brussel een hoofdstad van het impressionisme
BRUXELLES une capitale impressionniste
Deze catalogus werd uitgegeven naar aanleiding van de tentoonstelling Brussel, een hoofdstad van het impressionisme, georganiseerd door het Musée des impressionnismes Giverny, van 11 juli tot 2 november 2014, in samenwerking met het Museum van Elsene.
tentoonstelling
De tentoonstelling staat onder de hoge bescherming van de heer Laurent Fabius, minister van Buitenlandse Zaken en Internationale Ontwikkeling van Frankrijk en van Z.E. Patrick Vercauteren Drubbel, ambassadeur van België in Frankrijk.
MUSÉE DES IMPRESSIONNISMES GIVERNY
De tentoonstelling geniet de financiële steun van de Caisse d’Epargne Normandie.
Het Musée des impressionnismes Giverny werd opgericht met de steun en medewerking van :
Commissaris-generaal Marina Ferretti Bocquillon Wetenschappelijk directeur, Musée des impressionnismes Giverny Wetenschappelijk commissaris Claire Leblanc Conservator, Museum van Elsene, Brussel
Voorzitter Jean Louis Destans Vicevoorzitters Guy Cogeval, Fabrice Courel Algemeen directeur Diego Candil Wetenschappelijk directeur Marina Ferretti Bocquillon Adjunct-conservator Vanessa Lecomte Verantwoordelijke tentoonstellingen Camille Larroumet Collectiebeheer Céline Mittelette Conservatie en restauratie Véronique Roca Opbouw Didier Dauvel, Didier Guiot, Laurent Lefrançois, Olivier Touren Publiekswerking Marie Delbarre, Hélène Furminieux, Anthony Girard, Laurette Roche Public relations in Giverny Géraldine Brilhault, Élodie François Public relations in Parijs Anne Samson Administratie Annaïck Aubry, Christelle Lampérier, Xavier Poc CATALOGUS Editor Camille Larroumet UITGEVERIJ SNOECK
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm, of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. © Musée des impressionnismes Giverny, 2014 99, rue Claude-Monet, 27620 Giverny, France www.mdig.fr © Uitgeverij Snoeck, Gent, 2014 - www.snoeckpublishers.be ISBN : 978-94-6161-163-5 - Wettelijk depot : D/2014/0012/31 Gedrukt in de EU
Directeur-uitgever Philip Van Bost Uitgever Frankrijk Lamia Guillaume met medewerking van Marina Morrin Coördinatie Lamia Guillaume Vertaling Wouter Delputte Concept en vormgeving GBL Communication Fotogravure en productie GBL Communication
brussel een hoofdstad van het impressionisme Onder leiding van Marina Ferretti Bocquillon Met bijdragen van Claire Leblanc en Johan De Smet
BRUIKLEENGEVERS Onze bijzondere dank gaat naar de bruikleengevers die op genereuze wijze hebben bijgedragen aan het welslagen van deze tentoonstelling. België Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Brussel, Archief en Museum van de Franstalige Literatuur Brussel, Archief voor Hedendaagse Kunst in België, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België Brussel, Bibliotheek van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België Brussel, Camille Lemonnier Museum Brussel, Charliermuseum Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België Brussel, Koninklijke verzameling Brussel, Museum en Tuin Van Buuren Brussel, Museum van Elsene Brussel, Verzameling van de Franstalige Gemeenschap van België, in depot in het Museum van Elsene Charleroi, Musée des Beaux-Arts Gent, Museum voor Schone Kunsten Luik, Musée des Beaux-Arts (BAL) Namen, Musée provincial Félicien Rops Oostende, Mu.ZEE Fondation Triton Verzameling Caroline en Maurice Verbaet Frankrijk Douai, Musée de la Chartreuse Parijs, Galerie Berès Parijs, Musée d’Orsay Parijs, Musée d’Orsay, in depot in het Musée national du palais de Compiègne Rijsel, Palais des Beaux-Arts Nederland Amsterdam, Van Gogh Museum Spanje Madrid, verzameling Juan San Nicolás Zwitserland Genève, Association des Amis du Petit Palais Lausanne, fondation de l’Hermitage
Ook de ondernemers-mecenassen van het Musée des impressionnismes Giverny op wier steun we steeds konden rekenen, zijn onze grootste dank verschuldigd. In Elsene kon de tentoonstelling rekenen op de warme belangstelling en steun van Patricia van der Lijn, gemeentesecretaris, Willy Decourty, burgemeester, Yves de Jonghe d’Ardoye, schepen voor Cultuur, en de leden van het College van burgemeester en schepenen. Velen hebben bijgedragen aan de voorbereiding en het welslagen van de tentoonstelling en de catalogus. Aan allen onze oprechte dank: Corinne Aiache, Agathe Albertini, Coraly Aliboni, Sylvain Amic, Isabelle Anspach, Jean-Pierre Avannier, Christine Baumgartner, Stéphane Bayard, Alexia Bedoret, Anisabelle Berès, Jane Block, Hadrien Bocquillon, Philippe Bocquillon, Marie-Christine Bonola, Laurence Boudart, Caroline Bouly, Camille Brasseur, Freddy Cabaraux, Tony Calabrese, Roger en Brigitte Cardon, Véronique Cardon, Véronique Carpiaux, Laure Chabannne, Odile Chopin, Dominique Coerten, Marlies Cordia-Roeloffs, Marijke Cordia-Van der Laan, Jenny Coucke, Corinne Currat, luitenant-generaal Catherine Dardenne, Werner en Isabelle De Borchgrave, Noël De Bruyne, Muriel De Groef, Veerle De Meester, Marc De Moor, Jean-Pierre De Rycke, Johan De Smet, Oscar De Vos, Yolande Deckers, Hubert Debiesme, Patrick Derom, Marie-Noëlle Douxfils, Michel Draguet, Christophe Duvivier, Dominique Emsens, Vincent Everarts, Léonore Ferretti di Castelferretto, Marie-Pierre Gauzes, JeanMarc Gay, Claude Ghez, Bruno Girveau, Sandrine Grignon Dumoulin, Lamia Guillaume, Valérie Haerden, Amélie Hardivillier, Aude Hendrick, Danielle Hodel, Martine Hollenfeltz, Dr Paul Huvenne, Nathalie Jacobs, Barbara de Jong, Ellen Josefowitz, Olivier Jusniaux, Marjorie Klein, Anne Labourdette, Marine Lagasse, Patrick Lancz, Ellen Lee, Louis en Marie Lekeu, Pierre Lekeu, Anne Lenoir, Matthieu Leverrier, Charlotte Liébert, Dominique Lobstein, Sophie Loock, Maria Lopez, Daphné Lorin de Reure, Paul Magnette, Brigitte Magnus, Marie-Thérèse Marchand, Gilles Marquenie, Caroline Mathieu, Bertrand en Louise-Marie Maus de Rolley, Moniek Nagels, Marie-Claire Neuray, Sophie Nyns, Emmanuelle Osselaer, Ivonne Papin-Drastik, Géraldine Patigny, Maria Patijn, Elodie Perrault, Marina Puissant-Baeyens, Marc Quaghebeur, Régine Rémon, Peter Robberecht, Anouk Robyn, Axel Rüger, Béatrice Salmon, Juan San Nicolas, Ariane Skoda, Emmanuel Starcky, Anne Tallineau, Nicole Tamburini, Tullia Teucci, Harold t’Kint de Roodenbeeke, Patricia Truffin, Isabelle Turpin, Fabrice Van de Kerckhove, Philip Van den Bossche, Sven Van Der Stappen, Eliane Van Reesema-Cordia, Etienne Van Vyve, Caroline en Maurice Verbaet, Martine Vermeire, Luc Wanlin, Armelle Weber, Sylvie Whurmann, Catherine de Zegher.
Alsook de talrijke privéverzamelaars die anoniem wensen te blijven.
Dankbetuiging namens de commissarissen De tentoonstellingscommissarissen danken in het bijzonder Hunne Majesteiten de Koning en de Koningin der Belgen, de heer Laurent Fabius, minister van Buitenlandse Zaken in Internationale Ontwikkeling van Frankrijk, Z.E. Patrick Vercauteren Drubbel, ambassadeur van België in Frankrijk en de heer Bernard Valero, ambassadeur van Frankrijk in België. De commissarissen betuigen hun welgemeende dank aan Diego Candil, algemeen directeur van het Musée des impressionnismes Giverny voor de steun en het vertrouwen waarop zij steeds konden rekenen. Deze tentoonstelling kon enkel gerealiseerd worden dankzij de genereuze steun en medewerking van de ‘Conseil général’ van het Département de l’Eure, en in het bijzonder van Jean Louis Destans, Yves Bousquet, Gaëlle Cachereul, Christian Chermeux, Francis Courel, Benoît Forcuit, Sophie Freire, Évelyne Gliozzo, Nadia Hairch, JeanLoup d’Hooren, Philippe Huthwohl, Mathilde Korytek, Éric Mémeteau, Stéphanie Milon, Laurent Sodini, Emmanuel Tasse. Wij danken de leden van de Raad van Bestuur van het Musée des impressionnismes Giverny voor het vertrouwen dat zij in ons hebben gesteld: Claude Béhar, Pierre Carel, Leslie Cléret, Guy Cogeval, Francis Courel, Jean Louis Destans, Laurent Fabius, Hugues Gall, Elizabeth Glassman, Michel Jouyet, Claude Landais, Jean-Luc Lecomte, Sébastien Lecornu, Yves Léonard, Luc Liogier, Nicolas Mayer-Rossignol, Isolde Pludermacher, Gérard Volpatti, Amy Zinck.
Onze welgemeende dank gaat tevens naar de équipes van het Musée des impressionnismes Giverny en het Museum van Elsene. In Giverny, Annaïck Aubry, Khaddija Belhajjame, Emmanuel Besnard, Marie Bosson, Géraldine Brilhault, Cheickne Camara, Didier Dauvel, Marie Delbarre, Élodie François, Hélène Furminieux, Anthony Girard, François Gouley, Didier Guiot, Cyril Hermand, Frédéric Ksiezarczyk, Hermann Le Bas, Christelle Lamperier, Camille Larroumet, Vanessa Lecomte, Laurent Lefrançois, Pascal Mérieau, Céline Mittelette, Florentin Pineau, Xavier Poc, Véronique Roca, Laurette Roche, Olivier Touren. In Elsene, Patricia Baes, Aïda Bahtit, Anis Benkacem, Anne Carre, Thierry Charpentier, Marco Cohen, Saïd D’Khissi, Laurent De Bluts, Jérémy De Leener, Bérénice Demaret, Marc De Moor, Abdel El Boti, Sergio Gualini, Danielle Joye, Carine Klein, Débora Leleu, Nadine Machtelinckx, Vincent Marganne, Stéphanie Masuy, Laura Neve, Rachid Uarda, Mohammed Zebti en de gemeentediensten van Elsene.
Voorwoorden 6
inleiding Brussel, een hoofdstad van het impressionisme 13 Marina Ferretti Bocquillon, wetenschappelijk directeur van het Musée des impressionnismes Giverny
Het impressionisme in België: het epos van een vrije kunst
23
Claire Leblanc, conservator van het Museum van Elsene, Brussel
Het luminisme van Emile Claus en Frankrijk
37
Johan De Smet, conservator in het Museum voor Schone Kunsten, Gent
Catalogus 49
Biografieën 147 Lijst van tentoongestelde werken
152
Bibliografie 157
5
12
Brussel, een hoofdstad van het impressionisme Marina Ferretti Bocquillon
Brussel, een hoofdstad van het impressionisme? Het was
kunstenaar en natuur omkeerde. Pissarro, die vooral
in Parijs dat Claude Monet, Auguste Renoir, Alfred Sisley,
belangstelling had voor de theorieën achter de kleurper-
Camille Pissarro en Berthe Morisot hun talent ontplooiden
ceptie, werd in 1886 samen met Georges Seurat en Paul
en elkaar ontmoetten. Het was eveneens in Parijs dat
Signac een van de pioniers van het neo-impressionisme…
ze samen met Edgar Degas, Paul Cézanne en Gustave Caillebotte van 1874 tot 1886 hun werk tentoonstelden.
Er bestond geen impressionistische school, maar er
Hun geliefkoosde werkterrein was de Seinevallei, van
voltrok zich een diepgaande esthetische revolutie die
Fontainebleau tot Honfleur, met plaatsen als Argenteuil,
gedragen werd door individuen met uiteenlopende
Bougival, Poissy, Vétheuil, Giverny, Rouen of Le Havre. En
temperamenten. Er bestaan met andere woorden even-
dan was er nog de Normandische kust met badplaatsen
veel soorten impressionisme als er impressionisten zijn.
als Trouville, Deauville, Etretat ...
De studie van deze beweging is dan ook heel omvattend
Kunnen we wel spreken van een specifiek Belgisch
en noopt ons de zeer talrijke en verscheiden facetten te
impressionisme? Het is zo al moeilijk om het impressio-
onderzoeken van een fenomeen dat voor een ommekeer
nisme te definiëren binnen de groep waar het is ontstaan.
zorgde in de geschiedenis van de schilderkunst. Dit is de
Wat heeft de elegante Edouard Manet gemeen met de
missie die het Musée des impressionnismes in Giverny
ruwere Cézanne, wiens zin voor experiment de twintig-
zich stelt: het bestuderen van de bronnen van deze esthe-
ste-eeuwse schilderkunst zou inspireren? En wat zijn hun
tische revolutie en haar weerklank buiten de zowel chro-
raakvlakken met Monet en zijn reflecterende waterpar-
nologische als geografische traditionele grenzen.
tijen of met Renoir en zijn wellustige naakten? En wat bindt hen met de scherpe Degas met zijn voorkeur voor
Wat geldt voor het Franse impressionisme, geldt ook
het artificiële? Moeten we, zoals de criticus Théodor Duret
buiten Frankrijk, waar de term, net als in Parijs, vaak
in 1878 deed, de impressionistische beweging herleiden
verwees naar een nieuwe schilderkunst of een onaf-
tot protagonisten als Monet, Renoir, Pissarro, Sisley en
hankelijke kunst. Avant-gardekunstenaars met vaak
Morisot? Zij belichamen inderdaad in zekere zin en voor
verschillende of ronduit tegengestelde temperamenten
een korte periode in de jaren 1870 het archetype van de
en artistieke opvattingen werden – gemakshalve –
impressionistische kunstenaar, die in de openlucht schil-
onder eenzelfde noemer gebracht. Reeds bij een eerste
dert met oog voor het licht en de lichteffecten, een snelle
overzichtstentoonstelling in 1904, dertig jaar na de
techniek hanteert, heldere kleuren aaneenschakelt en
eerste impressionistententoonstelling van 1874 en het
kleurrijke schaduwen creëert. Vanaf de jaren 1880 voldeed
bedenken van de naam, erkende de Brusselse advocaat en
deze te beperkende definitie niet langer. In 1881 bezocht Renoir Italië, waarna hij geboeid raakte door de teken-
kunstcriticus Octave Maus dat het ‘impressionisme moeilijk te definiëren is en de grenzen ervan vaag zijn.’1 En
kunst en stilaan afstand nam van het impressionisme.
Maus was verre van onbeslagen. Al gedurende twintig jaar
Monet vestigde zich in 1883 in Giverny, waar hij zijn
organiseerde hij de jaarlijkse salons van Les XX en van La
tuin aanlegde, een blauwgroen, onduidelijk afgebakend
Libre Esthétique. Hij kende de kunstenaars en hun werk,
universum dat moest lijken op de schilderijen die hij wou
maar ook de kunsthandelaars, critici en verzamelaars.
schilderen, waardoor hij de traditionele verhouding tussen
Hij was een van de eersten die hen in het tijdschrift L’Art Moderne steunde en hun werk tentoonstelde in Brussel.
AFB . 1. James Ensor, De oestereetster, 1882, olieverf op doek, 207 x 150 cm, Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, 2073(1927) (detail)
Bij wijze van overzicht, organiseerde hij in 1904 een van de grootste retrospectieven van het impressionisme
13
ooit. De tentoonstelling focuste vooral op Franse schil-
zich bevrijdt van de genrehiërarchie en van het oordeel
ders, hoewel er ook werk te zien was van de Nederlander Vincent van Gogh, de Amerikaanse Mary Cassatt en de
van de officiële commissies en salonjury’s.’4 Heel uiteenlopende persoonlijkheden als Louis Artan, Constantin
Belg Théo Van Rysselberghe, die sinds 1898 in Parijs
Meunier en Félicien Rops maakten deel uit van de bewe-
woonde. In het voorwoord van de catalogus merkte Maus
ging. De meesten onder hen sloten zich vervolgens aan bij
meteen op dat ‘de beweging weerklank had in België, Nederland en Duitsland.’2 De tentoonstelling uit 1904,
de Cercle des XX, die een fundamentele rol speelde bij de verspreiding van het impressionisme in België.
die tot enige polemiek had geleid,3 kreeg het jaar nadien
De in 1883 opgerichte Cercle des XX was de eerste kunst-
een vervolg onder de vorm van een tentoonstelling rond
kring in de Europese kunstscène die jaarlijks onaf-
het impressionisme buiten Frankrijk, waarin Belgische
hankelijke tentoonstellingen organiseerde. Dergelijke
schilders de hoofdrol speelden. Er was ook een postume
nieuwe, op regelmatige basis opgezette manifestaties
tentoonstelling gewijd aan de in 1899 jong gestorven
die ingingen tegen de officiële kunst, verspreidden zich
Henri Evenepoel, een van de eersten die resoluut koos
al gauw over heel Europa, van de Salon des Artistes
voor eigentijdse onderwerpen en die door zijn vrije
Indépendants in Parijs tot de Sécessions van het fin de
penseelvoering al heel vroeg in verband werd gebracht
siècle. Ze vormden het vervolg op de allereerste, maar nog
met Manet. Retrospectieven gewijd aan Guillaume Vogels
sporadische evenementen in Frankrijk, zoals het Pavillon
en Periclès Pantazis toonden aan dat het schilderen in de
du Réalisme van Courbet in 1855, de Salon des Refusés in
openlucht al heel vroeg in België ingang had gevonden.
1863, de door Manet georganiseerde tentoonstelling in de
Om het actuele karakter van de impressionistische bewe-
Avenue de l’Alma in 1867 en de acht impressionistische
ging – een kunstvorm die nog steeds beoefend werd – te
tentoonstellingen die, niet zonder slag of stoot, werden
beklemtonen, was een belangrijk deel van de tentoon-
georganiseerd tussen 1874 en 1886. In tegenstelling tot
stelling gewijd aan de groep ‘Vie et Lumière’. De kunst-
de Salon de la Société des Artistes Indépendants, ‘zonder
kring was nog maar enkele maanden oud en bestond uit
jury, noch prijs’, dat vanaf 1886 regelmatig plaatsvond in
naar het impressionisme neigende kunstenaars die reeds
Parijs, werden de deelnemende kunstenaars van Les XX
meer dan een decennium actief waren in België, zoals
– leden of genodigden – zorgvuldig geselecteerd. Octave
Anna Boch, Emile Claus, James Ensor, Georges Lemmen,
Maus waakte er over dat alle esthetische avant-garde-
George Morren, enz. De tentoonstelling maakte duide-
tendensen vertegenwoordigd waren op zijn tentoonstel-
lijk dat Brussel, en bij uitbreiding België, gelijktijdig met
lingen. Hetzelfde gold voor de verschillende kunstvormen,
Frankrijk een belangrijke rol had gespeeld in de impres-
van schilderkunst tot sierkunst, van de literatuur tot de
sionistische beweging. De Belgische schilders hadden
hedendaagse muziek. Bij de Cercle des XX werden tal van
het impressionisme met belangstelling onthaald en
Franse kunstenaars uitgenodigd. Vanaf 1886 moest L’Art
zich vernieuwend opgesteld, zonder aan hun artistieke
Moderne zich verdedigen tegen de kritiek dat het de jonge
tradities te verzaken. Zoals blijkt uit de bijdrage van
Belgische schilders te zeer wou opsluiten in de beperkte
Claire Leblanc (zie p. 23-35), schilderden de Belgische
kring van een specifieke tendens, namelijk het impressionisme.5 Die attitude zette zich ook voort in La Libre
landschapsschilders al vanaf de jaren 1860 in de openlucht en bestudeerden ze daarbij vooral de lichteffecten,
Esthétique, de opvolger van Les XX vanaf 1894. De eerste
terwijl ze heldere kleuren gebruikten die ze vrij op het
overzichtstentoonstelling, die in 1904 de periode van de
doek aanbrachten. Het essay van Johan De Smet over het
pioniersmanifestaties afsloot en die van de retrospec-
werk van Emile Claus en het luminisme (zie p. 37-46),
tieven inluidde, was gewijd aan het impressionisme.
dat als het hoogtepunt van de Belgische impressionis-
Om deze ambitieuze tentoonstellingen in goede banen
tische beweging kan worden beschouwd, doet recht aan
te leiden, kon de energieke Octave Maus rekenen op
een kunstenaar die nog te weinig bekend is bij het Franse
enkele sterke persoonlijkheden: zijn confrater Edmond
publiek.
Picard, de schrijver Emile Verhaeren en de schilder Théo Van Rysselberghe, wiens schoonmoeder, Sylvie Monnom
Al heel vroeg vonden baanbrekende schilders in België
bovendien instond voor de affiches en de opvallende
onderdak bij de alternatieve salons die de avant-garde-
uitgaven van Les XX en La Libre Esthétique (cat. 10-26).
kunst steunden. Eerst was er de Société Libre des Beaux-
Het streven naar vernieuwing, dat onder meer de affi-
Arts de Bruxelles die zich van 1868 tot 1875 in naam van de
ches en de presentatie van de werken kenmerkte, bleek
artistieke vrijheid verzette tegen de officiële Academie en
ook onmiskenbaar uit de kwaliteit van de catalogi. Maus
het realisme verdedigde. De Société werd gesteund door
wilde immers elk jaar ‘niet zomaar een tentoonstelling
het tijdschrift Art Libre dat streefde naar een kunst ‘die
organiseren, maar wel creëren: een selectieve en kritische
14
B russe l , e e n ho o f dsta d va n h e t i m pre ss i o n i s m e
AFB. 2 . James Ensor, De gevaarlijke koks, ca. 1896, kleurpotlood en gouache op papier, 28 x 31,5 cm, Antwerpen, Museum Plantin-Moretus, MPM.V.V.603.023
tentoonstelling, vernieuwend door de omvang van de
persoonlijkheid als James Ensor. Zijn oudere collega Alfred
informatie, door haar verrassend effect, door de kwali-
Stevens, een vriend van Manet, genoot een internationale
teitsvolle aanpak, door de wijze waarop de werken worden
reputatie dankzij zijn deelname aan de officiële Salon
getoond en de wil om van de catalogus niet alleen een
in Parijs, waar hij zich ontpopte tot de schilder van de
nauwkeurige inventaris te maken, maar een object van
elegante parisienne. Ensor daarentegen was ondanks zijn
een grote visuele waarde, waarvan het formaat, de kaft, het papier en de typografie elk jaar anders zijn[...].’6 Het
vaak conflictueuze verhouding met Maus, een ‘vingtiste’
grafische ontwerp werd toevertrouwd aan de kunstenaars
Alfred Verwée, allebei deelnemers aan de officiële Salon,
zelf, waardoor deze mooie uitgaven volop bijdroegen tot de vernieuwing van de sierkunsten in België7 (cat. 27-32).
niet uit te nodigen en het werk van de impressionisten te exposeren.8 Ensor nam deel aan alle evenementen van
Een prachtig exemplaar is de catalogus van de Salon
Les XX en aan talrijke van La Libre Esthétique. In België
des XX van 1888, waarin elke kunstenaar zelf een tekst
ontwikkelde hij een even moderne als originele artistieke
van het eerste uur. In 1884 adviseerde hij om Stevens en
mocht schrijven, vaak vergezeld van een originele teke-
expressie, waaraan de kennismaking met het impressi-
ning, en dit in een periode waarin de catalogus bij de
onisme ten grondslag lag. De vrije penseelvoering, de
salons meestal beperkt was tot een lijst van geëxposeerde
aandacht voor de lichteffecten en de duidelijke voorliefde
werken (cat. 33-43).
voor pure kleuren kenmerken zijn gehele oeuvre.
Dankzij hun kwaliteit en originaliteit raakten deze mani-
In 1886 weigerden Monet en Renoir deel te nemen aan de
festaties al gauw bekend in heel Europa. Ze lagen aan de
achtste en laatste tentoonstelling van het impressionisme.
basis van het succes van een heel bijzondere artistieke
In dat jaar namen ze allebei deel aan de officiële Salon in
15
Parijs. Monet exposeerde eveneens in de Parijse galerie Petit. Ze gingen echter wel in op de uitnodiging voor de
het eerst over een impressionistische tentoonstelling, die van de Salon des XX in 1886.12 In 1890 had de Nederlander
Salon des XX, waar ‘de vader van het impressionisme’ een
Parijs reeds geruild voor Arles. In Brussel exposeerde hij
tiental schilderijen exposeerde, waaronder het beroemde
doeken van bloeiende boomgaarden in Arles, twee schil-
Pont d’Argenteuil (1874, Parijs, Musée d’Orsay). Renoir
derijen van zonnebloemen en De rode wijngaard (1888,
stelde er acht belangrijke werken tentoon, waaronder La
Moskou, Poesjkinmuseum). Zijn werken waren de aanlei-
Danse (Parijs, Musée d’Orsay) en Madame Charpentier et
ding voor het vertrek en de latere uitsluiting uit de Cercle
ses enfants (1878, New York, The Metropolitan Museum
des XX van de schilder Henry de Groux, die weigerde zijn
of Art). De inzending van Ensor was niet minder verbluf-
werk te exposeren in dezelfde zaal als de ‘lachwekkende pot zonnebloemen van monsieur Vincent.’13 Het was nochtans bij deze gelegenheid dat Van Gogh voor het eerst
fend. Hij toonde een overzicht van zijn productie van het voorbije jaar aan de hand van twintig werken, waaronder De dame in nood (cat. 63) en vooral De oestereetster (afb. 1),
een van zijn doeken kon verkopen. De rode wijngaard werd
waarvan Verhaeren verklaarde dat het het eerste heldere
voor de som van 350 francs gekocht door de schilder Anna
werk van de Belgische schilderkunst was. ‘Dit werk is een
Boch, die het ophing aan de muren van het familiedomein,
scharnierpunt. De schilder bevrijdt zich van de duistere
het kasteel La Louvière. Met uitzondering van de Salon
en soms ondoorschijnende tinten en gebruikt halsstarrig
de la Société des Artistes Indépendants waar hij in 1888
heldere en haast pure tonen! Wat een vreugde, wat een
exposeerde, was het werk van Van Gogh tot dan toe enkel
feest, wat een uitbundigheid van kleuren spreidt zich
te zien geweest in enkele alternatieve plaatsen, zoals de
uit over de tafel waaraan de eetster zit! Flessen, glazen,
boetiek van Père Tanguy, het restaurant du Chalet op de
borden, citroenen, wijnen en likeuren vloeien in elkaar
av. de Clichy 43 en de repetitiezaal van het Théâtre-Libre
over en baden in het licht [...].’ 9 In 1887 werden Berthe Morisot en Camille Pissarro op
d’Antoine. Van Gogh heeft nooit geweten dat zijn inter-
hun beurt uitgenodigd in Brussel. Hun inzendingen
gauw zijn stoutste dromen zou overtreffen, want op de
nationale faam na deze eerste Brusselse manifestatie al
werden echter meteen overschaduwd door die van een
Salon des XX van het jaar nadien was de hulde die aan hem
nieuwkomer: Georges Seurat. Op advies van Verhaeren
werd gebracht reeds postuum. Als eerbetoon werden in
en Van Rysselberghe had Maus deze jonge kunstenaar
Brussel vijftien verbluffende schilderijen en tekeningen
uitgenodigd. Zijn vreemde en monumentale schilderij
tentoongesteld. Een ervan was het ultieme meesterwerk,
Un dimanche après-midi sur l’Ile de la Grande Jatte (1884-
Korenveld met kraaien (Auvers-sur-Oise) (1890, Amsterdam,
1886, The Art Institute of Chicago) had het jaar voor-
Van Gogh Museum).
dien in Parijs veel stof doen opwaaien. In 1887 was de
Anna Boch was niet de enige die gedurfde keuzes
Brusselse artistieke scène in de ban van het manifest
maakte. Al gauw werden in België belangrijke verzame-
van een heel nieuwe school, die van het ‘wetenschap-
lingen aangelegd. Verhaeren kocht in 1886 in het Parijse
pelijk impressionisme’. Enkele maanden eerder had de
atelier van Seurat Coin de bassin, Honfleur (1886, Otterlo,
criticus Félix Fénéon in L’Art Moderne voor het eerst de term ‘neo-impressionisme’ gebruikt.10 Net als de impres-
Rijksmuseum Kröller-Müller) en later, ‘voor een belache-
sionisten waren de ‘neo’s’ regelmatig te gast in Brussel.
lijke prijs’, L’Hospice et le phare de Honfleur (1886, Londen, The National Gallery of Art).14 Ook Octave Maus, die
Paul Signac werd samen met Auguste Rodin een van de
dankzij zijn nauwe relatie met de avant-gardekunstenaars
zeldzame buitenlandse kunstenaars die als lid werden
op de eerste rij zat, legde een uitgelezen verzameling aan.
verkozen in de Cercle des XX. België, het ‘tweede vader-
In 1903 werden op initiatief van beeldhouwer Paul Dubois
land van het neo-impressionisme’, telde al gauw talrijke adepten van de techniek met ongemengde stippen.11 Théo
kunstenaars van Les XX en La Libre Esthétique verzocht
Van Rysselberghe, Henry Van de Velde, Georges Lemmen,
Maus een werk te schenken. De meesten reageerden
Alfred William Finch en George Morren gelden samen
enthousiast, zodat de collectie ongeveer 150 werken telde.
met Seurat, Signac, Pissarro, Maximilien Luce en Henri-
Vandaag vormt zij de kern van het fonds van het Museum
en affichekunstenaar Gisbert Combaz alle deelnemende
Edmond Cross als de briljantste vertegenwoordigers van
van Elsene, waar in 1906 de Mauszaal de deuren opende.
deze school.
Verder was er ook Henri Van Cutsem, een telg uit een
In 1890 is er de inzending van nog een nieuwkomer: Vincent
rijke Brusselse hoteliersfamilie, die La Grève du Bas-Butin,
van Gogh. Vier jaar eerder, toen hij het impressionisme
Honfleur (1886, Doornik, Musée des Beaux-Arts) van
nog maar onrechtstreeks kende en hij op het punt stond
Seurat kocht bij diens eerste tentoonstelling in Brussel in
de Academie van Antwerpen te verlaten voor het atelier
1887. Zijn uitgebreide collectie meesterwerken telde ook
Cormon in Parijs, sprak hij in zijn correspondentie voor
twee prachtige schilderijen van Manet: Argenteuil (1874,
16
B russe l , e e n ho o f dsta d va n h e t i m pre ss i o n i s m e
AFB. 3. Georges Lemmen, Het strand te Heist, 1891, olieverf op paneel, 37,5 x 46 cm, Parijs, Musée d’Orsay, RF 1987-35
Doornik, Musée des Beaux-Arts), dat hij in 1889 van de
een grandioos succes op de Wereldtentoonstelling van
weduwe van de kunstenaar had gekocht, en Chez le Père
1855. Om het discours te verzachten en een zekere mora-
Lathuile (1879, Doornik, Musée des Beaux-Arts), gekocht
liteit te verlenen, voegde de schilder aan de voorstelling
bij Durand-Ruel in 1896.
een welgestelde vrouw toe die de ongelukkigen poogt te helpen door hen een aalmoes toe te stoppen. Ondanks
Het impressionisme werd in België goed onthaald en
de vaak anekdotische inhoud en de ietwat geaffecteerde
vond er bovenal een vruchtbare voedingsbodem voor
elegantie van Het rouwbeklag (cat. 46), vormen de knappe
een heel eigen, vaak door het naturalisme beïnvloede
genrestukken van Alfred Stevens een voorbode op de met
variant. De aandacht voor kleur en licht betekende in het
minder affectie geschilderde taferelen uit het moderne
land van Rubens niet bepaald een revolutie, hoewel deze
leven van George Lemmen (cat. 62) of Frantz Charlet
boodschap door Delacroix nieuw leven werd ingeblazen.
(cat. 51). Gustave Courbet, die een stuk radicaler was dan
De vernieuwingen van de Nouvelle Peinture waren niet
Stevens, weigerde dit soort concessies. L'Après-dînée à
vreemd aan de tradities van de noordelijke scholen en de
Ornans (1848-1849, Rijsel, Palais des Beaux-Arts) ligt
vernieuwde belangstelling voor de Hollandse en Vlaamse
duidelijk in de lijn van de zeventiende-eeuwse Hollandse
meesters in de Franse collecties in de jaren 1860 leidde
en Vlaamse kunst, waarin gewone mensen worden weer-
tot een evolutie in de smaak die gunstig stond tegenover
gegeven in alledaagse situaties. Het onderscheidt er zich
het impressionisme. De schilders hadden genoeg van het
evenwel van door het ongewoon grote formaat, net als het
Italiaanse model met zijn ‘kunst voor hof en kerk, vol
zich van Stevens’ werk onderscheidt door het afwijzen
mythologische banaliteiten en vrome clichés’ en richtten zich tot de ‘democratische kunst’ van de Lage Landen.15 De
van elke vorm van meelijwekkende of sentimentele toegeeflijkheid. Courbet werd uiteraard goed onthaald
noordelijke picturale tradities stonden met hun zin voor
in België, waar hij meermaals verbleef. ‘Mijn stijl bevalt
realisme haaks op de meer geïdealiseerde artistieke visie die sinds de renaissance overheerste in Italië en Frankrijk.
hen’, schreef hij in 1846 aan zijn ouders.16 De vroege ontwikkeling van de openluchtschilder-
In het kielzog van Jan van Eyck, Pieter Bruegel en, niet
kunst door Joseph Heymans in de Kempen of Hippolyte
te vergeten, Jacob Jordaens, gaven de Vlaamse schilders
Boulenger in Tervuren, ging meteen gepaard met een
traditiegetrouw het werkelijke, alledaagse leven weer. Het
snellere en vrijere techniek met duidelijk zichtbare toets.
sentimentele realisme van Alfred Stevens’ tafereel in Wat
De terugkeer naar de natuur als ultiem oord van rust in
men landloperij noemt (cat. 44), waarin een moeder en haar
tijden van industrialisering, is in Brussel net als in Parijs
kinderen op een winterdag worden gearresteerd, kende
een antwoord op het snelle verstedelijkingsproces. Het
17
AFB. 4. Henry Van de Velde, Het strand te Blankenberge, 1888, olieverf op doek, 71 x 100 cm, Zürich, Kunsthaus, 1964/30
eigentijdse onderwerp spreekt de opkomende onder-
jaren 1880 een bouwstijl die beter beantwoordde aan de
nemende burgerij rechtstreeks aan. Ze is immers meer
voorkeur van zijn kiezers voor eengezinswoningen. Ook
gericht op het heden en de toekomst en voelt zich in
de particuliere architectuur kwam tot bloei. Victor Horta
tegenstelling tot de aristocratie minder aangesproken
bouwde in 1895 in Elsene het Hotel Solvay en later ook
door het verleden, de mythologie en de geschiedenis.
zijn eigen woning en atelier, het huidige Hortamuseum.
Reeds kort na de onafhankelijkheid in 1830 kwam in
Iets verderop bevindt zich Bloemenwerf, het in dezelfde
België de industrialisering op gang. Vanaf de jaren 1880 kende het land een uitzonderlijke welvaart en tegen het
periode gebouwde huis van Henry Van de Velde. Terwijl de nieuwe stad een grote bouwwerf was die de
einde van de eeuw gold het als een van de grootste econo-
schilders weinig leek te inspireren, wisten badsteden als
mische wereldmachten. Onder het heel lange bewind van
Oostende en Heist kunstenaars als Charlet, Félicien Rops
Leopold II, van 1865 tot 1909, onderging Brussel een verge-
en Lemmen wel te boeien. Net als in Frankrijk, schilderden
lijkbare metamorfose als het Parijs van Haussmann en
de Belgische impressionisten graag vrijetijdstaferelen. De
verrezen er overal grote boulevards en moderne gebouwen en monumenten. In 1883, het jaar waarin de Cercle des XX
Belgische schilders wijdden zich ook aan de ‘onvermijdelijk eigentijdse’ portretkunst.17 Henri Evenepoel maakte een
werd opgericht, was het Babylonische Justitiepaleis in
knipoog naar Manets staande figuren, toen hij de strakke
Brussel eindelijk voltooid, na twintig jaar bouwwerk-
portretten schilderde van de jonge Albert Devis (cat. 59) of
zaamheden die het stedelijk weefsel hadden vernield. De
van de Spaanse schilder Francisco Iturrino in Parijs met de
Brusselse burgemeester Karel Buls promootte vanaf de
Moulin Rouge op de achtergrond. Het is echter het portret
18
B russe l , e e n ho o f dsta d va n h e t i m pre ss i o n i s m e
AFB. 5. Alfred William Finch, De rots in Southforeland, 1892, olieverf op doek, 77 x 62,3 cm, Helsinki, Atheneum, 216 KB
van zijn zoon Charles met de gestreepte trui (afb. 6) dat,
en de felheid van het licht, neigt zijn werk eerder naar
samen met dat van de tengere Marguerite van Mons van
het symbolisme.
Théo Van Rysselberghe, tot de meesterwerken van de moderne portretkunst (cat. 56) behoort. Niettemin blijven
Dankzij zijn strategische geografische ligging op de grens
de nationale tradities overeind. Zo doet het portret van
tussen Noord- en Zuid-Europa, koestert Brussel met zijn
Sylvie Monnom (cat. 95) denken aan Memling. Samen met de burgerij wordt ook de arbeidersklasse een
om het kruispunt te worden van de Europese avant-
centraal thema van de moderniteit. Terwijl de arbeider bij
gardes. Gustave Geffroy merkte bij de eerste salon van La
Constantin Meunier iets heroïsch heeft, wordt hij in het
Libre Esthétique in 1894 op dat het niet alleen draaide om
werk van Eugène Laermans – opgeslokt door de anonieme
Belgische kunst, ‘maar om het ontstaan van een Europese
massa, voortschrijdend als een blok in beweging – bekleed
kunst in België; om een ontmoeting in een grote stad
met een nieuwe kracht. Talrijke kunstenaars toonden
van verschillende denkwijzen die de beschaafde wereld
belangstelling voor de sociale problematiek. Met het drie-
rijk is en waarvan we het verloop kunnen volgen als dat
luik De leeftijden van de arbeider (cat. 68) stapt Léon Frédéric
van stromen, rivieren en beekjes die samenvloeien en naar zee stromen.’18 Als onvermoeibare drijvende kracht achter de Brusselse tentoonstellingen pendelt Théo Van
het contemporaine universum binnen. Hij onderscheidt zich echter van de impressionisten door te kiezen voor
bruisende culturele leven vanaf de jaren 1880 de ambitie
een geseculariseerde religieuze stijl. Door de monumen-
Rysselberghe over en weer tussen Brussel en Parijs. Hij
tale afmetingen, de nauwkeurige compositie, de details
is perfect op de hoogte, nodigt buitenlandse kunste-
19
AFB. 6. Henri Evenepoel, Charles in gestreepte trui, 1898, olieverf op doek, 73 x 50 cm, Brussel, Koning Boudewijnstichting, schenking van Anne en André Leysen
20
B russe l , e e n ho o f dsta d va n h e t i m pre ss i o n i s m e
naars uit en werkt zich niet alleen op in de internationale
van alle avant-gardekunstenaars. Volgens de Belgische
kunstscène in Parijs, maar ook in Duitsland en Oostenrijk.
schilders was er sprake van een begripsfout, die ze in L’Art Moderne toelichtten.19 George Morren stelde als een van de
Hetzelfde gold voor de Nederlander Jan Toorop, die de geest van Les XX in zijn thuisland verspreidde, en de
eersten dat het impressionisme in zijn ogen de contempo-
Spanjaard Dario de Regoyos. Henry Van de Velde vestigde
raine kunst overheerste. Na erkend te hebben dat de term
zich in 1901 in Weimar als directeur van de school voor
‘impressionisme’ te vaag was, verklaarde hij dat ‘zij alleen
sier- en nijverheidskunst. Hij verspreidde er de moder-
echte schilders zijn; ze zijn immaterieel, ze overheersen
nistische esthetiek die aan de basis zou liggen van het
de hedendaagse Kunst; ze hebben de kunst verjongd en
Bauhaus. Een jaar later trok Alfred William Finch, die de
getransformeerd en onze ogen geopend. Alleen naar hen
schilderkunst geruild had voor de sierkunst, naar Finland
moeten we luisteren, zonder ze daarom te imiteren. [...]
om er de centrale school voor sierkunsten van Helsinki
Ik heb een grote, heel grote bewondering voor Heymans
te leiden.
en Claus; ze werden rechtstreeks beïnvloed door Monet
Het kleine, jonge België kende een opmerkelijke culturele en artistieke openheid. Zich bewust van hun rijke artistieke
en Sisley, maar zijn toch heel verschillend van hen.’20 Fernand Khnopff, een kunstenaar die nochtans ver van
traditie, assimileerden de Belgische schilders het impres-
het impressionisme staat, voegt daar iets later nog aan
sionisme zonder hun Franse evenknieën te imiteren. Door
toe: ‘De vermaarde Belgische School heeft de mooiste
zich te verzetten tegen de voorbijgestreefde concepten
werken van Heymans en de ontwikkeling van kunstenaars
van de Academie, hadden de impressionisten in België en
als R. en J. Wytsman te danken aan het impressionisme
elders, hun horizon verbreed, talrijke vensters geopend
en de openbaring ervan, zo zou men kunnen stellen, aan Emile Claus.’21 Maus voegde daar aan toe: ‘De bron van
en voor een frisse wind gezorgd. Het nationalistische achterhoedegevecht waar Maus mee te maken kreeg, had
het misverstand is het feit dat sommigen in de bijnaam
bijgevolg weinig effect. Toen Edmond Picard in 1904 een
(‘impressionisten’) waarmee men Claude Monet en zijn
polemiek op gang bracht tegen de tentoonstelling van het
vrienden heeft bedacht, koppig blijven zoeken naar een
impressionisme, omdat hij vond dat er te veel aandacht
etymologische betekenis, terwijl ze slechts is ontsproten
was voor de Fransen, stootte hij op een hevige reactie
aan de fantasie van een journalist.’22
NOTEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Octave Maus, woord vooraf in de catalogus van La Libre Esthétique, 1904, p. 1, hernomen in L’Art Moderne, 14 februari 1904, p. 1. Maus in L’Art Moderne, p. 11. Zie Danielle Derrey-Capon, ‘Vie et Lumière. Prémices sur un air nationaliste et débuts prometteurs’, in Block 1997, p. 99-138. Huys, Maréchal, in cat. tent. Brussel 2013, p. 25. Brussel 1993, p. 32. Delevoy 1981, p. 10-11. Zie Fontainas 1997, p. 23-24. Brief van James Ensor aan Octave Maus, Brussel, Archief van Hedendaagse Kunst in België (AHKB), inv. 4684 geciteerd in Brussel 1993, p. 24. Verhaeren 1989, p. 255. ‘La vérité est que la méthode néo-impressionniste exige une exceptionnelle délicatesse d’oeil’ in Fénéon 1886, p. 300-302 Robert L. Herbert, Georges Seurat (1859-1891), Parijs, Galeries nationales du Grand Palais / New York, The Metropolitan Museum of Art, 1991, p. 244. Overgenomen in Jane Block, ‘Seurat, Signac, and the Vingtistes : Diffusion and Transformation of Neo-Impressionism in Belgium, 1886-1893’, in cat. tent. Tokio 2002, p. 258. ‘Er moet een mooie tentoonstelling van impressionisten zijn in Brussel’: brief van Vincent Van Gogh aan zijn broer Theo, Antwerpen, omstreeks 24 februari 1886, in Jansen, Luijten, Bakker 2009, brief 566. Online raadpleegbaar: www.vangoghletters.org. Brief van Henry de Groux aan Octave Maus, Brussel, 16 januari 1889 [1890], AHKB, inv. 5307. Voor meer gegevens over de aankoop van dit werk, zie Fabrice Van de Kerckhove, ‘Verhaeren collectionneur’, in Quaghebeur 1997, p. 161; en de brief van Georges Seurat aan Emile Verhaeren [maart 1887] in Fabrice Van de Kerckhove, ‘Au cœur de la correspondance’, p. 62. Thoré Burger, Musées de la Hollande, Paris, Veuve Jules Renouard, 1860, vol. II, geciteerd door Loyrette, in cat. tent. Parijs-New York 1994, p. 271. Brief van Gustave Courbet aan zijn ouders, Amsterdam, omstreeks 15 augustus 1846, in Ten-Doesschate Chu 1996, nr. 46-9, p. 64-65. Zie Maréchal in cat. tent. Brussel 2013, p 29-53. Loyrette in cat. tent. Parijs-New York 1994, p. 206. Geciteerd door Maus 1926, heruitgave 1980, p. 176. Zie Derrey-Capon, in Block 1997. George Morren, ‘Enquête sur l’impressionnisme’, L’Art Moderne, 13 maart 1904, p. 82. Fernand Khnopff, ‘Enquête sur l’impressionnisme’, L’Art Moderne, 27 maart 1904, p. 100. Maus 1904, p. 185.
21
22
Het impressionisme in België: het epos van een vrije kunst Claire Leblanc
Rond het einde van de negentiende en het begin van
De rijkdom en verscheidenheid van de Belgische kunst van
de twintigste eeuw beleefde de Belgische kunst een
het fin de siècle vormt sinds enkele decennia het voor-
opmerkelijke bloei en een internationale uitstraling. De
werp van zowel uitvoerig algemeen onderzoek als heel
artistieke ontwikkeling was een weerspiegeling van de
gerichte studies over enkele belangrijke tendensen. Sinds
ongekende economische welvaart. België vormde een en Brussel was een ontmoetingsplaats van de Europese
het baanbrekende onderzoek van Serge Goyens de Heusch in de jaren 1980-1990,1 werden er in België echter geen specifieke studies of tentoonstellingen meer gewijd aan
avant-garde. Alle grote en vooruitstrevende figuren uit
het impressionisme. Nochtans was het impressionisme
de Europese en wereldwijde culturele scène onderhielden
gedurende deze hele periode uitgesproken aanwezig en
vruchtbare voedingsbodem voor contemporaine kunst
nauwe banden met België.
speelde het een fundamentele rol bij het ontstaan van de
België trok buitenlands talent aan, maar ook de Belgische
moderne kunst.
schilderkunst zelf scoorde goed in de verschillende stijlen die toen opgang maakten (impressionisme, symbolisme,
Net als de tentoonstelling wil deze publicatie het Belgische
expressionisme). Hetzelfde geldt voor de tot op vandaag
impressionisme en haar kenmerken en sleutelmomenten
alom geprezen architectuur en sierkunsten van de art
opnieuw onder de loep nemen en beter bekend maken bij
nouveau. De verschillende kunststromingen werden
een breed publiek. Deze bijdrage is daarom opgevat als
vertegenwoordigd door boegbeelden die het internati-
een samenvattend overzicht van de impressionistische
onale aanzien van de Belgische kunst kracht bijzetten,
beweging in België. Ze laat zien hoe de belangstelling
zoals James Ensor – wiens dichtbevolkte en krachtige
voor kleur, licht en vernieuwende picturale praktijken het
oeuvre balanceert tussen impressionisme en expressio-
bindmiddel vormde van een specifiek Belgische, en vooral
nisme – of Fernand Khnopff – wiens broze en raadselach-
vrije kunst.
tige universum nog steeds aanspreekt.
De bronnen van het impressionisme Van academisme tot realisme
conceptuele kunst die onderworpen is aan strakke esthe-
In de eerste helft van de negentiende eeuw heeft de kunst
academische systeem oriënteert de kunstenaars naar een
tische codes en nabootsing als hoogste objectief heeft. Het in België, net als in de belangrijkste Europese kunstcentra,
welomlijnde methode: de onderwerpen zijn geïnspireerd
een sterk academisch karakter. Het Europese artistieke
op de Grieks-Romeinse oudheid of op het werk van grote
landschap wordt overheerst door een moraliserende en
schrijvers; de esthetiek wordt gedefinieerd in termen van precisie in de weergave, beheersing van de anatomie,
AFB. 1. Théo Van Rysselberghe, Portret van Octave Maus, 1885, olieverf op doek, 90,5 x 75,5 cm, Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, 6383
rigoureus atelierwerk en imitatie van oude meesters ... Deze classicerende stroming overheerst ook in België.2
23
België, dat in 1830 was ontstaan nadat het zich had afgescheiden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden,
op de officiële salon in Frankrijk en afwisselend in Brussel, Antwerpen en Gent werd gehouden).4 Daarnaast is er
vormt in die tijd de ideale voedingsbodem voor een kunst
de invloed van diverse buitenlandse bronnen en voor-
ten dienste van de legitimatie en de creatie van een natio-
beelden. De Belgische kunst is ook het resultaat van een
nale identiteit. De artistieke scène wordt overheerst door
broos evenwicht tussen een lokale eigenheid en sterke
twee heel academische stromingen. Er is de romantiek
buitenlandse – vooral Franse – esthetische invloeden.
met zijn heldentaferelen en episodes uit een roemrijk
Dit balanceren vormt de hele eeuw lang een constante
verleden die de geschiedenis en de dynamiek van de jonge
en het inzicht daarin is van fundamenteel belang om de
natie moeten verheerlijken. Die stroming wordt verte-
Belgische kunst te bestuderen en te begrijpen.
genwoordigd door onder meer Gustave Wappers (afb. 2) en Louis Gallait. Daarnaast is er het historisme, dat
De ontwikkeling van de kunst in België bereikt in 1851
streeft naar een herinterpretatie of zelfs een rehabilitatie de Vlaamse renaissance. Enkele vertegenwoordigers zijn
een keerpunt, wanneer Gustave Courbet op de salon van Brussel furore maakt met zijn Steenhouwers 5 (afb. 3). Hij laat de academische codes en clichés bewust achterwege
Henri Leys en Henri De Braekeleer.3 De Belgische kunst van de jaren 1830-1850 staat vooral
realiteit, geschilderd in een vrije stijl met duidelijk zicht-
van de rijkste stijlen uit het verleden, zoals de gotiek en
en kiest voor doodgewone onderwerpen uit de eigentijdse
ten dienste van de zoektocht naar een nationale identi-
bare verflagen en penseelstreken die het begin van een
teit. Haar ontwikkeling wordt gestructureerd door enkele
vrije penseelvoering aankondigen. Hoewel hij critici en
nieuwe organen en instellingen (zoals de driejaarlijkse
publiek voor het hoofd lijkt te stoten, doet hij niets anders
salon die in 1813 – nog voor de Belgische onafhankelijk-
dan aansluiten bij een eeuwenoude lokale schildertraditie
heid – werd opgericht en rechtstreeks geïnspireerd was
waarbij het reële en ‘de concrete en superieure waarheid
AFB. 2. Gustave Wappers, Tafereel van de Septemberdagen 1830, op de Grote Markt te Brussel, 1835, olieverf op doek, 444 x 660 cm, Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, 2692
24
He t i mp r e ssi o ni sm e i n B e lgi ë : h et e pos va n e e n v ri j e ku n st
achter de stijl van de wezens en de dingen’ 6 primeert en
Onder impuls van Courbet stelt België zich open voor het
men er een zeker ‘genoegen [in schept] om de materie in
realisme dat ‘de Belgen zichzelf laat zien’.9 Kunstenaars als
heel haar volheid en ruwheid te tonen.’
7
Louis Dubois, Charles Degroux en Alfred Stevens dragen actief bij tot de verankering van deze stroming in België.10
Courbet wil het ‘echte’ leven van hier en nu vertellen door
In het kielzog van het realisme ontstaat al gauw de land-
te kiezen voor een stijl die de materie in al haar zuiver-
schapsschilderkunst, die op haar beurt aan de basis ligt
heid laat zien. Hij zet de deur naar de moderniteit open
van het Belgische impressionisme.
en zijn werk wordt bijzonder goed onthaald door Belgische kunstenaars die streven naar verandering. Camille Lemonnier – een naturalistisch schrijver, productief
De interesse voor het landschap
kunstcriticus en vurig verdediger van een Belgische culturele identiteit – begrijpt meteen de impact van Courbets
De komst van het realisme betekent een artistieke bevrij-
passage in België door te stellen dat er onder zijn invloed
ding, zowel op het vlak van de iconografische weergave
‘een nieuw tijdperk in de schilderkunst aanbreekt.’8
als dat van het esthetische experiment. De hernieuwde
De jonge Belgische natie kent een grote industriële bloei,
belangstelling van de kunstenaars voor hun directe omge-
ondergaat ingrijpende sociaal-economische omwente-
ving doet een voorliefde voor nabije en eigentijdse onder-
lingen en is alert voor sociale kwesties, maar erft tegelijk
werpen ontstaan. Diametraal tegenover de dominante
een lange traditie van zin voor realiteit. Het realisme gedijt
thema’s en genres van de officiële salons, staan taferelen
er dan ook goed, mede dankzij de positivistische filosofie
uit het moderne of volkse leven en landschappen die erg
(Auguste Comte en Pierre-Joseph Proudhon) en de socialistische ideologie die zich volop in ontwikkeling is.
in trek zijn bij kunstenaars die vanaf de jaren 1860 op zoek gaan naar vernieuwing in de schilderkunst.
AFB. 3. Gustave Courbet, De steenhouwers, 1849, olieverf op doek, 165 x 257 cm, voorheen Dresden, Gemäldegalerie Neue Meister, Staatliche Kunstsammlungen (vernield bij het bombardement van Dresden in 1945)
25