SOCIOLOGISCH ANTROPOLOGISCH PERIODIEK
SINDS 1970
JAARGANG 44, NUMMER 1, DECEMBER 2012
e d n a v de
d l e Wer
n i e et
h r naa
en daar voorbij!
oeter T r oete rland! T r e e Toet orza Ned s nabiji F k kwer , graag - e partijen el meer e h eras kopstoot essionel n nog ve H f en Een van con lach - E n e t t d o n e en oemp loofde la et eind en emt e l b H e jz met het b tzomer - obelpri n e n i i o N e r o - G e - Vred n de spo ersiteit n a d v a a doen elang v nline uni en l p o v o tb de me eef vette rui ers - He ren en de g Ik ez le e dikk m de ki nieuwe n e o E et trijd st van h SOAP IS ONDERDEEL VAN DE s e D VAKGROEP SOCIOLOGIE VAN m o k p De o
IN
: P A So
Redactioneel Eerst maar even voorstellen lijkt me. Ik ben Daan Bloem en ik ben dit jaar hoofdredacteur van het Sociologisch Antropologisch Periodiek dat nu open voor u ligt. Waar Ronald Kielman vorig jaar de scepter nog zwaaide, doe ik dat nu zo af en toe. Ik heb veel zin in het komende SoAP-jaar en ben erg tevreden met de organisatie-overdracht van Ronald naar mij. Dat is allemaal erg snel verlopen. Het is niet vaak zo gemakkelijk geweest om bij een organisatie een hoge positie in te nemen en dat zal het helaas ook wel nooit meer worden. Niets geen politieke moeilijkheden en moeizaam gelobby; alleen goed overleg lag ten grondslag aan mijn huidig hoofdredacteurschap. Persoonlijk kwam mij deze soepele overname goed uit, daar ik absoluut geen modern politicus ben. Sterker nog, ik begin mij te ergeren aan het tegenwoordige concept ‘politiek’. Neem nu de verkiezingen van september dit jaar, waar Mark Rutte en zijn VVD weer de grootste werden en ook Diederik Samsom met zijn PvdA aardig is gegroeid. Allemaal leuk en aardig (of niet), maar de manier waarop deze resultaten behaald werden is toch te vervelend om aan te zien, mensen?! Klierig tv-debat na klierig tv-debat, moe worden we er toch van? Een politicus moet zich inmiddels meer zorgen maken over hoeveel hij of zij om de grappen van Matthijs van Nieuwkerk lacht dan over het eigen partijprogramma en of deze wel goed uit de verf zal komen. Ook zit hij of zij zich liters zwetend te verdedigen tegenover - of all people Peter R. de Vries die het vanuit zijn belachelijke overtuiging ook belangrijk te zijn in tv-land nodig vindt om alle politici die zich aan zijn tafel wagen met de grond gelijk te maken. Waar gáát het heen met de Nederlandse politiek. In plaats van dat het overschot aan tv-debatten politiek-inhoudelijk nog enigszins relevant is, gaat het tijdens de rat race voor de verkiezingen alleen nog maar om imago en verzandt iedereen in een soort retoriek die te vergelijken is met hoe een Amerikaans presidentskandidaat zijn achterban probeert in te palmen. Een nieuwe, nóg gladdere coupe voor meneer Wilders had hem zeker vijf zetels beter gedaan! Voor mij is de lol er op deze manier wel van af. Enfin, het gebrek aan moeizame politiek bij SoAP en de verdere soepele gang van zaken hebben er voor gezorgd dat u nu de eerste uitgave van de 44e jaargang SoAP in handen hebt. In onze redactie hebben deze zomer nogal wat verschuivingen plaatsgevonden. Zo hebben we bijvoorbeeld twee nieuwe vormgevers. Ook is een aantal redacteurs gestopt met schrijven, maar zijn er gelukkig ook weer veel nieuwe studenten bij SoAP komen schrijven waardoor onze redactie nu uit maar liefst 21 dolenthousiaste sociologie studenten bestaat! Met z’n allen hebben we in de afgelopen weken veel werk verricht en daar ben ik persoonlijk zeer tevreden over. Ik hoop u ook, dus voor nu: veel leesplezier!
In SoAP: VAKGROEP LIJSTJES, LIJSTJES EN NOG EENS LIJSTJES..................................4 IK GEEF DE PEN AAN...ANDREAS FLACHE...............................5 DE OPKOMST VAN HET NIEUWE LEREN EN DE ONLINE UNIVERSITEIT.....................................................................................7 BEHIND THE BOOK........................................................................10 EEN DIKKE VETTE RUIME VOLDOENDE.................................11 SOCIOLOGIE IN DE MEDIA...........................................................12
P&M GOOIEN MET FIETSEN BLOEMPOTTEN EN HERAS HEKWERK...................................................................................................13 PATRIOTISME IN NEDERLAND....................................................15 NOBELPRIJZEN MET EEN LACH.................................................18 TOETER, TOETER, TOETER, TOETER........................................19 MIDDELPUNT....................................................................................20 DE STRIJD OM DE KIEZERS...........................................................22
OPINIE 2012 APOCALYPSE: A SELF-FULFILLING PROPHECY?.........24 TWISTPUNT.......................................................................................28 FORZA NEDERLAND.......................................................................29 EEN KOPSTOOT, GRAAG................................................................30 HET BELANG VAN DE SPORTZOMER........................................31 HET EINDE VAN DE CONFESSIONELE PARTIJEN NABIJ.....33 VREDE IN HET BELOOFDE LAND..............................................35 BRONVERMELDING........................................................................38 THE BATTLE......................................................................................39
Daan Bloem
Colofon Sociologisch Antropologisch Periodiek Contact: soap.groningen@rug.nl Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen Jaargang 44, nummer 1, november 2012 Drukwerk: Drukwerklab.nl Verzending: Rijksuniversiteit Groningen Lay-out: Kasper Nelissen & Frank Eskes Cover: Kasper Nelissen Foto cover: Kasper Nelissen SoAP-Logo: Thomas Bos Eindredactie: Daan Bloem Oplage : 600
2 SOAP
Redactie Anna Herngreen Auke Beeksma Axel Land Chaim la Roi Daan Bloem David Duijst Dieko Bakker
Hannah Achterbosch Jeroen de Boer Kasper Nelissen Lisa Sipma Marion de Vries Marloes Kingma Meinze Brouwer
Melchior Kanyemesha Michelle Ruwen Michiel Zwijnenburg Miriam van Voornveld Nienke Tebbens Robin Luiten Ronald Kielman
VOLG ONS
@SoAP_Groningen facebook.com/SoAP-Groningen www.soapgroningen.nl
G R O O T S D R O M E N
K L E I N
L E V E N
B
Hannah Achterbosch
ijna alle mensen dromen van een groots en meeslepend leven. Het begon al bij de oude Grieken. De Goden lieten Achilles de keuze of hij vroeg zou willen sterven als held of liever lang zouwillen leven, maar in de vergetelheid zou raken. Natuurlijk koos Achilles ervoor om als superheld en onverslaanbare vechtmachine de geschiedenisboeken in te gaan. Wat blijkt: het verhaal over Achilles’ grootse en meeslepende leven is na ongeveer 2500 jaar nog bekend. Zou hij daar van genieten, ergens in het hiernamaals, of is zijn wens tot grootsheid met zijn dood verloren gegaan? Ook in de 21ste eeuw dromen wij mensen van een groots en meeslepend leven. Want dat betekent immers dat we er echt toe doen, dat wij als helden de geschiedenisboeken ingaan en echt iets hebben betekend in het verleden en daarom voor de toekomst van de wereld. Als de Goden mij zouden vragen of ik over 2500 jaar ook in de geschiedenisboeken wil staan als de superheld van mijn tijd, zou ik ongetwijfeld ja zeggen, ook als me dit wat jaren van mijn leven zou kosten. Een groots en meeslepend leven leidt namelijk tot aandacht en ultieme erkenning. Er zit echter een grote fout in de redenering van Achilles en daarmee in de redeneringen van de meeste mensen die groots en meeslepend leven vooropstellen, in plaats van te kiezen voor het lange leven dat leidt tot vergetelheid. De kans is aanwezig, maar nihil, dat wij mensen ooit zullen genieten van een dergelijke roem. Aangezien ieders leven op deze wereld ooit ophoudt. Al zou er een leven naar de dood zijn, hoe groot is dan de kans dat onze roem en erkenning ook in het hiernamaals meetelt? Als er geen hiernamaals is, blijkt de situatie nog beroerder. Namelijk, dan hebben we ervoor gekozen korter te leven en daarna sowieso niet te kunnen genieten van onze roem. Daarnaast vraag ik me af in hoeverre ik zou genieten van mijn grootse en meeslepende leven als ik er middenin zit. Als ik elke dag met een enorme hoeveelheid adrenaline en prestatiedrang in mijn lijf als een idioot probeer groots en meeslepend te leven, zou dat betekenen dat ik een heleboel dingen moet missen die mij in dit aardse leven gelukkig maken. Achilles had ongetwijfeld geen tijd om de kroeg in te gaan met zijn Griekse vrienden, seks te hebben met vrouwen (of misschien alleen heel snel) , laat staan dat hij tijd had om eens lekker te winkelen, een goed boek te lezen over andere superhelden of keihard mee te zingen met zijn favoriete band terwijl hij zijn huis aan het schoon maken was. En wees nou eerlijk, wie wil er nou een partner waarvan je weet dat hij vroeg gaat sterven en nooit tijd heeft om gezellig met je op de bank te zitten of ‘s ochtends een ontbijtje voor je te maken? Eenzaam was hij dus ook nog eens. Mijn vermoeden is dat Achilles niet van zijn grootsheid heeft kunnen genieten. Het continu gefocust zijn op groots en meeslepend leven zal hem ongetwijfeld beperkt hebben in het genieten van de kleine dagelijkse dingen. Zal hij ‘s ochtends ooit gedacht hebben “Oh wat fijn de zon schijnt, ik doe vandaag eens lekker niets.” Nee, ik vrees dat groots en meeslepend leven ook een ijzeren discipline vraagt en weinig ruimte laat voor je persoonlijke gelukjes. Wij mensen genieten minstens even veel van dromen over een groots en meeslepend leven als het leven van een dergelijk leven zelf. Daarom neem ik me voor om elke avond voor het slapen te fantaseren over dat grootse leven en wat het deze aarde me allemaal zou kunnen brengen. Als ik ben uitgedroomd word ik wakker in het licht dat door mijn gordijn schijnt en denk ik: “Ah fijn, de zon schijnt! Ik ga vandaag maar eens lekker niets doen.” Groots dromen en klein leven.
SOAP 3
VAKGROEP
VAKGROEP
LIJSTJES, LIJSTJES EN NOG EENS LIJSTJES
Marloes Kingma
Ieder jaar is het voor de universiteiten hetzelfde riedeltje: waar komen we op de ranglijst te staan? En dit geldt niet voor maar één ranglijst, welnee, er zijn minstens tien belangrijke lijstjes waar de bestuuders van universiteiten met spanning op wachten. De verschillende internationale lijsten, zoals de Times Higher Education World University Ranking (klinkt als een missverkiezing), gaan vooral uit van het aantal publicaties en citaties dat een universiteit binnen heeft gesleept. Hoewel dit veel zegt over de wetenschappelijke kwaliteit van een universiteit, zegt het weinig tot niets over de kwaliteit van het onderwijs dat er wordt aangeboden. Maar geen zorgen, daarvoor hebben we in ons eigen landje zelf een lijst gemaakt: de enquête van de Elsevier. Deze wordt jaarlijks afgenomen en leidt tot een dubbeldik themanummer van maandblad Elsevier met 30 pagina’s aan tabellen. Dit jaar komt ons eigen opleiding, sociologie aan de Rijkuniversiteit Groningen, verrassend goed uit de bus. Hoe heeft Elsevier de opleiding beoordeeld en geeft dit daadwerkelijk een goed beeld voor de studenten in spe?
O
p 29 september was het zover: het themanummer ‘de beste studies’ van Elsevier lag in de schappen. Iedere universitaire onderwijsdirecteur en hoogleraar had in spanning op dit moment gewacht: op welke plek zou onze opleiding staan? Het nummer, waarin 614 opleidingen aan de universiteiten en hogescholen in Nederland worden beoordeeld, is natuurlijk eigenlijk bedoeld voor aankomende studenten. Zij zouden hun keuze beter moeten kunnen maken aan de hand van deze ranking. In dit artikel zal ik eerst stilstaan bij hoe de opleiding gerankt worden, dus welke criteria Elsevier hiervoor heeft gebruikt. Vervolgens zal ik kijken hoe sociologie het heeft gedaan, en dan in het specifiek hoe sociologie in Groningen het heeft gedaan in vergelijking met de andere universiteiten. Als laatste zal ik een uitspraak doen over hoe bruikbaar en nuttig dit soort lijstjes nu exact zijn en in hoeverre aankomende studenten hun keuze hierop zouden moeten baseren hierop. Criteria Elsevier heeft, in tegenstelling tot de wereldranglijsten voor universiteiten, niet enkel gelet op het aantal publicaties en citaties dat een universiteit op haar naam heeft staan. Elsevier heeft het, verstandig genoeg, anders aangepakt. Zij heeft een enquête gestuurd naar alle studenten in heel Nederland, zowel studenten aan de universiteit als aan de hogeschool. In deze Nederlandse Studenten Enquête (NSE) is gevraagd naar de tevredenheid op vijf punten: docenten, faciliteiten, onderwijs, toetsing en organisatie en communicatie. Dit leidt tot een totaaloordeel van een opleiding en dus tot een ranking. Ook zijn hoogleraren gevraagd om opleidingen te beoordelen. Zij hebben het bachelor programma, het masterprogramma, de docenten en de wetenschappelijke publicaties van opleidingen gerankt. Dit heeft geleid tot een ranking op basis van de oordelen van hoogleraren. Naast deze beoordelingen zijn enkele relevante opleidingskenmerken aan de tabellen toegevoegd, zoals de toegangseisen, het verplichte aantal studiepunten dat moet worden behaald in het eerste jaar (BSA), is afgestudeerd (bij onze opleidingen schrikbarend weinig, maar daar later meer over). Daarnaast vind je in de tabellen ook nog het gemiddelde ein-
4 SOAP
dexamencijfers van studenten die de betreffende opleiding doen, het aantal switchers na één jaar en of de opleiding Engelstalig is. Sociologie Wanneer we de omvangrijke tabellen eens nader bekijken, is er één ding dat gelijk opvalt: de ranking van de hoogleraren wijkt bijna altijd af van die van de studenten. Zo ook bij sociologie: hoogleraren zetten de bachelor opleiding sociologie aan de Universiteit Utrecht op de eerste plaats, terwijl hij in de beoordeling van studenten op de derde plek komt. Studenten in Nijmegen zijn het meest tevreden met hun opleiding, hoogleraren zetten deze echter maar op een magere vierde plek. Sociologie in Groningen wordt door de studenten, door ons dus, zeer positief beoordeeld: op basis van onze tevredenheid komen we op een tweede plek. Hoogleraren geven sociologie aan de RuG een vierde plek. Lang niet slecht dus. We zijn vooral tevreden over onze docenten en over de toetsing. Minder tevreden zijn we over de inrichting van de opleiding en over de faciliteiten. Hoogleraren vinden ons bachelor programma niet zeer sterk, ons masterprogramma daarentegen wel. De studenten lijken zich hierin te kunnen vinden; zij beoordelen het masterprogramma ook een stuk beter dan het bachelorprogramma. Faciliteiten zijn hier opeens een stuk beter en ook de docenten in het masterprogramma worden beter beoordeeld. De inrichting van de opleiding is echter nog steeds niet best. Al met al komt onze opleiding op een mooie derde plek, wat voornamelijk te danken lijkt aan onze docenten, die door iedereen zeer goed beoordeeld worden. Ook de manier van toetsing wordt zeer goed beoordeeld. Kijkend naar de informatie over onze opleiding valt er een aantal dingen op. Ten eerste is het aantal studenten dat binnen vier jaar afstudeert ontzettend laag in vergelijking met de andere sociologieopleidingen, namelijk 56%. Geen onbekend beeld voor ons denk ik, zelf ben ik ook net rustig aan mijn vijfde jaar begonnen en ik ben bij lange na niet de oudste die hier nog rondloopt. Ter vergelijking: bij de universiteit Utrecht studeert 81% in vier jaar af. Het aantal switchers is daarentegen relatief laag bij ons. Als je aan deze studie begint blijf je hier blijkbaar (hoe lang
Marloes Kingma
VAKGROEP
ook) plakken. Verder valt op dat wij één procent buitenlandse studenten hebben, wat neerkomt op 8,8 buitenlanders binnen deze opleiding, gezien het feit dat wij een studentenaantal van 883 hebben. 47% van die 883 studenten is man en ons gemiddeld eindexamencijfer is een 6,7. Weten we dat ook weer van elkaar. Wat moeten we ermee? Hartstikke leuk, al deze informatie, maar hoe helpt het de aarzelende eindexamenkandidaat die na de zomer aan een studie moet beginnen? De rankings van studenten en hoogleraren wijken op z’n zachts gezegd enigszins af. Op welke ranking moet je dan af gaan? En in hoeverre betekent het oordeel (zeer) tevreden van studenten dat de opleiding kwalitatief goed is? Neem nu bijvoorbeeld het punt ‘toetsing’; zouden studenten hier niet gewoon tevreden over zijn als het makkelijk te doen is? In dat geval is het maar de vraag of dat de kwaliteit van de opleiding ten goede komt. Mijn punt is hier: je weet niet om welke redenen studenten tevreden over iets zijn. In dat opzicht lijkt het oordeel van hoogleraren betrouwbaarder, zij zullen beter in staat zijn de opleiding inhoudelijk te beoordelen. De vraag daar is natuurlijk in hoeverre zij de kwaliteit van docenten kunnen beoordelen, zij hebben er immers geen les van gekregen. De combinatie van de twee groepen door Elsevier lijkt een slimme onderzoeksopzet, maar zorgt voor een onoverzichtelijke tabel waarbij niet meer duidelijk is waar je op moet letten. Uiteindelijk vraag ik me sowieso af hoeveel leerlingen dit soort lijstjes bekijken en hun keuze erop baseren. Rankings en lijstjes lijken eerder van belang te zijn voor de universiteiten zelf om te kijken hoe hun
“Onze kans op een vaste baan is gelukkig nog wel groot”
eigen opleidingen het doen in verhouding met andere en waar hun aandachtpunten liggen. Als eindexamenkandidaat zou ik zeker niet dit peperdure nummer van Elsevier aanschaffen, maar mijn keuze gewoon baseren op de verhalen van oudere broers en zussen en bekenden, interesse voor een bepaalde richting en studie en welke studentenstad je het leukste lijkt. Gelukkig weet je Elsevier aan het einde van dit dikke themanummer nog wel een zeer relevante tabel te geven waar aankomende studenten vast mee uit de voeten kunnen: de kansen op de arbeidsmarkt c.q. hoeveel ga ik verdienen over pak ‘m beet vijf jaar? En, medesociologen, dit ziet er voor ons niet al te best uit. Wij behoren tot de laagste twintig procent als het gaat om ons bruto maandsalaris na 1,5 jaar, namelijk 2.300 euro. Snel aan de slag komen we ook niet, ook daar horen we bij de laagste twintig procent. Onze kans op een vaste baan is gelukkig nog wel groot. Kortom: het zal even duren maar als we eenmaal iets hebben dan houden we het ook, ook al verdienen we slechts matig. Hadden we toch maar tandheelkunde moeten gaan studeren, waar je na 1,5 jaar al zesduizend euro per maand in je zak kunt stoppen…
Ik geef de pen aan... Dit jaar in SoAP een nieuwe rubriek, genaamd ‘ik geef de pen aan’ waarin docenten gevraagd wordt een artikel te schrijven over een volgens hun interessant, sociologisch gerelateerd onderwerp. In deze eerste editie van ‘ik geef de pen aan’ heeft Andreas Flache onze pen ter hand genomen om een stuk te schrijven over Cybersociologie.
Cybersociologie – oude wijn in nieuwe zakken of een uitdaging voor de Sociologie? De recente ‘facebookrellen’ in Haren lieten duidelijk zien dat de ‘cyberspace’ inmiddels een belangrijk onderdeel van de samenleving is geworden. Sociale interacties vinden voor een belangrijk deel plaats in social media, via email, Twitter enzovoorts. Wat betekent dit voor de sociologie? Een toenemend aantal sociologen geeft met hun werk een duidelijk antwoord. Steeds meer studies naar gedrag in de cyberspace verschijnen in de literatuur. Deze studies laten zien dat hier niet alleen nieuwe onderzoeksvragen ontstaan maar dat er vooral ook fascinerende nieuwe mogelijkheden zijn om op oude fundamentele vragen van de sociologie in te gaan. Wat de cyberspace als onderzoeksobject betreft zouden sceptici kunnen opmerken dat er weinig nieuwe inzichten over sociaal gedrag te verwachten zijn. Het is immers on- en offline dezelfde oude ‘homo socio-economicus’ die dit sociaal gedrag vertoond en er spelen daarom dezelfde sociale mechanismen. Oude wijn in nieuwe zakken dus? In zo een sceptisch standpunt zit een kern van waarheid, maar daarin ligt in mijn ogen juist een kans voor de sociologie. De theorieën die sociale wetenschappers al lang voor de opkomst van het internet hebben ontwikkeld zijn nu nodig om gedrag ook in de cyberspace goed te begrijpen. Tot voor kort was onderzoek naar sociaal gedrag met online data vaak het domein van informatici of natuurkundigen. Maar, zoals de Amerikaanse socioloog en natuurkundige Duncan Watts hierover opmerkt, informatici hebben vaak de betere methoden maar sociologen stellen de interessantere vragen. Een recent voorbeeld verscheen 2010 in Science (328, 1029–1031). Onderzoekers brachten het complete netwerk van de 65 miljoen telefoongesprekken in kaart die binnen een maand in Groot-Brittanië werden gevoerd. Dit werd gecomSOAP 5
VAKGROEP
Andreas Flache
dat ook hier weer ‘oude’ sociologische mechanismen in het nieuwe medium spelen. Over de tijd heen werd er in het online forum zelfs meer binnen afdelingen gecommuniceerd, en verschijnsel dat als gevolg van ‘homophily’ kan worden verklaard. Wat in mijn ogen in het onderzoek met data uit de cyberspace nog te weinig gebeurt is dat deze worden gekoppeld aan onderzoek met computersimulatiemodellen, een andere en oudere vorm van cybersociologie. Computersimulatiemodellen beogen vooral meer inzicht te geven in het complexe ‘transformatieproces’ van individuele handelingen naar macrouitkomsten. Data uit de cyberspace betreffen bij uitstek grote aantallen waar transformatieprocessen en belangrijke rol kunnen spelen.
bineerd met socio-economische census data van meer dan 30.000 gemeenten. De onderzoekers, waaronder de socioloog Macy van Cornell University, keken hiermee opnieuw naar Granovetter’s hypothese over de kracht van zwakke bindingen. Het resultaat kan als duidelijke ondersteuning voor Granovetter’s idee worden gezien, maar op een veel grotere schaal dan ooit in eerder onderzoek gevonden. Diversiteit in netwerken (dus: bellen met veel verschillende mensen uit verschillende delen van het landelijke netwerk) gaat duidelijk samen met een hogere mate van sociaal-economische ontwikkeling. Vervolgonderzoek zou met longitudinale data naar het precieze proces moeten kijken waar deze samenhang uit voortkomt. Dat is dan methodologisch nog een stuk ingewikkelder maar in principe wel mogelijk. De onderzoekers, waaronder de socioloog Macy van Cornell University, keken hiermee opnieuw naar Granovetter’s hypothese over de kracht van zwakke bindingen. Het resultaat kan als duidelijke ondersteuning voor Granovetter’s idee worden gezien, maar op een veel grotere schaal dan ooit in eerder onderzoek gevonden. Diversiteit in netwerken (dus: bellen met veel verschillende mensen uit verschillende delen van het landelijke netwerk) gaat duidelijk samen met een hogere mate van sociaal-economische ontwikkeling. Vervolgonderzoek zou met longitudinale data naar het precieze proces moeten kijken waar deze samenhang uit voortkomt. Dat is dan methodologisch nog een stuk ingewikkelder maar in principe wel mogelijk. De ‘digitale voetsporen’ (Macy) die mensen in de cyberspace achterlaten vormen een data-bron die op veel manieren gebruikt kan worden door sociale wetenschappers. Enkele verdere voorbeelden zijn studies naar online dating (iets wat bij ons in Groningen bijvoorbeeld ook in de onderzoeksgroep van Melinda Mills gebeurt), naar vriendschapsnetwerken (op faceboek), naar de verspreiding van politieke mobilisatie via online fora (arabische lente), of naar het ontstaan van politieke polarisatie en conflicten tussen groepen. En, recentelijk heb ik samen met Christian Steglich nog een Groningse masterscriptie begeleid waarin werd onderzocht of online discussie fora in organisaties daadwerkelijk (zoals beoogd door de organisatie) tot meer digitale interactie over de grenzen van afdelingen heen leiden. De resultaten van deze scriptie lieten vermoeden
6 SOAP
In mijn eigen computersimulatieonderzoek met collega’s heb ik me bijvoorbeeld op transformatieprocessen bij het ontstaan van polarisatie tussen groepen gericht, met name op de rol die zogenaamde ‘demografische breuklijnen’ spelen. Er is sprake van een demografische breuklijn als een groep uit elkaar valt in subgroepen die intern heel homogeen zijn, maar sterk van elkaar verschillen. Een voorbeeld is een werkteam met een subgroep van allochtone, hoog opgeleide vrouwen en een andere subgroep van autochtone, laag opgeleide mannen. Eerder onderzoek heeft laten zien dat demografische breuklijnen goede voorspellers zijn van conflicten en lagere productiviteit in teams. Maar in dit onderzoek zijn de brugposities tussen groepen buiten beschouwing gelaten die individuen kunnen innemen die overeenkomsten met beide subgroepen hebben. Met een computermodel hebben we het mogelijke effect hiervan theoretisch onderzocht. We vonden dat bij een demografische breuklijn op korte termijn de bekende polarisatie tot stand komt, maar op lange termijn toch consensus ontstaat tussen de subgroepen (Organization Science 2012. Mäs, Flache, Takács & Jehn). De reden is dat via de brugposities vroeger of later argumenten en meningen tussen de subgroepen worden uitgewisseld waardoor toenadering mogelijk wordt, wat vervolgens weer tot nog meer uitwisseling kan leiden, enz. Ons onderzoek was puur theoretisch van aard. Data uit de cyberspace, bijvoorbeeld van discussies tussen subgroepen in politieke fora, kunnen een mogelijkheid bieden om onze theorie te toetsen. Dit is alleen een van veel mogelijkheden die de ‘cybersociologie’ voor ons vakgebied biedt. Ik verwacht dat we hiervan steeds meer in sociologisch onderzoek zullen zien. In mijn ogen moeten ook sociologie opleidingen vroeger of later daarop inspelen. Als sociologen de nieuwe mogelijkheden niet aangrijpen zullen anderen het doen.
Ronald Kielman
VAKGROEP
DE OPKOMST VAN HET NIEUWE LEREN EN DE ONLINE UNIVERSITEIT
A
ls je deze zin leest mag je jezelf gelukkig prijzen! In de eerste plaats heb je het voorrecht dat je hebt leren lezen. Bovendien is de kans groot dat je staat ingeschreven als student sociologie, of in ieder geval wetenschappelijk onderwijs volgt. We zijn snel geneigd het te vergeten, maar deze kans is niet iedereen op deze wereld gegeven. In Nederland zijn die kansen gelukkig wél aanwezig. Iedereen in Nederland heeft de kans om onderwijs te volgen. Sterker nog, iedereen is verplicht onderwijs te volgen tot tenminste het 16de levensjaar. Daarna bestaat er voor de knappe en gemotiveerde koppen onder ons de mogelijkheid om wetenschappelijk onderwijs te volgen aan één van de uitstekende universiteiten die ons koude kikkerlandje telt. Een dergelijke opleiding geeft een leven boordevol kansen tot zelfontplooiing. Helaas is dit niet overal in de wereld het geval; het overgrote gedeelte van de mensen heeft niet zoveel geluk als wij. In grote delen van de wereld is basisonderwijs niet bereikbaar, niet vrij toegankelijk, of simpelweg onbetaalbaar voor het gros van de bevolking, laat staan wetenschappelijk onderwijs dat slechts voor een enkeling is weggelegd! Toch lijkt daar, met de komst van het internet, verandering in te komen. Nieuwe initiatieven als coursera.org, edx.org, udacity.com en eck12.org stellen mensen over de hele wereld in staat gratis(!) de beste cursussen te volgen van de beste docenten aan de beste universiteiten. De komst van dergelijke initiatieven, ook wel MOOC’s genoemd (Massive Open Online Courses), is niet alleen goed nieuws voor de idealisten of wereldverbeteraars onder ons. Ook voor de studenten die om wat voor reden dan ook moeite hebben om colleges bij te wonen (brak, fiets gejat, regen eventueel i.c.m. tegenwind, bad-hair-day, té mooi weer, etc.), is dit op zijn minst een statusupdate op Facebook waardig. Vanaf heden hoeven deze studenten immers nooit meer een avond/nacht alcoholvrij te blijven, een fiets te kopen van een zwerver, nat te regenen, hun haar meermaals te modelleren of een middag aan de Hoornse Plas te laten schieten. Vanaf heden volgen ze namelijk alle cursussen vanachter hun laptop, zonder dat ze daarbij fysiek een college bij te hoeven wonen. Dit alles zonder dure boeken en collegegeld. Een ware revolutie in de wereld van het (wetenschappelijk) onderwijs lijkt zich de komende tijd te voltrekken. Uit praktische overwegingen richt dit artikel zich voornamelijk op Coursera. De conclusies die over deze organisatie worden getrokken, gelden echter ook voor de overige organisaties. Hoe is Coursera begonnen? Professor Andew Ng doceerde de cursus Machine learning aan Stanford University. Samen met Dapne Koller, eveneens werkzaam als professor aan Stanford University, besloot hij deze cursus vrij beschikbaar te maken via het internet. Wat er toen gebeurde ging ieders verwachting te boven. Het aantal cursisten groeide van ongeveer 400 per jaar op de traditionele wijze naar ruim 100.000 cursisten via het internet. Om dit in perspectief te plaatsen: Professor Andrew Ng had om dit aantal studenten te kunnen bereiken, ongeveer 250 jaar hetzelfde vak moeten doceren aan Stanford University. Toen Andrew Ng en Daphne Koller zich dit realiseerden, kwamen zij met het idee om hun initiatief verder uit te breiden. In april 2012 besloten zij Coursera op te richten. Het doel van Coursera is mensen te stimuleren om door middel van onderwijs hun eigen leven, het leven van hun familie en de maatschappij waarin zij leven te veranderen.
Links
coursera.org
edx.org
udacity.com
eck12.org
SOAP 7
VAKGROEP
Inmiddels, nog geen jaar verder, hebben verschillende topuniversiteiten zich bij Coursera aangesloten en besloten om diverse vakken via het internet vrij toegankelijk te maken voor het grote publiek. Coursera stelt gebruikers over de hele wereld in staat 198 vakken van 33 verschillende universiteiten te volgen, variërend van robotica, geschiedenis, astrologie en statistiek tot economie. Het onderwijs wijkt uiteraard af van de traditionele vorm van onderwijs; studenten zitten niet meer in een collegezaal met enkele tientallen studenten, maar ze bevinden zich in een virtuele ‘collegezaal’ met honderdduizenden studenten tegelijk. Alles gebeurt via de digitale snelweg: tentamens worden online afgenomen en bij een voldoende wordt als bewijs digitaal een certificaat afgegeven. Blijkbaar vinden mensen het leuk om vakken te volgen aan de beste universiteiten van de wereld. Binnen vier maanden na de start van Coursera (dus in juni 2012) telde Coursera 640.000 studenten uit 190 verschillende landen. Deze studenten hadden destijds 1.500.000 vakken gevolgd en ruim 14.000.000 video’s bekeken! Deze cijfers spreken natuurlijk tot de verbeelding, zeker wanneer men zich realiseert de groei tot op de dag van vandaag alleen nog maar toeneemt. Maar het draait natuurlijk niet alleen om de cijfers; persoonlijke verhalen van mensen die tot voor kort geen toegang hadden tot deze bron van informatie zijn misschien nog wel indrukwekkender. Voorbeelden van alleenstaande moeders, mensen die leven in afgelegen dorpjes in India, of van mensen die vanwege hun handicap of ziekte niet de deur uit kunnen. Wat onveranderd is gebleven, is dat studenten nog steeds tijd en moeite in hun studie moeten stoppen: stof bestuderen en opdrachten maken hoort er nog steeds bij. Bovendien, net als bij de traditionele wijze van universitair onderwijs, start een vak op een bepaalde dag en worden de colleges daarna op wekelijkse basis beschikbaar gesteld. Studenten krijgen opdrachten mee ‘naar huis’ die ze moeten inleveren. Deze opdrachten worden in sommige gevallen beoordeeld met een cijfer, dat vervolgens meetelt voor de eindbeoordeling van het vak. Wat overigens opvalt uit de gebruikerstatistieken van Coursera is dat uitstelgedrag een wereldwijd fenomeen is; de deadlines voor de opdrachten zijn terug te vinden in de pieken van de grafiek.
8 SOAP
Ronald Kielman
Wanneer het vak succesvol wordt afgerond door de student ontvangt deze een certificaat. Dit certificaat kan de student vervolgens voorleggen aan een (toekomstige) werkgever als bewijs voor het succesvol afronden van het vak. Daarnaast kunnen studenten het certificaat voorleggen aan de universiteit waar zij staan ingeschreven, zodat ze een vrijstelling kunnen krijgen voor een vak dat overeenkomt met de cursus die zij via Coursera hebben gevolgd. Studenten krijgen dus echt iets waardevols terug voor de tijd en moeite die zij in de cursus hebben gestoken. Maar daar stoppen de nieuwe mogelijkheden niet; het nieuwe leren biedt nog veel meer! Een college hoeft bijvoorbeeld niet per se meer in twee delen van 45 minuten te worden opgesplitst. Het collegemateriaal kan worden opgedeeld in veel kortere stukjes van 8 tot 12 minuten, waarbij elk stukje ingaat op een specifiek samenhangend onderwerp. Afhankelijk van de achtergrond, kennis en kwaliteiten van de student kan deze bepalen of hij dit onderwerp wil volgen. Komt de student er vervolgens achter dat hij de nodige kennis laakt die bij de behandeling van een bepaald onderwerp wordt verondersteld, dan is het mogelijk om deze achtergrondinformatie door middel van een paar muisklikken alsnog te verkrijgen. Het nieuwe leren wijkt daarmee af van het ‘one-size-fits-all-model’, omdat studenten het aanbod van de collegestof aan kunnen passen aan hun persoonlijke verlangen, afhankelijk van hun achtergrond, vaardigheden of interesses. Natuurlijk leren studenten niet - of in ieder geval niet voldoende - van enkel het kijken naar online videos. Om daadwerkelijk nieuwe kennis en vaardigheden op te doen, dienen studenten te oefenen met de stof. De filmpjes die op Coursera worden aangeboden zijn dan ook niet ‘gewone’ online filmpjes. Om de zoveel minuten pauzeert het filmpje (oftewel het college) en wordt er een vraag over de zojuist behandelde stof gesteld. Na het indienen van het antwoord krijgt de student direct te zien of het antwoord goed is en daarnaast bestaat er de optie om een korte uitleg te krijgen over het antwoord. Dergelijke vragen worden natuurlijk ook gesteld binnen de traditionele colleges, met het grote verschil dat via deze nieuwe methode niet alleen de nerd op de eerste rij het antwoord geeft.
Ronald Kielman
VAKGROEP
Ook de ‘net-uit-bed-student’ rechts achterin de wordt gedwongen mee te denken en de vraag te den. Iedere student wordtdus actief betrokken dus lege: Facebook, Twitter, Whatsapp of Nu.nl is geen
collegezaal beantwoorbij het coloptie meer!
Uiteraard zijn dergelijke simpele vragen tijdens de college’s niet afdoende om de student de collegestof meester te laten maken. Daarvoor zijn diepere vragen of opdrachten noodzakelijk, waarbij de student bovendien van goede feedback wordt voorzien. Maar hoe gaat één docent in hemelsnaam het werk van honderdduizenden studenten beoordelen en van feedback voorzien? Dat lijkt onbegonnen werk, en dat is het natuurlijk ook. Gelukkig bestaan er tegenwoordig technologiën die ons in staat stellen antwoorden op behoorlijk complexe vragen op juistheid te beoordelen. Het vermogen van deze technologieën om een student te vertellen wanneer deze iets goed of fout heeft gedaan, is ontzettend belangrijk in het leerproces van deze student. Maar binnen ons eigen vakgebied (gedrags- en maatschappijwetenschappen) blijkt het moeilijk om dergelijke technologie in te zetten; kritisch denken is bijvoorbeeld moeilijk te beoordelen door een machine.
Wellicht ontstaat er bij u nu een beeld van een eenzame student die zich vanuit zijn zolderkamertje, enkel verlicht door het beeldscherm van zijn laptop, een weg baant door de online vraagstukken. Wat daarbij wordt vergeten is dat zich rond elk van de aangeboden cursussen een internationaal netwerk vormt van mensen die zich allemaal met hetzelfde intellectuele onderwerp bezighouden. En aangezien het een internationaal netwerkbetreft bestaande uit mensen die in verschillende tijdzones leven, is het zelfs mogelijk dat ik wanneer ik om 3 uur ‘s nachts een vraag stel op één van de fora, een antwoord krijg van een student uit Australië die op hetzelfde moment met hetzelfde onderwerp bezig is. Dat dit systeem werkt blijkt uit de gemiddelde response-time van slechts 22 minuten op Coursera. Daarnaast vormen zich over de hele wereld studiegroepen bestaande uit studenten die toevallig bij elkaar in de buurt wonen, dezelfde taal spreken of dezelfde culturele achtergrond hebben.
De oplossing moest dus ergens anders worden gezocht. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat peer-grading - studenten die elkaars werk beoordelen - een goede strategie is om cijfers vast te stellen. Het bleek ijvoorbeeld dat wanneer studenten wordt gevraagd naar de beoordeling van het werk van een andere student, hun beoordeling in grote mate overeenkomt met die van de docent. Sterker nog, self-
Het moge duidelijk zijn dat wij op een punt in de geschiedenis zijn aangekomen waarop de traditionele wijze van (wetenschappelijk) onderwijs concurrentie krijgt van nieuwe online initiatieven als Coursera, EdX en tal van andere websites. Initiatieven die bovendien de mogelijkheden van het onderwijs op een revolutionaire manier vergroten. De grote vraag is wat dit gaat betekenen voor de traditionele universiteiten zoals de RuG. Bijvoorbeeld, wanneer deze trend zich doorzet, waarom zouden universiteiten dan nog gebouwen/
grading - waarbij de student zijn eigen werk beoordeelt na duidelijke instructies te hebben gekregen over waarop te letten - correleert nog sterker met de beoordeling van de docent! Enerzijds is self-grading dus een goede methode om studenten van een beoordeling te voorzien, anderzijds is self-grading een efficiente leermethode voor dezelfde student omdat ze leren van de ervaring. Binnen Coursera wordt daarom op grote schaal gebruik gemaakt van peer-grading en self-grading.
collegezalen in eigendom moeten hebben? En moeten de traditionele universiteiten met de komst van deze nieuwe concurrentie wellicht overstappen op andere verdienmodellen? Dit neemt niet weg dat met de komst van nieuwe initiatieven als Coursera de wereld van het wetenschappelijk onderwijs binnen handbereik komt van een grote groep mensen die hier tot voor kort, om wat voor reden dan ook geen toegang tot had.
SOAP 9
VAKGROEP
Sinds dit jaar hebben we in SoAP een nieuwe rubriek genaamd ‘Behind the book’. Hierin gaan we op zoek naar de persoon achter een van onze lesboeken. Wat is zijn of haar drijfveer, wat is volgens hem of haar het belang van sociologie en hoe ziet zijn/haar carrière er uit? SoAP zoekt het uit!
V
oor de primeur van dit katern ging ik op zoek naar de schrijver van de ‘statistiekbijbel’ der sociologen: Practice in the Statistics van Moore, McCabe & Craig. Tijdens het lezen van het boek heb ik me vaak afgevraagd wie zo’n dikke pil nu toch schrijft. Daarbij wil ik niets afdoen aan het boek, integendeel. Zelfs al ben je geen statistiekwonder, bij het lezen van dit overzichtelijke boek wordt er een hoop duidelijk! Alles van statistiek begrijpen is één ding, maar het zo uit kunnen leggen dat zelfs mensen zonder statistisch verleden het snappen is een tweede. Wie is die man, die man behind the book? Ik nam contact op met David S. Moore David S. Moore is geboren en getogen in Amerika. Hij studeerde wiskunde aan de Princeton University en heeft zijn PhD daar ook behaald. Na zijn promotieonderzoek is hij bij de afdeling statistiek terecht gekomen van de universiteit van Perdue. Hoewel hij oorspronkelijk een echte wiskundige was, heeft hij hier veel te maken gekregen met statistiek. “Ik was opgeleid aan het einde van de eeuw, waarin het ideaal van statistiek was om zo dicht mogelijk bij de wiskunde te blijven”. Vandaar ook dat zijn thesis en het onderzoek dat hier op volgde met name over wiskundige statistieken ging. Aan de universiteit van Perdue leerde hij écht met statistieken te werken (waar hij het grootste gedeelte van zijn carrière heeft gewerkt). De universiteit van Perdue is de grootste Amerikaanse technische school, een plek die gespecialiseerd is in engineering, wetenschap en verwante vakgebieden.
Miriam van Voornveld
Op dit moment is David S. Moore al zeven jaar niet meer werkzaam op de Universiteit van Purdue; hij met pensioen. Het is vier jaar geleden dat hij zijn laatste teksten/ boeken heeft gewijzigd. Al zijn boeken zijn doorgeschoven naar andere collega’s. Craig (de laatste naam in het rijtje van dit dynamische trio) een van deze mensen. Hij heeft het boek dus niet geschreven, maar is een ‘revisor’. Toch blijft de naam van Moore op de boeken verschijnen. Zijn afsluitende zin was sprekend voor deze schrijver van de statistiekbijbel: ‘My name is still used and will no doubt continue to appear long after I am dead.’ Amen!
Of hij er toen al van droomde om een statistieklesboek of iets dergelijks te schrijven? “No”. Hij wilde gewoon een goede leerling zijn. “Zoals volgens mij de meeste universitaire professoren. Wel was ik altijd al toegewijd aan goed onderwijs, maar ik heb nooit gedacht aan het schrijven van boeken”. De weg naar hoe hij dan toch gekomen is bij het schrijven van dit boek is naar zijn eigen verwoording ‘ongebruikelijk’. “Ik kreeg de kans om ontwikkelaar te worden van een universitaire telecursus (educatieve programma’s op film). Er moest een tekst komen ter begeleiding van de telecursussen, waarna ik mijn collega George McCabe gevraagd had om met me samen te werken wegens tijdsdruk. Samen schreven we het boek “Introduction of the Practice of Statistics”, daarnaast deed ik de opnames van de telecursus. Op dat moment dienden de meeste inleidende teksten als afbakening van de statistische theorie. De boeken waren erg theoretisch. Ik wilde een boek schrijven dat dichter bij de statistische praktijk lag, met meer aandacht voor data-analyse en dataproductie. Vanwege zijn ‘modern flavor’ werd IPS onmiddellijk aangenomen door veel toonaangevende statistiekafdelingen (zoals Stanford, Chicago en Harvard). Het verspreidde zich van daar uit”. David S. Moore
10 SOAP
Marion de Vries
D
VAKGROEP
EEN DIKKE VETTE RUIME VOLDOENDE
e meeste (ouderejaars) studenten zal het niet ontgaan zijn; in september kwam het rapport uit waarin een deskundige commissie de kwaliteit van onze opleiding beoordeelde. De visitatiecommissie bezocht onze faculteit om met studenten en docenten te spreken en heeft daarnaast het gerealiseerde eindniveau van studenten beoordeeld op basis van vijftien bachelorscripties en vijftien masterscripties. Uit alle scripties binnen sociologie is een aselecte steekproef getrokken waarbij rekening is gehouden met de spreiding in cijfers en varianten. De beoordeling van zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding is gebaseerd op drie standaarden: de beoogde eindkwalificaties, de onderwijsleeromgeving én de gerealiseerde eindkwalificaties en toetsing daarvan.
Beoogde eindkwalificaties De commissie is in haar rapport erg te spreken over het gehanteerde OMOP-model (waarbij de nadruk ligt op de interactie tussen de vier sociale ordes: overheid, markt, primaire sociale orde en organisaties) binnen onze opleiding. Daarnaast is er een positief oordeel over de balans die de opleiding beoogt te bereiken tussen het opleiden van studenten tot wetenschappelijk onderzoeker en het opleiden tot praktijkgeoriënteerde socioloog. Beoogde eindkwalificaties De commissie is in haar rapport erg te spreken over het gehanteerde OMOP-model (waarbij de nadruk ligt op de interactie tussen de vier sociale ordes: overheid, markt, primaire sociale orde en organisaties) binnen onze opleiding. Daarnaast is er een positief oordeel over de balans die de opleiding beoogt te bereiken tussen het opleiden van studenten tot wetenschappelijk onderzoeker en het opleiden tot praktijkgeoriënteerde socioloog. Enige zorgen worden geuit over het profiel van de masteropleiding. De theoretische basis en het sociologisch perspectief zouden hier niet altijd even duidelijk aanwezig zijn. De commissie heeft er echter vertrouwen in dat met de aankomende herzieningen binnen de opleiding, waarbij meer vakken verplicht worden, het profiel weer zal worden versterkt. Onderwijsleeromgeving Een grote pluim reikt de commissie uit aan het onderwijzend personeel. Zij is erg onder de indruk van de kwaliteit van onze docenten. Niet alleen omdat de inhoud van de lessen vaak sterk verweven is met de expertise van de docent, maar ook omdat de commissie bij de docenten een hart voor onderwijs
constateert. De kleinschaligheid van de opleiding zou daarnaast bij dragen aan een goede onderwijsleeromgeving, waarbij docenten en studenten nauw bij elkaar betrokken zijn. Gerealiseerde eindkwalificaties en toetsing Tot slot is de commissie ook erg te spreken over het systeem van toetsing en het behalen van de beoogde eindkwalificaties. Zowel bachelor- als masterstudenten beschikken aan het eind van hun opleiding over een adequaat eindniveau. Kritiek komt er echter op de bachelorscriptie, wat voor veel studenten die deze al hebben mogen schrijven waarschijnlijk niet als een verrassing komt. De commissie pleit voor een bredere en minder schoolse opzet van de scriptie, meer theoretische sturing, een grotere methodische diversiteit en meer zelfstandigheid in de dataverzameling. Ook op de masterscriptie heeft de commissie enkele aanmerkingen. Alhoewel zij over het algemeen erg positief is over het niveau van de scripties, is de commissie van mening dat de scripties vaak niet voldoende sociologisch van aard zijn. De invloed en medezeggenschap van externe opdrachtgevers zou hier waarschijnlijk een rol in spelen. De commissie raadt daarom aan om enkel de begeleider vanuit de opleiding verantwoordelijk te maken voor het scriptieproces en de eindbeoordeling. Op basis van gesprekken tijdens de visitatie verwacht de commissie dat dit in korte termijn ook gerealiseerd zal worden. “Voldoende”, dat is het woord dat met ‘control-F’ zeker vijftig keer in beeld verschijnt wanneer ik door het rapport van de visitatiecommissie heen scroll. Voldoende is ook het oordeel op de drie standaarden en het eindoordeel voor zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding sociologie. Voldoende staat volgens de commissie voor: “De standaard, of de opleiding, voldoet aan de gangbare basiskwaliteit en vertoont over de volle breedte een acceptabel niveau”. Helaas geen goed (“de standaard, of de opleiding, stijgt systematisch en over de volle breedte uit boven de gangbare basiskwaliteit”) of excellent (“de standaard, of de opleiding, stijgt systematisch en over de volle breedte uit boven de gangbare basiskwaliteit en geldt als een (inter)nationaal voorbeeld”), maar wel een hele mooie voldoende. Al zijn er dus nog hogere doelen te behalen voor onze opleiding, in de tussentijd mogen wij gewoon heel trots zijn op deze positieve beoordeling van de visitatiecommissie. onderwijs constateert. De kleinschaligheid van de opleiding zou daarnaast bij dragen aan een goede onderwijsleeromgeving, waarbij docenten en studenten nauw bij elkaar betrokken zijn.
SOAP 11
VAKGROEP
David Duijst & Meinze Brouwer
SOCIOLOGIE IN DE MEDIA
I
n de media is pesten al een lange tijd een ‘Hot Topic’. Recent is de aandacht voor pesten wederom aangewakkerd. De reden hiervoor is de invoering van het Finse KiVa programma op 70 basisscholen door heel Nederland. De bekende RuGonderzoeker en adjunct-hoogleraar Sociologie René Veenstra is zeer betrokken bij de invoering van KiVa in Nederland. In zowel het NOS Journaal als in het programma Pavlov op Radio 1 heeft René Veenstra een interview afgegeven. Hoewel er in Nederland al meerdere anti-pestprogramma’s bestaan, is KiVa uniek is haar aanpak. In Finland, waar KiVa origineel vandaan komt, is het pesten in de klas met 40% gedaald. Hiermee is KiVa als enige bekende antipestprogramma wetenschappelijk effectief gebleken. Andere antipestprogramma’s richten zich veelal op het weerbaar maken van de slachtoffers en het aanpakken van de pesters. “Het gaat bij KiVa niet zozeer om wie de pester is of het slachtoffer, maar wat de rol van de hele groep is”, zegt René Veenstra. Met meelopers wordt ook rekening gehouden, individuen die het pesten aanmoedigen. Met de methode van KiVa is de hoop dat kinderen zich eerder verzetten tegen het pesten. De kinderen krijgen via verschillende middelen te leren hoe pesten zich manifesteert. Door een computerspel wordt de manifestatie van pesten gesimuleerd. Daarnaast worden er ook groepsgesprekken gehouden en in kleine groepen worden er afspraken met kinderen gemaakt over hoe ze een gepest kind kunnen helpen. In de spellen probeert KiVa ook te illustreren hoe het voelt om gepest te worden. De leerkracht is de spil in het hele verhaal. Zij krijgt training in het herkennen van pesten, maar ook krijgt ze informatie over het sociale netwerk in de klas. Sinds KiVa in Finland effectief is gebleken, is de hoop groot dat het in Nederland een vergelijkbaar effect zal hebben. De verwachting bestaat vooral omdat er door wetenschappelijk onderzoek bekend is geworden dat pesten voor alle betrokken individuen een negatief effect heeft op de verdere levensontwikkeling. René Veenstra is niet de enige Groningse Socioloog die recent media-aandacht heeft gekregen. Frans Stokman heeft als één van de oprichters van het burgerinitiatief Grunneger Power, een verschijning gemaakt in het programma Tegenlicht. In deze aflevering ‘Power to the People’, wordt een licht geschenen op de revolutie naar het ‘klein’. Voor onze energiebehoefte zijn we afhankelijk van de grote energiebedrijven. Het initiatief Grunneger Power is ontstaan omdat er een behoefte was om energie lokaal te regelen. Door middel van zonnepanelen wordt er energie opgewekt en
Bekijk de links met je smartphone!
12 SOAP
decide.rug.nl
het energieoverschot kan lokaal worden uitgewisseld. Binnen een lokaal netwerk ontstaat een wederzijdse afhankelijkheid, door het lokaal produceren en het intern uitwisselen van energie. In de aflevering van Tegenlicht wordt naast het initiatief van Grunneger Power, ook aandacht geschonken aan vergelijkbaar initiatief op Texel en aan een reeds succesvol gebleken initiatief op het Deense eiland Samsø. Op Texel wordt ook zonne energie opgewekt en deze energie wordt ook lokaal uitgewisseld met het energienet. Op het eiland Samsø hebben de bewoners gezamenlijk een windmolen gekocht, zodat ze hun eigen energie kunnen opwekken. Grunneger Power is niet het enige waarbij Frans Stokman is betrokken. Het onderzoeksbureau Decide heeft een methode ontwikkeld om de coalitieakkoorden van het kabinet te voorspellen. Hierbij hebben ze gekeken naar drie mogelijke coalities, tegen welke problemen deze aan kunnen lopen en wie er bij welk hoofdpunt van het beleid haar zin krijgt. Frans Stokman stelt dat er - volgens een enquete van Maurice de Hond - drie mogelijke coalities zijn waar een meerderheid van de kiezers van de VVD en de PvdA voorstander van zijn. In de conclusie voorspellen de onderzoekers dat er na onderhandelingen in alle drie de varianten overeenstemming overeenstemming kan worden bereikt. Het volledige rapport is terug te lezen op decide.rug.nl In de Volkskrant van 28 september verscheen een artikel over de sociale onrust in Spanje. De huidige staat van de Spaanse economie zorgt voor veel maatschappelijke onrust in het land. Volgens het artikel uit dit zich volgens in de enorme fiscale ongelijkheid en de hoge werkloosheid, welke inmiddels de hoogste van Europa is. Socioloog Manuel Castells stelt dat dit komt door sociale onderontwikkeling. Hij zegt dat de huidige politici niet begrijpen dat ze de samenleving niet langer kunnen sturen. Dit leidt tot instabiel beleid waardoor er geen goede maatregelen worden genomen. Dit zal betekenen dat Spanje nog lang niet uit de problemen is.
Grunnegerpower.nl
Gooien met fietsen, bloempotten en Heras Hekwerk Hoofdblad Opinie met eerste intro
H
et is 9 september als ik een uitnodiging krijg via Facebook voor een evenement: ProjectX-Haren. Nu ben ik geen filmkenner en de naam project X deed mij dan ook niet denken aan de in maart 2012 uitgebrachte en gelijknamige film Project X. In deze film loopt een verjaardagsfeest compleet uit de hand doordat er publieke uitnodigingen zijn verstuurd en duizenden mensen op zijn komen dagen, met chaos als gevolg. Al gauw merk ik op dat het hier zou gaan om een feest in Haren. Na wat doorgeklikt te hebben is het eerste wat opvalt de opmerkingen van de potentiële feestgangers, veelal grammaticaal gebrekkig overigens. De strekking is veelal in de trant “Ik ben erbij” en de mogelijke capriolen die kunnen worden uitgehaald. Ik noem bijvoorbeeld de oproep “Kent iemand nog een midget die we de oven in kunnen douwen?”. Aangezien ik niemand ken die aan deze omschrijving voldoet lees ik verder. Waar ik constateer dat er al een fors aantal uitnodigingen zijn verstuurd, waarvan rond de tweeduizend al hebben bevestigd te zullen verschijnen op 21 september te Haren. Nu ben ik altijd wel in voor een feestje dus al gniffelend druk ik op de knop ‘aanwezig’, nog niet wetende van de consequenties van dit alles. Vlinders Het ontstaan van dit alles is wellicht een mooi praktijkvoorbeeld van het butterfly-effect. Merthe, een jong en onschuldig meisje uit ons rijke Haren, een meisje dat slechts haar 16e verjaardag (‘sweet sixteen’) wilde vieren is uiteindelijk haar gemeente ontvlucht. Dit alles vanwege de catastrofale consequenties die een moment van haar onoplettendheid met zich meebracht wanneer zij vergeet haar verjaardagsfeestje te veranderen in een privé evenement. Het feestje dat vanaf toen te boek stond als publiek. Het resultaat, een apocalyps in het anders zo serene Haren, totale chaos die verscheen uit het niets en escaleerde tot rellen, wereldnieuws. Het groeide onder onze eigen ogen en niemand kon het stoppen. Doordat het evenement als publiek stond vermeld zijn er door enkele mensen meteen honderden uitnodigingen verstuurd. Het evenement is daarna door Merthe in opdracht van haar ouders van Facebook afgehaald. Dit mocht niet baten want meteen hierna is er op Facebook door twee mensen meteen een nieuw Facebook-event aangemaakt met de titel ProjectX-Haren. Op de dag zelf, rellen. Het vergeten af te schermen van je evenement heeft hier dus indirect geleid tot catastrofale gevolgen.
Media In de loop van september ging ProjectX-Haren viral. Het was vanaf dat moment dan ook dat opeens allerlei media over deze opkomende gebeurtenis gingen berichten. Zo ook de jolige radiopresentator Timur van 3FM die bij monde van het radiostation het niet kon laten om iedereen op te roepen om naar Haren toe te komen. Ook is in alle kranten wel een stuk geplaatst in de aanloop naar ProjectX-Haren. De social media draaide eveneens op volle toeren. Al deze aandacht heeft als podium gediend en heeft gezorgd dat de uiteindelijke teller op Facebook stond op ruim twintigduizend aanwezigen. Er ontstond een ware commerce rond Project X, er werden afterparty’s georganiseerd in de stad Groningen en er waren bijvoorbeeld T-shirts te koop bedrukt met ‘like’ en “Feestboek” erop. Deze aandacht heeft naar mijn mening een soort van legitimerende rol gespeeld. Het feest werd gebagatelliseerd tot een humoristische actie waar het kwaad nog niet van werd ingezien. Immers, wat kon er misgaan, en ging het in Hamburg in 2011 ook niet goed bij een vergelijkbaar Facebook incident? De instapdrempel was laag. Vooral jongeren blijken niet altijd vatbaar te zijn voor deze aanpak en het werkt dan ook voor sommigen als kolen op het vuur. Na deze woensdag is eigenlijk heel Nederland al in de ban van projectX-Haren. Brief In de week voorafgaand aan het desastreuze weekend hebben de ouders een brief verstuurd aan de buurt waarin zij ten eerste aangeven het feest niet te willen, maar ook dat er geen enkele instantie was waarbij zij terecht konden. Instanties als het nationaal Meldpunt Cybercrime, het Rijks-juridisch loket en andere kwamen niet verder dan “we kunnen u niet helpen” en “er is weinig aan te doen meneer”.# Uiteindelijk hebben de gemeente, politie en overheid in driehoeksoverleg nog maatregelen kunnen nemen. Er was dus niemand waar zij zich specifiek tot konden wenden. Hieruit blijkt hoe weinig we eigenlijk weten van de werking van de sociale media en de vertaalslag daarvan naar de echte wereld met daadwerkelijke gevolgen. Inmiddels raakten de inwoners van haren enigszins in paniek door de landelijke aandacht. De politie stelde alvast een draaiboek op en reserveerde extra agenten (lees: ME’ers) voor als het uit de hand zou lopen. Ook wordt op 18 september de eerste noodverordening van 2012 opgesteld die elk moment bekrachtigd kan worden.
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
D-day Uiteindelijk is het dan 21 september en ik volg de livestream die vanaf 4 uur ’s middags te volgen is via internet en welke wordt gepresenteerd door een ietwat corpulent en jolige presentator die ons vanaf het C.S. Groningen met de bus naar het beloofde land brengt, de Stationsweg te Haren. In het begin van de middag lijkt het rustig. De straat is afgezet met hekwerk en wordt bewaakt aan weerszijden door nog goedlachse politieagenten die waarschijnlijk net een spoedcursus crowd-management hebben gevolgd. Vooralsnog lijken de meeste toeschouwers mensen uit Haren zelf te zijn. In de loop der tijd wordt het wat drukker en wordt er gezongen. De hit ‘waar is het feestje’ bleek goed te zijn vertegenwoordigd in het ietwat beperkte repertoire van de menigte. De bvo’tjes (biertjes voor onderweg - red.) worden opgedronken en een enkele rakker durft zelfs een vuurtje te stoken. Tot nu toe weinig aan de hand. Hoe kan dat nou escaleren? Nieuwsgierig geworden stap ik na het avondeten in de auto om naar Haren te gaan, om als een echte onvervalste ramptoerist in eigen achtertuin een kijkje te nemen. Immers, dit kon weleens wereldnieuws in wording zijn, positief danwel negatief. Het eerste wat opvalt wanneer je Haren nadert, is de massale stroom mensen, op de fiets, lopend en met de auto. Allen veelal met drank, de bestuurders uitgezonderd. Wanneer de auto is geparkeerd bij familie in Haren spoed ik mij met gepaste tred naar het centrum. Inmiddels is alles geëscaleerd, ik kom aan bij de kerk en ik verbaas mij wat ik hier zie. Ik zie overal glasscherven, een oorverdovend gejoel, spreekkoren met niet bijster intelligente teksten, bierkratten en mensen in lantaarnpalen, sirenes van politiewagens, vuurwerk dat ontploft tussen en boven mensen, relschoppers die op balkons boven de winkels klimmen om ja, om wat eigenlijk? Zoiets nog nooit te hebben meegemaakt sta je verbaasd te kijken en intussen deed ik een paar stappen een straat in naast de kerk nieuwsgierig naar het gejoel om meteen weer teruggedrongen te worden door een charge van de ME. Wat meteen opviel is dat anders dan bij bijvoorbeeld voetbalrellen de menigte overwegend jong(volwassen) was, ramptoeristen en inwoners daargelaten. Ook aan de accenten te horen waren er aardig wat mede Noordelingen aanwezig uit Fryslân en Drenthe. Daarnaast zijn er inclusief mij heel wat mensen die filmen en foto’s maken, maar geen van de relschoppers deert het, te druk met Heras hekwerk gooien waarschijnlijk. Ook hier is er sprake van een bystander effect, een grote menigte maar niemand die de jongen aanpakt die met bloempotten gooit. Al snel besluit ik terug te gaan naar de auto die gelukkig nog heel is. Op de terugweg kom je veel mensen tegen die teleurgesteld zijn en enkel een feestje wilden, boos en ontdaan. Politiewagens komen je tegemoet, scheuren met zwaailichten en haastten zich naar het centrum om waarschijnlijk een peleton ME’ers los te laten. Wat rest is een spoor van ravage als je het centrum uitloopt, en als Groninger een soort van walk of shame.
14 SOAP
Op de rotonde buiten het centrum rijdt een busje constant rondjes met de schuifdeur open terwijl ze feestmuziek draaien, bij het benzinestation staan vijftig mensen te hakken op dreunende hardcore beats die klinken uit de VW polo die ernaast staat geparkeerd. Een gemoedelijk sfeertje en taferelen welke een glimlach toveren op de meeste voorbijgangers. Zo kon het dus ook gaan.
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
Op woensdagavond beraadslaagt Burgemeester Rob Bats zich samen met zijn mensen over de kwestie. Er wordt gekozen voor een traditionele aanpak waar alles wat lijkt op een feest wordt verboden. Vooral jongeren blijken niet altijd vatbaar te zijn voor deze aanpak en het werkt dan ook voor sommigen als kolen op het vuur. Na deze woensdag is eigenlijk heel Nederland al in de ban van projectX-Haren.
Jeroen de Boer
Schuld Wie treft er blaam? Merthe heeft onnodig moeten boeten. Ik denk dat de nieuwe en oude media op de vingers mogen worden getikt, zonder het gehype van deze twee was het misschien niet meer geweest dan een storm in een glas water. De gemeente en overheid hebben gefaald door het niet in de kiem te smoren, halfbakken en onhandige maatregelen tot gevolg. Een opvangplek voor feestvierders werd bijvoorbeeld in de namiddag pas georganiseerd, iets te laat#. Enkel hulde voor de ME’ers die soms waarschijnlijk doodsangsten hebben moeten doorstaan en welke misschien zelfs wel getwijfeld hebben hun dienstwapen te gebruiken. Echter de korpsleiding heeft wel steken laten vallen, de coördinatie van de ME-inzet was matig. Sommige ME’ers moesten zelfs stante pede uit Assen worden gehaald en coördinatie ter plekke verliep chaotisch. Daar sta je dan als ME’er met je GRIP 3 situatie. Daarnaast zou ik graag de mensen willen zien voor de rechtbank voor het kapen en aanmaken van het Facebook-event ProjectX-Haren. Daarnaast natuurlijk de relschoppers zelf welke zijn berecht volgens het snelrecht. Wat heeft dat snelrecht opgeleverd voor de eerste lichting daders? Twee keer 16 dagen celstraf, 9 keer een taakstraf van 40 tot 80 uur en één keer 350 euro schadevergoeding aan één ME’er.# Een enorme teleurstelling volgens velen, waaronder de inwoners van Haren zelf en de nationale politievakbond#. Daarnaast had ik graag de daders een bedrag zien storten voor het schadefonds . Had deels gekund als onze rechterlijke macht niet zo slordig was geweest bij het opzetten van het schadefonds. Door te veel onduidelijkheden omtrent het schadefonds is er namelijk nog niks ingestort door de eerste lichting daders. Gelukkig gaat het OM in beroep in sommige van deze zaken. En nu? Naar mijn mening is het een goed idee de rol van de social media te onderzoeken, zoals nu al bijvoorbeeld gebeurt met de analyse van de tweets rondom ProjectX-Haren# en de commissie-Cohen die ProjectX-Haren gaan onderzoeken. Ik hoop eveneens dat alsnog daders hun verdiende straf krijgen maar dat is aan Vrouwe Justitia, waarin ik vertrouw en u hopelijk ook. Volgend jaar weer? Nee. Wereldnieuws halen doen we liever op een andere manier.
Lisa Sipma
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
Patriottisme in Nederland
Over waarom er gebrek aan liefde voor het vaderland is
“I
n de tintelende klare lucht juicht het gezang van kinderen, en luide klinkt hun lied tegen de huizen van een oude, Hollandsche gracht: ‘Ik houd van Holland…’. Ja, wij houden van Nederland.’[1] Deze woorden schreef H.B. Wiardi Beckman in 1940 na het capituleren van Nederland. Hoewel op dat moment er niet zoveel te bejubelen viel, koos Beckman er toch voor deze woorden te schrijven als hart onder de riem en als bevestiging van zijn liefde voor het vaderland. Dit gevoel van vaderlandslievendheid gold echter toen al niet voor alle Nederlanders, en is zeker niet blijvend geweest. In 2005 bleek uit de European Values Survey dat slechts 19,5% van de Nederlanders ‘zeer trots’ op het eigen land is. Hiermee scoren wij het laagst van alle Europese landen; de meesten scoorden tussen de 40 en 60% (de Volkskrant 3004-2005).[2] Waar komt dit gebrek aan patriottisme vandaan? Hebben wij vergeleken met andere landen juist niet alle reden om trots te zijn? Dit artikel gaat in op mogelijke redenen voor het gebrek aan patriottisme in Nederland.
Patriottisme, nationalisme en nationale identiteit
Allereerst is het belangrijk aan te geven wat patriottisme is. Het is een ander woord voor vaderlandslievendheid en het betekent dat je jezelf rekent tot inwoner van een bepaald land en trots op dit land bent. De betekenis van patriottisme overlapt in grote mate met die van nationalisme, met het grote verschil dat patriottisme is verbonden aan landsgrenzen en nationalisme aan een bepaalde cultuur. Een bekend voorbeeld van nationalisme in Nederland is Friesland. In deze provincie wordt erg gehecht aan de taal en andere onderdelen van de cultuur. Men voelt zich daar vaker Fries dan Nederlander. Dit is een vorm van nationalisme die geen patriottisme veronderstelt.
Daarnaast is er nog de term ‘nationale identiteit’ die verwijst naar het gevoel bij een bepaald volk binnen een bepaalde landsgrens te horen en is dus eigenlijk een combinatie van de andere twee termen. In dit artikel zal ik betogen dat er in Nederland wel sprake van nationalisme is, in mindere mate van een nationale identiteit en in zeer geringe mate van patriottisme.
Historisch overzicht
Omstreeks 1800 deed in Nederland het patriottisme zijn intrede als politieke stroming die aansloot bij de Franse revolutie. Dit sprong over van andere landen zoals Frankrijk, Engeland en Duitsland die zelf erg bezig waren met het ontwikkelen van een nationale identiteit en het doen ontspruiten van patriottische gevoelens bij hun inwoners.[3] In de Republiek der Verenigde Nederlanden voelde men zich doorgaans meer ‘Amsterdammer’, of ‘Groninger’ dan werkelijk ‘Nederlander’. Dit had vooral te maken met de verschuivende landsgrenzen destijds. Daarna werd ook Nederland doordrongen van patriottische gevoelens, maar echt diep wortelen deden ze niet. Er kwam een opleving van het zoeken naar een nationale identiteit tegen het einde van de 19e eeuw, en zowel patriottisme als nationalisme werden in de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw op de proef gesteld. Dit had mede te maken met de bezetting door de Duitsers. ‘Door gebrek aan geestelijke weerbaarheid zijn wij door de Duitsers onder de voet gelopen, zo was het gevoel indertijd.’ Dit zegt prof. dr. Peter Romijn, directeur van de afdeling onderzoek bij het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie). ‘De angst dat Nederland als zelfstandige gemeenschap zou verdwijnen was destijds heel reëel. Als overlevingsstrategie riepen mensen op tot meer nationaal gevoel.’ Het citaat van Beckman is hier een goede illustratie van.
SOAP 15
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
Lisa Sipma
Ook de NSB onder leiding van Anton Mussert was bezig nationalistische gevoelens aan te wakkeren. ‘Maar het nationalisme dat de NSB uitdroeg werd door hun tegenstanders altijd al als onecht beschouwd door de collaboratie met de Duitsers.’, aldus Romijn. Na de oorlog verdwenen de patriottische gevoelens verder naar de achtergrond terwijl de nationalistische gevoelens steeds meer gevoed werden. De verzuiling heeft hierin al langere tijd een grote rol. ‘In de dagelijkse praktijk voelde men zich allereerst protestant, katholiek, liberaal, socialist of humanist en pas daarna of daarnaast Nederlander.’[4] Deze ontwikkeling valt te verklaren vanuit het bestaan van een klimaat van ‘eenheid in verscheidenheid’, zoals dat heette. Mensen hoorden bij een bepaalde zuil en identificeerden zich daar ook mee. ‘Nationalisme beantwoordt aan het zeer reële en authentieke verlangen van de mensen om ergens bij te horen, om deel uit te maken van de culturele intimiteit van een gelijkgezinde groep of gemeenschap.’[5] Er was geen sprake van een algemene nationale identiteit, maar van een door mij zo gedoopte ‘zuilidentiteit’. Romijn: ‘Katholieken, protestanten en socialisten probeerden afzonderlijk hun idealen aan de nationale identiteit toe te voegen, waardoor er een gefragmenteerd Nederlands gevoel is gekomen.’ De verzuiling heeft dus geleid tot een onsamenhangend idee van wat de nationale identiteit is en stond hiermee de ontwikkeling van patriottische gevoelens in de weg. Toch vind ik deze conclusie opmerkelijk, omdat een zeer cultureel verdeelde bevolking niet hoeft te leiden tot een verdeelde nationale identiteit, getuige de Verenigde Staten. Echter, er is wel een verklaring waarom het in Nederland niet tot die ontwikkeling heeft geleid en in de VS wel. Romijn: ‘De VS is een immigratiestaat die van begin af aan erop gericht is geweest de verschillende culturen samen te smeden. De VS doen hier dan ook erg veel moeite voor. In Nederland doen wij niet aan dit zogenoemde ‘staatsopvoeden’. Er wordt hier van je verwacht dat je een goed lid van de gemeenschap bent terwijl er in de VS van je verwacht wordt dat je een goed staatsburger bent.’ Patriottisme nu Door de ontzuiling nam het gevoel van nationalisme langzaam maar zeker af. Patriottisme kwam meer dan ooit in het verdomhoekje te zitten. Uit figuur 1[6] blijkt dat Nederland, op Duitsland en België na, het minst trots is op het eigen land in vergelijking met verschillende EU-landen in 1999-2003. Het gebrek aan trots van Duitsers valt te verklaren door de oorlog, en dat van de Belgen door een gebrek aan eenheid. Maar hoe moeten we dit gebrek aan trots van Nederlanders verklaren?
figuur 1.
16 SOAP
Lisa Sipma
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
Door de ontzuiling nam het gevoel van nationalisme langzaam maar zeker af. Patriottisme kwam meer dan ooit in het verdomhoekje te zitten. Uit figuur 1[6] blijkt dat Nederland, op Duitsland en België na, het minst trots is op het eigen land in vergelijking met verschillende EU-landen in 1999-2003. Het gebrek aan trots van Duitsers valt te verklaren door de oorlog, en dat van de Belgen door een gebrek aan eenheid. Maar hoe moeten we dit gebrek aan trots van Nederlanders verklaren? Zijn we soms heel arm? De cijfers van Eurostat zeggen van niet.[7] In 2011 had Nederland na Luxemburg, Noorwegen, Zwitserland en de VS het hoogste BNP van de wereld. En de hoogte van het BNP is al meer dan tien jaar bijna onveranderd. Worden we dan misschien niet oud in Nederland? In 2011 werden we in Nederland gemiddeld 78,9 jaar oud waarmee we bij de top van de wereld horen en daar dus niet over kunnen klagen.[8] Dan ligt het er vast aan dat we gewoon niet gelukkig zijn in Nederland. Uit het World Happiness Report uit 2012[9] blijkt dat dit niet klopt. Alleen Denemarken, Noorwegen en Finland scoren beter, maar daarna zijn Nederlanders toch echt het gelukkigste volk ter wereld. Als we dus rijk en gelukkig zijn, en ook nog eens op deze manier oud worden, waarom zijn we er dan toch niet trots op dat wij deze uitingen van welvaart zo duidelijk binnen onze landsgrenzen verwezenlijkt hebben? Zijn wij zo’n onuitstaanbaar volk dat niet zijn tevredenheid wil uiten? Zijn wij het ‘rupsje nooitgenoeg’ van Europa of zelfs van de wereld? Een verklaring voor het gebrek aan patriottisme kan zijn dat het zo nauw verwant is aan het nationalisme. Waar het eerste woord vaak als neutraal gezien wordt, laat het tweede woord voor veel Nederlanders algauw een vieze smaak na. Nationalisme lijkt voor hen verbonden met agressief ophemelen van de eigen natie ten koste van andere. Dit was terug te vinden in het nationalisme van de NSB, maar ook recenter bij TON en de PVV. Voordat ik verguisd word omdat ik deze partijen in één zin noem, zal ik een uitleg geven. Op 11 mei 2011 hing in de werkkamer van een PVV’er een oranje-blanje-bleuvlag (oranje-wit-blauw), die door de NSB ook gebruikt werd.[10] Hiermee werd het nationalistische gedachtegoed van de NSB in directe verbinding gebracht met dat van de PVV. Ik denk dat door de negatieve associatie van beide partijen, men zich met opzet af is gaan keren van het nationalisme/patriottisme. Nationalisme wordt nu gezien als een ideologie die vooral uitsluit. ‘Wij zijn heel goed in vertellen wie er niet bij hoort, maar bepalen wie er wel bij hoort is al moeilijk genoeg.’, aldus Romijn. Patriottisme in de toekomst Ik hoop nu inzichtelijk gemaakt te hebben waarom wij Nederlanders in het verleden geen sterke gevoelens van patriottisme koesterden. De associatie van nationalisme/patriottismegevoelens met de PVV en NSB zorgen voor een vermindering van die gevoelens als onderdeel van de algemene Nederlandse identiteit van tegenwoordig. Ik denk dat het belangrijk is dat mensen beseffen dat er altijd ruimte is voor verbetering in een land, maar dat we het tot nu toe toch bijzonder goed hebben gedaan met zijn allen! Werp de negativiteit en de uitsluiting van het nationalisme van u af, en omarm het patriottisme. Wees trots op uw vaderland, uw vaderland is trots op u!
OP ZOEK NAAR EEN LEERZAME (BIJ)BAAN? INTRAVAL is een sociaal-wetenschappelijk onderzoeks- en adviesbureau in Groningen. De werkterreinen zijn: • verslaving • leefbaarheid • welzijn • jeugd INTRAVAL heeft regelmatig plaats voor onderzoeksassistenten die op oproepbasis kunnen assisteren bij onderzoekswerkzaamheden. De werkzaamheden bestaan onder andere uit: • respondenten werven • enquêtes afnemen • observaties uitvoeren • data invoeren • interviews uitwerken Tevens zijn er verschillende stagemogelijkheden en werkervaringsplekken voor (bijna) afgestudeerde sociale wetenschappers. Geïnteresseerd? Neem dan contact op met Martin Haaijer.
Sint Jansstraat 2C www.INTRAVAL.nl info@ INTRAVAL.nl 050-3134052
SOAP 17
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
V
Nobelprijzen met een lach
oor wie de hoop op een Nobelprijs al lang heeft opgegeven bestaat er nog een kleine troostprijs. Elk jaar worden aan de Harvard University de alternatieve Nobelprijzen uitgereikt, voor onderzoek dat je eerst laat lachen en daarna laat denken. Deze alternatieve prijzen staan bekend als de Ig Nobelprijzen. Regelmatig vallen hierbij Nederlanders in de prijzen en ook dit jaar was het raak. Frans de Waal won voor onderzoek naar de kontherkenning van chimpansees de Ig Nobelprijs voor biologie. Wetenschappers lachen graag om hun eigen onderzoek en dat van anderen, maar weten dat ook vreemd onderzoek heel nuttig kan zijn. Dat in aanmerking genomen, zijn de Ig Nobelprijzen een goede stimulans voor creatief onderzoek of ondermijnen ze onbedoeld het aanzien van de wetenschap?
De wat-Nobelprijzen?
De Ig Nobelprijzen komen voort uit het tijdschrift Annals of Improbable Research, waarin absurd en ongewoon onderzoek gepubliceerd wordt (zowel echt als nep). De naam Ig Nobel is een samenvoeging van het Engelse woord ignoble (gewoon, niet eerbaar) en de naam Nobel. De eerste prijsuitreiking was in 1991. Sindsdien worden elk jaar tien prijzen uitgedeeld in uiteenlopende categorieën. Sommige categorieën, waaronder natuurkunde en literatuur, kennen ook echte Nobelprijzen. In ander categorieën, zoals biologie en psychologie, bestaat wel een Ig Nobelprijs maar geen echte Nobelprijs. Ook wisselen de categorieën nogal eens van jaar tot jaar. De prijzen worden uitgereikt aan ongebruikelijk onderzoek, maar gewoonlijk wel aan onderzoek dat ook een daadwerkelijke wetenschappelijke waarde heeft. Dit wordt treffend geïllustreerd door het feit dat Andre Geim, in 2010 winnaar van de Nobelprijs in natuurkunde, tien jaar eerder al een Ig Nobelprijs gewonnen had voor onderzoek waarbij een kikker magnetisch aan het zweven werd gebracht.
Prijswinnaars
Onder de prijswinnaars zijn regelmatig Nederlanders te vinden. In het eerste jaar al stonden er maar liefst 40 Nederlanders op de lijst, die allen voor hetzelfde onderzoek een Ig Nobelprijs in ontvangst mochten nemen. Daarbij moet dan wel gezegd worden dat ze die prijs moesten delen met nog 936 anderen; de prijs werd uitgereikt voor een medische publicatie die honderd keer zoveel auteurs had als bladzijden. Sindsdien zijn er in nog negen jaren Nederlanders in de prijzen gevallen. De Ig Nobelprijs voor geneeskunde ging in het jaar 2000 naar drie onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en één uit Amsterdam voor MRI-onderzoek naar mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen tijdens het bedrijven van de liefde. Ook dit jaar was er een Nederlandse winnaar. Frans de Waal, bekend van zijn vele studies naar het gedrag van apen, won samen met een Amerikaanse collega een prijs voor de verhelderende ontdekking dat chimpansees elkaar kunnen herkennen aan een foto van hun achterwerk.
18 SOAP
Dieko Bakker
Goed voor de wetenschap?
De Ig Nobelprijzen zijn bedoeld als een satire op de wetenschap en maken academici graag een beetje belachelijk. Andere vakgebieden kennen vergelijkbare satirische prijzen, maar de ontvangst door de prijswinnaars is daar heel anders. Bij de Golden Raspberry Award voor slechtste filmprestaties, die elk jaar een dag voor de Oscars wordt uitgereikt, is het zeldzaam om een ‘winnaar’ de prijs in ontvangst te zien nemen. Hetzelfde geldt voor de Nederlandse Loden Leeuw, de prijs voor de meest irritante reclamespot. Bij de Ig Nobelprijzen ligt dit anders. Als we de organisatoren moeten geloven worden alle prijswinnaars van tevoren ingelicht en neemt de overgrote meerderheid de prijs graag aan. Velen komen zelfs persoonlijk naar de uitreikingsceremonie. Wellicht heeft dit er mee te maken dat aan de Ig Nobelprijzen niet hetzelfde waardeoordeel zit als aan de Razzies en de Loden Leeuw. De organisatie achter de Ig Nobelprijzen zegt expliciet op hun website dat de prijs niet bedoeld is voor slecht onderzoek. Goed onderzoek, zo zeggen zij, kan ook grappig of zelfs absurd zijn. Gezien het grote aantal prijswinnaars dat de prijs persoonlijk op komt halen wordt die interpretatie ook gedeeld door de wetenschappelijke gemeenschap. Ook al kunnen wetenschappers ze wel waarderen, de prijzen zijn niet geheel zonder gevaar. In de berichtgeving over de Ig Nobelprijzen komt het absurde van het winnende onderzoek uitgebreid naar voren, dat is tenslotte ook het meest aansprekende deel van het verhaal. Bij onderzoek dat je eerst laat lachen en daarna laat denken komt meestal alleen het eerste deel binnen bij het publiek. Dat zorgt ervoor dat het idee ontstaat dat onderzoekers dure onderzoeken doen naar de achterwerken van chimpansees omdat het grappig is en niet vanuit een goed doordachte methodologie. Gelukkig maar dat de echte Nobelprijzen er nog zijn om het aanzien van de wetenschap weer op te krikken. Met de echte Nobelprijzen vergeleken is de impact van een Ig Nobelprijs miniem en voor de wetenschap is dat maar goed. De Ig Nobelprijzen zijn een mooie aansporing tot creativiteit en een inspiratie voor andere wetenschappers, maar voor het juiste effect moeten ze wel zorgvuldig behandeld worden.
Chaïm la Roi
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
Toeter
Toeter
TOETER
D
e claxon is van origine een middel waarmee andere weggebruikers kunnen worden gewaarschuwd[1]. Iedere Nederlander die weleens in een auto heeft gezeten, weet dat het gebruik van de toeter hier helemaal zo eenduidig niet meer is. Je toetert als je vindt dat een ander net iets te snel rijdt, of net iets te langzaam, of iets te lang links blijft rijden, of niet duidelijk genoeg richting aangeeft, of niet genoeg afstand houdt, of te juist teveel, of als de kleur van de andere auto je niet aanstaat, of als het maandag is, of als je vindt dat zijn banden te zacht zijn, of als het een Duitser is natuurlijk. In Italië schijn je zelfs voor je rijexamen te zakken als je tijdens dat examen niet minstens vijftig keer claxonneert . Kortom: met de claxon geef je represailles van lawaai. Wanneer je weggebruik anderen niet zint, word je uitgetoeterd. Er zijn gebieden op de wereld waar een andere toetertaal wordt gesproken. In Zuidoost Azië bijvoorbeeld, is de claxon een auditieve informant in een kolkende chaos van verkeer. Het toeteren wordt gebruikt in een veelvoud van situaties: pas op, ik ga je nu proberen in te halen; tegenliggers aan de andere kant van de haarspeldbocht opgepast, ik rijd op de verkeerde weghelft; ik rijd nu langs de rand van een afgrond, dus probeer me niet de afgrond in te rijden. Het doel is echter zonder uitzondering het informeren van andere weggebruikers. In Westers claxonneren ligt dus veel duidelijker een waardeoordeel besloten. Deze diversificatie van claxongebruik in de Westerse en Oosterse wereld is een uitvloeisel van diepgewortelde cultuur-historische verschillen. De Westerse cultuur is grotendeels gevormd door het Protestantisme en Katholicisme, de Oosterse door het Confucianisme, Boeddhisme en Hindoeïsme. Deze clusters van geloofsovertuigingen verschillen op een aantal essentiële punten. Het Christendom, in tegenstelling tot Oosterse levensbeschouwingen, is doordrenkt met een behoefte aan universele geboden en geloofsverspreiding[2]. Hierdoor zijn de levenshoudingen van mensen in de Westerse en Oosterse wereld uiteen gegroeid. In de Westerse wereld hecht men veel meer dan in de Oosterse wereld belang aan de ontwikkeling van waardeoordelen in termen van goed en kwaad en het uitdragen van het eigen gelijk. Betweterigheid dus.
TOETER!
Dit verschil heeft de ontwikkeling van de samenleving in sterke mate beïnvloed. Je zou zelfs kunnen beweren dat bovengenoemde houding essentieel is geweest voor het ontstaan van de Westerse verzorgingsstaat zoals we die vandaag de dag kennen, waarin nog plek is voor de grootste stumper. Volgens de meest gangbare ideeën is het ontstaan van de verzorgingsstaat een gevolg van economische ontwikkeling (wat volgens een zekere socioloog weer werd gefaciliteerd door de protestantse cultuur[3]), toenemende macht van de werkende klasse en invloed van linkse partijen, of de inspanningen van (autonome) bureaucraten[4]. Hiermee is echter nog niet verklaard waarom de verzorgingsstaat juist in Europa het levenslicht zag[5]. Omdat ik de minste niet ben, zie ik mijzelf bereid de wereld te verlossen van dit brandende vraagstuk. Vanwege het specifieke cultuur-historische kader van het Westen, is de Westerling een betweter geworden, tot op het bot gemotiveerd om zijn gelijk te halen. Toen in de negentiende eeuw de mogelijkheden zich aandienden voor de ontwikkeling van voorzieningen die het leven van het overgrote deel van de bevolking aanzienlijk zouden kunnen verbeteren, was de realisatie ervan nog slechts een kwestie van tijd. Daarmee werd de basis gelegd voor Europa’s en Amerika’s latere bureaucratische en (daardoor) economische ontwikkeling. Tot zover mijn hersenspinsels. Nu rest voor mij als auteur van dit stuk nog slechts de ondankbare taak een moraal bij dit verhaal te zoeken die enigszins passend is. Welnu. Westers claxonneren is een uiting van ergernis. Deze ergernis is een uitvloeisel van een betweterige levenshouding die zijn oorsprong vindt in haar specifieke cultuur-historische kader. Mijn boodschap is: ‘Vier de ergernis! Laaf je aan de toetertirades die anderen over je uitstorten. Eer zelfs de meest opgefokte claxonneur, want ook zijn gedrag staat symbool voor de levenshouding die ons gemaakt heeft tot wat we zijn: betweterig en welvarend.’
SOAP 19
Dat klinkt als een druk jaar, ga je het besturen missen? Ik denk dat ik het besturen zelf minder ga missen dan mijn bestuursgenoten. Het was heel leuk en leerzaam jaar. Ik heb veel geleerd over de vereniging en het besturen zelf en ik heb heel veel mensen leren kennen. Verder ben je als bestuur een jaar lang veel met elkaar bezig, en leert elkaar door en door kennen. Je vergadert bovendien elke week en ziet elkaar gewoon veel. Dat ga ik wel missen denk ik. Aan de andere kant vind ik het ook wel heel erg fijn om nu niet meer zo verantwoordelijk te zijn voor alles rondom Sociëtas.
Claartje, wat heb je nu vorig jaar precies gedaan? Vorig jaar was mijn functie commissaris intern/extern van Sociëtas. Deze functie hield in dat ik de commissies,Jaarvertegenwoordigi ngen en het Onderwijsplatform coördineerde. Ook was ik ook verantwoordelijk voor het acquisitie beleid. Daarnaast waren er natuurlijk nog de algemene bestuurstaken, zoals bijvoorbeeld vergaderingen bijwonen. Ook heb ik daarnaast nog 65 ECT’s weten te behalen.
Deze keer in middelpunt: Claartje van der Wilk. Bij velen is deze altijd vrolijke verschijning beter bekend als de oud-intern/extern van sociëtasbestuur 2011/2012. Bij (heel veel) minder mensen is Claartje bekend als de winnaar van de prijsvraag in de eerste SoAP van vorig jaar! Als allersnelste wist Claartje ons - studiebol dat het is - te vertellen dat onze toenmalige puzzle het uitzicht vanaf het dak van de UB is! Toen wij vanuit SoAP aan Claartje haar prijs uit gingen rijken, hebben we meteen een klein interview afgenomen. Immers: wie wil Claartje nu niet beter leren kennen?
IN HET MIDDELPUNT
NB: Je kunt de de Serious-request actie van Claartje vinden op Facebook als je zoekt op “Serious Request Groningen�.
Zo te horen weer een druk jaar voor de boeg. Bedankt voor het interview en veel succes!
Wat gaan jullie allemaal doen om geld op te halen? We geven een feest, verkopen armbandjes en verkopen maaltijden op zondag. Ook hebben we iedere week een speciale actie in samenwerking met een bedrijf. Je kunt dan voor een paar euro avondeten krijgen, terwijl alle winkels dicht zijn, wat toch ideaal is. Naast deze activiteiten is er ook een kerstmarkt op de Hanze, waar vorig jaar ook al veel geld is opgehaald.
Wat ga je dit jaar doen met al je nieuwe vrije tijd? Ik zit in de Nachtcie en de RvA (Raad van Advies). Daarnaast help ik het studentendesk van het rode kruis met een actie voor Serious Request. We gaan proberen zoveel mogelijk geld op te halen voor het glazen huis in Enschede.
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
De strijd om de
kiezers
Wie dacht dat de Nederlandse politici fel waren tijdens hun campagnes in de aanloop naar de verkiezingen heeft de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten niet gevolgd. De aanloop naar de verkiezingen begon al vroeg met de voorverkiezingen en vanaf dat moment is het een harde strijd geweest tussen de Republikeinen en Democraten. Deze strijd werd gekenmerkt door euforische conventies, dure campagnes en aanvallen over en weer. Zelfs Pino - die in het eerste verkiezingsdebat bekritiseerd werd door Romney - was niet veilig voor de kandidaten. Reputatie is in deze strijd alles. Alhoewel er minder zwevende kiezers zijn in Amerika dan in Nederland – er bestaan dusdanig grote verschillen tussen de partijen dat het merendeel van de bevolking voor de campagnes al wel overtuigd is van een van de partijen – doen de presidentskandidaten er alles aan om zieltjes te winnen, met name in de zogeheten ‘swing states’. Hier moet de strijd om de stemmen nog gestreden worden tijdens de campagnes. Elke presidentskandidaat heeft een campagneteam achter zich, inclusief een ‘warroom’ van waaruit aanvallen op de tegenpartij gesmeed worden en tegenaanvallen gepareerd kunnen worden. Nee, een schappelijke strijd kan het niet genoemd worden, het gaat hard tegen hard.
22 SOAP
Nienke Tebbens
De strijd achter de schermen
De strijd tussen de twee partijen wordt niet alleen op het toneel gestreden, maar zet zich ook achter de schermen voort. De presidentskandidaten worden gesteund door hun campagneteam, die in feite de touwtjes in handen hebben. Om dit campagneteam goed zijn werk te kunnen laten doen is veel geld nodig. Héél veel geld. Bij de laatste presidentsverkiezingen in 2008 werd er alleen aan de presidentsverkiezingen zo’n 2,4 miljard dollar uitgegeven. En in totaal, inclusief voorverkiezingen, spendeerde men zo’n 5,3 miljard dollar aan dit zieke spelletje. [1] Ter vergelijking; met dit bedrag zou een gemiddelde Nederlandse student zo’n 680.000 jaar kunnen studeren. Een schrale troost is dat het geld zelfs voor de presidentskandidaten niet uit de lucht komt vallen, maar dat ze er ook hard voor moeten werken. Zo vergaf Barack Obama dit jaar een etentje onder de particuliere ‘investeerders’ die hem via een sms geld konden doneren. Ja, ook Obama moet hard werken voor zijn geld. Natuurlijk worden de twee partijen door de rivaliteit gedwongen om een groot bedrag op te halen. Hoe groter het bedrag, hoe beter de campagne en hoe groter de kans is om de verkiezingen te winnen. Obama gaf aan dat de winnende partij niet per se het hoogste bedrag moet hebben opgehaald, maar dat het verschil niet al te groot mag zijn. Daarom is hij genoodzaakt zijn aanhangers elke week op een etentje te trakteren.
Campagnestrategieën
Als het geld eenmaal binnen is kunnen de campagneteams zich gaan beraden op een strategie voor de verkiezingen. De campagneteams opereren, zoals eerder gezegd, achter de schermen en zijn vaak gevestigd op achtergelegen, vaak industriële, gebieden. De campagneteams worden gekenmerkt door vrijwilligers die elk hun steentje aan de partij bijdragen. De organisatie van campagnetours door het land, met name in de swing states, is waarschijnlijk de meest invloedrijke campagne strategie. De presidentskandidaten en aanhang reizen, vaak met bus, het hele land door om zieltjes voor zich te winnen. Met mooie speeches en veel reclame proberen zij een streepje voor te krijgen. Je zou maar in zo’n swing state wonen; al maanden voor de presidentsverkiezingen word je via de telefoon, per post of via televisiespotjes platgebombardeerd met reclame. Mocht je hier toch aan ontkomen dan staan ze vanzelf voor je op de stoep. Het campagneteam doet er alles aan om jou over de streep te trekken. Vervolgens wordt er ook nog een verkiezingsbijeenkomst in je woonplaats georganiseerd waarin de presidentskandidaten met volle overtuiging de ene leugen na de andere vertellen. Het publiek slikt het, maar checkt diezelfde dag toch nog even bij de ‘factchecker’ wat er waar was van wat ze beweerden. De factchecker lijkt wat dat betreft nog het meeste geld over te houden aan de verkiezingen.
Nienke Tebbens
POLITIEK & MAATSCHAPPIJ
Warrooms
De campagneteams houden zich niet alleen bezig met hun eigen campagne, maar misschien nog wel meer met die van de tegenpartij. De zogeheten ‘warrooms’ staan dag en nacht in de aanslag om waar dat kan de andere partij onderuit te schoppen. Zo werd dit jaar de bustour van de Republikeinen door de democraten gepareerd door met een ‘cadillac’ (de ‘Romneymobiel’) achter de Republikeinse bus aan te rijden om aan te geven dat Romney volgens hen niet meer dan een rijke stinkerd is. Verder worden de speeches van de kandidaten door de campagneteams goed in de gaten gehouden om de uitspraken vervolgens onderuit te halen. Romney bleek dit jaar een kampioen als het ging om missers in zijn campagne en het campagneteam van de Democraten moet ongetwijfeld vaak in de handen gewreven hebben. De uitspraak van Romney over de ’47 procent die toch wel op Obama zouden stemmen’, de veroordeling van de democratische kiezers als ‘slachtoffers, belastingontduikers en afhankelijk van de overheid’ en de grap over het geboortecertificaat hebben veel stof doen opwaaien. Dit soort opmerkingen, waar Romney de kiezers geregeld mee verwende, zijn volgens Romney zelf ‘niet elegant’, maar ook onvermijdelijk. Wat betreft de opmerking over de 47 procent van de kiezers gaf Romney toe volkomen fout te zitten, maar hij gelooft zelf wel dat hij duidelijk laat zien dat hij wel om de volle 100 procent van de Amerikanen geeft. Laten we dat dan maar voor lief nemen.
“Gelukkig, denk ik dan maar, speelt deze poppenkast zich af in Amerika en niet in Nederland,”
De strategieën van de twee partijen verschilden van elkaar; De Republikeinen gebruikten vooral het argument dat Obama in de vier jaar dat hij president was weinig betekend heeft voor het land, waar de democraten het moesten hebben van het feit dat Romney als zakenman slechte beslissingen zou hebben genomen (Romney zou de Amerikaanse economie hebben geschaad door banen naar China, Mexico en India te verhuizen en zijn geld op Zwitserse en Caribische bankrekeningen te plaatsen[2]). Het doel van de strategieën was echter voor beide partijen hetzelfde; de ander zo hard mogelijk de grond inboren. Gelukkig, denk ik dan maar, speelt deze poppenkast zich af in Amerika en niet in Nederland, waar de inhoud van de partijen gelukkig nog voorop staat. Een verklaring voor dit verschil is het grote aantal partijen dat meedoet aan de Nederlandse verkiezingen en het grote aantal zwevende kiezers hiermee gepaard gaat. In de vele debatten die plaatsvinden bij de aanloop naar de verkiezingen proberen de fractievoorzitters het programma van de partij zo duidelijk mogelijk naar voren te brengen. Daarbij letten de kiezers niet op de gladde praatjes die de politici met hun ‘speechwriters’ bedacht hebben of het nieuwe kapsel waarmee de politici voor de dag komen. Althans, dat dacht ik. Dit jaar bleek tijdens de verkiezingen in Nederland dat ook dat ook de Nederlandse politiek niet kon ontkomen aan invloeden van de Amerikaanse poppenkast. Verbijsterd keek ik toe hoe het factchecken werd geïntroduceerd in de politiek – blijkbaar ontkwamen ook onze vertrouwde politici niet aan de leugens – en het imago van de fractievoorzitters belangrijker bleek dan ooit. De outfit van de fractievoorzitters werd uitvoerig besproken - Jolande Sap zou een rood jasje aan hebben getrokken omdat deze kleur aansluit bij haar standpunten en niet omdat ze dit gewoon een mooie kleur vindt - en ook de vakantiefoto’s mochten niet ontbreken. Laten we hopen dat het bij deze invloeden blijft en dat de Nederlandse politiek niet gaat lijken op de Amerikaanse praktijken.
23 SSOOAP AP 23
A
OPINIE
2012 APOCALYPSE: A SELFFULFILLING PROPHECY?
l een vakantie aan het boeken voor volgend jaar? Al aan het nadenken waar je dit jaar oud en nieuw gaat vieren? Zo niet; maakt niet uit, toch verspilde moeite. In december is het namelijk zover. Doomsday, 2012, de dag des oordeels, Apocalyps! Als we de berekeningen mogen geloven is 21-12-12 de dag waarop de wereld vergaat en een nieuw tijdperk aanbreekt, dat van de postapocalyptische wereld. Meer dan vijfduizend jaar geleden is reeds voorspeld dat in het begin van het tweede decennium de wereld zou vergaan. Ook de drie grote monotheïstische godsdiensten geloven dat er een dag des oordeels of jongste dag bestaat waarop de menselijke wereld ophoudt te bestaan en waarop God, of Allah, een laatste oordeel velt over alle personen op aarde. Er zijn daarnaast verschillende meningen over hoe de apocalyps er uit zal zien, maar dat de wereld zoals wij die kennen op de drempel van een nieuw tijdperk staat, daar bestaat algehele consensus over.
“Een nieuw tijdperk breekt aan” 24 SOAP
Axel Land en Daan Bloem
OPINIE
“Een verwoeste, onherbergzame wereld vol verlaten steden” Voor velen is een apocalyps moeilijk voor te stellen. Het is natuurlijk moeilijk te geloven dat één ramp fatale gevolgen voor de hele wereld zal hebben.. Zoals gewoonlijk met ‘bovennatuurlijke’ zaken bestaat er ook een stroming die er wel in gelooft, dat is wel te merken aan de aandacht die het verschijnsel ‘2012-apocalypse’ krijgt. De gelijknamige film deed al eerder stof opwaaien en media berichten over mensen en groepen die zich voorbereiden op de postapocalyptische wereld. Een goed voorbeeld hiervan is de onlangs uitgebrachte serie Doomsday Preppers van National Geopgraphic waarin verschillende Amerikanen gevolgd worden in hun voorbereidingen. Ook worden opmerkelijke denkwijzen geopenbaard, waaruit vooral blijkt dat niemand überhaupt weet hoe die ‘post-apocalyptic world’ er dan uit gaat zien. De een denkt aan een stroomstoring in LA, waardoor anarchie zal ontstaan, een ander denkt aan grote bosbranden en een grote burgeroorlog, maar wat ik vooral denk is dat, áls er al een 2012 apocalyps bestaat, dit een self-fulfilling prophecy van de mensheid zal zijn. In de serie van National Geographic wordt vooral Amerika als ‘warzone’ genoemd. Zoals veel landgenoten denken de Amerikanen in Doomsday Preppers namelijk dat de wereld ophoudt na de grenzen van Texas en North Dakota. Wordt Amerika dan het strijdtoneel van onze apocalyps? Bunkers worden gebouwd, voorraden worden aangedikt en aan kinderen wordt geleerd hoe met M16’s om te gaan. Als het niet Amerika was waar deze serie werd opgenomen, zou je denken dat de personages rijp zijn voor een verblijf in het gesticht. Waar ik op basis van de beelden van de serie bang voor ben, is dat de mensen die geloven in een apocalyps daar uiteindelijk zelf de oorzaak van zullen zijn. Door de vele voorbereidingen en de nationale angst is het aannemelijk dat door de kleinste signalen een sneeuwbaleffect ontstaat waarin de algemene paniek de rest van het werk doet. De vooraf moeilijk voor te stellen apocalyps neemt dan een zichtbare vorm aan en de omschrijving ‘chaos’ zal de lading volledig dekken.
25 SSOOAP AP 25
OPINIE
Axel Land en Daan Bloem
Zoals eerder gesteld bestaan er vele inhoudelijke voorspellingen aangaande het komend onheil dat ons allen treft. Naast rampen en anarchie is er ook een visie die stelt dat de mensheid bezig is een compleet nieuw tijdperk in te gaan of daar zelfs al mee bezig is. Deze visie nuanceert het begrip ‘2012-apocalypse’ dusdanig dat van een échte apocalyps geen sprake zal zijn. De sneltreinvaart waarin technologische ontwikkelingen en daaraan gerelateerde fenomenen als internet en sociale media zich ontwikkelen, zorgen echter wel voor een complexere, minder voorspelbare en gevaarlijker wordende samenleving. Zijn de grenzen van het menselijke kunnen reeds genaderd? En kunnen wij al die vooruitgang überhaupt nog wel bijhouden? Er zijn mensen die op basis hiervan stellen dat de mensheid niet zo zeer een andere leefwereld staat te wachten, dan wel een andere denkwereld, waarvan de signalen al zichtbaar zijn. Het onlangs uit de hand gelopen feestje Project X Haren is een typisch voorbeeld van het feit dat de huidige samenleving zichzelf niet meer bij kan houden. Het zal nodig zijn hierop te anticiperen met nieuwe wetten en regels, maar vooral met normen en misschien zelfs een nieuwe stap in de evolutie van menselijke cognitie. Maar van chaos, dood en verderf lijkt geen sprake.
“Een verwoeste, onherbergzame wereld vol verlaten steden”
De visie die ondersteunt dat ‘Doomsday’ een internationale ramp of een keten van rampen is wordt gevoed door - al dan niet - experts die stellen dat het aantal rampen de afgelopen jaren significant is toegenomen en dat zij tezamen voortekenen vormen van een nog groter onheil dat ons allen treft. Grote vulkaan-uitbarstingen, tsunami’s die in staat zijn het vaste land te verwoesten, aardbevingen die voor grote chaos zorgen en het uitbreken van epidemieën die bestand zijn tegen alle medicijnen, alles passeert de revue. Velen zijn van mening dat het heviger worden van natuur-evenementen gelieerd is aan de verandering van het klimaat. Ook de polen hebben last van deze klimaatverandering en het zou kunnen wijzen op een een soort apocalyps. Dat de apocalyps bestaat uit het verwisselen van de polen is een andere, soortgelijke visie op 2012. Door het verschuiven van de polen van de zon zouden er sterke veranderingen in het magnetisch veld gaan plaatsvinden welke grote, nog onbekende gevolgen voor de aarde hebben. Wel moet rekening gehouden worden met het feit dat klimaatverandering vooral aan onszelf ligt. Door het verbruik van fossiele brandstoffen en het kappen van regenwoud schijnt het dat er meer woestijn ontstaat en dat de aarde opwarmt. Ook hier zien we duidelijk ons aandeel en lijkt het er op dat wij het zijn die ons leefgebied vernielen. Die eeuwige vraag blijft natuurlijk bestaan. Als er al iets gaat gebeuren in december, wat zal dat dan zijn? Zondvloed, aardbeving, derde wereldoorlog, who can tell? Maar wat ik wel denk is dat wat ons te wachten staat vooral aan onszelf ligt. Spiritueel aangelegd zal niemand mij noemen, dus dat ons bovennatuurlijke evenementen staan te wachten geloof ik niet. Aannemelijk is dat wij mensen al ver zitten in wat men een overgang van werelden kan noemen. Ik verwacht dat die overgang van werelden er vooral een is van hoe wij de wereld zien en hoe wij met de wereld en elkaar omgaan. De explosie van technologische ontwikkelen in de laatste twintig/dertig jaar verandert onze denkwereld dusdanig dat daaraan ongetwijfeld gevolgen - klein of groot - verbonden zijn. In hongersnoden door totale anarchie, een verwoeste, onherbergzame wereld vol verlaten steden, vechtende stammen en sekten die door ‘briljante’ voorbereiding een apocalyps overleefd hebben geloof ik niet. Mocht dit schrikbeeld toch waarheid worden, dan alleen in Amerika. En er vanuit gaande dat wij het hier wat helderder in de bol hebben is er niets aan de hand. Als we onszelf maar niet verliezen.
26 SSO OAP AP 26
-Advertentie-
humanitas
www.humanitasgroningen.nl
OPINIE
Michelle Ruwen
: T UN
P T IS
TW
Sterren springen
en andere belachelijkheden op de hedendaagse televisie.
I
edereen kijkt wel eens tv, en dan vooral veel amusement-programma’s. Want ja.. mensen zijn van nature dol op amusement. Maar heb je ooit gelet op het niveau van die programma’s? Neem nou het nieuwe ‘Sterren springen’ op SBS6 op de zaterdagavond. Heerlijk gezellig met de familie op de bank zitten en kijken hoe bekende Nederlanders van de duikplank af rollen. Het is toch te gek voor woorden dat hier ook echt mensen naar kijken. Er zit geen enkele educatieve boodschap in, en je wordt er persoonlijk ook niet beter van, maar toch kijken er elke week duizenden mensen naar. Het zou veel beter zijn voor de Nederlandse status en je persoonlijke ontwikkeling om ook eens naar Nieuwsuur of het journaal te kijken, maar met al die onzin shows is een educatief programma natuurlijk niet meer interessant. Dan zijn er natuurlijk ook nog de belachelijke programma’s in het buitenland zoals het welbekende Amerikaanse ‘Jersey Shore’. Je kijkt naar de stommiteiten van acht “Guido’s en Guidettes” met een IQ van onder de 100 tijdens hun zomer aan de Jersey Shore. Je leert er niets van en je kunt je er niet persoonlijk mee identificeren, maar toch vinden mensen het leuk om naar te kijken. En dan heb ik het niet alleen over de wat dommere mensen op de aardbol, maar ook gewoon over de gemiddelde mens, de ‘Jan en alleman’.
28 SOAP
Gelukkig bestaan er natuurlijk ook nog de educatieve programma’s op de hedendaagse televisie, en het is goed om te horen dat daar ook nog heel wat mensen naar kijken zoals naar de documentaires op Nederland 1, 2 en 3. Ook de programma’s op Discovery Channel en National Geographic worden wel goed bekeken. Veel van die series zijn amusant, maar van elke aflevering leer je ook nog iets. Het vermakelijke programma ‘Mythbusters’ is leuk, maar ook erg informatief. De mythes worden op een half wetenschappelijke manier uitgelegd en onderzocht. In ‘How do they do it’ op Discovery Channel wordt uitgelegd hoe producten gemaakt worden en alles wat er verder bij de productie komt kijken. Zo krijg je een beter begrip van de wereld en een erg brede kennis over heel veel zaken. Het blijkt wel weer dat er veel te verbeteren valt op de hedendaagse televisie. Het gaat in deze maatschappij op dit moment om amusement en vermaak, maar hopelijk blijft de samenleving slim genoeg om de educatieve programma’s niet te vergeten. Hopelijk worden wij niet allemaal hersenloze zombies die blijven kijken naar sterren die van een duikplank afrollen.
Auke Beeksma
D
OPINIE
FORZA NEDERLAND
e proefballon is nu eindelijk ontploft, de lang verwachte afschaffing is eindelijk door de kerk, Halbe Zijlstra’s natste droom is voortijdig geloosd: De langstudeerboete is eruit! Goed nieuws natuurlijk voor alle studenten die chronisch verzaakt hebben evenals voor de studenten die compleet buiten hun macht de vertraging hebben opgelopen.Het is natuurlijk al ongelooflijk dat er nog zolang over de boete gesteggeld werd terwijl praktisch het gehele land en het gros van de partijen tegen was. Gelijk hadden ze natuurlijk om tegen te zijn; met terugwerkende kracht de maatregel invoeren, een verhoging van het collegegeld met 166% zonder steun van de meerderheid van het parlement, waar ben je in godsnaam mee bezig? Vooral met het oog op de speerpunten van de kabinetten de laatste jaren: iedereen die de capaciteiten bezit moet kunnen studeren, Nederland moet vooruitstrevend zijn op het gebied van wetenschap en men moet zich profileren als kenniseconomie. In dat licht bezien is het op zijn zachtst gezegd inconsequent te noemen.
voor de elite. -Wat zijn van al deze aspecten de macro-economische gevolgen? De Commissie Uitgangspunten Nieuw Studiefinancieringsstelsel (CUNS) heeft in opdracht van het CPB onderzocht hoeveel het sociale leenstelsel de overheid kan besparen in vergelijking met het systeem dat we nu hebben. Deze commissie kwam tot de conclusie dat er in totaal zo’n 1.6 miljard euro kon worden bespaard, er wordt hier echter niet over een aantal jaren gesproken. - Wat zijn de effecten van een leenstelsel voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs? Empirisch onderzoek laat zijn dat studenten weinig gevoelig zijn voor veranderingen in de prijs van hoger onderwijs. Bij hogere private bijdragen kan de instroom in het hoger onderwijs daarom licht afnemen (CBP, 2003).
Maar het is duidelijk dat er wél iets moet gebeuren, dat is onmiskenbaar gebleken. Waren er in de jaren ’80 de eeuwige studenten van in de 30, die zich met geld van de gemeenschap konden laven en zich een slag in de rondte konden neuken, naarmate de tijd vorderde werd er meer ingezet op de effectiviteit en kwaliteit van het onderwijssysteem. Met dat streven is natuurlijk niets mis. Maatregelen als schaalvergroting en het BSA hebben enerzijds gezorgd voor efficiëntie en anderzijds voor de waarborging van kwaliteit.Het is echter de vraag of een maatregel als een boete ook dit effect zal sorteren. Wat betreft de efficiëntie zal het overigens op het eerste gezicht een positieve werking hebben; studenten komen onder een bepaalde druk te staan om te presteren om zo binnen 4 jaar hun Bachelor af te kunnen ronden. Hierbij is een jaar uitloop dus ingegrepen zodat er nog genoeg ruimte is voor studenten om naast hun studie andere activiteiten in te plannen zoals binnen een commissie, structuur of andere ‘’maatschappelijke oogappel’’. Het is aan de andere kant ook een feit dat mensen met rijke ouders zo meer de ruimte hebben om deze activiteiten te kunnen doen omdat een extra jaar hen relatief minder kost. Daarbij is een Bachelor-titel an sich niets waard omdat er een hevige diploma-inflatie woekert zodat minimaal één Master erbij eigenlijk noodzakelijk is. Zo moet je als student die nominaal loopt zelf ook al (in ieder geval voor een deel) de Master bekostigen terwijl die voor mensen met rijke ouders een formaliteit is. Er is dus in ons mooie ‘postverzorgingsstaat’ landje sprake van denivellering, wat ons als links geïndoctrineerde vrijheidsvechters natuurlijk tegen de borst stuit. Wat betreft de kwaliteit valt het te betwisten of deze maatregel een positief effect zal hebben. Het zal wederom in eerste instantie neerkomen op ongelijkheid omdat langstudeerders procentueel worden ingedamd. Studenten met arme ouders (meerderheid) moeten wel stoppen of gaan lenen, studenten met rijke ouders (minderheid) maakt het nog niet heel veel uit. Op lange termijn is er echter een gevaarlijk effect: studeren voor een student met rijke ouders blijft altijd mogelijk terwijl de student met arme ouders zich genoodzaakt ziet vroegtijdig terug te trekken. Hierdoor kan veel potentieel talent verkwist worden en wordt studeren weer
Gelukkig hebben de beleidsmakers om deze zaken te voorkomen al een nieuw paradepaardje bedacht; het bij voorbaat al omstreden sociale leenstelsel. In 2003 al is er een rapport verschenen van het CPB met daarin de beantwoording van een tweetal, voor dit artikel, relevante vragen: Dit lijkt natuurlijk de ideale oplossing; de overheid kan tot 1.6 miljard besparen en studenten blijven toch wel studeren omdat iedereen moet lenen. Maar hier zit juist de crux: de rijkere kinderen hoeven nog steeds niet te lenen als er hogere private bijdragen gerekend worden! Het is eenzelfde probleem met de langstudeerdersboete, de armere mensen worden de dupe. Overigens kan voor het eerste punt, de macro-economische gevolgen, ook een intuïtieve nuancering worden geplaatst. Als het inderdaad zo is dat er een dergelijk stelsel zou komen, dan zouden armere mensen die wél studeren bij het niet verkrijgen van een baan in de malaise zitten. Gezien de huidige economische recessie is dat helemaal geen ver-van-je-bed-show. Wie zal uiteindelijk opdraaien voor de kosten hiervoor? Juist ja, de overheid.
SOAP 29
OPINIE
vervolg Forza Nederland Om de problemen op te lossen, met name gericht op de kwaliteit en efficiëntie, is er nog een grote stap te zetten. Met name de studenten van armere ouders worden potentieel onevenredig benadeeld en men moet goed onderzoeken hoe dit moet worden tegengegaan. Nederland moet het fameuze nivelleringsbeleid in stand houden en iedereen een kans op het onderwijs kunnen bieden dat het beste bij hem of haar past, ongeacht sociaaleconomische achtergrond. Het frappante echter wat betreft dit alles: met de kwaliteit is het nog helemaal niet zo slecht gesteld in het Nederlands hoger onderwijs: Zo staan in prestigieuze lijst van onderzoeksbureau QS maar liefst vier universiteiten van Nederlandse makelij in de top100 (Elsevier, September 2012). Dit duidt er wel degelijk op dat het Nederlandse onderwijs zich kan meten met zijn con-collega’s over de gehele wereld. Eigenlijk is het allemaal zo simpel: we bedenken een oplossing in lijn met ons solidaire stelsel ingezet na de Tweede Wereldoorlog, maken een poldermodelletje waar de verschillende belangen eerlijk worden gewogen en kunnen uiteindelijk tevreden zijn met een consistente oplossing. Forza Nederland!
V
Axel Land
EEN KOPSTOOT, GRAAG
oetbal is volkssport nummer één voor velen wereldwijd. Voetbal is strijd. Voetbal is emotie. En tegenwoordig ook toneel. Op dat laatste punt wringt de schoen. Want waar een John de Wolf met zijn lange Germaanse manen nog wel tegen een stootje kon, zie je nu stervende zwaantjes en ballerina’s op zuurstokroze schoenen. Een onsportief fenomeen, dit langzaam in het voetbal geslopen toneelspel. Bij het meest geringe fysieke contact vallen volwassen topsporters neer alsof ze in hun ledematen zijn geschoten. Neem nu een Luis Suárez, de bijtende Uruguayaan van het Engelse Liverpool FC, die inmiddels kritiek krijgt van de hele voetbalscene omdat hij elke wedstrijd de kwaliteit van de grasmat van dichtbij aan het keuren is. Dat is dat Zuid-Amerikaanse voetbaltemperament, zeggen we hier dan maar in Nederland. Een hand voelen in je nek en meteen naar je gezicht grijpen alsof je ogen net uitgestoken zijn. Elke Luis of Alváro kan het. Alles om te winnen, hoe oncollegiaal dat dan mag zijn. Volgevreten voetballers met miljoenensalarissen en ingeschoren haarpatronen die het ontkennen maar het vanbinnen allemaal weten. Ze weten het ook van elkaar, dat voel je. Luis belt een week na een schwalbe met landgenoot Juan Gonzalo om hem te vertellen dat de fopduik mislukte maar dat hij hem tenminste nog wel twee gele kaarten aangesmeerd heeft. Toch maar weer goed gedaan, en volgende week nog beter doen alsof je een spijker in je kuit hebt gekregen. Luis is een heel slechte acteur, maar blijft wel toneelspelen. Zo koppig als Louis van Gaal en Johan Cruijff. Een andere tot de crème de la crème van de onsportievelingen behorende voetballer is Sergio Busquets van FC Barcelona. Loop over straat en je ziet allemaal shirtjes van B arça. Maar niet met Sergio erop. Sergio is die onbetrouwbare Spanjool die je als Hollandse zeevaarder
het liefst met vloot en al in de fik zou steken. Een enorme gladjakker binnen de lijnen ook. Wanneer deze ‘man’ een beroering van zijn lichaam voelt, stort hij ter aarde en gooit zijn handen vaak in de richting van dat kekke latino baardje. Na een demonstratie van zes zijwaartse koprollen waagt Sergio het er op en lift een vingertje voor zijn oog op om te kijken of de moordlustige dader wel bestraft wordt. Zulke acties maken mij agressief. Bij wedstrijden van Barcelona verkruimel ik vaak een rol beschuiten voor de tv. Als trainer zou ik zo’n speler een schop in z’n kloten verkopen en hem naar de tribune verwijzen waar hij de komende weken bedenkelijk zijn hand langs zijn vieze sikje kan laten gaan. Zet daar tegenover een Materazzi of Zidane, dat zijn echte kerels. We kennen deze twee mannen allemaal van de WK-finale tussen Frankrijk en Italië in 2006. Materazzi, de Italiaanse slager die moeders beledigt alsof het zijn tweede natuur is en menig voetballer doormidden heeft geschopt , en Zidane. Zinedine Zidane, de man die bijna een standbeeld heeft verdiend met zijn legendarische kopstoot tijdens de finale. Zet die neer op een veld met Luis Suárez en die jongen gooit nooit meer een papiertje op straat. Die moet je geen dingen flikken. Zidane, na Materazzi met een rauwe kopstoot tegen de vlakte te hebben gebracht, zei nog liever dood te gaan dan zijn excuses aan te bieden. Dat moet je hebben, geen door de haren strijkende mediterraanse loverboy die op een persconferentie zegt dat ‘ie gekwetst is. Geef mij alsjeblieft een vechter en niet zo’n jankende hyena. Geef die straatschoffies een flinke kopstoot, want voetbal, dat is oorlog!
30 SOAP
Daan Bloem
W
OPINIE
HET BELANG VAN DE SPORTZOMER
at een zomer, wat een zomer! Bah! Niet vaak heb ik Nederlandse zomers als zo mislukt ervaren. 2012 heeft een kutzomer gehad. De weergoden aanbid ik allang niet meer, dat geloof heb ik laten varen en plaats laten maken voor dromen over emigratie naar warmere oorden. Nee, geen Nederlandse zomers meer voor mij. Wel wil ik het hier graag even hebben over de grandioze Nederlandse sportzomer. Daar heb ik immers wel van genoten! Heerlijk, die sippe gezichten om je heen als Mario Gomez der weer ‘ns eentje langs deurpost Stekelenburg prikt. Geweldige voetballer die Christiano Ronaldo, vooral leuk dat hij dat ook in de wedstrijd tegen Nederland liet zien. Ik persoonlijk vond het erg jammer dat onze gerespecteerde Nederlandse helden na drie wedstrijden al vakantie hadden. Het EK voetbal, waar Nederland vooraf samen met grootmachten Spanje en Duitsland tot topfavoriet werd gebombardeerd, bleek een flop. Ons land werd vertegenwoordigd door een stelletje verwaande wijven en diezelfde wijven lieten heel Nederland half juni in desillusie achter. Strike one. Na het voor de Nederlanders ronduit beschamend verlopen EK stond het volgende sportevenement alweer snel voor de deur: de Tour de France. Hoewel velen geen klap verstand van wielrennen hebben (mijzelf inbegrepen, laten we eerlijk zijn) heeft de Tour iets magistraals, waardoor honderdduizenden mensen tijdens de spaarzame mooiweerdagen alsnog aan de buis gekluisterd zitten. Luchtbeelden van de vaak prachtige Franse binnenlanden zijn goed te combineren met het immer voortdurende, serene gekwebbel van Dijkstra en Ducrot. Zij maken dat je niets liever wil dan lekker voor de televisie liggen met NOS Sport aan. Alles goed en wel, ook de Tour werd een flop. Na verschillende valpartijen in de eerste Tourweek was plots de gehele Nederlandse enclave gehalveerd en konden in de Tour geen potten meer gebroken worden. Zowel de Rabo-ploeg als Skill-Shimano waren verdoemd tot het fietsen in de marges. Dat nota bene de Spanjaard Luis Léon Sanchez onze Nederlandse bank in de Tour moest redden door op prachtige wijze een etappe te winnen bewees eens te meer hoe bedroevend het gesteld is met de Nederlandse afvaardiging. Strike two. Nu dan eindelijk, na vier lange jaren wachten, de Olympische Zomerspelen! Een geweldig evenement waarin bijna elke sportdiscipline tot exhibitie komt. We mogen het er allen over eens zijn dat het een waar feest is om drie weken lang naar zoveel verschillende sporten te kijken. En het leuke aan zo’n sportevenement is dat er doorgaans ook Nederlanders vertegenwoordigd zijn! Het was echter ook bij de Zomerspelen het geval dat Nederland het op veel beslissende momenten liet afweten. Zo werd bijvoorbeeld
het judo voor Nederland een klein fiasco met maar twee bronzen medailles. Ook op andere onderdelen werd wat matig gepresteerd (roeien, schermen), al moet wel gezegd worden dat sommige gouden medailles de sportzomer toch enigszins goed maakten. De Nederlandse hockeyers en hockeysters bijvoorbeeld, lieten zien wat zij waard zijn aan de hand van echte topprestaties. Ook is onze Groningse zwemster Kromowijojo, net als Epke Zonderland, een echte wereldster geworden. Al met al dus niet zo’n verziekt evenement als de voorgaande twee, maar alsnog: strike three, we’re out. Uiteindelijk vervaagt de teleurstelling - in het geval van het EK is dit zelfs woede – en maakt deze plaats voor onverschilligheid. ‘Wat kan ons toch eigenlijk zo’n dom toernooi schelen’, zeggen wij dan in onze arrogantie. Ook uit andere, wat serieuzere hoeken komt kritiek op grote sporttoernooien. Ten eerste op het prijskaartje dat aan dergelijke evenementen hangt. Waar criticasters namelijk gelijk in hebben is dat de kosten die gemaakt moeten worden om grote sporttoernooien te organiseren in tijden als deze buitenproportioneel zijn. De vraag rijst of het ethisch juist is om in tijden van crisis zoveel geld aan sportevenementen uit te geven terwijl op andere vlakken stevig bezuinigd moet worden. Als er voor de lokale bevolking in een stad geen cent overblijft terwijl twee straten verderop immense stadions de grond uit schieten gaan de vraagtekens dansen. Toernooien zijn duur, maar door de onophoudelijke drang van organiserende landen om elkaar af te troeven op het gebied van grootsheid en mooiheid blijven de kosten stijgen. Ook zorgt de vercommercialisering van de moderne sportwereld voor een grote afname van plezier. Ook hier zijn de Jannen Modaal
“Nederland werd vertegenwoordigd door een stelletje verwaande wijven” en de plaatselijke bevolking de dupe. Hotelkamers in de regio zijn reeds ver van te voren volgeboekt en woekerprijzen zijn meer regel van uitzondering. Ook schieten ‘tijdelijke’campings als paddenstoelen uit de grond met als gevolg dat van de plaatselijke natuur en leefruimte niets over blijft. Daarnaast is het een groot circus om überhaupt bij een wedstrijd aanwezig te kunnen zijn. De meeste kaartjes voor grote wedstrijden zijn voor de bobo’s en als er al kaartjes voor een wedstrijd in de eindronden beschikbaar zijn voor Jan, is dui-
SOAP 31
Daan Bloem
OPINIE
zend euro nog een lachertje. Ook zorgt het geld voor ongelijkheid en oneerlijkheid. Waar sporters uit de armere landen het vaak nog met alleen hun sportschoenen moeten doen, hebben de beter bedeelden hele legers van begeleiders bij zich en hebben zij beschikking over de modernste technieken om zo fit mogelijk te blijven. ‘Is dat nog eerlijk?’ vragen velen zich inmiddels af. En ik moet eerlijk toegeven dat de moderne sport niet meer is wat het geweest is. Dan is er nog het moreel dilemma. Is het wenselijk om met zijn allen te gaan sporten in een politiek instabiel land? Verschillende staatshoofden en regeringsleiders hebben voorafgaand aan het EK getracht deze te boycotten in verband met de politieke instabiliteit en de schending van mensenrechten in Oekraïne. Soortgelijke situaties waren er twee jaar geleden bij het WK voetbal in Zuid Afrika en bij de Olympische Zomerspelen van Beijing in 2008. Hele woonwijken zouden zonder pardon zijn weggevaagd om plaats te maken voor de veel te dure stadions. Met de eigen bevolking werd zeker geen rekening gehouden. Ook zit het land nu na afloop van het sportevenement opgescheept met stadions waarmee zij niks kan. Natuurlijk zijn dit onwenselijke situaties. Naar mijn mening is het echter ongehoord om politieke invloed uit te oefenen over de rug van sporters en sportfans. Wanneer men een groot toernooi járen voor aanvang aan een land toewijst is de politieke situatie in een land geheel bekend. Als tegen beter weten in dan toch gekozen wordt om landen als China of Oekraïne deze toernooien te laten organiseren, is het ronduit hypocriet om achteraf tot een boycot op te roepen.
“Waar verliezers zoals wij zijn, zijn ook winnaars” Politieke druk en politiek ingrijpen is wat mij betreft ongewenst bij grote sportevenementen. Alle slechte kanten als doping, commercie en onmenselijkheden ten spijt, mensen moeten hun sport kunnen behouden. Er wordt van mensen in deze moderne, oneerlijke wereld al zoveel afgepakt. Pak ze dan ook niet hun laatste pleziertjes af. Zowel het beoefenen als het bekijken van sport is namelijk emotie. Een roes waarin men kan verdwijnen en van kan genieten. Ook is sport oorlog en is het vaak een volwassen manier om vetes uit te vechten (neem bijvoorbeeld de rivaliteit tussen Nederland en Duitsland). Daarnaast verbroedert sport. Het zorgt voor eensgezindheid in een bevolking en voor een gezond niveau van nationalisme. Terwijl de huidige maatschappij wordt gekenmerkt door individualisme vliegen hordes oranje gekleurde onbekenden elkaar in de armen bij een doelpunt van het Nederlands elftal of een gouden Nederlandse medaille.
32 SOAP
SOCIOLOGISCH ANTROPOLOGISCH PERIODIEK
SINDS 1970
JAARGANG 43, NUMMER 4, AUGUSTUS 2012
RIË N SY AD I INNING B D LOE - SP O - B INISME EPR MET DE R ET FEM KEKEN MEER! N A H V L BE N E N E A K E V E V G ELD NGEN POLITI I N NO E-H OGI ISVATT LOGIE - E SP - E L O I EM ND OC CIO KT S EREN - D VAN SO LING VA ZOE E G IE BE ER JON MASTER RENAFD S S I GE MM WE OND IECO BRUIK N - NIEU OD: JON TAT S VISI HOLMI B COHE K BIJ RO E O O ALC E VAN J P BEZO O G IMA STIEK SOAP IS ONDERDEEL VAN DE I T VAKGROEP SOCIOLOGIE VAN A ST
AP:
o IN S
Terwijl ik dit artikel schrijf kan ik mij nog steeds opwinden over de verschillende Nederlandse wanprestaties. Soms ongelukkig en soms niet; deze sportzomer bleek gewoon een mislukking en ik ga er blindelings vanuit dat veel Nederlanders dit met mij eens zijn. Toch vind ik dat wij een beetje minder moeten gaan zeuren, want waar verliezers zoals wij zijn, zijn ook winnaars. Er zijn winnaars voor wie de sport die zij een warm hart toedragen een laatste strohalm is. Winnaars die leven voor niets dan die ene prestatie omdat ze verder niets meer hebben. Toen Griekenland deze zomer, geheel tegen alle verwachtingen in, de kwartfinales van het EK haalde sloot de Griekse beurs plots twee procent hoger. Toen Spanje deze zomer het EK won was de Spaanse menigte uitzinnig. Een menigte waarvan velen werkloos zijn en aan de rand van de afgrond balanceren. De dag van de finale deed veel Spanjaarden even hun misère vergeten. Sport is belangrijk voor iedereen: voor alle standen, voor alle groeperingen en voor alle samenlevingen. In moeilijke tijden als deze is sport een welkome afleiding. Pak daarom onze sportzomer niet af!
Robin Luiten
OPINIE
Het einde van de confessionele partijen is nabij
Waarom zouden religieuze stromingen vertegenwoordigd moeten worden in de politiek? De aanwezigheid van religie in onze samenleving neemt namelijk steeds meer af. Deze ontwikkeling is al lang bezig en heeft tijdens de ontzuiling in de jaren zestig van de vorige eeuw een stormloop genomen. Sindsdien zijn de bestaande structuren binnen de samenleving onherroepelijk veranderd. Het Nederlandse volk weekte zich los van het keurslijf dat hen vanaf de geboorte was aangemeten. Individualisering en democratisering zorgden voor meer zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Daarnaast nam door de secularisering de algemene interesse in religie af. Tot op de dag van vandaag lopen de kerken leeg en hebben religieuze groeperingen de grootste moeite om het geloof in God aan de man te brengen. De confessionele partijen hebben daarom tijdens de ontzuiling de zwaarste klappen gekregen. Helaas ij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen in betekent dat nog niet het einde van deze partijen. september 2012 hebben de confessionele partijen flink verloren. Het Christen-Democratisch Met het nodige kunst en vliegwerk konden de confessionele partijen zich Appèl (CDA) is nagenoeg van de kaart geveegd en heeft staande houden. De drie grote confessionele partijen - CHU, KVP en ARP met maar 13 zetels een historisch dieptepunt bereikt. gingen in 1980 samen onder de noemer CDA. Sindsdien heeft het CDA deelDe partij is nog maar een schim van de grote partij die genomen aan alle kabinetten, met uitzondering van Paars I en Paars II. De het ooit was. De ChristenUnie (CU) en de Staatkundig CU is ook voortgekomen uit een fusie van kwakkelende partijen en kan altijd Gereformeerde Partij (SGP) hebben met respectievelijk rekenen op een stabiel zetelaantal. Deze partij mocht in 2007 zelfs meedoen 5 en 3 zetels ook weinig in de pap te brokkelen. Er li- aan het Kabinet Balkenende IV, samen met het CDA en de PvdA. De SGP jkt een nieuwe tijd te zijn aangebroken waarin voor de (opgericht in 1918) is zelfs de oudste Nederlandse politieke partij. Deze partij confessionele partijen slechts een bescheiden rol is we- is met een zetelaantal dat schommelt tussen de 1 en de 3 sinds 1922 onafgeggelegd. En dat is maar goed ook. We leven immers in broken in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Echter hebben deze partijen, de 21e eeuw. met name het CDA, de laatste jaren flink gefaald.
B
SOAP 33
OPINIE
Religie zou geen georganiseerde politieke stroming meer moeten zijn. Het geloof in God hoort thuis in de privésfeer. Geloof is immers iets persoonlijks en spiritueels, en bovendien een keuze van het individu. Iedereen beleeft, interpreteert en deelt zijn of haar geloof op een eigen, unieke manier. Confessionele partijen zijn onvoldoende in staat om hun programma’s af te stemmen op deze geloofsbeleving van individuen of groepen. Er zijn daarvoor te veel nuances en interpretaties. Daarnaast is religie voor veel gelovigen niet meer leidend bij het maken van een stemkeuze. Voor velen zijn de politieke waarden en normen niet altijd meer te vereenzelvigen met de Christelijke waarden en normen. Het is dus irrationeel om als partij te proberen met een eenduidig religieus fundament politiek te bedrijven. Bovendien is het onverstandig wanneer men de diverse opvattingen over geloof wil omzetten naar nationale regelgeving. Ten eerste bestaat het risico dat dergelijke regelgeving niet aansluit bij de levensovertuiging van zowel gelovigen als niet-gelovigen. Ten tweede is het op inhoudelijk vlak niet houdbaar omdat de wetenschap de rationele ruimte voor God aanzienlijk heeft verkleint. De vereniging van geloof en politiek past niet meer binnen de huidige tijdsgeest. Het is in de moderne samenleving onverantwoord om politieke thema’s en besluitvorming in te vullen met standpunten gebaseerd op een eeuwenoud geschrift. Dat komt vooral tot uitdrukking in ethische kwesties en politieke discussies waarin de confessionelen zich mengen. Neem nou ethische kwesties zoals abortus en euthanasie. De confessionele partijen zijn tegen het verlenen van deze medische handelingen. Mochten zij het voor het zeggen hebben, zouden deze partijen voor veel mensen een keuze ontnemen. De aanhangers van de standpunten van deze partijen mogen zelf weten wat ze doen en laten, maar laat de keuze voor een ander vrij. Zie ook de discussie rondom de weigerambtenaar die weigert homoseksuelen te trouwen. Daarmee hinderen zij staatsburgers in het recht om het huwelijk aan te gaan met iemand van hetzelfde geslacht. Het is bovendien raar dat ‘weigeren’ en ‘ambtenaar’ samen één woord kunnen vormen. Is dat net zo iets als een brandweerman die weigert een brand te blussen, een militair die zijn wapen niet wilt gebruiken of een chirurg die geen vrouwen opereert? Ongehoord. En dan nog het verbod op de koopzondag. Het belangrijkste argument is het bewaren van de zondagsrust als een belangrijk cultureel element binnen onze samenleving. Echter beseft men hier niet dat voorkeuren van mensen kunnen veranderen en dat cultuur hierin mee verandert. Dat argument zal dus geen stand houden. Confessionele partijen vallen dan terug op hun zondagsheiliging zoals in Exodus 20:2-17. Wederom is het beter dat ieder dat voor zichzelf bepaalt. Als iemand zich op zondag van allerlei zaken wilt onthouden is dat prima. Maar ga dan ook niet met je gezin op zondag naar de Efteling waar jeugd tegen het minimumloon je patat staat te bakken.
34 SOAP
Robin Luiten
Het wordt tijd dat we ons bij de feiten neerleggen: het einde van de confessionele partijen is nabij. In Nederland kennen we de scheiding van kerk en staat. De volgende belangrijke ontwikkeling die we moeten doormaken is scheiding van geloof en politiek. Confessionele politiek - in welke vorm dan ook - past gewoon niet meer bij deze tijd. Politiek drijven doet men rationeel en met verstand. In de hedendaagse wereld die constant aan verandering onderhevig is wordt flexibiliteit en veranderingsbereidheid gevraagd. Het antwoord van confessionele partijen op de hedendaagse (economische) problematiek is van onvoldoende niveau en ze klampen moedwillig vast aan oude vertrouwde gewoonten. Steeds meer mensen gaan dat zien en dat is terug te lezen in de uitslag van de afgelopen verkiezingen. Gezien de identiteitscrisis waarin het CDA nu verkeert, het grijze stoffige imago van de andere twee confessionele partijen, en het uitblijven van nieuwe hippe partijen die iets nieuws doen met religie, zal het niet lang meer duren voordat de confessionele politiek de electorale genadeslag krijgt.
Anna Herngreen
OPINIE
Vrede in het beloofde land
E
Geef ons heden ons dagelijks brood, En vergeef ons onze schulden langs de Gazastrook (Opgezwolle - Gekkenhuis)
en vrijdagavond in Jeruzalem, een uur of zeven en een graad of 25. Een stem uit een luidspreker roept iets Hebreeuws om en op straat beginnen stromen in het zwart geklede mensen (schotelvormige bontmutsen en gekrulde bakkebaarden incluis) dezelfde kant op te lopen. Hotelbaas Eli legt uit dat de sjabbat begonnen is en dat we, als we iets magisch mee willen maken, met de stroom mee moeten gaan; op naar de Klaagmuur! Het duurt even voor we door alle scans en mitrailleurgestuurde ondervragingen heen zijn (vaste prik), maar dan ben je ook ergens. Zingende mensen, biddende mensen, Thora-lezende mensen en een lucht die wel elektrisch geladen lijkt. Zelfs ik, wie religieuze ervaringen volledig vreemd zijn, voelde de duizenden jaren geschiedenis in de lucht hangen. Diep onder de indruk togen we verder de Oude Stad door: Armeens wijkje, christelijk wijkje, islamitisch wijkje. Naïef merkte ik op: “Goh, wat gaat het er hier eigenlijk vriendelijk aan toe. Het lijkt in niets op al dat drama van televisie.” Bij de stadspoort van de islamitische wijk rookten we een waterpijpje, dronken we een vreemd drankje (wat nog het meest weg had van opgewarmd sperma met kokos) en genoten we na van het feit dat het allemaal zo fijn en heerlijk en prettig was. Ondertussen keken we naar alle uitbundige moslims die na een dag Ramadan weer mochten eten en drinken.
Allemaal erg roze wolk en zwijmel dus, maar niet voor lang. Bij het verschijnen van een groep zingende orthodoxe joden ontstond er gejoel, geschreeuw, gegooi en veranderde onze roze wolk snel in een chaos van rondvliegend glas. Thank God (Allah, Jehova, Bla Bla) voor de alomtegenwoordige mannetjes met mitrailleurs. Toen alles weer gekalmeerd was stelde een islamitische man ons gerust: “Not be scared, not be scared. Happen every day. Ramadan time they want to bully us.” Met een biertje om bij te komen plakten we een pleister op het opgelopen oorlogstrauma: een stukje glas in de knie. We hadden het allemaal iets te mooi ingezien. Dit bleek ook tijdens de rest van de vakantie; een bezoek aan het Palestijnse Betlehem was verboden voor Israëliërs, posters vol gewapende verzetsstrijders domineerden het Palestijnse straatbeeld en we hoorden duistere verhalen over Joodse nederzettingen, pesterijen van de enorme Israëlische krijgsmacht en dorpen waar Palestijnen willekeurig verbannen worden. Ondertussen kreeg ik het beeld van het stenengooiende negenjarige jochie in Jeruzalem maar niet uit m’n hoofd. Hoe kan dit ooit ophouden als de volgende generatie al klaar wordt gestoomd om de haat van hun ouders voort te zetten?
SOAP 35
OPINIE
“Not be scared, not be scared. Happen every day.” Dit is natuurlijk geen vraag met een hapklaar antwoord. Het probleem is immers geworteld in een millennia durende geschiedenis van Joodse onderdrukking, met de Holocaust als pijnlijk dieptepunt. Joden en moslims lijken ondertussen elkaars natuurlijke vijanden te zijn. Toch denk ik dat er een maatregel is die het probleem sterk zal verminderen, dan zal de tijd de rest doen. Ik stel voor dat religie volledig moet verdwijnen uit de Israëlische overheid. Een eerste reden hiervoor is dat Israël voor vrijwel alle geloven, van Islam tot Bahaïsme, een heilig gebied is. De steen die achter de Klaagmuur verscholen ligt bijvoorbeeld, is zowel voor joden als moslims één van de heiligste dingen ter wereld. Dit vraagt om een neutraal beheer van de heiligdommen die in het land aanwezig zijn. Een mooi voorbeeld vind ik hier de Heilig Grafkerk in de Oude Stad van Jeruzalem; de kerk die gebouwd is op Golgotha waar Jezus gestorven en begraven is. In de geschiedenis waren er 20 verschillende christelijke groeperingen die het beheer van deze kerk claimden, wat leidde tot grote conflicten. Enkele eeuwen geleden werd besloten dat de kerk aan een neutraal beheer overgelaten moest worden. Sindsdien woont er in de hoek van de kerk een islamitische familie (die zijn als het op Jezus aankomt redelijk neutraal) die elke ochtend de kerk opent en hem elke avond sluit. In het geval van dit christelijke heiligdom was een islamitisch beheer neutraal genoeg. In het geval van het land als geheel zal een neutraal beheer betekenen dat er helemaal geen religie in het spel is. Zo kan gegarandeerd worden dat iedereen, van elk geloof, evenveel ruimte krijgt de plaatsen en heiligdommen te bezoeken die voor hem/haar belangrijk zijn.
Anna Herngreen
Een tweede reden om de Israëlische overheid vrij van religie te maken is het feit dat Israël veelal wordt gezien als een westers land (en wel het enige in de regio), en ook in deze hoedanigheid gesteund wordt door andere westerse landen. Zo is Israël bijvoorbeeld de organisator van het Europees kampioenschap voetbal onder 21 in 2013. Wat westerse landen kenmerkt (met uitzondering van de altijd wat achterblijvende V.S.#), is de scheiding tussen kerk en staat. De kerk is privé, de staat is publiek#. Deze overtuiging blijkt bijvoorbeeld uit de afkeurende houding tegenover regeringen die zich baseren op de sharia. Als regeren aan de hand van deze religieuze wet zo achterlijk en schandalig is, wat maakt het dan goed dat de Israëlische overheid zich grotendeels baseert op een heilig boek? Het laatste argument voor het scheiden van kerk en staat in Israël is een pragmatische, en naar mijn mening ook de belangrijkste. In het huidige systeem waarin Israël geregeerd wordt op basis van het jodendom, blijft er ruimte voor het stelselmatig benadelen van de Palestijnse bevolking. Door het vasthouden aan de Joodse# en joodse# geschiedenis van duizenden jaren geleden, ziet men de Palestijnen die al eeuwen het gebied bevolken als immigranten; de Joden waren er immers ooit eerst. Deze redenering is natuurlijk belachelijk; als we zo zouden argumenteren zou de hele wereldbevolking nu aanspraak kunnen maken op Afrika. Toch is het een gedachtegang die voor veel Israëliërs vanzelfsprekend is. Dit blijkt uit alledaags taalgebruik (waar joden het hebben over het Joods-Palestijnse conflict, spreken Palestijnen over de Israëlische bezetting), maar ook uit ernstiger dingen. Zo ontmoette ik op de terugreis een jongen die vertelde hoe Palestijnse herders ‘s nachts door Israëlische soldaten opgejaagd en gepest worden, hoe de huizen van Palestijnse gezinnen ‘s nachts stiekem vernield worden en hoe hele groepen mensen uit dorpen verjaagd worden: “Archeologen hebben hier iets gevonden wat ons doet vermoeden dat hier ooit, zoveel duizend jaar geleden, Joden hebben gewoond. Dus of u wel even op wilt rotten.”. Doordat de Israëlische regering zoveel voorrang geeft aan de joodse (en de daarmee vaak verbonden Joodse) identiteit van de staat, blijft deze onmenselijke behandeling mogelijk. Ik besef dat het conflict/de bezetting in het ‘Heilige Land’ niet alleen te vatten is in religieuze termen: het is een conflict tussen twee bevolkingsgroepen die samen een gebied moeten delen door iets wat er ooit in de 20e eeuw besloten is (of je het nu eens bent met dit besluit of niet, het is niet meer terug te draaien). Door de religieuze basis voor het bevoordelen van de ene groep ten nadele van de andere groep weg te nemen, kan echter veel toekomstig kwaad voorkomen worden. Voor meer foto’s, kijk op SoAPgroningen.nl!
36 SOAP
P A o S e z e d n i n
e n n o r b e t k i u r eb
G
Vakgroep:
DE OPKOMST VAN HET NIEUWE LEREN EN DE ONLINE UNIVERSITEIT: www.b136-gadourek.com
Politiek & Maatschappij PATRIOTISME IN NEDERLAND:
Beckman, W., Telders, B.M., & Scholten, P. (1940). Den vaderlant ghetrouwe. Haarlem: H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V. Pels, D. (2005). Een zwak voor Nederland: Ideeën voor een nieuwe politiek. Amsterdam: Anthos. Sachs, J., Layard, R., & Helliwell, J. (2012). World Happiness Report. Van Deth, J.W., & Vis, J.C.P.M. (2006). Regeren in Nederland: Het politieke en bestuurlijke bestel in vergelijkend perspectief. Assen: Van Gorcum. Van Sas, N.C.F. (1995). Talen van het vaderland: Over patriottisme en nationalisme. Amsterdam: Vossiuspers. http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do http://www.spitsnieuws.nl/archives/binnenland/2011/05/omstreden_nsbvlag_bij_pvv.html Met speciale dank aan prof. dr. Peter Romijn, directeur afdeling onderzoek NIOD.
TOETER, TOETER, TOETER, TOETER:
Flora, P. (1986). ‘Introduction’, in P. Flora(ed), Growth to Limits. Berlin: de Gruyter. Huber, E. Ragin, C., & Stephens, J. D. (1993). Social democracy, christian democracy, constitutional structure,and the welfare state. American Journal of Sociology, 99(3), 711-749. http://nl.wikipedia.org/wiki/Claxon Weber, M. (1905). Die Protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus. Zakaria, F (2008). The Post-American World. London: Penguin Books
DE STRIJD OM DE KIEZERS:
http://nos.nl/dossier/317430-amerika-kiest-2012 http://www.politico.com/news/stories/1108/15283.html http://nos.nl/artikel/395191-obama-haalt-hard-uit-naar-romney.html
Opinie
FORZA NEDERLAND:
http://www.cpb.nl/publicatie/effecten-van-invoering-van-een-sociaal-leenstelsel-het-nederlands-hoger-onderwijs http://www.elsevier.nl/web/Artikel/349053/Vier-Nederlandse-universiteiten-in-top-100.htm http://www.vrijspreker.nl/wp/wp-content/media/2012/08/Studieschuld.jpg
SOAP 37
Na het doorslaand succes van het vorige experiment (lippen getuit, buik vooruit: zwanger de kroeg in) besloten Hannah en Anna dat ze de sociale controle die ze de vorige keer niet konden vinden misschien beter ergens anders konden zoeken dan in de kroeg. Op zoek naar beschaafdheid stapten zij in de bus richting het Martiniziekenhuis. Anna en Hannah verslaan:
In de hal van het ziekenhuis troffen we een zee van senioren aan; het perfecte publiek voor onze gesprekken. Luid begonnen we ons af te vragen waar we heen moesten met onze fictieve genante klachten. “Waar moet je nou heen als je een soa hebt? Ik durf het echt niet aan de balie te vragen hoor!” Hardop maakten we aan elkaar duidelijk dat we het allemaal nogal schaamtelijk vonden: “Zoals je weet ga ik graag met m’n benen wijd, maar voor zo’n dokter is het opeens heel anders..”. “En het jeukt zo! Het jeukt zo! Ik hoop écht niet dat het herpes is.” Een paar dames op leeftijd proestten in lachen uit, maar durfden er weinig van te zeggen. Helaas voelde ook geen enkele omstander zich geroepen ons de weg te wijzen. Wilden ze niet met ons geassocieerd worden? Vervolgens begaven we ons naar de restauratieruimte waar we besloten er nog een tandje bij te schroeven. We gingen gezellig aan tafel zitten bij een meneer met een taartje en een stel dames. Hier zetten we ons gesprek voort. Want: wat nu? Hannah verklaarde luidkeels: “Ik ga het hem echt niet vertellen hoor! Het is zijn eigen verantwoordelijkheid dat hij nu een soa heeft”. Ik deed er een schepje bovenop: “Jammer dan voor z’n vriendin, dat die er straks ook mee rondloopt, maar ik mocht haar toch al niet.”. Vervolgens kletsten we nog even verder over onze plannen om de arme jongen in kwestie niet in te lichten. De blikken om ons heen werden wat ongemakkelijk, de gesprekken vielen een beetje stil, maar niemand wees ons erop dat het niet zo netjes was om iemand met een soa rond te laten lopen. Al met al scoren de bejaarden in de hal van het Martiniziekenhuis niet erg hoog op sociale controle. Dat niemand zich daadwerkelijk in ons gesprek mengde is niet zo vreemd: beschaafdheid zit hem immers ook in het niet met andermans zaken bemoeien. Opvallend was daarentegen wel dat niemand ons aansprak op het hoge volume waarop we onze persoonlijke problemen de wereld in slingerden.
38 SOAP
Na ons bezoek aan het ziekenhuis besloten we dat we het in de bus over een andere boeg moesten gooien, misschien moesten we met strafbare feiten komen als we enige sociale controle wilden ervaren! Daarom werd Hannah’s fotocamera niet een camera die ze keurig gekocht had voor haar verjaardag, maar een camera die ze had gevonden in de ub, en de eerlijke vinder mag hem houden, toch? Samen stapten we in de bus en namen plaats naast een meisje met backpack en een jongen met een ondoorgrondelijke pokerface. Luid pratend pakte Hannah haar camera uit haar tas terwijl Anna verbaasd uitriep: “Hoe kom je daar nou weer aan?” Hannah verklaarde dat ze de camera in de ub had zien liggen op een verlaten plekje en besloten had deze mee te nemen. “Ja, eigen schuld, moet je die camera maar niet vergeten.” Het meisje naast ons keek geschrokken opzij en besloot daarna te genieten van het geweldige uitzicht aan de andere kant van het raam. De jongen bleef strak vooruit kijken met zijn pokerface en probeerde uit alle macht onze blikken te ontwijken. Inmiddels trokken we de conclusie dat luid praten over privézaken of gestolen goederen niet hetgeen is waar mensen zich openlijk over beklagen. Wellicht moetsen we bij mensen in hun persoonlijke ruimte gaan zitten als we echt een reactie wilden. Hannah besloot steeds dichter bij haar buurvrouw te gaan zitten en zette haar voet op het hengsel van haar backpack. Het meisje schoof op en bleef uit het raam staren. Vervolgens poogden we onze muziek zo luid te zetten dat het anderen ongetwijfeld moest gaan irriteren. Anna zat grinnikend mee te neuriën met Hannah’s muziek, terwijl de laatste haar oortje zowat in de nek van het meisje naast haar gooide, maar nog steeds geen reactie. Vervolgens besloten we dan maar een gesprek te voeren over onze buren, zodat ze het misschien eindelijk op konden brengen iets tegen ons te zeggen. Hannah begon tegen Anna te klagen over haar buren “An, heb je deo bij je, het stinkt hier.” Waarop Anna reageerde met “Nee helaas niet. Er kunnen hier inderdaad wel wat mensen deo gebruiken.” Ook toen bleef het meisje enigszins geïrriteerd uit het raam staren en leek de jongen allemaal niet te beseffen wat hier over hem gezegd werd. Vlak voordat de bus de binnenstad in reed kwam er een groepje middelbare scholieren binnenstappen. Allemaal vlotte jongetjes met een michelin-jas met bontkraagje. Ze schreeuwden door de bus en roddelden hardop over “die dikke vrouw achterin die echt niet zo wijdbeens moest gaan zitten”. Toen een andere jongen, die tot nu toe niet was opgevallen, zijn schoenen begon te poetsen in de bus met een sterk ruikende schoenpoets, wisten wij het ook niet meer.
We keken elkaar lachend aan. Misschien is het in deze vrije samenleving normaal dat je veel te luid praat in de openbare ruimte over zaken die anderen niet aangaan en hardop zegt wat je over je medereizigers vindt. Beschaving is niet dat je je privézaken privé houdt en het in de openbare ruimte zo prettig mogelijk maken voor de andere mensen in de samenleving. Beschaving is je mond houden en je vooral niet met anderen bemoeien. Het is een vrij land, we mogen toch lekker zelf weten wat we doen?
SOAP 39
Volgende keer i
n SoAP
Interview met ‘Keuzecoach’ Heleen Barkema Ik geef de pen aan: Jacob Dijkstra Behind the book Columns
Haarscherp drukwerk, tegen de scherpste prijs!
DrukwerkLab.nl
En nog veel meer!
Ook in ? Ingezonden stukken zijn altijd welkom! Heb jij een interessante, uitdagende mening, stuur ons dan een bericht op facebook!