12 minute read
The Coddeling of the American Mind
from SoAP september 2020
The Coddling of the American Mind – Hoe overbescherming en risicomijding de vrijheid van geest bedreigen Rie Bosman
Het was een klein bericht in de krant van 9 maart jl.: de Engelse Minister van Onderwijs waarschuwt de universiteit van Oxford dat zij het vrije woord moet beschermen, anders grijpt de regering in. De toonaangevende universiteit komt geregeld in opspraak door studenten die ‘omstreden’ sprekers de toegang weigeren, het zogenaamde no-platforming. De nu geweigerde spreker is hoogleraar moderne geschiedenis en betrokken bij de feministische organisatie Women’s Place UK, die strijdt voor veilige plaatsen voor vrouwen. Women’s Place UK verzet zich tegen beoogde genderwetgeving die het mogelijk maakt dat mensen zich zonder medische onderbouwing kunnen identificeren als man of vrouw. De vrees is dat mannen daar misbruik van maken en zich op die manier toegang kunnen verschaffen tot bijvoorbeeld wc’s voor vrouwen. Door deze houding wordt Women’s Place UK gehaat door transactivisten, en werd de betrokken hoogleraar Selina Todd het woord ontzegd omdat ze ‘transfoob’ zou zijn. Het was het tweede geval van ‘no-platforming’ in korte tijd; een conservatieve oud-minister werd na bezwaren door een internationale genderorganisatie een half uur voor haar toespraak het woord ontzegd.
Advertisement
De beide voorbeelden van no-platforming passen moeiteloos in de reeks vaak schokkende gevallen die worden benoemd in het boek van Greg Lukianoff en Jonathan Haidt, waarin ook wordt benoemd hoe vooraanstaande personen als Madeleine Allbright (voormalig minister van Buitenlandse Zaken onder Clinton) en Christine Lagarde (de eerste vrouwelijke directeur van het IMF en thans voorzitter van de ECB) het spreken onmogelijk werd gemaakt. Hoe is het mogelijk, vragen de schrijvers zich af, dat studenten - in naam van ‘emotioneel welzijn’ - bescherming eisen tegen woorden en ideeën die hen onwelgevallig zijn of die hen ongelukkig maken. Waarom moeten sprekers geweigerd worden of uitnodigingen worden ingetrokken? Waarom zijn er ‘trigger warnings’ nodig voor mogelijk schokkende onderwerpen in colleges of collegestof? Waarom kunnen sommige onderwerpen überhaupt niet meer behandeld worden, mogen sommige woorden niet meer gebruikt worden en sommige vragen niet meer gesteld? Een persoonlijk gevoel van gekwetstheid (‘I find that offensive’) is vaak al voldoende om karaktermoord of regelrecht geweld in gang te zetten. Massamedia en sociale media spelen daarin een grote rol.
Greg Lukianoff is advocaat op het terrein van het ‘First Amendment’ van de Amerikaanse grondwet en hij is CEO van de Foundation for Individual Rights in Education. ”FIRE’s mission is to defend and sustain the individual rights of students and faculty members at America’s colleges and universities. These rights include freedom of speech, freedom of association, due process, legal equality, religious liberty, and sanctity of conscience — the essential qualities of liberty”.
Jonathan Haidt is sociaal psycholoog en schrijver van het boek “The Righteous Mind. Why Good People are Divided by Politics and Religion” (2012). Haidt was zestien jaar verbonden aan de Universiteit van Virginia en is nu hoogleraar Ethical Leadership in New York. Lukianoff en Haidt hebben elkaar gevonden in hun verbazing en bezorgdheid over wat er op Amerikaanse colleges gebeurt, en na een aandachttrekkend artikel in The Atlantic (2016) vragen ze zich in het voorliggende boek af wat er met de huidige generatie studenten aan de hand is.
‘Wat is het doel van de universiteit?’ - vraagt Haidt in een veelbekeken TED-talk. Dat doel is het zoeken naar Waarheid, naar Kennis, naar Verlichting. Hoe kan het dat die doelen worden opgeofferd op het altaar van persoonlijk welzijn en welbehagen? Wat zijn de oorzaken daarvan, wat zijn de gevolgen? In de titel van hun boek wordt de richting van hun verklaring al aangegeven: ”The Coddling of the American Mind. How Good Intentions and Bad Ideas Are Setting Up a Generation for Failure”.
To coddle is verwennen, vertroetelen. Maar ook: overbeschermen, afschermen. Met goede bedoelingen, maar op grond van slechte ideeën.
Die slechte ideeën, ‘Great Untruths’ noemen Lukianoff en Haidt ze, zijn een leidraad in het hele boek. Steeds worden redeneringen, verklaringen en voorbeelden gekoppeld aan deze drie onwaarheden: 1. The Untruth of Fragility: What doesn’t kill you makes you weaker. 2. The Untruth of Emotional Reasoning: Always trust your feelings. 3. The Untruth of Us versus Them: Life is a Battle between Good People and Evil People.
De eerste onwaarheid is daarbij de belangrijkste: studenten zijn fragiel en kwetsbaar, en om zich veilig te voelen moeten zij beschermd worden. Tegenover deze premisse stellen de schrijvers het begrip Antifragility, gemunt door Nassim Taleb in het gelijknamige boek met als ondertitel: Things that gain from disorder (2012). Antifragile zijn dingen die sterker worden door weerstand, denk aan spieren en botten die we in de sportschool op de proef stellen, denk aan immuunsystemen. Maar ook kinderen zijn antifragile, ze hebben uitdaging, risico’s en weerstand nodig om te groeien en sterk te worden. Als die weerstand hen onthouden wordt zullen ze juist zwakker worden.
Het boek begint met een prachtig voorbeeld daarvan. Haidt vertelt hoe de kennismaking op de ‘preschool’ van zijn zoon werd gedomineerd door het radicale anti-notenbeleid van de school, vanwege de vele kinderen die daar allergisch voor zijn. Noten zijn compleet verboden, ook voor de niet-allergische kinderen. Haidt onderzocht hoe het kwam dat de allergie voor noten sinds het begin van deze eeuw zo was toegenomen, en kwam tot een verrassende ontdekking. In een knap geconstrueerd onderzoek onder jonge kinderen met aanleg voor allergie was gebleken dat de groep kinderen die geen noten hadden mogen eten significant meer notenallergie hadden ontwikkeld dan de kinderen die wél noten hadden mogen eten. De laatste groep had door een bescheiden blootstelling aan noten voldoende weerstand opgebouwd om de rest van hun leven van noten te genieten; de eerste, beschermde groep was nu eigenlijk constant in gevaar door het risico op een allergische reactie. Hun immuunsysteem had niet kunnen wennen aan de waardevolle notenproteïnen. De conclusie van het onderzoek was dat de toename in notenallergie niet de oorzaak, maar het gevolg was van het vermijden van noten. Het is een mooi voorbeeld van de ‘hygiëneparadox’, de verklaring dat allerlei allergieën enorm zijn toegenomen bij toenemende hygiëne. Maar het is vooral een mooi voorbeeld van antifragility: de kinderen die noten aten, versterkten hun weerstand terwijl bescherming en onthouding de andere kinderen verzwakten. Dat is feitelijk de kern van het betoog van Lukianoff en Haidt. Toegepast op studenten zien zij de universiteit als een mentale gymzaal voor studenten, waar je juist de uitdaging zoekt, waar je leert om tegen een stootje te kunnen, waar je met vallen en opstaan sterk en weerbaar wordt. Diversiteit van ideeën en constructieve onenigheid moeten de plaats innemen van ‘bubbles’ en politieke polarisatie.
Het boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel worden de drie onwaarheden uitgebreid behandeld. De eerste onwaarheid (‘What doesn’t kill you makes you weaker’) en de veronderstelling van ‘fragility’ hebben geleid tot een ongebreidelde groei van wat de schrijvers ‘safetyism’ noemen: een
veiligheidscultuur gericht op het vermijden van welk risico dan ook. Met veiligheid wordt hier niet gedoeld op fysieke veiligheid maar op emotionele veiligheid. Deze verschuiving van de betekenis van het woord ‘veilig’ wordt benoemd als ‘concept creep’: begrippen verschuiven, rekken op, kruipen naar een andere betekenis. We vinden ‘concept creep’ in veel domeinen en met veel begrippen, denk aan gevaar, trauma, pijn, of geweld. Pijn is niet meer een geschaafde knie of een gebroken sleutelbeen, maar een diep gevoelde mentale verwonding die iemand anders je toebrengt en die koste wat kost vermeden moet worden. Woorden kunnen in deze verschoven betekenis gewelddadig zijn en pijn doen, stress veroorzaken en gezien worden als ‘microaggressions’ – zelfs als ze niet zo bedoeld zijn. ‘Impact’ – hoe het voelt – gaat boven ‘intent’ – hoe het bedoeld is. Always trust your feelings, zegt de tweede onwaarheid. Identiteitspolitiek en slachtofferschap zijn voorbeelden van de derde onwaarheid: Us versus Them.
- Hannah Holborn Gray, president van de University of Chicago van 1978 - 1993
In het tweede deel wordt de praktijk van de drie onwaarheden op Amerikaanse colleges beschreven, in soms gruwelijke incidenten en praktijken die het karakter van een heksenjacht hebben. Let wel: het gaat hier om studenten die zich tegen hun docenten keren, of tegen een gastspreker die een lezing komt houden. Een docent kan in moeilijkheden komen door een beleefde e-mail in de verkeerde woorden, door een college over een onwelgevallig onderwerp, of door een afwijkend standpunt. Op de website van de FIRE staat een onthutsende lijst van incidenten. Opvallend is dat universiteitsbestuurders hun docenten niet beschermen of achter hen gaan staan, integendeel: ze werken mee aan het monddood maken of zelfs ontslaan van de professor die in ongenade is geraakt. Het derde deel is het meest interessant en behandelt een aantal verklaringen onder de titel ‘How did we get there’? Van de zes beschreven verklaringen wil ik op drie wat dieper ingaan: Anxiety and Depression, Paranoid Parenting en The Decline of Play (de andere drie zijn The Polarisation Cycle, The Bureaucracy of Safetyism en The Quest for Justice.)
Het hoofdstuk over Anxiety and Depression laat zien dat met name de generatie geboren tussen 1995 en 2012 – aangeduid met de naam iGen – significant toegenomen percentages anxiety en depression laat zien. Dit is vooral het geval voor meisjes, voor wie daarenboven de zelfdodingspercentages het dubbele zijn van die voor jongens. Psycholoog Jean Twenge, die de naam iGen voor het eerst gebruikte, schrijft de belangrijkste oorzaak toe aan het intensieve gebruik van smartphones en social media (‘Antisocial Media?’ vragen Lukianoff en Haidt zich af). Meisjes zijn gevoeliger dan jongens voor het effect daarvan, vanwege processen van sociale vergelijking en de angst om buitengesloten te worden. Twenge laat ook zien hoe jongeren door het intensieve ‘schermgebruik’ langzamer volwassen worden. ‘Human beings are an ultrasocial species’ schrijven Lukianoff en Haidt, en schermen houden je weg van andere mensen. De intrede van studenten uit de generatie iGen op de universiteit, met hun verhoogde klachten van anxiety en depression, valt precies samen met de cultuur van ‘safetyism’: zij zoeken bescherming en veiligheid.
In het volgende hoofdstuk, getiteld Paranoid Parenting, wordt betoogd dat als we kinderen te veel beschermen, we ze eigenlijk beschadigen. Net als met de noten. Kinderen in de beschreven generatie iGen worden beroofd van de mogelijkheden zich te ontwikkelen tot sterke, competente en onafhankelijke volwassenen. Want alhoewel kinderen tegenwoordig in absolute zin veel veiliger opgroeien dan in welke voorgaande periode dan ook, zijn ouders voor relatief weinig voorkomende maar in de media breed uitgemeten gevallen van ontvoering of erger zo benauwd, dat ze hun kinderen geen ogenblik uit het oog verliezen en elk risico voorkomen of afdekken. Een studieadviseur van de Wageningse Universiteit ziet ‘jongeren die pas problemen leren oplossen als ze gaan
studeren, voor die tijd zijn alle moeilijkheden door ouders weggepoetst’ (Volkskrant, 11 maart 2020). Lukianoff en Haidt betogen in feite dat de universiteit het daarna overneemt, met de cultuur van ‘safetyism’ en overbescherming. Dit wordt nog versterkt door het feit dat universiteitsbestuurders studenten als consumenten zien, die geen strobreed in de weg gelegd mogen worden. Dus ook geen gastspreker die iets anders vertelt dan de klanten willen horen.
In The Decline of Play wordt beschreven hoe kinderen van de bovengenoemde helikopterouders nauwelijks meer zonder toezicht (buiten) mogen spelen. Spelen is een evolutionaire noodzaak en essentieel voor kinderen: niet alleen voor hun lichamelijke ontwikkeling, maar ook om sociale competenties te ontwikkelen: weerbaarheid, frustratietolerantie, conflicthantering en zelfs burgerschapscompetenties. Maar alhoewel de feitelijke gevaren en risico’s voor kinderen de afgelopen decennia sterk verminderd zijn, laten ouders hun kinderen geen moment alleen. Sociale normen en zelfs wettelijke voorschriften versterken dit gedrag. De tijd dat kinderen minder buitenspelen dan vroeger gaat overigens niet alléén maar naar smartphones en videogames. Vanaf het moment dat kinderen naar de kleuterschool gaan, raken ze verwikkeld in wat Lukianoff en Haidt de ‘wapenwedloop’ noemen: toegang verwerven tot een (selectieve) universiteit. Dit geldt vooral voor ouders uit de middenklasse, die een opvoedingspatroon van ‘concerted cultivation’ hanteren. De enorme druk die deze competitie op kinderen legt, heeft niet alleen het spelen uitgebannen, maar draagt ook bij aan de genoemde stoornissen van angstige of depressieve aard.
In het vierde deel vragen Lukianoff en Haidt zich af hoe we wijzer kunnen worden, en daarbij geven ze een aantal aanbevelingen in het perspectief van studenten, universiteiten en de samenleving als geheel. Een mooi citaat is ‘Prepare the Child for the Road, not the Road for the Child’. Een interessant voorstel is een ‘gap year’ tussen eindexamen en universiteit, niet om te reizen maar om dienstverlenend werk (service) te doen en volwassen te worden. De universiteiten, tenslotte, moeten vooral hun oorspronkelijke doel weer serieus gaan nemen. Dat betekent het zoeken naar de waarheid, maar ook het actief - om niet te zeggen hartstochtelijk - bevorderen van de academische vrijheden.
The Coddling of the American Mind is een rijk boek. Veel te rijk voor een povere beschrijving in pakweg 2000 woorden. Het is ook een waardevol boek. Uiteraard is het dat vooral vanwege het onderwerp: het belang van opvoeding, het belang van kennis en tegenspraak, het belang van de universiteit en het belang van de democratie.
Maar wat het boek minstens zo interessant maakt en zo fijn om te lezen, is hoe het is opgesteld en opgeschreven. Lukianoff en Haidt zijn wetenschappers, opgeleid en verbonden aan de universiteit. Ze kennen hun domeinen van A tot Z, ze kennen het relevante onderzoek, zijn zowel theoretisch als empirisch overtuigend en weten dit alles helder te presenteren. Maar tegelijkertijd staan ze ook met beide benen in de beroepspraktijk en in het maatschappelijk domein. Het boek staat bol van interessante waarnemingen, concepten, analyses, mechanismen en redeneringen. Maar ook vinden we citaten uit persoonlijke gesprekken, persoonlijke ervaringen en introspectie – soms heel intiem. Greg Lukianoff schrijft openhartig hoe hij zelf heeft geworsteld met depressies, en hoe hij die met behulp van cognitieve gedragstherapie heeft overwonnen. Beide auteurs zijn een groot pleitbezorger van CBT (de B staat voor behavioral), de in hun ogen enige bewezen effectieve therapie bij cognitieve stoornissen. De werking daarvan berust, geheel in de lijn van het boek, op een gedoseerde blootstelling aan de gevreesde prikkels en ervaringen. NIET op het vermijden daarvan!
De toon van het boek is respectvol, zonder oordelen. De schrijvers willen vooral begrijpen en verklaren. Zelfs bij de ernstigste uitwassen overheerst de verbijstering en de verwondering: waarom gebeurt dit? Hoe kunnen we dit verklaren en veranderen? Het verhaal dat ze vertellen is overtuigend, en ik kan dit boek daarom alleen maar aanbevelen. Dit is echte sociologie.