SoAP_November_2007

Page 1

Jaargang 38, nr. 4, November 2007

SOAP Sociologisch Antropologisch Periodiek sinds 1970

PERIODIEK

VAKGROEP SOCIOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

In dit nummer onder meer: - Tom Snijders; uitvinder in Oxford - Stichting Didi In de voetsporen van... Aletta Jacobs - Afschaffing basisbeurs?


Redactioneel: (Verlang)lijstjes De opleiding sociologie in Groningen is een matige middenmoter volgens het themanummer ‘Studeren’ van Elsevier. Onvoldoendes zijn er voor 'stagemogelijkheden' en 'studiemogelijkheden in het buitenland' - iets wat SoAP overigens in vorige afleveringen al had aangekaart. Er is echter licht in de duisternis van de wetenschap in Groningen: de RuG, of nee, de rijksuniversiteit groningen (een cosmetische ingreep van een half miljoen euro) treedt eindelijk toe tot de prestigieuze Times mondiale top 200 van beste universiteiten. Met stip binnen op - jawel - plaats 173. Ik ben ongevoelig voor lijstjes, maar bovenal slecht in het samenstellen ervan. Bij het overdenken van mijn lievelingsboek kom ik meestal niet verder dan het laatst gelezen exemplaar, voor cd's geldt dat mijn preferentierangordening even onderhevig aan conjunctuur en andere invloeden van buitenaf is als voormalige Oostblokvaluta. Dit gebrek aan talent voor rangschikken is overigens niet erfelijk, durf ik op basis van persoonlijke ervaring te stellen. Zo is mijn broertje in staat een top tien samen te stellen van rechtsbenige linksbuitens die tussen 1993 en 1999 in de Nederlandse eredivisie actief waren. Met de feestdagen op komst is er een ander soort lijstjes dat mij de nek om doet: verlanglijstjes. Met afgunst kijk ik naar mensen die ondubbelzinnig weten wat ze willen en waar het heen moet (of moest). Arie Glebbeek wil van de basisbeurs af (zie twistpunt), Tom Snijders wilde vroeger uitvinder worden (en werd dat naar eigen zeggen ook - zie interview) en Wike Been heeft al helemaal duidelijk voor ogen wat ze wil bereiken met haar Stichting Didi: "Ons streven is om 50.000 euro bij elkaar te krijgen door middel van allerlei activiteiten." zegt ze verderop in deze SoAP. Duidelijker en overtuigender kan het haast niet. Ik heb maar weer warme sokken gevraagd aan Sinterklaas, maar het liefste wil ik nieuwe SoAP-redacteuren. 24 pagina's is wel erg dun, met een lange winter voor de boeg. Vinden jullie niet?

INHOUD

VAKGROEP

Interview: Tom Snijders 4 College-evaluatie: Inleiding in de sociologie 6 Sociologie in de media 7 Afgestudeerden 7 De faculteitsraad en de OC 8

MAATSCHAPPIJ & POLITIEK

Jurre van den Berg, hoofdredacteur

Colofon SoAP (Sociologisch Antropologisch Periodiek) Jaargang 38, nummer 4, november 2007 Drukwerk: Copyright Verzending: Rijksuniversiteit Groningen Redactie: Jouri Bakker, Jurre van den Berg, Astrid van Dijk, Mart Duitemeijer, Michiel Emmelkamp, Nathalie Feitsma, Matthias Frankema, Laura Louwes, Karin Meiboom, Marlou Visser, Cor Jan van Zwol. Lay-out: Mart Duitemeijer Contact: SoAP_Groningen@hotmail.com Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen

2

SOAP | NOVEMBER 2007

De onderzoeksjournalist Seymour Hersh 10 Stichting Didi 11 Column: Achterskamers 12 ‘Prachtwijken’: Felicitatiekoffer als binnenkomertje 13


SOCIËTAS

In dit katern krijgt studievereniging Sociëtas de ruimte om haar nieuws te presenteren. Nieuws van Sociëtas 14 - 15

KUNST & CULTUUR

Haastcultuur 16 In ons geheugen gegrift: beeldcanon 17 Waar ben jij nu? 18 Tip van de prof: Christian Steglich 19

OPINIE

Twistpunt: Afschaffing basisbeurs 20 Column: Significantekening 21 Dubai: schijn bedriegt 22 In de voetsporen van: Aletta Jacobs 23 Achterkant 24

OVERIG

Redactioneel 2 Colofon 2 Inhoudsopgave 2 Advertentie 9

SOAP | NOVEMBER 2007

3


VAKGROEP

INTERVIEW: TOM SNIJDERS

“In het licht van de eeuwigheid is het volstrekt onbelangrijk” Tom Snijders: uitvinder in Oxford Uw moeder was een beroemde kinderpsycholoog en uw vader was hoogleraar psychologie in Groningen (de Snijderszaal in het Muntinggebouw is naar hem vernoemd, red.) In hoeverre hebben hun wetenschappelijke interesses invloed gehad op die van u? "Je weet natuurlijk nooit wat de invloed van je ouders is en wat van andere zaken, maar ik denk dat het mij wel heeft beïnvloed. Tijdens mijn schooltijd was ik geïnteresseerd in maatschappelijke kwesties, kranten lezen, discussiëren over dingen in de samenleving. Daarin werd ik wel aangemoedigd door mijn ouders. Het was ook wel gebruikelijker om te gaan studeren als je ouders wetenschappers waren."

Tom Snijders voor zijn werkplek in Oxford. foto: Tineke Snijders Tom Snijders (Tilburg, 1949) is internationaal een vooraanstaand onderzoeker op het gebied van sociale netwerkanalyse en multilevel analyse. Dermate vooraanstaand dat Snijders, voorheen docent aan de vakgroep Sociologie in Groningen en voormalig directeur van de interuniversitaire onderzoeksschool ICS, Groningen in 2006 gedeeltelijk inruilde voor een functie aan de University of Oxford.

Jurre van den Berg U studeerde in 1973 cum laude af in de wiskunde en promoveerde zes jaar later eveneens cum laude in diezelfde wetenschappelijke discipline. Hoe komt een wiskundige terecht in de 'zachte' sociale wetenschappen? "Misschien wel door mijn erfelijke belasting. Mijn ouders waren allebei psycholoog en die hebben ongetwijfeld wel interesse in de sociale wetenschappen bij mij gekweekt. Ik was tijdens mijn studie wiskunde al geïnteresseerd in sociologie. Tijdens mijn kandidaats heb ik een bijvak sociologie gedaan, wat toen heel uitzonderlijk was. Ik moest er speciaal toestemming voor krijgen, omdat ze bang waren dat het een ontsnappingspoging was voor slechte studenten die natuurkunde - wat het gewone bijvak was niet aankonden. Ik was wel geïnteresseerd in wiskunde, maar niet in wiskunde óm de wiskunde. Wel in wiskundetoepassing op maatschappelijke vraagstukken."

4

SOAP | NOVEMBER 2007

Ergens noemde u het geven van onderwijs 'een inherent onderdeel van een wetenschappelijke carrière'. U stond toen u zelf nog statistiekcursussen gaf bij de vakgroep onder studenten bekend als iemand die ingewikkelde dingen in colleges begrijpelijk kon maken. Momenteel geeft u nauwelijks meer colleges. Mist u het of was het een noodzakelijk kwaad? "Hier in Groningen geef ik inderdaad nauwelijks meer college, maar af en toe word ik nog wel ingeschakeld voor gastcolleges. Ik doe het nu in Oxford. Ik vind onderwijs geven in al zijn facetten ontzettend leuk om te doen. Naast cursussen geven begeleid ik trouwens nog wel steeds promovendi, en soms afstudeerders. Het maakt niet uit of het onderwerp echt mijn specialisme is, of een eerstejaars instapcursus statistiek. Ook dat is uitdagend, om het op zo'n manier uit te leggen aan de studenten dat het hopelijk echt iets zegt. Soms kost het me wel moeite me te verplaatsen in de student." U zette ooit de serie 'Zin in Statistiek' op. Termen als 'random coëfficiënt models' en 'item response theory' zullen echter bij veel studenten niet erg tot de verbeelding spreken. Wat is er precies leuk aan statistiek? Mijn grondgedachte daarbij was dat studenten en onderzoekers statistiek vaak met frisse tegenzin doen, 'omdat het moet'. Ik wilde ze laten zien hoe ze het praktisch konden toepassen, dat het nodig is en bovenal leuk kan zijn. Onderzoekers raken vaak gemotiveerd voor statistiek wanneer zij zelf in hun onderzoek om het punt zijn aanbeland waarop ze het heel hard nodig hebben." Waar denkt u dat de weerzin van veel stu-

denten tegen statistiek vandaan komt? (denk lang na) "Enerzijds bestaat er denk ik een psychologische blokkade: als je dénkt dat je het ingewikkeld vindt, wellicht ook doordat het in het verleden slecht is uitgelegd, víndt je het ook sneller ingewikkeld. Daarnaast is het vaak niet de eerste belangstelling; mensen gaan sociologie studeren vanwege een maatschappelijke belangstelling, niet omdat ze daar leuke statistische methoden bij kunnen toepassen. Ik kan me heel goed voorstellen dat het dan als een onplezierige verrassing komt. Het is altijd de vraag of de toepasbaarheid te weinig inzichtelijk wordt gemaakt. Het is mijns inziens ook essentieel om studenten het een en ander te laten bestuderen zodat ze de achterliggende gedachten snappen. Ik kan prima leven met studenten die de statistiek bevatten maar wel zien als noodzakelijk kwaad. Ik blijf dan wel hopen dat ze op een gegeven moment op het punt komen dat ze het leuk gaan vinden." In 2005 ontving u een eredoctoraat van de Universiteit van Stockholm. Waarvoor was dat precies, en bent u gevoelig voor dergelijke roem? (lacht) "Het was voor mijn onderzoek op het gebied van statistische methoden voor netwerkanalyse. In Stockholm werkt professor Frank die een van de grondleggers daarvan is. Ik heb ook wel met hem samengewerkt en voortgebouwd op dingen die hij heeft gedaan. De roem heeft twee kanten. Aan de ene kant is het een leuke waardering, en daar ben ik wel gevoelig voor. Aan de andere kant: in het licht van de eeuwigheid is het volstrekt onbelangrijk. Het is heel relatief, en - net als met alle eerbewijzen - is het toevallig dat jij het krijgt." 'Als ik met collega's (…) spreek, dan hoor ik schrikbarend vaak dat (..) betrokkenheid wordt afgebroken door de bureaucratisch-bedrijfsmatige oriëntatie van het universitaire bestuur. Dat impactfactoren en visitatiescores belangrijker zijn geworden dan wetenschap is dodelijk voor onze intrinsieke motivatie.' Een citaat van u. Dit klinkt niet als iemand die erg gelukkig is in het werkklimaat aan de universiteit… "Het klinkt ook als iemand die erg gelukkig is in de wetenschap. Ik snap natuurlijk wel dat elke organisatie wat bureaucratie met zich mee brengt, en dat het moeilijk is zo te besturen dat je wel op kwaliteit let zonder daarbij al te veel bureaucratie te veroorzaken. Want hoe meet je kwaliteit? De ellende van bureaucratisering is dat wat oorspronkelijk verstan-


VAKGROEP

dig bedoeld is averechts kan uitpakken. Het gedragsgevolg van bijvoorbeeld sturen op impactfactoren (wegingsfactor, red.) van tijdschriften is erg ongunstig. Dat leidt ertoe dat sommige onderzoekers artikelen toesturen niet naar het meest geëigende tijdschrift maar naar het tijdschrift met de hoogste impactfactor, en dat sommige bestuurders artikelen in tijdschriften met lage impactfactoren niet in beoordelingen meetellen. Mijn intrinsieke motivatie is dat ik het heel interessant vind om te onderzoeken hoe de maatschappij in elkaar zit. Maatschappelijke mechanismen achterhalen, methoden ontwikkelen om dat te bereiken. Toen ik een klein jongetje was, wilde ik graag uitvinder worden. Ik prijs me gelukkig dat ik in zekere zin ook uitvinder ben geworden, al is het op een heel andere manier dan ik me als tienjarige had voorgesteld." Sinds 2006 bent u aangesteld als 'Professor of Statistics in the Social Sciences' aan de Universiteit van Oxford. Kun je daar voor solliciteren? "Het begon met een advertentie, dus wat dat betreft is het antwoord 'ja'. Eerst heb ik voorzichtig gepolst naar de mogelijkheden. Zo wilde ik niet helemaal verhuizen naar Engeland. Toen lieten ze merken dat ze erg geïnteresseerd waren. Daarna is er een formele sollicitatie geweest. Ze hebben mijn wens ingewilligd; ik zit nu om de week in Groningen en Oxford. Dat bevalt wel, maar al dat gereis geeft natuurlijk wel onrust in het leven. Tot nu toe reis ik vrij makkelijk en hopelijk blijft dat zo. Ik zit gewoon tijdens de reis hard te werken. Het is gewoon leuk om daar te zitten en dat geeft weer energie. Het onderzoek dat ik daar doe is in feite inhoudelijk precies hetzelfde als wat ik in Groningen deed en doe. Wel bood Oxford me de mogelijkheid te ontsnappen aan de bureaucratie en bestuursverplichtingen. Daarnaast is Oxford natuurlijk een universiteit die als heel bijzonder bekend staat, en het is leuk en leerzaam om dat van binnenuit mee te maken." U noemt sociale netwerkanalyse en multilevel analyse als uw onderzoeksinteresses. Zou u deze beide kort willen typeren en wat zijn en de mogelijkheden die deze methoden ons bieden? "Multilevel analyse is een geheel van statistiektechnieken voor gegroepeerde data, zoals data over individuen binnen klassen, scholen of bedrijven. Ontzettend veel onderdelen van onze maatschappij bestaan uit groepen, en sociologie gaat over groepen. Multilevel analyse heb je nodig om zowel de mens met individuele karakteristieken als eigenschappen van de groep tot uiting te brengen. Het is een hele mooie en bruikbare techniek, maar ook een flexibele techniek. Ik probeer mijn eigen enthousiasme er voor in te dammen en niet altijd te zeggen dat je dit moet gebruiken, maar desondanks maak ik er toch graag reclame voor.

Sociale netwerkanalyse is meer specifiek en minder breed toepasbaar, moeilijker ook. Bij netwerken kijk je naar heel specifieke relaties en relatiepatronen. Je kunt door middel van netwerkanalyse dichter bij de werking van microprocessen in de maatschappij komen. Voor multilevel analyse heb ik vooral een rol van uitleggen en populariseren gespeeld. Bij netwerkanalyse heb ik meer zelf nieuwe dingen ontwikkeld, ben ik innovatiever bezig."

dat de maatschappij veel te complex en 'wetloos' is om in een model te vatten. Hoe zou u die kritiek willen pareren? "Dat andere, niet-modelmatige, manieren om processen in de maatschappij uit te drukken nog slechter zijn dan methoden met modellen. De beperkingen van modellen ken ik heel goed en daar moet je in je interpretatie rekening mee houden, maar zonder modellen kan je nog minder. Het gaat om samenhangen van meerdere factoren en eenheden. Om die door te beredeneren kan je niet zonder modellen."

Sociale netwerkanalyse is bij het brede publiek vooral bekend vanwege populaire concepten als Granovetter's 'the strength of weak ties', sociaal kapitaal en 'small world phenomena'. U houdt zich echter bezig met de ontwikkeling (in jargon: 'evolutie') van sociale netwerken. Is dat wiskundig interessanter, moet iemand het doen, of bent u een beetje recalcitrant? "Ik ben - zoals met vrijwel alles - door een toevallige samenloop van omstandigheden bij dit onderwerp gekomen. Na mijn promotie was ik op zoek naar een verbreding van mijn wetenschappelijke activiteiten in de sociale wetenschappen en zo belandde ik een leesgroepje van Frans Stokman over sociale netwerkanalyse. Het heeft mijn interesse omdat het enerzijds een essentiële component van maatschappelijke processen uitdrukt en anderzijds wiskundig complex en daardoor uitdagend is. Daarnaast was en is het een gebied dat nog niet is uitgekristalliseerd. De ontwikkeling van sociale netwerken vind ik interessanter dan statische beschrijvingen, omdat juist in die ontwikkeling allerlei mechanismen tot uitdrukking komen. De huidige structuur van een netwerk beïnvloedt hoe het zich ontwikkelt. Er spelen natuurlijk altijd toevalsprocessen een rol. Je kunt je wel afvragen wat 'toeval' is. Mijn idee daarover is dat 'toeval' datgene is wat je als onderzoeker niet weet - een grote black box van allerlei onbekende factoren."

U loopt al een behoorlijke tijd mee in sociaal wetenschappelijk onderzoek. Zo begeleidde u Rafael Wittek nog als promovendus en was u wetenschappelijk directeur van het ICS. Wat is uw notie van het niveau en de relevantie van sociologisch onderzoek? "Ik denk dat kwaliteit van de sociologie in Nederland over het algemeen goed is. De laatste twintig jaar is het niveau duidelijk verbeterd, waarbij - in alle bescheidenheid - het ICS een belangrijke rol gespeeld heeft. Ik denk dat het onderling afgestemde gebruik van goede dataverzameling en veldkennis, goede statistische modellen en goede theorieën - de drie pijlers van het ICS - de Nederlandse sociologie beter en meer samenhangend hebben gemaakt. Je ziet in de maatschappij vaak dat economische adviezen belangrijker worden geacht dan sociologische adviezen, en dat vind ik heel erg jammer. Ik denk dat veel economen een bord voor de kop hebben als het gaat om allerlei processen waarvan sociologen weten dat ze heel invloedrijk zijn. Veel economische adviezen voor bijvoorbeeld overheidsbeleid zijn heel eenzijdig en daardoor ook niet goed. Het zou goed zijn als er meer aan sociologen om advies zou worden gevraagd. De economie heeft een modelmatig goede basis, maar een van mijn kritieken op economen is juist dat ze vaak te veel geneigd zijn om in hun eigen modellen te geloven en daarbij niet op de werkelijk van de empirie letten. Het probleem van die modellen is vaak dat ze van evenwichtsassumpties uitgaan, terwijl de maatschappelijke werkelijkheid helemaal niet in evenwicht is. Het heeft met complexiteit te maken. Economen zijn bereid hun modellen meer te simplificeren dan sociologen. Met die simplificatie is de plausibiliteit kleiner, maar kun je wel duidelijke conclusies trekken. Daarnaast durven economen ook vaker harde conclusies te trekken dan sociologen, omdat die laatste de beperking van hun assumpties beter voor ogen hebben. Er is weinig politieke ruimte voor dergelijke complexiteit en nuance. De politiek en ook de journalistiek zijn geneigd om achter ogenschijnlijk makkelijke oplossingen aan te hollen, terwijl ze dan achteraf weer kritiek hebben op hun eigen gemakkelijke oplossingen."

Ziet u het als noodzakelijk een 'harde' wiskundige component toe te voegen aan de sociologie? Is deze essentieel voor het bestaansrecht van de sociologie als empirische wetenschap? "De sociologie kan niet zonder een empirische component, maar dat is niet hetzelfde als ingewikkelde modellen. Steekproeven beginnend met simpelweg 'tellen' - kunnen een heleboel zeggen over de maatschappij. Als socioloog wil je uitspraken doen over de hele maatschappij, wil je generaliseren. Daarvoor heb je statistiek nodig. Dat is wel wiskunde, maar nog niet ingewikkeld. De ingewikkelde modellen komen pas om de hoek kijken als je sociale mechanismen wilt onderzoeken." De standaard kritiek op het gebruik van modellen in de sociale wetenschappen is

SOAP | NOVEMBER 2007

5


VAKGROEP

COLLEGE-EVALUATIE: INLEIDING

SOCIOLOGIE

Deuren van de sociologie Het is dinsdag 4 september 2007, de tweede collegedag voor eerstejaarsstudenten die het reguliere of het schakelprogramma volgen. Een grote groep studenten heeft zich reeds twintig minuten voor aanvang verzameld bij de Kauwerzaal (men is nog niet op de hoogte van het begrip 'academisch kwartiertje'). De meeste van hen staan er nogal onhandig bij; niet wetend welke houding aan te nemen, geïntrigeerd kijkend naar schoenen of telefoons. Een kleine, maar luidruchtige groep haalt gezamenlijk herinneringen op over voorgaand weekend. Zij kennen elkaar al van het introductiekamp. Al voor de start van het eerste college worden de studenten geconfronteerd met de kern van de sociologie: 'het gedrag van mensen in een bepaalde sociale omgeving'.

Karin Meiboom Rudi Wielers, voor intimi ook wel 'Rudi', opent het allereerste college 'Inleiding in de sociologie'. Zijn missie is om in negen colleges deze groentjes te introduceren in de grote wereld der sociologie, en in het bijzonder die in Nederland en Groningen. In dit eerste college maakt hij de studenten duidelijk hoe de periode er uit zal gaan zien en wat er van hen verwacht wordt. Het vak bestaat uit een wekelijks hoorcollege welke wordt afgesloten met een tentamen in multiple choice en open vragen. Van de studenten wordt verwacht dat zij naast het bijwonen van de colleges flink met hun neus de boeken induiken. De lesstof bestaat namelijk, naast een groot aantal hoofdstukken uit het boek Maatschappelijke problemen van Wolters & De Graaf (2005), ook uit een aantal wetenschappelijke artikelen. In de artikelen wordt onderzoek besproken naar sociologische onderwerpen als zelfdoding, gemeenschappen en liegen. Deze artikelen zijn gebundeld in een flinke klapper van welteverstaan 355 pagina's (!), waar men bij de repro een flink bedrag voor mag neerleggen. De opbouw van de colleges bestaat in beginsel uit het introduceren en uitleggen van het 'macro-micro-macro' perspectief van de sociologie: 'samenlevingen beïnvloeden het menselijk gedrag en menselijk gedrag maakt de samenleving'. Dit idee vormt de fundering van het vak en vult dan ook de rest van de colleges. Door middel van belangrijke sociologische theorieën wordt gekeken naar de manier waarop deze niveaus elkaar beïnvloeden. Om bijvoorbeeld inzicht te krijgen in een samenleving is het belangrijk om te weten hoe individuen handelen. Er worden daarom veel gebruikte sociologische handelingstheorieën besproken zoals de rationele keuzetheorie en de evolutionaire gedragstheorie. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de

6

SOAP | NOVEMBER 2007

structuur van verschillende typen afhankelijkheidssystemen waaraan individuen in een samenlevingen onderhevig zijn. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen spontane en functionele afhankelijkheidssystemen. Naast deze colleges zijn de professoren Tom Snijders en Siegwart Lindenberg uitgenodigd om door middel van een gastcollege praktijkvoorbeelden te geven over de grondslagen van sociologiewetenschap. Beide heren zijn bezig met twee van de belangrijkste onderzoeksprogramma's in Groningen, namelijk de sociale netwerkanalyse en proen antisociaal gedrag. Professor Tom Snijders houdt zich bezig met de sociale netwerkanalyse. Bij de sociale netwerkanalyse gaat het om de relatiepatronen tussen mensen, organisaties, landen e.d., waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende soorten methoden voor het onderzoeken van relaties tussen actoren. Belangrijk hierbij is dat er wordt gekeken naar specifieke factoren die deze relaties beïnvloeden. Professor Siegwart Lindenberg specialisme is de microfundering van theorieën. Deze past hij toe op pro- en antisociaal gedrag door te kijken naar de onderliggende verklaring van deze gedragsvormen binnen een sociale relatie of welke worden veroorzaakt door een sociale relatie. De colleges verlopen vrij rustig tot aange-

Zijn missie is om in negen colleges deze groentjes te introduceren in de grote wereld der sociologie naam rumoerig. Aangezien Wielers geen type is dat gaat staan schreeuwen voor een volle collegezaal, gebruikt hij andere methoden om verlaat puberaal gedrag als 'klessebessen' onder studenten te verbannen. Hij maant de zaal met non-verbale tekens tot stilte: een dodelijke blik, welke resulteert in een pijnlijke stilte die je vertelt dat je maar beter je mond kunt houden. In alle rust vervolgt hij dan het college. De door de studenten gelezen stof vult hij aan met voorbeelden uit de klapper om een compleet beeld te schetsen op macro-micro-macroniveau. Een welbekend, ieder jaar terugkerend artikel over een samenleving van scholeksters, waarbij de 'carrièreplanning' van een scholekster centraal staat, helpt om de theorie op een leuke manier toegankelijk(er) te maken. Dit door de bijna onrealistische situatieschets en het inbrengen van ludieke begrippen als 'hokken of wippen'. Daarnaast worden interactie en diepgang gevonden door het inbrengen van stellingen, bijvoorbeeld; 'studenten liegen gemiddeld meer dan een doorsnee burger'. Wanneer dit niet tot feedback leidt denkt hij zelf even goed na en haalt vervolgens nonchalant zijn

handen door het haar. Het spreekwoord 'Met de handen in het haar zitten', krijgt hier dan ook een geheel andere betekenis. Als men dit opzoekt op spreekwoorden.nl geeft dit de betekenis 'radeloos zijn', maar in deze situatie zal meer in de hoek moeten gezocht worden van 'kennis verwekken'. Hoe vaker de handen door het haar gehaald worden, hoe meer verhalen hij uit zijn mouwen schudt. Na een college zien de studenten dan ook wat bleek door de tientallen theorieën die hen naar het hoofd zijn geslingerd en lijkt het alsof Wielers door zwaar weer heeft gefietst. De geluiden over dit vak zijn overwegend

Het vak 'Inleiding sociologie' wordt vaak als doorslaggevende factor gezien om te kijken of de juiste studiekeuze is gemaakt positief. Het vak voldoet aan verwachtingen die de studenten van tevoren hebben bij dit vak. De stof die tijdens colleges wordt behandeld is voor een groot deel theoretisch, maar herkenbaar en te plaatsen in het sociale netwerk van een doorsnee Groninger student. Ook in de studiegids is duidelijk beschreven hoe het vak is opgebouwd en de keuze hiertoe verantwoordt. Een deel van de gevraagde studenten vond het colleges interessant, maar weinig actief. Op een aantal punten zijn de studenten dan ook ietwat minder positief over dit vak. In de colleges wordt allereerst grote delen van de gelezen stof herhaald voordat er dieper ingegaan wordt op een onderwerp. Voor sommige studenten heeft hen dit belemmerd om naar het college te gaan, omdat zij naar eigen zeggen dan 'niets nieuws' zouden horen dan wanneer zij de literatuur louter zouden bestuderen. Daarnaast geeft een aantal studenten aan dat er op minder belangrijke punten teveel aandacht wordt geschonken. Het afsluitende tentamen werd door de studenten pittig bevonden. Vooral de multiple choice vragen zorgden voor enige oproer. In deze vragen werd namelijk op zeer kleine lettertjes gelet. In de meeste gevallen waren er twee antwoorden duidelijk weg te strepen, maar kon men bij de laatste twee alsnog gaan 'iene-miene-mutten'. Het vak 'Inleiding sociologie' wordt vaak als doorslaggevende factor gezien om te kijken of de juiste studiekeuze is gemaakt. Dus, voor degenen die overblijven is de kop eraf en zijn de 'deuren der sociologie' geopend.


VAKGROEP

SOCIOLOGIE

AFGESTUDEERDEN

IN DE MEDIA

Sociologie in de media Meisjes meppen ook, en reparatieopdracht voor vakgroep Jouri Bakker & Jurre van den Berg We beginnen dicht bij huis met Jan Kornelis Dijkstra, verbonden aan de afdeling sociologie van de RuG. Op 23 oktober publiceerde NRC Handelsblad een artikel over zijn onderzoek 'Status and affection among (pre)adolescents and their relation with antisocial and prosocial behavior'. Wat blijkt? Middelbare scholieren kiezen hun vrienden strategisch. De populairste jongen van de klas wordt liever vrienden met jongens die iets minder populair zijn dan met jongens die net zo populair zijn. Zo is hij in staat om zijn eigen populariteit te benadrukken. Jongens en meisjes zijn even agressief. Dat legt Jan Kornelis Dijkstra uit in het programma Adamsappel. In boekhandel The Readshop in de Nieuwe Ebbingestraat legt hij met roddelblad Story in de hand wat relationele agressie is. Deze vorm van agressie komt bij meisjes meer voor dan bij jongens. Om populariteit te behouden kan het voor jongens nuttig zijn om 'af en toe een strategische tik uit te delen'. Als je het fragment wilt zien, surf dan naar youtube.com en zoek op 'Adamsappel'. Voor sommige theatermakers blijken sociologen een bron van inspiratie. Ivo van Hove van de Toneelgroep Amsterdam heeft 'New York opgeschrikt' met een 'woeste bewerking' van Molières Mensentheater, schrijft NRC Handelsblad. Ten Hove zegt dat hij zich heeft laten inspireren door het boek 'Liquid Love' van de Poolse socioloog Zygmunt Bauman. Volgens Bauman bestaan langlopende relaties niet meer. Zo snel als je een mailtje uit je mailbox verwijdert, zo snel vervliegen verhoudingen. Oersocioloog Gabriël van den Brink heeft naar aanleiding van de benoeming van de Nederlandse probleemwijken onderzoek gedaan. In het boek, getiteld Prachtwijken betoogt Van den Brink dat renovatie alleen niet voldoende is om van een probleemwijk een prachtwijk te maken. Zijn advies luidt dat er veel gedaan moet worden om de sociale contacten te bevorderen en dat overheden niet bang moeten zijn om culturen te spreiden. De Volkskrant schrijft op 6 november over een onderzoek van socioloog Don Weenink. Weenink kwam tot de conclusie dat officieren van justitie zich schuldig maken aan discriminatie. Voor dezelfde incidenten worden allochtone jongeren zo'n 2 à 3 keer vaker naar de kinderrechter gestuurd dan autochtone jongeren.

Hoe zag het stereotype sociologiestudent er ook al weer uit? Volkskrant Magazine van 10 november helpt u verder in een artikel over loverboys (!): 'Ze oogt als een klassieke student sociologie: lange steile haren, bruine slobbertrui, spijkerbroek. In de gezamenlijke huiskamer van een doorleefde studentenwoning in Utrecht schenkt ze reformwinkelthee in grote aardenwerken mokken.' Die zit, herzie uw garderobe en mijd rooibos! Hoera, de maakbare samenleving bestaat weer! Althans, dat concluderen Paul de Beer en Ferry Koster in de Volkskrant van 29 september. De oude verzorgingsstaat leek in deze tijd van individualisering en globalisering ten dode opgeschreve, maar uit onderzoek blijkt dat helemaal niet te hoeven. Net zoals Den Uyl in de jaren zeventig de overtuiging belichaamde dat de overheid een betere samenleving dient te creëren, zo vertrouwt de huidige regeringsploeg erop de samenleving in de gewenste richting te kunnen sturen. Minister Vogelaar gaat veertig probleembuurten ombouwen tot prachtwijken, minister Rouvoet waakt over de opvoeding van uw kinderen en minister Bos zet het belastinginstrumentarium in om de inkomensverschillen te verkleinen. Oprukkend populisme ondermijnt de parlementairedemocratie. Dat beweert Anton Zijderveld, emeritus hoogleraar sociologie, in Het Financieel Dagblad (10-11-2007). Volgens hem drijft populisme op de al erg oude Romeinse stelling ‘vox populi, vox dei’, ofwel ‘de stem van het volk is de stem van god’. Vandaag de dag leeft deze stelling in de inmiddels bijna wekelijkse opiniepeilingen die geen geringe invloed hebben op het beleid van bestuurders en politici. Dat is strijdig met het staatsrechtelijke principe van de indirecte, vertegenwoordigende democratie. Daarnaast vaart populisme wel op individualisme. Dit doorgeschoten, op kleine private belangen georiënteerde individualisme wordt gevoed door een zinderende onvrede, een gevoel ook van vrees voor wat vreemd en onbegrijpelijk is. In het Elsevier-themanummer Studeren komt de opleiding sociologie van de RuG er bekaaid van af. Samen met de opleiding sociologie aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam krijgt Groningen een vijfde en laatste plaats toebedeeld. Eindoordeel: 7. Alleen op het item 'communicatie met de student' scoort de opleiding in Groningen significant (op 95 % betrouwbaarheidsniveau) hoger dan andere steden. Op de onderdelen 'stagemogelijkheden' (5,1) en 'studiemogelijkheden in het buitenland' (5,4) scoort de opleiding onvoldoende. Reparatieopdracht dan maar?

Bachelorbullen K. Eising G.D. Francois I. Barkmeijer W.M. Been M. Beijer N. Bergsma A.H. Bolle A.E.E. Brockmoller H. Fernee J.C. Admiraal F.L. de Haan V.L. Hoeneveld J.A. Inberg M. Levi B. Meijer F. Munniksma I.M. Permentier M.J. Roeke G.E. Taekema R. Ulrich V. Verhage M. Visser M.J. de Vries

Master- en doctoraalbullen E. van der Werff M.J. Schouten D. Raven J. Donkers E. van Brakel A.J. Riekhoff R. Smith F.J.R. Visser D. Spijkerboer I.M. Wiegman H. Bijlstra F.A. Rosing L.M.W. Smits T.P.W. Baas H. Koops C.I. Arends A.E. van Schagen G.J. Hagedoorn M. Kip M.J.P. van der Maat J. Holwerda I.F. Douwes W.J. Scholten M.G. Keizer G.B.P. Hoekman D. Haagsma A.R.E.T. PerregilDeOliveira J.V.J.S. Weerle T. Wierda F.A. Grijpstra D. Soer B.W.D.I. Hofman SOAP | NOVEMBER 2007

7


VAKGROEP

FACULTEITSRAAD & OPLEIDINGSCOMMISSIE

De Faculteitsraad

De OC Cor Jan van Zwol If you have a problem and if no one else can help, maybe you can hire the Opleidingscommissie. Want dat is wat de OC doet, problemen met betrekking tot de opleiding sociologie aan de kaak stellen. Soms lijkt het dat de docenten de opleiding vorm geven, als student kan je immers niet anders dan je inschrijven en hopen dat het geen moeilijke vak is. Maar dat is niet geheel waar. Natuurlijk is het de docent die je beoordeelt, maar als je problemen ondervindt of als je onterecht benadeeld wordt bij een tentamen, dan kan je daar iets tegen doen. Schakel de OC in.

Onder v.l.n.r.: Judith Wiekamp (psychologie), Agnes Stuit (psychologie), Marieke Stuurwold ( pedagogiek/onderwijskunde), Brigitte Brouwers (psychologie); Boven v.l.n.r.: Matthias Frankema (sociologie), Laura Louwes (sociologie), Willem Bantema (sociologie), Mariëtte Amsing (pedagogiek/onderwijskunde), Karin Kloosterman (pedagogiek/onderwijskunde).

Matthias Frankema In de eerste SoAP van het nieuwe studiejaar moet er uiteraard aandacht zijn voor de studentgeleding van de Faculteitsraad (FR). Deze raad bestaat uit negen studenten en negen medewerkers van de faculteit Gedragsen Maatschappijwetenschappen (GMW). Sociologie is dit jaar goed vertegenwoordigd middels een driekoppige afvaardiging, namelijk Willem Bantema (4ejaars), Laura Louwes (4ejaars) en Matthias Frankema (6ejaars). Een ervaren trio vertegenwoordigt dit jaar dus de sociologiestudenten in de Faculteitsraad. Maar wat doet de FR eigenlijk? In eerste instantie zijn we er vooral om het Faculteitsbestuur (FB) te controleren en van advies te voorzien, zowel gevraagd als ongevraagd. We mogen dus zelf met onderwerpen komen, maar er wordt ons tevens menigmaal gevraagd om onze mening met betrekking tot facultair beleid. Een aantal voorbeelden van stukken waarover wij medezeggenschap hebben zijn de Onderwijsen Examenregelementen (OER'en), de financiële verslaggeving van de faculteit (waaronder de meerjarenbegroting), het nieuwe Arbo Plan van Aanpak waarin bijvoorbeeld wordt

8

SOAP | NOVEMBER 2007

gesproken over de nieuwbouw die op poten staat voor de komende jaren aan onze faculteit. Verder zijn alle FR-leden ingedeeld in werkgroepen en ook aangesloten bij intra-facultaire commissies. Zo houden we ons intern bezig met internationalisatie, communicatie/voorlichting en onderwijs. In samenwerking met medewerkers en andere deskundigen vormen we bovendien commissies die zich inzetten voor verbeteringen in ict, arbo&milieu, bibliotheek en onderzoek maar ook weer op het gebied van internationalisatie en onderwijs. Studenten mogen met problemen of juist oplossingen altijd aankloppen bij de FR. We hebben nog geen eigen ruimte, maar zijn wel bezig om dit voor elkaar te krijgen zodat onze zicht- en bereikbaarheid beter zal worden. Verder zijn we herkenbaar aan onze blauwe FR-truien en proberen we op officiële gelegenheden van de faculteit aanwezig te zijn. Bovendien zijn Willem, Laura en ik altijd aanspreekbaar wanneer we aanwezig zijn op de faculteit. Voel je ook niet bezwaard om ons aan te schieten voor op- of aanmerkingen over het (niet)gevoerde beleid op onze mooie faculteit.

Maar wat kan de OC doen, zal je je afvragen. Jullie kennen allemaal de evaluatieformulieren die bij een tentamen uitgedeeld worden. Ook ik ben wel eens uitgeput na een tentamen en heb niet altijd zin om het formulier in te vullen, maar de resultaten van die evaluaties worden in de OC besproken. En daarmee is het een signaal van de studenten aan degenen die de opleiding vorm geven. Het zorgt ervoor dat problemen naar de oppervlakte drijven en zodat deze opgelost kunnen worden. Daarnaast worden andere problemen besproken die studenten zelf aan kunnen dragen. Dit kan via de studentengeleding van de OC. Wij zijn de vertegenwoordiging van alle studenten en daarmee een belangrijke wijze waarop problemen bij de wortel aangepakt kunnen worden. Zo zijn dit jaar bijvoorbeeld de projecten Arbeid en Onderwijs samengevoegd, wat niet naar ieders tevredenheid gebeurde. Deze wijziging is uitvoerig besproken in de OC en zal even uitvoerig geëvalueerd worden, zodat we toekomstige problemen kunnen voorkomen. Als je als student een klacht hebt, dan horen wij dat dus graag, want als OC zijn wij op zoek naar de hoogst mogelijke kwaliteit voor de opleiding. De OC is helaas geen almachtig orgaan, maar een adviescommissie. Wij creëren de opleiding dus niet, maar een advies van de OC heeft veel gewicht en kan dus eigenlijk niet genegeerd worden. Dat komt omdat in de OC ook docenten zitten. De invalshoeken van zowel docent als student op het reilen en zeilen van de opleiding maakt dat een advies een synthese is van alles wat een opleiding behoort te zijn. Daarnaast geven wij gevraagd én ongevraagd advies. En vooral dat laatste zorgt ervoor dat er een constante beoordeling van de kwaliteit is, zodat de sociologiestudenten het onderwijs krijgen dat ze verdienen. Dit jaar hebben we weer een verse studentengeleding in de OC. Dus met klachten kan je terecht bij Jildou van der Bles (eerstejaars), Dennis Wiersma (derdejaars), Jeroen Doornbos (master), Robin Rijpma (derdejaars) en Cor Jan van Zwol (schakelaar).


VAKGROEP

ADVERTENTIE

SOAP | NOVEMBER 2007

9


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK ONDERZOEKSJOURNALISTIEK

Waarom zijn er niet meer Seymour Hershes? Als journalist voor de New Yorker en the New York Times heeft Seymour Hersh vele indrukwekkende artikelen geschreven. Hij controleert de macht van zijn presidenten, en heeft keiharde kritiek geuit op de oorlogen die Amerika voert en heeft gevoerd. Meerdere schandalen kwamen dankzij zijn onderzoekswerk aan het licht. Hersh heeft hiervoor dan ook al eens de prestigieuze Pulitzer prijs mogen ontvangen.

Marlou Visser In 1968 waren Amerikaanse troepen een oorlog aan het uitvechten in Zuid-Vietnam. Zelden zagen zij de vijand, maar sluipschutters en boobytraps van de communistische Vietcong eisten wel hun tol. De militairen wisten niet waar de vijand zich bevond. Tot ze op 15 maart van de Amerikaanse inlichtingendienst de melding kregen dat de Vietcong zich in het dorpje My Lai 4 zou hebben verschanst. De Amerikanen planden een aanval. In plaats van gewapende strijders, troffen ze in het 500 inwoners tellende My Lai vooral ouderen, vrouwen en kinderen aan die het ontbijt klaarmaakten. Het vuur werd desalniettemin geopend. 11 inwoners overleefden de slachtpartij. Dit hadden we helemaal niet geweten, als Seymour Hersh geen onderzoek zou hebben uitgevoerd. De Amerikaanse regering wist van het voorval, maar probeerde het in de doofpot te stoppen. Hersh werd, ondanks dat de regering hem haatte, voor zijn werk beloond met de Pulitzer prijs en hij zette zijn carrière als onderzoeksjournalist voort. Meerdere malen toonde hij aan hoe presidenten hun macht misbruikten, schandalen probeerden te verbergen en logen over plannen en acties. Een bekend voorbeeld is hoe president Bush het verhaal over de marteling van gevangenen in de Iraakse Abu Ghraib gevangenis probeerde binnenboord te houden. De foto's gingen dankzij Seymour Hersh de hele wereld over. 26 oktober was hij in de martinikerk in Groningen, om in het kader van de Van der Leeuw lezing te spreken over oorlog, vrijheid, macht en journalistiek. Een verslag. De Martinikerk is afgeladen vol op de vrijdagavond van 26 oktober. Iedereen die iets voorstelt in Groningen is er: de burgemeester, de commissaris van de koningin, de directeur van de universiteit. Ook de hoofdredacteur van de Volkskrant is er, de krant werkt al jaren mee aan de van der Leeuw lezing waarvoor Hersh is uitgenodigd. De co-referaten van Seymour Hersh zijn ook niet de minsten: oud correspondent en bestseller auteur Joris Luyendijk en de bekroonde romanschrijver Kader Abdollah. Als Hersh, een energieke oudere man met een grote bril begint te spreken is de hele

10

SOAP | NOVEMBER 2007

Seymour Hersh. foto: The Daily Californian kerk stil. Hij begint met een politiek statement. "Het slechte nieuws van vanavond is dat we nog 451 dagen met koning George Bush II te gaan hebben, het goede nieuws is dat morgen als we wakker worden een dag minder zal zijn. Maar daarmee hebben we het goede nieuws ook wel gehad." Sinds de aanslagen van 11 september heeft Hersh over niets anders bericht dan over de 'War on Terror'. Over het bewind van Bush geen goed woord. Hij vraagt het zich telkens af: Waarom heeft niemand vraagtekens gezet bij de inval in het seculiere Irak, dat niets met Al-Quaeda te maken had? Waarom wordt er niet gepraat met de zogenaamde vijandige regimes van Iran, Syrië en Palestina? Waarom heeft het Congres niet geprotesteerd, of het leger? En waarom weten we zo weinig over de beweegredenen van Bush voor deze oorlog?

Meerdere malen toonde hij aan hoe presidenten hun macht misbruikten, schandalen probeerden te verbergen en logen over plannen en acties. Het zijn vragen waar de 70-jarige journalist zelf graag antwoord op zou willen geven. Hij maakt zich zorgen over de ontwikkelingen, heeft de toekomst nog nooit zo zwart ingezien. "We zaaien haat in het Midden Oosten tegen Amerika. Haat tegen het hele Westen." Een volgende inval in Iran, die er

volgens Hersh onvermijdelijk aan zit te komen, zou een zelfmoordactie zijn waardoor het hele Westen in oorlog kan komen met Sji'ietische groeperingen. Hersh is als journalist een van de laatste 'muckrakers', mestharkers, een geuzennaam voor onderzoeksjournalisten die op eigen houtje schandalen onthullen. Een soort journalist dat uitsterft, volgens Hersh. Veel van zijn collegae volgen veel te slaafs de voorlichters en mooie praatjes van politici. Een voorbeeld ervan is hoe het verzet in Irak de hele tijd Al Quaeda word genoemd. Het Irak van Saddam Hoessein wilde helemaal niets met het streng Islamitische verzet te maken hebben. Ook is het vrijwel zeker dat Irak niet met de aanslagen van 11 september te maken had. Deze indruk moet wel worden gewekt door het verzet dat de Amerikaanse militairen in Irak ondervinden steeds Al Quaeda te noemen. Het is eigenlijk een vorm van propaganda, en veel journalisten schrijven het braaf over. Dit is precies waar co-referent Joris Luyendijk over sprak. Als oud correspondent in Egypte en Jeruzalem ergert hij zich dood aan alle journalisten die voor een paar dagen ingevlogen worden in een land en dan een verhaaltje moeten maken over wat er in dat land gaande is - ‘parachurejournailsten’. Terwijl je als correspondent waardevolle contacten kan opdoen en de achtergrond van een cultuur kan leren kennen. Luyendijk vindt het dan ook onvoorstelbaar dat geen enkele serieuze krant of nieuwsprogramma een correspondent in


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK INTERVIEW WIKE BEEN (STICHTING DIDI) Afghanistan heeft. We zijn daar in oorlog! En alles wat de bevolking van Nederland te horen krijgt zijn de mooie praatjes van de voorlichters van defensie. Militairen rapporteren voorvallen, en voordat iemand hier iets over te horen krijgt hebben juristen en communicatievoorlichters naar het rapport gekeken. Alles wat eventueel belastend is voor het Nederlandse leger, is eruit gehaald. En iedereen slikt de verhalen voor zoete koek. Dat dit kan gebeuren ligt volgens Luyendijk aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Voor alles wat een militair zegt, is de minister verantwoordelijk. Niets komt naar buiten, of het verhaal is off the record en dus niet meer te controleren. De off the record verhalen van Luyendijk bieden trouwens wel een interessant kijkje in de keuken van de Nederlandse politiek. Zo hoorde hij van een tweede kamerlid de echte reden waarom Nederland aan de oorlog in Irak heeft deelgenomen. Volgens het Tweede kamer lid kan Nederland niet weigeren aan deelname, omdat Nederlandse bedrijven ontzettend veel belangen in Amerika hebben. Niet deelnemen is slecht voor de economie. Daarnaast wil Nederland de VS graag bij de NAVO houden, maar zij dreigen hier uit te stappen als Navo landen en masse niet meedoen aan hun oorlogen. Ook wil defensie graag af en toe 'praktijkervaring' opdoen en rechtvaardigt deelname aan internationale strijd de aankopen van zwaar materieel. De vierde reden is dat velen geloven dat militaire actie een voorwaarde is voor effectieve ontwikkelingshulp; het heeft geen zin putten te bouwen als die een dag later worden gebombardeerd.

Waarom nemen de Nederlandse journalisten genoegen met politiekcorrecte uitspraken? Het is logisch dat politici dit niet naar buiten brengen, maar zich beperken tot politiek-correcte uitspraken als "We willen ons steentje bijdragen aan de internationale veiligheid". Maar waarom nemen de Nederlandse journalisten hier genoegen mee? Waarom zijn er in Nederland geen Seymour Hershes? Hij was er wel, eventjes, in Groningen. En het is van harte te hopen dat de massaal aanwezige pers en studenten journalistiek er iets van opgestoken hebben. Zodat wij in de toekomst ook tegels kunnen lichten, en de wandaden van onze machthebbers aan het licht kunnen brengen. De hoofdredacteur van de Volkskrant, mede organisator van de Van der Leeuw lezing, voelde zich al aangesproken en beloofde per 1 januari een correspondent in Kabul te installeren.Tot die tijd hoop ik dat iedereen de door voorlichters, deskundigen en ministeries goedgekeurde boodschappen over de oorlog met een korrel zout neemt.

Studenten geven kansarme Nepalese vrouwen zicht op betere toekomst Wike Been, een 24-jarige oud-sociologiestudent, heeft na haar reis naar Nepal, waar ze samen met haar zusje vrijwilligerswerk deed, met een groep vrienden en kennissen Stichting Didi in het leven geroepen. Al in Nepal zelf kwam het idee om meer te doen voor de vrouwen daar. Nu is het idee uitgegroeid tot een heuse stichting, bestaande uit elf studentes.

Laura Louwes Kun je kort vertellen wat Stichting Didi is en zoal doet? “We zijn nu geld aan het inzamelen om in Nepal een project op te starten waarbij we een huis willen huren waarin uiteindelijk ongeveer vijftien vrouwen anderhalf jaar lang kunnen wonen. Dit doen we in samenwerking met een locale organisatie, IWDC (Ideal Women Development Centre). Ze krijgen die periode onderdak en we bieden ze cursussen aan, zodat ze economisch zelfstandig kunnen worden. Deze vrouwen zijn voornamelijk slachtoffer van gedwongen prostitutie of huiselijk geweld, maar komen er ook terecht na een scheiding. Ze kunnen niet meer terug naar hun oude dorp omdat ze verstoten worden door hun familie. Het gevolg is dan vaak dat deze vrouwen niets anders kunnen dan terug de prostitutie ingaan. Veel van die vrouwen worden onder valse voorwendselen naar India de prostitutie ingelokt. Dan wordt ze bijvoorbeeld verteld dat ze een goede huwelijkspartner op ze wacht, of een goede baan. Soms verkopen zelfs familieleden de vrouwen. Ons streven is om 50.000 euro bij elkaar te krijgen door middel van allerlei activiteiten. We hebben al een sponsorloop georganiseerd, waar we de notaris van hebben kunnen betalen om te regelen dat we een officiele stichting werden. Daarnaast hebben we nog een benefietconcert en een boekenbeurs georganiseerd, en op 27 november vindt een high tea plaats. Donateurs en sponsors dragen ook hun steentje bij. Al met al hebben we nu 3000 euro bij elkaar. De volgende stap is subsidies aanvragen en dan kunnen we het huis opstarten.” Hoe ben je aan de groep gekomen waarmee Didi is opgestart? “Bij terugkomst uit Nepal heb ik mijn enthousiasme overgebracht op een paar vriendinnen. Via hen kwamen er steeds meer mensen bij en nu zijn we met elf vrouwen. Eentje is net afgestudeerd, maar de rest is nog student. Een paar sociologen, maar ook twee geneeskundestudentes.” In hoeverre is je studie sociologie van pas gekomen bij het runnen van deze stichting? “Ik heb de bachelor sociologie afgerond, en

studeer nu Population Studies. Dat is een master aan de RuG die zich richt op demografie. Ik wil gaan afstuderen op vrouwenhandel in Nederland. Sociologie is uiteraard gericht op de maatschappij, en vrouwenhandel is een enorm maatschappelijk probleem. Bij de stichting is het handig als je kan organiseren en alles in een maatschappelijk kader kan plaatsen. Het is wel jammer dat sociologie zich meer richt op de kwantitatieve kant, terwijl vrouwenhandel juist interessanter is om te benaderen vanuit de kwalitatieve kant. De cijfers met betrekking tot vrouwenhandel zijn erg mistig. Wat je ziet is vaak het topje van de ijsberg.” Is het te combineren met je studie? “Ik heb zelf altijd vrijwilligerswerk gedaan, wat ik erg leuk vind. Je zou het zelfs mijn hobby kunnen noemen. Ik ben er uiteindelijk anderhalve dag per week mee kwijt. Het is dus wel te combineren.” Zijn er ook dingen die je tegengevallen zijn aan dit werk? “De communicatie met Nepal is redelijk lastig, aangezien ze daar nauwelijks Engels spreken en ik nauwelijk Nepalees. Ik ben het nu wel aan het leren. Gelukkig kan je met handgebaren en gezichtsuitdrukkingen veel compenseren, maar iets overbrengen in een mail is niet altijd even makkelijk.” Wat is jullie streven voor de toekomst? “Ten eerste dit project van de grond krijgen en tot een goed einde brengen en dan misschien aan een nieuw project beginnen. Straks is iedereen van deze groep afgestudeerd en zullen we ons waarschijnlijk gaan verspreiden over Nederland. Hoe het dan met de stichting staat weet ik dus niet zeker. Het huidige project duurt sowieso nog wel 2,5 jaar, maar ik zou het zonde vinden om alle opgedane kennis en ervaring verloren te laten gaan.” Wil je dit altijd blijven doen? “Het is moeilijk om (goed)betaald werk te krijgen hierin, zoiets zal ik waarschijnlijk naast mijn baan doen. Reizen wil ik blijven doen, maar ik zou me niet willen settelen in het buitenland. Ik zie mezelf nog wel tijdelijk wonen in een niet-westers land, maar niet permanent. Je valt toch behoorlijk op en het is lastig om helemaal onderdeel te zijn van de maatschappij.” Heb je nog tips voor studenten die ook de kant van ontwikkelingswerk op willen? “Ten eerste gewoon doen, en contact opnemen met het COS (Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking). Daarnaast natuurlijk een leuke groep mensen bij elkaar zoeken, om je project mee op te starten.”

SOAP | NOVEMBER 2007

11


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK ACHTERSKAMERS

Kiezers hebben ook geen enkel politiek inzicht Een week uit het leven van een doorsnee Kamerlid. SoAP-redacteur Michiel Emmelkamp is landelijk voorzitter van de PvdA-jongerenorganisatie JS en loopt vanuit die hoedanigheid een jaar lang rond in de Eerste en Tweede Kamer in Den Haag en op het PvdA-partijbureau in Amsterdam. Vanuit zijn functie zal hij door middel van columns zijn licht laten schijnen over de politieke wereld. Deze editie: een week uit het leven van een doorsnee Kamerlid.

Michiel Emmelkamp Maandag. Heerlijk, zo'n vrije dag. Morgen begint de Haagse week pas weer, dus op maandag kan ik altijd doen alsof ik aan het werk ben terwijl het in feite nog een vrije dag is. Officieel is deze dag bedoeld om de straat op te gaan, werkbezoeken af te leggen en contacten met kiezers te onderhouden, maar goed, ik vind dat dat voor mij niet zo nodig is want ik loop lang genoeg mee om genoeg verstand te hebben van mijn onderwerp. Helaas wordt mijn rust wreed verstoord: mijn secretaresse belt om te zeggen dat veel partijleden en kiezers hebben gemaild over mijn uitspraken in de pers van vorige week. Ja, jammer hoor, dat ze het niet met me eens zijn, maar goed, we hebben nu eenmaal regeringsverantwoordelijkheid dus we kunnen helaas niet altijd voor onze eigen standpunten opkomen. Kiezers hebben ook geen enkel politiek inzicht. Dinsdag. Dinsdagochtend begint altijd met een lange fractievergadering. Meestal gebruik ik die om de krant te lezen, wat sms'jes te versturen en heel af en toe eens wat te zeggen als het me interesseert. Op de ĂŠĂŠn of andere manier heb ik altijd het gevoel dat ze nooit echt naar me luisteren. Ik snap nooit hoe dat kan, want ik zeg toch altijd erg belangrijke dingen. In de fractie werd nog gesproken over mijn uitspraken in de pers vorige week. Ik heb maar toegegeven dat er inderdaad iets een beetje mis is gegaan. Maar volgens mij gaat het nu goed komen, want we hebben hele heldere afspraken gemaakt, en de andere fractieleden leverden bijzonder nuttige bijdragen. De afspraken zijn nu echt duidelijk: de communicatie moet helder zijn en we moeten strak aan onze lijn vasthouden. Op die manier moeten we het goed in de publiciteit kunnen wegzetten en het probleem downsizen. Als we dat doen kan er toch niets meer misgaan? De grote partijbijeenkomst van aanstaande zaterdag, waar mijn uitspraken besproken zullen worden, zal dus vast wel goed komen. Dat zeg ik ook tegen de journalisten die me

12

SOAP | NOVEMBER 2007

De hofvijver bij het binnenhof buiten de fractiekamer opwachten. Woensdag. Vandaag was het kamerdebat naar aanleiding van mijn uitspraken. Ik had van tevoren nog even om wat hulp gevraagd aan mijn assistente, maar die had het te druk met andere dingen. Misschien moet ik toch eens uitzoeken wat ze eigenlijk de hele dag doet, want mensen die ik tegenkom zeggen altijd dat als ze een afspraak met me willen maken het weken duurt voordat ze eens een keer wat horen. Maar goed, dat kan natuurlijk ook aan die mensen liggen. Tijdens het kamerdebat vielen trouwens alle partijen over me heen. Lekker makkelijk hoor, een partij die al in de hoek waar de klappen vallen zit nog eens aanvallen. Bovendien begrijpen ze er niets van. Ik zeg namelijk gewoon wat ik altijd gezegd heb en wat ik niet altijd gezegd heb moet ik zeggen van de coalitiepartner. Na het debat belt de woordvoerder van onze coalitiepartner om me te bedanken voor onze steun. Toch eens uitzoeken hoe hij het voor elkaar krijgt dat hij nooit zoveel kritiek krijgt, maar goed, ik twijfel niet aan de oprechtheid van zijn complimenten. Ook andere kamerleden geven me schouderklopjes en zeggen dat ze het lullig voor me vinden. Daar voel ik me door gesteund. 's Avonds kijk ik naar de televisie, en uit een onderzoek blijkt dat de helft van onze achterban boos is. Die hebben er dus echt helemaal niets van begrepen. Morgen zal ik er een persbericht uitsturen om die trend te keren. Donderdag. Het persbericht werd goed ontvangen, want ik kreeg complimenten van de afdeling voorlichting van onze fractie. Ik heb de lijn nog maar eens helder gemaakt en helder gecommuniceerd wat we echt vinden. Nu moet het toch wel goed komen? 's Middags ga ik naar het partijkantoor om te overleggen

met de partijleiding over onze partijvergadering van zaterdag. Op het partijkantoor krijg ik veel steun van de medewerkers. Veel van hen ken ik erg goed omdat ze er al jaren werken. Ik ben erg blij dat de partijleiding heeft besloten om geen grote hervormingen door te voeren na onze verkiezingsnederlagen. Want dit zijn allemaal harde werkers, dus aan hen kan het niet gelegen hebben. In onze vergadering besluiten we dat we mijn fractiegenoten naar afdelingsbijeenkomsten van de partij toesturen om steun te krijgen voor onze lijn. Als ik het partijbureau uitloop vraagt een journalist aan me hoe het ermee staat. Ik weiger hem antwoord te geven, want hij schrijft toch altijd verkeerde dingen op. Vorige week ook al, hij verdraaide onze lijn gewoon. Met dat soort types hoef ik dus niks te maken te hebben. Dan maar niet in de krant, dan heb ik liever dat ze onze lijn van onze site halen. Vrijdag. Het uitleggen van onze lijn op afdelingsbijeenkomsten blijkt te helpen. De leden zijn aanvankelijk kritisch, maar als onze lijn ze wordt uitgelegd scharen de meesten zich achter ons. Wederom blijkt dat heldere communicatie en goede uitleg wonderen kan doen. Maurice de Hond meldt 's avonds dat we weer drie zetels zijn gezakt in zijn peiling. Maar ach, die peiling is toch niet betrouwbaar. Morgen partijvergadering, ik heb er veel vertrouwen in. Mensen moeten altijd wat te zeiken hebben, maar ik denk wel dat het goed zal komen. Zondag. Vrije dag. Morgen begint de hectiek weer. Mijn dochtertje vindt altijd dat ik zo goed sprookjes kan vertellen, dus dat doe ik. Ze maakt zich zorgen, maar ik zeg haar dat ze rustig kan gaan slapen. Dat doe ik zelf daarna ook maar.


MAATSCHAPPIJ & POLITIEK PRACHTWIJKEN

Felicitatiekoffer als binnenkomertje Gemeente Groningen wil met cadeau een kijkje achter de voordeur te nemen Probleemwijken, krachtwijken of aandachtswijken? De gemeente Groningen wil een deel van het geld van het ministerie van gebruiken om sneller in te grijpen in problematische gezinssituaties. Maar of het Orwelliaanse kijkje achter de voordeur ook zal slagen is nog maar de vraag.

Jouri Bakker Toen begin dit jaar minister Vogelaar de veertig probleemwijken bekend maakte, zorgde dit in Groningen voor veel discussie. Want de leefbaarheid in de Korrewegbuurt en De Hoogte is toch niet zo beroerd? Vinkhuizen, Beijum en het Oosterpark waren volgens veel Groningers betere kandidaten voor een opknapbeurt. Dat de Korrewegbuurt en De Hoogte toch op het lijstje van Vogelaar staan, heeft te maken met de hoge werkloosheid, het percentage uitkeringsgerechtigden en de matige schoolprestaties. Ook huiselijk geweld, verslaving en andere huiskamerproblemen komen juist in deze wijken veel voor. De Hoogte sprong er wel in positieve zin uit toen de toegewezen bedragen per wijk bekend werden gemaakt. De Hoogte heeft met 3165 inwoners de kleinste bevolking van alle veertig Nederlandse probleemwijken, maar krijgt per inwoner het komende decennium jaarlijks het meeste geld van het rijk: maar liefst 590 euro. Per jaar komt dat neer op 1,9 miljoen euro. Veel geld, maar wat gaat er eigenlijk mee gebeuren? In opdracht van minister Vogelaar heeft de gemeente Groningen in samenwerking met een groot aantal hulpverleningsinstanties een wijkactieplan opgesteld. Hierin wordt duidelijk dat Groningen naast de collectieve aanpak nu ook een individuele aanpak van de wijkbewoner nastreeft. Vanzelfsprekend worden er veel maatregelen genomen om de uitstraling van de buurt te verbeteren. Werkloosheid en jeugdoverlast worden bestreden en er wordt geïnvesteerd in inbraakpreventie en beveiligingscamera's. Weinig nieuws onder de zon zou je zeggen. Tot je de felicitatiekoffer op de begroting ziet staan. Felicitatiekoffer? Zodra je kind één jaar oud is, komt er iemand van de gemeente langs om je de felicitatiekoffer te overhandigen. De precieze inhoud van de koffer staat nog niet vast. 'Maar alleen een paar folders is natuurlijk geen leuke binnenkomer', zegt woordvoerder Bouwkamp van het college van B&W van de gemeente Groningen. Ook nieuwkomers in de wijk krijgen een dergelijke koffer.

De Hoogte Best aardig van de gemeente, zo'n cadeautje. Toch gebruikt de gemeente de koffer vooral voor haar dubbele agenda. Want de overhandiging van het 'cadeau' wordt vooral gebruikt als een manier om de huiskamer binnen te komen. Voornamelijk om te checken of papa en mama wel in staat zijn om hun kind naar behoren op te voeden. En als andere zorg nodig blijkt, wordt die ook gelijk aangeboden. In het Groningse plan is van hypocrisie in ieder geval geen sprake, want in het wijkactieplan wordt onomwonden gesteld dat 'de koffer een middel is om thuis te komen bij de ouders'. Toch is het nog maar de vraag of dit Orwelliaanse plan naar behoren gaat werken. De Rotterdamse Ombudsman mr. M. van Kinderen stelde begin november in de Volkskrant dat de aanpak van Rotterdamse interventieteams is doorgeslagen: 'Rotterdam maakt op grote schaal misbruik van de 'achterlijkheid' van bewoners die hun eigen rechtspositie niet kennen.' In tegenstelling tot de Groningse situatie, komen de Rotterdamse teams wel vaak onaangekondigd op bezoek. In het AD stelt de Rotterdamse advocaat Frank van Ardenne dat er bij huisbezoeken verplichtingen zijn: 'Er is toestemming nodig van een rechter-commissaris. Rotterdam zet de grondwet opzij.' Ook in Groningen zijn er ongetwijfeld naïevelingen die de ambtenaar met het koffertje binnenlaten en uitnodigen voor een kopje koffie. Anderen nemen de koffer in ontvangst, gooien er een quasi-beleefd bedankje uit en gooien dan weer snel de deur dicht. En dat zijn waarschijnlijk de mensen met de

grootste problemen. Mensen die niet willen dat een gemeente-ambtenaar ziet welke problemen zich achter de gesloten gordijnen afspelen. Naar aanleiding van de kritiek van de Rotterdamse Ombudsman Van Kinderen slaat Kamerlid Hans Spekman (PvdA) in het AD de spijker op zijn kop: 'Natuurlijk moeten de huisbezoeken zorgvuldig gebeuren. Maar als je ze aankondigt, kun je het wel schudden.' Een juridisch dilemma dus. Bouwkamp: 'Natuurlijk kun je niemand dwingen om een ambtenaar binnen te laten.' Het is bijna altijd mogelijk om te weigeren als een ambtenaar vraagt of hij even binnen mag komen. Als het een om een uitkering gaat, betekent weigering wel dat het recht op een uitkering komt te vervallen. Een vader met een fatsoenlijke baan die net bezig is met de oogst van zijn wietplantjes, heeft waarschijnlijk weinig behoefte aan een gemeenteambtenaar die even rond komt neuzen. Die doet natuurlijk zijn best om de man buiten te houden. Zonder dwang of drang lijkt het plan niet erg levensvatbaar. Volgens Bouwkamp 'komt het dan op inventiviteit aan.' Wie de bezoeken exact af gaan leggen is nog niet bekend. Binnenkort gaat de gemeente het idee van de felicitatiekoffer verder uitwerken. Zodra de koffers uitgedeeld worden, zal snel genoeg blijken hoeveel moeite het kost om bij probleemgezinnen in probleemwijken over de vloer te komen.

SOAP | NOVEMBER 2007

13


Om sociologiestudenten een beter beeld te geven van wat er zich allemaal afspeelt binnen onze studievereniging biedt de SoAP Sociëtas hier de ruimte om haar activiteiten toe te lichten. Michiel Zwaan Op het moment dat ik dit schrijf is Sinterklaas net aangekomen. Het weer is guur buiten, de tijd van warme chocolademelk bij een loeiende kachel is weer aangekomen. In de winter lijkt het vaak alsof iedereen een beetje stil komt te staan. Mensen hebben minder zin om dingen te gaan doen, iets wat op zich niet vreemd is als je de regen tegen je raam aan hoort kletteren. Gelukkig blijft er voor de socioloog ook in deze wintermaanden genoeg te doen buiten het eigen huis. Voordat we vooruit kijken lijkt het mij echter eerst op zijn plaats om even kort terug te kijken naar de afgelopen maanden. Een nieuw jaar, een nieuw bestuur. Op 10 oktober werd de jaarlijkse ALV gehouden en werd het nieuwe bestuur gepresenteerd. Hanne Visser en Mart Duitemeyer namen afscheid na een druk, doch succesvol jaar. Allereerst wil ik beide hierbij graag bedanken voor de inzet die zij het afgelopen jaar hebben geleverd voor de ´sociologiestudent´! Het nieuwe bestuur bestaat nu uit: Evelien Hoeben (Voorzitster), Eric Leussink (Penningmeester), Henk Fernee (Commissaris intern/extern) en de nieuwelingen Marieke Bosch (secretaris) en ikzelf (PR/website). Noemenswaardig feit tijdens de ALV was verder de teruggave van de sociëtas hamer door Youri ´maassen´ Bakker. De tijd na deze ALV is voor mij voorbij gevlogen. Te beginnen met de borrel op diezelfde avond. Voor mij zijn de borrels van Sociëtas een geheel nieuw fenomeen. Dat wil zeggen, ik heb in mijn eerste jaar als Socioloog (inmiddels vijf jaar geleden) twee Sociëtas borrels bezocht. Ik heb er inmiddels twee meegemaakt en ik baal ervan dat ik niet eerder tot de ontdekking ben gekomen dat die borrels toch eigenlijk wel heel leuk zijn! Drukbezocht, gezellig en geen tekort aan dronken sociologen lijkt mij een prima samenvatting van de afgelopen twee borrels.

“Groeten uit de doos”

14

SOAP | NOVEMBER 2007

Het commissie-etentje in de Globe.

Na de carriéredag wordt druk nagepraat in de DB-kamer.

Waar een sjaal wel niet goed voor is...


Naast de borrels werd er tussendoor ook gezellig gebowld met sociologen. Hoewel ik bijna naar Duitsland ben gefietst alvorens ik het eindelijk gevonden had, was het een gezellige avond! Ook het commissieweekend was een groot succes. Ik heb het pakje chocoladesigaretten nog als herinnering, insiders begrijpen wel wat ik hiermee bedoel. Naast alle feesten was er ook nog een inhoudelijke activiteit. De carrièredag werd erg goed bezocht en werd volgens mij door iedereen als groot succes ervaren. Interessante sprekers en een rustige, doch gezellige borrel achteraf bleek een goede combinatie te zijn voor een hoge opkomst. De carrièredag zullen we in de toekomst zeker terugzien. Voor de komende periode staan er verder nog genoeg activiteiten op het programma. Als deze SOAP het daglicht heeft gezien is het Alfabetfeest inmiddels al verleden tijd. Verder hebben wij natuurlijk nog de decemberborrel. Voorafgaand aan deze borrel zal Sociëtas een lezing organiseren. Ook zullen we jullie op de hoogte houden van de maandelijkse colloqia van Rene Veenstra. Verder is er natuurlijk weer het jaarlijkse Kerstdiner en kunnen we daarna met zijn allen twee weken genieten van een wel(of niet)verdiende vakantie en ook in 2008 hoef je je niet te vervelen!

De oud-voorzitter van Sociëtas wordt lekker verwend!

Een goed gevulde DB-kamer tijdens de ALV!

Voorzitter Evelien helpt haar PR-manager de Doos uit...

Het nieuwe Sociëtasbestuur!

SOAP | NOVEMBER 2007

15


KUNST & CULTUUR HAASTCULTUUR

Een oude kijk in het Jat Matthias Frankema Vanaf het station fiets je over de brug langs het Groninger Museum, waar ik nog nooit naar binnen ben geweest en wat ik een afschuwelijk gebouw vind, maar dat natuurlijk wel belangrijk is voor de stad. Ongetwijfeld hangt er ook afschuwelijke kunst die ik niet begrijpen zal en waar kenners lyrisch over spreken in bewoordingen die ik niet snappen kan. Het zal gaan over symboliek, compositie en dat soort indrukwekkende praat. Maar eigenlijk gaat het slechts om de betekenis van de acquisitie: hoe verkoop ik dit museum het beste aan toeristen die vanuit heel het land toe blijven stromen. Is er niemand die durft te zeggen dat de schilderijen onbegrijpelijk zwart of onnavolgbaar lelijk zijn? Ik vervolg mijn weg langs de zwervers en alcoholisten die het straatbeeld achter de brug sieren. Zij gieten het levensgenot in goedkope blikken van een halve liter over in de mond, alwaar het via de slokdarm richting maag en blaas wordt gepompt. Levensgenot hoort door de aderen te stromen, maar de daklozen hebben hier een broertje dood aan. Zij verkopen een krantje dat door niemand gelezen wordt, zitten op bankjes om de tijd de kans te geven hen in te halen, wachten tot de onvermijdelijke winter haar intrede doet. De winter die de glimlach van de gezichten jaagt, de zomernachtdroom doet vervagen en de verkoopcijfers van de Riepe nog verder zal doen dalen. Er is geen haast te ontdekken in het leven van een zwerver, want hoezeer zijn leven ook verplaatsbaar is, hij hoeft nergens heen. Dan langs de Pathé waar ik moet oversteken om geen natte voeten te halen in het Zuiderdiep, dat onlangs gedempt blijkt te zijn. Mooier zou het natuurlijk zijn als de grachten door de binnenstad zouden stromen als ware het de aorta die het leven in de stad handhaaft. Natuurlijk hebben wij grachten in Groningen, maar nimmer kunnen zij tornen aan de status van de stedelijke wateren in Amsterdam of Utrecht. Er zijn nauwelijks terrassen of andere horecagelegenheden te vinden rondom onze grachten. Ik stel voor het Zuiderdiep weer open te gooien en wederom tot gracht te bombarderen. De eerste bioscoop aan het water, de bootjes die je in Chaplin zijn pub om de oren varen. Maar ik steek over en beland bijna in de hoerenstraat, alwaar ik al mijn bevredigingen kan behoeven ware het niet dat ik haast heb. Zin in een vluggertje heb ik geenszins, ook dat zou zonde zijn van het geld. Ik hoef niet naar de kapper dus ik fiets voorbij de Kapsoones

16

SOAP | NOVEMBER 2007

Drukte voor de Korenbeurs op weg naar de Vismarkt. In de verte doemt de Korenbeurs al op, maar zoals altijd lijkt het dichterbij dan het daadwerkelijk is. Voetgangers lopen stug door over weghelften, vrachtauto's parkeren net zo lief op de trottoirs en de fietsers blijven gedesillusioneerd achter. Het college kon best gehaald worden, ware het niet dat de Oude Kijk in 't Jat. De traagheid van deze doodsader is soms onmenselijk frustrerend, dan weer enorm fascinerend. Het is de voorspelbare eindstrijd tussen de treuzelaar en de haastige. De winnaar staat natuurlijk al lang bekend, dus kun je deze straat beter vermijden of kiezen voor de trage strategie. Een laatste mogelijkheid is om op tijd van huis te gaan zodat je zelfs wandelend nog op tijd op de koffie kunt komen bij Gadourek. Hoeveel mooier is onze stad wanneer je wandelt in plaats van een fiets of bus bij het stuur vat. Het mooie van wandelen is dat je dingen ziet die je normaal gesproken mist. Nog mooier van lopen is dat, wanneer je te laat dreigt te komen, je maar beperkt je tempo kunt verhogen. Op de fiets kun je een laat vertrek nog compenseren met de hoogste versnelling, wat je uiteindelijk moet bekopen met een bezwete rug en doorgewaaid kapsel. Al lopende heb je al lang besloten te laat te komen. En wanneer je doelbewust de tijd op een lager pitje zet, wordt de barre tocht door het centrum richting de Hortus eentje om in te lijsten. Het zou zeker niet misstaan in 'ons' museum. Het gekke is dat ik altijd medelijden krijg met de haastigen wanneer ik zelf alle tijd heb. En dat terwijl ik zelf zo vaak één van diegenen ben waar ik doorgaans zo meewarig om moet lachen. Ik zie ze stuntelen met hun fiets, onhandige manoeuvres maken met een voetje aan de grond en de handen op de remmen

(wat terecht is), botsingen en bijna-ongelukken vrolijken de maandagmorgen in de Oude Kijk in 't Jat ontegenzeggelijk op. Ze gaat er vandoor met de slaap in de ogen van het kind, ontvreemdt de toerist van zijn gehuurde brik, introduceert de student in de stadse wetten en straft onoplettendheid van de allochtone fietser meedogenloos af. Ze steelt de show, maar er is niemand die het ziet. Voorbij de Albert Heijn, het Harmonie en de UB naderen we de overgang richting de Nieuwe Kijk in't Jat. Het is altijd moeilijk afscheid nemen maar ik passeer toch de brug en waag mijn leven om het nieuwe te ontdekken. Ik lijk naadloos te passen in de traditie van de Marco Polo's en Columbussen. Ook het plantsoen komt dichterbij maar ligt uiteraard nog iets noordelijker, eventjes volhouden nog. Ik heb het zweet weer op mijn kop, onder de oksels, tussen de billen en ook de borst is lekker nat gemaakt. Roekeloos heb ik ingehaald, rechts en links, tussen lossende vrachtwagens door en laverend tussen winkelende stadjers en wankelende studenten. De zwervers die samenkomen bij bankjes en prullenbakken om te praten over het heen en weer, maken vast ontelbare grappen over alle haast, die natuurlijk nergens goed voor is behalve dan misschien wat grauwe daklozenhumor. We worden allemaal opgejaagd, niet in de laatste plaats door onszelf. Tijd heeft ons in een geweldige houdgreep, definieert niet alleen de grenzen van ons bestaan maar ondertussen ook het gebied daar tussen. Voor de mensen zonder dak is tijd grenzeloos beschikbaar. Wij vechten tegen de klok in, zij vechten met de klok mee. De oude zwerver had in de ene hand een blik bier en in de andere een krant. Hij riepe nog: "In deze tijd is 't haast niet meer te doen".


KUNST & CULTUUR BEELDCANON

In ons geheugen gegrift Het tv-programma EénVandaag benaderde dit jaar dertig 'beelproffesionals'. Dit waren journalisten, fotografen, regisseurs en dergelijke. Er werd aan hen gevraagd het - voor hen - meest indrukwekkende beeldfragment aller tijden te selecteren. Deze beelden werden vervolgens voorgelegd aan de kijkers van ÉénVandaag en deze nomineerden allemaal een aantal beeldfragmenten. Welke beelden waren nou indrukwekkend genoeg om de top vijf te halen?

Mart Duitemeijer Op nummer vijf vinden we Generaal Loan die in het openbaar een Vietcongstrijder executeert. Tijdens de uitzending merkt een lid van het opiniepanel op dat dit beeld voornamelijk indruk op hem maakte door de 'hardheid' van het beeld. En juist dit laat ook zo goed de wreedheid van de Vietnamoorlog zien. Het is niet slechts een incident, het laat zien hoe onmenselijk en zinloos de oorlog in Vietnam was. Dan is er het beeld van een 13-jarig Columbiaans meisje, dat na een vulkaanuitbarsting vast zit in de modder. Het is een verschrikkelijke situatie; de tante van het meisje is reeds verdronken en ligt ergens onder haar, terwijl het meisje zelf zodanig vast zit dat ze niet bevrijd kan worden. Het meisje overleed kort voordat de waterpompen het gebied bereikten. De dingen die het meisje zegt terwijl ze wordt gefilmd, zoals; "Mama, als je luistert, en ik geloof dat dat zo is, bid dan dat deze ik weer kan lopen en dat deze mensen me helpen", zijn werkelijk hartverscheurend. De machteloosheid van het meisje zelf, van de mensen die er waren, maar ook van de mensen die achter de televisie zaten te kijken is echter niet de enige reden waarom dit fragment op nummer vier staat. Het heeft ook te

De woonwijk in Enschede kort na de vuurwerkramp.

Generaal Loan voert midden op straat een executie uit. maken met de vraag hoe ver je kunt of moet gaan als journalist. Want wie heeft er nou belang bij om langzaam een 13-jarig meisje te zien verdrinken?

Wie heeft er nou belang bij om langzaam een 13jarig meisje te zien verdrinken? Nummer drie speelt zich af op eigen bodem. Dit is het lijsttrekkersdebat van 2002, nadat Pim Fortuyn een grote overwinning had geboekt bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het debat kwam in opspraak door de manier waarop Ad Melkert omgaat met Pim Fortuyn, of eigenlijk, hoe hij niet omgaat met Fortuyn door hem volledig te negeren. In dit beeldfragment komt de arrogantie van de Nederlandse politiek naar voren. Hoewel Fortuyn niet werd gezien als iemand die representatief was voor de bevolking, was hij wel iemand die -net als het volk- heel anders was dan de mensen in de Nederlandse politiek. En in dit debat wordt deze buitenstaander door Ad Melkert behandeld alsof hij een klein kind is.

kend was: het was zo onvoorstelbaar dat dit incident zich zo dicht bij ons afspeelde. En natuurlijk ook dat dit überhaupt kon gebeuren in Nederland, waar alles normaal gesproken zo goed geregeld is. Als laatste komen we terecht bij een -in tegenstelling tot de rest van de top vijf- heel mooi en verblijdend beeld: de val van de Berlijnse muur. Voor het eerst in tijden konden de mensen zonder problemen de grens van Oost naar West oversteken, hetgeen hiervoor als ondenkbaar werd geacht. Verder is dit beeld ook tekenend voor het einde van een zwarte bladzijde uit de geschiedenis: de koude oorlog. De man die het beeld heeft genomineerd voegt hier zelf nog aan toe: "Deze beelden heb je nodig om te laten zien; die muur is niet voor de eeuwigheid daar, nee, mensen zijn in staat om werkelijke door wilskracht, want dat is het, volhouden, te zorgen dat dat verandert".

Op de tweede plaats nog een beeld van Nederlandse aard: de vuurwerkramp in Enschede, die plaatsvond op 13 mei 2000. Een verschrikkelijke ramp waarbij 23 mensen omkwamen en 1250 mensen dakloos raakten. Heel Nederland was in schok door deze ramp. De woonwijk waar de ramp plaatsvond had plotseling alle kenmerken van een oorlogsgebied. De huizen waren in ruines veranderd, van de meeste auto's was weinig over en dit De nummer 1: de val van de Berlijnse muur. alles was gehuld in een dikke laag stof. Dit is ook de reden waarom dit beeld zo indrukwek-

SOAP | NOVEMBER 2007

17


KUNST & CULTUUR TIP

VAN DE

PROF: CHRISTIAN STEGLICH

Herfsttij der Middeleeuwen Honderd jaar geleden was er een hoogleraar geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, genaamd Johan Huizinga. Waarschijnlijk heeft hij toen al gewerkt aan het boek, dat hem wereldwijd beroemd zou maken: Herfsttij der Middeleeuwen (1919). Het boek heeft als ondertitel 'Studie over de Levens- en Gedachtevormen der veertiende en vijftiende Eeuw in Frankrijk en de Nederlanden.' Dit was nieuw in zijn tijd: het bekijken van perioden in de geschiedenis door middel van reconstructie van de levenswereld, het beleven van binnenuit, hier vanuit de gevoelens en percepties van een laat middeleeuwse mens. Omstreeks 1960 heeft men hiervoor het woord ‘mentaliteitsgeschiedenis’ verzonnen, maar de praktijk komt uit de filosofische stromingen, die er al een aantal decennia eerder populair waren: de fenomenologie en het existentialisme. Ik wil hier dan ook niet alleen een lectuuraanbeveling geven, maar vooral een pleidooi voor deze methodiek, en in deze context reclame voor de middeleeuwen als extreem mooi all purpose onderwerp. Maar even een stapje terug. Voor de verklarende socioloog is het cruciaal om andermans gedrag te kunnen snappen, want zonder snappen geen verklaring het is dan ook het basisprincipe achter de framing theorie van Sigi Lindenberg, dat je je verplaatst in de situatie van je studieobject, de medemens in zijn sociale context. Juist sociale problemen, die door perspectiefverschillen ontstaan, kun je anders waarschijnlijk helemaal niet analyseren, laat staan verhelpen. Theoretici zoals Samuel Huntington beweren zelfs, dat de hieruit voortvloeiende communicatiebarrières noodzakelijk tot grootschalig geweld en terreur zullen leiden. Leer het dus, dit verplaatsen en snappen. Als Duitser in de stad Groningen kun je dit goed oefenen, omdat je noodgedwongen een aantal kleinschalige clashes of civilizations meemaakt. In het Duits heb je bijvoorbeeld de gewoonte van "auf andere Rücksicht nehmen". Het betekent, dat je de wensen en omstandigheden van anderen welwillend meeneemt in je eigen beslissingen en gedrag, bijvoorbeeld voor iemand die afwezig is tijdens een vergadering. Is er een Nederlandse uitdrukking voor? Ja, er is "rekening houden met iemand", wat op mij overkomt als een calculerend strategisch en weinig medelevend element. Er is ook "belangen behartigen", wat dan weer een zakelijke relatie zonder affectie beschrijft. En er is "bemoeizucht", een begrip dat vooral een duidelijk negatief oordeel impliceert over diegene, die voor de ander op wil komen. Daartegenover staat dat het wèl vanzelfsprekend is, dat men aan assertiviteitstraining doet. Ook worden er continu de meest redundante overlegbijeenkomsten in je

18

SOAP | NOVEMBER 2007

agenda's geroosterd. Dit soort observaties levert een aantal vermoedens op, hoe het leven als echte inheemse moet aanvoelen. Maar waarom zich juist verplaatsen in de Middeleeuwse mens? Het beeld bovenaan is een onderdeel van een schets van Rogier van der Weyden, de misschien bekendste van de Vlaamse schilders aan het Bourgondische hof. Het geeft op een enigszins grappige manier iets minder grappigs weer - de 'scupstoel,' hier verbeeld door een groep mensen, die met hun scheppen stoelen bij elkaar rapen. De echte scupstoel was echter een strafwerktuig, ook bekend als de wipgalg. Dit bevestigt wat we allemaal weten over deze tijd: het was gruwelijk! Wat zou er nu zo speciaal aan zijn, om zelf middeleeuws te leren denken, voelen en misschien zelfs handelen? Ten eerste is het buitengewoon interessant om je eigen ongefundeerde vooroordelen tegen te komen. Bij studie van de Middeleeuwen leer je gauw, dat de grote uitbraak van de Zwarte Dood in de 13e eeuw niet zozeer een gebrek aan hygiëne aantoont, maar vooral de voorafgaande forse economische vooruitgang en bevolkingsgroei, die zo'n pandemie pas mogelijk maakte. Je leer, dat de scheiding van wetenschap en religie een uitvinding is van de middeleeuwen - zie Ockhams scheermes. Dat het feminisme een uitvinding is van de late middeleeuwen - lees eens La cité des femmes van Christine de Pisan. Originele middeleeuwse literatuur is wel even wennen. De rode draad en de grote ideeën in een boek worden meestal geschetst op een achtergrond van saai en taai grijs materiaal, waar je doorheen moet lezen - of ze zijn verborgen achter een Doornroosjeachtige doornstruik van zinloos gedetailleerde allegorieën, waar je je eerst doorheen moet vechten. Beschouw Bourdieu en Durkheim maar als warm-up voor zoiets. Men had tijd, toen, bij het schrijven en bij het lezen. De kunsten zijn nog het meest toegankelijk. Je luistert naar oude muziek, bijvoorbeeld de prachtige concerten van Musica Antiqua Nova in de Lutherse Kerk; soms reis je ook naar het jaarlijks Festival Oude Muziek te Utrecht. Maar vooral beschouw je alles wat je tegenkomt in eerste instantie als symbool van iets echts, in plaats van echt iets echts - je ziet mensen los van de krachten die

bezit van hen nemen. Het is dan misschien niet de duivel, die een hedendaagse bestuurder rijdt, maar wel een of ander arbitrair bestuurskundig modeverschijnsel, dat de populatie geïnfecteerd heeft - zoals het aanmoedigen van competitie onder voorheen succesvol samenwerkenden, of de opvatting, dat alle bezuinigingen per definitie ook kwaliteitsverbeteringen zijn. Op deze manier bekeken, wordt de mens gescheiden in de sociale actor (die we vervolgens met behulp van gedragstheorieën kwantitatief kunnen modelleren) en het individu als residu (dat we van binnenuit kwalitatief kunnen leren kennen door zijn perspectief in te nemen). Juist voor een socioloog is deze scheiding een hele belangrijke, aangezien er zowel kwalitatief als ook kwantitatief onderzoek een rijke traditie hebben - vooral een rijke traditie van ontkennen van elkaars belang. Het kan natuurlijk doorslaan in een soort obsessie, die identificatie met iemand, die je niet bent, en een periode, die niet je eigen is. Wie zou er nou niet graag eens mee de strijd aangaan tegen de vijanden van de beschaving? Rollenspelen kan hierbij helpen. Het hoeft niet direct een larp te worden (live act role play, waarbij je in een vakantieweek op een oud kasteel met middeleeuwse kostuums en latexzwaarden een avontuurtje doorleeft), het kan ook in je fantasie met wat trefwoorden op papier. Toen ik zelf tiener was, vond ik het heerlijk om met een aantal vrienden de nachten door te brengen met het middeleeuws geïnspireerd rollenspel Das Schwarze Auge. Bekender in Nederland zijn ietwat soortgelijke spellen op het internet zoals World of Warcraft. Het verschil met de Duitse versie is hier, dat deze Amerikaanse en Japanse spelen veel meer fantasy bevatten dan middeleeuwen, meer monsters, meer wapens en meer tovernarij - en je verliest behoorlijk als je geen cultuur mee mag brengen. De onlinespelen hebben wel hun eigen fascinatie (naar ik aanneem), maar ja, het zijn dan geen gemütliche bijeenkomsten van een leuke groep vrienden meer. Sinds begin van het lopend schooljaar fungeer ik als Schwarze Auge spelleider (ofwel Meister) voor mijn zoons en hun vrienden. Je geeft de storylijn voor - bijvoorbeeld vertel je hoe een vriend van hen door de stadsgardisten onder moordverdacht gearresteerd wordt - ze breien er zelf op voort en op cruciale punten moeten we de dobbelsteen consulteren - bijvoorbeeld om te weten, of een sprong van het dak nu tot een geluidloze vlucht of tot een gebroken enkel leidt. Ik weet niet, of zij dat net zo leuk vinden als ik, maar het trekt, en niet alleen de kinderen: ik heb regelmatig ook twee ouders in de speelgroep.


KUNST & CULTUUR REISVERSLAGEN

VOOR THUISBLIJVERS

Waar ben jij nu? In het buitenland studeren was nog nooit zo aantrekkelijk als vandaag de dag. Iedereen lijkt het te doen of in ieder geval voornemens te zijn plannen te maken om eventueel ooit nog wel eens naar vreemde oorden te vertrekken. Het schijnt er tegenwoordig bij te horen, zo vindt ook het College van Bestuur van de RuG, dat ambitieuze doelstellingen heeft als het gaat om de aantallen studenten die aan buitenlandse universiteiten vakken moeten volgen of over de grenzen stage moeten lopen. De ervaring is in hun ogen onmisbaar en verrijkend voor elk studentenleven. Groningen is not enough.

Matthias Frankema Het exotische van het buitenland is er daarom wellicht een beetje af. Als iedereen het doet, dan is het moeilijk om je nog te onderscheiden in je buitenlandervaring. En dat is toch wat je graag wilt, speciaal en uitzonderlijk zijn. Maar tweetalig is ondertussen vrijwel iedereen, dus moet je nu al haast een derde taal leren. Spaans of Italiaans bijvoorbeeld, om een kloof te slaan met je medestudenten (vrienden doch concurrenten). En dus trekt men de wereld even over op zoek naar een voorsprong in levenservaring en cv, die tegenwoordig ook van levensbelang lijkt te zijn. In hun jacht op culturele rijkdom, onvergetelijke verhalen en schitterende kiekjes mogen we dit 'gelukkig' allemaal mee beleven als ware we zelf aan het studeren of op stage in de States, China of Nieuw-Zeeland. Als je naar het buitenland gaat houd je de thuisblijvers uiteraard op de hoogte van de genomen relatieve voorsprong in ervaring, talenkennis en hyvesvrienden door middel van blogs, hyves, msn en sites als waarbenjij.nu. Vaak ongevraagd komen ons mails en foto's toe uit verre oorden van mensen die je ergens nog vaag van kent. Ze hebben je emailadres nog over gehouden van een halve vriendschap uit een ver verleden en denken een dienst te bewijzen met deze informatievoorziening. Verhalen uit Afrika over krokodillen en honger, over corruptie en een mooi meer. Foto's uit het zuidoosten van Azië van uitgemergelde honden met spleetogen of van verklede olifanten in de jungle. I don't care. Ik kan me er namelijk zo weinig bij voorstellen, het is allemaal zo ver weg en onbereikbaar. Ondanks de verhalen en foto's blijft het voor mij een onvoorstelbare ervaring, die ook niet tot leven komt bij het achtste bericht in rijmvorm voor de thuisblijvers. Juist dan begint de eenzijdige berichtgeving wat te irriteren. Leuk allemaal wat er overzees gebeurt, maar hier gaat het leven ook verder. Wij zijn

er ook nog! Een gevoel van ongelijke behandeling maakt zich meester. De arrogantie die van de buitenlandse expositie uitgaat, lijkt soms te grenzen aan indirecte zelfverheerlijking. En in de 'kijk-mij-eens-modus' wordt nog wel eens vergeten op te zien naar het leven van de achterblijvers. Iedereen belt wel eens naar het vroegere thuis, zeker nu je niet meer elk weekend naar het ouderlijke huis terugkeert om je was te brengen en een gezond maal meepikken kunt. Vaak gaat het dan over je studievoortgang, privé-sores en (financiële) huishouding. Veel minder komen de verwikkelingen van de ouders ter sprake. Dit is een geijkte gesprekshiërarchie, net zoals een beoordelingsgesprek dat is. De verhouding tussen buitenlandganger en thuisblijver is vergelijkbaar, al moet gezegd worden dat de interesse van de ouder in veel gevallen oprecht is.

Vaak ongevraagd komen ons mails en foto's toe uit verre oorden van mensen die je ergens nog vaag van kent Avonturen spreken op papier vaak niet aan, zelfs niet wanneer het beeldmateriaal goed in orde is. De werkelijke visualisatie is pas mogelijk wanneer je het zelf meemaakt, je zelf het kikkerlandje verlaat om elders te studeren. Het enthousiasme dat het denkbeeldige briefpapier doordrenkt zal op den duur de letters doen vervagen die de eindeloze verhalen vertellen. Een houding van 'kijk mij nou' kan tot gevolg hebben dat anderen hun hoofd wegdraaien van het zelfbenoemde leidende voorwerp. Zeker wanneer bij thuiskomst diegene blijft hangen in zijn overzeese extase, wat heel vervelend kan zijn voor de mensen in de naaste omgeving. Allemaal leuk en aardig, maar we zijn nu 'gewoon' weer in Nederland hoor. Dan komt de 'doe maar normaal dan doe je al gek genoeg' mentaliteit toch weer even boven. Wie denkt dat 'ie speciaal is, wordt al snel in woord en gebaar duidelijk gemaakt dat dit niet op prijs wordt gesteld. Door alle mogelijke manieren van exposeren van leven liggen emoties, liefdeslevens en intieme vakantiemomenten als ongewenst grof vuil op straat. Zeker met de hyves- en facebook-traditie van tegenwoordig is het doodnormaal om van vrienden maar ook van niet-vrienden ongeveer alle mogelijke informatie te achterhalen. Een privé-leven bestaat nauwelijks meer dankzij deze handige websites in combinatie met de hedendaagse expan-

sie van de geldingsdrang. De behoefte is er blijkbaar om alles met iedereen te delen, te laten zien wie je bent, wat je doet en vooral ook met wie, waar en wanneer. Hoeveel vrienden heb jij? Ik ontkom niet aan de gedachte dat levenservaring vandaag de dag vooral gevat moet worden in een foto of een verhaal. Vakanties en stapavonden zijn geslaagd wanneer de unieke momenten zijn vastgelegd op beeld. Buitenlandse avonturen worden iets waard wanneer ze in stoere verhalen kunnen worden uitgedrukt. Bezienswaardigheden vallen vaak tegen maar worden evengoed gepresenteerd als een onvergetelijke ervaring, echter alleen maar doordat de foto over enkele jaren nog altijd vergeelt ergens op mijnalbum.nl. Je kunt alles delen vandaag de dag, maar ik houd dingen soms liever voor mezelf. Anderen zetten hun hele sores in een msnnaam of gooien het voor je voeten in de vorm van een blogspot. Van vrienden wil ik nog wel eens wat horen maar anderen moeten gewoon weten wanneer ze hun bek moeten houden, want er komt allemaal ongewenste post uit. Er staan heel mooie gebouwen in Groningen maar er is niemand die ik daarover hoor, behalve dan misschien een kunstzinnige oom die werkt bij de thuisgemeente (maar die is uiteraard bevooroordeeld). Niemand die met een fotocamera door de stad raast of de moeite neemt om één der indrukwekkende kerken van binnen te bekijken. Simpelweg omdat het je geen klap interesseert. Vele stukjes Nederland zijn nog ongerept maar tevens onbezocht. Maar laten we dan op pad gaan om buiten de grenzen op zoek te gaan naar kerken, gebouwen en pleinen. Maak een foto en draai je weer om, rechtsomkeert op het vliegtuig met de schatten op je geheugenkaart gegrift. Het schijnt al voldoende te zijn. Ik zit achter m'n bureau, dat van eikenhout is gemaakt en ondertussen bevolkt is door lege koffiekopjes, verveelde tubes mayonaise of curry en een derdehands blik met suiker. M'n lamp brandt en de doos speculaas is nog ongeopend. Ik zit op m'n bureaustoel op een studentenkamer, één van de zovele in deze stad. Een studentenhuis als duizenden met een gedeelde badkamer die soms vies is, dan weer wordt schoon gemaakt. Het koffieapparaat dat pruttelt en ontbroken nachtrust kan compenseren. Ik zou er geen verhaal over schrivjen, laat staan een foto van maken. Het is niet speciaal maar voor mij is het heel waardevol. Dat wilde ik even met jullie delen. En waar ben jij nu? Ik wil het niet weten.

SOAP | NOVEMBER 2007

19


OPINIE TWISTPUNT: DE

BASISBEURS

Afschaffing Basisbeurs: 255 euro geven of lenen? Handen af van de basisbeurs! Studenten en, zo lijkt het, politici en belangengroepen kunnen niet zonder. Sommigen waren woedend, anderen verontrust en allemaal erg tegen afschaffing van de 255 euro hoge basisbeurs. LSVb (Landelijke Studenten Vakbond)- voorzitter Lisa Westerveld voorspelt bij afschaffing van de basisbeurs 'een catastrofale terugloop van het aantal studenten' (AD, 18 oktober). Tijdens het spoeddebat bleek ook de meerderheid van de Tweede Kamer tegen, zo stelde Alexander Pechtold dat 'het salaris van de leraar niet ten koste mag gaan van de student' (Parool, 18 oktober). Ook het sociale leenstelsel werd niet met open armen ontvangen: 'Op de pof leven is voor veel

Astrid van Dijk Nederlanders nog altijd niet vanzelfsprekend…' (Leeuwarder Courant, 20 oktober) en daarbij zijn er volgens Kamerlid Jan Jacob van Dijk en zijn CDA, '...fundamentele bezwaren tegen een sociaal leenstelsel' (de Volkskrant, 17 oktober) Afschaffing van de basisbeurs en invoering van een sociaal leenstelsel worden preventief, voordat een concreet voorstel de Tweede Kamer heeft bereikt, van tafel geveegd. Terecht? Of verdient het plan tot afschaffing, dat sinds de invoering van de basisbeurs in 1986 rond spookt, meer aandacht en discussie? Minister Plasterk mag dan wellicht Gekke Henkie zijn die bij de verdeling van het geld heeft liggen slapen en daardoor een nijpend tekort heeft, maar SoAP vraagt zich af: is de basisbeurs een gewenst systeem? En is het sociale leenstelsel een goed alternatief voor de basisbeurs? Arie Glebbeek, docent arbeidssociologie en het mastervak beleidsontwerp aan de vakgroep Sociologie heeft in het belang van de discussie zijn mening gestalte gegeven in een column: Zijn Bos en Plasterk gek of - erger - asociaal geworden? Ik vind van niet en doe er een schepje bovenop. Volgens mij zijn er twee zaken die als de bliksem mogen verdwijnen: de basisbeurs voor studenten en de diplomafinanciering in het onderwijs. Ik noem ze beide, want ze houden met elkaar verband. Waarom zou studiefinanciering het toch al te krappe overheidsbudget moeten belasten? Gaat er iets heel erg verkeerd als we studenten rechtstreeks voor hun studie laten (lenen en) betalen? Technisch gesproken zie ik weinig bezwaren. Een studie kun je kopen zoals je een verre reis boekt: het zijn allebei vor-

20

SOAP | NOVEMBER 2007

men van individuele dienstverlening. In beide gevallen is het bovendien onzeker of het zal bevallen en heb je het zelf in de hand of je er wat van opsteekt. Als je het gevoel hebt op de goede weg te zijn, zet je de reis voort of (praktischer gezegd) boek je volgend jaar weer een trip. Waarom heb je Bos en Plasterk daarvoor nodig? Natuurlijk, ook anderen in de samenleving hebben belang bij het werk van academici. Maar die anderen brengen dit belang tot uitdrukking in de hogere beloningen die zij aan academici betalen. Alle berekeningen wijzen uit dat de investering in een hogere opleiding zich gemiddeld ruimschoots terugverdient. Daar komt nog bij dat een deel van het geld niet eens een investering is, maar een consumptie, want de studietijd is ook een leuke en interessante tijd. Er zijn kortom meer dan voldoende prikkels om jongeren te laten investeren in een hogere opleiding. En de arme kindertjes dan? Worden zij niet afgeschrikt door torenhoge leningen? Ik denk dat dit reuze mee zal vallen, maar vind het in elk geval een armzalig argument voor de basisbeurs. Wat is het voor malle logica dat we iedereen geld moeten geven om ook de armen wat te kunnen geven? Moet Rijkman Groenink soms ook een bijstandsuitkering? Nee, als sociale rechtvaardigheid het oogmerk is, zou je nooit een basisbeurs bedenken.

“Een studie kun je kopen zoals je een verre reis boekt” Ik zie in de afschaffing dus weinig nadelen, wel een aantal voordelen. Het voornaamste is dat studenten en universiteiten met zuiverder prikkels worden geconfronteerd. De samenleving krijgt meer opbrengst als studenten bewuster kiezen en serieuzer studeren. Die kans wordt groter als zij het studeren volstrekt als een investering beschouwen en niet (vanwege de basisbeurs) als een middel om enkele jaren in het levensonderhoud te voorzien. Laat individuen vooral zelf de afweging maken of ze voldoende getalenteerd en gemotiveerd zijn om een studie te kunnen terugverdienen. Het zou mijns inziens niet erg zijn als een deel van de studenten een andere keuze zou maken. Ook de universiteiten zouden ervan opknappen. Als studenten meer belang krijgen bij hun opleiding gaan ze daar hogere eisen aan stellen. Dat zou een nuttig tegenwicht zijn in een organisatie waarin het belang van het onderwijs stelselmatig ondergeschikt wordt gemaakt aan 'het onderzoek'.

Ik stel drie randvoorwaarden. De eerste is dat het lenen wordt ingebed in een sociaal leenstelsel, waarbij de overheid (via de belastingen of een vereveningsfonds) garant staat voor de pechgevallen die niet kunnen terugbetalen. Dit verkleint niet alleen het risico voor individuen, maar geeft ook voldoende waarborg voor een bank om een lening te verstrekken. De tweede is dat de overheid een maximum moet stellen aan de collegegelden. Voorkomen moet worden dat zogenaamde 'topopleidingen' hun informatievoorsprong uitbuiten door exorbitante bedragen te vragen. In de 'informatie-asymmetrie' schuilt het grootste gevaar voor de werking van de hoger onderwijsmarkt. En dan de derde randvoorwaarde. Als studeren investeren wordt, is het nodig dat het diploma ook echt iets waard is. Een opleiding moet op dit punt goudeerlijk zijn. Zij moet tijdig en onomwonden vaststellen voor wie de opleiding naar verwachting geen opbrengst zal hebben. En zij moet de waarde van het diploma als geloofsbrief krachtig beschermen tegen degenen die niet aan de kwaliteitseisen voldoen. Vandaar dat ik nog een tweede doelwit op het oog heb: de diplomafinanciering. Bekostiging op basis van aantallen afgestudeerden, zonder controle door externe examens, schept het risico van windhandel. Op zijn minst doet het afbreuk aan de geloofwaardigheid van het diploma. Ook werkgevers zullen begrijpen dat als universiteitsbestuurders van 'rendementen' spreken zij bedoelen dat het allemaal niet te streng moet worden. De investerende student heeft er recht op dat de waarde van haar diploma niet door dit soort perverse prikkels wordt ondermijnd. Laat desnoods die basisbeurs maar zitten. Als Bos en Plasterk de krankzinnige outputfinanciering afschaffen, heeft mijn PvdAstem alweer nut gehad. Michiel Emmelkamp, sociologiestudent in ruste en landelijke voorzitter van de Jonge Socialisten (jongeren in de Partij van de Arbeid): "Leenaversie is onterecht en daardoor geen issue", schreef Frank Kalshoven in de Volkskrant. Betere voorbeelden van naïviteit zijn nauwelijks denkbaar. Uit onderzoek van het ministerie van OC&W bleek in 2006 al dat ruim tweederde van de studenten überhaupt niet wil lenen. Hoewel, zeker met een sociaal leenstelsel, die leenangst misschien onterecht is, is hij dus simpelweg wel een drempelopwerpend feit waar rekening mee moet worden gehouden. Het zou daarom veel


OPINIE COLUMN eerlijker zijn om studenten gratis onderwijs aan te bieden en de basisbeurzen hoger te maken om de drempel voor het hoger onderwijs te verlagen. Afgestudeerden kunnen dan ná hun studie naar rato van het aantal studiejaren en inkomen een extra academicibelasting betalen. Zo betalen ze toch de gemaakte kosten -naar draagkracht- terug, wordt de drempel van leenaversie weggenomen en speelt het inkomen van de ouders geen enkele rol meer in keuzes van studenten omtrent hun studie en de zaken die ze in hun vrije tijd doen (een baantje is dan immers niet meer noodzakelijk, en zeker niet, zoals nu het geval is, alleen voor diegenen van wie de ouders geen financiële bijdrage leveren).

“tweederde van de studenten wil überhaupt niet lenen” Willem Bos, voorzitter van de Groninger Studentenbond (GSb): Hoewel dit misschien niet het meest tactische moment hiervoor is, wil ik best het afschaffen van de basisbeurs bepleitten, mits daar iets voor terug komt. De basisbeurs is er namelijk voor iedereen, dat wil zeggen ook voor mensen met dusdanig rijke ouders dat ze deze helemaal niet nodig hebben, dat wil ook zeggen dat deze er is voor Co-schappers, die er echt niet bij kunnen werken en er ook echt niet van rond kunnen komen. Ik zou willen pleitten voor een stelsel waarin je beurs van twee dingen afhangt, de hoogte van het inkomen van je ouders en of ze nog meer studerende kinderen hebben enerzijds, de mogelijkheid en wenselijkheid om er naast je studie bij te werken anderzijds. Filosofen en natuurkundigen moet je rustig met een volledige beurs laten studeren, terwijl voor een psycholoog enige maatschappelijke oriëntering op de arbeidsmarkt niet verkeerd is. Wat mij betreft hoeft dit ook niet door de overheid betaald te worden en kunnen we dit geld met een procents-tax vanaf een bepaalde inkomensgrens bij alumni terug halen; de zogeheten studietax, een idee van een paar jaar geleden waar ondermeer Groenlinks en de PvdA voor waren, en wat wij als GSb en LSVb dan ook van harte zullen steunen. Dit zou een aanzienlijke besparing opleveren die onder andere ten goede zou kunnen komen aan het Wetenschappelijk Onderwijs en aan het onderwijs in het algemeen, hoewel het natuurlijk niet zo kan zijn dat de studenten in hun eentje opdraaien voor tekorten op het ministerie van OCW. Kortom, haal het geld waar het zit!

Significantekening Cor Jan van Zwol Naast de deur van het Boumangebouw bevindt zich een schakelaar om deze te openen. Als je door de deur gestapt bent, kijk je uit over een lange gang. Tegenwoordig heb ik een bril, maar niet lang geleden zag ik weinig, behalve schimmen die zowel Rudi of Bertus zouden kunnen zijn. Eén van de Dijkstra broeders (zie hoe ik ze geen broers noem) herken ik duidelijk, maar dat komt omdat hij mij in de rug benadert en mij op de schouder raakt alsof ik schakelaar ben. Dat hij wil dat ik opzij stap en de doorgang naar de kantine vrij maak, laat hij onuitgesproken. Sinds dit schooljaar hangen in de gang foto's van medewerkers. Gelukkig zijn wij geen pubers meer, anders riep deze vertoning om snorretjes. In plaats daarvan staat onder hun neuzen een tafel. Daarop liggen soms boeken die door een van de mensen aan de wand als onnuttig worden beschouwd. Deze worden daar neergelegd om door vreemden meegenomen te worden, of worden uiteindelijk vernietigd. Ik was een vreemde, maar ook de verschenen boeken vond ik vreemd. Laat ik schatten dat er gemiddeld vijftien boeken lagen. Tientallen jaargangen aan gegevens werden weggegooid, waren niet meer nodig. Ik heb één exemplaar meegenomen. Het statistisch zakboek 1984. Naast de foto's is ook het vak statistiek voor schakelaars nieuw. Wij krijgen nu van dezelfde docent het gehele jaar het statistische denken bijgebracht (wat blijkbaar iets anders is dan logisch denken, maar dit terzijde). De schakelaars in het bijzonder hebben moeite met de hoeveelheid en diepgang van de statistiek zoals de sociologische opleiding van de RuG deze doceren wil. Zij wij schakelaars zo bijzonder? Volgens mij heeft namelijk het overgrote deel van de gemiddelde student moeite met statistiek. Toen ik de boeken op de tafel zag liggen, begreep ik ineens waarom studenten moeite hadden de kennis op te nemen. Docenten waren in het bezit van een zakboek, tegenwoordig probeert men de studenten te laten slagen. Morgen heb ik mijn eerste tentamen. Als schakelaar begin je bij de basis, "terug naar de wortel", roep ik enthousiast terwijl ik het boek van Moore en McCabe open. Het is nog dikker dan de Bijbel, dat kan niet veel goeds voorspellen.

me weinig. Paracetamol 500, dat zegt de gemiddelde dronkelap meer. En Ibuprofen 400 nog meer, negatieve correlatie. Statistici zullen mij dingen toegooien waaruit blijkt dat ik ? heb. De standaardafwijking, bijvoorbeeld. Het woord suggereert dat het normaal is dat iets niet klopt. Theo Maassen zei in Functioneel Naakt: "Als je het zelf kut hebt, dan wil je helemaal niet dat iemand anders het fijn heeft, dat steekt alleen maar schraal bij je af. En het is ook kut, het is ook allemaal heel oneerlijk ver.. 't is niet eens verdeeld. Volsterkte willekeur, ik ben dan toevallig in Nederland geboren, andere mensen worden in Afrika geboren die hebben altijd mooi weer." De statisticus zal echter zeggen dat het normaal verdeeld is. Wereldlijke problemen zijn onbelangrijk voor een rekensom. Ik denk dat een statisticus het pas kut heeft als een uitkomst niet klopt. Daarbij komt nog dat de normale verdeling helemaal niet normaal is, die is raar. Het bevat honderd procent, maar dat is gemakkelijk als het geen nulpunt heeft, zit je altijd goed. De curve heeft namelijk asymptoten de correlatie tussen werkelijkheid en de normale verdeling zal nooit één zijn. Asymptoten zijn eeuwig, net als God. Is het niet ironisch dat toen Eva en Adam van de appel aten, zij dachten dat zijn als God zouden worden? Als mens willen wij God benaderen, zoals de statisticus de normale verdeling. Alleen bestaat er in het geloof nog niet zoiets als het betrouwbaarheidsinterval. Een mooie uitvinding voor dingen die je nooit zeker kunt weten. Als we nu eens alle mogelijkheden open laten, dan hebben we altijd gelijk. 100% betrouwbaar! Dan laat ik morgen alle vakjes open. Een voldoende zal ik er echter niet mee halen. Des te breder het interval, des te hoger het percentage, maar des te onbetrouwbaarder het resultaat. Verwarrend en paradoxaal dat interval. Het is helemaal niet gek dat veel mensen statistiek niet begrijpen. Wetend dat ik het tentamen nooit zal kunnen halen en het komende jaar alles alleen nog maar moeilijker worden zal, ben ik gaan slapen en in de hoop nooit meer wakker te worden. Dan hoefde ik het tentamen in ieder geval niet te maken. "Maar de slang zei: Sterven? Je zult helemaal niet sterven! Integendeel, God weet dat jullie ogen open zullen gaan. Dan zul je aan hem gelijk zijn en inzicht hebben."

Gister heb ik de achterkant van mijn kiezen tien bier laten zien. Dat was niet slim, want met een kater is het slecht leren. Gemiddeld heb ik dit weekend vijf bier gedronken, maar gemiddeld wordt mijn hoofdpijn er niet van. Wat ik ook over het gemiddelde lees, het zegt

SOAP | NOVEMBER 2007

21


OPINIE DUBAI

Schijn bedriegt Dubai: de uitersten van 'het paradijs op aarde' Niets is onmogelijk. Althans zo lijkt het als je de ontwikkelingen, die zich op dit moment in Dubai afspelen, in ogenschouw neemt. Dubai promoot zichzelf onder het motto "Get ready for the extraodrinary", en als je de wilde plannen van sjeik Faisal moet geloven, dan is dit motto slechts een zwakke uitdrukking voor hetgeen er te gebeuren staat. Dubai ontwikkelt zich in sneltreinvaart tot een hotspot waar de jetset zich graag laat zien, en waar handelaren en multinationals zich, als gevolg van het gunstige economische klimaat, graag vestigen. Dubai lijkt hiermee het "paradijs op aarde" te worden, maar de vraag is of het emiraat deze bewoording ook bewaarheid.

Nathalie Feitsma Niets is onmogelijk. Althans zo lijkt het als je de ontwikkelingen, die zich op dit moment in Dubai afspelen, in ogenschouw neemt. Dubai promoot zichzelf onder het motto "Get ready for the extraodrinary", en als je de wilde plannen van sjeik Faisal moet geloven, dan is dit motto slechts een zwakke uitdrukking voor hetgeen er te gebeuren staat. Dubai ontwikkelt zich in sneltreinvaart tot een hotspot waar de jetset zich graag laat zien, en waar handelaren en multinationals zich, als gevolg van het gunstige economische klimaat, graag vestigen. Dubai lijkt hiermee het "paradijs op aarde" te worden, maar de vraag is of het emiraat deze bewoording ook bewaarheid. Dubai is gelegen in het Midden-Oosten aan de Arabische Golf. Het maakt onderdeel uit van de Verenigde Arabische Emiraten, een Unie van zeven soevereine sjeikdommen die tot 1971 een kolonie van Engeland was. Dubai beschikt over het enige 7 sterren hotel ter wereld, het is bezig met de bouw van wat de allerhoogste toren van de wereld moet worden en het spuit eilanden op in de vorm van een palmboom of de wereldkaart, die nota bene vanuit de ruimte te zien zijn. Particulieren kunnen bovendien de eilandjes die tezamen de wereld vormen in privé eigendom krijgen.In het westers georiënteerde Dubai schijnt haast alle dagen de zon, geld speelt er geen rol en criminaliteit komt er nauwelijks voor. Nog geen vijftig jaar geleden was Dubai niet veel meer dan een grote zandvlakte met her en der kleine nederzettingen. Pas in de jaren vijftig is het emiraat tot ontwikkeling gekomen. Het was in die tijd dat Sjeik Rashid besloot de zeearm uit te diepen en er een haven van formaat te creëren. Hiermee legde hij een belangrijke basis die mede bepalend

22

SOAP | NOVEMBER 2007

zou zijn voor de toekomst van het emiraat. De vondst van olie in 1966 gaf een enorme impuls aan de verdere ontwikkeling van het gebied. Het emiraat bulkt van het geld, mede doordat de olieprijs sinds eind 2001 is verdrievoudigd. Tegelijkertijd realiseert de koninklijke familie zich dat deze voorraadbron niet onuitputtelijk is. Vandaar dat Dubai zich steeds meer is gaan richten op een nieuwe, andere bron van inkomsten: de toeristenbranche. Dubai werkt aan een luxe toeristenparadijs, waarbij niets té gek is. Het is reeds mogelijk een privé eiland of strand te kopen. Villa's zijn er te koop vanaf een luttel bedrag van 700 duizend euro, en op de zeebodem worden de koraalriffen van Australië en de Filipijnen zo waarheidsgetrouw mogelijk nagemaakt. Bovendien kenmerkt het emiraat zich door goud; gebouwen worden bekleed met goud, sieraden van (wit)goud zijn overal te koop en daarnaast verstopt men regelmatig goudklompen op de zeebodem, welke de eerlijke vinder als aandenken mag houden. Dubai laat dus niets ongelegen om de toerist naar "het paradijs" te trekken. Het emiraat tracht tevens, zich te profileren als mondiaal handelscentrum. De ontwikkeling van dit handelscentrum wordt mede mogelijke gemaakt door de zogenaamde 'free zones'. Dit zijn plaatsen waar minder invoeren uitvoer rechten behoeven te worden betaald en waar de regels voor ondernemers versoepeld zijn. Hierdoor zijn deze free zones aantrekkelijke vestigingsplekken voor handelaren en multinationals.

Dubai lijkt hiermee het "paradijs op aarde" te worden, maar de vraag is of het emiraat deze bewoording ook bewaarheid. Het klinkt allemaal te mooi om waar te zijn. Dubai, "het paradijs op aarde", kan het deze bewoording waarmaken, of is het schijn? Het emiraat in de Arabische Golf, is een zonovergoten gebied. De zon schijnt er 365 dagen per jaar en regen komt er nauwelijks voor. In de zomer kan het kwik er oplopen tot bijna 50 graden, en als gevolg van de hoge vochtigheidsgraad is het er in die tijd zeer benauwd. De airconditioning draait in deze tijden dan ook op volle toeren, en je zult weinig mensen op straat tegen komen. Veelal trekt een deel van de bevolking naar koelere oorden. Hoewel zon, zee, en strand goed in de oren mag klinken, zal het velen al gauw (te) heet

onder de voeten worden. Om te zorgen dat er begroeiing ontstaat in de voormalige woestijn, legt de Sjeik, kilometers aan besproeiingsapparatuur aan. Hierdoor is het mogelijk dat je zelfs midden in de woestijn nog groene oases tegenkomt. Mede als gevolg hiervan is het water enorm schaars is en de prijs ervan zeer hoog. Wie de uiteindelijke prijs van deze operatie zal gaan betalen is bovendien nog onduidelijk. Dubai heeft verder te kampen met enorme verkeersopstoppingen. Ondanks de aanleg van vijfbaanssnelwegen, staat het verkeer iedere dag toch weer stil. Dit is mede het gevolg van de goedkope aanschafprijs van auto's en het feit dat de benzineprijs laag is. Een liter benzine is zelfs goedkoper dan een liter water. Bovendien kent het emiraat een duidelijke rangen en standen cultuur. Hoewel het dit zelf liever niet toegeeft, blijkt dat de inwoners met een Dubaise nationaliteit, privileges hebben. De arbeiders afkomstig uit landen als Pakistan, India en de Filipijnen, werken daarentegen lange dagen voor het minimum loon aan de ontwikkeling van het emiraat en verblijven in kleine barakken in één van de uithoeken van het emiraat. Zij worden wel de "moderne slaven" van Dubai genoemd. En hoewel ze wellicht meer verdienen, dan in hun eigen land, steekt hun loon toch schril af bij de bedragen die de ronde doen bij de ontwikkeling van het emiraat. Dubai wordt geregeerd door een sjeik, die voor een groot deel de macht bezit. Het emiraat kan dan ook absoluut geen democratie genoemd worden, hoewel het wel een parlement heeft. Daarnaast leeft het land volgens de Sharia, de islamitische wetgeving of religieuze plichtenleer die het menselijk handelen in de wereldse en religieuze zaken bepaalt. Voor de westerling kan het dan ook vreemd overkomen als een dusdanig westers georiënteerd emiraat, zich laat leiden door een Sjeik en de wet van God. Het emiraat kenmerkt zich door uitersten. Enerzijds is het een vooruitstrevend emiraat dat zich zeker kan meten aan de westerse maatstaven. Anderzijds is het een emiraat waar religie de Islamitische wetgeving het dagelijkse leven bepaald, waar onderdrukking nog plaatsvindt en waar nog een duidelijke standencultuur heerst. Het is zeker waar dat de ontwikkelingen in Dubai verbazingwekkend zijn, maar deze ontwikkelingen staan in schril contrast met de uitersten als onderdrukking, standencultuur en een gebrek aan democratie. Hoewel deze uitersten vaak onderbelicht blijven, denk ik dat er zeker niet gesproken kan worden van een paradijs op aarde. Daarvoor kent het eiland nog teveel 'onvolmaaktheden'.


OPINIE IN

DE VOETSPOREN VAN...

Evelien Hoeben in de voetsporen van… Aletta Jacobs & katten In de eerste aflevering van 'In de voetsporen van…' is Evelien Hoeben aan het woord. Zij is de nieuwste voorzitter van Sociëtas en ik vroeg haar wie of wat haar inspireert.

Cor-Jan van Zwol Allereerst treden we in de voetsporen van een sterke vrouw, Aletta Jacobs. Evelien bewondert haar om hetgeen ze heeft gedaan. Aletta Jacobs was de eerste vrouw in Nederland die universitair afstudeerde (aan de RuG), ze werd de eerste vrouwelijke arts en ze was de eerste vrouw die promoveerde. Maar voornamelijk staat zij symbool voor vrouwenemancipatie. Niet alleen omdat ze zelf heeft kunnen emanciperen, maar ook omdat ze zich actief inzette voor de emancipatie van andere vrouwen. Ze heeft ze veel gedaan voor geboortebeperking, arbeidsparticipatie en vrouwenkiesrecht. Ondanks dat ze een afwijkend gedachtegoed had, kon zo door haar doorzettingsvermogen al dit werk verrichten. En dat doorzettingsvermogen is een inspiratiebron voor Evelien. Het gaat echter te ver om het gedachtegoed van Evelien ook afwijkend te noemen, maar ze heeft zeker een eigen wil. Graag zou ze altijd doen wat haar eigen wil haar ingeeft, maar dat lukt niet altijd. "Mensen hebben

Aletta Jacobs

verplichtingen en sociale verwachtingen waar ze aan willen voldoen. En dat zorgt ervoor dat we niet altijd kunnen doen wat we willen." En daarmee maakt ze een stap naar een tweede bron van inspiratie. Waar mensen niet altijd doen wat ze willen, doen katten dat wel. Het lijkt een rare zijstap die ze maakt, maar als het uitlegt wordt het allemaal heel duidelijk. Katten doen namelijk precies waar ze zelf zin in hebben. Ze liggen lekker in de zon of spelen met een bolletje wol, af en toe eten ze wat en dan gaan ze weer spelen of slapen. En als hij iets niet leuk vind, dat laat hij dat ook weten en kan venijnig uithalen. Drie rode strepen op de rug van mijn hand getuigen daarvan, ik laat ze aan Evelien zien als bevestiging dat ik haar begrijp. Katten hebben geen verplichtingen en hoeven niet aan verwachtingen te voldoen. Katachtige worden door meer mensen aangehaald als een symbool van wilskracht. Panters, tijgers of de leeuw zijn voorbeelden, maar Evelien bedoelt dat niet. Zij heeft het over de huiskat. Katten in het wild hebben wel verplichtingen. Ze moeten jagen om voedsel te verzamelen, anders gaan ze dood. Ze moeten vechten tegen andere jagende dieren, anders worden hun jongen opgegeten. De huiskat hoeft dat niet, die heeft een baasje en krijgt iedere dag op hetzelfde tijdstip Felix of Whiskas. Daarnaast kan hij in de kattenbak doen en laten wat hij wil, of als hij daar geen zin in heeft, gewoon op het tapijt. De kat doet wat hij wil en, misschien nog wel belangrijker, hij doet niet wat hij niet wil."Honden lopen gewoon achter mensen aan, katten niet." En dat vind Evelien mooi in het karakter van katten.

Katten doen altijd wat ze zelf willen, Evelien probeert het zoveel mogelijk te doen én ze vind dat iedereen dat moet doen. Het klinkt als een mooi levensmotto: Dingen doen die je zelf wilt. De volgende vraag is dan natuurlijk, wat wil Evelien? Om daar antwoord op te geven, maakt ze weer een stap terug na Aletta Jacobs. Evelien wil ook emanciperen, maar als vrouw. Ze heeft een hekel aan het beeld dat de emancipatiegolf in de jaren zestig en zeventig aan de vrouwenemancipatie gegeven heeft. "Vrouwen wilden doen wat mannen deden of zelfs zijn zoals mannen waren. Ik wil wel emanciperen, maar vrouw blijven. Dus geen man worden." Een vrouw hoeft volgens Evelien geen kort haar te hebben of zonder bh over straat om geëmancipeerd te zijn. "Je hoeft geen tuinbroeken te dragen om serieus genomen te worden. Een leuk rokje kan ook. Je kan best een sterke vrouw zijn, zonder man te worden." Met mijn collegeblok vol aantekeningen stap ik uit de voetsporen die ik samen met Evelien heb gevolgd. Nog maar net op weg naar huis, zie ik hoe een kat in de hortustuin aan het graven is. Op zoek naar iets dat onder takjes en herfstbladeren verborgen is. Ik blijf even kijken. De kat trekt zich er niets van aan dat er tientallen studenten langslopen. Katten doen inderdaad wat ze willen. Vanaf de faculteit fiets ik door de stad. Zoals ik bij de kat deed, stopte ik ook even in de Oude kijk in 't Jat, bij het torso Aletta Jacobs. Afgebeeld zonder voeten, maar haar sporen zie ik om me heen.

SOAP | NOVEMBER 2007

23


ACHTERKANT Naam: Glenn Francois Leeftijd: 26 Studie: master HRM Achtergr ond: International Business &Languages (Hanze), Sociologie (RuG), master HRM

Wanneer begon je glansrijke studiecarriere? “In 2001 ben ik begonnen met International Business and Languages op de Hanze, waar ik in één jaar mijn P van heb gehaald. Daarna heb ik een half jaar in Sevilla, Spanje kunnen studer en, wat echt een mooie ervaring was. Na terugkomst ben ik met die studie gestopt en heb ik voor sociologie gekozen. Daar heb ik in vier jaar mijn bach elor afger ond en nu doe ik dus mijn master Human Resour ce Management.” Waarom ben je niet bij sociologie gebleven? “Sociologie vond ik zeker heel inter essant, maar de afstudeerrichtingen war en voor mij te beperkt. Ik wilde de kant op van consul tancy, en sociologie in Gr oningen heeft wat dat betr eft een kans laten liggen. Er zou hier zeker animo zijn voor een master organisa tiesociologie. Ik heb ook nog getwijfeld of ik naar Amsterdam moest gaan, maar uiteinde lijk heb ik toch voor HRM aan de Rijksuniversiteit gekozen. Je kan met een bachelor sociologie bijna pr obleemloos ins tr omen in die master.”

Wat is zo leuk aan HRM? “Bij Sociologie werd mijn inter esse gewekt voor het belang van organisatiesociologie. Het is beperkt mogelijk om zelf een begeleider te kiezen naar eigen inter essegebied, en dit raad ik zeker aan om te doen. Als begeleider voor mijn bache lorscriptie heb ik gekozen voor Rafael W ittek (Organisatiesocioloog). Een bijpassende master kom ik bij sociologie jammer genoeg niet vinden. Het zogenaamde change management tr ok me vooral. Bij fusies en overnames kijk je als HRMer naar hoe de mensen die er mee te maken krij gen ermee omgaan, en niet puur naar de economi sche consequenties. Ook wil je daarbij dat alle neuzen in dezelfde richting staan. Werknemers moeten ver tr ouwen houden in het management. Van alles komt aan bod; motivatie, organisatie cultuur, selectiepr ocessen, marktwerking. Het is een belangrijke tak van bedrijfskunde, en in mijn ogen van cruciale doorslag bij succesvolle veran deringen.” Wat wil je er later mee worden als je groot bent? “De kant van conslutancy tr ekt me nog het meest. Het is erg veelzijdig, je krijgt te maken met veel verschillende organisaties en je opdrachten zijn pr ojectmatig en van kor te duur. Als ik daar zo'n vijf jaar mee bezig ben geweest wil ik wel HRMspecialist worden bij één van de organisaties waar ik dan als consultant een pr oject heb gedaan.”


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.