen aangaan in een andere cultuur. Hospitaal Francisco is het enige ziekenhuis op Bonaire, en is hierdoor de spil van de Bonairiaanse gezondheidszorg. Het ziekenhuis biedt diverse faciliteiten, zoals Spoedeisende Hulp, Kraamafdeling, Operatiekamer, Chirurgie, Interne Geneeskunde en meer. Ga voor ons complete vacatureaanbod en extra informatie over Bonaire en Hospitaal Francisco naar Ambucare.nl/bonaire.
AMBUCARE.NL • STATIONSSTRAAT 40 BERGEN OP ZOOM M • 0164 61 04 44
71-12-09-01 Adv 189 x 131_ambulance_WT.indd 1
25-05-12 13:33
KORT NIEUWS
Serie Hornis Silverline ambulances voor RAV Limburg Noord In maart ontving de RAV Limburg Noord een viertal Hornis Silverline ambulances op basis van de Volkwagen T5. Deze eerste vier voertuigen zijn onderdeel van een serie van acht stuks totaal, waarmee de RAV Limburg Noord zijn voertuigbestand moderniseert. De voertuigen zijn deels geconverteerd tot ambulance bij Ambulanz Mobile en deels bij Visser Leeuwarden. De gebruikerservaring van de nieuwe Volkswagen T5’s met Euro5 motor en DSG automatische versnellingsbak die eind 2010 als ambulance zijn gaan rijden, zijn zeer positief. Daarnaast heeft de nu gemonteerde VB Techniek 4-hoeken luchtvering een significante verbetering van het veercomfort en de voertuigstabiliteit tot gevolg.
Digitale opvolger van SOS-medaillon Binnenkort maakt Nederland kennis met SafeID, een nieuw product waarmee u als hulpverlener met uw smartphone direct de beschikking heeft over alle noodzakelijke gegevens van de eigenaar. SafeID is het digitale alternatief van het in vergetelheid geraakte SOS-medaillon. De makers van SafeID introduceren het product in eerste instantie bij risicovolle groepen zoals ouderen en mensen met specifieke gezondheidsproblemen. Ook duursporters, zoals wielrenners en langeafstandlopers, maken binnenkort kennis met SafeID. SafeID is voorzien van een persoonlijke QR-code, een 2-dimensionale streepjescode, die wordt ingelezen met een smartphone. In luttele seconden heeft de hulpverlening toegang tot een compleet dossier met naam, adres, medicijngebruik, specialist of familie die gewaarschuwd moet worden. Het dossier kan eindeloos veel gegevens bevatten en de eigenaar bepaalt zelf welke gegevens erin worden opgenomen. De eigenaar maakt bij de aanvraag van de SafeID pas zijn of haar profiel – eigenlijk het dossier - aan. Van dit profiel wordt een unieke, persoonlijke QR-code gemaakt die op de SafeID pas wordt opgenomen.
kenbaar aan het logo. De eigenaren kunnen de SafeID /QR-code bij zich dragen als pas; de SafeID/QR-code kan echter ook bevestigd zijn aan een sleutelhanger, een keycord, polszweetband of veiligheids-
hesje. De producten zijn alle voorzien van het SafeID logo zodat u dat als hulpverlener onmiddellijk kunt herkennen. Om de SafeID/QR-code te kunnen scannen moet op de smartphone een zogenaamde QR-reader geïnstalleerd zijn. Deze applicatie is gratis te downloaden. Meer informatie www.safe-id.nl
De SafeID/QR-code is slechts enkele vierkante centimeters groot en duidelijk her-
30 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
De passie van Lex maakt onze ambulances onderscheidend... Kwaliteit, afwerking en duurzaamheid staan bij Visser Leeuwarden op een hoog niveau. Maar ook de gedrevenheid van onze medewerkers maken Visser-ambulances onderscheidend.
â&#x20AC;&#x153; I k v i n d h et e e n u i td a g i n g o m e e n i nte r i e u r i n te b o u we n , d at h e l e m a a l vo l d o et a a n d e we n s e n va n d e k l a nt â&#x20AC;?
Bij Visser Leeuwarden werken mannen en vrouwen met passie voor ambulances. Neem nou Lex, interieurbouwer. In zijn vrije tijd ontwerpt Lex graag meubels en interieurelementen. Die hobby kan hij toepassen in zijn dagelijkse praktijk. Hoe ingewikkelder het werk, hoe meer hij geniet. Die passie ziet u terug in elk Visser-product...
www.visser-leeuwarden.nl Edisonstraat 16, 8912 AW Leeuwarden T +31 (0)58 - 213 45 55 F +31 (0)58 - 215 01 57 I info@visser-leeuwarden.nl
Nabespreking: Ambulanceverpleegkundige Bianca Rouwhorst vertelt aan senior-verpleegkundige Guus van Dijk hoe de hulpverlening verlopen is. (Foto: Wim Blommaert)
De RAVU werkt voortdurend aan verbetering van het zorgproces. In dit artikel wordt een van de belangrijkste ontwikkelingen op weg naar veilige ambulancezorg besproken: de zorgevaluatie voor en door ambulanceverpleegkundigen.
Een stap voorwaarts in patiëntveilig werken De zoektocht naar zorgindicatoren die iets vertellen over de werkelijke invulling van het zorgproces duurt al vele jaren in alle lagen van de gezondheidszorg. Als we het woord indicator vertalen dan betekent het een aanwijzer. Die wijst aan, vertelt iets (geeft een indicatie) over hoe het er echt uit ziet. Of een indicator ook precies laat zien hoe het werkelijk gegaan is, wordt al even lang bediscussieerd. Hoe goed draait de zorgmotor? We blijven vaak aan de buitenkant om het zorgproduct heen zweven: aantal opnames, aantal ligdagen, aantal infecties, aantal overledenen, aantal ritten, aantal overschrijdingen etc., omdat deze thema’s nu eenmaal makkelijk in getallen uit te drukken zijn. Ook patiëntenonderzoek steekt vaak pas achteraf de thermometer in de patiënt: “Wat vond u van de geleverde zorg?” De patiënt antwoordt vaak “..het waren hele aardige mensen, ik was blij dat de ambulance er zo snel was..”
32 AMBULANCEZORG
Als de resultaten van uitkomstindicatoren en retrograde tevredenheidsonderzoeken op tafel liggen blijkt dat die vaak bitter weinig vertellen over waar concrete verbeteringen in het zorgproces mogelijk zijn. We proberen het proces dus te beïnvloeden en te beheersen door het interpreteren van indirecte indicatoren. Daar is op zich niet zo veel mis mee, maar de gebruiker moet zich realiseren dat hij met een afgeleide te maken heeft en niet met de binnenkant van de motor. Daar vinden tientallen processtappen en beslismomenten plaats. Om daar naar te kunnen kijken moet de motorkap open. De motorkap open, hoe dan? Om een werkelijke indruk te krijgen hoe het hulpverleningsproces verloopt zou je er, in het ideale geval, het liefst met je neus bovenop willen staan zodat je kunt kijken wat er gebeurt. Met het protocol - als norm - in de hand zou je kunnen zien welke beslissingen door het team genomen worden.
Sdu Uitgevers
Structureel meekijken tijdens hulpverleningen is praktisch lastig te realiseren. Maar toch kunnen we aardig in de buurt komen. Het dichtst bij meekijken op de locatie is het ‘story telling’. We kennen het allemaal: het ambulanceteam komt binnen na een hulpverlening en vertelt direct enthousiast over wat ze zojuist hebben meegemaakt. In geuren en kleuren worden de successen die ze net hebben geboekt en de moeilijkheden die ze net hebben overwonnen verteld. Daar ligt nu de kans!! Als we dat vertellen kunnen structureren komen we verdraaid dicht in de buurt van de werkelijkheid. Bij de RAVU is die kans het afgelopen anderhalf jaar verzilverd en is een omslag in de methodiek van de zorgevaluatie doorgevoerd. Omslag in zorgevaluatie De wijze waarop de zorgevaluatie voorheen werd ingevuld kon niet voldoen aan ieders verwachtingen. Operationeel managers keken naar rittijden, medisch managers naar bijzondere hulpverleningen en medewerkers naar de faciliteiten die ze nodig hadden om zo goed mogelijk hun werk te kunnen doen. De ritbespreking was het domein van de operationeel leidinggevende waarbij enerzijds de medewerker vakinhoudelijk begeleid moest worden en anderzijds data werden verzameld ten behoeve van de bedrijfsvoering. Die duale verantwoordelijkheid leverde aan beide zijden niet het gewenste resultaat op in de zin van beheersing van het zorgproces bij de managers en voldoende ondersteuning / opleiding voor de ambulancebemanning. Gedurende de laatste drie jaren is bij de RAVU gewerkt aan ‘structurele zorgevaluatie’ voor en door meldkamercentralisten, later uitgebreid naar ambulanceverpleegkundigen die bestaat uit: • b eluisteren van meldingsgesprekken van centralisten aan de hand van een scorelijst • het nabespreken van bijzondere hulpverleningen op verzoek van de medewerker • het incidenteel nabespreken van een hulpverlening met een medewerker n.a.v. een specifieke vraag • structurele gesprekken met verpleegkundig centralisten en ambulanceverpleegkundigen over hun hulpverleningen in het algemeen • thematische evaluatie van hulpverleningen
COACHING
PRIMAIR PROCES
EVALUATIE
Structurele gesprekken - Meldkamer centralisten - Ambulanceverpleegkundigen
Patiëntenzorg
Analyse hulpverlening - Meldkamer gesprekken - Patiënten dossiers - Thema’s
TERUGKOPPELING
Juni 2012
Het kan dus anders! In de zorgevaluatie “nieuwe stijl” is gekozen voor nabespreking van hulpverleningen met de individuele medewerkers op een manier van collegiale intervisie, buiten de hiërarchische lijn om. Voor de ambulanceverpleegkundigen wordt dit gedaan door senior-verpleegkundigen. Dit zijn collega-ambulanceverpleegkundigen uit het eigen team die specifiek zijn geselecteerd en vervolgens zijn opgeleid door een externe organisatie (Hatcon, zie verder in het artikel) voor de taak van de zorgevaluatie. In totaal zijn hiervoor tien senior-verpleegkundigen aangesteld (samen 2.0 fte). Daarnaast bekleden drie Physician-Assistants de functie van assistent-medisch manager. Zij analyseren de bevindingen uit de zorgevaluatie op thema, met name om trends te signaleren die van belang kunnen zijn voor de organisatie. Beheersing én betrokkenheid Er is nu een betere vertaling van de werkelijkheid voorhanden gekomen. De indicatoren die uit de gesprekken beschikbaar komen lijken meer te vertellen over het echte verloop van het proces. Ze leveren het (medisch) management en de opleiders betere graadmeters om, zo nodig, werkwijzen, protocollen of materialen aan te passen en scholing bij te stellen. Deze verbetering is alleen en vooral te danken aan de betrokkenheid van professionals die vertellen hoe het er in het primaire proces werkelijk aan toe gaat. Senior-verpleegkundige in het team De senior-verpleegkundige vervult in het team een motiverende en inspirerende rol. Hij of zij vertelt over trends in de resultaten van zorgevaluaties, kan (nieuw) medisch beleid toelichten en dient als intermediair tussen de teamleden en het medisch management. De senior is de spil in de kwaliteitscyclus van de zorgevaluatie. Welke voorwaarden passen erbij De vertrouwelijkheid van de evaluatiegesprekken tussen seniorverpleegkundigen en verpleegkundigen is een belangrijke succesfactor bij de zorgevaluatie. Verpleegkundigen durven open en vrij over de verleende zorg en de verbetermogelijkheden te praten. Het werken aan veiligheid wordt hiermee een normale gang van zaken. Eén cruciale voorwaarde die voor aanvang vervuld moet zijn: een gedegen opleiding in het voeren van begeleidingsgesprekken. Hatcon, een organisatie gespecialiseerd in het ontwikkelen en opzetten van trainingen op het gebied van veiligheid, zowel in de luchtvaart als in de medische wereld, heeft de trainingen hiervoor ontwikkeld en verzorgd. Delicate relatie tussen de gesprekspartners In de opleiding werd vooral aandacht besteed aan het delicate evenwicht tussen de houding en het gedrag van de senior en de bereidwilligheid van de verpleegkundige om te vertellen hoe de hulpverlening is gegaan. Professionals werden voorheen eenzijdig benaderd met het verzoek te vertellen waarom iets wel of niet goed was gegaan. Dit werkte een ‘blame and shame’ cultuur in de hand waarbij professionals zich juist afschermden in plaats van openstelden.
AMBULANCEZORG 33
Van binnenuit het gesprek voeren De verpleegkundige moet zich weer verantwoordelijk kunnen voelen voor de kwaliteit van het eigen functioneren waarbij aspecten van samenwerking in het team (crew resource management) besproken moeten kunnen worden in een beschermde en veilige omgeving. Dat stelt hoge eisen aan de instelling, het gedrag en de houding van zowel de senior als de betrokken professional. De senior-verpleegkundigen zijn getraind om hier zeer zorgvuldig mee om te gaan. Dat betekent: spreken vanuit de beroepsnorm (en niet vanuit de eigen standaard!), integriteit, respect en vertrouwen uitstralen, structuur in het gesprek respecteren en de professional zélf laten kijken naar het eigen proces.
“..het waren hele aardige mensen, ik was blij dat de ambulance er zo snel was..” SPEECH De senior krijgt tijdens de training een tool aangeleerd om duidelijk te krijgen waar in het gesprek met de professional de nadruk kan liggen. In de analyse wordt aandacht besteed aan gedragsaspecten die aan de orde komen bij het functioneren van de professional ten aanzien van de eigen rol, het protocol, het materiaal, de situatie, de klant en derden. S = self, P = protocol, E = equipment, E = environment, situation C = client, H = human interaction. De senior let op deze gedragsaspecten als de verpleegkundige de gedetailleerde stappen tussen de melding en de overdracht (in het ziekenhuis) aan hem/haar vertelt. Daarbij komt het wat, hoe en waarom aan de orde. (zie ook: www.hatcon.nl) Proactieve bijdrage aan patiëntveiligheid? In de evaluatiegesprekken tussen de seniors en de verpleegkundigen wordt een gedragsverandering bewerkstelligd die gericht is op leren middels zelfreflectie. De ambulanceverpleegkundige wordt geholpen de door hem of haar verrichte zorgverleningen stapsgewijs te vertellen en te ontleden. Daarmee wordt inzicht verkregen in het werkelijke verloop van de zorg en wordt de verpleegkundige zich bewust van de eigen kritische beslissingen die hij/zij daarbij genomen heeft. Als er sprake is geweest van een vergissing of verkeerd besluit dan brengt de professional dat (met hulp van de senior) zélf boven water. Als de professional een volgende keer voor eenzelfde besluitvorming staat is er een grote kans dat er even ‘stil gestaan’ wordt voordat er een keuze wordt gemaakt. Dit draagt bij aan het telkens bewust maken van de keuze die zo weinig mogelijk onnodig gezondheidsverlies voor de patiënt oplevert; de essentie van patiëntveilig werken! Zo wordt een kwaliteitscyclus op medewerkerniveau en op organisatieniveau ingevuld. Twee vliegen in één klap.
34 AMBULANCEZORG
Bij de RAVU is in 2011 een visie opgesteld die vertelt wat onder veilige ambulancezorg wordt verstaan: De RAVU wil verantwoorde en veilige ambulancezorg leveren, waarbij de kans op onnodig gezondheidsverlies van de patiënt, het ambulancepersoneel en derden die bij de zorg betrokken zijn (nagenoeg) ontbreekt, door het in één keer goed uitvoeren van de gestandaardiseerde meldkamer- en ambulancezorg, door het beheersen van de omgevingsfactoren en door het verzorgen van een eenduidige en doeltreffende communicatie.
Gedragsverandering Uit de gedragswetenschap is bekend dat de mens ruim 95% automatisch gedrag vertoont. Onbewust hebben we voor vrijwel elke handeling en beslissing een automatisme. Dat gedrag blijkt alleen beïnvloedbaar door de persoon zelf. Iemand moet zelf tot inzicht komen dat het anders moet waarbij het ‘t beste werkt als iemand zelf de oplossing verzint en verwoordt (zie de 9 wetten van gedragsverandering, www.hatcon.nl). Slot Het klinkt allemaal erg eenvoudig en logisch maar een dergelijke opzet vraagt om een forse verandering in de visie op evalueren en leren. Als alles voor elkaar is en de eerste resultaten verschijnen dan kunnen de successen worden gevierd. Zo blijkt dat: - de zorgverlening steeds zorgvuldiger wordt geregistreerd - de shame and blame cultuur plaats begint te maken voor een open gesprek tussen collegae - professionals spontaan met elkaar in gesprek gaan over hulpverleningen - professionals zich ook in de groep kwetsbaar op durven stellen door hun vergissingen en onzekerheden te delen - professionals zich serieus genomen voelen en bereid zijn mee te werken aan het inzichtelijk maken van verbeterkansen - de organisatie langzaamaan meer zicht krijgt op trendinformatie uit het werkelijke zorgproces. Voorwaar een succesvolle verandering ten gunste van de patiënt en een forse stap vooruit in het kader van patiëntveilig werken!
W. Blommaert, MKM, intern kwaliteitsadviseur RAVU, w.blommaert@ravu.nl M. Verhoef – de Groen, Human Factor Specialist, MBA (HATCON), mariekeverhoefdegroen@hotmail.com, info@hatcon.nl V. Eijzenbach, arts, Medisch Manager Ambulancezorg RAVU, v.eijzenbach@ravu.nl
Sdu Uitgevers
Vanaf 1 juni t/m 31 juli 2012 kunt u zich weer inschrijven om mee te dingen naar de
Veilige Publieke Taak Award 2012 De Veilige Publieke Taak Award wordt jaarlijks uitgereikt aan de organisatie met een publieke taak die de meest effectieve en inspirerende aanpak van agressie en geweld tegen werknemers heeft ingevoerd. De Award bestaat uit een kunstwerk en een bedrag van 25.000 euro dat moet worden besteed aan de vermindering van agressie en geweld. Veel organisaties zijn actief bezig met hun veiligheidsbeleid. Deze organisaties kunnen met hun aanpak een voorbeeld zijn voor anderen. Het programma Veilige Publieke Taak is op zoek naar deze organisaties en wil een succesvolle en inspirerende aanpak belonen met de VPT Award. Een deskundige jury nomineert drie inzendingen. De winnaar wordt tijdens de VPT-beurs op donderdag 1 november 2012 bekendgemaakt. Voor nadere informatie, zoals het inschrijfformulier, de criteria, de doelstellingen en de doelgroep verwijzen we u naar de website www.vptaward.nl.
Veilige Publieke Taak is een programma van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De hoofdlijnen van het programma zijn het voorkomen van agressie en geweld, het aanpakken van de daders en het ondersteunen van werkgevers bij het ontwikkelen en uitvoeren van hun veiligheidsbeleid.
Gegarandeerde opnamecapaciteit in het Calamiteitenhospitaal Een grote calamiteit of ramp zorgt vaak voor chaos. Op de ramplocatie zelf, maar ook ver daarbuiten. Hoe ga je daarmee om? En belangrijker: waar moeten de slachtoffers naartoe? Bij calamiteiten met vijf of meer slachtoffers is het mogelijk om het Calamiteitenhospitaal in Utrecht in te schakelen. Dit is altijd klaar voor opening en heeft een grote behandelcapaciteit die binnen een half uur gereedstaat.
Het Calamiteitenhospitaal begint al in de ambulancehal. Door opvang en triage in de hal kunnen de ambulances snel weer op weg.
36 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Auteur: Petra Kruijt Foto’s: Aad van Vliet e.a.
27 juni 2011: een grote brand breekt uit bij zorgcentrum De Geinsche Hof in Nieuwegein. Het duurt niet lang voor de meldkamer van de Regionale Ambulance Voorziening Utrecht (RAVU) een melding krijgt van de brand, met waarschijnlijk veel slachtoffers. Zoals iedere ambulancemedewerker weet, moet op dat moment alles pijlsnel in gang worden gezet: wagens en personeel moeten naar de ramplocatie, maar ook weer snel van de ramplocatie naar een plek waar de slachtoffers behandeld kunnen worden. Welke plek dat is, is afhankelijk van een heleboel factoren, zoals de locatie, het aantal slachtoffers en de ernst van de verwondingen. De meldkamer van de RAVU koos op 27 juni 2011 voor het Calamiteitenhospitaal in Utrecht, niet alleen omdat het dicht bij Nieuwegein ligt. “Ik had de vrijdag ervoor nog gesproken met Jelte Wind, hoofd van het Calamiteitenhospitaal”, vertelt John van Engelen, manager bedrijfsvoering RAVU/Hoofd Meldkamer Ambulancezorg. Hij was de maandag erna, toen de brand uitbrak, verantwoordelijk commandant van dienst geneeskundig. “Voor mij stond buiten kijf dat we moesten kiezen voor het Calamiteitenhospitaal. Daardoor isoleer je de patiën-
tenopvang op één plek. De meeste fouten worden gemaakt in chaos. Maar dankzij het Calamiteitenhospitaal kun je de hectiek afromen. De eerste auto’s reden al snel en in een mum van tijd waren rond de vijftig mensen ondergebracht.” Atoomkelder Het Calamiteitenhospitaal is een bijzonder instituut: het bestaat al meer dan twintig jaar en is altijd in opperste staat van paraatheid, maar wanneer je er op een gemiddelde dag rondloopt, is er bijna niemand te bekennen. Het idee dat later zou leiden tot het Calamiteitenhospitaal ontstond al op de voormalige locatie van het Academisch Ziekenhuis Utrecht in de Utrechtse binnenstad. Er was geen officiële ruimte voor de opvang van mensen die blootgesteld waren aan giftige stoffen, terwijl dit wel meermalen voorkwam. Tegelijkertijd – we schrijven nu jaren tachtig – werd een nieuw ziekenhuis gebouwd aan de rand van de stad, met een atoomkelder om te beschermen tegen de dreigingen van de Koude Oorlog. Bij de oplevering was echter het gevaar al geweken, dus er was een ruimte vrij die professoren Jean Savelkoul en Bart Sangster zeer geschikt leek voor de opvang van groepen patiënten in noodgevallen. Het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (het huidige ministerie van VWS) steunde de
Getrainde medewerkers van het UMC Utrecht en vrijwilligers zijn in groten getale op afroep beschikbaar in rampsituaties.
Juni 2012
AMBULANCEZORG 37
Calamiteitenhospitaal: de cijfers
Dit slapende ziekenhuis met een capaciteit van 200 bedden is door goed onderhoud altijd binnen 30 minuten klaarwakker.
komst van het Calamiteitenhospitaal en ook het Centraal Militair Hospitaal, een onderdeel van Defensie, gaf aan meerwaarde te zien in een dergelijk hospitaal. Zo ontstond in 1991 het officiële Calamiteitenhospitaal, dat in de jaren erna al diverse openstellingen meemaakte. In het begin lag de focus nog op gifstoffen en de eerste openstelling was na een ongeval met de begassing van kassen in het Westland (1991). Maar kort daarna kwamen ook gerepatrieerde slachtoffers van de vliegramp in Faro (1992), een groep met MRSA besmette patiënten uit Joegoslavië (1993) en de evacuatie van een ziekenhuis in Tiel omdat de Waal dreigde te overstromen (1995). Het Calamiteitenhospitaal kreeg een bredere functie. Scenario’s voor openstelling Dat heeft het tot op de dag van vandaag gehouden. Er zijn binnen het Calamiteitenhospitaal diverse scenario’s voor openstelling. Het gaat in negentig procent van de gevallen om een flitsramp, zoals de brand bij de Geinsche Hof. Bij zulke rampen is vooral de capaciteit doorslaggevend: grote aantallen patiënten kunnen niet in een regulier ziekenhuis terecht zonder de zorg te verstoren. Het Calamiteitenhospitaal is in dat geval een buffer die ervoor zorgt dat andere ziekenhuizen niet worden overvraagd. “Je kunt een gewone SEH niet overspoelen met veel zwaargewonde patiënten van wie niet duidelijk is welke zorgbehoefte ze hebben”, zegt Van Engelen van de RAVU. “Het Calamiteitenhospitaal is eigenlijk een verlengstuk van het gewondennest. Hier vindt opnieuw triage plaats en na de belangrijke eerste hulp kan alsnog voldaan worden aan de afspraken voor patiëntenspreiding die op provinciaal niveau zijn
38 AMBULANCEZORG
Opvangcapaciteit van 60 patiënten per uur * 200 bedden totaal waarvan 12 intensive care en 50 medium care * 4 individuele isolatieboxen * cohortisolatie voor 30 patiënten * 30 minuten van melding tot openstelling * al vanaf 5 patiënten * 8000 vierkante meter * 3 OK’s
gemaakt.” Dat gaat in overleg met de andere ziekenhuizen en op basis van duidelijke zorgbehoeften die al zijn vastgesteld. Het tweede civiele scenario voor openstelling is een zeer besmettelijke en gevaarlijke infectieziekte, het derde een CBRN-incident: een ramp waarbij chemische, biologische, radiologische of nucleaire stoffen vrijkomen. Het Calamiteitenhospitaal heeft voor de opvang van slachtoffers van CBRN-incidenten binnenkort de beschikking over een decontaminatie-unit waarmee recentelijk nog getest en geoefend is. De artsen en verpleegkundigen die bij een ramp in het Calamiteitenhospitaal werken komen uit het UMC Utrecht en het Centraal Militair Hospitaal, bijvoorbeeld van de IC of de SEH. Tijdens een openstelling hebben ze elk hun eigen vastomlijnde taak en die taak hebben ze ook bij de oefeningen. Een keer per jaar is er een grote oefening, tien keer per jaar worden de openstellingprocedures geoefend. Binnen dertig minuten Elk moment, of het nu midden in de nacht is of op zondagmiddag om twee uur, kan het Calamiteitenhospitaal binnen dertig minuten operationeel zijn. Daarvoor moet het schoon zijn, moeten medewerkers op afroep beschikbaar zijn, moet de apparatuur functioneren en moet de bedrijfsbrandweer van het UMC Utrecht, die alles in gereedheid brengt bij een openstelling, erbij kunnen. Wanneer de ambulancemeldkamer een melding heeft van een ramp, komt deze op dezelfde plek binnen als bij een regulier ongeval: de Spoedeisende Hulp in het UMC Utrecht. Bij melding van een ramp of ongeval met vijf of meer slachtoffers wordt intern binnen vijf minuten besloten of het Calamiteitenhospi-
Sdu Uitgevers
Het financiële plaatje Patiënten krijgen geen hogere ziektekostenrekening als ze in het Calamiteitenhospitaal zijn opgevangen en behandeld. Maar natuurlijk kost het wel geld om dit ziekenhuis in stand te houden. Hoofd Calamiteitenhospitaal Jelte Wind geeft antwoord op drie prangende vragen over het kostenplaatje. Zijn de kosten voor de instandhouding van het Calamiteitenhospitaal wel in verhouding met het sporadische gebruik? “De kosten liggen lager dan menigeen zou verwachten. We werken hier zeer efficiënt, bijvoorbeeld door medicatie die bijna over datum gaat op te nemen in de reguliere voorraad van het UMC Utrecht. Er wordt dus niks weggegooid. Daarnaast is onze bezetting minimaal: in de koude fase zijn er maar een paar mensen die zorgen dat het Calamiteitenhospitaal startklaar blijft. Wat betreft het sporadische gebruik: dat heeft deels te maken met de onbekendheid van het Calamiteitenhospitaal, iets waar ik aan werk. Bij veel incidenten in het recente verleden – denk aan de brand in Volendam, het schietincident in Alphen aan den Rijn en het treinongeluk in Amsterdam – is geen beroep gedaan op het Calamiteitenhospitaal, terwijl deze voorziening er wel is. Ik heb zelfs het idee dat gewondenspreiding over meerdere zorginstellingen duurder is, omdat iedereen moet opschalen. Centralisatie is veel efficiënter.” Maken voorzieningen als het Calamiteitenhospitaal de gezondheidszorg niet onevenredig duur? “Nee, het Calamiteitenhospitaal kost in verhouding juist erg weinig. Vrijwel alle professionals die eraan meewerken zijn in dienst van andere afdelingen van het UMC Utrecht en komen alleen bij een ramp extra in actie. Je kunt het Calamiteitenhospitaal zien als een verzekering: als de noodzaak er is, kun je ervan gebruikmaken en ben je blij dat het er is.” Het Calamiteitenhospitaal kan ook opstarten met tien slachtoffers van bijvoorbeeld een ongeval. Is dat wel handig voor zo weinig mensen? “Het Calamiteitenhospitaal is een flexibel ziekenhuis. Het kan grote patiëntenaantallen aan, maar ook kleinere. In dat geval worden minder medewerkers ingeschakeld en hoeven we ook niet de volledige ruimte te gebruiken. Daardoor is de impact van een kleinere openstelling vanzelf ook kleiner en houden we de kosten laag.”
met een gemiddelde snelheid van een patiënt per minuut. Hierdoor hoeven ambulancebroeders niet mee naar binnen en kunnen ze meteen weer op pad om een volgende patiënt van de ramplocatie te vervoeren. “Ik heb in een uur tijd sommige ambulanceteams drie of zelfs vier keer voorbij zien komen”, vertelt Van Engelen. “Ik geloof dat we in één uur 47 patiënten hebben vervoerd. Er was nauwelijks oponthoud.” Alles op één plek Uiteraard kan niet overal vandaan het vervoer zo snel gaan. Wanneer er in Limburg of Twente een ramp plaatsvindt, is de afstand naar Utrecht groter dan vanuit Nieuwegein. Desondanks kan het volgens Jelte Wind, hoofd van het Calamiteitenhospitaal, alsnog een logische keuze zijn om patiënten naar Utrecht te brengen. “Natuurlijk gaan de zwaargewonde patiënten, de T1-categorie, zo snel mogelijk naar het dichtstbijzijnde traumacentrum”, zegt hij. “Deze mensen zijn niet zelden in levensgevaar en dan is het onverantwoord om een andere keuze te maken. Maar het is onnodig om een regionaal ziekenhuis te belasten met veel patiënten in de categorieën T2 en T3, die bijvoorbeeld snijwonden of botbreuken hebben.” Ook Van Engelen ziet veel in deze ‘bufferfunctie’: “In het Calamiteitenhospitaal weet je zeker dat alle patiënten er terecht kunnen en goede zorg krijgen.” In veel gevallen is ook gebleken dat slachtoffers steun bij elkaar vinden. Bij binnenkomst wordt iedere patiënt geregistreerd en als familieleden naar het Calamiteitenhospitaal komen, worden hun gegevens daaraan gekoppeld. Door de centrale opvang is er direct een duidelijk patiëntenoverzicht voor de autoriteiten, en kan naar familie gecommuniceerd worden waar de patiënten zijn opgevangen. Tegelijkertijd is de locatie afgeschermd voor media en is er veel expertise dichtbij. Op korte afstand van het UMC Utrecht liggen namelijk het WKZ, met expertise op het gebied van kindergeneeskunde, Defensie met specifieke kennis over hoe te handelen in rampgevallen, het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) met de grootste kennis in Nederland over gifstoffen, en natuurlijk het AZU met veel gespecialiseerd personeel. “Behalve logistiek is het Calamiteitenhospitaal ook een medisch supercentrum. Deze voorziening is uniek in Nederland. Wij hebben het geluk dat het voor ons dichtbij is, maar het is geen exclusief Utrechts centrum. Integendeel: het Calamiteitenhospitaal is een onafhankelijk nationaal instituut. En zeg nu zelf, vanuit een heel groot deel van het land ben je binnen een uur in Utrecht. Die iets langere rit is het meer dan waard.”
Meer weten? taal opengaat. De dienstdoende traumatoloog en de Raad van Bestuur besluiten hier samen over. In het geval van een grote ramp zal er altijd voor gekozen worden om tot openstelling over te gaan. Dan geldt het Calamiteitenhospitaal als een regulier ziekenhuis, dus voor de patiënten of andere partijen komen er geen extra kosten aan te pas ten opzichte van de reguliere SEH of IC. De ambulancehal vlak bij de A27/A28 is dezelfde als die van de SEH in het UMC Utrecht, alleen is de werkwijze iets anders. Het Calamiteitenhospitaal begint namelijk al in de ambulancehal zelf: daar wordt de triage gedaan en worden de patiënten overgetild op een traumastretcher of patiëntenbed. Dat gaat
Juni 2012
Jelte Wind, hoofd van het Calamiteitenhospitaal, is via calamiteitenhospitaal@umcutrecht.nl bereikbaar voor vragen en verzoeken, bijvoorbeeld om een presentatie of rondleiding te geven.
Een indruk krijgen van het Calamiteitenhospitaal kan ook via YouTube: de video is het eerste resultaat bij zoeken op ‘Calamiteitenhospitaal’. Het Calamiteitenhospitaal is ook te vinden op Twitter (@calhosp), Facebook (facebook.com/calamiteitenhospitaal) en de eigen site via www.umcutrecht.nl/subsite/calamiteitenhospitaal/
AMBULANCEZORG 39
Procedure na overlijden kind verandert ook voor de ambulancemedewerker
De Do’s and Don’ts van NODO In 2010 is er een nieuw artikel in de Wet op de lijkbezorging, van kracht geworden. Dit artikel heeft betrekking op minderjarigen. Artsen moeten nu ieder overlijden van een minderjarige melden bij een forensisch arts. De NODO-procedure (Nader Onderzoek Doods Oorzaak minderjarige) wordt nu landelijk geïmplementeerd als uitvloeisel van deze wet. Als ambulancehulpverlener kun je tijdens het uitvoeren van het werk met deze procedure te maken krijgen. In dit artikel wordt naast de uitleg over de werkwijze van deze procedure ook gekeken naar de betekenis hiervan voor de ambulancehulpverlener.
Door: Eline Langstraat(RAV Haaglanden), Anneke Scholte (Ambulance Zorg Groningen)
Inleiding Ambulancehulpverleners hebben er mee te maken: tijdens het werk word je betrokken bij het overlijden van kinderen. Een kinderreanimatie heeft niet het effect dat je wenst. De behandeling wordt gestopt. En dan… Op dit emotionele moment kunnen er vragen van ouders komen over de procedure die verder gevolgd gaat worden. In dit artikel informeren we ambulancehulpverleners over een nieuwe procedure met betrekking tot het overlijden van een minderjarige (vanaf 24 weken zwangerschap tot en met 17 jarigen) die deels nog in ontwikkeling is. Ook doen we verslag van een enquête die wij onder ambulanceverpleegkundigen hielden om erachter te komen in hoeverre zij op de hoogte zijn van de huidige procedure. Hoe kijkt de ambulanceverpleegkundige aan tegen de verantwoordelijkheden binnen de nieuwe procedure rond kindersterfte? Is kennis over deze proce-
40 AMBULANCEZORG
dure relevant om professionele hulp te kunnen geven op het moment dat er vragen komen na het overlijden van een kind? Of is het de verantwoording van de betrokken arts om ouders/verzorgers te informeren? Het artikel wordt afgerond met een aantal praktische aanbevelingen. De NODO-procedure Sinds 1 januari 2010 is er een aanvulling op de Wet op de lijkbezorging gekomen. Dit is een deel van de NODO-procedure. Op dit moment zijn artsen verplicht een lijkschouwer te raadplegen na elk overlijden van een minderjarige. De NODO-procedure was bedacht omdat uit de statistieken bleek dat er nog altijd kinderen overleden waarbij de dood niet verklaarbaar was. Uit een rapport van Van Montfoort uit 1996 zou blijken dat er veel overlijden als gevolg van kindermishandeling gemist werden. De overheid wilde daarom dat er na ieder overlijden van een minderjarige, onderzoek gedaan zou worden. Dit is wel de aanleiding maar niet het doel
van de NODO-procedure. Het doel is het in kaart brengen van de oorzaken van overlijden onder minderjarigen. Er waren echter grote bezwaren tegen het invoeren van de NODO-procedure. De hoge kosten waren het grootste struikelblok. Hierdoor is er uiteindelijk besloten tot de gedeeltelijke invoering van de wet: de meldingspicht van artsen. Dus nadat de wetswijziging in 2010 van kracht werd, liet de praktische uitwerking nog op zich wachten. Dit leverde soms verwarrende situaties op (zie de tv-uitzending: “Ouders onterecht in verdachtenbankje na dood kind”). Op 22 februari 2012 heeft Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) de NODO werkwijze vastgesteld. Deze procedure wordt nu stapsgewijs per regio geïmplementeerd. Wat gebeurt er nu als je als ambulancehulpverlener betrokken bent bij het overlijden van een minderjarige? De behandelende arts belt dan de forensische arts. Deze kan op dit moment alleen nog advies geven in de te volgen proce-
Sdu Uitgevers
Vervolgonderzoek Er zijn vijf centra in Nederland waar vervolgonderzoek plaats kan vinden. Dit zijn universitaire medische centra of topklinische ziekenhuizen in Groningen, Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Eindhoven. De NODO-forensische arts beslist uiteindelijk op welke manier het vervoer plaats vindt. Afhankelijk van de situatie mogen ouders hun kind zelf vervoeren, dit laten doen door een derde of door de begrafenisondernemer. In het NODO-centrum wordt zo snel mogelijk onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak. Er wordt informatie verzameld over het kind, er wordt lichaamsmateriaal afgenomen en er worden röntgenfoto’s en scans gemaakt. Na deze onderzoeken volgt een evaluatiemoment. Is er sprake van een natuurlijke dood, dan wordt het kind zo snel mogelijk overgedragen aan de ouders. Als er vervolgonderzoek door middel van obductie nodig is, zullen de ouders hiervan op de hoogte worden gesteld. Het streven is dat ouders binnen drie dagen hun kind weer terug krijgen. De definitieve conclusie van alle onderzoeken volgt in principe binnen een maand.
“Uit rapport Van Montfoort 1996 blijkt dat overlijden als gevolg van kindermishandeling vaak gemist wordt.” Tekening is gemaakt door mede-auteur van NODO, Anneke Scholte
dure. Indien hij besluit tot een NODOprocedure, ziet deze er als volgt uit: - Als het overduidelijk een niet natuurlijke dood betreft, wordt het direct een justitiële kwestie. - Als er is sprake van onverklaard overlijden zal de NODO-forensische arts ter plaatse komen, eventueel met het overige NODO-team. De NODO-forensische arts zal ouders informeren dat er onderzoek wordt gedaan naar de doodsoorzaak. Zij ontvangen een informatiefolder. Er wordt ouders gevraagd om toestemming te geven voor obductie omdat dit mogelijk noodzakelijk zal zijn. Tot dan toe is het nog geen justitiële kwestie maar het doel is puur het achterhalen van de doodsoorzaak. Als ouders geen toestemming geven en obductie blijkt noodzakelijk om de doodsoorzaak te
Juni 2012
kunnen vast stellen, kan de NODOforensische arts vervangende toestemming aan de rechter vragen. De NODO-forensische arts onderzoekt de plaats van overlijden en maakt foto’s. Als het kind thuis reanimatiebehoeftig is geworden en uiteindelijk in een ziekenhuis overlijdt, zal de NODO-forensische arts alsnog de plaats onderzoeken waar het kind reanimatiebehoeftig is geworden. Voorts kan de NODO-forensische arts de betrokken ambulanceploeg(en) bevragen over hun bevindingen, hoe ze het kind hebben aangetroffen, wat ze hebben gedaan etc. Mochten hierbij zaken aangeroerd worden waarbij de ambulanceverpleegkundige denkt dat zijn beroepsgeheim in het geding is, dan kan hij gedwongen worden zijn geheimhoudingsplicht te schenden.
De volgende uitkomsten zijn mogelijk: • Natuurlijke dood, doodsoorzaak bekend. • Geen aanwijzingen voor een nietnatuurlijke dood, doodsoorzaak onbekend. • Niet-natuurlijke dood, doodsoorzaak bekend. • Aanwijzingen voor een niet-natuurlijke dood, doodsoorzaak onbekend. De ouders krijgen een nagesprek met de NODO-forensische arts waarin de uitslag van het onderzoek wordt verteld. Uitwerking Enquête Rondom de NODO-procedure en de implementatie hiervan zijn op dit moment allerlei ontwikkelingen gaande. Om er achter te komen of ambulanceverpleegkundigen op de hoogte zijn van deze procedure hebben we onder ambulanceverpleegkundigen van de organisaties Ambulance Zorg Groningen (AZG) en RAV Haaglanden enquêtes verspreid. Hierin vroegen we of verpleegkundigen bekend waren, of te maken hebben gehad met deze procedure. Daarnaast waren we benieuwd of verpleegkundigen het relevant vonden om op de hoogte te worden gesteld wat betreft
AMBULANCEZORG 41
Wat gebeurt er wanneer je als ambulancezorgverlener betrokken bent bij de dood van een minderjarige? (Foto: W.P. Langstraat)
de NODO-procedure en of ze hierin een bepaalde verantwoordelijkheid voelden met betrekking tot de voorlichting naar ouders toe. Binnen de RAV Haaglanden zijn 100 enquĂŞtes verspreid met een respons van 21 %. Binnen de AZG zijn 111 enquĂŞtes verspreid met een respons van 19%. Binnen zowel de RAV-Haaglanden als de AZG bleken slechts 2 verpleegkundigen ervaring te hebben met deze procedure. 24% van de RAV-Haaglanden was wel op de hoogte van de procedure tegen slechts 9.5% van deze respondenten binnen de AZG. Voor 81% van de verpleegkundigen binnen RAV-Haaglanden geldt dat zij wel graag op de hoogte worden gesteld van deze procedure, 76% van de verpleegkundigen binnen de AZG is het hiermee eens. Van de respondenten binnen de AZG vindt vervolgens slechts 33% dat zij ook verantwoordelijk zijn voor de voorlichting naar ouders/ voogden toe. Dit tegen 29% binnen de Haaglanden. De getallen komen dus redelijk overeen. Argumenten die werden aangedragen om toch kennis te verkrijgen wat betreft dit onderwerp waren onder andere dat tijdens de eerste fase voorlichting aan en begeleiding van ouders gegeven kon worden. Dit op basis van de vertrouwensband met de ouders, die sterker
42 AMBULANCEZORG
zou kunnen zijn dan die met de arts of politie. Het behoort bij je professionaliteit om ouders te kunnen voorlichten. Daarnaast is het ook professioneel om te weten wat er van de ambulancehulpverlener wordt verwacht in een dergelijke situatie. Te denken valt aan het niet vernietigen van sporen en de eerste opstart. Tegenargumenten waren dat het als taak van de arts werd gezien om inhoudelijk te informeren. Dit zelfde argument werd aangedragen met betrekking tot het gevoel van verantwoordelijkheid. Samengevat De NODO-procedure is in eerste instantie opgezet om beter inzicht te krijgen rondom de oorzaken van kindersterfte zonder dat er sprake is van een justitieel kader. Op dit moment wordt achter de schermen druk gewerkt aan de implementatie van deze procedure. Tot die tijd is de vanaf 1 januari 2010 geldende meldingsplicht van kracht. Binnen de Wet op de lijkbezorging wordt de behandelende arts verplicht gesteld contact op te nemen met de forensische arts voordat bepaald kan worden of het kind een natuurlijke dood is gestorven. Uit de enquete kan geconcludeerd worden dat maar een klein percentage van de verpleegkundigen op de hoogte is van deze procedure, terwijl een overgroot deel
wel op de hoogte wil worden gesteld van deze procedure. Slechts 1/3 van de verpleegkundigen voelt zich daarbij ook verantwoordelijk voor de voorlichting. Het voornaamste argument was dat deze verantwoordelijkheid en voorlichting vooral als taak van de arts wordt gezien. Discussie Gezien het actuele karakter van het onderwerp kan het zijn dat de NODOprocedure op het moment van deze publicatie alweer aan wijzigingen onderhevig is. Zo meldde de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in de Tweede Kamer (9 maart 2012) dat er alternatieven voor de NODO-procedure worden onderzocht. De reden daarvoor zouden ondermeer de hoge kosten zijn die implementatie van de NODO-procedure met zich mee brengt. De informatie die we voor dit artikel hebben gebruikt is verkregen via het internet en verschillende disciplines die te maken hebben met de uitvoering van de procedure. Er is contact geweest met de MMA van de AZG, een forensisch arts die nauw betrokken is bij de opzet van de NODO-procedure, ambulanceverpleegkundigen, een jurist en verschillende huisartsen. Het aantal enquĂŞtes dat we hebben
Sdu Uitgevers
Stroomdiagram van het overleden kind
I
II
III
in ZH overleden
thuis overleden
elders overleden
HA raadpleegt
HA of politie belt
HA of politie belt
eerstelijns FA
eerstelijns FA
eerstelijns FA
Aard van overlijden?
Geen aanwijzing voor niet-natuurlijke dood Aanwijzing voor onverklaard en onverwacht
verklaard en verwacht bij
(ondanks eventueel onder-
bekend onderliggend lijden
Schouw en afgeven
niet-natuurlijke dood
liggend lijden)
Opschalen naar NODO - FA (inschakelen politie indien openbare orde en veiligheid in geding)
verklaring overlijden
Schouw door FA
door HB of HA
NODO-procedure Overplaatsing naar NODO-centrum team NODO-FA, NODO-KA, NODO-PA
Vrijgeven
Vrijgeven
Nazorg
lichaam of NFI
Doodsoorzaak
Natuurlijk
Twijfel of
achterhaald
overlijden nno
aanwijzingen
verklaring overlijden
verklaring overlijden
niet-natuurlijk
door NODO-FA
door NODO-FA
overlijden
Nazorg
HA = Huisarts HB = Hoofdbehandelaar KA = Kinderarts NFI = Ned. forensisch instituut OvJ = Officier van justitie PA = Patholoog anatoom ZH = Ziekenhuis
Juni 2012
Aanbevelingen Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geadviseerd ambulancehulpverleners middels mailing, Verantwoording Landelijk Protocol Ambulancezorg (VLPA), scholing of een landelijke campagne op de hoogte te stellen van de huidige en toekomstige procedure rond kindersterfte. Op deze manier weet de hulpverlener wat er van hem/haar verwacht wordt wanneer een dergelijke procedure wordt gestart. Een voorbeeld is dat ten behoeve van de NODO-procedure informatie over het kind wordt verzameld. Aan de ambulancehulpverlener kunnen om deze reden vragen worden gesteld door de NODO-forensische arts over de situatie waarin je het kind aantrof, bijzonderheden, etc. De plicht om informatie aan de NODO-forensische arts te verstrekken, zet een eventuele geheimhoudingspicht van de betrokken hulpverlener opzij.
Overleg OvJ
lichaam
FA = Forensisch arts
teruggekregen is mager. De oorzaak hiervan is niet onderzocht. De gemiddelde respons was 20%, dit betekent omgerekend per RAV 20 enquêtes. Echter lijken de conclusies duidelijk. Een grotere respons zou deze conclusies hoogstwaarschijnlijk niet hebben beïnvloed. Bovendien kwamen de conclusies van beide RAV-en redelijk overeen.
Das Duijst Edelenbos, dec 2011
Bronnen en verwijzingen apport Van Montfoort, 1996 R GGD Nederland, NODO procedure en werkwijze,geraadpleegd op 7 maart 2012, GGD Kennisnet NODO-procedure: De praktische uitwerking, geraadpleegd op 7 maart 2012 FOMAT Forensisch Medische Associatie Twente, De NODO-procedure, Geraadpleegd op 28-01-2012 Medisch Contact, Getalm rond onderzoek overleden kind, publicatie nr. 12 - 25 maart 2011 Uitgesproken EO, Ouders onterecht in verdachtenbankje na dood kind, uitzending 25-1-2011 Coördinerend forensisch arts GGDGroningen Tatjana Naujocks MMA Ambulance Zorg Groningen Ronald de Vos
AMBULANCEZORG 43
Centralist Meldkamer Ambulancezorg is mikpunt van agressie Een bestaand probleem maar geen cijfers om dit te onderbouwen Agressie tegen de hulpverleners is landelijk, nog altijd een hot-issue en ook politiek Den Haag heeft het hoog op de agenda staan. Het Programma Veilige Publieke Taak, een initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken, bestaat inmiddels alweer een aantal jaren. Dit programma geeft de werkgever en de werknemer in de Publieke Taak handvatten in preventie van, omgang met en afhandeling van agressie tegen de werknemer. Voorop staat dat agressie tegen de werknemer in de Publieke Taak niet getolereerd wordt. Het is zelfs zo dat er sprake is van een misdrijf als de agressie gevolgen heeft voor het functioneren. Maar hoe zit het eigenlijk met agressie tegen centralisten van de Meldkamer Ambulancezorg (MKA)? Aan het woord is Biba Ising, MKA-centralist bij de Veiligheidsregio Gelderland Zuid. Zij deed voor haar opleiding tot verpleegkundige, onderzoek naar agressie tegen MKA-centralisten. In dit stuk een kort verslag van haar bevindingen en afsluitend een oproep aan alle MKA-collega’s om haar enquête hierover in te vullen.
Biba Ising, verpleegkundig centralist MKA
Veel agressie achter de knoppen In mijn voormalige functie als ambulancechauffeur voor de regio Gelderland Zuid ben ik niet vaak in aanrakingen gekomen met agressie, waarbij het overigens wel aannemelijk is dat de incidentie van agressie regio afhankelijk is. Hoe anders is het op de MKA! Eind 2009 ben ik daar begonnen en ik moet zeggen dat ik het een geweldige baan vind. Dynamiek en hectiek zijn alom
44 AMBULANCEZORG
aanwezig. Helaas geldt dit ook voor de mate van agressie. Uiteraard is er sprake van emotie en spanning bij melders maar de keren dat ik ben uitgescholden en bedreigd, zijn inmiddels ontelbaar. Voor mijn huidige functie als MKA-centralist ben ik in opleiding tot verpleegkundige. In dit laatste studiejaar zit een opdracht waarin ik een proces van mijn werkplek evalueer en onderzoek of er verbetering mogelijk is. Omdat agressie frequent voor lijkt te komen en er binnen de MKA geen specifiek beleid op is, wordt het tijd om hiermee aan de slag te gaan. Enquête voor MKA-centralisten Daar de visuele component op de MKA ontbreekt, hebben wij te maken met verbale agressie type I en type II (zie kader). De eerste vraag rees al snel; hoe vaak komen wij als MKA-centralist in aanraking met agressie? Landelijk gezien zijn er geen gepubliceerde onderzoeken die zich specifiek richten op de MKA. Om dit te onderzoeken heb ik een online enquête opgesteld welke door de collega’s van de MKA Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) en de MKA Veiligheidsregio Gelderland Zuid (VRGZ) kon worden ingevuld. Het aantal respondenten bleek representatief, respectievelijk 60,9% en 64,7% vanuit de MKA VRGZ. Uit de enquête kwamen de volgende conclusies naar voren: - Er is geen verschil van frequentie van
agressie-gerelateerde meldingen tussen de MKA VGGM en VRGZ. - 48% van de centralisten krijgt wekelijks te maken met agressie type I - 44% van de centralisten krijgt maandelijks te maken met agressie type I - 4% van de centralisten krijgt wekelijks te maken met agressie type II - 12% van de centralisten krijgt maandelijks te maken met agressie type II - 80% van de centralisten krijgt zelden te maken met agressie type II - Voor 64% van de centralisten heeft agressie type I (soms) gevolgen voor het functioneren (werken volgens de Landelijke Standaard Meldkamer Ambulancezorg en vanuit een veilige werkomgeving) - Voor 64% van de centralisten heeft agressie type II (soms) gevolgen voor het functioneren (werken volgens de Landelijke Standaard Meldkamer Ambulancezorg en vanuit een veilige werkomgeving) - 76% van de centralisten heeft geen kennis van het Programma Veilige Publieke Taak - 28% van de centralisten weet niet waar een agressie-incident te melden binnen de eigen organisatie Bovenstaande percentages zijn niet te vertalen naar absolute getallen. Dit wegens diverse variabalen in de uitslag van de enquête, te denken valt dan aan part-timers versus full-timers, het aantal werkweken versus vakantieweken per jaar en het aantal respondenten. Desalniettemin gaat het, kijkend naar de enquête-resultaten, wel om vele honderden agressie-gerelateerde meldingen per jaar. Wij krijgen als beroepsgroep dus aardig wat voor de kiezen! Overigens wil ik wel een punt ter nuancering naar voren brengen. De aanpak van de centralist heeft soms een averechts effect op de melder, niet elke centralist heeft de kennis of kunde om de-escalerend te communiceren.
Sdu Uitgevers
Start met registreren om agressie aan te pakken Om het onderwerp verder uit te diepen heb ik onderzocht in hoeverre er in 2011 door de centralisten van de MKA VGGM en VRGZ melding was gemaakt van agressie-gerelateerde incidenten via Ambuform (een digitale omgeving binnen het bedrijfsintranet waar een aantal formulieren, zoals MIP-meldingen, online kunnen worden ingevuld). In beide regio’s is er in 2011 geen melding gemaakt! Dit is een schril contrast met de honderden meldingen die het, gezien de uitslag van de enquête, eigenlijk zouden moeten zijn. De hoge mate van agressie en een overheid die stimuleert om elk incident te registreren (ook als het geen gevolg heeft voor het functioneren van de centralist), vraagt om een structurele aanpak. Kritisch kijkend naar de huidige manier van registreren, valt meteen op dat Ambuform hier niet het ideale middel voor is. In de regio Gelderland-Zuid betreffen het 23 vragen waaronder een aantal evaluatievragen, in te vullen na een x aantal weken. Hiermee lijkt het voornamelijk toepasbaar te zijn op de rijdende dienst waar de werknemer minder in aanraking komt met agressie. Door de werkdruk op de MKA is er geen tijd is om langdurig en veelvuldig formulieren in te vullen. Mijn voorstel is dan ook om via GMS een classificatie toe te voegen, het is dan een kwestie van een tweetal simpele muisklikken waarbij een centralist kan aangeven of het een agressie type I of type II incident betreft. In combinatie met de NAW-gegevens en de bandopname is er direct sprake van een compleet dossier. Voorop gesteld dat lang niet elke melding verdere actie behoeft, wordt er in ieder geval wel geregistreerd. Vanuit deze registratie ontstaan managementgegevens waarmee een MKA-specifiek beleid kan worden gevormd. Te denken valt aan training, protocollen, werkafspraken, agressie als onderdeel van het jaargesprek en onderdeel van het inwerktraject voor nieuwe collega’s. Het uitgangspunt van deze aanbeveling is dat het uiteindelijke MKA-specifieke beleid ten goede moet komen van de centralist en daarmee indirect ook aan de melder. Registratie is het begin: zonder dat zal het altijd een “het-is-er-wel-maar-hoe-ofwat-weten-we-niet-precies-onderwerp” blijven. Daarnaast heb ik een aanbeveling gedaan
Juni 2012
om de kennis te vergroten met betrekking tot het Programma Veilige Publieke Taak. Hierin staat, ook voor de centralist, waardevolle informatie . Zo is er een helpdesk, www.helpdeskpvt.nl waar de werknemer via mail of telefonisch terecht kan met alle vragen over agressie. Overige knelpunten Het beleid van de overheid is erop gericht dat slachtoffers van agressie worden gestimuleerd om aangifte te doen en dat politie en justitie dit met voorrang behandelen. Voorts wordt, als het kan, snelrecht (14 dagen) of supersnelrecht (3 dagen) toegepast. Helaas blijkt uit recente ervaringen van directe collega’s, dat dit in de praktijk nog niet soepel verloopt. Zo bestaat de indruk dat niet alle politie-agenten prioriteit geven aan deze aangiftes. Knelpunt is verder dat het nog steeds niet mogelijk is om anoniem aangifte te doen. Weliswaar kan het adres van de werkgever gebruikt worden, maar de naam van de betrokken centralist moet wel worden opgegeven. Van de mogelijkheid dat de werkgever aangifte doet voor de centralist, wordt weinig gebruik gemaakt. Overigens is er nog een praktische component: wanneer en waar doe je aangifte? Worden de uren (want zo lang blijkt het soms wel te duren) vergoed door de werkgever of gebeurt dit onder werktijd? Wat als het tijdens de nachtof avonddienst gebeurt? Onlangs heeft, inmiddels demissionair, Minister Schippers de discussie aangezwengeld over het weigeren van hulp aan agressieve patiënten. Op zich een goed initiatief ware het niet dat de MKA-centralist ook te maken heeft met agressie vanuit de omgeving van de patiënt. Weigeren van hulp is hierbij risicovol, de kans bestaat dat iemand in acute nood tekort wordt gedaan. Maar juist voor de excessen zou een (landelijk) protocol zeer wenselijk zijn, dit geeft de centralist een houvast. Voorop gesteld dat juridisch alles afgetim-
merd moet zijn. Vooralsnog toekomst, maar de discussie is er in ieder geval. Oproep aan alle MKA-centralisten: vul in die enquête! Na presentatie van de resultaten van de enquête en de aanbevelingen binnen de VGGM en VRGZ, is het idee geboren om dit landelijk uit te rollen. Het is een onderwerp dat duidelijk leeft onder de centralisten maar waar, tot op heden, nog geen onderzoek naar gedaan is. Er zijn nog veel vragen en de belangrijkste op dit moment is wel: hoe vaak komt de rest van MKA-Nederland in aanraking met agressie? Om dit te onderzoeken heb ik een online enquête opgesteld met exacte dezelfde vragen als de eerdere editie voor de VGGM en VRGZ. De enquête is anoniem in te vullen; ik wil alleen weten in welke regio de centralist werkzaam is. Het kost 3 minuten van jullie tijd maar hopelijk ontstaat er een landelijk beeld waarmee wij als beroepsgroep een veiligere werkplek kunnen creëren. Ga naar: www.mkacentralist.nl
Hoe zit het eigenlijk met agressie tegen centralisten op de MKA…
AMBULANCEZORG 45
KORT NIEUWS
Patiënt kan meekijken via iPad
Op 1 maart 2012 heeft Kijlstra Ambulancegroep Fryslân haar eerste nieuwe ALS ambulance uit een serie van vier stuks ontvangen. Bij deze nieuwe serie ambulances is alle optische signalisatie (blauw, oranje en groen) geïntegreerd in het dak. Het voertuig is uitgevoerd met een opbergruimte voor de Autopuls en een DRF slede t.b.v. de DRF Toughbook.
Als patiënt daartoe in staat is kan hij of zij meekijken in de rijrichting.
Op 29 februari 2012 nam Kijlstra Ambulancegroep Fryslân haar eerste BLS ambulance op basis van een Hornis White in ontvangst. Als noviteit wordt in dit voertuig de patiënt door middel van een iPad in de gelegenheid gesteld mee te kijken in de rijrichting. Achter de ach-
Kijlstra ontvangt nieuwe Hornis Silverline ALS ambulance
teruitkijkspiegel is een frontview camera geplaatst. Het beeld wordt draadloos via een door Visser ontwikkelde App op de iPad geprojecteerd. De instelbare houder/ oplader voor de iPad is boven de patiënt tegen de linker zijwand van de ambulance gemonteerd.
Nieuw orgaantransportvoertuig In februari heeft Kijlstra Personenvervoer één nieuwe Mercedes Benz E-klasse op laten bouwen bij Visser Leeuwarden. De E-klasse is voorzien van een combi-color daklamp (blauw en oranje cf. ECE65), blauwe LED “knoop” flitsers in de voorbumper, 2-toon elektrische sirene en primaire SOVAM striping. Daarnaast is er voor gekozen om blauwe 110° LED flitsers onder de spiegels te monteren, voor een betere zichtbaarheid naar voren en voor kruisend verkeer. Achterin het voertuig is een koelbox gemonteerd.
Symbolische overdracht van de sleutels van directeur Verwoert (Kijlstra Personenvervoer) aan de GHOR Friesland.
Twee nieuwe VW Polo’s voor GHOR Friesland
De drie orgaantransportvoertuigen van Kijlstra Personenvervoer op een rij, in het midden het nieuwe voertuig.
46 AMBULANCEZORG
In februari heeft Kijlstra Personenvervoer twee nieuwe VW Polo’s op laten bouwen bij Visser Leeuwarden. De VW Polo’s zijn voorzien van een combi-color daklamp (blauw en oranje cf. ECE65), 2-toon elektrische sirene en primaire SOVAM striping. Daarnaast zijn er blauwe “knoop” LED flitsers geïntegreerd in de nieuwe dichte grill van de VW Polo. Achterin het voertuig is de dubbele bodem verhoogd waarmee de medische materialen veilig en netjes opgeborgen zijn. De nieuwe VW Polo’s vervangen de huidige Polo’s van de GHOR Friesland.
Sdu Uitgevers
iwLÀ >Ì ÀÊ Ì ÀÊ-ÞÃÌi Ã
yiÝ Li ÎÊ ÊÜ> iiÀÊ iÌÊiÀ «Ê>> Ê Ìt
iÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊ ÃÊ`ii L>>ÀÊ \
Ê
Ì À 1 Ì
Ê
*>Ì l ÌL Ý
Ê
iwLÀ >Ì ÀÉ«>ViÀ Õ Ì
iÊÛi }i]Ê`À>>` âiÊÛiÀL ` }ÊÃÌi ÌÊ `iÊV « i Ìi Ê ÊÃÌ>>ÌÊ iÌÊi >>ÀÊÌiÊ V Õ ViÀi Ê> à vÊâiÊÛ>ÃÌÊ iÌÊi >>ÀÊ ÛiÀL `i Êâ ° VÌÕi iÊ v À >Ì iÊ ÛiÀÊ`iÊ Õ ÌÊÕÊÛ `i Ê «\ÊÜÜÜ°V À«Õ ð
À«Õ ÃÁÊ i`iÀ > `Ê 6
À° ÕÞ}i ÃÜi}ÊÓx> ÎÓÓxÊ ÊÊ i iÛ iÌÃ Õ Ã /i °Ê³Î£Ê䮣n£Ê ÊÎ äÊ ÈÎ
>ÝʳΣÊ䮣n£Ê ÊÎ äÊ Çä > \Ê v JV À«Õ ð ÜÜÜ°V À«Õ ð
À«Õ ÃÁÊ i } Õ Ê 6 É-*, ,ÕiÊ i Ê ÕÀ}Ê£ÓÇ £Ó Ê ££{äÊ ÀÕÃÃi /i °Ê³ÎÓÊä®ÓÊ ÊÇxÇÊÈ Êäx
>ÝʳÎÓÊä®ÓÊ ÊÇxÇÊÈ ÊäÇ > \Ê v JV À«Õ ðLi ÜÜÜ°V À«Õ ðLi
`ÊÛ> \
De nieuwe standaard— Alweer De nieuwste versie van de LIFEPAK 15 monitor/defibrillator is gebaseerd op complexe klinische technologieën, is uitermate effectief en natuurlijk gebruiksvriendelijk. Zelfs onder de lastigste omstandigheden verstaat de LIFEPAK, dankzij zijn robuuste bouw, zijn taak. Bij deze nieuwe versie is het oorspronkelijke platform verder doorontwikkeld. De 15 is voorzien van enkele nieuwe functies waardoor uw team nu nog efficiënter kan werken. Klinisch innovatief • Temperatuurbewaking • Continue registratie van golfcomplexen • Afdrukken van STJ-waarden Effectief in gebruik • Upgradable platform • Flexibele stroomvoorziening • LIFENET® Asset management LIFEPAK TOUGH™ • Stroomvoorziening die bestand is tegen schokken
Physio-Control BENELUX Valkenhuizerlaan 16A 6466 ND KERKRADE Nederland
www.physio-control.com Tel. +31 (0)45 5668350 Fax. +31 (0)45 5668351
©2012 Physio-Control, Inc. Redmond, WA 98052 USA. All rights reserved.
Kijk voor meer informatie op www.physio-control.com