SoAP Alumni 2018

Page 1

SINDS 1970 MEI 2018


Sociologisch Antropologisch Periodiek Mei 2018

Contact Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen Commissie 2017-2018 Hoofdredacteur Yasmin Portz Secretaris David Vos Eindredacteur Naud Katerberg Promotie Bas Dorenbos Vormgeving Myrthe Dilling

www.soapgroningen.nl

Drukkerij Ricoh

Facebook.com/ SoAP-Groningen

Oplage 2.200 Verzending Rijksuniversiteit Groningen

Twitter.com/ SoAP_Groningen

Foto cover Yasmin Portz Lay-out Yasmin Portz

Instagram.com/ soapgroningen

Redactie Gabirël Anthonio Dieko Bakker Myrthe Dilling Bas Dorenbos Stijn Duursma Hannah Elzinga Naud Katerberg Bauke van der Kooij Esther Talsma Reimer Vonk David Vos Klaas Wilts

SoAP-Logo Thomas Bos Redactie-e-mail

LinkedIn.com/company/ SoAP-Groningen 2

soap.redactie@gmail.com


Beste lezers, Woorden. Of zoals de Van Dale het omschrijft: ‘een groep van spraakklanken met een eigen betekenis’. Woorden brengen een boodschap over, en zijn er in vele vormen en maten. Denk bijvoorbeeld eens aan kunst, muziek of gebarentaal. Men stelt wel eens dat slecht 7% van alle communicatie verbaal is, en dat de overige 93% bestaat uit lichaamstaal en stemgebruik. Dit argument hoor je dan ook regelmatig terugkomen bij presentatietrainingen. Echter blijkt hieruit hoe makkelijk iets verkeerd geïnterpreteerd wordt, want de onderzoeker doelde helemaal niet op algemene communicatie. Deze statistieken zijn alleen van toepassing als je over je eigen emoties spreekt. En zo blijkt hoe makkelijk iets met andere woorden wordt overgenomen. Deze editie hebben wij enkele alumni gevraagd onder woorden te brengen hoe het nu met hun gaat, wat sociologie voor ze betekent, en welke lessen wij kunnen leren van hun gemaakte keuzes. Daarnaast hebben wij bijzonder hoogleraar Gabriël Anthonio gevraagd zijn blik op sociologie te verwoorden. En hebben wij dit keer niet alleen het voorwoord van de hoofdredacteur, maar ook een voorwoord van onze decaan Kees Aarts.

Liefs, de SoAP-commissie

Wij wensen jullie veel leesplezier!

V

oor dit voorwoord denk ik terug aan mijn eigen studietijd. Wat heb ik daarin geleerd? Ik heb een paar echt goede boeken gelezen, en eentje daarvan wil ik hier noemen.

Daar zit je dan met je methoden en technieken. Toch is er nog heel veel wat sociale wetenschappers wel kunnen doen, en zelfs beter dan wie dan ook. Bij de hoogleraar Hans Daudt las ik een boek dat toen al in vergetelheid was geraakt: Arnold Brechts Political Theory uit 1959. Brecht, een voormalige hoge ambtenaar in de Weimar republiek die naar de VS was gevlucht, zet in dit boek het ‘wetenschappelijk waardenrelativisme’ uiteen. Dit is de leer, ook bekend van Max Weber, dat we de wenselijkheid van bepaalde fundamentele waarden (democratie, vrijheid, gelijkheid) weliswaar niet wetenschappelijk kunnen aantonen, maar dat we er toch op vele manieren zinvol onderzoek naar kunnen doen. Bijvoorbeeld naar wat mensen verstaan onder deze waarden, hoe waarden zich logisch tot elkaar verhouden, hoe overheidsbeleid kan worden ontworpen gegeven de wenselijkheid van bepaalde waarden, enzovoorts.

Toen ik in 1977 aan de studie politicologie aan de UvA begon, bestond het studieprogramma voor een groot deel uit marxistische geschriften en kritiek daarop van weer andere marxisten. Een soort ideeënstudie dus, maar wel met een erg beperkte bandbreedte en daardoor ook nogal verstikkend. Dit was niet de politicologie waarnaar ik op de middelbare school had uitgekeken. Zo gauw ik kon koos ik een specialisatie in de onderzoeksmethoden en –technieken. In hetzelfde najaar 1977 las ik een stuk van W.F. Hermans in de krant over Paul Feyerabend dat indruk op mij maakte (want ik weet het nu nog). Een citaat eruit: “... geen enkele exacte wetenschap [is] in staat iets van belang te doen voor in wezen normatieve beschouwingen als de sociologische, economische, psychologische en pedagogische disciplinen, voor vakken die zich bezig houden met wat wenselijk is en niet met wat is, omdat de aard van het materiaal dat zij onderzoeken door menselijke wensen wordt beïnvloed.” Een beetje gechargeerd: om een straalvliegtuig te kunnen bouwen is kennis van de fysica nodig die we tweehonderd jaar geleden nog niet hadden. Om een politiek systeem te bouwen kun je nog heel goed bij de oude Grieken terecht.

De diepgang van dit boek samen met de geschiedenis van de auteur (die ook een flinke tweedelige autobiografie heeft gepubliceerd) hebben van Political Theory voor mij een ankerpunt gemaakt – als ik het meeste andere dat ik heb gelezen ben vergeten, hoop ik dat ik Brechts ideeën nog ken. Kees Aarts

3


Wat doe jij dit voorjaar? Kom onze redactie versterken! Mail naar:

soap.redactie@gmail.com


Inhoud MET ANDERE WOORDEN

VOORAF

ARTIKELEN

COLUMNS

18 Donorwet

2 3 6

Colofon Voorwoorden Klaas Wilts

7

30 Dieko Bakker

22 Is positieve gezondheid ook positeve vooruitgang?

31 Bauke van der Kooij

26 Genderneutraliteit

17 Gabriël Anthonio

VERSLAG

Met andere woorden

24 Facultaire carrièredag

ALUMNI

9

Jurre van den Berg

10 Dennis Wiersma 14 Ruud Deijkers

28 ... Lang, gelukkig en plagiaatloos

5


Socioloog met andere woorden

T

ijdens je studie kom je er zelf langzaam achter wat een socioloog is en kan. Voor de rest van de wereld blijft dit soms wat lastig. De kapper gokt er vaak op dat ik dan wel erg sociaal moet zijn als ik heb verteld dat ik sociologie studeer. Vervolgens zwijg ik de rest van de afspraak om te laten merken dat sociologie en sociaal niet hetzelfde zijn. Dit zwijgende protest tegen die interpretatie heeft volgens mij alleen weinig effect. Bovendien is het mij opgevallen dat de kapper niet de enige was. Ik heb zelfs het gevoel dat vooral mensen die zelf socioloog zijn of er eentje kennen eigenlijk de enige zijn die bij benadering weten wat een socioloog is.

vacature om een socioloog gevraagd wordt, is het logisch en makkelijk om te solliciteren. Is dit echter niet het geval, dan wordt het zaak dat je zelf gaat uitzoeken op welke vacatures je kunt solliciteren. Hiervoor is het noodzakelijk dat je weet wat je kunt en wat jou onderscheidt van andere afgestudeerde sociale wetenschappers. Tot nu toe laat de opleiding dit aan jezelf om uit te zoeken. Hiervoor zou je bijvoorbeeld nog eens door Ocasys kunnen gaan om te kijken welke vakeindtermen (de eindtermen van de bachelor en master zijn dusdanig breed, dat je er weinig uit kunt halen) je eigenlijk bereikt hebt. Hiermee kun je een beeld krijgen van jouw vaardigheden. Zo leer je bij het ene vak de wetten Tijdens je studie vormt dit (op van de kansrekening en bij een een misinterpretatie hier en een ander vak ontwikkel je kennis uitlegmomentje daar) geen groot over de grondleggers (en hun probleem. Wanneer je echter aan gedachtengoed) van de sociologie. het einde van je studie komt, wordt het tijd om het toch op een zekere Alle vaardigheden van alle vakken vorm van werk te oriĂŤnteren. Dan samen maken je een socioloog. kom je erachter dat er zelden tot Door een samenvattende lijst van nooit naar een socioloog gevraagd al die eindtermen te maken (met wordt in vacatureteksten. Op dat ook jouw specifieke minorvakken moment is het toch een beetje een en andere keuzevakken), kom je probleem dat de buitenwereld niet erachter wat je kan. Om je hierbij goed weet wat je kunt en doet. te helpen wordt er ook op facultair Doordat er geen goed en helder niveau (maar wel uitgesplitst beeld bestaat van wat de studie per opleiding) een pagina op de inhoudt en wat je ermee kunt, Student Portal gemaakt waarin zullen werkgevers niet snel naar staat wat je per jaar in je opleiding een socioloog zoeken. leert en welke keuzes je wanneer moet maken die invloed hebben Voor de (bijna) afgestudeerde op je beroepsprofiel. Daarnaast is socioloog vormt dit natuurlijk een het mogelijk om bij de Career Serprobleem. Wanneer er bij een vices van de RUG (waar je gewoon 6

kunt binnenlopen) een soort zelfaccreditatie te doen. Hierbij wordt je geholpen om je eigen mogelijkheden en limiteringen in kaart te brengen. Deze mogelijkheden en limiteringen kunnen ook afkomstig zijn van ervaringen die je hebt opgedaan door iets naast je studie te doen (werk, commissie of heel iets anders). De combinatie van sociologische vaardigheden met eigen unieke vaardigheden bepaalt jouw beroepsprofiel. Onder andere door gebruik van deze hulpmiddelen kun je als socioloog ontdekken voor welk werk jij geschikt bent en hoe jij je onderscheidt van anderen. Zo kun je er uiteindelijk achterkomen welke andere woorden werkgevers gebruiken in vacatures om een socioloog aan te duiden. Nu rest je niets behalve om dit samen te vatten voor onder andere de kapper.

Ik ben Klaas Wilts, 24 jaar en vijfdejaars sociologiestudent die altijd actief betrokken is bij SociĂŤtas. Daarnaast schrijf ik sinds twee jaar een column voor SoAP.


Met dezelfde woorden Auteur: Naud Katerberg

Met enige regelmaat verschijnen er in het nieuws verhalen over plagiërende musici, filmmakers en oud-politici. Zo kregen de makers van het lied Blurred Lines een boete van 7,4 miljoen dollar nadat zij werden aangeklaagd voor plagiaat van een Marvin Gaye-nummer, is de regisseur van de oscarwinnende film The Shape of Water aangeklaagd voor plagiaat en ontloopt ook oud-minister Willem Vermeend de plagiaat-trend niet. Hoewel er in sommige gevallen wel degelijk sprake is van plagiaat, vraag ik me af en toe af of plagiaat-rechtszaken wel daadwerkelijk gaan om de toekenning van het intellectueel recht. Vaak komt het op mij over als ordinaire geldklopperij in plaats van letterdieverij. Plagiaat wordt natuurlijk niet alleen in de popcultuur afgewezen; ook binnen de wetenschappelijke wereld zijn er strenge reglementen rondom dit frauduleuze gedrag. Op de website van de RUG wordt plagiaat gedefinieerd als intellectuele diefstal, of het overnemen van andermans werk, zonder correcte bronvermelding. Een plagiator kan dan door de Examencommissie flinke straffen opgelegd krijgen: het recht om één of meerdere tentamens te maken kan worden ontnomen en andere passende maatregelen kunnen worden opgelegd.

van mijn opdracht kreeg ik echter een bericht van mijn docent waarin ik van plagiaat beschuldigd werd. In het contact dat volgde tussen mij en mijn docent via enkele (lees: tientallen) mailberichten is het mij duidelijk geworden dat niet alleen de plagiator zich schuldig maakt aan plagiaat; ook de geplagieerde is een ware fraudeur. Echter, binnen de opleiding sociologie wordt iedere actie die het de docent onmogelijk maakt een goed oordeel te vellen over de kwaliteit van het geleverde werk als een vorm van plagiaat gezien. Mijn docent, ondersteund door de examencommissie noemde dit niet ‘helpen’ of ‘samenwerken’, maar ‘van de wal in de sloot helpen’.

Dat de universiteit dit wetenschappelijke wangedrag zo hard aanpakt, is wat mij betreft zeker logisch en noodzakelijk. Door de afwezigheid van een correcte bronvermelding, neem je een ander de eer van zijn of haar prestatie af. Daarnaast dienen iemands antwoorden, proefschriften of andere teksten als maatstaf voor zijn of haar kwaliteiten. Plagiaat maakt een representatieve afspiegeling van iemands capaciteiten en beoordeling hiervan door een docent of andere lezer nagenoeg onmogelijk.

Uiteindelijk heb ik erg veel geluk gehad en heb ik afgesproken met mijn docent om een tekst voor SoAP te schrijven in ruil voor een beoordeling van mijn opdracht. Ik dank mijn docent hier dan ook hartelijk voor. Maar wat nou als ik niet eindredacteur was geweest bij SoAP? Was ik hier dan alsnog mee weggekomen? Ik vraag me af of dit wel helemaal toegestaan is, of dat mijn docent het begrip ‘passende maatregelen’ even vrij interpreteert als dat ik ‘samenwerken’ interpreteer.

Ondanks dit alles doen ook sociologie studenten mee aan deze plagiaattrend. Zo kan ikzelf worden toegevoegd aan het rijtje van frauduleuze muzikanten, filmmakers en politici. Bewust van het kwaad heb ik namelijk alsnog mijn antwoorden voor een opdracht van een bachelorvak gedeeld met mijn medestudenten. Ik heb hierbij een enigszins vrije interpretatie van het begrip ‘samenwerken’ (wat wel toegestaan was) toegepast. Noem het naïef (en dat is het misschien ook wel een beetje), maar mij leek het een prima plan. Niet lang na het inleveren

Plagiaat komt dus ondanks alle aandacht in de media en de sancties voor in allerlei facetten van de samenleving: in de muziek- en filmwereld, in de journalistiek en ook studenten maken zich er zo nu en dan schuldig aan. Hoe dan ook, ik heb mijn lesje wel geleerd: kom schrijven voor SoAP en misschien loop je bepaalde straffen wel mis. Oh, en pleeg geen plagiaat natuurlijk!

7


A Alumni

Hoe gaat het nu met hen? Wat heeft sociologie voor ze betekend? Welke lessen kunnen we leren van hun gemaakte keuzes?

Lees hier hoe het met drie Sociologie-alumni van de Rijksuniversiteit Groningen gaat, en krijg antwoord op deze vragen.


A

DUBBELE INBORST Jurre van den Berg studeerde van 2004 tot 2010 sociologie in Groningen en is correspondent Noord-Nederland voor de Volkskrant.

beschouwd worden als volwaardige menselijke wezens.’

Respect is een mooi boek, zo vond ook Wielers in mijn herinnering aanvankelijk. Maar later begon hij te twijfelen. Was dit nu wel wetenschap? Had hij een nieuwe garde die nog niets wist van de finesses van het vak dat toch al de verdenking op zich ociologie, dat is geen vak,’ had niet erg academisch te zijn opgezadeld met een particulier schijnt een jonge prinses en zelfs wat pathetisch verhaal van een oude man? Beatrix ooit op de receptie gezegd te hebben. Waarop Het sociologiegebouw aan de Grote Rozenstraat in Groningen Ivan Gadourek haar volgens koestert een dubbele inborst. Ivan Gadourek was een man van de overlevering door Jeroen Winkels feiten, hard als de houten bankjes in de naar hem vernoemde antwoordde: ‘Majesteit, dan moeten we er collegezaal. Pieter Jan Bouman, naamgever van het gebouw, was een historicus van de grote lijnen, een verhalenverteller met een vak van maken.’ gevoel voor pathos en een ongemakkelijke omgang met de Wie zoals wij ooit sociologie studeerde, wetenschap. Als een soort Geert Mak van zijn tijd schreef hij zal regelmatig een Beatrix tegenover zich bestsellers als Revolutie der eenzamen. Maar historici vonden getroffen hebben. Want sociologie, wat het maar niks. En sociologen – ook Gadourek – vonden hem was dat nu eigenlijk, anders dan een vak eigenlijk geen socioloog. Bij zijn afscheid weigerde Bouman om haast net zo ongrijpbaar als de samen- in toga geportretteerd te worden. leving die het bestudeerde? En belangrijker (in ieder geval voor die bijdehante oom, als Twee jaar na mijn afstuderen als socioloog koos ik voor een ware hij Beatrix, wiens zoon zo verstandig journalistieke loopbaan. Het had iets te maken met een centraal was geweest rechten te kiezen): wat kon je begrip uit Sennetts latere werk: vakmanschap – het verlangen samen te vallen met vaardigheid. Het had ook te maken met ermee worden? die gespleten sociologische inborst. Een verhaal kan niet zonder In 2004 kreeg mijn lichting eerstejaars feiten, feiten niet zonder een verhaal. bij het vak Inleiding Sociologie van Rudi Wielers het boek Respect in a World Pieter Jan Bouman is al veertig jaar dood, Ivan Gadourek of Inequality van Richard Sennett overleed in 2013 en Beatrix is ook niet meer de jongste. De voorgeschoteld. Sennett schrijft over sociologie is wetenschappelijker dan ooit, maar respect nog zijn jeugd in Cabrini Green, een berucht steeds niet vanzelfsprekend. De worsteling met de sociologische sociaal woningbouwproject in Chicago. De identiteit is een historische constante. mensen worstelden er met armoede en raciale spanningen. Maar meer nog dan ‘De toekomst is aan wie haar toekomt’, luidt de poëtische titel dat hadden zij geen enkele controle meer van een artikel dat Arie Glebbeek en Henk de Vos ooit schreven over hun eigen leven. ‘Hier beleefden over de toekomstbestendigheid van de Nederlandse sociologie. ze dat eigenaardige gebrek aan respect Zolang de sociologie haar dubbele inborst koestert, maak ik me dat bestaat uit niet gezien worden, niet over die toekomst weinig zorgen.

‘S

9


EERVOL OM IN DE KAMER TE ZITTEN Auteurs: Myrthe Dilling & David Vos 10


Alumnus Dennis Wiersma (32) is sinds de verkiezingen van vorig jaar lid van de Tweede Kamer namens de VVD. Geboren in Franeker, gestudeerd in Groningen, maar sinds zijn master wonend in Utrecht. Hier leerde hij tevens zijn huidige vrouw kennen, met wie hij inmiddels een dochter heeft. Voor hij de politiek inging is hij voor verschillende maatschappelijke organisaties actief geweest. Zo was hij vicevoorzitter van de Landelijke Studentenvakbond en voorzitter van FNV Jong. Dit allebei met de motivatie om een verandering teweeg te brengen voor de jonge generatie, zowel op het terrein van onderwijs als het terrein van werk. Vervolgens werd hij verantwoordelijk voor de Maatschappelijke Agenda binnen de afdeling Duurzaamheid voor pensioenuitvoerder PGGM. Dit combineerde hij met een rol als projectleider voor de Aanpak Jeugdwerkloosheid, bij het ministerie van Sociale Zaken- en Werkgelegenheid. Toen dit initiatief afliep, heeft hij zich bij maatschappelijke investeerder Start Foundation ingezet voor mensen die extra aandacht nodig hebben op de arbeidsmarkt. Wat zijn zijn drijfveren geweest om zich zo in te zetten voor de maatschappij? Hoe speelt sociologie nog een rol in zijn huidige leven en werk? Wat kan hij zich nog herinneren van zijn studietijd in Groningen?

Waarom bent u sociologie gaan studeren in Groningen? “Eigenlijk had ik daarvoor meerdere redenen. Ik ben via de mavo, de havo en het hbo uiteindelijk terechtgekomen op de universiteit. Ik had maar één jaar ‘vertraging’, maar miste wel een aantal exacte vakken, waardoor ik niet elke studie meer kon kiezen. Sociale wetenschappen en specifiek sociologie en politicologie vond ik altijd al interessant. Ik kom uit Friesland. Groningen lag het meest voor de hand. Sociologie sprak me erg aan. Ik was wel een beetje geïnspireerd door de opkomst van Pim Fortuyn een aantal jaren voor, die een aantal sociologisch boeken schreef.. Dus vandaar dat ik dacht: dat klinkt als een leuke studie.” Hoe kijkt u terug op uw periode als student sociologie? “Met een heel goed gevoel. Ik vond het heel leuk dat het niet zo massaal was, wat het ooit wel geweest is overigens. Lang geleden was sociologie zelfs populairder dan psychologie. Wij begonnen echter met ongeveer zestig studenten in het eerste jaar, waarvan een deel het tweede jaar ook nog niet haalde. Hierdoor was de studie erg persoonlijk met geïnteresseerde en toegankelijke docenten.” Wiersma vertelt dat hij uit een gezin komt waarbij beide ouders niet gestudeerd hebben. Hierdoor was studeren voor hem misschien een wat grotere stap dan voor de meeste andere studenten. “Ik wist bijvoorbeeld nauwelijks dat je lid kon worden van een vereniging, wat ik ook niet ben geworden.” De verwachtingen die hij had van de universiteit kwamen niet helemaal overeen met de werkelijkheid: “In het eerste jaar hadden we maar weinig college-uren per week, terwijl ik dacht op de universiteit gaat het echt beginnen. Heel hard werken, veel gemotiveerde studenten. Ik zag echter al heel snel dat studenten niet alle colleges bijwoonden of roken in de tuin verkozen boven college volgen. Gaandeweg kwam ik erachter dat studeren veel meer is dan alleen die paar colleges, maar daar had ik vooraf helemaal geen beeld van.” Over het geheel gezien kijkt Wiersma positief terug op zijn studietijd. “Ik heb daar heel veel leuke mensen leren kennen waar ik nog steeds contact mee heb. Bovendien heb ik heel veel van sociologie geleerd, dus ik kijk er zeker met een goed gevoel op terug.” “Met name de vakken die werden gegeven door Jacob Dijkstra en Jan Kornelis Dijkstra (docenten van onder andere de vakken sociale welvaart en primaire orde, red.) vond ik erg leuk. Ik vond dat zij op een mooie en inspirerende manier vertelden. Ik ging ineens nadenken over wat je in het publieke domein allemaal ziet als je rondloopt. Als je bijvoorbeeld iemand voorlaat in de rij bij de kassa dan weet je dat dat allemaal met wederkerigheid te maken heeft. Dat is een mechanisme dat zich soms wel voordoet en soms niet. Ik vond het interessant om te weten hoe dat kan en ook hoe je dat kan beïnvloeden. Dat heeft ook te maken met politiek: hoe kan je gedrag van en interacties tussen mensen beïnvloeden zodat het gezelliger wordt in plaats van minder gezellig.” Hij geeft aan dat hij het bekende werk Bowling Alone van Robert Putnam erg interessant vond, met name vanwege de centrale rol voor sociale cohesie in dit boek. “Ik vind het interessant om te weten hoe cohesie en een gevoel van gemeenschap ontstaat en welke factoren dit kunnen afbreken. Dat is echt iets wat ik van de studie heb onthouden.” Zijn er bepaalde aspecten van de studie die u duidelijk ziet terugkeren in uw huidige baan? “Als socioloog is het eigenlijk heel onduidelijk wat je later wordt. Dat is misschien ook wel de charme: je kunt er heel veel kanten mee op. Je 11


leert heel kritisch denken en dingen met elkaar verbinden, bijvoorbeeld praktijk met literatuur. Maar ook groepen mensen. Daardoor word je eigenlijk een generalist in plaats van een specialist op een bepaald gebied. Je bent op veel terreinen inzetbaar, maar beroepen die veel specifieke kennis over een fenomeen vereisen, sluiten daardoor minder goed aan op sociologie.” Wat vond u het mooiste aan uw studieperiode in het algemeen? “Ik kwam erachter dat je zelf dingen moet vormgeven wanneer je iets wilt bereiken, maar dat daar ook alle kansen voor zijn. Ik vond het onderwijs bijvoorbeeld niet goed genoeg, dus ik ging me daar mee bezighouden via de opleidingscommissie, de Faculteitsraad en uiteindelijk als studentlid van het faculteitsbestuur. Er zijn dus heel veel mogelijkheden om dingen die je bezighouden of die je interessant vindt ook daadwerkelijk toe te passen in de praktijk, in mijn geval in de medezeggenschap. Dit vond ik zo leuk dat ik uiteindelijk ook in het bestuur van de Landelijke Studentenvakbond heb gezeten. Achteraf denk ik wel dat ik dat allemaal veel te snel en veel te serieus wilde doen, maar dat heeft mij wel gebracht tot waar ik nu ben. Misschien had ik nu ik erop terugkijk wel iets meer van het studentenleven willen genieten, maar ik wist van huis uit ook niet hoe dat er nu eigenlijk uitzag. Dus ik deed heel veel serieuze zaken naast mijn studie, maar daardoor heb ik wel heel veel ervaring opgedaan. Ik pakte alles wat op m’n pad kwam aan.” Na afronding van de bachelor sociologie in Groningen is Wiersma bestuur en beleid gaan studeren in Utrecht. Waarom heeft u na de bachelor gekozen voor een master in Utrecht? “In 2009 heb ik mijn bachelor afgerond, waarna ik in hetzelfde jaar ben begonnen in het bestuur van de Landelijke Studentenvakbond en dat zat in Utrecht. Op het kantoor van de bond heb ik destijds mijn huidige vrouw ontmoet, dus ik ontmoette de liefde in Utrecht. Ik ben daarom niet meer teruggegaan naar Groningen.” Vervolgens heeft Wiersma dan ook zijn master bestuur en beleid gevolgd aan de Universiteit Utrecht. “Ik wilde altijd al iets met politicologie doen en ik dacht: bestuurskunde vormt dan misschien juist wel een mooie combinatie met sociologie. Daarom heb ik gekozen voor de master bestuur en beleid.” Deze master sloot volgens hem

zeer goed aan op de bachelor sociologie. “Ik vond aan sociologie het meest interessant te leren hoe mensen met elkaar samenwerken en hoe je dat vervolgens kan beïnvloeden. De master bestuur en beleid richtte zich op dit beïnvloedingsproces in het publieke domein. Je komt dan al snel uit bij een overheid die hier veel invloed op heeft of een overheid die hier veel invloed op probeert te hebben, terwijl dit niet werkt. Uiteindelijk heb ik opvattingen ontwikkeld over dit proces die aansluiten bij de opvattingen hierover van de VVD. Dus eigenlijk heb ik de VVD aan sociologie te danken. Je hoort wel eens dat mensen misschien wat linkser worden van sociologie, ik ben er juist liberaler van geworden. Nog meer geloof in de kracht van mensen zelf.” Bent u meteen na het afronden van de master in de politiek terecht gekomen? “Nadat ik actief ben geweest voor de studentenvakbond, ben ik voorzitter geworden van de jongerentak van de FNV. Ik wilde mij namelijk niet alleen hard maken voor mensen in het hoger onderwijs, maar ook voor de belangen van de mensen die minder hoog opgeleid zijn. Ik zag dat vrienden van mij die ik op de mavo had leren kennen door de crisis moeilijk werk konden vinden, maar wel graag bijvoorbeeld een huis wilden kopen. Ik vond dat de vakbond voor die groep op moest komen, maar dat gebeurde eigenlijk niet. Ik ben daarom samen met de FNV een jongerenbond op gaan zetten om hun belangen te behartigen. Dat heb ik twee jaar gedaan en ondertussen heb ik mijn master afgerond.” De interesse voor de politiek was er echter al eerder. “Ik ben in 2006 lid geworden van de VVD. Op dat moment studeerde ik net één of twee jaar sociologie. Ik ben dus echt door de studie lid geworden van de partij. Bedankt nog!” Hoe speelt de studie een rol in uw huidige politieke functie in de Tweede Kamer? “De studie speelt best wel een grote rol. Je kunt partijen eigenlijk opdelen door middel van de bril waarmee zij kijken naar de samenleving. De VVD krijgt soms wel eens het verwijt dat zij heel erg door een economische bril kijken naar de maatschappij, terwijl we juist ook door een sociologische bril kijken. Ik probeer te kijken hoe mensen met elkaar dingen kunnen aanpakken, zonder dat de overheid hierin altijd een rol hoeft te spelen.” Volgens Wiersma wijzen mensen in de huidige samenleving te vaak naar de overheid in plaats van dat ze elkaar te hulp schieten. “Iets wat sociologen zeker zullen herkennen, is dat solidariteit tegenwoordig een product is geworden. Van je salarisstrook gaan allerlei premies en belastingen af, een behoorlijk deel gaat naar de overheid en die bepaalt waar deze premies aan worden besteed. Wanneer je werkloos of arbeidsongeschikt raakt, krijg je geld uit deze grote pot, maar je voelt helemaal niet dat iemand anders dat voor jou heeft opgebracht. Bovendien voel je veel minder de drang om bekenden te vragen bij bijvoorbeeld het vinden van een baan: je gaat naar de gemeente of het UWV, maar je gaat niet naar de buurman. Je ziet dus een duidelijke vermindering van de sociale cohesie, terwijl ik juist bij sociologie heb geleerd dat je wilt dat mensen voor elkaar klaarstaan en niet altijd maar naar de overheid wijzen als oplossing voor alles. Dat neem ik elke dag mee, de focus op de interactie tussen mensen, het sociologische aspect. Dat is voor mij veel belangrijker dan het economische aspect. Ik kijk heel sociologisch naar politiek en dat probeer ik ook in de Tweede Kamer uit te dragen.”

12


In de Tweede Kamer is de arbeidsmarkt één van uw belangrijke portefeuilles. Is dat ook iets waarop u zich al focuste tijdens de studie? In het tweede jaar van de bacheloropleiding kunnen studenten een specialisatie kiezen, waaronder de richting arbeidssociologie. “Mij leek dat destijds erg interessant, maar ik heb uiteindelijk toch voor onderwijssociologie gekozen met Rie Bosman als docent. Ik hield me destijds, zoals ik al eerder zei, heel erg bezig met het verbeteren van het onderwijs en daarom heb ik uiteindelijk voor die richting gekozen. Hierna heb ik natuurlijk wel bij de vakbond gewerkt en me op de arbeidsmarkt gefocust. Ik ben hier nu woordvoerder arbeidsmarkt, maar ik ben naast woordvoerder Arbeidsmarkt ook woordvoerder op ‘een leven lang leren’. Ik heb dus heel veel met beide thema’s. Ik geloof dat onderwijs niet alleen heel bepalend is voor je eerste plek op de arbeidsmarkt, maar ook voor al die plekken daarna. Het is überhaupt bepalend voor de mate waarin je zelfredzaam bent. Ik vond het destijds ook heel leuk om de focus op onderwijs terug te zien in de sociologie.”

elkaar uitschelden of met een raar plan komen en dat wordt dan ook vaak uitgezonden in de journaals. Hierdoor denk je dat het er in de politiek de hele dag zo wild aan toe gaat.” Al snel kwam Wiersma er echter achter dat de politiek terecht veel meer is. “Het overgrote deel van de politiek is heel inhoudelijk, zowel in ons eigen fractie als de debatten met ministers. En dat mag ook van volksvertegenwoordigers verwacht worden, het is een eer met een grote verantwoordelijkheid. Je controleert de regering. Er worden dagelijks honderden stukken geproduceerd door de ministeries en die moet je echt goed voorbereiden om zo te bepalen vanuit welke invalshoek je de kwestie wil benaderen.”

Hoe heeft u het eerste jaar in de Tweede Kamer ervaren? “Er zaten eigenlijk twee delen in dat jaar. De ene helft was de fase van de formatie en wachten tot er een kabinet wordt gevormd en de andere helft was samen met het kabinet snel aan de slag met alle plannen die in het regeerakkoord staan. Het eerste halfjaar was het voor mij prettig om te leren hoe het hier werkt en daaraan te wennen. Er zijn ongelooflijk veel procedures in de Tweede Kamer, voor vergaderingen, de manier waarop je je punt kunt maken. Daar raak je overigens ook heel snel door besmet, want ik hoor mezelf soms ook wel eens in rare politieke termen praten waarbij ik echt moet schakelen om mezelf daaruit los te wurmen. Daar ben ik heel alert op. Het tweede halfjaar heb ik geleerd hoe het is om in een coalitie te proberen alle dingen die je wilt bereiken voor elkaar te krijgen, terwijl de oppositie je ondertussen het vuur na aan de schenen legt. Nu gaat het er echt om.”

Heb je nog tips of adviezen voor huidige sociologiestudenten die ook de politiek in willen? “Er zijn natuurlijk meerdere wegen die naar Rome leiden. Ik zou niet alleen jarenlang gaan flyeren in de hoop er tussen te komen. Als je het echt wilt, moet je vanaf de eerste dag dingen gaan doen waar je heel blij en heel gemotiveerd van wordt. Je moet op een originele manier dingen voor elkaar krijgen. Ik werd actief in de medezeggenschap en bij de jongerentak van de vakbond. Dat is een atypische route die me uiteindelijk naar de politiek heeft geleid. Natuurlijk moet je actief worden voor een politieke partij. Hoe jonger en vroeger je daarmee begint, hoe beter en leuker het is, ook voor de partij. Die kunnen wel wat jonge mensen gebruiken! Echter, je moet zelf ook initiatief nemen en dingen voor elkaar krijgen. Ik heb bijvoorbeeld een ‘pensioenlab’ opgezet om jonge mensen klaar te stomen voor het bestuur van een pensioenfonds. Dat soort dingen kun je ook ondernemen zonder betrokkenheid van een politieke partij. Ga dus goede dingen doen en probeer zaken te realiseren.”

Op de dag van het interview, 23 maart, zit Wiersma precies één jaar in de Tweede Kamer. “Ik kreeg net al een Facebook-reminder met een foto van één jaar geleden. Het is echt heel gaaf en eervol om in de Kamer te zitten; dat besef ik elke dag. Als je daar loopt, realiseer je je dat er meer dan tweehonderd jaar geschiedenis aan vooraf is gegaan. Er is door heel veel mensen heel hard voor gevochten en op sommige plekken op de wereld gebeurt dat nog steeds elke dag. Dan is het ongekend en fantastisch dat wij in Nederland, los van wat je soms ook van de politiek vindt, dit allemaal voor elkaar hebben gekregen. We hebben een ongelooflijk goed werkende democratie. Het politieke landschap is misschien versnipperd en gepolariseerd, maar je bent hier wel vrij en veilig en je kunt door te stemmen zelf invloed uitoefenen. Als je kijkt naar hoe we ervoor staan in Nederland dan gaat het grosso modo toch best goed, alhoewel er natuurlijk altijd dingen zijn die beter kunnen. Het is heel gaaf om daar elke dag aan mee te mogen werken.” Klopte de verwachting die je vooraf had van de politiek met de werkelijkheid? “Op basis van wat je op tv ziet zou je wel kunnen denken dat politiek soms minder om de inhoud draait, daar zag ik vooraf wel een beetje tegenop. Ik wil dingen voor elkaar krijgen, en dat gaat verder dan een wedstrijdje oneliners smijten.. Het is interessant als mensen 13

Tot slot: waar kunnen we jou over vijf jaar vinden? “Ik hoop dat ik dan nog steeds in de Tweede Kamer zit. Ik ben erachter dat het echt wel wat vraagt voor je het vak van volksvertegenwoordiger onder de knie hebt. Dan ben je minstens vijf jaar verder. Ik wil echt een goede volksvertegenwoordiger zijn, het is immers ook het hoogste ambt in Nederland. Volksvertegenwoordigers controleren de regering en moeten daarop toezien. Dat is voor mij tot nu toe het mooiste wat er is.”


MET STATISTIEK RUUD DEIJKERS EEN STREEPJE VOOR Met statistiek een streepje voor

Onze derde alumnus is Ruud Deijkers. Ruud (1981) studeerde van 2000 tot 2006 sociologie (onderzoek) aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast volgde hij de afstudeerrichting Journalistiek. Tijdens zijn studietijd was hij onder andere hoofdredacteur bij SoAP. Verder liep hij stage bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij Elsevier Weekblad. En sinds 2008 is hij werkzaam als journalist bij Elsevier Weekblad. Wij vroegen hem hoe hij terugkijkt op de periode als student aan onze faculteit, hoe zijn carrière sinds zijn afstuderen is verlopen en hoe hij sociologie terug ziet komen in zijn huidige werk.

14


‘H

oewel ik af en toe nog wat schrijf, ben ik nu onderzoeker,’ mailde ik op 18 maart 2008 aan John Jansen van Galen, de voormalig hoofdredacteur van Haagse Post en tien jaar geleden presentator van Met het Oog op Morgen. Ik benaderde hem voor advies, want ik twijfelde of ik de veilige onderzoekswereld – ik werkte bij een degelijk sociaaleconomisch onderzoeksbureau met gunstige arbeidsvoorwaarden – toch niet liever zou verruilen voor de onvoorspelbare journalistiek. ‘Ook een aantal vrienden van me die sociologie en journalistiek studeerden, zijn bij onderzoeksbureaus ondergebracht. Vreselijk zonde, want ik heb zelden zulke goede journalisten ontmoet. Ondertussen borrelt er van alles in ons,’ schreef ik hoogmoedig. Mijn keuze voor Jansen van Galen als raadgever was geen toeval. Tijdens de studiereis voor sociologiestudenten naar Boedapest die mijn studievrienden Richard, Tim, Merijn en ik in 2004 organiseerden – die reis was een eerbetoon aan de markante en vriendelijke docent Herman Boeije die plotseling was overleden – ontmoette ik Volkskrant-correspondent Tijn Sadée. Hij had daarvoor voor de groep sociologen gesproken tijdens het diner. Als dank gaven we hem het boek Het Cement van de Samenleving en in mijn aantekeningen staat ook dat we kalkoenragout aten met wijn uit Pécs. Sadée zei tegen me: ‘Als je ooit twijfelt om de journalistiek in te gaan, ga dan langs bij John. Dat deed ik ook toen ik het niet meer wist.’ Ondanks (of misschien dankzij) mijn schaamteloze mail, nodigde Jansen van Galen me uit bij hem thuis in Amsterdam. Een gezellige boel in een historisch pand. Zijn vrouw serveerde blikjes bier. Hij vertelde over het vak, over de mogelijkheden die de journalistiek biedt om verhalen tot de bodem uit te zoeken en daarna voor een breed publiek op te schrijven. En hoe je daar geld mee verdient. Ik voelde vooral opwinding, een avontuurlijk gevoel. Zijn stem was mij zo bekend van de radio. Enkele maanden later solliciteerde ik op een onderzoeksfunctie bij Elsevier Weekblad, het opinietijdschrift waar ik stage had gelopen. Marktfalen Elsevier Weekblad bedrijft geen wetenschap, maar het is, voor zover ik weet, het enige journalistieke platform in Nederland met een eigen intern onderzoeksbureautje. Ik heb

mij laten vertellen dat de onderzoekstraditie van Elsevier Weekblad begon aan het begin van de jaren negentig toen opleidingen in het hoger onderwijs meer met elkaar gingen concurreren. Van zuivere concurrentie was echter geen sprake, omdat studiekiezers op de middelbare scholen geen toegang hadden tot informatie waarmee zij opleidingen eerlijk konden vergelijken. Het tegengaan van dit ‘marktfalen’ door een gebrek aan keuze-informatie werd een journalistieke missie van de liberale Elsevier Weekblad-redactie. Duizenden studenten werden namens de redactie geënquêteerd over hun tevredenheid met allerlei aspecten van hun eigen opleiding. Door de onderzoeksresultaten te publiceren, zette de redactie hogescholen en universiteiten onder druk om meer openheid te gevenover hoe het er binnen hun opleidingen aan toeging. Sinds de jaren negentig doen universiteiten en hogescholen, maar bijvoorbeeld ook ziekenhuizen en middelbare scholen steeds minder geheimzinnig over de kwaliteit van hun zorg en onderwijs. Elsevier Weekblad speelde een belangrijke rol bij het bevorderen van transparantie en doet dat nog steeds. Alfa’s Onderzoeksjournalistiek is iets minder romantisch dan ik als student dacht, maar er is gelukkig ruimte om de weken op te leuken met luchtigere interviews en reportages rond liefhebberijen als muziek, geschiedenis en whisky. En de sociologie heb ik nooit los hoeven laten. Gelukkig. Statistiekvakken waren tijdens mijn studie niet mijn favoriet, maar nu ik er in datajournalistieke projecten gebruik van maak, smul ik van het verzamelen, samenvoegen en analyseren van cijfertjes. Tip: met kennis van SPSS of R kun je je onderscheiden van de alfa’s die de journalistiek domineren. Aan tafel De colleges die bij sociologie in Groningen waren geordend rond het OMOP-model, gaven me, achteraf gezien, een verrassend brede basis voor mijn werk. Als ik schrijf over de arbeidsmarkt dan komen de colleges arbeidssociologie van Arie Glebbeek weer in gedachten. En zo heb ik ook nog steeds veel aan de colleges onderwijssociologie, medische sociologie, organisatiesociologie, beleidsevaluatie en besluitvormingsanalyse. De vakken rond de primaire sociale orde spreken mij met terugwerkende kracht het meeste aan. Hoe gaan mensen met elkaar om? Waarom handelen zij ogenschijnlijk volslagen irrationeel? Waarom bestaat er angst voor mensen uit andere culturen? Waarom vinden mensen nepnieuws interessanter dan de echte feiten? Groninger sociologen blijven liever bescheiden over hun intellectuele bagage, heb ik gemerkt. Daardoor blijven we misschien ook afwezig in publieke debatten. Toch denk ik dat een nuchtere Groninger blik op kwesties als automatisering en robotisering, integratie van verschillende sociale groepen, sociale media en – waarom niet? - internationale handelsverdragen en oorlogen de boel wakker kan schudden.

15


WORD DONATEUR Ben je geen lid, maar draag je de vereniging wel een warm hart toe? Word donateur! Naast het feit dat je op deze manier de vereniging steunt, kun je er zelf ook nog wat leuks uithalen. Donateurs die â‚Ź10,- euro of meer doneren, kunnen het magazine SoAP en de nieuwsbrief ontvangen waarin nieuws omtrent de vereniging staat. Daarnaast zal er een jaarlijkse activiteit voor hen georganiseerd worden, zodat ze op de hoogte blijven van het reilen en zeilen van de vereniging. Wanneer je als donateur ook een bordje op het Club van 20bord wilt, welke in de Bunker hangt, zal de minimale donatie â‚Ź20,- euro moeten zijn. Inschrijven voor het donateurschap is mogelijk via de website of door een mail te sturen naar externsocietas@rug.nl

Studievereniging Sociologie Groningen


R

Sociologie bedrijven is soep maken, proeven en delen Soms worden we geconfronteerd met een gebeurtenis die universele waarden vertegenwoordigt. Het is een beeld, andere woorden die ons wat te zeggen hebben. Het leven praat zogezegd terug. De school voor speciaal onderwijs van mijn zoon bezuinigt. De pan soep op woensdag wordt afgeschaft. De keuken overeind houden met personeel kan niet meer uit. De leerkrachten pikken dit niet: “Geef ons vijf euro per week en we redden ons wel!” Managers vergaderen: kan en mag dat wel, soep maken met ernstig gehandicapte kinderen? Er wordt soep-beleid gemaakt en de leerkrachten gaan aan het werk. Ik help een ochtend als ouder en vrijwilliger mee. Eerst wordt er geld geteld. Het is een rekenles met 11 kinderen van het laagste niveau. De meesten kunnen niet praten of lezen, maar het tellen lukt toch redelijk. Dan komt de folder van de supermarkt op tafel. Een ui, toen sperciebonen, een prei en aubergine… Het is vormen en kleuren herkennen. Twee kinderen halen de boodschappen. Mijn zoon duwt enthousiast de rolstoel. De jongen in de rolstoel lacht en roept steeds: “Wij zijn de beste soepmakers van de hele school!” De kinderen gaan vervolgens aan het werk. Ieder doet wat. De ene dopt de boontjes, de ander snijdt een ui, weer een ander veegt de rommel van tafel. Mijn zoon staat aan het einde van de productielijn en moedigt iedereen aan met het gebaar van ‘hmm lekker...’ en doet de stukjes groente in de pan. De soep wordt opgezet en geserveerd. “Wij zijn de beste soepmakers van de heeeele school!”, roept de jongen in de rolstoel weer. Dan wordt de tafel gedekt; ook weer een project, van tellen en links en rechts oefenen, op zich. Ik heb een brok in mijn keel. Wat een indrukwekkend team van talenten, die ondanks hun beperkingen allemaal bijdragen aan de soep. Kosten: slechts vijf euro! De soep smaakt voortreffelijk. Dan gaat de overige soeppan met een doek er omheen op rolstoel door de school. De jongen rijdt de pan één van de klassen binnen. Ik loop mee. Ik ben benieuwd. De klas die uitgekozen wordt juicht: Yeah, we krijgen soep vandaag! “Wij zijn de beste soepmakers van de heeeele school!”, roept de jongen in de rolstoel weer en hij trappelt met zijn voeten. Van een tekort, naar een harde bezuiniging op de soep, naar samen met de groep soep maken. Sociologie is de studie van het samen soep maken en proeven! Soep maken is hier, voor het financiële tekort, de oplossing die niet alleen overvloed biedt, maar ook waarde toevoegt! Ik ben trots op deze prachtkinderen en het lef van de leerkrachten om zelf de regie te pakken. Sociologie bedrijven is samen soep maken, proeven en delen!

Prof. dr. G.G. (Gabriël) Anthonio Bijzonder Hoogleraar Sociologie van Leiderschap, Organisaties en Duurzaamheid 17


Blauw De kleur blauw staat in de westerse cultuur voor vrijheid en vooruitgang, terwijl in de Chinese en Zuid- Oost Aziatische cultuur de kleur blauw staat voor rouw. Blauw wordt hier gebruikt bij ongelukkige gebeurtenissen zoals een begrafenis. Door dit verschil maakte Pepsi Cola een enorme blunder. Zij veranderden de verkoopautoAuteur: Bas Dorenbos maten van donkerblauw naar lichtbZuidoostAzië toenals ze erachter Op 13 februari heeft de Eerste Kamer ‘Geen bezwaar’ kan lauw nooitinhetzelfde betekenen een volkwamen dat de betekenis van de kleur ingestemd met de zogenaamde ‘donor- mondig ‘ja’. Ook na de voorgestelde voorlichtingscampagne en 1 blauw hier iets heel anders inhield . wet’, nadat deze eerder al door de Tweede een tweemalig schriftelijk verzoek zullen veel mensen hun wens

Donorwet Tegen

Kamer werd geloodst. In het initiatiefwetsvoorstel van Tweede Kamerlid Pia Dijkstra (D66) wordt het huidige toestemmingssysteem vervangen door een systeem van actieve donorregistratie (kortweg ADR). Wanneer iemand zich niet actief registreert zal er vanuit worden gegaan dat deze persoon geen bezwaar heeft tegen het afstaan van organen na zijn of haar overlijden. De nieuwe donorwet is inmiddels aangenomen, maar zeker niet onomstreden, wat ook blijkt uit de nipte meerderheid waarmee het wetsvoorstel in beide kamers is aangenomen. In dit artikel gaan David Vos en Bas Dorenbos in op respectievelijk argumenten voor en argumenten tegen de nieuwe manier van donorregistratie die per 1 juli 2020 definitief wordt ingevoerd.

niet registreren. ‘Dom’, zul je zeggen. ‘Klopt’, is daarop mijn Wit antwoord. Maar naastEen het ander feit dat groot laksheid niet verboden is verschil tussenis,de een negende van de Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar laagwesterse cultuur en de Chinese culgeletterd. Ook zijn er tuur mensen met een verstandelijke beperking is de betekenis van de kleur wit2. die niet in staat zijn om weloverwogen keuze te maken. De In een de westerse cultuur wordt de kleur initiatiefnemers van de beloven mensen voor te witwet gezien als deze puurheid engoed heiligheid. Terwijl in de Chinese cultuur kleur lichten, maar vanwege de schaal van de kwestie is hetde maar de wordtis.geassocieerd met de dood. vraag of dit überhauptwit mogelijk

Orgaandonatie is een groot goed. Ik ben orgaandonor, omdat ik het een mooi gedachte vind dat mijn organen na mijn dood iemand anders in leven kunnen houden. Ik zou graag willen dat er meer orgaandonoren zijn, en dat de overheid meer doet om mensen tot een keuze te bewegen. Een nieuwe wet is zeker nodig. Echter, met de nieuwe donorwet begeeft de overheid zich in persoonlijke levenssfeer van de burger. Het recht op zelfbeschikking staat in een liberale rechtsstaat centraal. Nu wil ik geen hoogdravend verhaal over een tirannieke overheid beginnen, maar met de nieuwe wet staat deze zelfbeschikking wel onder druk. De overheid zou geen beslissingen moeten maken over de voorkeuren van haar burgers.

bruiloften in China en India. In de cultuur wordt de kleur rood Of de wet veel meerwesterse donoren zal opleveren is maar de vraag. gezien als een krachtige kleur. Toch Nadat de wet goedgekeurd werd door de Eerste Kamer regiszijn er ook culturen waar de kleur treerden een grote groep mensen zich, wordt het grote rood juist gezien alsmerendeel een tekals niet-donor. Dit was verwacht. Of veel nabestaanden in het en van rouw. Rood wordt in verschilgeval van ‘geen bezwaar’ zullen kiezen voor donatie is niet zeker. lende delen van Afrika geassocieerd Nabestaanden hebben nu grote moeite met het nemen van een met rouw. Traditionele rouwkleding beslissing over donatie bij gebrek aan registratie, en zien in bestaat uit mooie rode gewaden.erDe mensen dragen verschillende soorten 69% van de gevallen vanaf. rouwkleding en doen hun best er zo mooimogelijke mogelijkoplossingen uit te zien.voor het tekort In mijn optiek zijn er veel Als je naar bedrijven aan orgaandonoren overgeslagen, zoals logo’s nieuwevan voorlichtingskijkt is te zien dat de kleur rood ingeven. logo’s campagnes en meer mogelijkheden om de keuze door te vaak wordt gebruikt door restaurants. Bij het ophalen van een paspoort of rijbewijs bijvoorbeeld. ‘Heeft Rood lijkt dus ook een kleur te zijn die u al een keuze gemaakt over orgaandonatie?’, zou de maar vraag dan niet alleen kracht uitstraalt die zijn. Zonder dwang enook methet respect voor de vrije keuze hongergevoel opwekt. van het

Op begrafenissen wordt witte kleding gedragen. In over de westerse cultuur is te Het is zeer belangrijk om jouw keuze orgaandonatie te regiszien dat deze kleur juist bij trouweritreren. Zo zorg je ervoor dat jouw nabestaanden in het geval van jen gedragen wordt.

jouw overlijden niet óók nog voor moeilijke beslissingen komen te staan. Dat is het idee. Echter, in het huidige én het nieuwe sysRood teem is de rol van de nabestaanden groot, zelfs doorslaggevend. In de Chinese cultuur symbolOf je nu wel of nietiseert geregistreerd bent, rood voor orgaandonatie de kleur geluk. Het kiest of niet. Dit komtwordt omdat ook de initiatiefnemers de wet gezien als de kleurvanvan de weten dat ‘geen bezwaar’ niet hetzelfde als ‘ja’. Er moet er een vrolijkheid. Ookis in India wordt de rood gezienDe alswet een kleur van waarborg zijn. Dit zijnkleur de nabestaanden. verandert dus en een kleur. Vaak weinig, juist door de plezier keuze voor hetzuivere ADR-systeem. En dewordt keuze de kleur rood dan ook gedragen tijdens van de donor blijft ondergeschikt.

individu. In de nieuwe wet ontbreekt dit respect voor de vrije keuze. Geel 18


Donorwet Voor Auteur: David Vos rol speelt en burgers in vrijheid keuzes laat maken. Dit is mogelijk in het huidige registratiesysteem, maar zeker ook in het nieuwe stelsel. Mensen blijven de mogelijkheid houden zichzelf in alle vrijheid te registreren, zonder dat de overheid zich ook maar in enige mate bemoeit met de keuze die een individu uiteindelijk maakt. Wanneer je je in het nieuwe systeem niet registreert, wordt er in het systeem aangetekend dat je ‘geen bezwaar’ hebt tegen orgaandonatie. Echter, ook het niet registreren is en blijft volledig je eigen keuze. Analfabeten en verstandelijk beperkten Ook analfabeten, laaggeletterden en verstandelijk beperkten moeten een weloverwogen beslissing kunnen nemen over het wel of niet afstaan van organen na donatie. Met de nieuwe donorwet wordt het belangrijker voor hen een keuze te maken, waar in het huidige stelsel de nabestaanden een beslissing nemen in het geval van niet registreren. Goede voorlichtingsDe wachtlijsten voor mensen die op een campagnes en informatievoorziening kunnen en moeten ervoor donororgaan wachten worden voortzorgen dat ook deze groep mensen in staat is een keuze te durend langer met soms verschrikmaken over een belangrijk onderwerp als dit. Het specifiek kelijke gevolgen. Dit terwijl nog niet de richten van de voorlichtingen op deze doelgroep is iets wat helft van de Nederlanders geregistreerd misschien al wel eerder had moeten gebeuren, want het staat in het donorregister. Wat mij betreft is registreren van een keuze voor orgaandonatie moet ook in het Nederland nu dan ook op een punt huidige stelsel niet worden belemmerd door een gebrekkige of aangekomen waarbij goedbedoelde moeilijke informatievoorziening. campagnes en voorlichtingen niet meer werken. Het is tijd om nieuwe, Rol van nabestaanden concrete stappen te zetten om het aantal In het nieuwe systeem ligt er een minder grote verantwoordelijkorgaandonoren te laten stijgen. De nieuwe heid bij de nabestaanden van de overledene. Niet-regisdonorwet is hierbij een grote stap in tratie leidt er in het huidige systeem toe dat nabestaanden de juiste richting om letterlijk levens te soms niet weten wat de wens was van de overleden kunnen redden. persoon, al helemaal wanneer het overlijden zich onverwacht voordeed. Bovendien moet de keuze worden gemaakt in Zelfbeschikking een periode van rouw en verdriet, een periode waarin je als De nieuwe donorwet hoeft niet in nabestaande normaal gesproken niet voor dergelijke contrast te zijn met het zelfbeschikkingsdilemma’s wilt staan. In het geval van actieve donorrecht. Het zelfbeschikkingsrecht is een registratie wordt deze keuze voor nabestaanden belangrijk mensenrecht, waarbij invergemakkelijkt. Wanneer de overledene zich niet heeft geredividuen zelf mogen bepalen hoe zij gistreerd, heeft hij of zij ‘geen bezwaar’ tegen orgaandonatie. hun leven willen leiden. Belangrijk is Zou de overledene wel bezwaar hebben gehad, dan is het dan ook dat de overheid hierbij geen waarschijnlijk dat hij of zij dit wel zou hebben laten registreren. 19


Mochten nabestaanden ondanks het blijk van ‘geen bezwaar’ toch ernstige bezwaren hebben, dan zal dit de doorslag blijven geven. Ook kunnen mensen, net als in het huidige systeem, laten registreren dat zij de keuze overlaten aan hun nabestaanden. Levert het meer organen op? Uit onderzoek (Ploeg et al., 2017) blijkt dat vrijwel alle landen die een zogenaamd ‘opt-out-systeem’ of ADR-systeem hebben, beter presteren dan Nederland met haar huidige ‘opt-in-systeem’. Het invoeren van de Actieve Donorregistratie heeft in veel landen geleid tot meer donoren en werpt daarmee haar vruchten af. Wel wordt opgemerkt dat het van belang is de overgang naar het ‘opt-out-systeem’ gepaard te laten gaan met aanvullende maatregelen, waaronder een betere coördinatie en een uitgebreide publiekscampagne. De initiatiefneemster heeft aangegeven een uitgebreide voorlichtingscampagne te willen (NOS, 2018), nog voorafgaand aan de daadwerkelijke introductie van het nieuwe systeem. De nieuwe manier van registreren lijkt dus zeker tot meer donoren te leiden wanneer wordt gekeken naar andere, vergelijkbare landen die Nederland al voorgingen.

resultaat op te leveren. Willen we toch ervoor zorgen dat de wachtlijsten voor orgaandonatie afnemen, dan moet het nieuwe registratiesysteem, in combinatie met een uitgebreide voorlichtingscampagne, worden omarmd. Bronnen: Hartstichting. (22 mei 2015). Campagnes orgaandonatie lever en weinig op. Geraadpleegd van https://actueel.hartstichting.nl/campagnes-orgaando natie-leveren-weinig-op/ NOS. (13 februari 2018). Donorwet Dijkstra aangenomen; mensen zonder bezwaren geregistreerd als donor. Geraadpleegd van https://nos.nl/artikel/2216975-donorwet-dijk stra-aangenomen-mensen-zonder-bezwaren-geregis treerd-als-donor.html Ploeg, R. J., Berger, S. P., Abdo, F., & Reinders, M. E. J. (2017). Het orgaandonorregistratiesysteem in Eu ropese landen. Geraadpleegd van https://www. nierstichting.nl/media/filer_public/72/cd/72cd 8d9a-7c7f-46b5-b98d-10c6e7d5fa0f/201705-niersticht ing_rapportorgaandonatie_int.pdf Rijksoverheid, via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ taal-rekenen-digitale-vaardigheden/aanpak-laaggelet terdheid

Het laatste redmiddel? Is er wel alles aan gedaan om binnen het huidige systeem orgaandonoren te werven? Gezien de vele campagnes, spotjes en publiciteit kan dit eigenlijk alleen maar bevestigend worden beantwoord. Het grootste probleem is dat de aandacht voor orgaandonatie die is gegenereerd binnen het huidige systeem niet het gewenste effect heeft opgeleverd. Het zogenaamde ‘Masterplan Orgaandonatie’ dat in 2008 werd geïntroduceerd, heeft in de daaropvolgende zeven jaren nauwelijks geleid tot meer registraties, ondanks een totale investering van zeker twintig miljoen euro (Hartstichting, 2015). Voorlichtingscampagnes, reclames op televisie, het lijkt allemaal niet het gewenste 20


Beste sociologiestudenten, -alumni en -medewerkers, Dit jaar bestaat de vakgroep Sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen 80 jaar en dat moet gevierd worden! Daarom organiseren wij op vrijdag 12 oktober de viering van het 16e lustrum in het Grand Theatre te Groningen. Op deze dag zullen we met een gevarieerd programma van lezingen, workshops, een buffet, cabaret en livemuziek, een ode brengen aan de Groningse sociologie. Bovendien biedt het Lustrum een uitgelezen kans oude studievrienden en docenten weer terug te zien. Kaarten kosten €12,50 voor leden van Sociëtas, €15,- voor studenten en €20,- voor alumni en medewerkers (dit is inclusief buffet en 3 gratis consumpties). Houd voor meer informatie over de kaartverkoop de website en sociale media in de gaten.

We hopen jullie allemaal graag te zien op vrijdag 12 oktober 2018!


Is

positieve gezondheid ook

positive vooruitgang? Gezondheid is een prominent thema in het leven. Wij mensen zijn vaak bezig om zo gezond mogelijk zo oud mogelijk te worden: we proberen een gezonde leefstijl te hanteren, en gedragspatronen zoals roken en overgewicht worden beschouwd als ongezond gedrag (Devisch & Vanheule, 2015). En dat is niet verwonderlijk: door de ontwikkelingen in de medische technologie in de afgelopen decennia is het bijna ‘not done’ om ongezond gedrag te vertonen. Auteur: Reimer Vonk

22


G

ezond zijn is de norm. Deze ontwikkelingen hebben nog een ander belangrijk gevolg, namelijk het bevorderen van medicalisering (Van Mol & Lieshout, 2008). Medicalisering wordt in dit stuk opgevat als een proces ten gevolge van de ontwikkeling van medische kennis en techniek waarbij de medische wereld zich steeds meer gaat bemoeien met processen in de ‘gewone’ wereld (Gezondheidsraad, 2017). Deze ontwikkeling wordt vaak als een kwaad beschouwd omdat het een medisch probleem maakt van alledaagse besognes, van je ergeren aan geluiden van anderen (ook wel misofonie genoemd) tot haarverlies, waardoor deze vaker en vaker worden opgelost met een medische handeling (zoals medicijnen of therapie), terwijl deze ‘gewoon een onderdeel van het mens-zijn’ en soms niet eens een ‘echt’ probleem zijn (Van Mol & Lieshout, 2008; Conrad, 2008). En als iets een medisch probleem is, dan kan natuurlijk alleen de dokter ons helpen om gezond te zijn. Wat houdt gezond zijn dan in? De WHO (World Health Organization) stelt dat gezondheid “een staat van compleet fysiek, psychisch en sociaal welbevinden en niet alleen de afwezigheid van ziekte” is (WHO, 2014). De kritiek op deze definitie is de laatste jaren aangezwollen. Bijvoorbeeld door Machteld Huber, die stelde dat deze definitie achterhaald is en medicalisering vaak bevordert. We leven in een tijd waarin mensen steeds ouder worden en steeds vaker met chronische ziekten kampen, en door vooruitgang van de medische techniek kunnen afwijkingen op een steeds kleiner niveau gevonden worden. Hierdoor wordt het, volgens Huber, steeds moeilijker om gezond te zijn: er is altijd wel een probleem dat mogelijk behandeld kan worden, en dus is bijna iedereen ziek volgens deze definitie (Huber et al., 2011). Dit leidde Huber ertoe om een nieuwe definitie van gezondheid op te stellen: gezondheid als het vermogen om zich aan te passen aan fysieke, psychische en sociale uitdagingen, en om deze problemen zelf te kunnen managen (Huber et al, 2011; Huber, Van Vliet & Boers, 2016). Deze definitie van gezondheid krijgt steeds meer draagkracht in de Nederlandse gezondheidszorg, en wordt door sommigen gezien als een grote stap vooruit in de geneeskunde (bijvoorbeeld: ZorgenZ, 2015). Er zitten inderdaad mogelijke voordelen aan deze definitie. Als voornaamste suggereert deze dat een persoon niet gedefinieerd wordt door diens ziekte, maar kan worden gezien als een ‘normaal’ persoon met een ‘uitdaging’. Of een persoon ziek is of niet hangt dan af van de manier waarop hij met deze uitdaging omgaat: hij kan als ziek worden beschouwd als hij zich laat tegenhouden door deze ziekte (‘ik kan niets want ik heb deze ziekte’) in plaats van te proberen om er het beste van te maken. Dit is positief omdat het een arts in staat stelt om een patiënt niet alleen te helpen met een klacht, maar ook om de patiënt te leren om met het veroorzakende probleem achter de klacht om te gaan, om zo te voorkomen dat deze klachten terugkomen. Het stelt de arts beter in staat om een patiënt echt te helpen, en om te voorkomen dat hij of zij over een tijd weer terugkomt met dezelfde klacht, aldus Huber ( ZorgenZ, 2015). Maar is deze benadering van positieve gezondheid ook daadwerkelijk positieve vooruitgang? Naast bovenstaande voordelen kan deze nieuwe definitie een uitkomst bieden voor sommige gezondheidsproblemen. Neem bijvoorbeeld mensen die last hebben van somatisch onvoldoende 23

verklaarde klachten (SOLK: Rosmalen, 2015). Deze mensen ervaren een klacht of pijn die niet te verklaren is aan de hand van lichamelijke afwijkingen. Een voorbeeld: in tijden van stress ervaren sommige mensen lichamelijke klachten waarvoor lichamelijk (somatisch) niet per se een verklaring te vinden is. Volgens de definitie van het WHO kunnen zij worden gemarkeerd als ziek: hun lichamelijk en psychisch welzijn (en welbevinden) hebben te lijden onder deze klachen, waardoor hun staat van welzijn niet compleet is. Deze definitie biedt, vanwege een gebrek aan behandelingsmogelijkheden, weinig uikomst voor hun ziek-zijn, behalve om te wachten tot de klachten verdwijnen. Volgens de definitie van Huber (2011) zouden zij ook ziek kunnen zijn, maar er is een uitkomst: het leren omgaan met hun klachten (door bijvoorbeeld beter te leren omgaan met stress). Mochten de klachten dan terug komen in toekomstige tijden van stress, dan kunnen zij nu zelf de regie nemen (ze weten nu immers hoe zij hier mee om kunnen gaan) en op dat moment de nodige stappen nemen, om zo te kunnen functioneren in tijden van stress en zonder per definitie ziek te zijn. De definitie van Huber lijkt meer te zijn gericht op het voorkomen van een toekomstige klacht (of het terugkeren van de huidige klacht) dan op het behandelen ervan, en dat was zoals eerder gezegd ook (deels) het doel van deze definitie, aldus Huber (ZorgenZ, 2015). Daarnaast ontkent deze definitie niet de klachten of de oorzaak ervan, en stelt dat iemand met deze klachten niet hoeft te worden gelabeld als ‘ziek’, maar bijvoorbeeld als ‘gezond persoon met een uitdaging’. Naast deze voordelen zijn er ook meerdere vragen te stellen bij deze definitie. Een vraag is of de claims die worden aangedragen als argumenten voor Hubers definitie kloppen. Ten eerste de (impliciete) claim dat deze nieuwe definitie medicalisering afremt (Huber, 2011). De definitie van het WHO zou medicalisering bevorderen omdat (grofgezegd) niemand meer gezond is en iedereen wel een behandelingswaardige afwijking heeft (Huber, 2011). Allereerst is medicalisering niet per se een kwaad, en kan soms zelfs gewenst of waardevol zijn (Parens, 2011), dus is het dan wel nodig om medicalisering af te remmen? Daarnaast is de definitie van Huber is gericht op de eigen regie en zelfmanagementvaardigheden


van een persoon die bepalen of iemand ziek is of niet. Wat deze termen inhouden wordt hier niet bij vermeld, en kunnen feitelijk alles betekenen (Kingma, 2017). Dus als ik een probleem heb, is naar de dokter gaan en/of medicijnen nemen dan juist niet de makkelijkste manier om met dit probleem om te gaan, en er zelfs vanaf te komen? Er wordt namelijk niet bij vermeld dat naar de dokter gaan geen vorm van zelfmanagement en eigen regie is. Sterker: stel dat iemand een niet-medische klacht heeft waar geen naam of behandeling voor is, maar die toch belemmerend is, wat let iemand dan om hiermee om te gaan door hier met lotgenoten een naam aan te geven en zo een nieuwe ziekte of stoornis te creëren? Het blijkt namelijk dat het voor mensen met klachten emotioneel voordeel kan hebben als hier een naam voor komt (Smith, 2002; Jutel, 2009), en dit is geen onbekend fenomeen (zoals mysofonie: Batstra, 2017). Dit kan dan toch ook een zelfmanagementvaardigheid zijn? Dit alles zou dan toch juist medicalisering, gewenst of ongewenst, kunnen bevorderen, terwijl Huber (2011) stelt dat zij dit juist wil afremmen?

“Health is even harder to define than disease” De definitie van Huber insinueert dat mensen door de aangeboden eigen regie aan zichzelf zullen werken om hun problemen te verhelpen, zonder hulp van medische technologie. Is dit niet naïef? Er wordt niet gekeken naar de (negatieve) invloed van de klachten en het lijden op de keuzemogelijkheden en het vermogen om deze af te wegen, laat staan de invloed van bijvoorbeeld iemands sociaaleconomische status. Ook wordt het onderscheid tussen de labels ‘ziek’ en ‘gezond’ onduidelijk: wat iemand ‘is’ wordt niet bepaald door iemands ziekte of klachten, maar door diens vaardigheden om hiermee om te gaan en zich aan te passen aan zijn situatie door bijvoorbeeld te kijken naar wat hij nog wel kan doen. Deze labels kunnen echter bepalend zijn voor het leven en de voorzieningen van mensen (zoals de ziektewet of WAO; Kingma, 2017). Is de definitie van Huber dan wel praktisch? Want er wordt niet bij vermeld hoeveel van wat voor vaardigheden iemand moet hebben om gezond te zijn. Moet iemand veel vaardigheden hebben, of is een beetje genoeg? En wat is veel en een beetje in deze context (Kingma, 2017)? Zo lijkt het bijna onmogelijk om te bepalen wie er bijvoorbeeld in de ziektewet kan komen en wie niet. En wat is een zelfmanagementvaardigheid en wat niet? In deze definitie zou zelfs suïcide kunnen behoren tot eigen regie en zelfmanagement van een probleem (van der Stel, 2016). Nou gaat dit wat ver, maar de definitie sluit het niet uit. Al met al is het moeilijk om te bepalen of de benadering van positieve gezondheid ook positieve vooruitgang is. Ik ben geneigd om te zeggen dat er zeker voordelen zitten aan deze benadering, maar te weinig in de manier waarop dit concept door Huber is uitgewerkt. Er zijn gewoonweg te veel vraagtekens, vage, holle termen en zwakke redeneringen in deze definitie op zich. De definitie van Huber lijkt niet de oplossing te zijn voor toenemende medicalisering, en lijkt er net zo goed aan bij te dragen als de definitie van het WHO. Ik denk wel dat het denken over ‘oplossen in plaats behandelen’ een stap in de goede richting is, en dat het goed is dat er kritisch wordt nagedacht over hoe wij als maatschappij kijken naar gezondheid. Daarnaast 24

kan deze definitie volgens mij wel uitstekend als basis dienen voor het ontwikkelen van bepaalde gezondheidsinterventies omdat de bedenkers van de interventie hun eigen draai kunnen geven aan de definitie, juist omdat deze zo breed is, om zo het concept ‘positieve gezondheid’ toe te passen in de praktijk (neem bijvoorbeeld de cursus GRIP&GLANS* van onze eigen Nardi Steverink). Ik sluit mij vooralsnog aan bij Richard Smith (2002): “health is even harder to define than disease”. *: voor meer info, zie http://www.gripenglans. nl/ Literatuur

Batstra, L. (2017, 1 september). Alweer een ‘stoor nis’ erbij. De Volkskrant. Geraadpleegd op 17-01-2018, van https://www.volkskrant. nl/4514548 Conrad, P. (2008). The Medicalization of Society : On the Transformation of Human Conditions into Treatable Disorders. Baltimore: Johns Hopkins University Press. Devisch, I., Vanheule, S., (2015). Foucault at the bed side: a critical analysis of empowering a healthy lifestyle. Journal of Evalu ation in Clinic Practice, 21(3), 427- 432. doi: 10.1111/jep.12329. Gezondheidsraad. (2017). Maat houden met medisch handelen. Den Haag: Gezondheidsraad. Huber, M. (2011). How should we define health?. BMJ, 343. doi: https://doi-org.proxy-ub. rug.nl/10.1136/bmj.d4163 Huber, M., van Vliet, M., Boers, I. (2016). Herover weeg uw opvatting van het begrip gezondheid. Nederlands Tijdschrift voor Ge neeskunde, 160:A7720. Jutel, A. (2009). Sociology of diagnosis​: a preliminary review. Sociology of Health & Illness, 31(2), 278-299. doi: 10.1111/j.1467- 9566.2008.01152.x. Kingma, E. (2017). Kritische vragen bij ‘positieve ge zondheid’. Tijdschrift voor Gezondheid en Ethiek, 27 (3), 81-83. Mol, A., Van Lieshout, P. (2008). Ziek is het woord niet. Amsterdam: Amsterdam University Press. Parens, E. (2011). On Good And Bad Forms Of Medicalization. bioethics, 27(1), 28-35. Rosmalen, J. (2015, 9 juni). Term ‘vage klachten’ ontkent prob leem. Trouw. Smith, R. (2002). In search of “non-disease”. BMJ, 324, 883- 883. doi: 10.1136/bmj.324.7342.883. Van der Stel, J. (2016). Definitie ‘gezondheid’ aan herziening toe. Medisch Contact. Geraadpleegd op 17-01- 2018, van https://www.medischcontact.nl/nieuws/ laatste-nieuws/artikel/definitie-gezondheid-aan-her ziening-toe.htm WHO (2014). Constitution. In WHO (2014), Basic Documents ( pp. 1). Geraadpleegd op 16-01-2018, van http:// apps.who.int/gb/bd/PDF/bd48/basic-docu ments-48th-edition-en.pdf#page=7 ZorgenZ (2015, 3 augustus). Machteld Huber verovert met pos itieve gezondheid de zorg. Geraadpleegd op 16-01- 2018 van https://zorgenz.nl/nieuws/machteld-hu ber-verovert-met-positieve-gezondheid-de-zorg/


Faculty Career Day BSS

Mijn naam is Esther Talsma, ik ben 4e jaars sociologiestudent en voorzitter van de Bedrijven en instellingen commissie. In samenwerking met de drie studieverenigingen en de faculteit GMW organiseren wij de Facultaire Carrièredag 2018. Misschien heb je wel, net als ik, voor sociologie gekozen omdat je nog niet zo goed wist wat je wilde. Sociologie is dan ideaal; een mooie brede opleiding waarmee je alle kanten nog op kan. Interesse voor mensen, maatschappelijke ontwikkelingen en goed onderzoek leren doen. Toch komt er aan die 3 jaar een eind en zal je een keuze moeten maken. Hier wil je liever nog niet aan denken, dat er een moment gaat komen waarop je het studentenleventje los moet laten. En waarom zou je ook? Waarom zou je al aan je carrière moeten denken? Je bent student, gelukkig op je kamertje of misschien nog bij je ouders thuis, het gaat wel goed met je studie en je hebt een leuke vriendengroep. Waarom zou je hier eigenlijk iets aan willen veranderen? Je hebt het ook al druk, je zit in een commissie en je hebt een bijbaantje om dit alles te kunnen financieren. Je hebt nog geen idee hoe je toekomst eruit komt te zien en voelt je je er misschien zelfs wat onzeker over dat je nog niet weet wat je wilt. Dan is juist nu het perfecte moment om te ontdekken wat je wilt. Het gaat er niet alleen om dat je studeert, maar dat je weet wat je met je studie wilt gaan doen. Je moet op ontdekkingstocht gaan, zien wat je leuk vindt, wat bij je past en waar jij energie van krijgt. Ook als je juist alleen maar dingen ontdekt die je niet leuk vindt is dat heel waardevol. Daarom stel ik jou de vraag; hoe belangrijk is carrière maken voor jou? Studenten die op dit punt staan, hebben wij uitgenodigd voor de Facultaire Carrièredag gedrags- en maatschappijwetenschappen op 1 maart. Deze dag was gevuld met lezingen, workshops en een netwerkevent. Studenten hebben te horen gekregen over hoe ze van stress hun superkracht kunnen maken en de slagzin meegekregen ‘if it is to be, it is up to me’ van Arjen Banach. Tijdens de workshops zijn er praktische zaken behandeld, hoe moet ik een LinkedIn profiel maken, maar ook zaken over of je de juiste droom aan het najagen bent. Daarnaast is studenten de mogelijkheid geboden om te gaan netwerken met verschillende bedrijven en op zoek te gaan naar wat ze leuk vinden. Studenten hebben een goede eerste stap richting hun carrière kunnen zetten. Er zijn meer manieren waarop je met je carrière bezig kan gaan: je kan kijken wat je studievereniging aanbiedt, of Career Services kan je op pad helpen en heb je als socioloog al een natuurlijke nieuwsgierigheid naar de wereld. Dus kijk vooral veel om je heen en grijp kansen aan die je kunnen helpen bij je ontwikkeling.

25


Genderneutraliteit? Auteur: Hannah Elzinga

Afgelopen zomer is de discussie rondom genderneutraliteit zowel in de politiek als onder de bevolking losgebarsten: HEMA stopt met haar jongens en meisjeskleding en stapt over op ‘kinderkleding’, de NS vervangt in hun omroep ‘dames en heren’ door ‘reizigers’ en ook de gemeente Amsterdam voert een genderneutraal spraakbeleid, hiermee wordt iedere verwijzing naar een gender of sekse vermeden (Madave, 2017), in. Kortom, genderneutraliteit is een levendig onderwerp en het nieuwe toverwoord in de actualiteit. Genderneutraliteit is dan ook meteen uitgeroepen tot het meest vervelende woord van 2017 (Trouw, 2017). In dit artikel zullen de visies ten aanzien van genderneutraliteit besproken worden. Als eerste is het van belang om een duidelijke definitie van genderneutraliteit te bepalen. De sekse van een individu is in biologische zin bepaald, zijnde binaire geslachten; man en vrouw. Het gender daarentegen wordt bepaald door sociale factoren (Samsom, 2017). Elk gender brengt verschillende eigenschappen en rolpatronen met zich mee en gaat daarmee verder dan alleen de biologie. Elk gender leeft in meer of mindere mate binnen een stereotype, bijvoorbeeld op gebied van hobby’s, werk, eten enz. De vraag is: of er iets verkeerd aan is. De term genderneutraal duidt op een maatschappij waar bepaalde eigenschappen en rolpatronen niet worden toegekend aan de identiteit van een geslacht (Boss & Felten 2017; Madave, 2017).

Maar wat betekent genderneutraliteit in de praktijk? Een grote misvatting rondom genderneutraliteit is dat men zich niet meer zou mogen identificeren met een binair geslacht. Dit aspect blijft aanwezig; men kan zich nog altijd blijven identificeren als man of vrouw, maar de sociale factoren rondom genders zullen een minder grote rol gaan spelen (Duits, 2017). De vermindering van deze sociale factoren is met name merkbaar in onze directe omgeving. Zo is HEMA voorgegaan in de kinderkleding en zullen ook andere aspecten hun label verliezen, zoals kleur, speelgoed, sporten, tijdschriften en verzorgingsproducten (Madave, 2017). Tevens zal het vakje geslacht niet meer op het paspoort te zien zijn en worden we aangesproken als inwoners, reizigers en ouders (NOS, 2017). Maar zover is het nog lang niet. Visies genderneutraliteit; De discussie over genderneutraliteit bevat vele uiteenlopende meningen van verschillende partijen. Hierdoor is het van belang om de verschillende visies en perspectieven te belichten. LHBTI-organisaties; De discussie over genderneutraliteit is ontstaan binnen de LHBTI-gemeenschap (afkorting voor: lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender en interseksueel). Genderneutraliteit heeft volgens de woordvoerder van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit, Philip Tijsma, het doel dat iedereen zich welkom en aangesproken voelt: “Genderneutraliteit is een praktische oplossing voor mensen die zich niet thuis voelen”. LHBTI-organisaties hopen met het creëren van een genderneutrale wereld dat iedereen zich gewaardeerd voelt. Non-binair en binair (NOS, 2017).

26


Christendom; Binnen de christelijke wereld is er ook veel discussie over genderneutraliteit. Volgens het Reformatorisch Dagblad kan genderneutraliteit gezien worden als afwijken van de scheppingsorde en kan het daarmee afwijken van Gods wil (2017). De gereformeerde predikant ds. Wim de Bruin laat echter in zijn blog zien dat er meer in de Bijbel staat dan de scheppingsorde alleen, en wijst daarmee op de irrelevantie van het gender (2017). Zo blijkt dus dat er binnen het christendom verschillende meningen zijn aangaande genderneutraliteit. Politiek; Een groot voorstander in het politieke debat over genderneutraliteit is D66. De partij heeft de eerste stappen gezet om te komen tot genderneutrale toiletten in het Utrechtse stadhuis (Podt, 2016). In het nieuwe kabinet Rutte III (VVD, CDA, ChristenUnie en D66) zijn plannen gemaakt voor het handhaven van de genderneutraliteit door overheden. Dit tot grote spijt van de PVV. Volgens politicus Martin Bosma (PVV) staan “linkse activisten met belangrijke posities klaar om in actie te komen zodra er een nieuwe linkse hype om de hoek komt kijken en vormt het gebrek aan genderneutraliteit geen enkel probleem.” (Van der Bass, 2017; Omroep PowNed, 2017). Of de Tweede Kamer het er over eens is of niet, toch beginnen gemeenten zich meer te richten op genderneutraliteit. Zo ging de gemeente Amsterdam hen voor met een genderneutraal spraakbeleid, gevolgd door de gemeente Almelo. De gemeente Groningen is een onderzoek gestart om de geslachtsregistratie van gemeenteformulieren zo veel mogelijk te beperken. Onderzoek van de NOS heeft uitgewezen dat tientallen gemeenten om genderneutraliteit te in hun beleid te verwerken, zowel bij gemeenteformulieren als in het spraakbeleid (Meindertsma & de Bruijn, 2017). De politieke discussie over genderneutraliteit is nog steeds gaande, maar ondertussen worden op gemeentelijk niveau diverse maatregelen getroffen om een genderneutraal beleid uit te voeren. Al met al is er geen eenduidige mening over genderneutraliteit in de maatschappij en lijkt men nog zoekende naar hoe hier mee om te gaan. Inmiddels hebben verschillende gemeenten maatregelen genomen om genderneutraliteit in hun beleid op te nemen, maar of genderneutraliteit zich nog meer manifesteert dan via enkele genderneutrale toiletten en enkele formulieren is nog maar de vraag. Er is nog een lange weg te gaan om te komen tot een volledig genderneutrale maatschappij. Dat begint met het nemen van een radicaal besluit of we die weg willen inslaan of niet.

27

Bronnen: Boss, E., & Felten, H. (16 november 2017). Genderneut raal: hype of blijvertje. Movisie. Geraadpleegd van https://www.movisie.nl/artikel/gender neutraal-hype-blijvertje De Bruin, W. (14 oktober 2017). Genderneutraliteit [Blog post].. Geraadpleegd van http://wimdebruin.blogspot.nl/search/label/ Actueel Duits, L. (5 augustus 2017). Genderneutraliteit is geen culturele gekkigheid. Het Parool. Geraadplee gd van https://www.parool.nl/opinie/-gen der neutraliteit-is- geen-culturele-gekkig heid~a4509741/ Genderneutraal ‘te politiek correct’. (7 december 2017) Trouw. Geraadpleegd op https://www.trouw.nl/home/genderneu traal-te-politiek-correct-~a4ce2337/ Meindertsma, B., & de Bruijn, C. (3 augustus2017). Tien tallen gemeenten overwegen ‘genderneutraal beleid’. Nederlandse Omroep Stichting. Ger aadpleegd van https://nos.nl/artikel/2186208-tientallen-ge meenten-overwegen-genderneutraal-beleid. html Omroep PowNed. (20 september 2017). Genderneu trale kinderkleding [YouTube]. Geraadpleegd van https://www.youtube.com/watch?time_ continue=3&v=EE9wiHJA2Fk Podt, AM.. (15 juni 2016). Maak wc’s genderneutraal. D66 Utrecht. Geraadpleegd van https://utrecht.d66.nl/genderneutrale-toilet ten/ Samson, B. (29 augustus 2017). Het verschil tussen gen der en sekse uitgelegd. Big. Geraadpleegd op https://big.nl/het-verschil-tussen-gen der-en-sekse-uitgelegd/ Streven naar genderneutraliteit gaat in tegen de schep pingsordinantie. (10 oktober 2017). Reformatorisch Dagblad. Geraadpleegd van https://www.rd.nl/opinie/commentaar/ streven-naar-genderneutraliteit-gaat-in-te gen-scheppingsordinantie-1.1436331 Van der Bass, P. (28 juli 2017). Martin Bosma fileert gen derneutrale onzin: “linkse diversiteitsdrammers komen overal in ac tie”. De Dagelijkse Standaard. Geraadpleegd van http://www.dagelijksestandaard. nl/2017/07/martin-bosma-fileert-genderneu trale-onzin-linkse-diversiteitsdram mers- komen-overal-in-actie/ Wat als de hele wereld genderneutraal zou zijn? (28 juli 2017). NOS. Geraadpleegd van https://nos.nl/op3/artikel/2185424-wat-als- de-hele-wereld-genderneutraal-zou-zijn.html Wat is de betekenis van genderneutraliteit? (2017). Ma dave. Geraadpleegd van https://www.madave. nl/blog/wat-is-de-betekenis-van-genderneu traal-


..Lang, gelukkig en plagiaatloos Auteur: Stijn Duursma Met enige regelmaat verschijnen er in het nieuws verhalen over plagiërende musici, filmmakers en oud-politici. Zo kregen de makers van het lied Blurred Lines een boete van 7,4 miljoen dollar nadat zij werden aangeklaagd voor plagiaat van een Marvin Gaye-nummer, is de regisseur van de oscarwinnende film The Shape of Water aangeklaagd voor plagiaat en ontloopt ook oud-minister Willem Vermeend de plagiaat-trend niet. Hoewel er in sommige gevallen wel degelijk sprake is van plagiaat, vraag ik me af en toe af of plagiaat-rechtszaken wel daadwerkelijk gaan om de toekenning van het intellectueel recht. Vaak komt het op mij over als ordinaire geldklopperij in plaats van letterdieverij. Plagiaat wordt natuurlijk niet alleen in de popcultuur afgewezen; ook binnen de wetenschappelijke wereld zijn er strenge reglementen rondom dit frauduleuze gedrag. Op de website van de RUG wordt plagiaat gedefinieerd als intellectuele diefstal, of het overnemen van andermans werk, zonder correcte bronvermelding. Een plagiator kan dan door de Examencommissie flinke straffen opgelegd krijgen: het recht om één of meerdere tentamens te maken kan worden ontnomen en andere passende maatregelen kunnen worden opgelegd. Dat de universiteit dit wetenschappelijke wangedrag zo hard aanpakt, is wat mij betreft zeker logisch en noodzakelijk. Door de afwezigheid van een correcte bronvermelding, neem je een ander de eer van zijn of haar prestatie af. Daarnaast dienen iemands antwoorden, proefschriften of andere teksten als maatstaf voor zijn of haar kwaliteiten. Plagiaat maakt een representatieve afspiegeling van iemands capaciteiten en beoordeling hiervan door een docent of andere lezer nagenoeg onmogelijk. Komt deze tekst u bekend voor? Dat zou zomaar eens kunnen kloppen. U heeft dit artikel ook al eerder kunnen vinden in deze editie van SoAP, geschreven door mijn medestudent Naud. Nu hoor ik u denken, waarom staat hetzelfde artikel er twee keer in? Hebben ze te weinig inspiratie? Dat is zeker niet het geval! Leest u snel verder. Na een nacht worstelen met teksten lezen over lastige sociologische onderwerpen en vragen over die tekst beantwoorden, was ik doodop. Ik moest nog één vraag, maar ik had de spreekwoordelijke pen er al bij neergelegd. En dus in 28

plaats van een laatste stuiptrekking te forceren en alsnog zelf een antwoord te formuleren, besloot ik om het antwoord zonder in andere woorden te zetten te kopiëren van mijn lieve medestudent Naud. Naud had eerder die dag zijn antwoorden met mij gedeeld, puur zodat ik kon kijken of het een beetje overeen kwam. Ik was vermoeid en wilde slapen, en zonder erbij na te denken en slaapdronken leverde ik mijn antwoorden op nestor, nota bene via de plagiaatcontrole. Een paar dagen later kreeg ik echter een mail van de desbetreffende docent binnen over dat zowel ik als Naud een onvoldoende kregen wegens plagiaat. Overvallen door schuldgevoel jegens Naud heb ik direct een mail teruggestuurd waarin ik uitlegde dat ik de schuldige was in dit hele euvel, en niet Naud. Later werd het mij echter duidelijk dat niet alleen de plagiator zich schuldig maakt aan plagiaat; ook de geplagieerde is een fraudeur. Voor mij was het minder gedoe dan voor Naud. Ik accepteerde de onvoldoende omdat ik simpelweg wist dat ik fout zat. Echter, zoals u heeft kunnen lezen in het eerste artikel, kreeg Naud de kans om alsnog een voldoende te halen, als hij een artikel over plagiaat zou schrijven in deze editie van de SoAP. Ik bood hem toen aan te helpen, aangezien ik mij nog steeds schuldig voelde. Misschien kregen we beide het voordeel van de twijfel omdat we eerstejaars waren. Misschien om onze mooie, blauw ogen. Gelukkig is het allemaal goed gekomen; Naud en ik hebben allebei het vak gehaald en we leefden nog lang, gelukkig en plagiaatloos.


Volg ons op LinkedIn!

Linkedin.com/company/ SoAP-Groningen


Dieko Bakker

Een roos met een andere naam

T

oen Amerika nog Obama als president had, is er eens een opiniepeiling gehouden waarin gevraagd werd naar meningen over de Affordable Care Act en over Obamacare. Twee namen voor dezelfde wet, maar over Obamacare waren Amerikanen veel minder positief dan over de Affordable Care Act. De manier waarop een boodschap wordt gebracht, doet blijkbaar veel voor de manier waarop ze ontvangen wordt. Niet voor niets wordt elke letter van politieke boodschappen zorgvuldig gewogen en betalen bedrijven bakken met geld aan communicatieadviseurs die hun klantonvriendelijke veranderingen positief moeten inkleden. Hoe komt het dat de aankleding van een boodschap, een plan, of zelfs een feit zoveel uitmaakt? Wie ooit Romeo en Julia heeft moeten lezen, kent misschien nog de zin “Dat wat wij een roos noemen zou met een andere naam net zo zoet geuren”. Met andere woorden: als de inhoud goed is, wat maakt het dan uit hoe we iets noemen?

Onderzoek naar alle manieren waarop mensen beïnvloed worden door de vormgeving van een boodschap kan met gemak je levenswerk worden. Sterker nog, je kan er een Nobelprijs voor krijgen. Dat kregen psychologen Kahneman en Tversky voor elkaar. Zij illustreerden het belang van de framing van een boodschap in 1986 met de volgende twee vragen: Stel je voor dat er een ongewone ziekte uitbreekt. Er wordt verwacht dat aan deze ziekte 600 mensen zullen overlijden. Er zijn twee alternatieve manieren om deze ziekte te bestrijden. Door strategie A worden met zekerheid 200 mensen gered. Strategie B heeft ⅓ kans dat alle 600 mensen worden gered en ⅔ kans dat niemand wordt gered. Welke strategie kies je? Stel je nog eens dezelfde situatie voor en kies weer tussen twee alternatieven. Bij strategie A overlijden met zekerheid 400 mensen. Bij strategie B is er ⅓ kans dat niemand overlijdt en ⅔ kans dat 600 mensen overlijden. Welke strategie kies je nu? De twee vragen zijn precies hetzelfde. Bij alle strategieën overlijden gemiddeld evenveel mensen, en strategieën A en B uit de eerste vraag hebben dezelfde gevolgen als strategie A en B uit de tweede vraag. Toch, lieten Kahneman en Tversky zien, geven mensen op deze vragen sterk verschillende antwoorden. Bij de eerst vraag kiest een grote meerderheid voor strategie A, en bij de tweede vraag kiest een grote meerderheid voor strategie B. Als sociologen leren we veel over hoe de wereld in elkaar zit, welke maatschappelijke problemen er zijn en waar mogelijk ook hoe we die problemen op kunnen lossen. Als we onze oplossingen werkelijkheid willen laten worden, moeten we niet vergeten dat de manier waarop we onze boodschap brengen misschien wel net zo belangrijk is als de inhoud.

30


Lotgenoten Auteur: Bauke van der Kooij Afgelopen maand zat ik op een vrijdag in de trein richting mijn geboortedorp, toen op driekwart van de tocht een jongen van mijn leeftijd naast me kwam zitten. Ik zette mijn tas opzij en pas toen hij begon te praten herkende ik hem. Het bleek om een heel goede vriend te gaan van de basisschool. Na de drempeltoets waren onze wegen gescheiden en ik had hem nog maar enkele malen met zijn vriendin zien lopen in de supermarkt. We raakten aan de praat en hij vroeg welke opleiding ik deed. Hij luisterde en begon, nadat ik mijn verhaal had verteld te praten over zijn afgelopen jaren. Nadat hij het VMBO had afgerond, was hij begonnen aan een opleiding tot automonteur. Aan het einde van zijn stage had hij een baan aangeboden gekregen bij een autobedrijf in Leeuwarden en verdiende hij, naar eigen zeggen, een goed salaris. Met zijn vriendin, die hij kende sinds klas twee, zou hij deze zomer gaan samenwonen. Bij het uitstappen vertelde hij dat hij die avond naar de kroeg ging met lotgenoten. Had ik iets gemist? Was hij ernstig ziek en had hij nog maar een jaar te leven? Of was de straatprijs van de Postcodeloterij in zijn straat gevallen? Bij thuiskomst besloot ik het op te zoeken. ‘Lotgenoten’ bleek een ander woord voor ‘vrienden’. Dat zette me aan het denken. Zou mijn vriend bij thuiskomst de betekenis van het woord ‘sociologie’ hebben opgezocht? 31


? T I D N A V MEER VOLG ONS ONLINE! l n . n e g n i n soapgro


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.