![](https://assets.isu.pub/document-structure/201001123056-0e2a23a1cb13d260261d774adac70f88/v1/4c926346dc38f49d6c4c20e86e700e56.jpg?width=720&quality=85%2C50)
11 minute read
Gokken is zondig
from SoAP september 2020
Siebren Kooistra
Volgens Blaise Pascal moeten wij er allemaal voor kiezen om in God te geloven, en dan ook zijn christelijk-katholieke God, en niet die abstracte figuur van de protestanten of (stel je voor!) één of andere eik die ons verlossing zou moeten schenken (Hájek, 2017; Saka, z.j.). Pascal redeneert dat geloof in God niet meer dan een rationele keuze is. In God geloven vervangt immers een risico op grenzeloos lijden in de hel voor de kans op oneindig geluk in de hemel (Hájek, 2017; Saka, z.j.). Dit maakt de keuze voor God op basis van wat ‘de Gok van Pascal’ heet in de kern een keuze uit eigenbelang.
Advertisement
In godsdiensten lijkt eigenbelang als drijfveer voor het maken van de juiste keuzes niet beperkt te zijn tot het fundamentele dilemma van al dan niet geloven in een god of groep goden. Ook meer in het algemeen wordt de godsdienstbeoefening met regelmaat onderbouwd door straf en beloning, en niet vanuit een beroep op de intrinsieke waarde van de regels en gebruiken van de betreffende religie. Religieuze toewijding maakt het verschil tussen een plaats in de hemel of een plaats in de hel, of bepaalt in welke kaste (een groep met een bepaalde sociale status, waar mensen in geboren worden) mensen worden wedergeboren (Clarke, 1993).
Omdat een samengaan van eigenbelang en religieuze toewijding de kern van dit stuk vormt, lijkt het een goed idee om definities van deze concepten te geven. Misschien lijkt dat enigszins formeel. Echter: als niet duidelijk is wat de begrippen die gebruikt worden inhouden, is het makkelijk om kritiek te ontwijken. Het blijft in dat geval mogelijk om te beweren dat bepaalde kritiek niet van toepassing is op het eigen standpunt. Hierom nu definities. Met eigenbelang wordt persoonlijk voordeel als overheersende drijfveer voor gedrag, onafhankelijk van andere overwegingen omtrent het al dan niet tonen van dit gedrag bedoeld. Religieuze toewijding betekent het vertonen van gedrag en uitdragen van ideeën die passen bij de godsdienst waarvan een individu (dat dit gedrag vertoont en deze ideeën heeft) zich als lid beschouwt. Het lijkt verdedigbaar om religieuze toewijding gedreven door eigenbelang toch in ieder geval aan kritische beschouwing te onderwerpen. Als mensen handelen met persoonlijk voordeel als doel, zonder te geloven in de intrinsieke waarde van het gedrag dat ze vertonen en de ideeën die ze aanhangen, doen ze dan het juiste? Met dit in gedachten lijkt een rationele afweging van kosten en baten vooral bij geloof een twijfelachtige basis voor keuzegedrag, omdat geloof gefundeerd is door overtuiging in plaats van kennis en zekerheid.
Kan eigenbelang dan als motivatie voor religieuze toewijding gezien worden bij godsdiensten in het algemeen? Hiervoor is het logisch om de belangrijkste wereldgodsdiensten één voor één te beschouwen. Daarbij ligt het (vanuit het perspectief van Europeanen) voor de hand om als eerste naar het christendom te kijken. Het christendom kent een tamelijk diepgeworteld concept van het hiernamaals (Clarke, 1993). Zoals een voorbeeld als Mattheüs 7:13-27 uit de Bijbel in de nieuwe vertaling (1956) redelijk duidelijk maakt, is de gunstige zijde van het hiernamaals (de hemel) daarbij niet zonder meer toegankelijk. Of alleen de Bijbel de voorschriften bevat die nageleefd moeten worden om aanspraak te maken op hemelse verlossing (zoals gangbaarder is onder protestanten), of de kerkelijke organisatie ook regels opstelt (zoals binnen de roomskatholieke kerk het geval is) is niet van groot belang. In beide gevallen is een actieve trouw aan het christelijke geloof noodzakelijk voor zielenheil.
Een redelijk bekend aspect van de calvinistische geloofsrichting is een geloof in predestinatie. Dit is het idee dat van ieder individu vóór de geboorte al vaststaat of deze in de hemel of in de hel zal belanden. Het is begrijpelijk om op basis hiervan te verwachten dat binnen het calvinisme een minder sterke nadruk zou liggen op de koppeling tussen religieuze toewijding en persoonlijke redding. Als het lot van de ziel ná de dood al vastligt vóór de geboorte, maken keuzes tijdens het leven immers niet meer uit. Als Max Webers “Die Protestantische
Ethik und der Geist des Kapitalismus” (1905) erop nageslagen wordt, blijkt de situatie genuanceerder te liggen. Er wordt van uitgegaan dat mensen die voorbestemd zijn voor de hemel ook voorbestemd zijn om de religieuze toewijding te tonen die dit rechtvaardigt. Voor calvinisten betekent dat in de praktijk een druk om religieuze toewijding te tonen, zodat zij zichzelf en anderen kunnen overtuigen van hun voorbestemming voor de hemel. Dit brengt de verbinding tussen religieuze toewijding en eigenbelang terug in het dagelijkse leven.
Volgend op het christendom lijkt het logisch om met de tweede abrahamitische religie (jodendom, christendom, islam), de islam, verder te gaan. De islam vraagt eveneens van haar volgers dat zij zich ondergeschikt maken aan de wil van God en hun vrije wil begrenzen, teneinde beloond te worden met eeuwige zaligheid na het laatste oordeel (Clarke, 1993; Koran 69, Quran.com). Hoewel het de vraag is of deze perceptie gerechtvaardigd is, lijkt er in de eenentwintigste eeuw geen religie zo bekend te staan om een verband tussen religieuze toewijding en persoonlijke redding (of omgekeerd, verdoemenis door gebrek aan toewijding) als de islam.
Het christendom en de islam zijn natuurlijk nog redelijk nauw verwant. Als echter verder wordt gekeken naar het hindoeïsme en het boeddhisme, blijft de koppeling tussen religieuze toewijding en eigenbelang bestaan. In het hindoeïsme zijn het doen van goede daden om het ‘karma’ te verminderen, het beoefenen van yoga, een diepgaand geloof in een god of het volgen van de leer van een goeroe de voornaamste manieren om verlost te worden van de cyclus van dood en wedergeboorte waar de ziel van een mens in gevangen zit (Clarke, 1993). Al deze wegen naar verlossing zijn uiteindelijk een uiting van toewijding aan de hindoeïstische religie. Op deze manier geïnterpreteerd, wordt goed leven vanuit het perspectief van de godsdienst een manier om eerder dan de rest van de mensheid te kunnen ontsnappen aan de verschrikkelijke kringloop van leven en dood. Het lot van anderen is dus niet werkelijk van belang, het is vooral de eigen verlossing die telt. verlossing als einddoel van de geloofsbeoefening (Clarke, 1993). Centraal in het boeddhisme is de poging om middels meditatie, gedachtenoefeningen en studie afstand te nemen van de aardse verlangens en zorgen en zo de natuurlijke staat van lijden die de mens bindt te overstijgen (Clarke, 1993). Eigenlijk is dit opnieuw een tamelijk instrumentele benadering van godsdienstbeoefening. Godsdienstige toewijding is geen doel, maar een middel tot het bereiken van nirwana.
Tot nu toe lijkt religie nog weinig substantieels in te kunnen brengen tegen het verwijt van opportunisme en eigenbelang. Dit verandert echter al enigszins als vanuit het christendom niet eerst naar de chronologisch latere islam wordt gekeken, maar juist het oudere jodendom wordt beschouwd.
De Tenach (de Hebreeuwse Bijbel) is min of meer gelijk aan het christelijke Oude Testament, en als binnen de Bijbel het Oude Testament wordt bestudeerd is iets opvallends te zien. In het Oude Testament wordt vaak niet vanuit het belang van het individu opgeroepen tot het eerbiedigen van de wetten van God. In plaats daarvan is het veelal het volk Israëls als geheel dat gestraft wordt of welvaart ontvangt door haar godsdienstige trouw (e.g. Jes. 42:24- 25; Deut. 4:1-40).
Breder bezien is een cyclus van geloofsafval, straf en terugkeer tot het geloof een belangrijk motief van het Oude Testament. Het is een kernelement van de verhouding van de Joden tot hun God. De Bijbelboeken Richteren en Koningen staan vol met zinssneden gelijkend aan “Maar de Israëlieten deden wat kwaad is in de ogen des HEREN…”, om vervolgens een leider of koning te introduceren die de joden naar hun godsdienst terugvoert. De boodschap van ‘de profeten’ (liever: Bijbelboeken als Hosea, Joël, Amos enzovoorts) was bovenal het fundamentele verband tussen de joodse trouw aan God en Gods oordeel over het Joodse volk.
Wat hierbij van doorslaggevend belang is, is dat de welvaart en vernietiging die door religieuze toewijding worden verkregen niet gaan over het hiernamaals, maar juist over het diesseits, het aardse leven. In het Oude Testament wordt verwezen naar een leven na de dood (e.g. Jes.
26:19), maar dit gaat lang niet zo ver als het Nieuwe Testament (e.g. Openb. 20: 11-15). Religieuze toewijding is in het Oude Testament een taak ten bate van het collectieve belang, en niet zozeer een weg naar persoonlijk voordeel. Een collectief goed, dus, want het kost natuurlijk zelfbeheersing en moeite.
Ook het christendom gaat niet alleen over de eigen verlossing. De aandrang tot evangeliseren die bij nagenoeg alle christelijke kerken te zien is, komt vast voor een belangrijk deel voort uit institutionele belangen (‘zieltjes winnen’). Het biedt echter ook een nieuw perspectief op de verhouding tussen eigenbelang en religieuze toewijding. De geloofsinhoudelijke onderbouwing van dit fenomeen is dat bekeerlingen gered worden van eeuwige verdoemenis. Mensen bekeren redt de bekeerlingen dus van de hel, het zorgt ervoor dat zij meer kans hebben om in de hemel te geraken. Met die redenering wordt bekeringswerk altruïstisch. Vooral in protestantse geloofsgemeenschappen waar goede werken niet meewegen voor de kansen bij het laatste oordeel en oprecht geloof het alfa en omega is, is dit een interessant argument. Wat dit argument nog interessanter maakt, is dat bekeringsdrang jegens anders- en ongelovigen ook in andere religies terugkomt. De islam kent bijvoorbeeld Da’wa.
Religieuze toewijding gaat dus in sommige gevallen duidelijk verder dan eigenbelang. Het is echter ook goed om wat meer afstand te nemen van de kern van deze beschouwing, en geloofsbelijdenis niet alleen moreel en inhoudelijk te overdenken. Vooral voor sociologen en agnosten lijkt ook een functionalistisch perspectief logisch om mee te nemen. Misschien vormt het stimuleren van correct gedrag door middel van de belofte van persoonlijke verlossing wel een heel effectief voorbeeld van een selectieve prikkel. Of religieuze toewijding nu hulp aan anderen betekent, of beperkt blijft tot het tonen van voorspelbaar en begrijpelijk gedrag, in beide gevallen draagt het bij aan een collectief goed. Bij het jodendom is het idee van religieuze toewijding als collectief goed natuurlijk ook al naar voren gekomen. Daar ging het echter om een geloofsinhoudelijk collectief goed in plaats van een maatschappelijk, voor alle geloven Dan rest nog de meest indirecte en onzekere beperking van het samengaan van eigenbelang en religieuze toewijding: geloof stimuleert denken over een ‘groter geheel’. Doordat een mens zichzelf door een godsdienstige leer plaatst in een universum waarvan zij- of hijzelf maar een infinitesimaal klein deel uitmaakt dat slechts infinitesimaal kortstondig bestaat, wordt het ook redelijker om eigenbelang opzij te zetten. Door te handelen naar de orde van het ‘grotere geheel’ doe je immers iets dat jezelf overstijgt. Eigenbelang nastreven, aan de andere kant, verstrekt persoonlijke betekenisloosheid nog eens. Vooral de boeddhistische leer lijkt het opzijzetten van eigenbelang vanuit een besef van de eigen betekenisloosheid te kunnen stimuleren, hoewel ook andere religies kunnen bijdragen aan de zojuist beschreven houding.
Als verwante benadering kan ook beargumenteerd worden dat het idee van een scheppende kracht die het universum tot een samenhangend geheel maakt, aanzet tot aandacht voor alle dingen om de alledaagse beleving van het bestaan heen. Zelfs ogenschijnlijk gescheiden dingen hangen vanuit dit uitgangspunt tenslotte op één of andere manier samen. Het christelijke rentmeesterschap zou wel aangewezen kunnen worden als concreet voorbeeld bij dit argument. Rentmeesterschap is het idee dat de mensheid de aarde in bruikleen heeft van God, die dit geheel voor de mens heeft geschapen. De aarde is dus geen permanent bezit, maar is tijdelijk aan de mensheid gegeven. Hierdoor heeft de mensheid ook een verantwoordelijkheid om de aarde te beschermen en onbeschadigd terug te geven. Dit argument is één van de manieren waarop de ChristenUnie haar klimaatbeleid rechtvaardigt (Dik-Faber, z.j.; Segers, 2019).
Misschien is het vreemde samengaan van eigenbelang en religieuze toewijding wel niet zozeer geschikt als oordeel over godsdienstige gebruiken als samenhangend geheel. Het is eerder een aandachtspunt bij kritische beschouwing van de geloofsbeleving van een individu. Het laat oprechte morele discussies tussen gelovigen en niet-gelovigen toe die dieper gaan dan het vaststellen van tegenstellingen. In die zin is het een manier om een balans
te vinden tussen een simplistisch “ja maar -bewijs- het nu eens”, en een onvermogen om verweer te bieden tegen weinig genuanceerde ophemeling van de deugden van het geloof. Bij deze discussie gaat het niet over waarheid en onwaarheid. In plaats daarvan wordt een wereldbeeld als vooronderstelling gebruikt, en ontstaat een discussie over hypocrisie en goedheid onder die aanname.
De voorgaande alinea impliceerde al iets wat ik nu zal expliciteren: ik ben agnost/atheïst, en aangezien ik evenmin godsdienstwetenschapper/theoloog ben, is er eigenlijk geen enkele religie waarvan ik diepgaande kennis bezit. In werkelijkheid zijn er van de meeste godsdiensten en hun leer veel meer interpretaties van heilig schrift dan alleen de verabsoluterende, letterlijke interpretaties die ik hier relatief veel heb gebruikt. Fundamentalisme vormt niet meer dan een uiteinde van een rijkgeschakeerd spectrum.
Als u, de lezer, ook atheïst bent, hoop ik dat dit stuk uw perspectief op religie enigszins heeft mogen verrijken. Als u gelovig bent, hoop ik dat u met mijn visie misschien een rijker inzicht hebt gekregen in de reserves die atheïsten kunnen hebben ten aanzien van religie.
Sommigen denken als Pascal, velen geloven met principes. Clarke, P. B. (Red.). (1993). Godsdiensten van de wereld: Ontstaan, ontwikkeling, tradities en betekenis van de grote godsdiensten van vandaag. Houten, Nederland: Unieboek. Dik-Faber, C. (z.j.). Klimaat [Standpuntartikel]. Opgehaald van https://www. christenunie.nl/standpunt/klimaat Hájek, A. (2017). Pascal’s Wager. In E. N. Zalta (Red.), The Stanford encyclopedia of philosophy (Summer 2018 ed.). Geraadpleegd op https://plato.stanford. edu/entries/pascal-wager/ Makeham, J. (Red.). (2014). China: De Chinese beschavingen van de prehistorie en de dynastieën tot en met de laatste keizer. Kerkdriel, Nederland: Librero. Het Nederlandsch Bijbelgenootschap. (1956) Bijbel in de nieuwe vertaling. Leeuwarden, Nederland: A. Jongbloed Saka, P. (z.j.). Pascal’s Wager about God. In J. Fieser, & B. Dowden (Red.), Internet encyclopedia of philosophy. Geraadpleegd op https://www.iep.utm.edu/pasc-wag/ Segers, G.-J. (2019). Van een oververhit klimaatdebat naar verstandig klimaatbeleid: een verantwoording [artikel]. Geraadpleegd op https:// www.christenunie.nl/klimaatbeleid Weber, M. (1905). Die protestatische Ethik und der Geist des Kapitalismus. In W. Sombart, M. Weber, & E. Jaffé (Red.), Archiv für sozialwissenschaft und sozialpolitik: Neue folgedes archivs für soziale gesetzgebung und statistik (pp. 1-110). Geraadpleegd op https://archive. org/details/bub_gb_D_YnAAAAYAAJ