SoAP_April_2010

Page 1

Jaargang 42, nr. 2, Mei 2010

PERIODIEK

SOAP

Sociologisch Antropologisch Periodiek sinds 1970

VAKGROEP SOCIOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

In dit nummer onder meer: Reportage: dagexcursie naar Oost-Groningen - Investeren in duurzame energie - Interview: Liesbet Heyse


Redactioneel

Een kleurenomslag voor SoAP, wie had nou gedacht dat dit nog eens zou gebeuren? Ik moet zeggen dat mijn eigen verwachtingen in ieder geval vrij laag waren, toen ik begin dit jaar met de vakgroep in gesprek ging om deze kleurenomslag te realiseren. Het gesprek verliep echter stukken beter dan verwacht, en voor ik het wist was de afspraak gemaakt; SoAP zal voortaan met kleurenomslag verschijnen Zoals u op de voorkant kunt zien juicht menig socioloog - tijdens een kort oponthoud op de snelweg - met de redactie mee. Ik kan mij ook voorstellen dat u nog niet zo goed weet wat u met deze ‘vernieuwde’ SoAP aanmoet. Ik zal u direct geruststellen: hij heeft wellicht een ander jasje gekregen, maar inhoudelijk gezien is SoAP absoluut niet van plan om te veranderen, SoAP verandert namelijk al genoeg. Dit heeft te maken met de redactie waar continu mensen in en uit stappen. Dit lijkt me ook helemaal geen probleem, het zorgt juist voor een dynamisch tijdschrift. In deze editie van SoAP een nieuwe vaste rubriek: “Als ik later groot ben...”. Het leek ons interessant om te onderzoeken waar je als socioloog zoal terecht kan komen. In deze rubriek zal voortaan een voormalig Groninger Socioloog geïnterviewd worden over zijn of haar huidige werkzaamheden. Ook zullen we in SoAP vanaf heden wat meer aandacht besteden aan de afgestudeerde sociologen: de titels van de masterscripties zijn tegenwoordig ook te vinden bij de lijst van afgestudeerde sociologen.

INHOUD

VAKGROEP

4 Dagexcursie naar Oost-Groningen 6 Als ik later groot ben... 8 Alice in Masterland - deel 2 9 Nieuws van de faculteitsraad 10 College-evaluatie: Arbeidssociologie 11 Sociologische canon: Jannes Houkes 12 College in de Bloemstraat 32 Achterkant: Chaïm La Roi

SOCIËTAS

Mart Duitemeijer, hoofdredacteur

Colofon

SoAP (Sociologisch Antropologisch Periodiek) Jaargang 42, nummer 2, Mei 2010

Drukwerk: Copy Systems

Verzending: Rijksuniversiteit Groningen

Redactie: Hannah Achterbosch, Dieko Bakker, Vanessa Codrington, Mart Duitemeijer, Anna Herngreen, Joringel den Hoedt, Ronald Kielman, Marloes Kingma, Madelien Meulenkamp, Jaap Oude Mulders, Annelijn Remmelink, Leoni van Schaick, Lisa Sipma, Edwin Slijkhuis, Eefje van Stralen, Tialda de Vries, Eric Wams, Paulien de Winter, Michiel Zwaan. Lay-out: Mart Duitemeijer

Contact: SoAP_Groningen@hotmail.com

Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen

2

SOAP | MEI 2010

In dit katern krijgt studievereniging Sociëtas de ruimte om haar nieuws te presenteren. Nieuws van Sociëtas 14 - 15


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

16 Interview met Liebet Heyse: Rampgebieden als Ha誰ti 18 Moderne betaalmogelijkheden 19 Sociologie in de Media 20 Een minderheidskabinet in Nederland? 21 Topsport en de invloed van de commercie

OPINIE

22 Twistpunt: Duurzame energie 24 Politici kiezen voor gezinsleven 25 Column: Zomaar een mening 26 Boekbespreking: Joost Zwagerman - Duel 27 Sociologische canon: Rie Bosman

OVERIG Redactioneel 2 Colofon 2 Inhoudsopgave 2 Advertentie 13

SOAP | MEI 2010

3


VAKGROEP

DAGEXCURSIE OOST-GRONINGEN

Met de neus op de feiten Oost-Groningen van dichtbij

“Welkom op de dagexcursie naar OostGroningen! De afgelopen jaren hebben de kranten vaak vol gestaan met verhalen over werkloosheid, armoede, krimp, vergrijzing en rechts-extremistische jongeren. Pekela – waar we vandaag een bezoek aan brengen – werd door Elsevier zelfs uitgeroepen tot 'slechtste plek van %ederland'. De vraag is in hoeverre deze verhalen echt kloppen, en zo ja, wat de oorzaken zijn van deze problematiek.”

Leoni van Schaick & Paulien de Winter

Op deze manier begon de dagexcursie naar Oost Groningen. Deze werd op 29 januari dit jaar georganiseerd door de Activiteitencommissie van Sociëtas in samenwerking met Michiel Emmelkamp. De dagexcursie was bedoeld om een beter idee te krijgen van wat er in de eigen provincie eigenlijk allemaal speelt. De excursie was niet alleen toegankelijk voor studenten maar ook voor docenten en alumni en werd begeleid door jongerenwerker en ex-hooligan Geert Spieker. Hij functioneerde als gespreksleider. Op deze excursie werd er met verschillende deskundigen gepraat over het gebied, de achtergronden van de problematiek in de regio en het beleid dat door gemeenten en andere betrokkenen wordt ontwikkeld om de regio te helpen. De belangrijkste punten hierbij zijn armoede, werkloosheid, jongerencultuur en leegloop. Dat er daadwerkelijk iets aan de hand is in Oost-Groningen blijkt wel uit het ontstaan van het Topteam. Dit team is opgericht door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het team houdt zich bezig met het analyseren van de situatie. Dit houdt in dat zij kijken naar de knelpunten en kansen die de ‘leegloop’ van de gebieden met zich meebrengen. Ook houden zij zich bezig met mogelijke oplossingen en aanbevelingen. Zoals op de website van het Ministerie van Binnenlandse zaken te lezen is: ‘De krimpsituatie in de regio’s Noordoosten Oost-Groningen is urgent en bijzonder. De situatie in deze krimpregio’s vereist een urgente en bijzondere aanpak, door gemeenten, de regio’s, de provincie en het Rijk.’ Omdat de problematiek in Noordoost en Oost Groningen nogal bijzonder is, adviseert het Topteam een Provinciaal Actieplan Krimp op te stellen. Het Topteam adviseert de gemeenten en de provincie Groningen om voor de ontwikkeling en uitvoering van de woon- en leefbaarheid van de gebieden een samenwer-

4

SOAP | MEI 2010

kingsvorm op te richten. Verder beveelt het Topteam de provincie Groningen specifiek aan om de samenwerking in en met Oost-Groningen te stimuleren. De excursie zal ons meer duidelijkheid geven. Het geeft ons de kans om de situatie eens van dichtbij te bekijken. ’s Ochtends vertrekken we met een volle bus vanuit Groningen naar Stadskanaal. Dit is maar een korte reis van iets meer dan een uur. In het jongerencentrum de ‘Kwinne’ worden wij verwelkomd door Geert Spieker. Na een kopje thee of koffie begint wethouder J.W. van der Kolk Volgens Hennie Hemmes schetsen de media een te met een redelijk algemeen ver- negatief beeld van Pekela. haal over Stadskanaal. Hij vertelt PvdA, het CDA, de VVD, de ChristenUnie, zowel over de economische als over de de Gemeentebelangen, Groen Links, D’66 en demografische ontwikkelingen van de stad. de SP. Er is geen communistische partij bij de Stadskanaal ligt in de gelijknamige gemeenteraad in Stadskanaal. Bij de gemeengemeente Stadskanaal en heeft ongeveer teraadsverkiezingen van afgelopen maart 20.000 inwoners. De ongeveer tien kilometer kreeg de PvdA zeven zetels, het CDA zes, de lange stad is ontstaan als een veenkolonie VVD twee, de ChristenUnie vier, langs het Stadskanaal. Dit kanaal werd gegra- Gemeentebelangen twee, GroenLinks geen, ven van Bareveld tot Ter Apel voor de ont- D´66 één en de SP kreeg ook één zetel. Dit ginning van het hoogveen. Langs dit kanaal zijn geen grote veranderingen met de vorige ontstond steeds meer bebouwing in de vorm gemeenteverkiezingen. van een lintdorp. Een belangrijke bron van Gerrit van der Veen van uwv/cwi werkvoorziening was de Philips fabriek die Veendam neemt het woord over van wethouzich na de Tweede Wereldoorlog vestigde in der J.W. van der Kolk en vertelt ons iets over de stad. Philips stelde, voordat het bedrijf de aantrekkingskracht van de regio op jongezich in Stadskanaal vestigde, een aantal eisen. ren. Gerrit van der Veen is van Werk en Zo moesten er goede voorzieningen zoals een Inkomen en is manager van schouwburg en bibliotheek komen. In 2006 Arbeidsvoorziening. Hij vertelt ons over hoe sloot echter de laatste vestiging van Philips in hij samenwerkt met jongerenwerkers om de Stadskanaal. In Stadskanaal is er al een aantal jongeren aan een baan te helpen. jaren sprake van krimp. Er is te weinig werkVlak voor de lunch vertellen de beheergelegenheid voor jongeren en deze jongeren ders van jongerencentrum de Kwinne ons iets trekken dan ook weg naar de rest van over het tiener- en jongerenwerk in de stad. Nederland. Verder is er sprake van vergrij- Het jongerenwerk heeft een nogal stormachzing. Er wordt van alles gedaan om deze tige ontwikkeling doorgemaakt. Er is steeds krimp tegen te gaan. Zo is er in 2007 bekend meer belangstelling voor allerlei vormen van gemaakt dat er serieus onderzocht gaat wor- jeugdwerk. Het jongerencentrum bestaat pas den of er weer een treinverbinding mogelijk sinds april 2008. De opening was in oktober. zal zijn met de stad Groningen. Verder wordt Bij deze opening zei wethouder Jan-Willem er geprobeerd Stadskanaal steeds meer een van de Kolk: ‘It takes a whole village tot centrumfunctie te geven voor omliggende raise a child’. In Stadskanaal proberen ze dorpen. Het voorzieningsniveau wordt verbe- alles op te lossen samen met de jongeren. terd. Stadskanaal heeft nu al een regionale Iedereen wordt hierbij betrokken. Maar het is functie door het ziekenhuis, de mbo-school, niet altijd even gemakkelijk. In sommige wijde schouwburg, het winkelcentrum en andere ken veroorzaken jongeren nog steeds overlast voorzieningen. en neemt de hang naar radicalisering toe. De Traditioneel gezien wordt Oost- werkers die met jongeren te maken hebben, Groningen geassocieerd met het communis- vinden het allemaal belangrijk dat er samenme. Zo zouden de linkse en communistische gewerkt wordt met de jongeren. Het jongepartijen er dominant zijn. Dit is echter niet het renwerk is niet alleen gefocust op problemen. geval in Stadskanaal. In de gemeente Het is ook belangrijk te zorgen dat de wijk Stadskanaal zijn acht partijen aanwezig: de aantrekkelijk en uitdagend is voor de grote


VAKGROEP groepen jongeren waarmee het wel degelijk goed gaat. Een aantal jongeren van het jongencentrum hadden voor ons een uitgebreide lunch gemaakt. Na deze lunch vertrokken wij met de bus naar Pekela. Er stond nog een stadswandeling gepland maar de lunch was zo uitgebreid dat de meesten liever voor een tweede ronde van broodjes of soep gingen. Onderweg naar Oude Pekela vertelde de buschauffeur, die zelf in deze omgeving was opgegroeid, spontaan nog wat over de omgeving. We reden met de bus langs een leegstaand huis dat volgens de chauffeur al een lange tijd leeg stond. Het huis was echt een bouwval. Het was een trieste aanblik die er voor zorgde dat het leek alsof de hele buurt verpauperd was. Terwijl hier ook wel degelijk veel goed verzorgde huizen stonden. We komen aan in Oude Pekela en worden afgezet bij een restaurant. Als we allemaal ons kopje koffie of thee hebben gehad en zijn gaan zitten doet Geert Spieker de mededeling dat het programma een beetje gewijzigd is. Er zou namelijk een ex-lid van de extreem rechtse groepering Blood & Honour komen om te vertellen over zijn ervaringen en waarom hij bij deze groepering was gegaan. De jongen heeft zich echter op het laatste moment ziek gemeld, maar al snel gaan de gedachten rond dat hij niet dúrfde te komen spreken. Spieker weet ons namelijk te vertellen dat het binnen Blood & Honour niet getolereerd wordt als leden of ex-leden in het openbaar over de groep spreken. Het wordt ons in één keer duidelijk hoe heftig het eraan toe kan gaan bij deze groep. Geert Spieker heeft tevergeefs nog geprobeerd een ander ex-lid te laten komen vertellen over zijn ervaringen maar die bleek niet in de buurt te zijn. Helaas, want het zou interessant geweest zijn om van exleden zelf te horen waarom zij voor zo’n groep hebben gekozen. Echter, het programma zit nog steeds vol met interessante sprekers. Zo zijn er twee jeugdagenten gekomen om te vertellen over de problemen die zij ondervinden met de jeugd. Deze problemen hebben vaak te maken met het grote bereik van de zojuist genoemde extreem rechtse groep. Hier zitten soms al kinderen in die nog maar twaalf jaar oud zijn. De agenten vertellen dat zo’n groep vaak aantrekkelijk is omdat de jongeren dan ergens bij horen en omdat ze dan ‘wat te doen’ hebben. Ook is het soms uit pure angst dat jongeren bij de groep gaan omdat ze bedreigd worden als ze zich niet bij hun aansluiten. Eenmaal in de groep is het lastig om je weer los van het netwerk te maken: naast dat zo iemand al zijn vrienden uit de groep kwijt raakt zijn ook bedreigingen geen zeldzaamheid. Eén van de jeugdagenten vertelt over een incident waarbij zelfs familieleden werden bedreigd. Dat leden vaak bij zo’n groep zitten puur om erbij te horen, en niet echt weten waar hun groep voor staat wordt ons ook duidelijk. De jeugdagent vertelt over een jongen die

met graffiti hakenkruizen op een muur had gespoten. Op de vraag wat zo’n hakenkruis betekende antwoordde hij: ‘dat alle buitenlanders moeten oprotten’. Pekela behoort volgens het CBS al jaren tot een van de armste gemeentes van Nederland. De werkloosheid is er gemiddeld hoog vergeleken met landelijke en provinciale cijfers en het besteedbare inkomen is er gemiddeld veel lager. Toch is het een mooie gemeente om te wonen, vindt wethouder Hennie Hemmes (SP). Hij kan zich niet voorstellen dat iemand liever in een drukke stad zonder groen zou willen wonen dan in het landelijke Pekela met wijds uitzicht. Het negatieve image van Pekela komt dan ook voornamelijk door de media meent Hemmes. Deze zouden een veel te negatief beeld schetsen: ‘ze zijn er gelijk bij als er ook maar iets gebeurd is hier, als hier een poes vast zit in een boom komt er al een mediacircus aanzetten.’ Maar de cijfers liegen niet weet ook de wethouder, Oude Pekela kampt met demografische en economische problemen. Om deze problemen aan te pakken voert de gemeente een actief werkgelegenheidsbeleid. Ze wil meer werkgelegenheid creëren door het voor bedrijven aantrekkelijker te maken om zich in Pekela te vestigen, dit kan bijvoorbeeld door de grondprijzen laag te houden en te zorgen voor een goede infrastructuur. Volgens Hemmes verdient de jeugdwerkloosheid extra aandacht, een groot deel van de jongeren zou namelijk vroegtijdig en zonder diploma de school verlaten. Zonder zo’n diploma wordt de kans op een baan nog kleiner en daar zou de gemeente wat aan moeten doen. Dit zou kunnen door samen te werken met het cwi en het bedrijfsleven. Op de site van de SP in Pekela wordt hier nog verder op in gegaan: ‘Door meer leerwerkplaatsen op te zetten kunnen deze jongeren met behoud van uitkering alsnog een vak leren. Voorwaarde is dat het om beroepen gaat waar de samenleving op korte termijn behoefte aan heeft, dus geen opleidingen die niet aansluiten bij interesses en mogelijkheden van jongeren of de maatschappij.´

Een ander aspect wat Hemmes belangrijk vindt is de vezelhennep industrie. Volgens hem zou Pekela er alles aan moeten doen om dit te behouden. De verwerking van vezelhennep zou voor een grote werkgelegenheid zorgen, helemaal als ook de productie naar Pekela zou worden gehaald. Zo heeft Hemmes nog een aantal plannen om de werkloosheid te verkleinen. Omdat er nog wat tijd over is voordat de bus ons weer terug brengt naar Stad vertelt Geert Spieker tenslotte nog wat over zijn ervaringen als jeugdwerker. Volgens hem valt er goed met de jongeren te werken. Zo willen ze hun handen best uit de mouwen steken als zij er zelf wat aan hebben. Een muurtje schilderen voor het jeugdhonk is dan helemaal geen probleem en zorgt er juist voor dat er netter wordt omgegaan met de spullen. Spieker vindt dan ook dat de overheid het de jeugd niet te makkelijk moet maken. ‘Als je ze altijd maar een uitkering geeft, worden ze lui en hebben ze geen motivatie meer om eens echt aan het werk te gaan’, aldus Spieker. Geert Spieker sluit de dag af door nog wat te vertellen over zijn eigen ervaringen met hooligans en jongeren. Hij is zelf een tijd lang hooligan geweest. Hij legt uit dat het moeilijk was om zich van deze groep los te koppelen. Verder vertelt hij dat hij als jongerenwerker toch echt het respect moest verdienen van de jongeren waarmee hij werkte. Nadat Geert Spieker uitgesproken is, worden alle sprekers bedankt en nemen wij afscheid van Oost-Groningen. Met de bult informatie van die dag in ons hoofd zijn we allemaal iets stiller in de bus dan op de heenweg. Oost-Groningen kampt dus wel degelijk met problemen maar of het nou echt zo slecht toeven is als de media ons soms wil doen geloven? Vergelijk de foto’s en beslis zelf! Wil je nog meer informatie hebben over Oost-Groningen? Wij vonden deze sites interessant: www.stadskanaaldigitaal.nl, www.stadskanaal.nl, www.welstad.nl, www.provinciegroningen.nl, www.kanaalstreek.nu en http://www.bzk.nl/ (over het Topteam).

Ook dit vind je in Pekela. SOAP | MEI 2010

5


VAKGROEP

ALS

IK LATER GROOT BEN...

Herman Vijlbrief – Verslaggever bij %etwerk

Vrijdag 12 maart om 12:06 stapten we op de trein richting Amsterdam. Dat wil zeggen, alleen Marloes stapte op die trein. Eefje was op wonderlijke wijze in de verkeerde trein gestapt en kon zich pas in Assen bij Marloes voegen. Tweeënhalf uur later stonden we op Amsterdam Centraal: je moet wat over hebben om een artikel voor SoAP te kunnen schrijven. Snel stapten we in een tram die ons naar het Leidseplein bracht. Hier aangekomen beseften we dat we niets hadden meegebracht voor degene die op ons zat te wachten in café de Balie (de plek waar B%’ers zich verzamelen na een avondje feesten in Paradiso). Snel renden we naar een winkel om nog even bonbons in te slaan. Door deze actie kwamen we wel tien minuten te laat en bezweet van het rennen aan in het café. Daar, aan een tafeltje achterin met een kop koffie, zat hij dan: Herman Vijlbrief.

Eefje van Stralen & Marloes Kingma

Studietijd Herman Vijlbrief startte in 1998 zijn studie sociologie in Groningen. Al snel merkte hij dat hij niet alleen in sociologie geïnteresseerd was, maar ook in de journalistiek. In zijn tweede jaar begon hij daarom vakken te volgen in journalistiek. Er was nog niet echt een vaste route voor journalistiek, zoals nu wel het geval is. Dit zorgde voor wat strubbelingen omdat de richting bijna geheel nieuw

6

SOAP | MEI 2010

was, waren er veel onduidelijkheden. Vijlbrief: 'Wij waren een beetje de voorlopers wat betreft de combinatie van journalistiek en sociologie, we waren ook een beetje een pain in the ass van sommige docenten.' Niet iedereen was dus even blij met het groepje studenten dat journalistiek volgde, ook omdat het roostertechnisch soms voor problemen zorgde. Aan de andere kant stonden leraren die het wel erg steunden. Vijlbrief noemt als voorbeeld Herman Boeije, aan wie hij goede herinneringen heeft. Deze man steunde vanaf het begin de richting journalistiek en heeft er ook veel voor gedaan om het de studenten zo makkelijk mogelijk te maken. De combinatie sociologie en journalistiek zorgde ook voor problemen met de toenmalige studieadviseur, Durk Hak. Deze man leidde Vijlbrief 'een beetje om de tuin' waardoor hij niet alle vakken kon doen die hij had willen doen. Daardoor had hij nooit college van mensen als Arie Glebbeek en Rafael Wittek. Dat vindt hij nog steeds jammer. Deze vakken interesseerden hem eigenlijk ook het meest: de arbeidssociologie en de organisatie sociologie. Graag had hij zich hier meer in willen verdiepen maar zo liep het helaas niet. Hoewel hij blij is dat hij gekozen heeft voor de combinatie van journalistiek en sociologie, was sociologie in Groningen hem toch te weinig theoretisch. In het interview dat wij afnamen met Vijlbrief kwam dit vaak naar voren, voornamelijk het gebrek aan theoretische vakken in de studie en de verschoolsing ervan. Herman Vijlbrief had andere verwachtingen van de studie, de hoeveelheid statistiek en de nadruk op kwantitatief onderzoek vielen hem tegen. Ook had hij pro-

blemen met het schoolse systeem. De werkgroepen, het verplicht inleveren van opdrachten en de projecten bevielen hem niet. Tegen dit probleem lopen nog steeds veel studenten aan, hij was dan ook niet blij om te horen dat na al zijn acties (onder andere de artikelen die hij erover schreef in SoAP) dit systeem nog niet veranderd is. Ondanks de forse kritiek op de studie is Vijlbrief wel blij dat hij sociologie is gaan studeren. Niet alleen de combinatie met jorunalistiek vond hij interessant en uitdagend maar ook de manier van denken stond hem erg aan. Het analytische denken is hem het meest bijgebeleven, meer dan de sociologische theorieën en statistische analyses.

“‘s Ochtends stond ik in de blubber tussen de koeien een Friese boer te interviewen, waarna ik later op de dag een minister interviewde”

SoAP Herman Vijlbrief schreef vanaf zijn eerste jaar voor SoAP en is zelfs enkele jaren hoofdredacteur geweest. In die tijd was er geen redactie van 19 man, zoals nu het geval is, maar slechts een redactie van vijf die Vijlbrief aan moest sturen. Dit was een behoorlijke taak waar hij veel tijd aan kwijt is geweest maar vooral enorm van genoten heeft. SoAP was voor Vijlbrief en zijn kornuiten, naar eigen woorden, 'het podium om de journalistieke talenten te etaleren'. Op een gegeven moment kwam er een recensie in de Universiteits Krant met de kop 'SoAP is leuk, maar het mag wel wat meer to the point'. De redactie was zo enthousiast dat ze pagina's lang over één onderwerp konden schrijven. De columns en korte stukjes werden echter het best gelezen, een teleurstelling voor de redactie. Eén van de weinige minder goede herinneringen die Vijlbrief aan het hoofdredacteurschap heeft is het vouwen (de wikkels met de adressen erop om SoAP heen vouwen). Hij was daar soms wel dagen mee bezig, waar het nu meestal in 3 uurtjes gebeurt. Al met al heeft SoAP Herman Vijlbrief wel geleerd dat hij kon schrijven en dat daar ook zijn passie lag.

%a sociologie Omdat Vijlbrief schrijvende journalistiek volgde, werd van hem verwacht dat hij bij een tijdschrift of krant stage zou gaan lopen. Dit is echter niet wat hij zelf in gedachten


VAKGROEP had. Hij wilde graag meer de kant op van de radio en televisie journalistiek. Na lang aandringen bij zijn studieadviseurs, hebben zij hem groen licht gegeven om op zoek te gaan naar een stage bij radio of televisie. In hun achterhoofd hadden ze dat het hem waarschijnlijk toch niet zou lukken een dergelijke stageplek te vinden, ze gingen ervan uit dat hij uiteindelijk toch wel bij een tijdschrift of krant zou belanden en lieten hem daarom zijn gang gaan. Maar niets was minder waar, al gauw kon Vijlbrief stage lopen bij Omrop Fryslân. Hier begon hij als radioredacteur en vervolgens als verslaggever. Met een logo op zijn auto reed hij heel Friesland door. Vijlbrief: ‘s Ochtends stond ik in de blubber tussen de koeien een Friese boer te interviewen, waarna ik vervolgens later op de dag een minister interviewde’. Met twee deadlines per dag was het flink aanpoten maar het was, naar eigen zeggen, ‘de manier om het vak te leren!’. Na drie maanden lang hard werken zat Vijlbriefs stage bij Omrop Fryslân er weer op. Een leuke en leerzame periode voor hem, waar hij met plezier op terug kijkt. Toen hij in 2002 voor sociologie afstudeerde ging Vijlbrief een postdoctorale opleiding volgen voor radio en tv-journalistiek. Deze opleiding duurde acht maanden, waarvan hij 5 maanden theorie en praktijk zou krijgen en vervolgens drie maanden stage zou lopen. De opleiding had contacten bij de zender Nederland 1. Zo ook bij het programma Netwerk, en via deze contacten kon Vijlbrief hier solliciteren voor een stageplek. Hij werd aangenomen en heeft 3 maanden lang zich het ‘schompes’ gewerkt. Hij leefde meer op de redactie dan thuis. Hij zag het als een ‘once in a lifetime opportunity’. Zijn harde werken werd beloond en zoals het klassieke verhaal gaat mocht hij bij Netwerk blijven werken. Dit echter voor maar 2 maanden omdat Herman zichzelf had voorgenomen om na het afronden van zijn studie een half jaar op reis te gaan. Toen hij in Rio de Janeiro op het strand van Copacabana lag werd hij gebeld door Netwerk of hij terug wilde komen. Dit wilde hij, en hij was vervolgens nog geen week thuis van zijn reis toen hij een contractbespreking bij Netwerk had. Twee november 2004, de dag dat Theo van Gogh werd vermoord was Vijlbriefs eerste echte werkdag bij Netwerk: gelijk een heftige start van zijn carrière bij Netwerk.

SoAP was voor Vijlbrief en zijn kornuiten 'het podium om de journalistieke talenten te etaleren’

%etwerk Vijlbrief is bij KRO Netwerk begonnen als redacteur. Als redacteur deed hij al het voorwerk voor de reportages. Zijn werkzaamheden bestonden uit het bellen van mensen,

dossiers uitspitten en afspraken maken voor de verslaggever. Vervolgens gaf hij zijn werk uit handen en kon de verslaggever zijn werk invullen. Het knaagde bij Vijlbrief dat hij zelf niet zijn eigen draai aan de reportages kon geven. Hij wou zelf de vragen stellen en niet alleen de verslaggever assisteren. Toen de KRO uit Netwerk stapte, werd Vijlbrief in de wandelgangen gevraagd om eens op gesprek te komen bij de NCRV. Vervolgens werd hem gevraagd of hij zou willen solliciteren voor een functie als verslaggever. Dit deed Vijlbrief en de functie was van hem.

Het analytische denken is hem het meest bijgebeleven, meer dan de sociologische theorieën en statistische analyses

Het werk als verslaggever bij Netwerk bevalt Vijlbrief nog steeds erg goed. Als verslaggever ben je compleet verantwoordelijk voor de gehele reportage. Je gaat op pad met de cameraman, je denkt na over de geïnterviewden, de vragen en de shots. Vervolgens begint het monteren en bepaalt de verslaggever welke muziek eronder moet, welke teksten en hoe het gehele eindplaatje eruit moet zien. De verslaggever is van het begin tot het eind geheel verantwoordelijk voor het item. Dit geeft enerzijds een grote druk, anderzijds veel vrijheid. Zelf vindt Vijlbrief dit heerlijk en het geeft hem een grote kick wanneer een reportage uiteindelijk helemaal af is. Inmiddels draait Vijlbrief al een aantal jaartjes mee bij Netwerk, en heeft hij vele reportages op zijn naam staan. Vijlbrief: ‘Ik vind het heel mooi om portretten te maken over mensen die helemaal in de blubber en de shit hebben gezeten en hier vervolgens op een mooie manier uit zijn gekomen’. Toen Vijlbrief net was begonnen als verslaggever is hij voor een reportage naar Uruzgan gegaan. Hij was daar om te onderzoeken in hoeverre de (psychische) nazorg voor oudmilitairen was geregeld. Hij volgde een peloton militairen voor, tijdens en na Uruzgan. Tijdens zijn reis zocht Vijlbrief de spanning op om met een patrouille mee te gaan buiten de poorten van kamp Holland. Vijlbrief: ‘Ja, je bent er dan toch’. Op de terugweg naar het kamp kwam hij plotseling in een zelfmoordaanslag terecht. Hij zat in de vijfde wagen van de konvooi in een open jeep, als ware schietschijf. Er was een enorme klap en veel paniek. Bijzonder om te zien vond Vijlbrief de gedrilde militairen die gelijk wisten wat ze moesten doen. Toch herkende hij dit bij zichzelf. Enkele momenten na de aanslag sprak zijn journalistieke geest en ging hij verslag doen van het incident. Achteraf gezien realiseerde Vijlbrief zich dat hij geluk heeft gehad, en ziet deze gebeurtenis als een van de heftigste dingen die hij in zijn carrière als

verslaggever heeft meegemaakt. Naast een afwisselende en uitdagende baan vindt Vijlbrief het zijn van verslaggever een voorrecht. Door zijn functie bij Netwerk zijn veel mensen bereid tijd voor hem vrij te maken. Hij wordt altijd serieus te woord gestaan. Hierdoor worden er deuren geopend die voor heel veel andere mensen gesloten zullen blijven, iets waar elke journalist van droomt. Vijlbrief ziet dit als een waar voorrecht. Wat Vijlbrief ook erg waardeert aan zijn werk zijn de contacten die hij aan het maken van de reportages overhoudt. Wanneer hij een portret van iemand maakt, volgt hij deze mensen voor een lange tijd, en deelt hij veel persoonlijke dingen met hen. Zo ontstaat er in een korte tijd een hechte band, hij vindt het dan ook belangrijk dit contact zo goed als mogelijk te behouden. Vijlbrief: ‘Een beetje nazorg hè’ (terugkomend op het Uruzgan verhaal).

“Ik vind het heel mooi om portretten te maken over mensen die helemaal in de blubber en de shit hebben gezeten en hier vervolgens op een mooie manier uit zijn gekomen”

Het is inmiddels half vijf geworden in de Balie, onze koffiekopjes zijn leeg, en de tafels om ons heen worden al gedekt voor het avondeten. Met een geluidsopname van anderhalf uur op onze soundrecorder kunnen we met een gerust hart onze laatste vraag stellen: In hoeverre kan Vijlbrief de dingen die hij heeft geleerd tijdens zijn studie sociologie nu nog gebruiken? Zoals al eerder uit het interview bleek dat Vijlbrief andere verwachtingen had van de studie sociologie. Vijlbrief: ‘Toch heb ik tijdens mijn studie bijvoorbeeld heel goed analytisch leren denken, alles in grote lijnen kunnen zien. Het heeft gevormd tot wie ik ben’. En dat was dat, Herman ging, met een doos bonbons onder zijn arm, op de fiets naar huis. Wij pakten vervolgens een overvolle tram richting het station, vervolgens de trein naar huis en gingen met een goed gevoel het weekend in.

SOAP | MEI 2010

7


VAKGROEP

MASTERS

BELICHT

Alice in Masterland

Het zonnetje schijnt weer over het Bouwmangebouw. Één zwaluw maakt nog geen zomer, maar als de derdejaars sociologen de laatste fase van hun Bachelorproject ingaan dan weet je dat het in ieder geval lente is. Tijd om toch eens serieus na te denken over de studierichting waarin je wilt afstuderen. In de vorige SoAP behandelden we de masters Beleid & Consultancy, Journalistiek en Human Resource Management (HRM). In deze SoAP de masters Economische Geografie en de Master Sociologie route Criminaliteit en Veiligheid, maar we beginnen met een woord van de studieadviseur.

Michiel Fokke Zwaan

Aanleiding voor deze serie was de kritiek van Minister Plassterk op het naar zijn mening te geringe aantal studenten dat na de bachelor een overstap maakt naar een master buiten de opleiding. Volgens studieadviseur Hilde Steenbergen zijn sociologen vooral ook erg tevreden met het aanbod dat Sociologie in Groningen heeft. ‘Binnen de master maak ik eigenlijk niet mee dat studenten naar me toe komen vanwege een verkeerde keuze. Wel gebeurt het regelmatig dat studenten nog een tweede master er na willen gaan doen.’ Navraag leert ons dat de meeste sociologiestudenten kiezen voor een master Beleid & Consultancy, gevolgd door de routes Criminaliteit & Veiligheid en Medische Sociologie. Hoewel er geen cijfers beschikbaar zijn denkt Hilde niet dat er veel sociologen overstappen naar een master buiten de opleiding, ‘wel hoor ik altijd een aantal studenten over de master HRM en psychologie’. Een veelgehoorde klacht is dat er geen goed overzicht is van de verschillende mogelijkheden. Hilde kan die klacht begrijpen, maar weet niet of dit in de toekomst zal verbeteren: ‘meerdere partijen hebben al geprobeerd de verschillende masterrichtingen op een rij te zetten, maar het is een nogal dynamisch geheel.’ Het gebrek aan een overzicht betekent overigens niet dat er helemaal geen informatie beschikbaar is. Op internet kom je volgens Hilde een heel eind: ‘het vraagt wel dat je eerst goed nadenkt over wat je wilt’. Voor de studenten die dit nog niet weten hebben we nog een laatste tip van de studieadviseur: ‘Denk eerst goed na over waar je blij van wordt voordat je gaat zoeken. Als je stuurloos begint met zoeken naar een passende master, dan ben je aanbodgericht bezig. Veel beter lijkt het me dat je op zoek gaat naar een opleiding die past bij wat jij leuk vindt.’

8

SOAP | MEI 2010

Deel 2

Sociologie: route Criminaliteit en Veiligheid Wat zegt de studiegids? Studenten Sociologie kunnen zich ook specialiseren op het terrein van criminaliteit en veiligheid. Ook deze route bestaat uit drie vakken: ‘Criminaliteit en Veiligheid: theorieën’; ‘Criminaliteit en Veiligheid: beleid en interventies’; en ‘Criminaliteit en Veiligheid: radicalisering en terrorisme’. In de cursus Theorieën wordt aandacht besteed aan verschillende theoretische invalshoeken ten aanzien van criminaliteit en veiligheid. In de cursus Beleid en Interventies worden beleidsmaatregelen en beleidinterventies kritisch tegen het licht gehouden en geëvalueerd. In deze cursus worden naast reguliere colleges tevens gastcolleges verzorgd door deskundigen op het terrein van criminaliteit- en veiligheidsbeleid. In de cursus Radicalisering en Terrorisme worden sociologische en sociaalpsychologische processen uitgediept die aan terrorisme en radicalisering ten grondslag liggen.

Wat zegt de Sociologiestudent? De masterkeuze van Sociëtasbestuurder Karlijn de Vries (22) valt niet te vergelijken met de keuze tussen van der Vaart of Sneijder op het middenveld van Oranje: ‘als ik heel eerlijk ben, kwam mijn keuze deels voort uit het feit dat er niet echt aantrekkelijke alternatieven waren.’ Slechte verhalen over de route Beleid & Consultancy schrokken de voorzitter van de AcCie af. Wel raadt Karlijn ook Criminologie en Veiligheid studenten aan om het alom geprezen vak Beleidsontwerp in hun vrije ruimte te nemen: ‘een absolute must voor iedere Sociologiestudent en inhoudelijk vond ik dat vak denk ik het beste vak dat ik

“Één van de absolute pluspunten van de master waren de docenten. Zij waren super enthousiast en stonden ook open voor kritiek”

tijdens mijn opleiding gevolgd heb.’ Ondanks deze klaarblijkelijke meevaller heeft Karlijn geen spijt dat ze niet voor het algemene karakter van Beleid en Consultancy heeft gekozen: ‘Ik vind sociologie fantastisch, maar de bachelorvakken blijven vaak wel bij de oppervlakte steken in plaats van echt diep ergens op in te gaan.’ De mogelijkheid tot verdieping in een specifiek en interessant onderwerp als criminaliteit spraken

haar aan. De charmes van René Veenstra, die een interessante voorlichting gaf, waren vervolgens genoeg om Karlijn over de streep te trekken. In tegenstelling tot de bachelor Sociologie wordt er in de master Criminaliteit en Veiligheid veel aandacht besteed aan het toepassen van de theorieën. Zowel het vak van Jan Kornelis Dijkstra als dat van René Veenstra vond Karlijn ‘inhoudelijk sterk en tegelijkertijd erg praktijkgericht’. Hoogtepunten waren de uitstapjes, zoals die naar de penitentiaire inrichting in Hoogeveen ‘waar we zijn rondgeleid en met bewaarders hebben gepraat’. Door de wekelijkse opdrachten bij elk vak was het wel heel erg intensief vergeleken bij de bachelorvakken. Een verademing voor studenten die de bachelor niet uitdagend genoeg vinden. Hoewel het programma erg intensief was had Karlijn geen problemen met het niveau: ‘Ik vond de master wat betreft de stof erg goed te doen’. Over het onderwijs valt volgens Karlijn verder niets te klagen. ‘Één van de absolute pluspunten van de master waren de docenten. Zij waren super enthousiast en stonden ook open voor kritiek.’ De keuze om de nog jonge Tinka Veldhuis de verantwoordelijkheid voor een Mastervak te geven bleek een gouden greep. Karlijn: ‘Tinka gaf onwijs uitgebreide feedback en haar benaderingswijze was leuk en erg leerzaam!’ Economische Geografie Faculteit: Ruimtelijke Wetenschappen Toelatingseis: minor Economie & Ruimte Bijzonderheden: naast de masters Economische en Sociale Geografie zijn er meer ruimtelijke masters toegankelijk voor Sociologie studenten, zoals Planologie, Vastgoedkunde en Culturele Geografie.

Wat zegt de studiegids? Economische Geografie is wereldwijd één van de meest beoefende specialisaties binnen de sociale geografie. Doelstelling van de masteropleiding is de studenten een compleet overzicht van de state-of-the-art op het vakgebied van de economische geografie te bieden, dat het hen mogelijk maakt actief deel te nemen aan het actuele wetenschappelijke debat. Studenten worden voorts vertrouwd gemaakt met de analyse van zowel theoretische als praktische onderwerpen van economisch-geografische beschouwing. Afgestudeerden moeten een eigen visie kunnen geven, gebaseerd op argumenten die zijn ontleend aan wetenschappelijke bewijsvoering.


VAKGROEP

Wat zegt de Sociologiestudent? Lisan Wieringa (22) begon voortvarend aan haar studie Sociologie en haalde haar Propedeuse in één jaar. Toch koos zij er voor om verder te gaan met Sociale Geografie. Waarom? ‘Ik had verwacht dat Sociologie wat concreter naar de actualiteit zou kijken, maar in plaats daarvan ging het meer om algemene sociologische theorieën en abstracte concepten’. Lisan zit inmiddels in het laatste jaar van haar Bachelor Sociale Geografie en wil de master Economische Geografie gaan doen. Op het eerste oog geen studie voor de maatschappelijk geïnteresseerde student, maar daar denkt Lisan anders over: ‘bij Economische Geografie wordt er juist heel concreet ingegaan op onderwerpen zoals de verschillen tussen arm en rijk in een bepaald gebied‘. Hoewel de overstap van Sociologie naar Geografie op dit moment nog niet veel wordt gemaakt lijken er dus overeenkomsten te zijn. Beide wetenschappen behandelen dezelfde problemen, maar gaan daarbij uit van een andere benadering. Sociologie legt een sterke nadruk op het gedrag van mensen, terwijl Geografen met name bezig zijn met de vraag hoe de ruimtelijke invulling van bijvoorbeeld steden van invloed is op gedrag. Lisan geeft aan de sociologische benadering van onderwerpen zoals criminaliteit met behulp van psychologische theorie soms wel te missen, maar heeft zeker geen spijt van de switch: ‘vooral de praktische invulling van het onderwijs op de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen spreekt mij erg aan’. Zo waren er meerdere excursies, waaronder die naar Mexico: ‘armoede is een interessant onderwerp, maar als je in de sloppenwijken van Mexico-Stad rondloopt zie je pas echt wat ruimtelijke ordening met mensen kan doen’.

“Er heerst hier echt een gezellige en gemoedelijke sfeer!”

Hoewel maatschappelijke problemen bij Geografie een belangrijke rol spelen, zijn Geografen volgens Lisan buiten hun studie minder betrokken bij de actualiteit. ‘Sociologen discussiëren in de kroeg over het nieuws van de dag en dit gebeurt minder bij ons’. Een belangrijk deel van de Geografen heeft een sterke interesse voor de technische kant van de studie. Lisan: ‘dit zijn de jongentjes die op de middelbare school al helemaal gek van aardrijkskunde waren’. Naast de verschillen tussen de politiek actieve Michiel Emmelkamp en Jimmy Dijks van Sociologie en de ‘Aardrijkskundejongentjes’ van Geografie, is er één belangrijke overeenkomst: ‘er heerst hier echt een gezellige en gemoedelijke sfeer!’

FACULTEITSRAAD

Update van de studenten geleding Faculteitsraad

De afgelopen tijd is de faculteitsraad druk bezig geweest met verbeteren van de computerwerkplekken op onze faculteit. Door de groei van het aantal studenten bij GMW zijn de computers vaak bezet of worden deze gebruikt voor onderwijsdoeleinden. Wij kregen hierdoor van verschillende kanten klachten over het grote tekort aan computerwerkplekken. Wij als faculteitsraad hebben daarom actie ondernomen om deze situatie te verbeteren voor de studenten. Door middel van een online enquête hebben wij een inventarisatie kunnen maken van de grootte van het probleem. Wij willen dan ook alle studenten die deze enquête hebben ingevuld bedanken voor hun medewerking. Dankzij deze resultaten waren wij in staat om aan het Faculteitsbestuur te laten zien wat het probleem was en wat er aan gedaan kon worden. Als resultaat daarvan worden er nu de volgende acties ondernomen: Er komen zogeheten snackplekken in de bibliotheek, dit zijn plekken die gebruikt kunnen worden door studenten om e-mails te checken of documenten uit te printen. De plekken zijn bedoeld voor kort gebruik, je hoeft nu dus niet meer te wachten op een vrije computer als je iets wilt uitprinten. Ook is het nu mogelijk om online (ook via een mobile telefoon) te kijken waar en of er op dat moment computerplekken vrij zijn. Voor deze service kun je terecht in de linkerkolom op de algemene Nestorpagina bij PCOnbezet of via je mobiel op m.rug.nl. Vanuit huis kun je nu precies zien waar en of er een computer op de faculteit vrij is. Ook zullen er dit jaar nieuwe computers in de vleugels van het Heymans komen en worden er vanaf eind april computers in de Bloemstraat geplaatst. Verder zijn er nog plannen om een stilteruimte te creëren, waar studenten in rust kunnen werken aan bijvoorbeeld een scriptie of essay. Verder is de werkgroep Internationalisering van de faculteitsraad op dit moment bezig met het opzetten van een Nestorcommunity. Dit wordt een plek op Nestor voor zowel internationale als Nederlandse studenten om elkaar te leren kennen en te helpen. Vanuit deze community worden binnenkort ook activiteiten georganiseerd zodat studenten elkaar kunnen ontmoeten buiten de faculteit om. Verder zal de site worden voorzien van een forum waar studenten vragen aan elkaar kunnen stellen over de verschillende opleidingen/vakken en het studentenleven. Kortom, het doel van deze site is om de

communicatie tussen Nederlandse en internationale studenten binnen onze faculteit te verbeteren. Daarnaast zorgt de site ervoor dat internationale studenten een plek krijgen om deze vragen te stellen of om in contact te komen met andere studenten. Wij zijn voor deze community nog op zoek naar enthousiaste studenten die geïnteresseerd zijn in het meehelpen en opzetten van deze site. Mocht je mee willen helpen of vragen hebben stuur dan een mail naar: faculteitsraad.gmw@rug.nl

En als laatste: ons jaar als studentengeleding van de faculteitsraad zit er bijna op en dat betekent dat dat het weer tijd is voor nieuwe verkiezingen. Van 10-25 mei is het weer mogelijk om via Progress te stemmen op de nieuwe studentengeleding van de faculteitsraad. Vanuit onze fractie hebben wij de volgende kandidaten waarop jullie in mei kunnen stemmen: Julia Schlegelmilch, Laura bunt, Janine Neick, Anna Strijbosch, Mireya Harmsen en Nelly Rahmede. We hopen dat iedereen in mei via Progress gaat stemmen op de nieuwe studentengeleding van de faculteitsraad.

Mochten er verder nog vragen, opmerkingen of tips voor ons als studentengeleding zijn, mail ons dan op bovengenoemd emailadres De studentengeleding Faculteitsraad

SOAP | MEI 2010

9


VAKGROEP

COLLEGE EVALUATIE: ARBEIDSSOCIOLOGIE

Een pittige uitdaging!

Dit jaar is arbeidssociologie weer gegeven door Arie Glebbeek. %adat hij zijn titel als beste docent van de vakgroep sociologie heeft geprolongeerd, is hij vorig jaar ook gekroond tot beste docent van de faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen. Hij dong zelfs mee naar de meest prestigieuze titel, de beste docent van de universiteit van Groningen. Het is hem niet gelukt deze titel op zijn naam te schrijven. De winnaar had zich ook wel erg goed voorbereid met het meeste modern vernuft dat aanwezig is, zoals internet, PowerPoint en zelfs filmpjes. Al deze moderne poespas is niet aan Glebbeek besteed. Hij is nog van de oude stempel van krijt, bord en de oude, maar degelijke overheadprojector. Dat maakt zijn colleges echter niet minder boeiend. Kortom: de verwachtingen zijn hoog en er is genoeg reden voor SoAP om een kijkje te nemen in zijn collegezaal, de gadourekzaal, waar Glebbeek ons alles kan vertellen over de wondere wereld van de arbeidssociologie.

Eric Wams

De literatuur De literatuur van het vak bestaat uit twee boeken en twee readers. Het eerste boek, perspectieven op de arbeidsmarkt van Paul de Beer, is een voornamelijk beschrijvend boek van de Nederlandse situatie op de arbeidsmarkt. Het boek is eenvoudig en toegankelijk geschreven. Het andere boek is van Teulings en is in de vorm van een klapper uitgebracht. Het gaat over de functie en het nut van vakbonden nu en in de toekomst. De ene klapper bestaat aanvullende artikelen van Paul de Beer en de andere uit artikelen van Glebbeek zelf. De artikelen van De Beer zijn zeer toegankelijk, die van Glebbeek kostten mij echter meer moeite om goed te begrijpen. Die zijn vaak meer theoretisch van aard. In totaal is het vrij veel literatuur, maar het is op één artikel na, allemaal in het Nederlands geschreven. De colleges De zaal is meestal half vol, maar al met al is het gezelschap een bonte mengeling van studenten. Er zitten schakelstudenten, twee onbekende geïnteresseerde types van midden dertig en van de reguliere studenten zijn tweede, derde, vierde en zelfs vijfde jaars studenten vertegenwoordigd. Het is niet verwonderlijk dat er zoveel oudere studenten zitten, want arbeidssociologie is een vrij pittig vak dat begrip van de marktwerking vereist. Als je studenten spreekt die het vak al hebben afgerond, dan is vaak de eerste reactie in de

10

SOAP | MEI 2010

trant van: Arbeidssociologie, oh ja! Wel lastig, maar ook een interessant vak.

Het niveau is hoog en dat maakt het vak ook een utdaging

Arie Glebbeek krijgt van de studenten veel krediet. Hij weet de stof goed over te brengen en sheets zijn overbodig, want hij is een goede verteller. Hij verheldert literatuur aan de hand van levendige voorbeelden, zoals een van Arie’s favoriete voorbeelden, dat ieder jaar terug komt, het ‘edele voetbal’ samen met de uitmuntende voetbalkwaliteiten van Johan Cruijff. Alles wat behandeld wordt in het college is tentamenstof. Het is met name een toelichting of verdieping van de tentamen literatuur. Het is verstandig om mee te schrijven, want er zijn achteraf geen sheets waarop je de colleges kunt terug kijken. Soms behandelt Glebbeek te veel stof per college. Hij wijkt dan te vaak uit naar andere onderwerpen of gaat hij te diep in op één bepaald onderwerp en dan verliest hij soms de tijd uit het oog waardoor hij niet alle stof behandelt die hij had willen behandelen. Dat is aan de ene kant jammer, want zijn collegestof is een goede aanvulling op de tentamenstof voor het tentamen, maar aan de andere kant houdt hij het college daarmee wel levendig. Glebbeek houdt de studenten bij de les door zo nu en dan een vraag of stelling aan de studenten voor te leggen, bijvoorbeeld een van zijn favoriete stellingen “It is people, not money, who make people happy” van Robert Lane. Vervolgens krijgen studenten dan rustig de tijd om een antwoord te kunnen geven of meningen te vormen, totdat hij tevreden is met de uitkomst. Soms kan dit wel even duren, maar dat was voor mij niet storend.

Hij weet de stof goed over te brengen en sheets zijn overbodig, want hij is een goede verteller

De opbouw van de colleges is ieder jaar hetzelfde en Glebbeek werkt de stof routinematig door. Eerst brengt hij je de kneepjes van de arbeidsmarkt bij samen met haar tekortkomingen. Vervolgens geeft hij daar de gevolgen van weer voor de werknemers, de werkgevers, de overheid en de maatschappij. Aan het eind van het college vat hij het college samen in één prikkelende stelling en stuurt de studenten daarmee naar huis. Het laatste college wordt gegeven door Piet “de tovenaar” van Elswijk. Hij wordt

Arie Glebbeek.

door Glebbeek aangekondigd als tovenaar, omdat hij dè oplossing heeft voor de financiering van het sociale zekerheidsstelsel, namelijk productieheffing (Prohef). Ik zal daar niet inhoudelijk op ingaan, maar ik vond het een fascinerend plan. Het plan werd door Van Elswijk echter zo opgehemeld, dat je er een beetje ‘het is te mooi om waar te zijn’ gevoel van kreeg. Oordeel Arbeidssociologie is naar mijn mening een mooi vak dat ik iedereen kan aanraden die er interesse voor heeft. Het biedt een perspectief op de arbeidsmarkt dat oog heeft voor economische welvaart en sociale welvaart. Daarbij wordt dus rekening gehouden met het belang van de arbeidsmarkt voor de maatschappij en de het welzijn en geluk van mensen. De grenzen van zowel de markt als de overheid komen aan de orde. Soms lijken de conclusies een beetje politiek links van het midden gekleurd. Arbeidsociologie is wel pittig en dat kondigt Glebbeek ook duidelijk aan in de voorlichting voor de verdiepingsminor. Het vak vereist de nodige studie en begrip van de marktwerking. Als je veel moeite hebt had met het vak markt in het eerst jaar, dan is de kans groot dat je ook moeite hebt met arbeidssociologie. Al met al ben ik positief over de inhoud van het vak en op de manier waarop Glebbeek het presenteert. Het niveau is hoog en dat maakt het vak ook een utdaging. Op basis van dit college is Glebbeek naar mijn mening verdiend gekozen tot beste docent van de vakgroep.


SOCIOLOGISCHE

De sociologische canon volgens Jannes Houkes

Vooraf: ik heb mij vooral geconcentreerd op het onderhouden van de kennis van de ontwikkeling van vooral de Nederlandse sociologie, met daarnaast enkele werken die een goede socioloog niet mag vergeten te lezen. De keuze is dus zeer subjectief en in willekeurige volgorde:

Van Doorn, J.A.A. van. (1964). Beeld en betekenis van de ederlandse sociologie. Utrecht: Bijleveld.

Een onovertroffen werk dat in 150 pagina’s de geschiedenis, ontwikkeling en thematiek van de Nederlandse sociologie weergeeft tot het ontstaan van de ‘moderne sociologie’. Goudsblom, J. (1974). Balans van de sociologie. Utrecht/Antwerpen: Spectrum.

Dit boek dat valt te lezen als een vervolg op Van Doorn, is behalve zeer humorvol ook een scherpzinnig overzicht van de pretenties en de problemen van het bedrijven van sociologie.

Elias, %. (1970). Was ist Soziologie?. München: Juventa Verlag. (%ederlandse vertaling: Wat is sociologie)

Norbert Elias dreigt vergeten te worden, maar in dit boekje legt hij zijn sociologische ideeën uit aan ‘op cijfers en statistieken wat blind gestaarde sociologen’ (uit de Nederlandse blurb).

Mills, C. Wright. (1959). The Sociological Imagination. %ew York: Oxford University Press. (%ederlandse vertaling: De sociologische visie)

Een wetenschapsfilosofische verantwoording van het bedrijven van sociologie door één van de grootste Amerikaanse sociologen, met kritiek op de Amerikaanse empirische sociologie.

Swaan, A. de. (1988). In care of the state, health care, education and welfare in Europe and the USA in the Modern Era. Cambridge: Polity Press. (%ederlandse vertaling: Zorg en de staat Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd) Een prachtig boek over de genese van de verzorgingsstaat, zeer overtuigend geschreven, maar wel aan kritiek onderhevig. Maar dat is de kracht van het boek, het inspireert tot weerlegging.

CANON

Kruijt, J.P. (1933). Onkerkelikheid in ederland Haar verbreiding en oorzaken Proeve ener sociografiese verklaring. Groningen/Batavia: P. %oordhoff.

Sociografische studie van de socioloog die het verzuilingsdebat startte, met veel aandacht voor de beschrijving en geschiedenis van de secularisering van de Nederlandse samenleving. (Met moderne spelling!)

Darwin, Ch. (1859) The Origin of Species or the Preservation of Favored Races in the Struggle of Life. London: John Murray. (%ederlandse vertaling: Het ontstaan der soorten door natuurlijke teeltkeus, het bewaard blijven van bevoorrechte rassen in den strijd om het bestaan) De receptie van dit werk heeft natuurlijk een grote invloed uitgeoefend op het denken over de samenleving. Het boek heeft grote invloed gehad op sociologen als bijvoorbeeld Karl Marx.

Windmuller, J.P. (1969) Labor Relations in the etherlands. Ithaca: Cornell University Press. (%ederlandse vertaling: Arbeidsverhoudingen in %ederland)

In een hele serie van Amerikaanse studies over de Europese arbeidsverhoudingen is dit boek een hele goede, dat niet alleen nog steeds zeer leesbaar is, maar ook analytisch houdbaar. Multatuli, Volledige Werken (1950-1995, 25 delen). Amsterdam: G.A. van Oorschot.

Multatuli is behalve een groot essayist ook een groot vorser van de Nederlandse samenleving. Iedereen kent natuurlijk meester Pennewips uiterts verfijnd sociologisch classificatiesysteem. Voskuil, J.J. Het Bureau (1996-2000, 7 delen). Amsterdam: G.A. van Oorschot.

Geestige afrekening met een levenslange arbeid op een wetenschappelijk instituut, verplichte literatuur voor arbeidssociologen over de menselijke verhoudingen binnen organisaties.

&

VAKGROEP AFGESTUDEERDEN

Afgestudeerden Propedeusebullen J.M. van der Mark T.L. Bokdam M.W. Pastoor L. Wubbels E. Kooistra Bachelorbullen M.F. Zwaan

Masterbullen en bijbehorende scripties

S.M. Bruinsma Intramurele ouderenzorg en psychiatrie, een goede combinatie? O.V. Boneschansker Automobiliteit uiteengezet

F.L. Heanen Het welbevinden van verzorgend personeel en vrijwilligers van een verzorgingshuis met psychiatrische meerzorg J. Oostijen Toename van Eerste Hulp Ter Plaatse-ritten

I. Stoter Relatietherapie bij huiselijk geweld F.T. Visser Een fusie in veiligheid

J.P. de Jong Consonantie in de politiek

D.A.J. Schoenmaker Het effect van Total Quality Management E.J. de Vries K. Eising Educatieve Master

SOAP | MEI 2010

11


VAKGROEP

BLOEMSTRAAT 36

On the outside of the bubble

In de begrotingsnotulen van 28 mei 2009 van de universiteitsraad werd medegedeeld dat er een pand aan de Bloemstraat voor vijf jaar zal worden gehuurd, want er moest een extra faculteitsgebouw bijkomen. Er is een groei aan GMW-studenten waardoor er meer ruimte nodig is. Het pand aan de Bloemstraat moest, om het bruikbaar te maken voor colleges en dergelijke, verbouwd worden. De notulen van 20 augustus 2009 brachten de ‘heugelijke’ mededeling dat het pand over 3 weken klaar voor gebruik zal zijn.

Tialda de Vries

Administratiegebouw E.G.G. Het pand aan de Bloemstraat fungeerde eerst als kantoorgebouw en werd ontworpen door Cor Kalsbeek. In het jaar van de oplevering, 1988, droeg het de naam ‘Administratiegebouw E.G.G.’ en heeft SNT (een callcenter) er zijn intrek genomen tot 2008. Volgens de architectuurgids blijkt het ‘Administratiegebouw E.G.G.’ nog steeds een kantoorgebouw te zijn, bestaande uit een gedeelte tuin, publieksruimte en kantoor.

Perceel nr. 118 Nadat ik het archief ben ingedoken bleek er uit het jaar 1832 de meeste informatie over het perceel beschikbaar te zijn waar nu het extra pand van de faculteit van GMW staat. De Bloemstraat bevindt zich in 1832 naast de grachtwerken van het oude Groningen, wat betekende dat het op het randje van de stad Groningen lag. Op het betreffende perceel nr. 118 stond het tuinhuis van een rijke chirurgijn, genaamd F.J. ter Borgh. Daarachter lag het ‘weideland’ van de koemelker H. Bloem waar nu onze ‘barrels’, door de meesten fietsen genoemd, staan. Zouden ze er toen over hebben nagedacht de straat naar een koemelker te vernoemen? De straat had ook de naam kunnen dragen van E. van Dam, de ‘koekebakker’ van de straat.

Hoe zit het nu? Een leuke geschiedenis, maar hoe zit het nu? Wat vinden de studenten ervan dat ze van het vertrouwde hortuscomplex naar de Bloemstraat moeten? In de wandelgangen zijn mopperende geluiden te horen wat betreft de locatie van het pand aan de Bloemstraat. De Bloemstraat is in totaal voor ongeveer 123 uren ingeroosterd voor eerstejaars, tweedejaars, derdejaars en schakelaars in het vorige semester (2a). In het hortuscomplex is dit bijna het dubbele, ongeveer 221 uren zijn daar ingeroosterd voor colleges en dergelijke. Opvallend is dat het pand aan de Bloemstraat vooral gebruikt wordt voor Studiewerkgroep bijeenkomsten, projecten

12

SOAP | MEI 2010

en werkcolleges, terwijl zich in het hortuscomplex de hoorcolleges bevinden. Ik stelde twee studenten, Laurien Wubbels (tweedejaars) en Welmoet de Ruijter (eerstejaars), een paar vragen over de Bloemstraat.

Wat vind je ervan dat je les/werkcollege hebt in het pand aan de Bloemstraat 36? Laurien: “Ik vind het geen probleem dat ik hoorcolleges in de Bloemstraat heb. Het pand vond ik in het begin moeilijk te vinden, omdat het niet duidelijk op het pand was aangegeven dat het van de RUG is.” Welmoet: “De sfeer in het pand aan de Bloemstraat vind ik een stuk minder leuk dan de panden rond de hortustuin. Hoorcolleges volg ik liever in de collegezalen rond de hortustuin, maar voor werkcolleges zijn de kleine zalen echter wel praktisch.”

Is de afstand te doen tussen de Hortus en de Bloemstraat? Laurien: “De afstand is geen probleem. Het is alleen lastig als je twee colleges na elkaar hebt en het eerste college loopt iets uit dan moet je vaak haasten om niet al te laat bij het tweede college te komen. Tijd om naar de kantine of het toilet te gaan zit er meestal niet in.” Welmoet: “De afstand tussen de Bloemstraat en de hortustuin is prima te fietsen. Wel denk ik dat het voor diegenen die geen fiets hebben vervelend is om iedere keer van de ene locatie naar de andere locatie te moeten lopen.”

Wat is volgens jou het verschil tussen de Bloemstraat nr. 36 en de collegezalen en dergelijke rond de hortustuin? Laurien: “De collegezalen rond de hortustuin

zijn gezelliger. Vanuit de collegezalen in de Bloemstraat kijk je vaak uit op de weg of een lelijke tuin. Er is meer sfeer rond de collegezalen rond de hortustuin. In het begin was het pand aan de Bloemstraat een doolhof, want er zijn niet echt rechte gangen. Zodra je eenmaal weet hoe je er moet zijn, wil het allemaal prima.” Welmoet: “Het verschil tussen de collegezalen in de Bloemstraat en de collegezalen in de hortustuin is voornamelijk de sfeer. In de Bloemstraat is alles strak en nieuw, zelf houd ik meer van zalen zoals de Gadourekzaal. Daarnaast kom je in de gebouwen en rondom de hortustuin veel vaker bekenden tegen, in de Bloemstraat is dit niet echt het geval. Dit maakt het minder leuk om rond te lopen door de Bloemstraat.”

Het gaat de goede kant op Voor de regelmatige “verkeersslachtoffers” onder ons een positief punt: er zal iets gedaan worden aan de bereikbaarheid met fiets naar de Bloemstraat vanaf de Hortus. Er zal een fietspad achter de Bloemstraat (aan de noordkant) komen. Het fietspad begint aan de Boterdiep richting het UMCG. Er kan wel gezegd worden dat het pand aan de Bloemstraat 36 als buitenbeentje werd beschouwd aan het begin van dit collegejaar. Het lijkt dat men nu wel gewend is aan het stukje lopen of fietsen richting Bloemstraat. Hopelijk heeft men na dit artikel te hebben gelezen meer waardering voor dit “architectonisch kunstwerkje” heeft.


SOAP | MEI 2010

13


Om sociologiestudenten een beter beeld te geven van wat er zich allemaal afspeelt binnen onze studievereniging biedt SoAP Sociëtas hier de ruimte om haar activiteiten toe te lichten. Door enige technische problemen was het niet mogelijk om de foto’s van alle activiteiten te krijgen, daarom in deze editie van SoAP een exclusieve fotoreportage van de trip naar Ljubjana ‘Still on the move’

Wow, het vierde blok is alweer afgetrapt.. Al zoveel gedaan, nog zoveel te doen! De commissies hebben het er maar druk mee dit jaar. Wij als bestuur zien grote vooruitgang van de commissies en zijn zeer trots op wat er neergezet is en neergezet wordt. Er wordt een zekere competitie gevoerd onderling: ‘Wie knalt er het meeste dit jaar?!’ Wij als bestuur houden wel van een beetje strijd, kom maar op! Het jaar 2010 is knallend begonnen met op 21 januari een ouderwetse spelletjesavond van de AcCie in de Kroeg van Klaas. Onder het genot van een drankje werd er tot diep in de nacht gespeeld. Op 29 januari was er de zeer geslaagde excursie van de AcCie naar Oost-Groningen. Een vernieuwende activiteit met zowel een studie-inhoudelijk als een sociaal tintje. Studenten, docenten en alumni hebben zeer van deze dag genoten. Dit was dan wel de eerste, maar zeker niet laatste keer dat de AcCie een dusdanige activiteit gaat organiseren! Op 18 februari was het tijd voor alweer de zesde Nacht van de Sociologie, dit keer in het thema ‘Lichte Zeden en Zware Jongens’. Om de kennis over misdaad te testen was er een misdaadquiz. In de Gadourekzaal waren er een aantal lezingen, deze gingen over prostitutie, het legitimiseren van het (thuis)kweken van softdrugs en criminaliteit in Groningen. Om het zelfvertrouwen na deze lezingen weer wat op te krikken was er een zelfverdedigingcursus. Voor, tussen en na de activiteiten werd er genoten van een biertje aan de bar. Een knallend eind werd verzorgd door onze sociologenband. Samengevat was het een drukbezochte, oergezellige avond. We hadden nog geen sneeuw gezien dit jaar, dus zijn we met de AcCie op 25 februari gaan schaatsen in sportcentrum Kardinge. Nadien uitpuffen en genieten van warme chocolade met Grunniger Kouk, én een mooie deelnemersmedaille in ontvangst nemen!

Tijdens een korte pauze op de snelweg was er eindelijk tijd voor een groepsfoto.

Echte mannen!

14

SOAP | MEI 2010


De Almanakcommissie heeft ook een goede duit in het zakje gedaan door een verpletterende almanak te produceren. Een hoogstandje onder de almanakken! Superieure vormgeving, meer foto’s en als klapper op de vuurpijl een harde kaft! Moe maar voldaan genoten ze op de speciaal georganiseerde borrel op 10 maart van een gratis biertje. Op 23 maart werd er in de Kroeg van Klaas voor het eerst een sociologische Quiznight georganiseerd. Een zeer befaamde activiteit onder studenten. In korte tijd waren dan ook alle beschikbare teamplekken gevuld. Onder begeleiding van de band SwittPig & de Hancyblazers (Jacob Dijkstra, Jan Kornelis Dijkstra en Teo van der Zee) werd de quiz door de AcCie aan de teams gepresenteerd. Woensdag 24 maart hebben wij als bestuur voor het eerst een tussentijdse algemene ledenvergadering (ALV) gehouden. Al waren er de eerste keer niet genoeg leden aanwezig om te kunnen stemmen, de tweede keer was een succes. We hebben de aanwezige leden een tussenstand kunnen geven van het beleidsplan en de financiën. Ook hadden we nog een aantal leuke ideeën voor aankomend collegejaar die wij gepresenteerd hebben. De leden waren kritisch, maar we zijn samen tot compromissen gekomen. ALV gemist en nieuwsgierig naar onze plannen?! Begin volgend jaar (waarschijnlijk rond oktober) wordt de eerstvolgende ALV georganiseerd. Je kunt natuurlijk ook alles met je laptop op de bank teruglezen op societasonline.nl

Creatief met glas.

Dat was weer een blok. Nog eventjes te gaan en dan zijn alle activiteiten van de commissies geweest, zijn wij bijna bestuur af, en is het jaar voorbij.. Nog even genieten dus, zoveel en zolang het kan! Veel liefs, Het Sociëtasbestuur 2009-2010

De tripcie op de fiets.

Op pad in Venetië!

Sociologen in het Ljubjaanse nachtleven. SOAP | MEI 2010

15


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK HUMANITAIRE

HULP IN RAMPGEBIEDEN ZOALS

HAÏTI

Gevangen tussen twee realiteiten

Madelien Meulenkamp & Ronald Kielman

Het is inmiddels al weer even geleden en de berichtenstroom in de media over de ramp in Haïti is behoorlijk afgezwakt, desondanks blijft 12 januari 2010 een zwarte dag in de geschiedenisboeken. Een aardbeving met een kracht van 7.0 op de schaal van Richter treft de eilandstaat in de Caribische Zee . Ruim een week later, op 20 januari, vindt er nogmaals een enorme beving plaats. Het precieze aantal doden is nog niet duidelijk geworden, maar komt volgens de laatste schattingen neer op zo'n 230.000 doden. Daarnaast raakten ongeveer 310.000 mensen gewond en ruim één op de zes Haïtianen raakte ten gevolge van de aardbeving dakloos. Wereldwijd werden er enorme hulpacties in touw gezet om geld in te zamelen. De grote TV-actie in Nederland haalde 41,7 miljoen euro op en dit bedrag werd door minister van ontwikkelingssamenwerking Koenders verdubbeld tot 83,4 miljoen euro. De gehele Europese Unie haalde met allerlei acties meer dan 420 miljoen euro op. Dit zijn ontzettend grote bedragen en geeft blijk van het medeleven dat er heerst onder de bevolking van andere landen en werelddelen. Maar gepaard met deze grote bedragen komen ook de vragen over de besteding hiervan op. Wat gebeurt er werkelijk met deze bedragen? Komt dit geld wel goed terecht en weten de fondsen eigenlijk wel hoe ze de bedragen moeten besteden? Is alle hulp die hier van betaald kan worden altijd wel nodig? Dit zijn slechts enkele vragen die niet alleen naar voren komen bij de ramp van Haïti, maar telkens naar voren komen bij grote inzamelingsacties naar aanleiding van een grote ramp. Misschien wordt het eens tijd voor SoApredacteurs om over deze vragen en andere gerelateerde kwesties informatie in te winnen bij een expert op het gebied van humanitaire hulp: Liesbet Heyse. Hierbij ligt de focus niet enkel op Haïti. Ook aan bepaalde recente ontwikkelingen op het gebied van humanitaire hulp zal aandacht worden besteedt.

Haïti Na een ramp als in Haïti dient er op organisatorisch vlak veel werk gedaan te worden. Diverse hulpinstellingen willen hun steentje bijdragen, maar dit moet natuurlijk aangestuurd worden. Dit is uiteraard een complex proces. Maar hoe komt dit gehele proces op gang? Heyse zegt hierover het volgende: “In eerste instantie proberen de VN de noodhulp te leiden. Dit is natuurlijk lastig, omdat de VN bestaan uit verschillende landen met verschillende belangen. De OCHA – een onderdeel van de VN – neemt de leiding en coörd-

16

SOAP | MEI 2010

ineert de hulp. Zij verdelen de hulp in clusters; voedsel, gezondheid, logistiek et cetera. Elk cluster wordt geleid door een 'clusterleader'. Het cluster 'voedsel' wordt bijvoorbeeld geleid door het 'World Food Program'. Deze clusterleaders moeten met iedere organisatie die wat wil doen op dat gebied proberen tot een goede coördinatie te komen. Uiteindelijk komen de VN met een raming van de totale kosten en de VN zullen daarop bij de lidstaten aankloppen voor een bijdrage. Vaak zeggen de lidstaten toe, maar het uiteindelijke bedrag dat ze geven is meestal lager dan in eerste instantie beloofd. Niet alle spelers in het spel zijn blij met deze manier van handelen. Sommige (vaak particuliere) hulporganisaties, zoals bijvoorbeeld Artsen zonder Grenzen, zien zich niet graag betrokken worden bij politieke processen en willen liever niets te maken hebben met deze coördinatie van bovenaf. Zij willen onafhankelijk kunnen beslissen wat zij doen.” Liesbet Heyse. Naast al het geld dat door lidde ramp mensen aanspreekt. In Darfur is er al staten van de VN wordt toegezegd, schenken jaren een ontzettend groot conflict aan de ook de burgers van deze landen vaak geld. gang, waarbij meer doden zijn gevallen dan Dit kan binnenkomen via donaties aan hulp- bij de ramp in Haïti. Een dergelijk conflict is organisaties zelf, via grote landelijke TV- echter lastig uit te leggen aan de Nederlandse acties of via diverse particuliere initiatieven burger. Ze vinden soms dat de mensen daar om geld in te zamelen. In Nederland hebben zelf ook enigszins zelf voor de problemen we hiervoor Giro 555. Diverse hulporganisa- hebben gezorgd. Wellicht is men tegenwoorties, zoals het Nederlandse Rode Kruis, Save dig moe aan het worden van de conflicten die the Children, Cordaid Mensen in Nood, zich afspelen in Afrika. Heyse: “Een ramp als Oxfam Novib en Unicef, nemen deel aan dit de Tsunami of de aardbeving in Haïti is iets initiatief. Het totale bedrag dat wordt gestort wat mensen is overkomen en waar een op Giro 555 wordt door middel van een ver- Nederlander zich ook een goede voorstelling deelsleutel onder de participerende organisa- bij kan maken. Daar ontstaat eerder medelijties verspreid. “Meestal gaan deze organisa- den voor. Het klinkt ontzettend cru, maar ties de samenwerking met de VN wel aan. Ze rampen moeten 'marketable' zijn, wil het komen bijvoorbeeld naar de cluster meetings zover komen dat mensen daadwerkelijk geld van de VN. Ze kunnen er echter ook voor kie- gaan storten. Daarnaast maak ik mij zorgen zen om meer hun eigen gang te gaan. om de grootte van de bedragen. In Haïti Sommige organisaties krijgen voornamelijk wonen bijvoorbeeld maar tien miljoen mengeld van particuliere donateurs, andere orga- sen. Er is wereldwijd bijna een biljard euro nisaties krijgen in grote mate geld van over- ter beschikking gesteld, reken maar uit hoeheden. Je kan op zijn minst bedenken dat dit veel geld er dan per persoon beschikbaar is. wellicht van invloed is op de activiteiten van Tijdens de actie voor de Tsunami is er destijds deze hulporganisaties.”, aldus Heyse. ontzettend veel geld binnengekomen, daar was echter zelfs nog geld van over. Soms krijMaatschappelijke ontwikkelingen met gen organisaties ineens een budget dat vele betrekking tot rampen malen groter is dan normaliter. Dat geld moet Dankzij de grote TV-actie in Nederland heeft dan ineens worden uitgegeven en dat leidt tot Giro 555 enorm grote bedragen opgehaald. minder optimale keuzes. Lang niet alle orgaMaar niet voor elke ramp wordt een dergelij- nisaties hebben daar de juiste structuren ke actie in gang gezet. Tegenwoordig, hoe voor!”. schrijnend ook, gaat het er om in welke mate Een oplossing voor deze ´overbesteding´


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK zou kunnen liggen bij Giro 555 zelf. Zij zouden een raming kunnen maken voor het bedrag dat zij denken nodig te hebben om goede hulp te bieden. Wanneer zij dit kenbaar maken aan het publiek ontstaat er direct veel meer duidelijkheid. Heyse is het hier mee eens: “Te veel geld zorgt voor rare dynamieken, daarom moet er van te voren duidelijk worden aangegeven hoeveel geld men denkt nodig te hebben. Artsen zonder Grenzen heeft op een gegeven moment na de Tsunami geconstateerd dat zij daar niet veel meer konden doen en aangekondigd dat zij geen geld meer nodig hadden voor deze ramp. Tevens hebben zij gezegd dat zij het overgebleven geld aan Darfur zouden besteden. Ik vond dat zij een goede positie innamen. Die cultuur bestaat helaas nog niet in deze wereld.”. De afgelopen jaren komt er steeds meer kritiek op de werkwijze van hulporganisaties. Onder donateurs bestaat vaak het idee dat veel van het geld dat zij schenken niet wordt gebruikt op de manier die wordt beloofd. Dit heeft wellicht te maken met de hedendaagse fondsenwerving van een groot deel van de hulporganisaties; deze wordt steeds resultaatgerichter. Slogans als 'voor vijf 5 cent per maand kunt u een kind beschermen tegen aids' kent tegenwoordig iedereen wel. Hiermee doet de organisatie echter wel een belofte, die wellicht niet volledig na te komen is. Heyse heeft voor deze ontwikkeling een verklaring: “Die hulporganisaties zitten gevangen tussen onze realiteit en de werkelijkheid van crisissituaties. Mensen verwachten ook wel heel erg veel tegenwoordig. Natuurlijk heeft dat ook met de fondsenwerving te maken, maar de situatie in die landen is vaak heel erg lastig, dat realiseert men zich in Nederland niet. Het blijft een hele idealistische sector. Natuurlijk moet je kritisch zijn op hulporganisaties, maar ook op jezelf als burger. Door welke praatjes en plaatjes laat je je leiden? Als je ziet dat de NS in een land met zoveel structuur als Nederland nog moeite heeft om te functioneren, kun je je voorstellen hoe lastig het is om in een land als Haïti goede beslissingen te nemen.” Een andere ontwikkeling is de grote hoeveelheid aan particuliere initiatieven die ontstaat met betrekking tot hulpverlening. Doordat de mobiliteit van mensen groter wordt, smeden zij soms zelf plannen om ergens de helpende hand te bieden. Vaak heerst bij deze mensen het beeld dat bij grote organisaties veel geld blijft hangen binnen de organisatie zelf. Particulieren denken soms dat zij dit beter kunnen. Volgens Heyse brengt dit wel problemen met zich mee. “Vooral na de Tsunami zijn er veel particuliere initiatieven ontstaan. De reden daarvoor is meestal dat men denkt dat de grote clubs hun werk niet goed doen. In principe zijn die particuliere initiatieven mooi, maar ze moeten vaak het wiel opnieuw uitvinden. Om als hulporganisatie goed te kunnen functioneren heb je kennis nodig van de omgeving en de overheden. Je moet weten hoe een cultuur

werkt. Er zijn voorbeelden van particulieren die een weeshuis bouwen in een land waar het gebruikelijk is dat wezen door andere familie worden opgevoed. Dat werkt dus niet.”

De rol van de media De media spelen in grote rampen natuurlijk een belangrijke rol. Wat mensen hier in Nederland bijvoorbeeld mee krijgen van een ramp is voor het overgrote deel afhankelijk van de berichtgeving vanuit de media. Mede door de media ontstaat er een drang bij burgers om mensen in nood te helpen en dit zorgt ervoor dat er grote budgetten beschikbaar zijn voor hulp. Daarentegen brengt de aanwezigheid van de media wellicht ook onbedoelde neveneffecten met zich mee. Heyse: “Onder andere Nederland kwam met ‘rescue teams’ en reddingshonden om mensen onder het puin vandaan te halen. Dat is ook zoiets. Het is zichtbaar en levert prachtige beelden op. Een vrouw die dagen na de ramp alsnog gered wordt, dat is mooie televisie. Zo krijgt een donateur ook het idee dat de hulporganisaties goed werk verrichten. In werkelijkheid redden die teams misschien één persoon in tien dagen Het heeft weinig zin. De mensen in Haïti worden op zo’n manier ook puur als slachtoffer neergezet, terwijl ze op zich nog best ‘resourceful’ zijn. En je moet vooral niet vergeten dat het vooral de Haïtianen zelf zijn die hun eigen vrienden en familie onder het puin vandaan hebben gehaald in de eerste 24 uur na de ramp, toen er nog nauwelijks hulp op gang was gekomen.” Verder zijn er fouten die keer op keer gemaakt worden. Zolang de pers aanwezig is, worden de hulporganisaties in feite door hen gecontroleerd. Aan de ene kant is dat goed, maar aan de andere kant zorgt dit ervoor dat ze zich vooral richten op zichtbare hulp. Dat is tenslotte ook wat de kijkers thuis willen zien. Heyse: “In het geval van de tsunami bleven de organisaties bijvoorbeeld maar vissersboten aanschaffen. Op een gegeven moment waren er meer boten dan vissers. Het is niet ‘sexy’ om onzichtbare hulp te verlenen, dat is niet concreet. Terwijl dat soort hulp, bijvoorbeeld het opleiden van mensen, voor de toekomst van veel groter belang is.” De rol van de media wordt ook duidelijk wanneer we kijken naar Haïti. Al jaren kampt Haïti met ontzettend grote problemen, zoals armoede, criminaliteit en corruptie. Hiervoor was vroeger amper aandacht. Na de aardbeving komen er plotseling bakken met geld binnen, terwijl dit al veel langer nodig was. Heyse beaamt dit: “De ontwikkelingshulp die Haïti had moeten krijgen was te onzichtbaar en oninteressant. Noodhulp die door een dergelijke ramp tot stand komt is wel zichtbaar en levert blijkbaar veel geld op. Dat is het cynische eraan.” %a de hulp Na een ramp en de daaropvolgende hulp komt er op een gegeven moment een punt

waarop (nood)hulporganisaties vertrekken. De bevolking van het land wordt dan geacht weer op eigen benen te staan. Volgens Heyse gaat zo'n vertrek niet zonder problemen. “Wat mensen zich moeten bedenken is dat de aanwezigheid van deze organisaties een markt op zichzelf is. Zij hebben tolken, chauffeurs, schoonmakers, reparateurs et cetera nodig. Die mensen verdienen bij deze organisaties vaak iets meer dan bij hun lokale werk. Bij een vertrek van deze hulporganisaties worden zij echter ontslagen. Het is voor de lokale bevolking dus vaak helemaal niet positief als de hulp verdwijnt. Daarnaast moeten al die hulporganisaties een hoofdkantoor hebben in het getroffen land. Dit zorgt ervoor dat de huurprijzen stijgen. Er ontstaat als het ware een geheel nieuw economisch evenwicht. Na het vertrek van deze hulporganisaties dient dit evenwicht weer opnieuw gevonden te worden. Voor Haïti geldt tevens dat het een hele zwakke regering heeft. Deze ramp en de daaropvolgende hulp en geld zouden een goede opstap kunnen zijn. Maar dat is moeilijk om te voorspellen, er is weinig informatie over te vinden.” Of hulporganisaties wel allemaal even efficiënt werken is een vraag die ook Liesbet Heyse niet zomaar kan beantwoorden. Het is een moeilijke sector om te kunnen onderzoeken op effectiviteit. Wat de beste manier is om geld in te zamelen, hoe dat verdeeld moet worden en waar dat aan besteed moet worden blijft de vraag. Maar één ding is zeker, er is (nog) geen succes formule.

Over Liesbet: Liesbet Heyse studeert bestuurskunde en schrijft haar scriptie over Somalië en de hulpverlening daar. In Enschede werkt ze aan de universiteit (en wordt gekozen tot docent van het jaar). In 2004 krijgt ze een post-doc positie in Groningen. Vanaf dat moment werkt ze zowel in Enschede als in Groningen. In Groningen krijgt ze de kans zich bezig te houden met organisaties bij Sociologie en met humanitaire hulp en organisaties. Ze geeft, naast het vak organisaties bij Sociologie, ook les aan studenten van de master Humanitarian actions and organizations. Sinds April 2007 werkt Liesbet vier dagen in de week in Groningen en is zij niet langer in Enschede te vinden. “Het is vanuit sociologisch perspectief erg interessant om humanitaire organisaties te onderzoeken. Het heeft iets aantrekkelijks. ‘Cowboys’ komen er graag werken. Vanuit sociologisch perspectief zijn humanitaire organisaties hele bijzondere organisaties. Ze moeten snel reageren, werken met tegenstrijdige eisen en in feite met twee realiteiten. Er zijn allerlei spanningen in hun werkveld. Het is interessant om te onderzoeken of ze die spanningen kunnen beheersen en of ze goed kunnen presteren.”

SOAP | MEI 2010

17


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK TOEKOMSTVISIE:

BETALEN MET EEN SCAN VAN JE OOG?

Moderne betaalmogelijkheden

Halverwege november vorig jaar kreeg ik hem in de bus; de OV-chipkaart. Wat ik ermee moest doen, wanneer hij in ging en vooral waar ik hem moest gebruiken was mij op dat moment geheel onduidelijk. Wat mij wel snel duidelijk werd gemaakt was het feit dat het als vervoersbewijs zou gaan gelden en dat ik er geld op moest zetten. Fijn, dacht ik, weer een nieuwe betaalmogelijkheid in deze wereld vol technische betaalsnufjes.

Annelijn Remmelink

Inleiding Tot de jaren ’80 kon je alleen maar geld ophalen in de bank met een speciaal pasje. Iedereen had toen zo een speciaal pasje en daarop zat toentertijd nog geen magneetstrip. Rond 1987 deed de PIN-pas zijn intrede, in het begin was men niet denderend enthousiast over deze pas. Op deze pas kwam een magneetstrip en op steeds meer plekken kwamen geldautomaten. In winkels kon je afrekenen door met je pas door een gleuf te halen en je personal identification number in te typen. Tegenwoordig denken we er niet eens meer over na en pinnen we bijna alles. Door de introductie van steeds meer technische betaalmogelijkheden verdwijnt contant geld. Hoewel dat misschien jammer is, gaat gemak en veiligheid blijkbaar voor traditie. Wat zal de toekomst nog allemaal voor ons in het vizier hebben? Hoe ziet de sombere toekomst van contant geld eruit? En is een scan van je iris reëel als betaalmogelijkheid of is het slechts een fabeltje?

Geschiedenis van geld Lang voordat er geld bestond hadden we andere manieren van betalen. Je ruilde goederen met elkaar. Als iemand een overschot van eieren had en jij had vlees teveel dan kon je dat gewoon met elkaar ruilen. Dat ruilen had echter een paar nadelen. Ten eerste was er niet altijd wederzijds verlangen. Soms was er geen behoefte aan eieren, dan kon je het wel schudden als ruilhandelaar. Verder waren veel producten bederfelijk. Je kon niet rijk worden door vlees te sparen want op een gegeven moment verging het gewoon. En als laatste was het moeilijk om de waarde van bepaalde producten in te schatten. Hier deed goud zijn intrede. Goud was waardevast en iedereen wou het hebben. Op een gegeven moment werd het te moeilijk om al het goud te vervoeren en daar kwamen de banken in zicht. Zij hielden jouw goud in de bank en gaven je een ondertekend papiertje waar de waarde van jouw goud opstond. Dat is het begin van wat wij tegenwoordig contant geld noemen.

18

SOAP | MEI 2010

Moderne betaalmogelijkheden zonder contant geld Pinpas Sinds de komst van computers is de blik op geld ook veranderd. Steeds meer geld wordt elektronisch beheert en verplaatst. Enkele voorbeelden waar we tegenwoordig veel mee betalen zijn de volgende mogelijkheden. Als eerste de PIN-pas. Zoals in de introductie genoemd deed deze pas zijn intrede rond 1987. In het begin moest over kleine bedragen nog administratiekosten betalen waardoor toch nog veel mensen dingen contant betaalden. Langzamerhand ontbreken de bordjes Klein bedrag? Pinnen mag bijna nergens meer en heb je haast nooit meer contant geld in je portemonnee. Ook zijn er bij bepaalde supermarkten kassa’s waar je alleen nog maar kan pinnen.

Het idee is dat je een mobiel of betaalkaart over de kassa heen haalt waarmee je met een druk op de knop het bedrag van je rekening kan laten afschrijven

Chipknip Met de pinpas kwam ook de chipknip tot stand. Het idee hiervan was hetzelfde als van de pinpas, maar vooral voor kleine bedragen. Veel winkels snapten echter niet hoe het werkte en ook was het redelijk onveilig doordat er geen pincode op zat. Uiteindelijk wordt het tegenwoordig wel gebruikt maar niet in zulke grote mate als de pinpas. Plekken waar je het vooral tegenkomt zijn parkeerplaatsen waar je snel kleine bedragen af kan schrijven. De chipknip gaf echter wel veel bedrijven inspiratie om een chip te gebruiken als betaalmogelijkheid. Op sommige scholen en bedrijven kon je geld op pasjes zetten om bijvoorbeeld snoep uit machines te krijgen. Ook kon je met je chipknip bij sommige plekken betalen om te printen.

Ov-chipkaart De chip bleek dus een goed systeem om geld op te bewaren. Daarom zijn we tegenwoordig ook verplicht om te reizen in het openbare vervoer met de zogenaamde ov-chipkaart. Weer een manier om het geklooi met contant geld tegen te gaan. Je koopt elektronisch een kaartje en dat bedrag wordt dan afgeschreven van je rekening. Er komt geen contant geld meer aan te pas. Al deze kaarten met een chip erin worden elektronische portemonnees

genoemd en zijn écht de betaalmogelijkheden van de toekomst.

Toekomstige betaalmogelijkheden Contactloos betalen Kaartbetalingen zijn niet meer weg te denken uit de Nederlandse handel als betaalmiddel. In 2008 vonden er 1,7 miljard PIN transacties plaats en dit getal groeit jaarlijks enorm. Hoewel de chip betrouwbaarder is dan de magneetstrip is de magneetstrip nog steeds de meest gebruikte. Een ontwikkeling die ook nog erg jong is, is het iDeal betalen. Betalingen vinden dan plaats via het internetbankieren. Van deze ontwikkeling wordt al veel gebruik gemaakt. Ondertussen zijn bedrijven constant bezig met andere innovaties in het betaalcircuit. De chip is nauwelijks bekend of men wil al overstappen naar het in Nederland nog onbekende contactloos betalen. Het contactloos betalen is in Singapore en London reeds een mogelijkheid om betaaltransacties af te handelen. In andere landen is het echter nog redelijk onbekend en er is nog weinig vraag naar. Contactloos betalen werkt via de Near Field Communications, ook wel afgekort NFC genoemd. Deze technologie maakt het mogelijk om middels een mobiele telefoon of een soort antenne in een betaalpas contact te leggen met een betaalterminal die ook beschikt over een NFC antenne. Het idee is dat je een mobiel of betaalkaart over de kassa heen haalt waarmee je met een druk op de knop het bedrag van je rekening kan laten afschrijven. Deze technologie geeft de mogelijkheid om bij grotere bedragen een pincode toe te voegen als extra beveiliging.

Waarom kan ik dan nog niet contactloos betalen? In Nederland werden er verschillende proeven gedaan om contactloos betalen in te voeren. Echter door meerdere tegenslagen staat het mobiele betalen in Nederland momenteel op een laag pitje. Allereerst zijn er nog geen telefoons op de markt die een chip in hun mobiel hebben waarmee ze kunnen betalen. Nokia zou een paar jaar geleden een telefoon op de markt brengen met een chip maar zag daar toch vanaf vanwege de kosten en weinig vraag naar het product. Afgezien van de geschikte telefoons vonden ook banken het contactloos betalen geen goed idee. Er bleek meer aandacht naar de totstandkoming van een geïntegreerde Europese betaalmarkt waarbij overschrijvingen en betaalkaarten overal in Europa op dezelfde manier werken. Hierdoor was de aandacht voor mobiel betalen laag. Als laatste zijn er ook nog geen overheidsregels vastgesteld als het gaat om betalingen met de mobiel. Zolang die regels er nog niet zijn is het onmogelijk om grootschalig gebruik te maken van contactloos


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

betalen. Het is jammer dat Nederland stilstaat wat betreft mobiel betalen. In 2007 liepen wij nog voorop met de proeven terwijl we tegenwoordig juist achterlopen. De proeven met mobiel betalen gaan in Duitsland, Amerika, China en Japan gewoon door terwijl we er hier voorlopig mee gestopt zijn. Het enige waar mobiel betalen mogelijk is in Nederland zijn bepaalde parkeerplaatsen in bepaalde regio’s in Nederland.

Het feit dat als ons geld slechts virtueel bestaat is een grote vertrouwenskwestie

De toekomst van contant geld De toekomst van contact geld ziet er op het moment zeer somber uit. Er is steeds minder vraag naar contant geld. Plekken waar nog wel vraag was naar contant geld zoals parkeerplekken en snoepmachines worden ook allemaal vervangen door betaalinnovaties. De chip is de betaalmogelijkheid van de toekomst. Als we over een paar jaar contactloos kunnen betalen staan al onze passen in contact met onze bankrekening. Een betaling is dan gepiept zonder dat je er erg in hebt. Het grote voordeel van deze ontwikkelingen is natuurlijk het gemak en de veiligheid. Aangezien je nooit meer contant geld bij je draagt is de kans dat je wordt beroofd van je geld erg klein. Winkels vinden het veiliger om al het geld virtueel ergens te hebben staan in plaats van in de winkels zelf en vragen ook vaker dat je betaalt met je pinpas. Het feit dat al ons geld slechts virtueel bestaat is een grote vertrouwenskwestie. Het geld dat rondgaat bestaat namelijk lang niet allemaal. Banken kunnen niet alles uitbetalen wat op onze bankrekeningen staat. Hoelang dit goed blijft gaan is de vraag, maar zolang we allemaal vertrouwen in de banken hebben moet het goed gaan.

Conclusie Zoals eerder gezegd is de chip de betaalmogelijkheid van de toekomst. Een chip zou je als het ware overal in kunnen doen. Het is dus niet geheel onwerkelijk om te geloven dat we over een paar decennia een chip ingeplant hebben ergens in ons lichaam. Op deze manier kan de chip namelijk niet gejat worden en draag je hem altijd bij je. Er zijn onderzoekers die geloven dat we betalingen nog meer persoonsgebonden kunnen maken. Er zijn dingen die echt uniek zijn per persoon, dit zijn onder andere vingerafdruk, DNA en een iris. Als we deze kunnen scannen bij een betaling en in contact zetten met onze bankrekening zou dit ook een betaalmogelijkheid kunnen zijn. Het klinkt allemaal nog erg onzeker maar één ding is wel duidelijk. De betaalmogelijkheden kunnen nog vele innovaties ondergaan.

SOCIOLOGIE

IN DE

MEDIA

Live meegenieten van de Milgram experimenten

Mart Duitemeijer

“De rol van de kerk met betrekking tot de samenleving als geheel, tot het publieke leven, lijkt te zijn uitgespeeld.”. Dit stelt godsdienstsocioloog Gerard Dekker in zijn nieuwste boek Heeft de kerk zichzelf overleefd ( ederlands Dagblad, 22-2-2010). Volgens Dekker zal de protestantse kerk zich moeten omvormen naar het model van het leger des heils, ze zou welzijnsorganisaties moeten stichten waar ze hun materiële en persoonlijke kapitaal voortaan in steekt. De ‘eigenlijke’ kerk kan zich dan volledig concentreren op haar kernactiviteit: het geloof. Chatroulette, de nieuwste hype op het internet. Internetsocioloog Albert Benschop vraagt zich echter af hoe groot deze site zal worden ( RC next, 3-3-2010). Om het echt interessant te maken moet de site iets meer structuur aanbrengen. Hoewel het willekeurige karakter van de site ook juist zijn kracht is, moeten er meer opties komen. Bijvoorbeeld het maken van interessegebieden of mogelijk maken dat je “vrienden” kan worden, wat mogelijk is bij Hyves en Facebook. Op 17 maart 2010 konden de franse televisie kijkers live meekijken bij een herhaling van de beruchte Milgram experimenten ( RC Handelsblad, 18-3-2010). Bij deze televisieshow moesten de deelnemers een persoon stroomschokken geven als deze een vraag verkeerd beantwoordde. De schokken waren natuurlijk nep, maar de deelnemers wisten dit niet, en moesten ook een steeds hogere stroomschok geven. Zodra de deelnemers wouden stoppen werden zij onder druk gezet door de presentatrice en het publiek. Bij de Milgram experimenten diende 63 procent van de deelnemers de maximale schok toe, bij de televisieshow was dit maarliefst 80 procent. ‘Werklozen worden steeds somberder’ ( RC handelsblad, 18-3-2010), is de conclusie van het onlangs verschenen onderzoek van Socioloog Patricia van Echtelt. Ook is het verschil in geluk steeds groter geworden tussen de werkenden en niet-werkenden. Dit heeft volgens haar te maken met de rol van werk. In de afgelopen jaren is de arbeidsparticipatie flink toegenomen en werk is tegenwoordig ook bepalend voor je identiteit. Verder schamen mensen zich ook meer omdat ze geen werk hebben. Men gebruikt tegenwoordig liever de term in between jobs dan werkloos. Socioloog Iliass El Hadioui deed onderzoek naar de straatcultuur van Rotterdamse jongeren. Hij ziet straatcultuur als een grote bron van overlast, terwijl de meeste sociologen denken dat etnische en culturele factoren tot overlastgevend gedrag leiden ( RC

Handelsblad, 20-3-2010). Straatcultuur leidt volgens de socioloog tot spijbelen, schooluitval, een taalachterstand en agressief gedrag tegen docenten. Ook leidt het er toe dat leerlingen hun school niet afmaken, omdat ze geen goede motivatie en discipline hebben. De straatcultuur is ontstaan in volkswijken, maar doordat jongeren uit deze wijken vaak op school zitten met jongeren uit de middenklasse nemen de middenklassenjongeren de straatcultuur ook over. Het belangrijkste punt van actie is dat de straatcultuur uit scholen wordt verbannen. Hiervoor kunnen trainingen gegeven worden aan docenten: “Ze moeten in elk geval weten wat straatcultuur inhoudt, welke normen en waarden daarbij horen. Dat leidt tot andere straffen en beloningen. Daarmee kunnen ze in hun lessen rekening houden”, stelt El Hadioui. Hoewel de katholieke kerk sterk onder vuur ligt is er nog steeds geen sprake van grote hoeveelheden uittreders. Socioloog Erik Sengers geeft hier verschillende verklaringen voor ( RC ext, 25-3-2010). Ten eerste is uit onderzoek gebleken dat het ook een praktisch probleem is: het kost redelijk wat moeite om jezelf helemaal uit te schrijven bij de kerk. Uitschrijving getuigt volgens Sengers van een sterke betrokkenheid bij de kerk, juist omdat het zoveel moeite kost. Een tweede verklaring is dat katholieken trouw zijn: “Je treedt niet zomaar uit. Je hoort bij een brede gemeenschap. Je bent er gedoopt en dat kan sowieso nooit ongedaan gemaakt worden, zelfs al laat je je uitschrijven.”, aldus Sengers. Als we de Engelse Socioloog Mike Presdee moeten geloven zullen we altijd last hebben van Hooligans (Metro, 29-3-2010). Volgens hem hebben jonge mannen behoefte aan een uitlaatklep, aan het doorbreken van de alledaagse normen. Presdee vergelijkt hooligans met mensen die carnaval vieren; ze kunnen even ontsnappen uit hun alledaagse leven en – binnen bepaalde kaders – doen waar ze zin in hebben. Anthony Giddens bepleit een nieuwe politiek op het gebied van klimaat, want met het huidige systeem zijn de problemen niet te verhelpen ( RC Handelsblad, 20-4-10). Een probleem is dat de gevolgen van klimaatverandering nog niet volledig duidelijk zijn, waardoor het aantrekkelijk is om nog geen actie te ondernemen. Volgens Giddens is het klimaat echter een onderwerp dat te belangrijk is om geen aandacht aan te besteden, het moet onderdeel worden van het gehele overheidsbeleid. De oplossing is volgens hem om belastingmaatregelen te gebruiken die burgers en bedrijven motiveren om ‘bewust’ te leven.

SOAP | MEI 2010

19


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK DE

VOOR- EN NADELEN VAN EEN MINDERHEIDSKABINET IN

´Less is more´, of toch maar niet..

Sinds 22 februari 2010 is niets meer zeker in politiek %ederland. Dat Balkenende IV viel was geen grote verassing – we zouden pas geschokt zijn als Balkenende het eens wél vier jaar als premier vol zou houden – maar verder veranderde alles. De gemeenteraadsverkiezingen werden meteen overschaduwd door de Tweede Kamerverkiezingen, vooral toen de extreem-rechtse nieuwkomer Partij voor de Vrijheid (PVV) in de peilingen één van de grootste partijen van %ederland werd. In de periode die volgde trokken Agnes Kant, Camiel Eurlings en Wouter Bos zich terug (natuurlijk bleef Balkenenende als degelijk en betrouwbaar man netjes op zijn plaats zitten) en daarmee veranderde het gezicht van Den Haag sterk. In deze stroom van veranderingen is het zelfs niet meer duidelijk of er wel een fatsoenlijke meerderheidscoalitie gevormd kan worden. Wat te doen? Van verschillende kanten gaan er stemmen op die pleiten voor een minderheidskabinet. Wat houdt dit precies in, waarom is het plotseling een serieuze optie en wat zouden de gevolgen – positief en negatief – van deze ingrijpende verandering zijn voor %ederland?

Anna Herngreen

Allereerst maar wat definities; wat bedoelen we nou eigenlijk precies met de begrippen meerderheids- en minderheidskabinet? Er is sprake van een meerderheidskabinet als de coalitie gezamenlijk een meerderheid heeft in de Tweede Kamer en het regeringsprogramma in overleg tussen de deelnemende partijen tot stand is gekomen (Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit Leiden, 2010). Dit is hoe we het in Nederland gewend zijn, maar in verschillende landen (waaronder de Scandinavische landen en Nieuw Zeeland) is dit helemaal niet gebruikelijk. Hier wordt geregeerd door een minderheidskabinet: een kabinet dat bestaat uit bewindslieden van partijen die samen geen meerderheid in de kamer hebben. Voor elk besluit moet het kabinet dan een meerderheid in de Kamer verwerven ( PDC Universiteit Leiden,2010). In Nederland is sinds de Tweede Wereldoorlog geen minderheidskabinet meer aan de macht geweest. Toch is het niet heel vreemd dat zo'n grote verandering nu als serieuze optie besproken wordt. Heel politiek Nederland staat op zijn kop: kabinetten vallen, politici gaan liever voor hun kind dan voor hun land zorgen, de extreem-rechtse nieuwkomer PVV maakt grote winsten et cetera. Met al deze veranderingen in de politiek is het niet gek dat er ook wordt nagedacht over een verandering in hóe deze poli-

20

NEDERLAND

SOAP | MEI 2010

tiek ons land moet gaan besturen. Deze wind of change is natuurlijk niet de directe aanleiding voor het nadenken over een minderheidskabinet ('Laten we ook eens een minderheidskabinet uitproberen nu we toch alles aan het omgooien zijn'), maar maakt het wel mogelijk. Het lijkt erop dat het vormen van een meerderheidskabinet moeilijk gaat worden. Volgens de peilingen van Maurice de Hond van 14 maart 2010 zou de PvdA 27 zetels krijgen als er nu verkiezingen gehouden zouden worden, de PVV 26 en het CDA 25. Sindsdien is de PVV alweer uit de top drie verdwenen en vervangen door de VVD. Op de afbeelding zijn verschillende mogelijke coalities weergegeven met het aantal zetels dat deze coalities zouden hebben (aangezien de PvdA al heeft aangegeven niet met de PVV in zee te willen is deze mogelijkheid niet meegenomen). Hier wordt duidelijk hoe moeilijk het gaat worden om een meerderheidscoalitie te vormen: geen van de mogelijke coalities haalt in de peilingen een meerderheid. Deze voorspellingen en de golf van veranderingen die nu door Den Haag gaat hebben het mogelijk gemaakt dat er serieus over een minderheidskabinet nagedacht wordt. Een minderheidskabinet is dus mogelijk en misschien zelfs noodzakelijk. Maar is het ook wenselijk? Hier hebben verschillende (oud-)politici zich positief over geuit. Geert Wilders gaf al voor de val van het kabinet op 22 februari aan een eventueel minderheidskabinet van CDA en VVD gedoogsteun te geven (Elsevier, 13 januari 2010). Bram Peper (PvdA) stelde direct na de val van Balkenende IV dat een minderheidskabinet een goed idee zou zijn: “De Scandinavische praktijk wijst al 30 jaar uit dat dat prima mogelijk is.” (Elsevier, 22 februari 2010). Ook kamervoorzitter Gerdi Verbeet gaf tijdens een werkbezoek aan Israël aan een minderheidskabinet wel te zien zitten (de Volkskrant, 9 maart 2010). Er zijn inderdaad voordelen te zien aan het minderheidskabinet. Ten eerste zou dit systeem democratischer kunnen werken dan een meerderheidskabinet. Er wordt de laatste jaren veel geklaagd over het feit dat het kabinet niet voldoende luistert naar de Kamer en voortdurend haar eigen zin doordrukt. Een minderheidskabinet is veel afhankelijker van de Tweede Kamer omdat het voor elk voor-

stel een meerderheid in de kamer moet zien te overtuigen. Daardoor zal beleidsvorming weer, zoals het hoort, een samenspel zijn tussen Kamer en kabinet. Deze betere samenwerking tussen kabinet en Kamer doet ook een ander voordeel vermoeden: een minderheidskabinet zal minder snel vallen dan een meerderheidskabinet. Door de betere samenwerking zal het kabinet minder snel besluiten nemen waar de Kamer het niet mee eens is of buiten gehouden wordt. Een situatie als de kwestie Uruzgan zal minder snel voorkomen als het kabinet gedwongen wordt nauwer samen te werken met de Kamer. Deze afhankelijkheid van de Tweede Kamer heeft haar democratische voordelen, maar is ook lastig. Een minderheidskabinet kan moeilijker beleid voeren, omdat de oppositie meer zetels heeft dan de coalitiepartijen en dus probleemloos elk kabinetsvoorstel kan blokkeren. Per onderwerp zal het kabinet een meerderheid moeten overtuigen in de Kamer. Dit leidt misschien tot een vertraging in de besluitvorming die, zeker in de (naweeën van de) economische crisis die we nu doormaken, niet wenselijk is. Tot slot kun je je afvragen of het wel verstandig is om in deze tijd, waarin de Nederlandse politiek toch al in een stroomversnelling van veranderingen zit, een ingrijpende verandering als de overgang van een meerderheids- naar een minderheidskabinet door te voeren. Hoeveel verandering kunnen we in zo'n korte periode in Nederland aan? Nu alles in de politiek zo hectisch verloopt valt ervoor te pleiten tenminste onze kabinetsvorm constant te houden.

Al met al is het wel of niet invoeren van het minderheidskabinet een moeilijke kwestie. Er zijn duidelijke voordelen, maar ook de nadelen moeten niet onderschat worden. Een democratischer relatie tussen Kamer en kabinet is belangrijk, maar is dat een (nog) tragere besluitvorming waard? En zijn er niet al genoeg veranderingen in de Nederlandse politiek op het moment? Voorlopig moeten we de verkiezingen maar afwachten; wie weet wat er de komende maanden nog verandert. Misschien speelt 9 juni niet de kwestie meerderheids- versus minderheidskabinet, maar democratie versus anti-moslimstaat.

Verschillende coalities met hoeveelheid behaalde zetels.


TOPSPORT

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK EN DE INVLOED VAN DE COMMERCIE

In het afgelopen jaar zijn er een aantal ‘grote sporters der aarde’ gevallen. In de Verenigde Staten zijn deze sporters wekenlang het onderwerp van gesprek geweest. Maar ook in %ederland is de topsport niet onberoerd gelaten. Afgelopen jaar was het jaar van de openbaringen van Tiger Woods, Andre Agassi en Yuri van Gelder. De dramatiek waarmee het vallen van sporthelden gepaard gaat, lijkt de afgelopen jaren steeds groter geworden. Dit is niet verwonderlijk; met de maatschappelijke veranderingen verschuift de rol van topsport en topsporters ook. Een toename aan belangen verhoogt de druk voor topsporters.

Roel Bottema & Edwin Slijkhuis

Agassi biechtte in zijn autobiografie op dat hij tijdens een dip in zijn carrière ‘crystalmeth’ gebruikte en daarover loog tegenover de internationale tennisfederatie. Van Gelder werd op het gebruik van cocaïne betrapt en geschorst. Woods heeft afgelopen jaren met meer dan tien vrouwen een buitenechtelijke relatie gehad. Alle drie zijn ze in hun sport de beste van hun generatie geweest. Vooral in het geval van Woods komt de klap bij de buitenwereld hard aan. De meest verdienende sporter ter wereld is altijd het toonbeeld geweest van een (zwarte) Amerikaan en familieman die het gemaakt heeft. Bovendien is hij het boegbeeld van verschillende bedrijven die horloges, scheerzeep en schoenen verkopen – bedrijven die nu allen hun reclamecampagnes gestaakt hebben.

Succes van topsporters belichaamt het succes van een land, een volk, een bedrijf of ideologie

De topsport is in de afgelopen twintig jaar steeds meer vercommercialiseerd. Zo bedroegen de sportieve tv-rechten in Europa in 2008 alleen al meer dan zeven miljard euro. De bedrijfswereld is zich steeds meer met topsport gaan bemoeien. Investeringen door miljonairs en bedrijven in voetbalclubs in Europa zijn sinds een paar jaar de normaalste zaak van de wereld geworden. Maarten van Bottenburg, hoogleraar Sportontwikkeling aan de Universiteit Utrecht, stipte de kapitaalinvesteringen in zijn oratie aan: ‘In sport kan economisch wat nergens anders kan. Als de Russische oliemagnaat Roman Abramovitsj honderden mil-

Gevallen Helden joenen in Chelsea investeert, verwacht hij geen economisch resultaat, wel een symbolisch: hij wil zijn bezit vertaald zien in prestige. Dat gebeurt nergens anders.’ (de Volkskrant, 15 januari 2009). Clubs zijn grote bedrijven geworden en sporters zijn hun belangrijkste ‘assets’. De invloed van de commercie uit zich op een aantal manieren. Verschillende topsporten zijn onder invloed van investeringen sterk geprofessionaliseerd. Er worden steeds meer middelen aangewend om resultaten te behalen. Zo hebben technologie, sportmanagement en sportpsychologie zich razendsnel ontwikkeld. Topsporters kunnen met behulp van videobeelden en metingen elke beweging analyseren en zo efficiënt mogelijk maken. Zo blijkt Sven ‘Svenergy’ Kramer, viervoudig wereldkampioen en Olympisch kampioen, volgens bewegingswetenschappers verre van ideaal te schaatsen. Wellicht kan hij op de nieuw ontwikkelde ‘duoschaats’ beter uit de voeten dan de huidige klapschaats. Wat te denken van het geavanceerde trainingscomplex Milanello, waar de voetballers van de Italiaanse voetbalclub AC Milan elke maand onder een MRI-scan gaan om hersengolven te meten. Het niveau van topsporten is door tal van deze ontwikkelingen flink gestegen. Daarnaast is de toegankelijkheid voor het publiek ook enorm toegenomen. Sport is via de televisie, internet en de mobiele telefoon overal live te volgen, waarbij er toegang is tot allerlei informatie en statistieken. Als gevolg hiervan is de blootstelling van een topsporter aan het publiek groot. Net zoals Woods lenen sporters zich steeds meer als gezicht voor een product of goed doel. Niet alleen zijn topsporters steeds meer gebonden aan bedrijven, maar ook steeds meer aan de leefwereld van gewone mensen, in het publieke domein. Zo hebben topsporters een belangrijke maatschappelijke functie. Steeds vaker duiken topsporters in achterstandsbuurten op om als voorbeeld voor de jeugd te dienen en de samenleving te binden. Hierbij moet het imago van een topsporter in overeenstemming zijn met het beeld dat de samenleving van ze heeft. Deels wordt dit imago nog steeds door culturele normen bepaald. Hoeveel openlijk homoseksuele voetballers zijn er bijvoorbeeld? Deze bindingen van het private en het publieke domein doen de druk voor topsporters toenemen. De verstrengeling van topsport, commercie en het publiek kwam dit jaar duidelijk naar voren bij het vallen van de DSB-bank en het effect op voetbalclub AZ en de schaatsers van de DSB ploeg. Voormalige spelers van AZ brachten naar buiten dat ze na vijf jaar een bonus zouden krijgen als ze bij AZ ble-

ven voetballen. Ondertussen zou met dit geld worden gespeculeerd. Aangezien deze vijfjarige overeenkomsten niet contractueel waren vastgelegd, zijn sommige spelers opgezadeld met een schuld die in de honderdduizenden euro’s loopt. Ondertussen vonden de supporters dat deze spelers hun mond moesten houden, omdat Dirk Scheringa en de DSB hadden bijgedragen aan het winnen van het kampioenschap. Succes van topsporters belichaamt het succes van een land, een volk, een bedrijf of ideologie. Zo zadelden communisten in de jaren ’80 van de vorige eeuw hun atleten op met tonnen aan anabolen en doping om ze te laten bewijzen dat hun ideologie de juiste was. Canada ontdeed zich dit jaar van haar imago van ‘niet presteren in eigen land’ door maar liefst veertien Olympische gouden medailles in hun eigen Vancouver te incasseren. Om mee te kunnen met de medaillewedloop investeerden Canada flink in deze ongeëvenaarde prestatie: het ‘We own the podium’ programma kostte de Canadezen een luttele 80 miljoen euro. Hoewel de Canadezen misschien waar voor hun geld kregen, lijkt het rendement van de investeringen in de topsport af te nemen. Eenzelfde resultaat gaat gemoeid met alsmaar groeiende investeringen.

Wie hoog stijgt, kan diep vallen – en daarmee trekt de topsporter tegenwoordig veel in zijn val mee

Alles bij elkaar genomen zijn topsporters in toenemende mate de spilfiguur in een systeem van toenemende belangen, imago en winst. Bedrijven bieden miljoenencontracten aan sporters voor hun imago, maar de samenleving en bedrijven laten deze sporters vallen als het imago niet meer overeenkomt met de geldende norm. Wie hoog stijgt, kan diep vallen – en daarmee trekt de topsporter tegenwoordig veel in zijn val mee. De vraag rijst of dit allemaal bijdraagt aan een betere sportwereld. Want naast ‘imago en winst’ zijn er andere dingen belangrijk in sport: het plezier, kameraadschap, wederzijds respect en liefde voor het spel.

SOAP | MEI 2010

21


OPINIE

TWISTPUNT:

DUURZAME ENERGIE

Investeren in duurzame energie De kosten gaan de baten vooruit

Het klimaat verandert, daar valt weinig aan te ontkennen. Hoewel klimaatsceptici vaak proberen het probleem te bagatelliseren – onder meer door op basis van een paar fouten een heel rapport in twijfel te trekken of selectieve mailtjes tussen wetenschappers te publiceren – is de wetenschappelijke wereld het er toch wel over eens dat de aarde opwarmt en dat de mens hier een groot aandeel in heeft. %aast het opwarmen van de aarde is het ook zo dat de fossiele brandstoffen als aardolie en aardgas aan het opraken zijn. Reden genoeg om volop in te zetten op duurzame energie, zou je zeggen. Toch gebeurt dit nog niet op grote schaal en is er weinig consensus over de manier waarop dit moet gebeuren.

Dieko Bakker & Jaap Oude Mulders

Waarom duurzame energie? De nood om flink te investeren in duurzame energie is hoog. Hoewel de klimaatwetenschap geen exacte wetenschap is en het moeilijk is exacte oorzaken en gevolgen aan te duiden is het desalniettemin duidelijk dat de aarde opwarmt. Zo meldde het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) in haar vierde rapport in 2007 dat het gemiddeld 0,76 graden Celcius op warmer is geworden op aarde in de afgelopen eeuw. Afhankelijk van de maatregelen die genomen zullen worden, wordt voor de komende eeuw een stijging tussen de 1,1 en 6,4 graden Celcius verwacht. Kort door de bocht zorgt de opwarming van de aarde ervoor dat de poolkappen smelten en daardoor de zeespiegel stijgt, waardoor wereldwijd landen deels onder water zullen komen te staan. Deze opwarming is volgens het rapport grotendeels te wijten aan de toename van broeikasgassen in de atmosfeer, met kooldioxide (Co2) als de grootste boosdoener. Co2 komt voornamelijk vrij bij het verbranden van fossiele brandstoffen. Een tweede reden voor het investeren in duurzame energie is het feit dat de fossiele brandstoffen aan het opraken zijn. Ze zijn bovendien vaak in handen van politiek instabiele landen waar op allerlei manieren druk op uitgeoefend wordt. Hoewel er nog gediscussieerd wordt over wanneer de gas- en olievoorraden opraken, weet men zeker dat dit moment met rasse schreden nadert. Wat betreft aardgas heeft Nederland het getroffen, met de grote aardgasbel bij Slochteren, waardoor Nederland in haar eigen gebruik kan voorzien. Maar de verwachting is dat over ongeveer 60 jaar de wereldwijde aardgasvoorraad leeg is.

22

SOAP | MEI 2010

Aardolie is een andere zaak. Bijna tweederde van de wereldwijde olievoorraad is gesitueerd in het Midden-Oosten, in landen als Saoedi-Arabië, Iran en Irak. Vanwege de grote afhankelijkheid van olie voor transport en als grondstof kunnen deze landen veel macht uitoefenen op anderen, zoals duidelijk werd bij de oliecrisissen van 1973 en 1979. Deze landen laten zich in hun olieproductie niet alleen leiden door economische, maar ook door politieke motieven. De schatting is dat de olievoorraden over ongeveer 40 jaar uitgeput zullen zijn. De enige fossiele brandstof die nog wel voor lange tijd beschikbaar is, is steenkool. Het nadeel van steenkool is echter dat het zeer vervuilend is: met tot wel twee keer zoveel Co2 uitstoot als bij aardgas.

De zon levert elk uur meer energie dan de aarde in een jaar verbruikt

Mogelijkheden voor duurzame energie Er zijn tal van mogelijkheden om duurzame energie op te wekken, hoewel het nu nog op erg kleine schaal gebeurt. Volgens cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) was in 2008 maar 3,4% van de gebruikte energie in Nederland duurzaam geproduceerd. Zo’n 70% hiervan is afkomstig van biomassa, waarbij biologische producten worden meegestookt bij kolencentrales. De kritiek hierop is dat veel van deze producten worden gehaald uit landen als Brazilië waar tropisch regenwoud wordt gekapt om deze producten te maken. Nogal tegenstrijdig dus. Windenergie is ook populair in Nederland, zo’n 35% van de duurzame energievoorziening bestaat hieruit. Dit is niet zo gek, aangezien de wind op veel plekken in Nederland vrij spel heeft en windmolens relatief veel energie opleveren. Zo levert een moderne windmolen van 3 Megawatt (MW) genoeg energie voor ongeveer 2000 huishoudens. Zonne-energie heeft slechts een aandeel van zo’n 1,5% in de huidige Nederlandse duurzame energievoorziening. Hiermee loopt Nederland ver achter op pioniers in de zonneenergie zoals Spanje en Duitsland. Zonneenergie is in potentie de meest omvangrijke vorm van duurzame energie. De energie die de zon in een uur aan de aarde levert is meer dan de hele wereld in een jaar verbruikt. Daarnaast kan iedereen zelf zonnepanelen aanschaffen en zo (deels) in eigen energieverbruik voorzien, waardoor de afhankelijkheid van malafide landen en zelfs de nationale energiemaatschappijen kleiner wordt. Om

de hele wereld van energie te voorzien, zou een gebied van 550 bij 550 kilometer in een zonrijk gebied als de Sahara genoeg zijn. In een land als Nederland, waar de zon minder vaak en minder fel schijnt is ongeveer een derde van de bebouwde oppervlakte nodig. Zonne-energie kan dus op grote schaal geproduceerd worden op relatief weinig grond. Een akker vol zonnepanelen is zelfs 50 keer zo productief als op diezelfde grond biomassa geproduceerd zou worden. Er zijn verschillende manieren waarop het gebruik van zonne-energie door particulieren wordt gestimuleerd door de overheid. In Duitsland en Spanje, de grootste producenten van duurzame elektriciteit uit zonneenergie, is een zogenaamde terugleververgoeding van kracht. Dit systeem zorgt ervoor dat particulieren met zonnepanelen op het dak bij een elektriciteitsoverschot het teveel aan elektriciteit terug kunnen leveren aan het elektriciteitsnet en daarvoor een vergoeding krijgen die ongeveer twee keer zo hoog is als de reguliere elektriciteitsprijs. De energieleveranciers in Duitsland moeten de duurzame energie verplicht terugkopen. Er is bovendien een prijsgarantie gegeven voor 20 jaar. Dit heeft ervoor gezorgd dat het in Duitsland erg aantrekkelijk is geworden om te investeren in zonnepanelen. Niet alleen voor particulieren op eigen dak, maar ook voor grote investeerders die hele weilanden volzetten met zonnepanelen. De terugverdientijd, hoe lang het duurt om de investering op een zonnepaneel terug te verdienen, is door de wetgeving geslonken van 20 jaar naar ongeveer 5 jaar.

Spanje plaatste in 2008 2671 Megawatt aan zonnepanelen, %ederland 4,5

In Spanje is een vergelijkbare wet van toepassing. Dit heeft ervoor gezorgd dat investeren in zonne-energie in Duitsland en Spanje economisch aantrekkelijk geworden is. De werking van het beleid uit zich in de hoeveelheid bijgeplaatste zonnepanelen in 2008: in Duitsland 1505 MW en in Spanje 2671 MW. Ter vergelijking: in Nederland werd 4,5 MW aan zonnepanelen geplaatst. Waarom is het in Nederland niet aantrekkelijk om te massaal te investeren in zonneenergie? In Nederland is een zwakke versie van het ‘Duitse systeem’ van kracht. De zogenaamde SDE-regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie) zorgt er weliswaar voor dat particulieren hun overschot aan duurzame energie terug kunnen leveren maar de goede randvoorwaarden ontbreken. In tegenstelling tot Duitsland is in Nederland geen vastgesteld tarief van kracht. Daarnaast


OPINIE wordt er in Nederland niet onbeperkt teruggekocht; elk jaar wordt er een nieuw quotum vastgesteld. Het quotum is echter vaak zo laag dat maar een klein deel van de mensen met zonnepanelen voor de subsidie in aanmerking komen. Dit quotum is wel nodig, omdat in Nederland de subsidie uit de staatskas moet komen. In Duitsland daarentegen betaalt iedereen een belasting van ongeveer 1 euro per maand op gewone energie om het systeem in stand te houden. Doordat de zekerheid ontbreekt dat op termijn de investering terug te verdienen is wordt in Nederland alleen nog maar op kleine schaal geïnvesteerd. Bovendien zijn het grotendeels idealisten die geïnvesteerd hebben in zonneenergie. Als Nederland zijn doelstelling van 20% duurzame energie in 2020 wil halen, zal het een systeem moeten ontwikkelen waardoor het ook economisch aantrekkelijker wordt om investeringen te doen naar duurzame energie.

Volgens de PVV is klimaatverandering een fabel en heeft de mens geen invloed op natuurlijke veranderingen

Redenen om niet te investeren Wat is het dat landen als Nederland doet beslissen niet vol in te zetten op een transitie naar duurzame energie? Ten eerste laten zowel overheid als commerciële energieleveranciers hun gedrag sterk bepalen door de financiële vooruitzichten die aan een investering in duurzaamheid verbonden zijn. Met name in economisch moeilijke tijden blijft er weinig geld over voor dure idealistische initiatieven als een omslag naar duurzame energie. Illustratief is de beslissing van oliemaatschappij Shell om op een kleine investering in biobrandstoffen na uit de duurzame energiemarkt te stappen. Zoals begin maart in de Volkskrant al te lezen was, is deze beslissing genomen omdat het winnen van olie en gas voorlopig de enige manier is om “de kasstroom op te krikken en zo de aandeelhouders tevreden te stellen”. Deze korte termijndoelstelling is kenmerkend voor een beursgenoteerde multinational als Shell, en lijkt ook een plaats te hebben gevonden in de politiek van veel landen. Overheden zijn weinig geneigd uitgebreide subsidies in te voeren omdat deze op de korte termijn onrendabel zijn. De grote voordelen van duurzame energie manifesteren zich op zijn vroegst na enige jaren, op zijn laatst na enkele decennia, en omvatten zo meerdere verkiezingscycli. Zulke termijnen liggen buiten de aandacht van de gemiddelde politicus, die vooral geïnteresseerd is in direct zichtbare resultaten die in zetelwinst kunnen worden omgezet. Naast deze welwillende maar tot korte

termijnvisie gedwongen politici zijn er vooral aan de rechterkant van het politieke spectrum individuen en groeperingen die zich principieel verzetten tegen overheidsinmenging in de ontwikkeling en toepassing van duurzame energie. Dit verzet wordt meestal ingegeven door een principiële afkeer van overheidsbemoeienis en relatief vaak ook door ongelovigheid met betrekking tot problemen als klimaatverandering en vervuiling. In Nederland wordt dit standpunt vooral uitgedragen door Geert Wilders en zijn trawanten. De VVD neigt ook in deze richting maar is hierin minder extreem. Richard de Mos, woordvoerder van de PVV op dit gebied, stelt expliciet: “het biedt geen enkel soelaas om met miljarden subsidiegeld onrendabele windmolens hun rondjes te laten draaien en om in Co2 aartsvijand nummer één te zien”. Verder stelt hij onder andere dat klimaatverandering een fabel is en dat de mens geen invloed heeft op natuurlijke veranderingen. Dat zijn analyse van de wetenschappelijke klimaatliteratuur te wensen over laat, behoeft geen toelichting. Toch maakt zijn verhaal indruk op groepen in de samenleving die zelf niet in staat zijn hem te controleren en die wantrouwig staan tegenover de wetenschap en de overheid. Ook op internationale schaal bestaan er voor landen redenen om zich uit te spreken tegen het vervangen van fossiele brandstoffen door duurzame energie. De strategische positie die het bezit van fossiele brandstoffen aan een aantal landen verschaft is hierbij een belangrijke factor. Zoals te zien was aan de lichte paniek en aanzienlijke prijsstijging die werd veroorzaakt door het RussischOekraïense gasconflict in januari 2009 heeft zelfs een korte bedreiging voor de beschikbaarheid van deze brandstoffen grote gevolgen voor de landen die van deze toevoer afhankelijk zijn. De macht die dit brandstofproducerende landen oplevert is niet te onderschatten. Deze macht zal verminderen wanneer op grote schaal naar duurzame energie wordt overgeschakeld. Duurzame energie is immers niet afhankelijk van de beschikbaarheid van beperkte voorraden op een locatie maar kan op allerlei plekken decentraal worden opgewekt. Het valt dan ook te verwachten dat vooral landen met grote fossiele brandstofvoorraden een wereldwijde transitie naar duurzaamheid niet zullen aanmoedigen.

en andere idealisten die heil zien in een groene energie infrastructuur. Ook vanuit economisch oogpunt begint het aantrekkelijk te worden. Maar zoals vaker het geval is bij opkomende markten moet de overheid een handje helpen de markt op gang te brengen door middel van subsidies. Wanneer de markt voldoende gestimuleerd is volgen er technologische ontwikkelingen waardoor de markt zelfvoorzienend wordt. Hoewel dit proces grotendeels in gang is gezet in bijvoorbeeld Duitsland en Spanje en daar ook succesvol lijkt te worden blijven andere landen huiverig dit goede voorbeeld te volgen. Tekenend hiervoor is het stuk dat demissionair minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken eind maart naar de Volkskrant stuurde. Hierin maakt ze de traditionele fout om puur vanuit economisch standpunt op korte termijn naar duurzame energie te kijken, en het klimaat volledig terzijde te schuiven. Ze wil de SDE-regeling, nota bene door haarzelf ingesteld, volledig afschaffen omdat het teveel inbreuk maakt op ‘de markt’. Zolang de Nederlandse overheid op deze manier blijft schipperen met het beleid, zal de duurzame energie sector nooit fatsoenlijk op gang komen en ontstaat er een ondichtbaar gat met landen die wel succesvol beleid toepassen. Juist in deze economisch moeilijke tijden die bol staan van de bezuinigingen moet er niet op duurzame energie gekort worden. De kosten zijn op korte termijn misschien wat hoger, maar op lange termijn wordt het voordeel er dubbel en dwars weer uitgehaald. Daarnaast heeft Nederland zijn klimaatdoelstellingen in 2020 gewoon te behalen en kan de afhankelijkheid van oliegrootmachten terug gebracht worden. Het is aan het volgende kabinet de goede beslissing te nemen.

Conclusie Redenen om te investeren in duurzame energie zijn er volop. Niet langer zijn het alleen de ‘boomknuffelaars’ Een ‘Zonnetoren’ in Spanje.

SOAP | MEI 2010

23


OPINIE

POLITICI

KIEZEN VOOR GEZINSLEVEN

Feminisering of slap excuus?

Afgelopen tijd zijn veel mannelijke politici opgestapt. %a Camiel Eurlings heeft ook Wouter Bos besloten de politiek te verlaten. Beiden met de reden meer tijd te willen steken in hun gezin. Vooral het vertrek van Bos heeft veel stof doen opwaaien. Iedereen heeft wel een mening over het “feministische” besluit van de ex-minister van financiën. Is het wel een feministisch besluit? Is het een slap excuus? Of is het gewoon een man die kiest voor wat hij op dit moment belangrijk vindt?

Hannah Achterbosch

12 Maart 2010 besloot Wouter Bos de politiek te verlaten. Al sinds 2007 heeft Wouter Bos nagedacht over aftreden, met de val van het kabinet werd zijn aftreden definitief. Hoewel zijn opvolger Job Cohen (oud burgermeester van Amsterdam) de beslissing van de voormalige minister begrijpt, hebben veel anderen, met name collega’s en feministes, kritiek en twijfels over de beslissing van Bos. “In Amerika zou niemand Wouter Bos geloven” luidt de titel van een artikel in de Volkskrant (Remarque, 2010 .) Remarque betoogt dat dit onder andere komt door de drukke levens die Amerikanen er op na houden. Ouders werken daar heel veel, maar ook de kinderen hebben het druk. Als politici in de V.S. hun gezin of kinderen zouden noemen is dit slechts om een politiek doel te dienen. Zij zullen hun kinderen dan noemen om bijvoorbeeld een bepaald imago te creëren. Hij stelt dat in de Amerikaanse politiek bij iedere zet wordt nagedacht over de vraag: “Wie wordt hier beter van?” Als we de Nederlandse politieke situatie zouden inbeelden in Amerika, zou niemand het argument van Wouter Bos serieus nemen. Helemaal niet als blijkt dat hij vervangen wordt door een zeer kansrijke kandidaat als Job Cohen. Maar verschilt onze mening over Bos wel echt met de mening die de Amerikanen er op na zouden houden? Ook Nederland wantrouwt de daad-

Sigmund, door Peter de Wit.

24

SOAP | MEI 2010

werkelijke reden om op te stappen van deze ex-minister van financiën. Karin Dekker (GroenLinks, gemeente Groningen, red.) is verbaasd over het feit dat mannen als Bos en Eurlings met een hoge politieke functie voor hun privéleven kiezen. “Als je kiest voor de politiek, dan heb je nu eenmaal een beperkt privéleven. Het is een manier van leven, maar prima te combineren als je het maar goed organiseert.” (Pepping, 2010. ) Anderen beschrijven het gedrag van de politici als “een logisch gevolg van de moderne tijd” (van der Laan, 2010) . Het is niet alleen het feit dat ze voor hun privéleven willen kiezen. Uit alles blijkt ook impliciet dat met name Wouter Bos zichzelf niet meer in staat acht een coalitie te sluiten met het CDA. Ondanks dat Bos ongetwijfeld meer aandacht wil besteden aan zijn kinderen, maakt de politieke situatie het hem op dit moment wel gemakkelijk. Daarnaast wordt er sterk getwijfeld aan de feministische aard van het besluit de politiek te verlaten. Is het niet gewoon een “mooie manier om uit te checken?” (Giesen, 2010). Gaan deze politici geen andere topfuncties aannemen straks? Is het niet toevallig dat Bos juist op dit moment uit de politiek is gestapt? Ciska Dresselhuys vindt het verhaal van Bos enigszins onbetrouwbaar. “Eurlings had nog een glansrijke carrière voor zich, hij hoefde nergens voor weg te lopen” (Houten, 2010 ). “Bos daarentegen gaat weg op het moment dat het hem tegenzit in zijn carrière.” Of moeten we het uittreden van deze ministers zien als een vierde feministische golf? Filosoof en schrijfster Stine Jensen (Giesen, 2010 ) vindt het goed dan mannen hun identiteit niet meer volledig lenen aan hun carrière. Toch heeft ook zij haar bedenkingen. Volgens haar is deze manier een hele mooie manier voor mannen om een einde te zetten aan hun politieke carrière. Bij mannen wordt zo’n keuze gezien als een man die kiest voor wat hij wil. Zouden vrouwen deze keuze

maken, dan wordt er toch snel gezegd dat ze het niet aankunnen. Anders gezegd, mannen die op deze manier uit de politiek stappen zijn geëmancipeerd en vrouwen die dit doen vallen terug in de traditionele rol. Stine Jensen: “Het mag dan op emancipatie lijken, maar in feite bevestigt het de bestaande ongelijkheden.” Ook Heleen Mees maakt een vergelijking tussen mannen en vrouwen in de politiek. Zij zegt in Trouw (van Houten, 2010 ) dat Agnes Kant haar gezin ook niet heeft genoemd als beweegreden om uit de politiek te stappen. Ook noemt zij dat Femke Halsema moeder is van een jonge tweeling, maar die hoor je nooit een krimp geven. Zou het noemen van het gezin in hun geval vertaald worden naar zwakte? Of zijn deze vrouwen in tegenstelling tot mannen als Bos en Eurlings wel echt feministisch?

Er wordt veel getwijfeld aan het feministische gehalte van deze politici. Maar de vraag is wat feminisme volgens de critici dan inhoudt. Is het feministisch van Agnes Kant en Femke Halsema om hun gezin niet te noemen als zij het over hun carrière hebben? Is het per definitie feministisch van een man om zijn gezin wel te noemen? Volgens mij is één van de kernbegrippen van feminisme keuzevrijheid, zowel voor de man als voor de vrouw. Feminisme is niet alle mannen achter het aanrecht en alle vrouwen in topfuncties. Helaas is dat wel het beeld wat nu in de kranten geschetst wordt. Stine Jensen (Giesen, 2010 ) brengt hier wel een nuancering in aan. Het is volgens haar beter gewaardeerd om op deze manier op te stappen voor een man dan voor een vrouw. De keuze die deze politici maken is niet ongeëmancipeerd of per definitie onbetrouwbaar. Het is alleen ongeëmancipeerd hoe er op gereageerd wordt door Nederlanders. Blijkbaar is het nog steeds ‘bijzonder’ en ‘goed’ als een man voor zijn privéleven kiest. Als een vrouw in een topfunctie dit doet wordt zij als “zwak” beoordeeld. De


OPINIE

keuzes van mannelijke en vrouwelijke politici zijn niet per definitie ongeëmancipeerd. Maar Nederlanders die het gedrag van deze politici beoordelen zijn blijkbaar minder feministisch. Wat wel storend is, is dat met name vrouwen twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze politici. Een voorbeeld daarvan is Cisca Dresselhuys. Zij zei in het programma van Pauw & Witteman: “Ik heb natuurlijk al veertig jaar ervaring met mannen die van alles beloven en dat niet doen.”We kunnen ons in Nederland bijna af gaan vragen of feminisering wel zin heeft, mannen doen ten slotte toch niet wat ze beloven. Voor de emancipatie zou het toch alleen maar goed moeten zijn dat een man zegt voor zijn gezin te willen kiezen? Mogen mannen in topfuncties nog geëmancipeerde keuzes maken zonder dat er talloze verborgen motieven worden gesuggereerd die hun uittreden veel beter verklaren? Een discussie over de ontwikkeling van feminisme onder mannen in topfuncties is relevant. De keuze van een man die zegt voor zijn gezin te willen kiezen per definitie in twijfel trekken is dat niet.

Feminisme is niet alle mannen achter het aanrecht en alle vrouwen in de topfuncties

Daarnaast is een keuze niet definitief. Er moet niet getwijfeld aan de intentie die de aftredende politici op dit moment hebben. Laten we er van uit gaan dat zo’n keuze nu oprecht is. Want het gaat er niet om dat deze mannen de rest van hun leven thuis zitten om voor hun kinderen te zorgen. Het gaat er om dat deze carrièremannen tot het inzicht komen dat zij een keuze hebben en dus ook kunnen kiezen om meer tijd aan hun gezin te besteden. Feminisme is keuzevrijheid. Feminisme is niet een fulltime baan én een gezin. Ook is feminisme niet parttime werk en een gezin. Feminisme is niet alle mannen achter het aanrecht. Het feit dat mannen en vrouwen de mogelijkheid hebben een eigen weloverwogen keuze te kunnen maken is feminisme. Laten we ons niet lang en breed bezig houden met ‘de betrouwbaarheid’ van de keuzes van de ex-ministers. Laten we zeggen dat zij in al hun keuzevrijheid hebben gekozen om hun drukke politieke baan te verruilen voor eengezinsleven. En nee, daarmee zijn deze mannen niet meer feministisch dan hun vrouwelijke tegenhangers. Vrouwen staan ook nog steeds vrij om voor een drukke baan of voor het gezinsleven te kiezen. Misschien is het moment waarop vrouwen én mannen kunnen kiezen voor hun gezinsleven, zonder dat de rest van Nederland verbaasd en wantrouwig is, pas echt het begin van de vierde feministische golf.

Dieko Bakker

Zomaar een mening

Radio: uit. Televisie: Comedy Channel. Internet: alleen voor onschuldig vermaak. Dat is zo ongeveer de checklist die ik elke avond afwerk om te voorkomen dat ik midden op de avond knarsetandend op mijn stoel zit. Als er namelijk één ding is waar ik niet tegen kan, waar ik heel erg niet tegen kan en wat ik niet wil zien of horen op mijn vrije avond dan is dat zomaar een mening. Beter gezegd: een zoveelste zinloze mening. Er blijft weinig over wanneer ik mij af wil sluiten van de stroom aan zinloze meningen die de media heeft geïnfecteerd. Haast elk zichzelf respecterend televisiestation kent een praatprogramma waarin willekeurige BN’ers en stemmenzoekende politici uitgenodigd worden om ons te verrijken met hun wijsheid. Het liefst nodigt men daarbij een even verlicht individu uit dat exact het tegenovergestelde beweert, om het toch vooral maar eerlijk te houden. Zelden bereikt het gesprek hierbij iets dat lijkt op een constructieve dialoog en nog zeldzamer is het dat een spreker de moeite neemt zijn of haar uitspraken te onderbouwen. In de meeste journaals is iets dergelijks ook terug te vinden. Turf voor de grap maar eens bij de NOS hoe vaak er ‘gewone mensen’ in beeld komen in tien minuten nieuws. Ik kwam tot zes in het journaal van tien uur. Dat is zes keer minstens tien seconden, bij elkaar een volle minuut waarin we leren hoe zes individuen in vijf van de zes gevallen voorspelbare gevoelens uiten. Niet om vervelend te doen, maar ik heb geen verdrietige Haïtiaan nodig om door te hebben dat een aardbeving die je kinderen begraaft bij de minder prettige dingen des levens hoort. Het is zo weer tien procent van het journaal die beter besteed hadden kunnen worden aan informatie waar we wat aan hebben, misschien zelfs aan een heel nieuw onderwerp. Op RTL is de zinloze mening ondertussen al zover doorgedrongen dat er een heel uur aan gewijd is in het programma Wat vindt Nederland. Maar goed, daar wordt tenminste nog niet gedaan alsof de mening van de doorsnee Nederlander op de een of andere manier echt van betekenis is. Dat is helaas wel anders op Radio 1, waar Stand.nl al jaren een plaats heeft in de middagprogrammering. De gemiddelde beller in dat programma lijkt niet alleen voor maximaal een kwart geïnformeerd, hoogstens voor de helft geëduceerd en voor minimaal driekwart haatdragend, maar is ook voor honderd procent overtuigd van zijn eigen gelijk. Over elk willekeurig onderwerp krijgen zij voor elkaar wat geen fatsoenlijke wetenschapper zou durven: in een paar zinnen dé oplossing presenteren, op basis van

COLUMN

flarden nieuws, vooroordelen en misschien een rapportje hier en daar. En dan ook nog geloven dat het allemaal klopt… Stand.nl heeft ook nog eens een discussieplek op internet, een forum waar zij die niet van bellen houden hun gal kunnen spuwen met het risico dat ook hun berichtje voorgelezen wordt aan het luisterpubliek. Gal spuwen lijkt hier inderdaad de goede bewoording want vaker wel dan niet daalt het niveau van de discussie tot onbeschaafde diepten. Nadat een onderwerp een paar pagina’s aan reacties heeft gehad zijn de intelligente argumenten meestal wel aan bod geweest en wordt het een welles-nietes spelletje. De persoonlijke beschuldigingen en belachelijke generaliseringen zijn dan ook niet van de lucht. Hetzelfde gebeurt haast overal waar internetters op elkaar kunnen reageren, bij krantensites en opinieblogs.

Wanneer heeft het geloof in het eigen gelijk het gewonnen van (zelf)relativering en overleg?

Wat heeft er toch voor gezorgd dat zinloze meningen zo’n grote rol zijn gaan spelen? Wie heeft bepaald dat het interessant is om van een Doetinchemse huisvrouw te horen hoe vervelend het wel niet is dat bij de buren een boom door het dak gewaaid is, of dat het belangrijk is om te weten hoe de gemiddelde xenofoob denkt over een hoofddoekjesverbod? Wanneer heeft het geloof in het eigen gelijk het gewonnen van (zelf)relativering en overleg? Ik ga voor de verandering eens niet doen alsof ik het weet. Ik weet niet waar het door komt, wanneer het gebeurd is en wat er aan gedaan moet worden. Het zou lichtelijk hypocriet zijn als ik dat aan het eind van zo’n verhaal wel beweerde. Maar ik weet wel dat ik het zat ben. Dat ik moe word van mensen die zo vast zitten in hun eigen ideeën dat ze eenieder die anders denkt op z’n minst voor zwakzinnig houden. En dat het kleine beetje research dat ik de laatste week gedaan heb me al weer met knarsende tanden voor mijn computer heeft gekregen. Misschien ben ik wel net zo erg, in elk geval is de mening die ik nu verkondig even zinloos als die van een derderangs BN’er bij Pauw en Witteman, maar ik probeer mezelf eraan te houden dat ik mijn mond hou als niet om mijn mening is gevraagd. Ik zou dan ook willen verzoeken: begin een gesprek, geen discussie. Vraag eens een ander naar het waarom van zijn mening zonder daar een eigen idee tegenover te zetten. De wereld wordt er gezelliger van.

SOAP | MEI 2010

25


OPINIE

BOEKBESPREKING: JOOST ZWAGERMAN - DUEL

Kunst van onschatbare waarde

%et als alle voorgaande jaren was er dit jaar een Boekenweek waarbij het Boekenweekgeschenk werd uitgedeeld. Voor 2010 werd dit ‘Duel’ geschreven door Joost Zwagerman. Maar is dit ook voor de sociologiestudenten de moeite waard om te lezen? Is het boek werkelijk een geschenk of zijn we afgescheept met een stuk fictie dat nauwelijks het literaire niveau van de Donald Duck overstijgt? Lees het oordeel. Waarschuwing: voor alle mensen die van plan zijn het boek nog te gaan lezen en werkelijk verrast willen worden, raad ik aan de rest van het artikel niet te lezen omdat er specifieke informatie in staat over de verhaallijn.

Lisa Sipma

De hoofdpersoon De hoofdpersoon is de 40-jarige Jelmer Verhooff die directeur is van het Hollands Museum in Amsterdam. Jelmer wordt geprezen om zijn belangrijke functie op zo'n jonge leeftijd. Hij is gescheiden en heeft twee zoons.

De verhaallijn Het verhaal is grotendeels vanuit een auctoriaal perspectief geschreven, dat wil zeggen: een alwetend persoon vertelt het verhaal over de hoofdpersoon. Het verhaal begint met een proloog en nog een proloog, waarna het overgaat in het werkelijke verhaal. Jelmer Verhooff is directeur van het Hollands Museum. Deze voldoet echter niet meer aan de vereiste brandveiligheid waardoor er een laatste tentoonstelling wordt georganiseerd waarna het gesloopt en herbouwd zal worden. De tentoonstelling is bedoeld voor jonge kunstenaars en wordt gedoopt als ‘Duel’. Twintig kunstenaars mogen hierbij exposeren waarvan er één direct uit de toon valt. Emma Duiker besluit niet een schreeuwend groot bouwwerk midden in de museumzaal te creëren, zoals haar medekunstenaars doen. In plaats daarvan maakt ze een kopie van een schilderij. Het werk dat ze kopieert is van de beroemde Amerikaanse schilder Mark Rothko en het werk heet ‘Untitled No. 18’. Ze valt Verhooff meteen op door haar ijver en monnikenwerk. Als het exposé lang en breed voorbij is, krijgt Verhooff één van zijn restauratoren aan zijn bureau. Het schilderij ‘Untitled No. 18’ dat zij bezitten is een vervalsing en dat betekent dat ze een slordige 30 miljoen kwijt zijn. Verhooff denkt meteen aan Emma Duiker en brengt haar een bezoekje samen met de restaurateur genaamd Herman Olde Husink. Duiker bekent meteen en start een verhaal over haar project. Duiker heeft het mil-

26

SOAP | MEI 2010

joenenwerk verwisseld met haar kopie. Het werk reist Europa rond om een statement voor de kunst te maken. De kunst moet weer teruggegeven worden aan de mensen en niet gekist in een stoffig depot gehouden worden. Het werk heeft in een bibliotheek gehangen voor ouderen en in een jeugdgevangenis. Ze weigert te vertellen waar het doek zich nu bevindt voor haar project afgerond is. Op slinkse wijze komt Verhooff hier toch achter en hij vliegt samen met zijn restaurateur naar Ljubljana, de hoofdstad van Slovenië, om het doek terug te halen. Daar ontmoeten ze de Nederlandse snorder Edo Veenkamp. Hij helpt hen op hun zoektocht en doet tevens dienst als vertaler. Gedrieën komen ze erachter dat het werk hangt in een school voor zwakbegaafde kinderen. Ze confronteren de directrice van de school hiermee, maar die weigert het doek mee te geven. Ze besluiten via Edo twee mensen te regelen die het doek zullen stelen voor hen. Later die avond als het doek in de hotelkamer van Verhooff staat, willen de twee dieven ineens meer geld dan afgesproken. Verhooff weigert en er ontstaat een worsteling waarbij de vuist van Verhooff door het doek gaat en een enorme scheur achterlaat. De dieven verlaten lachend het pand en Verhoof en de restaurateur gaan met het beschadigde doek terug naar Nederland en besluiten tegen iedereen hierover te zwijgen. Olde Husink gaat het werk restaureren wat een aantal jaar zal duren, en niemand hoeft er verder iets van te merken. Dan krijgt Verhooff te horen dat zijn termijn niet verlengd zal worden en dat er een nieuwe directeur zal komen. Hierop besluit hij nogmaals Emma Duiker te benaderen. Tot zijn verbazing is zij overal van op de hoogte omdat Edo één van haar buitenlands gestationeerde handlangers was. Ze gaat akkoord met zijn voorstel om één van haar kopieën achter glas tentoon te stellen in het Hollands Museum. Verhooff heeft intussen veel respect gekregen voor de ideologie van Duiker en besluit haar project te kopen. Ze biedt het aan voor €1,- omdat dit binnen haar ideeën past. Verhooff is niet langer directeur van het museum en besluit om over tien jaar, als het doek gerestaureerd is en de gemoederen gesust, het project openbaar te maken. Het is het meest ultieme meesterwerk dat hij ooit aangeschaft heeft.

Leesbaarheid Het boek is goed en meeslepend geschreven en je begint je te verplaatsen in de hoofdpersoon. Wel gebruikt Zwagerman hier en daar wat beladen taal. Zo doen de woorden ‘kongsi’, ‘epauletten’ en ‘echelon’ toch menig hoogopgeleid oor klapperen. Uiteindelijk is dit niet storend en draagt

het bij aan de literaire insteek van het boek.

Lengte Met zijn 95 bladzijden hebben wij weleens langere boeken gelezen. Binnen een kleine drie uur heeft een ieder dit boek wel uitgelezen. Wel lekker om in de trein naar Amsterdam te lezen, maar niet een boek om in weg te duiken en de komende drie dagen niet meer uit te komen. Het boek heeft echter wel net dat beetje meeslependheid in zich waardoor je het in een keer uitleest.

Kwaliteit Tijdens het verhaal wordt de schrijverskwaliteit van Joost Zwagerman duidelijk. Ook al is het een kort verhaal, het heeft wel die literaire inhoud om alle lagen van de bevolking te boeien. Wel is een voorliefde voor kunst een pre om je geheel in te leven in het hoofdpersonage. Naar mijn mening is het doel van het Boekenweekgeschenk goed geslaagd: namelijk het laten ervaren van het talent van een schrijver. Zo voelen mensen zich gemotiveerd om meer van deze schrijver te gaan lezen. Ondanks dat ik het verhaal al verteld heb, kan ik mensen die het boek nog niet gelezen hebben het toch aanraden. Je zult worden meegesleept in het verhaal en je wil zinnen als deze niet missen: ‘Een Marokkaan met een hoeveelheid gel in het haar van minstens tien zaadlozingen, bracht ons naar het Westelijk Havengebied, terwijl de house door de taxi klabangde.’ Pure literatuur als je het mij vraagt.

Over Joost Zwagerman Joost Zwagerman werd op 18 november 1963 geboren te Almaar. In 1986 debuteerde hij met zijn roman ‘De houdgreep’. Hoewel deze roman goed ontvangen werd door de recensenten, bleef het echte succes nog uit. In 1989 was het wel zover toen hij zijn roman ‘Gimmick!’ uitbracht. Dit verhaal ging over de kunstenaars- en uitgaanswereld in Amsterdam. Het thema vertoont dus veel gelijkenissen met zijn roman ‘Duel’. Naast romans schrijft Zwagerman ook essays en columns. Hij was onder andere columnist van de Volkskrant en NRC Handelsblad. Hierbij schrijft hij vaak over verschillende onderwerpen waarbij literatuur, kunst en popmuziek zijn favorieten zijn. Met zijn werk heeft hij al veel bekende prijzen gewonnen, waaronder de AKO Literatuurprijs en de Gouden Uil. Zijn werk wordt wereldwijd vertaald en uitgegeven in twaalf landen waaronder Duitsland, Frankrijk en Japan. In 2008 kreeg Zwagerman een Gouden Veer voor zijn oeuvre.


OPINIE

SOCIOLOGISCHE CANON

De sociologische canon volgens Rie Bosman

Mijn persoonlijke Canon bestaat uit de titels die er wat mij betreft uitspringen in de ‘intellectuele bagage’ die ik zelf onderweg heb verzameld. De titels zijn chronologisch geordend naar het moment waarop ik ze zelf las. 1. Multatuli - Max Havelaar (1860)

Ik ben altijd weer verbaasd als blijkt dat studenten dit boek niet kennen, alhoewel … tijdens het laatste college van de Cyclus Maatschappijtheorieeën werd de Max Havelaar als eerste genoemd als voorbeeld van een ‘politieke roman’. Voor mijn eindexamengeneratie was de Max Havelaar verplichte kost, maar er zijn veel redenen waarom dit boek nog steeds gelezen moet worden. De klokkeluider avant la lettre Edouard Douwes Dekker schreef niet alleen een vlammend protest tegen de wantoestanden in Zijne Majesteits eilandenrijk Insulinde, maar ook een prachtige roman met onvergetelijke verhalen. ‘De rijst op Java’ is sindsdien voor mij de metafoor voor frauderende overheidsdienaren. 2. Lilian Rubin - Worlds of Pain (1976)

Dit boek las ik tijdens mijn stage bij het Onderwijsstimuleringsproject van de Gemeente Groningen. De Nederlandse titel luidt “Pijn en moeite. Hoe arbeidersgezinnen leven”. In een tijdperk waarin we vol overtuiging geloofden in een maakbare samenleving met daarin een centrale rol voor het onderwijs, was dit een meeslepend maar ook verwarrend boek. Bovendien een prachtig voorbeeld van kwalitatief onderzoek.

3. Virginia Woolf - A Room of One’s Own (1929)

Een citaat uit dit boek was het motto van mijn doctoraal-scriptie: ‘In elk geval, wanneer een onderwerp omstreden is – en welk onderwerp aangaande de seksen is dat niet – kan men nauwelijks de hoop koesteren de waarheid te zeggen. Men kan slechts aantonen hoe men er toe kwam er een bepaalde mening op na te houden, wat die ook moge zijn. Men kan zijn toehoorders slechts de kans geven hun eigen gevolgtrekkingen te maken en de beperktheden, de idiosyncrasieën van de spreker op te merken. Het werk van de verbeelding zal in dit geval waarschijnlijk meer waarheid bevatten dan de feiten’ (uit de Nederlandse vertaling van C.E. van der Waals – Nachenius, 1979). 4. A.D. de Groot - Methodologie (1961)

Statistiek was voor mij een ‘acquired taste’, waarvan ik de smaak pas ging waarderen toen

ik zelf onderzoek ging doen. Maar het was A.D. de Groot die mij het gevoel gaf dat onderzoek doen iets voor mij was; voor zijn Methodologie was ik direct gewonnen. A.D. de Groot was al beroemd vanwege “Het denken van de schaker” en ‘Vijven en Zessen’, maar werd dat later toch vooral vanwege de polemiek met Jules Peschar over regressieeffecten. De Groot verliet het strijdtoneel, ‘Peschar in een gewonnen stelling achterlatend’, aldus Piet Vroon. 5. Michael Young - The Rise of the Meritocracy (1957)

Niet van elke titel in deze persoonlijke canon kan ik staande houden dat ‘elke socioloog dit boek gelezen moet hebben’. Maar dat geldt zeker wel voor ‘The Rise of the Meritocracy’ van Michael Young. Een science-fiction roman uit 1957, geschreven door een socioloog, over een zelfgemunt begrip dat als ideaal tot de dag van vandaag het onderwijsbeleid stuurt. Al laten tegenwoordig de critici zich ook sterker horen over een samenleving die niet op afstemming is gebaseerd maar op verdienste, door Young geoperationaliseerd als IQ + effort. Want ligt het IQ wel vast, en is de gegeven begaafdheidsverdeling en daarmee de verworven positieverdeling, wel zo eerlijk als het woord meritocratie suggereert? En spelen niet veel meer variabelen een rol in de kans op maatschappelijk succes? Lees bijvoorbeeld Malcolm Gladwell, Outliers (2008). 6. John Kenneth Galbraith - The Culture of Contentment (1998)

Geen economie, dit boek van de voormalige ‘eminence grise’ van de enonomie. Of moet ik zeggen ‘het enfant terrible’, want onder mainstream economen was Galbraith als ik het goed heb niet erg gewaardeerd. Maar dat is Arnold Heertje in Nederland ook niet. Hoe het ook zij: het milde cynisme over de hedendaagse middenklasse, opgetekend in een prachtig taalgebruik waar de ironie van af druipt is nog altijd zeer de moeite waard maar stemt niet optimistisch over de toekomst van het publieke belang. 7. Abram de Swaan - Zorg en de staat (1988)

Ook dit boek behoort tot de canon van boeken die elke socioloog gelezen moet hebben. Een indringende en meeslepende beschrijving van het dilemma tussen individuele en collectieve belangen op de terreinen van welzijn, onderwijs en gezondheidszorg.

8. Katherine %ewman - Falling from Grace (1989)

Alleen al de titel van dit boek is de moeite waard. Een boek over neerwaartse mobiliteit: vier casestudies over verkeersleiders, managers, werknemers van de Singer industrie en gescheiden vrouwen (‘displaced homemakers’), die door het verlies van hun werk maatschappelijk in ongenade zijn gevallen. Een cultureel-antropologisch onderzoek, met veel vakmanschap, oog voor detail en liefde geanalyseerd, en prachtig beschreven. Een aanrader.

9. Arlie Hochschildt - The Time Bind (1997)

De ondertitel van dit boek is veelzeggend: ‘When Work becomes Home and Home becomes Work’. Is dit waar feministen van de eerste, tweede en derde golf voor gestreden hebben? Moeders die hun plaats op de arbeidsmarkt hebben opgeëist, ‘dual career families’ waarin man en vrouw beide aan het arbeidsproces deelnemen, maar ouders die in ruil voor dit alles ‘the making of a home’ en vooral de zorg voor kinderen getayloriseerd hebben? Na dit ongemakkelijke boek wist ik dat ‘quality time’ niet bestaat.

Romans zijn ook een bron van nieuwe gedachten, ideeën, ervaringen, opvattingen, verleidingen, en emoties.

10. Ian McEwan - On Chesil Beach (2007)

McEwan is een van mijn favoriete schrijvers, en dit is met afstand zijn mooiste boek. Ik zag dat in de Academische Boekengids ook Rick van der Ploeg dit op zijn lijst had staan, dit sterkte mij in het voornemen om een roman aan mijn persoonlijke canon toe te voegen. McEwan daalt diep af in het ingewikkelde samenspel van liefde, verlangen, en de beperkingen van de communicatie tussen man en vrouw.

Romans zijn een bron van kennis over de sociale werkelijkheid, zo houd ik de studenten van de Cyclus Maatschappijtheorieën voor. Maar ook een bron van nieuwe gedachten, ideeën, ervaringen, opvattingen, verleidingen, en emoties. Blijf vooral lezen!

SOAP | MEI 2010

27



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.