Jaargang 40, nr. 3, November 2009
PERIODIEK
SOAP
Sociologisch Antropologisch Periodiek sinds 1970
VAKGROEP SOCIOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN
In dit nummer onder meer: - Populisme, vloek of zegen? - Thuis bij... Tessa Veenstra Vooruitzicht: klimaattop in Kopenhagen
Redactioneel: Een verse start
Ik heb in de tijd dat ik voor SoAP schrijf nog nooit meegemaakt dat zoveel mensen de redactie verlieten. Dit klinkt als slecht nieuws, maar gelukkig hoeven we niet te treuren. Dit jaar vestigden we namelijk ook een record wat betreft het aantal nieuwe redacteurs dat zich aanmeldde. Even ter illustratie; we begonnen vorig jaar met vijftien redacteurs, waarvan tien in de loop van het jaar afscheid namen van SoAP. Aan het begin van dit jaar schreven zich maarliefst zeventien studenten in om voor SoAP te komen schrijven, wat maakt dat we tegenwoordig met 22 man (!) aan het werk zijn om een mooie SoAP voor u te produceren. Dat de redactie eind vorig jaar zo uitdunde is ook niet heel verwonderlijk, de vetrekkende redacteurs waren vooral sociologen die inmiddels zijn afgestudeerd of druk met hun master bezig zijn. SoAP bedankt deze mensen dan ook voor hun goede inzet de afgelopen jaren. Ook namen we afscheid van Jurre van den Berg, die de taak van hoofdredacteur zo’n drie jaar op zich heeft genomen. Ik neem - zoals u wellicht al vermoedde - het stokje van hem over, en zal komend jaar proberen om SoAP in goede banen te leiden. Kortom, veel nieuwe gezichten bij SoAP. Met een glimlach kijk ik terug op de jaren die zijn gepasseerd, en daarnaast hoop ik u samen met de rest van de redactie veel leesplezier te bezorgen in de jaren die gaan komen!
INHOUD
VAKGROEP
4 Thuis bij... Tessa Veenstra 6 Interview: Rafael Wittek over de visitatiecommissie 7 De nieuwe faculteitsraad 8 Vier studenten over hun verbredingsminor 10 Propedeusejaren vergeleken 11 Afgestudeerden 12 College-evaluatie: Primaire Sociale Orde 32 Achterkant: Laurens Verhoeff
SOCIËTAS
Mart Duitemeijer, hoofdredacteur
Colofon
SoAP (Sociologisch Antropologisch Periodiek) Jaargang 40, nummer 3, november 2009
Drukwerk: Copyright
Verzending: Rijksuniversiteit Groningen
Redactie: Hannah Achterbosch, Dieko Bakker, Vanessa Codrington, Mart Duitemeijer, Anna Herngreen, Joringel den Hoedt, Sanne Jonker, Ronald Kielman, Marloes Kingma, Madelien Meulenkamp, Jaap Oude Mulders, Roos Oosting, Annelijn Remmelink, Leoni van Schaick, Lisa Sipma, Edwin Slijkhuis, Karin van der Sluis, Eefje van Stralen, Tialda de Vries, Eric Wams, Paulien de Winter, Michiel Zwaan Lay-out: Mart Duitemeijer
Contact: SoAP_Groningen@hotmail.com
Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen
2
SOAP | NOVEMBER 2009
In dit katern krijgt studievereniging Sociëtas de ruimte om haar nieuws te presenteren. Nieuws van Sociëtas 14 - 15
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
16 De hervorming van het Amerikaanse zorgstelsel 18 Tegenstrijdigheden in de financiering van het studentenleven 19 Vooruitzicht: klimaattop in Kopenhagen 20 Interview: Joost van Keulen en Willem Bos over het kraakverbod 21 Sociologie in de Media 22 Het belang van slapen 23 Zwarte scholen, moskeeĂŤn, Geert Wilders en de toekomst
OPINIE
24 Twistpunt: Veiligheid boven privacy? 26 Betoog: Turkije niet bij de EU 27 Column: Terug in de tijd met de Pabo 28 Debat: Populisme, vloek of zegen? 29 Boekbespreking: Rob Wijnberg: ietzsche en Kant lezen de krant 30 Een kritische blik op de reproductie-universiteit 31 Sociologische canon: Jan Vis
OVERIG Redactioneel 2 Colofon 2 Inhoudsopgave 2 Advertentie 13
SOAP | NOVEMBER 2009
3
VAKGROEP
THUIS
BIJ...
TESSA VEENSTRA
Afgestudeerde psychologe vindt heil bij sociologie
Onder de rook van Heerenveen ligt Joure verscholen. De plaats waar Douwe Egberts is ontstaan en de thuisbasis van Tessa Veenstra. In de wandelgangen is ons ter ore gekomen dat nog niet iedereen haar kent, vandaar dat wij naar Joure afreisden om eens nader kennis met haar te maken. Tessa Veenstra is sinds een jaar werkzaam bij sociologie. De eerstejaars studenten krijgen van haar de studiewerkgroepen, presentatie- en interviewtrainingen. Vanaf het tweede jaar volgen de studenten het vaardighedentraject bij haar.
Vanessa Cordington & Jaap Oude Mulders
Als we na een busreis van een uur aankomen bij het grote verkeersknooppunt Joure, staat Tessa ons al op te wachten. Met trots laat ze ons haar gloednieuwe auto - een Ford KA zien. Na acht maanden wachten heeft ze hem dan eindelijk kunnen ophalen. Zodra we instappen vliegt de typische geur van een nieuwe auto ons dan ook tegemoet. Na de korte rit van vier minuten komen we aan bij een knus rijtjeshuis. Tessa vertelt ons dat de vorige bewoner een boeddhist was: “Hij had het huis van binnen in het geel met rode hokjes geschilderd, heel druk dus.” Af en toe wordt er zelfs nog post voor hem bezorgd. Met een grote glimlach vertelt Tessa dat ze het toch wel bijzonder vindt om post van de Dalai Lama te krijgen, ook al is het niet voor haarzelf. Nu straalt het huis rust uit door de verscheidene bruintinten, dit effect wordt nog eens versterkt door de cd van Eros Ramazotti die zachtjes op de achtergrond speelt. Tessa woont samen met haar vriend Arjen in het gehuurde huis. Ze zijn in de toekomst wel van plan een huis te kopen, maar door de verschillende meningen over wat mooi is, is het er nog niet van gekomen. Tessa heeft geen kinderen, maar draagt wel de zorg voor een konijn. Hij heeft geen naam, omdat ze de oorspronkelijke naam, gegeven door haar vriend, niet mooi vond. “Ik noem hem meestal het beestje.”
Tessa is geboren en getogen in Joure, waar ze met een tussenstop van vier jaar studie in Groningen, al haar hele leven woont. “ Veel van mijn vrienden en familie wonen hier ook en het is prettig wonen.”
Tessa heeft zelf geen sociologie, maar psychologie gestudeerd. Hier heeft ze de master variant arbeids-, organisatie- en personeelspsychologie gevolgd. Na viereneenhalf jaar
4
SOAP | NOVEMBER 2009
studeren is ze begin 2008 afgestudeerd. Tijdens haar studie was ze actief bij de studievereniging van psychologie: de VIP. Zo zat ze bij Lexicom, de commissie voor het organiseren van lezingen en excursies. “We hebben onder andere een excursie naar de Van Mesdagkliniek en lezingen over borderline en seksverslaving georganiseerd. Er kwam dan altijd en ervaringsdeskundige en een deskundige die het probeerde te verklaren. Aan de tijd bij de VIP heeft ze goede herinneringen. “Ik vond het een erg leuke tijd en heb er veel vriendinnen aan over gehouden.” Ze vindt zelf niet dat ze tijdens haar studie een echte wildebras is geweest. “Ik ging wel eens op stap en heb veel leuke dingen gedaan, maar ik ben nooit zo dronken als een aap
“Het is toch wel bijzonder als je post krijgt van de Dalai Lama, ook al is het niet voor jezelf.”
geweest en heb het altijd kunnen combineren met mijn studie.” Waarschijnlijk is ze daarom zo snel afgestudeerd. Naast haar commissiewerk heeft ze tijdens haar studie drie jaar ervaring opgedaan als student-assistent. Ze gaf onder andere cursussen bij psychologie, maar ook bij andere faculteiten en door de Hanze Hogeschool werd ze ook wel eens gevraagd. “Als je eenmaal als student-assistent in het circuit zat,
dan wilde iedereen je ineens hebben.” Bovendien is ze door deze ervaring bij de universiteit aan de slag gegaan. Nadat ze was afgestudeerd kon ze bij psychologie gaan werken. “Ik werkte daar twee dagen in de week en gaf de cursus gespreks- en diagnostische vaardigheden. Ik heb dat ongeveer een half jaar gedaan, maar ben toen overgestapt op sociologie. Er was een vacature voor vier dagen en daarnaast kon ik de cursus professionele vaardigheden en het vaardighedentraject erbij gaan doen. Dit houdt in dat ik met individuele studenten afspraken maak over het verbeteren van hun vaardigheden. In het tweede jaar heb ik met alle reguliere studenten een gesprek waarin we gaan kijken wat zijn of haar goede vaardigheden zijn. We proberen dan samen manieren te vinden om deze verder te verbeteren. De voortgang wordt beschreven in reflectieverslagen.” Wat ze vooral leuk vindt aan sociologie is de kleinschaligheid: “Ik houd van het persoonlijke contact met de studenten. Dat had je bij psychologie ook wel, maar dat is zo massaal dat je eigenlijk alleen je eigen groepjes kent. Bij sociologie ken ik bijna iedereen van het eerste en tweede jaar wel van naam. Daarnaast vind ik het mooi dat het programma cumulatief is; het bouwt steeds meer op. Dat was bij psychologie veel minder het geval. Ik had vroeger misschien wat beter na moeten denken of ik niet liever sociologie had willen doen. Ik heb daar destijds niet eens echt bij stil gestaan, ik vond psychologie gewoon leuk en heb dat toen maar gewoon
VAKGROEP
“Het beestje”
gedaan. Ik heb zeker geen spijt van mijn keuze, maar ik had het toen misschien wel wat beter kunnen overwegen. Sociologie lijkt me in ieder geval inhoudelijk wel heel interessant!”
Tessa is niet iemand die haar hele carrière al gepland heeft of iemand met hele concrete ambities. Ze heeft tijdens haar studententijd nooit gedacht dat ze ooit fulltime bij de universiteit zou gaan werken. Al had ze vroeger wel de droom om juf te worden. Op de korte termijn heeft ze ook nog geen plannen gemaakt. “Het kan nog alle kanten op gaan. Ik vind zo veel verschillende dingen leuk om te doen dus ik weet echt nog niet welke functies ik later nog zou willen vervullen. Ik zie mij zelf later nog wel eens iets heel anders doen, maar wat, dat weet ik nu nog niet. Wat ik nu doe vind ik erg leuk. Ik vind het heel belangrijk in mijn werk dat ik het leuk vind om te doen en dat ik er zelf ook van blijf leren en mijzelf blijf ontwikkelen. Het moet geen routine worden. Als het toch routine wordt, dan moet je op zoek naar iets anders of toch een manier proberen te vinden nieuwe dingen in je functie te leren.” In haar vrije tijd houdt Tessa ervan om veel tijd door te brengen met haar familie en vrienden. “Ik houd erg van praten, dan hoef ik ook niet ergens heen, gewoon lekker thuis.” Ook geniet ze van veel reizen. Aan de lijst landen die ze nog wil bezoeken lijkt bijna geen einde aan te komen. Samen met haar vriend wil ze graag alle hoofdsteden van Europa bezoeken. “Het is geen doel op zich,
maar het is wel leuk meegenomen.” De landen die ze zeker nog wil zien zijn: de Verenigde Staten, Canada, Zuid-Afrika en Australië. In de woonkamer valt ons oog op een prachtig canvas met daarop een idyllische waterval. Het blijkt een foto te zijn die Tessa zelf heeft geschoten, vorig jaar in IJsland. “Ik wilde altijd al een keer naar IJsland, en vorig jaar hebben we maar gewoon geboekt.” Als Tessa op vakantie gaat vindt ze een mix van cultuur en natuur belangrijk. Zo vond ze de natuur in IJsland prachtig en voor de cultuur maken ze stedentrips. Rome, Wenen, Stockholm en Berlijn hebben vooral indruk gemaakt. De volgende reis die gepland staat is een lang weekend naar Istanbul. Een andere hobby van Tessa is lezen, ze leest nu de trilogie van Stieg Larsson, een Zweedse misdaad schrijver. Ook vindt ze populair wetenschappelijke psychologieboeken en geschiedenisboeken erg interessant. Daarnaast leest ze sinds jaar en dag de Donald Duck: “Ik heb bij mijn ouders sinds klein af aan al een abonnement en elke keer
als ik daar kom neem ik hem nog even mee.” Op televisie vindt Tessa Britse detectives en Pauw en Witteman heel leuk, “maar dat is jammer genoeg zo laat”. Een andere – misschien wat onverwachte – hobby van Tessa is klussen. “Klussen is wel echt een hobby van me, vooral timmeren vind ik leuk, maar ik kom er eigenlijk te weinig aan toe.” Zo heeft ze zelf een konijnenhok in elkaar getimmerd voor het beestje. “Het konijn keek alleen altijd ongelukkig als hij in mijn hok zat, dus staan er alleen maar bloempotten op, het konijn huppelt nu rond in zijn ren.”
“Als je op je werk alleen nog maar op de vaste routine volgt, dan moet je iets anders zoeken.”
Het interview loopt op zijn einde, net als de cd van Eros Ramazotti die op staat. We krijgen nog een rondleiding door de moestuin. Dat blijkt de hobby van Arjen te zijn. “Hij vindt tuinieren heel leuk. Ik vind vooral het opeten van de groenten leuk, daar help ik hem graag mee.” Tot slot krijgen we nog een demonstratie te zien van de stofzuigerrobot, die verbazingwekkend goed zijn werk doet en als hij moe is zelf teruggaat naar zijn laadstation. Daarna brengt Tessa ons terug naar het busstation en beginnen we aan de lange reis terug naar Groningen. Prettig kennis te maken!
Tessa bij haar zelfgemaakte konijnenhok. SOAP | NOVEMBER 2009
5
VAKGROEP
INTERVIEW: RAFAEL WITTEK
“We zijn geen kneusjes” Onderzoeksvakgroep positief beoordeeld
Aanleiding is het positieve rapport van de visitatiecommissie, dat afgelopen augustus het onderzoek van de vakgroep beoordeelde met twee vijven (excellent) en twee vieren (very good). Een gesprek over de visitatiecommissie, de onderzoeksmissie en de manier waarop het onderzoek van de vakgroep zijn uitwerking heeft in het onderwijs.
Madelien Meulenkamp
Even voorstellen... Rafael Wittek is hoogleraar Theoretische Sociologie en sinds 2001 voorzitter van de vakgroep sociologie. Ook is hij sinds 2006 directeur onderzoek van de vakgroep. Daarnaast is hij de voorzitter van het ICS Bestuur (de Interuniversitaire Onderzoeksschool met Utrecht en Nijmegen). Studenten komen Wittek tegen in het tweede jaar bij de minor development studies en organization sociology, bij de research master, en bij de PhD opleiding.
Hoe is deze visitatiecommissie tot stand gekomen? “Een landelijke visitatie zoals deze is helaas niet meer vanzelfsprekend. Universiteitsbesturen willen onafhankelijk zijn en instituten laten hun onderzoeksprogramma’s onafhankelijk van andere universiteiten door een internationale commissie beoordelen. Wij vinden het uitermate belangrijk dat er externe evaluaties zijn om een onafhankelijk kwaliteitsoordeel te krijgen. Tom Snijders wakkerde in 2007 een overleg aan tussen alle sociologie afdelingen om een landelijke visitatie door een internationale commissie voor elkaar te krijgen. Na het vertrek van Tom Snijders heb ik het, als voorzitter, overgenomen.”
Wat voor standaard werd gehandhaafd om de verschillende departementen te beoordelen? “De bedoeling was een algemene standaard te handhaven. De commissie zegt dat wanneer een onderdeel met een vijf beoordeeld wordt, je gemeten wordt aan de internationale top. Het is dus niet zo dat als de Nederlandse sociologie, bij wijze van spreken, alleen uit kneusjes zou bestaan, wij een van de beste kneusjes zijn. We zijn echt op internationaal niveau beoordeeld.” Wat was uw reactie toen U op de hoogte werd gesteld van de hoge cijfers waarmee de visitatiecommissie onze onderzoeksprogramma beoordeelde? “Ik was uitermate blij. We hebben heel hard gewerkt. Daarnaast is de vakgroep de afgelo-
6
SOAP | NOVEMBER 2009
pen jaren door een transitieperiode gegaan. We hadden het echt moeilijk. Onze seniors zijn uit het bestuur gegaan, dat moest van de faculteit. Na het vertrek van Tom Snijders in 2006, was ik de enige fulltime hoogleraar van de vakgroep.”
“Ik heb dus mijn hart vastgehouden of wij in die periode ook voldoende konden laten zien dat wij een sterke groep zijn. In feite is hier nu echt een hele jonge generatie bezig. We kunnen nog niet tippen aan een Tom Snijders of Siegwart Lindenberg of Frans Stokman dus daarom was ik een beetje bezorgd en daarmee extra tevreden dat wij op de echt belangrijke dingen de hoogst mogelijke score hebben gekregen.” Welke positief beoordeelde punten beschouwde u als het grootste compliment? “Dat onze kwaliteit scoort in de internationale top. Die 5 geeft aan dat we met de beste vijf procent meedraaien op dat terrein, internationaal gezien. Daar was ik het meest tevreden mee. Daarnaast dat de relevantie hoog beoordeeld werd. Dan hebben we het over zowel wetenschappelijke als maatschappelijke relevantie.”
Het rapport bevatte ook wat kritiek. Wat zijn de aandachtspunten die de visitatiecommissie u meegaf? “Op productiviteit en levensvatbaarheid hebben we ook nog steeds een zeer goed gekregen. Bij levensvatbaarheid was de kritiek van de commissie dat wij misschien te sterk leunen op onze seniors en dat we dat moeten opvangen. Dat doen wij door in te zetten op onze tenure trackers. Daar hebben we mensen als Melinda Mills, Andreas Flache en René Veenstra. Zij zijn intern opgeleid en internationale toppers, maar staan nog aan het begin van hun loopbaan. Wij hebben een lange termijn- insteek en hebben geduld.”
“De kritiek op de productiviteit was om nog meer te publiceren in de echte drie sociologische top journals. Daar is heel veel competitie en dat maakt het ontzettend moeilijk. We werken er aan en een heleboel van onze mensen hebben wel in hun specifieke deeldisciplines in top journals gepubliceerd.”
Waardoor denkt u dat de beoordelingsverschillen tussen de verschillende departementen zijn ontstaan? “Dat is een combinatie van factoren. Geld zal voor een deel een rol spelen. Wij hebben in Groningen een systeem waarin we op vakgroepniveau relatief veel speelruimte hebben. Niet iedere universiteit is daar net zo flexibel in. Daarnaast speelt ook de manier waarop onderzoeksprogramma’s worden geïmplementeerd mee. Wij hebben aan de ene kant een coherent programma over solidarity, networks en inequality. Aan de andere kant hebben wij ook specifieke onderzoekslijnen waar dat brede thema wordt uitgevoerd. Daardoor hebben wij een goede mix tussen een coherent algemeen onderzoekskader en specifieke toepassing.”
“Dan speelt goed personeelsbeleid een rol: mensen die je goed hebt opgeleid en kunnen binden. Soms heb je pech, en soms heb je geluk. Maar als je beleid voert waarin je die mensen voldoende ruimte geeft, dan heeft dat een hele positieve uitwerking. Wij proberen onze tenure trackers gedurende de eerste jaren zoveel mogelijk uit de wind te houden. Als zij teveel management moeten doen of onderwijs moeten geven belemmert dat hun mogelijkheden tot onderzoek en publicatie.”
“Tot slot hebben wij een relatief kleine vakgroep en kennen wij onze studenten vrij snel redelijk goed. In ieder jaar zit altijd potentieel. Wij proberen goede studenten te binden en hen mogelijkheden te bieden zoals het honeurstraject en studentassistentschappen.”
Probeert u goede studenten aan de vakgroep te binden? “Het is gezond als zij niet hun hele loopbaan op dezelfde plek zitten. Wij moedigen hen aan elders te gaan kijken. Nieuwsgierige studenten gaan dan ook naar het buitenland. Dat doen ze nog te weinig, maar daar wordt aan gewerkt. Het is zo verrijkend om naar het buitenland te gaan.”
VAKGROEP
Hoe zit dat met de internationalisering? Is de vakgroep hier sterk mee bezig? “Onze eigen studenten gaan te weinig naar het buitenland. Die klacht zal je wel vaker hebben gehoord. De research master bestaat al wel uit heel veel buitenlanders. We zijn ook aantrekkelijk voor Erasmus studenten.”
Waarom gaan onze studenten nog niet echt naar het buitenland? “Wij hebben ontzettend veel samenwerkingsmogelijkheden binnen het Erasmus programma. Je kunt natuurlijk steeds meer doen en misschien moeten we ook eens kijken of de voorlichting beter kan. Maar het is echt zo dat een student ook zelf actief moet worden. De goede studenten die doen dat ook gewoon. Er is altijd veel te regelen, en dat kan ook een faculteit niet wegnemen. Je moet gewoon zelf initiatief tonen en zelf formulieren invullen. En dat gaat in de toekomst ook niemand voor je doen. Maar het is zeker iets dat ook op facultair nog verder uitgezocht kan worden.”
Heeft de vakgroep sociologie een inhoudelijke missie? “Wij hebben het ICS onderzoeksprogramma dat bestaat uit social networks, solidarity en inequality. Daar staan de twee vraagstukken cohesie en ongelijkheid centraal. Dit zijn kern problemen van de sociologie. Onze missie is om deze vragen op een manier te onderzoeken waarin je de individuele drijfveren afhankelijk van verschillende sociale contexten centraal stelt. Dat betekent dat we heel sterk uitgaan van een inhoudelijk probleem, waarvoor we een theoretische oplossing zoeken, om vervolgens empirisch te toetsen.”
FACULTEITSRAAD
De nieuwe faculteitsraad
Wij zijn de negen studenten die tijdens de verkiezingen in mei van het afgelopen jaar door jullie verkozen zijn om zitting te nemen in de Faculteitsraad GMW.
De Faculteitsraad (FR) is het officiële medezeggenschapsorgaan van de faculteit en bestaat uit negen docenten en negen studenten. De studentgeleding probeert de belangen te behartigen van de studenten van de gehele faculteit.
Enkele punten uit ons beleidsplan die we dit jaar gaan proberen te verwezenlijken zijn dat: • we willen dat het voor docenten verplicht wordt om goede feedback op schrijfopdrachten te geven, zodat studenten er zoveel mogelijk van kunnen leren. De kwantiteit en kwaliteit van feedback laat namelijk nogal eens te wensen over, en in het verleden is het zelfs wel gebeurd dat feedback op een essay geheel afwezig was! Daarom gaan wij ervoor pleiten dat het geven van feedback een regel wordt waaraan elke docent zich moet houden. • ook willen we dat colleges worden opgenomen op video en op nestor worden gezet,
zodat je belangrijke stukken uit colleges kan terugkijken wanneer je je aan het voorbereiden bent voor een tentamen. • omdat er dit jaar twee internationale studenten in de FR zitten zal er dit jaar ook veel aandacht zijn voor internationalisering: de faculteit moet er voor zorgen dat buitenlandse studenten hier zo snel mogelijk kunnen integreren, en voor studenten van onze faculteit moet het makkelijker gemaakt worden om naar het buitenland te gaan, bijvoorbeeld door het centraliseren van informatie over uitwisselingen en financieringsmogelijkheden. Heb je klachten en suggesties over het onderwijs dan kun je ons mailen op ons emailadres faculteitsraad.gmw@rug.nl.
“Wij geloven dat sociale relaties fundamenteel zijn voor het ontstaan en oplossen van maatschappelijke problemen gerelateerd aan integratie of ongelijkheid.”
En tot slot: al dat onderzoek van de vakgroep, komt dat ook terug in het onderwijs dat wij als studenten krijgen? “Dat onderzoek heeft inderdaad direct zijn uitwerking in het onderwijs. Neem bijvoorbeeld een vak als prosociaal gedrag. Dat is een centraal vak omdat wij denken dat als je maatschappelijke problemen hebt, je als bestuurder of als politicus moet kijken waar het samenwerkingsprobleem zit. Dat is bij bijna alles zo, of je het nu over het op straat gooien van grofvuil hebt of over geweld tegen buitenlanders.” “Het OMOP schema is ook zo in het onderwijs terecht gekomen. Daar zit een uitgebreide sociaal wetenschappelijk filosofische traditie achter. Het biedt een kader voor ons onderwijs dat volgens mij alleen hier in Groningen zo gehandhaafd wordt.”
Benieuwd geworden naar Rafael Wittek? In het vak Sociologische Programma’s zal hij een gastcollege komen geven.
Studentleden van de FR 09/10: Madelien Meulenkamp, (sociologie, voorzitter van de studenten), Merle van den Brom (sociologie, voorzitter van de gehele raad), Kim Zunderdorp (sociologie), Frans Donders (pedok), Lisanne Elzes (psychologie), Marieke van Dijk (psychologie), Juan Galeazzi (psychologie), Goda Perlaviciute (psychologie), Madelijne Gorsira (psychologie) SOAP | NOVEMBER 2009
7
VAKGROEP
VIER STUDENTEN OVER HUN VERBREDINGSMINOR
Een stukje eigen interesse
Tijdens de bachelor sociologie kiezen studenten in het eerste semester van het derde jaar een minor. De verbredingsminor. Het betreft een samenhangend onderwijspakket van een andere opleiding van 30EC naar keuze. Dit is een nieuwe benadering van de minor. Eerder bestond de minor uit zelf te kiezen vakken, zogenoemd de AVV (Algemeen Vormende Vakken) van 20EC. Omdat er door studenten weinig samenhang werd ervaren in de deze benadering, is er nu een totaalpakket van vakken onder één opleiding. De minor is dus langer en intensiever geworden. SoAP laat drie derdejaarsstudenten aan het woord over hun minor. Arnold volgt de Educatieve minor. Mariella heeft gekozen voor een buitenlandse minor in het Zwitserse Bern en Rachel volgt de minor Probleemjongeren bij pedagogiek en Sarah de minor Misdaad en Straf. Welke motivatie hadden ze bij hun keuze? Wat vinden ze tot nu toe van hun minor? En: op welke manier sluit het aan bij sociologie? SoAP zocht het uit.
Sanne Jonker
Arnold de Weerd (20) is een derdejaars student sociologie en woonachtig in Pesse. Hij reist op en neer voor zijn hedendaagse minor. De keuze van zijn minor is gevallen op de educatieve minor. Wat houdt deze minor in? “Dit is een minor die als het ware een
8
SOAP | NOVEMBER 2009
voorbereiding is op de educatieve master. Hierbij spreken we dus over het lesgeven in het voortgezet onderwijs. Het volledig afronden van de educatieve minor levert met het afronden van je bachelor een tweedegraads onderwijsbevoegdheid op. De educatieve minor bestaat uit twee onderdelen: de theoretische onderbouwing van de onderwijspraktijk en de praktijk van het lesgeven. In het theoretische gedeelte worden colleges gegeven over onderwijskunde en vakdidactiek (maatschappijleer), bovendien betekent dit ook opdrachten maken en boeken lezen. Het praktijkgedeelte, het lesgeven, begint met observatieopdrachten, gevolgd door de eerste minuten van een les te verzorgen tot uiteindelijk het geven van een aantal zelfstandige lessen aan klassen in de onderbouw van het havo/vwo en de vmbo-tl.” Arnold wil later graag een beroep uitoefenen waarin hij met mensen werkt en ‘onder de mensen’ kan zijn. Dat is één van zijn redenen waarom hij heeft gekozen voor deze minor. Ook mag hij graag vertellen. “Er wordt nog wel eens gezegd dat het onderwijs iets voor mij zou zijn. De educatieve minor is een goede manier om uit te testen of het onderwijs daadwerkelijk iets voor mij is of niet. Ik zie het lesgeven meer als een uitdaging dan een droom.” De educatieve minor bestaat sinds dit jaar voor het eerst in de bachelor sociologie. Daarom loopt de organisatie van de minor nog niet op rolletjes. Dat betekent voor veel studenten dat zij nog geen stageplek hebben. Dit is jammer, want Arnold had wel verwacht dat de stageplaatsingen rond zouden zijn. Arnold vindt echter wel dat “de onderwijsmethode erg leerzaam is en dat de colleges worden gegeven door enthousiaste docenten en hoogleraren.” Het theoretische gedeelte is dus zoals verwacht. Op de vraag of de educatieve minor aansluit bij de sociologie, antwoord Arnold: “Er bestaat wel een afstand tussen de discipline sociologie en het vak maatschappijleer. Maatschappijleer is sociologie in het klein met een sterk moraliserend karakter.” Opeens heb je het. Je wordt leraar!? Arnold hoopt dat hij na deze minor dát gevoel heeft. Als dat niet het geval blijkt te zijn, die kans is natuurlijk aanwezig, dan heeft hij veel leerzame momenten in deze minor meegemaakt en “geldt deze minor als een uitbreiding van de zogenaamde intellectuele bagage.” De laatste vraag aan Arnold betreft het aanbod van de minoren. Hoe vond hij het aanbod? “Er is op zich voldoende aanbod van de minoren, wat echter wel jammer is, is dat sommige minoren verspreidt zijn over twee semesters.” Rachel Roubehie-Fissa (20) is derdejaars student sociologie. Rachel speelt
op hoog niveau basketball, met succes, en heeft het daar erg druk mee. Dit combineert ze op dit moment met de gekozen minor. Er
was van tevoren veel keuze in het aanbod van de minoren, vond Rachel. Er zat echter niet veel bij wat ze interessant vond. Alleen de minor die ze nu gekozen heeft leek haar écht leuk. Dat is de minor Probleemjongeren bij pedagogiek Wat houdt deze minor in? “Het gaat vooral om opvoedingsvraagstukken met betrekking tot probleemjongeren. Dit wordt vanuit verschillende pedagogische perspectieven bekeken. Daarnaast is er een orthopedagogische kant, waarbij inzicht wordt gegeven in mogelijke preventie en aanpak via onderwijs, scholing en jeugdhulpverlening.”
“De minor als een uitbreiding van de zogenaamde intellectuele bagage”
Rachel heeft gekozen voor deze minor omdat ze het een interessant onderwerp vindt. Daarnaast is het zeer actueel. De minor bevalt Rachel goed. “Ik vind het heel erg interessant en de colleges zijn leuk. Het is wel ongeveer wat ik ervan verwacht had. Daarom zit ik er wel over na te denken om er later iets mee te doen.” De colleges gaan logischerwijs over probleemjongeren. De minor bestaat uit twee kerngedeelten: ‘Wat zijn hun problemen en hoe pakken we ze aan?’ En: ‘Wie zijn het en wie bemoeit zich ermee?’ Het zijn onder andere deze vakken die in de minor Probleemjongeren vallen: ‘gedrags- en opvoedingsproblemen’, ‘gender & diversiteit in de opvoeding’ en ‘geschiedenis van opvoe-
VAKGROEP ding.’ De minor verschilt op micro/macro niveau met de sociologie. “Bij deze minor gaat het om probleemjongeren en dus om het individu. Bij sociologie gaat het meer over de hele samenleving.”
Sarah "ijholt (21) is een ambitieuze studente en presteert goed in de studie sociologie. Sarah volgt de minor Misdaad en Straf. “Deze minor heeft twee kanten: een strafrechtelijke en een criminologische. We krijgen strafrechtelijke vakken zoals strafrecht en jeugdrecht en criminologische vakken zoals criminologie en penologie.” In het vak penologie houden ze zich bezig met strafrechtelijke sancties, met het accent op de vrijheidsbenemende sancties. De minor bevalt prima. “We hebben maar weinig college-uren en dat bevalt mij wel. De stof die we daarin behandelen is wel erg interessant.” De keuze voor deze minor is voor Sarah snel gevallen omdat ze na haar bachelor misschien de master Criminaliteit en Veiligheid wil gaan doen. Daarom heeft ze niet veel aandacht besteed aan de rest van het aanbod van de minoren. De minor Misdaad en Straf is een goede basis voor de master Criminaliteit en Veiligheid. Sarah kan nu een kijkje nemen in dit vakgebied en daarbij bepalen of criminaliteit als onderwerp haar echt aanspreekt. Sarah had niet verwacht dat er zoveel ‘recht’ bij de minor hoort. Dit strafrechtelijke gedeelte is geheel nieuw voor Sarah. “Hier moest ik echt even inkomen. Echter, ik heb er nu al veel over geleerd. Ik denk dat ik er in het dagelijkse leven wel wat aan kan hebben. Maar ik vind het ‘recht’ minder leuk dan het criminologische gedeelte. Het criminologische gedeelte sluit beter aan op sociologie. De stof die we daarvoor moeten lezen lijkt behoorlijk op de stof die we voor een gemiddeld sociologisch vak moesten lezen.” Wat vindt Sarah een enorm pluspunt van de minor Misdaad en Straf? “Wij hebben een verplichte stage voor het vak penologie. Hiervoor moeten wij drie á vier dagen stage lopen in een penitiaire inrichting. We mogen bij deze stage zelf een onderzoeksvraag
bedenken en deze beantwoorden.”
Mariella Pijpker (19) is ook een derdejaar student. Normaal gesproken is haar woonplaats Aduard, een dorpje vlakbij Groningen. Vanaf 30 augustus woont Mariella in Bern, helemaal in Zwitserland. Je mag namelijk ook in het buitenland je minor volgen. Dit is in het kader van internationalisering. Wat motiveerde Mariella om vijf maanden in het buitenland te gaan studeren? “Ik wilde graag Criminologie studeren en in Nederland was het aanbod niet heel goed, alleen in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht werd voor mij een slechte minor aangeboden. Dus toen ben ik verder gaan zoeken en kwam ik bij een Engelse universiteit terecht. Ik wilde al beter Duits leren en ben ik in Duitstalige landen gaan zoeken. Hierdoor kwam ik bij Bern terecht, en omdat ik kennissen in Bern heb wonen en het een geweldige stad vind, heb ik besloten hier te gaan studeren.” Om het Duits wat beter onder de knie te krijgen, heeft Mariella in Bern een tweeweekse integratiecursus Duits gevolgd. Daarin werd verteld over Zwitserland, de cultuur en de talen. Ook was er een introductie op de Erasmus universiteit. Mariella heeft een kamer gehuurd in Bern en heeft daarbij huisgenootjes met verschillende nationaliteiten. Om het gezellig te maken hebben zij samen gebarbecued.
“Ik zou voor geen goud eerder naar huis komen”
“De verschillende nationaliteiten en culturen bij elkaar is erg leuk. Je leert meteen veel over alle andere landen. Iedereen heeft zo zijn eigen manieren en het is heel erg leuk om met andere mensen uit andere landen om te gaan!” Pas na vier weken in Bern begon Mariella met de colleges. De colleges bevallen. Ook het leven in Bern is leuk: “Het leven in Bern is duur, maar het bevalt zeker. Het is een zeer mooie stad!” Het is wat Mariella verwachtte, maar “ik heb wel meer moeite met het Duits dan ik van te voren had gedacht. Dit komt ook omdat ik met de andere Erasmus studenten veel Engels spreek. Gelukkig zijn mijn colleges wel in het Duits en moet ik Duits spreken met mijn medestudenten daar. Het gaat wel steeds beter.” De vakken die Mariella volgt, sluiten gedeeltelijk aan bij de sociologie. Zo volgt ze vakken als Criminologie en Forensische Psychologie & Psychiatrie. Hierbij komen de theorieën geleerd in het vak Criminaliteit & Veiligheid van de bachelor sociologie weer terug. Verder zijn er vakken die als onderwerp strafrecht/rechten hebben. Daarin moet Mariella zich nog wel wat verdiepen. Dit zijn namelijk mastervakken en daarvan heeft Mariella nog weinig basiskennis. Ze raadt iedereen aan om een half jaar of
een jaar als buitenlandse student door hetleven te gaan. “Het is erg leuk om met alle verschillende nationaliteiten om te gaan. En een keer weg uit Nederland is volgens mij ook wel goed voor je ontwikkeling.” En, Mariella, mis je het thuisfront al? “Ja, ik mis iedereen wel. Mijn ouders, broertje, mijn vriendje en mijn vrienden. Maar toch zou ik ook voor geen goud eerder terug naar huis komen.” Ze voegt er met een dikke knipoog aan toe: “Iedereen komt mij gewoon opzoeken.”
Ben je nu geïnteresseerd geraakt in de minoren? Voor de bachelorstudenten die nog een minor moeten volgen zijn er drie manieren om informatie in te winnen over de minoren. Er is een minorenwebsite (http://www.rug.nl/corporate/onderwijs/mino r/index), een minorfolder die halverwege maart op de faculteit af te halen is en er wordt in het voorjaar nog een minorenmarkt georganiseerd. Inschrijven voor de gekozen minor gaat via Progress, ook te benaderen via de minorenwebsite. Ik kan mij voorstellen dat het best moeilijk kan zijn om de juiste minor te kiezen. Begin daarom op tijd met het oriënteren naar de minoren. Vooral als je naar het buitenland wil. Dat kan nogal wat tijd kosten. Mariella is bijvoorbeeld vaak ‘van het kastje naar de muur’ gestuurd om zaken te regelen. Uiteindelijk is de keuze van jouw minor een stukje eigen interesse in een andere wetenschappelijke discipline. Thuis of in het buitenland.
SOAP | NOVEMBER 2009
9
VAKGROEP
SOCIOLOGIE
VERGELEKEN
De propedeusejaren van Groningen, Utrecht, "ijmegen, Rotterdam & Amsterdam
Elke stad en universiteit heeft studenten andere mogelijkheden te bieden, maar welke mogelijkheden bieden de sociologie studies op de verschillende universiteiten? De verschillen zijn soms groot, maar kunnen ook zeer gering zijn. In dit artikel zullen de verschillende propedeusejaren van de universiteiten met elkaar worden vergeleken.
Roos Oosting & Tialda de Vries
Kleinschalig Volgens de Radboud Universiteit schrijven gemiddeld 35 tot 40 studenten zich per jaar in voor de studie sociologie, in Utrecht zou dat een gemiddelde van 75 studenten zijn. Natuurlijk kloppen deze cijfers niet altijd. niet. De RuG geeft een gemiddelde van 71 studenten per jaar, maar er zitten dit jaar toch minstens 100 eerstejaars in de collegebanken. De Vrije Universiteit Amsterdam geeft als gemiddelde 25 tot 35 studenten en bij de Erasmus Universiteit zijn er dit jaar 94 studenten ingeschreven voor de studie Sociologie. Als men kijkt naar de gemiddelde aantal studenten per studie (Âą67) is de studie sociologie op geen van de 4 vier locaties grootschalig, dus daar is het verschil niet in te vinden.
Toonaangevend In de Utrechtse sociologieopleiding staat het tweedelige profiel (sociologisch onderzoeker of beleidssocioloog) hoog in het vaandel, waarbij er veel aandacht wordt besteed aan criminaliteit en de problemen die migratie met zich meebrengt. De opleiding aan de Erasmus Universiteit
De brochures van de opleidingen.
10
SOAP | NOVEMBER 2009
daarentegen houdt zich meer bezig met beleidsvraagstukken en daarnaast ook de wisselwerking daarvan met maatschappelijke ontwikkelingen, studenten worden hier voorbereid op een beleidsfunctie. Aan de Radboud Universiteit worden de vakken Culturele antropologie en Communicatiewetenschappen gegeven, omdat het volgens hen belangrijk is om de maatschappij ook vanuit andere invalshoeken te bekijken. In Amsterdam worden veel aspecten van de sameleving met elkaar vergeleken (bijvoorbeeld tussen vroeger en nu, ouderen en jongeren etc.) en wordt onderzocht wat die aspecten teweeg hebben gebracht. In Groningen is het OMOP-model het meest toonaangevende, want in geen enkele andere sociologie studie worden deze 4 specifieke ordes (Overheid, Markt, Organisaties en Primaire Sociale Orde) gebruikt in het onderzoek. Dit wil niet zeggen dat aan de RuG geen andere mogelijkheden zijn qua ordes of iets dergelijks, maar in Groningen gebruikt men dit model om de samenleving te onderzoeken In Utrecht en Rotterdam wordt al eerder rekening gehouden met de toekomstige beroepen die studenten zouden kunnen vervullen, maar in Nijmegen, Amsterdam en Groningen worden de studenten daarin nog losgelaten. In de laatste steden wordt meer aandacht gegeven aan de verschillende perspectieven die je kan aannemen om naar problemen te kijken. Hierdoor blijven de opleidingen erg breed. Vakken uitgelicht Universiteit Utrecht: Problemen en theorieĂŤn
van de sociologie Ongelijkheid, sociale cohesie en de sociaaleconomische ontwikkeling van Nederland hebben hier de prioriteit en deze worden aan de hand van een aantal hoofdvragen - de cohesievraag, de ongelijkheidsvraag en de rationaliseringsvraag behandeld. Rijksuniversiteit Groningen: Bij Primaire Orde worden deze onderdelen ook gedeeltelijk behandeld.
Vrije Universiteit Amsterdam: Mondiale geschiedenis Volgens dit vak heeft niet de opkomst van het kapitalisme tot mondiale verschillen geleid, maar zijn de verschillen in de cultuur de oorzaak. Onderwerpen die behandeld worden zijn: slavernij, industrialisatie, de Koude Oorlog en modernisatie. In dit vak wordt gekeken welke van deze onderwerpen het ontstaan van de mondiale scheefgroei hebben veroorzaakt. Rijksuniversiteit Groningen: in Sociologische programma’s komt de geschiedenis van de sociologie naar voren en wordt behandeld hoe gebeurtenissen effect hebben gehad op de samenleving. Daarnaast wordt in Primaire Orde ook de geschiedenis naar voren gehaald en toegepast op de primaire sociale orde.
Radboud Universiteit ijmegen: Inleiding Criminologie In dit vak wordt kennis gemaakt met onderzoek naar mogelijke oorzaken van crimineel gedrag, naar het strafbaar stellen van bepaalde gedragingen en naar de effecten van strafrechtelijk ingrijpen Rijksuniversiteit Groningen: In het vak Primaire Orde komen enkele van deze onderwerpen - een stuk minder uitgebreid - aan bod.
Erasmus Universiteit Rotterdam: Cultuursociologie Studenten worden hierin bekend gemaakt met de analyse van gebeurtenissen die mensen aan zichzelf en hun samenleving toekennen. Er wordt veel gebruik gemaakt van de recente culturele ontwikkelingen, die aanleiding kunnen geven voor discussie. Hieruit kunnen theorieĂŤn voortvloeien over maatschappelijke verschijnselen. Rijksuniversiteit Groningen: alle vakken worden in relatie gebracht met hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen. In het eerste jaar is er weinig theorievorming voor de student zelf, maar worden er wel theorieĂŤn besproken die in relatie staan met maatschappelijke verschijnselen.
VAKGROEP
AFGESTUDEERDEN
Studenten over hun studie: Tim Smit (eerstejaars sociologie, Groningen) vindt dat de opleiding goed aansluit bij zijn politieke interesses. Naar zijn mening is het OMOP-model, wat in Groningen wordt gebruikt, zeer belangrijk voor zijn doel om bij te dragen aan de kwaliteit van de samenleving en de opleiding in Groningen. Wel beaamt Tim dat er in Groningen veel statistiek wordt gegeven in vergelijking met de andere sociologiestudies, maar toch zegt Tim dat hij dit wel nodig om zijn doel te bereiken.
Pim de Waard, (eerstejaars sociologie, Het Amsterdam) over zijn studie : “Ik heb voor de Uva gekozen gekozen omdat ik hier vorig jaar al aan een studie was begonnen. Wat me mee valt zijn de - helemaal niet zo stoffige - docenten die leuk over de stof vertellen. De stof die we behandelen heeft tot nu toe vooral betrekking op Nederland. We zijn nu vooral bezig met theorie en beginnen in het volgende blok pas met statistiek.” Karlijn de vries (Master studente sociologie in Groningen, deed haar propedeuse in Amsterdam) vond sociologie vanaf de eerste dag een super boeiende studie, maar voelde zich niet thuis bij de UvA. Colleges met 180 mensen, professoren die alleen maar via student-assistenten te bereiken waren en de bureaucratische manier van werken, Karlijn had niet echt het gevoel zich hier ooit helemaal thuis te gaan voelen. Ze vond het ook erg jammer dat de UvA weinig aandacht besteedde aan onderzoek. Groningen was vanaf het eerste moment erg gezellig, wel vindt ze het soms jammer dat hier zo weinig aandacht wordt besteed aan de klassieke
Bachelorbullen
eerstejaars boekenpakket
sociologische theorieën, iets waar ze in Amsterdam juist zo beroemd mee zijn geworden. Als Karlijn heel eerlijk is vond ze de opleiding aan de UvA wat betreft het inhoudelijke niveau beter. Echter, het persoonlijke contact met docenten, het projectgerichte onderwijs en de aandacht die in Groningen wordt besteed aan praktische (onderzoeks-) vaardigheden maken veel goed. Zelf is ze erg blij dat ze eerst een jaar in Amsterdam heeft gestudeerd. Ze heeft daar ontzettend veel theoretische kennis opgedaan en ziet het ook echt als een meerwaarde voor haar Sociologieopleiding. Wat dat betreft kan ze kan ze iedereen deze combinatie aanraden.
Alle opleidingen sociologie hebben hun eigen prioriteiten. Hoewel bij elke opleiding alles in het algemeen wel wordt besproken, heeft de Radboud Universiteit in Nijmegen de meeste diversiteit. Daar wordt veel kennis genomen van andere studies binnen de sociale wetenschappen om een bredere kijk op aspecten in de samenleving te krijgen.
* = Deze vakken zijn uitgelicht bij ‘Vakken uitgelicht’ X = Is op deze universiteit n.v.t. in het eerste jaar
W. Bantema K.M. van der Beek L.J. de Boer M.W. Bosch S.M. Bruinsma M.D. Emmelkamp S.K. van Gelder R. Hado E. Hoekzema J. De lang J. Oostijen P.H.C. Schomper I. Schoonbeek T. Schoot Uiterkamp H.E.M. Schrijver E.G.J. Slijkhuis A.M. Wijer S.M. Oostra R. Rijpma K.G.H. de Vries A.D. Wiersma J. Cagnart T.J. Havinga L. Pigmans J.S. Rook R. Rupert I. van der Vaart M.F. Zwaan
Master- en doctoraalbullen W.N. Feitsma H.J. Zoer S.K. Jonker T. Bak J. van den Berg H.I. de Bok L. Behr Y.J. Mulder N. Heijne E. Matijsen A.E.E. Brockmöller C.M. de Groot K.J.M. Alferink J. Bloemendal W.W. Hartlief H.B.M. Heerink B. Klein G.C.A.A. Pusztay J.A. Mulder C.S. Zimmerman M.Y. van Denderen V.M. Rings M. de Vries M.E. Walters T.S. Warmels M. Angeli K. Steenbergen W. Vos R. Brevoord M. Hietkamp L. Jansen
SOAP | NOVEMBER 2009
11
VAKGROEP
COLLEGE-EVALUATIE: PRIMAIRE SOCIALE ORDE
Uitgestelde ruil, reciprociteit en emotionele investeringen, allen gebaseerd op vertrouwen
Het einde van de middag op maandag. Als student zijnde heeft iedereen een zwaar weekend achter de rug. Te lang uitgeweest en zondag natuurlijk de hele dag in bed gelegen. Toch moet je weer beginnen om negen uur ’s ochtends. Dat is helaas niet het enige, als eerste jaars heb je het zwaar, heel zwaar. Het vak Primaire Sociale Orde (PSO) begint pas om 16:00.
Vanessa Codrington
De primaire sociale orde is een construct waarbinnen alle primaire relaties zich bevinden. Deze relaties zijn gebaseerd op vertrouwen waaruit een wederkerigheid- oftewel reciprociteitrelatie tot stand komt. In Groningen wordt er gewerkt met het OMOPmodel. Hierin is Groningen uniek. Dit model bestaat uit vier ordes: Overheid, Markt, Organisaties en jawel, de Primaire Sociale Orde. De primaire sociale orde vormt samen met Markt de “spontane sociale orde”. Dit betekent dat het niet door mensen bedacht en samengesteld is. Dit in tegenstelling tot de geconstrueerde ordes bestaande uit Overheid en Organisaties. Met dit model wordt geprobeerd het functioneren van de samenleving beter te begrijpen. Het vak PSO bestaat uit twaalf colleges die verdeeld zijn over zes weken. Elke week worden er twee colleges gegeven. Eenmaal op maandag en eenmaal op donderdag. Op de donderdag verlaten de studenten de vertrouwde faculteit en volgen ze college in het Academiegebouw in een grote collegezaal waarin de studenten nog niet eens de helft van de collegezaal beslaan. Dat is toch iets heel anders dan de knusse Gadourekzaal, het is zelfs ongezelliger dan de Bladergoenzaal waar het college op maandag gegeven wordt. In het eerste college wordt uitgelegd wat er van de studenten verwacht wordt. Zo is het verplicht om twee essays te schrijven die ten-
12
SOAP | NOVEMBER 2009
Jan Kornelis Dijkstra voor een volgeschreven bord
minste met een voldoende afgerond moeten worden. De essays worden na elk college op Nestor gezet, deze gaan over het onderwerp dat is besproken in het college. De studenten kunnen zelf kiezen welk essay ze willen maken, zo lang het maar voor de vrijdag na het desbetreffende college wordt ingeleverd. Het vak wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen. Doordat er over het OMOP-model nog geen boeken zijn geschreven, wordt er bij dit vak geen gebruik gemaakt van boeken, maar van een syllabus bestaande uit bijna 30 artikelen. De tentamenvragen gaan over de artikelen die in de syllabus staan en de stof die is besproken in het college. Het vak behoort de studenten een goede blik te geven op wat het vak van de socioloog inhoud. Het vak wordt sinds het collegejaar 20042005 gegeven door Jan Kornelis Dijkstra. Hij komt oorspronkelijk uit Dokkum, Friesland, maar tegenwoordig heeft hij ergens in een hofje in Groningen zijn intrek genomen. Zijn hofje is na criminaliteit zijn favoriete gespreksonderwerp. In bijna elk college komt de vraag wel weer naar boven: “Ik weet niet of jullie het al weten, maar ik woon in een hofje en daar...” Waarop weer eens één van zijn leuke anekdotes over zijn favoriete hofje volgt. Dit doet hij overigens ook met stukken uit de krant, zodat de studenten een beeld kunnen vormen over de hedendaagse sociologie. Door zijn enthousiasme, droge humor en de vragen die hij te pas en te onpas aan studenten stelt, zorgt hij zo nu en dan voor gezellige rumoerigheid. Hij is dan ook verbaasd wanneer het wèl echt helemaal stil is. Voorheen werd het college verzorgd door Jaques van Nieuwstadt. Sinds Dijkstra het college verzorgd is het van een filosofi-
sche insteek naar een meer sociologische insteek overgegaan. Bij dit college wordt er nog op ouderwetse manier te werk gegaan. Er is geen scherm te bekennen, alles wordt op het kalkbord geschreven. Jan Kornelis is naar eigen zeggen geen technofoob, maar hij wil de studenten meer bij het college betrekken: “Ik wil geen statische colleges geven, maar bovenal wil ik niet dat er een ‘‘bioscoopeffect’’ optreedt onder de studenten.” Met dit zogenoemde bioscoopeffect wil hij voorkomen dat studenten onderuit gaan hangen en met glazige ogen naar een scherm gaan staren. De studenten zijn eensgezind: “Het is interessant en het wordt ook nog eens op een leuke manier gebracht.” Een groot gemis zijn volgens sommige toch wel de powerpointpresentaties. “Als je één college mist, dan mis je meteen een deel van de informatie, die je niet zomaar even kan opzoeken op Nestor.” Andere vinden het een nadeel dat de tekst vaak chaotisch op het bord wordt gezet, waardoor het lastig te volgen is. Deze reacties kunnen echter niet op tegen de reactie die onder de studenten het meest wordt geuit: “PSO is het leukste vak en bovendien is het een heel gezellig college!” Inmiddels hoor ik om mij heen de maagjes al knorren en dit doet mij eraan herinneren dat het college bijna afgelopen is. Na zo’n actief college waarin veel wordt opgeschreven en heel wat wordt afgelachen is het wel tijd voor een stevige avondmaaltijd. Het begint buiten al behoorlijk te schemeren. Na de magische woorden: “Tot donderdag in het Academiegebouw.” weet ik het zeker: het is 18:00. Het is etenstijd!
SOAP | NOVEMBER 2009
13
Om sociologiestudenten een beter beeld te geven van wat er zich allemaal afspeelt binnen onze studievereniging biedt SoAP Sociëtas hier de ruimte om haar activiteiten toe te lichten. Zo, de kop is er af! We begonnen met een spetterend introductieweekend waar al onze “feuten” aan elkaar werden voorgesteld. Overdag leuke, grappige of vieze activiteiten en ’s avonds keihard los in de Toxbar. Aan het eind van het weekend was iedereen moe, maar voldaan: bedankt Introcie!
Tijdens de daaropvolgende Tablerun op 9 september hebben we de studenten een kijkje laten nemen in de keuken van verschillende sociologen. Onder het genot van een hapje en een drankje werd er kennis gemaakt en gezellig gekletst.
Op 14 oktober hebben we tijdens onze ALV afscheid genomen van oud-bestuursleden Marieke Bosch (voorzitter), Frank Wanders (penningmeester), Michiel Zwaan (commissaris intern) en Auke Beeksma (commissaris extern en boeken). Nogmaals willen wij hen bedanken voor hun inzet het afgelopen jaar!
Touwtrekken is nog altijd een populaire activiteit op het introkamp.
Nu hebben wij, het bestuur 2009-2010, het stokje overgenomen. Mag ik jullie voorstellen: • Karin Meijboom - voorzitter • Anna Strijbosch – secretaris • Jelger van Zaane – penningmeester/boeken • Hans-Paul Lips – commissaris intern/promotie • Karlijn de Vries – commissaris activiteiten
De ouderejaars hadden zich weer mooi verkleed tijdens de bonte avond!
Gemixte gevoelens tijdens de borrel.
14
a de borrel werd de Shadrak ook nog even op zijn kop gezet! SOAP | NOVEMBER 2009
Aankomend jaar is het onder andere onze taak om jullie als leden een leuk jaarprogramma te bieden! Voorheen werd dit altijd door onszelf gedaan, maar omdat het wij het als bestuur steeds drukker krijgen met bestuurszaken is besloten om een activiteitencommissie op te richten die deze zware, doch eervolle taak op zich zal nemen.
Onze nieuwe activiteitencommissie: Karlijn de Vries – voorzitter Rianne de Heer Willem Boersma Frank Eskes
Zij zullen zich hard gaan maken voor de invulling van zowel de sociale als studie-inhoudelijke activiteiten van Sociëtas. Het programma en meer informatie over onze studievereniging kun je vinden op onze nieuwe website (www.societasonline.nl).
Het nieuwe bestuur!
Wij wensen jullie alvast een super (studie-)jaar toe!
Het Sociëtasbestuur
De sociologen in de Toxbar.
De barmannen die ons komend jaar zullen bedienen in café Jut & Jul. Enkele tablerunners.
SOAP | NOVEMBER 2009
15
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
OBAMA’S HEALTH INSURANCE PLAN
Succes niet verzekerd
Over de hervorming van het Amerikaanse zorgstelsel en het verzet daartegen
Op de site van de ew York Times verscheen op twaalf september van dit jaar het verhaal van "ikki White. "ikki stierf in 2006 aan de gevolgen van lupus, een auto-immuunziekte die vanaf de diagnose elf jaar geleden haar lichaam langzaamaan had verzwakt. De ziekte, ongeneeslijk maar goed onder controle te houden, had met de juiste medicijnen geen invloed hoeven hebben op haar levensverwachting. Het grootste deel van haar lange en pijnlijke ziekbed moest "ikki echter doorstaan zonder zorgverzekering, nadat ze haar baan en verzekering verloor doordat de ziekte haar het werken onmogelijk maakte. “"ikki stierf niet aan lupus, "ikki stierf aan de complicaties van het falende Amerikaanse zorgsysteem”, aldus haar behandelend arts.
Karin van der Sluis & Dieko Bakker
In Amerika sterven jaarlijks rond de 18.000 mensen als gevolg van gebrekkige zorgverzekering; zes keer het dodental van de aanslagen op 11 september 2001, een onnodige dood elk half uur. Het is dan niet verrassend dat de gezondheidszorg een speerpunt was in president Obama’s verkiezingscampagne. Het is dan ook niet verrassend dat er als het aan hem ligt grootse veranderingen in aantocht zijn. Het zou dan niet verrassend zijn als de nieuwe president in congres en senaat met louter gejuich zou worden ontvangen, wanneer hij het plan hiervoor presenteert. De werkelijkheid is echter anders. Met name Republikeinse politici weigeren principieel de voorstellen aan te nemen, en ook de publieke opinie is sterk verdeeld. Hoe komt het dat er zowel in de politiek als op straat nog zo veel verzet is tegen Barack Obama’s hervormingsconcept? Is Amerika blijven steken in een Reaganistische afkeer van overheidsinmenging, blind voor het falen van de markt, of is er werkelijk zo veel mis met president Obama’s plan? Om deze vragen te beantwoorden zullen we ten eerste de voorgestelde hervormingen beschrijven, ten tweede een overzicht geven van de belangrijkste voor- en tegenstanders en ten derde verder uitweiden over de herkomst van het verzet tegen de hervormingsplannen.
Wat staat er in het plan? Om te beginnen noemen wij de hoofdpunten van het Health Insurance Plan zoals het is voorgelegd aan het congres en de senaat. Voor de lucky few die onder het huidige systeem al naar hun volle tevredenheid voorzien zijn van gezondheidszorg hoeft er niets te veranderen, zij kunnen bij hun huidige zorg-
16
SOAP | NOVEMBER 2009
verzekering blijven. Voor de rest van de bevolking moet het plan grote verbeteringen brengen. Het zal verzekeraars bijvoorbeeld verboden worden personen uit te sluiten vanwege een tijdens de looptijd van de verzekering ontstane ziekte of omdat ze bij aanvraag van de polis al lijden aan een langdurige, dus dure, aandoening. Daarnaast mag er geen maximum gesteld worden aan de hoogte van de zorgkosten die jaarlijks door de verzekering worden gedekt en wordt er een grens ingesteld voor het bedrag dat door verzekerden uit eigen zak betaald moet worden. Voor iedereen die op dit moment geen zorgverzekering kan betalen wordt er een overzichtelijke marktplaats opgezet waar zorgpolissen vergeleken en gekocht kunnen worden, waar nodig met steun van een subsidie. Wanneer onder deze omstandigheden adequate verzekering onhaalbaar blijft kan er volgens president Obama’s plan gekozen worden voor een publieke zorgverzekering van goede kwaliteit. Dit alles heeft tot doel de private zorgverzekeraars te stimuleren dan wel te verplichten hun dienstverlening te verbeteren en alle Amerikanen toegang te bieden tot volwaardige zorg. Berekeningen vanuit het Witte Huis geven aan dat het gehele plan budgetneutraal kan worden uitgevoerd door gebruik te maken van geld dat nu onnodig door verzekeraars binnengehaald wordt.
“"ikki stierf niet aan lupus, "ikki stierf aan de complicaties van het falende Amerikaanse zorgsysteem”
Wie is voor en wie is tegen? In het debat over het Health Insurance Plan van Obama wordt door verschillende partijen heftig gediscussieerd over de kosten en baten van het zorgstelsel. Debaters zijn op basis van totaal verschillende argumenten voor of tegen het nieuwe stelsel. Om het overzichtelijk te houden zullen we het grote aantal standpunten op twee manieren samenvatten. Tussen de partijen is allereerst een verdeling te maken op basis van de perspectieven
van waaruit naar het plan van Obama gekeken wordt. We onderscheiden hier twee hoofdgroepen: de economen en de gezondheidssector. De economen zijn overwegend tegen het nieuwe zorgstelsel. Vanuit financieel perspectief geven zij aan bang te zijn voor te hoge kosten voor zowel de burgers als de overheid. Veel economen vinden tevens dat het plan van Obama de rol van de overheid te groot maakt. De overheid zou volgens hen gaan functioneren als bedrijf en niet langer als overheid. Daarmee zou de overheid het functioneren van de vrije markt belemmeren en de private verzekeraars van de markt verdringen. Obama wil er met het Health Insurance Plan naar eigen zeggen juist voor zorgen dat verzekeringsmaatschappijen gaan concurreren om zo de prijzen laag houden. De tweede groep is de gezondheidssector. Deze bekijkt het plan vanuit sociaal perspectief en stemt dan ook grotendeels in met het plan. Onder andere de American Health Association, een belangrijk overkoepelend orgaan in de gezondheidszorg, denkt dat de gezondheidszorg in Amerika sterk zal verbeteren als het Health Insurance Plan wordt doorgevoerd. Naar eigen zeggen liet de Health Association zich daarbij met name beïnvloeden door de sterk verbeterde toegang
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK tot gezondheidszorg die het plan moet opleveren. Naast een onderscheid gebaseerd op perspectieven kan er ook een onderscheid gemaakt worden op basis van politieke standpunten. De voornaamste zijn hierbij de Democraten en de Republikeinen, de Onafhankelijken vormen een minderheid. Onder de Democraten geeft ongeveer 80% van de ondervraagden aan vóór het Health Insurance Plan te kiezen. Niet zo vreemd, aangezien de Democraten, geleid door Obama, afgelopen verkiezingen de hervorming van het zorgstelsel op deze manier als een van de belangrijkste punten hadden staan op de politieke agenda. De Republikeinen zijn, op enkele uitzonderingen na, tegen het nieuwe zorgstelsel. Maar liefst 75% geeft aan niets te zien in het nieuwe zorgsysteem. De Republikeinen zouden wat betreft de opbouw van het zorgstelsel in Amerika liever zien dat het verzekeringssysteem geheel op de vrije markt bleef en dat minder bedeelden alleen door financiële steun geholpen worden in hun zoektocht naar adequate zorg.
Waar komt de weerstand vandaan? De weerstand tegen het nieuwe Health Insurance Plan is divers in aard en oorsprong. Een groot deel van de tegenstanders is met name afkerig van het idee dat het nieuwe plan zal leiden tot een grote mate van overheidsinmenging in de verdeling van de zorg, een angstbeeld dat met name aan Republikeinse zijde voor waar wordt aangenomen. Het geloof in marktwerking als regulerend mechanisme en angst voor een “socialistische” overheid leven sterk onder het Republikeinse deel van de bevolking en worden tot in het absurde uitgedragen door hun vertegenwoordigers. Elke verwijzing naar publieke gezondheidszorg roept bij deze groep beelden op van een allesbeheersende overheid die geen ruimte laat voor marktwerking en persoonlijke vrijheid. Dit terwijl de vrije markt nog steeds welig tiert in Europese landen waar een publiek zorgverzekeringsstelsel is ingevoerd, en terwijl ook in Amerika gezondheidszorg voor armen en ouderen al vanuit de overheid verzorgd wordt. Uit rechtse hoek komt ook een angst voor grotere overheidsuitgaven, een groeiend overheidstekort en de daaruit resulterende belastingverhogingen. Het is interessant om op te merken hoe weinig de plannen van de Democratische en Republikeinse partijen op het gebied van gezondheidszorg verschillen. Punt voor punt stellen beide partijen ongeveer hetzelfde voor. Een nadruk op het zelf kopen van een verzekering, zo nodig met subsidie, het verplicht accepteren van mensen met een al bestaande aandoening en het aanpakken van de oplopende kosten van medische rechtzaken zijn een aantal voorbeelden van overeenkomsten. Beide partijen richten zich erop hun voorstellen budgetneutraal te houden en
benadrukken dat er in het belang van de burger overheidscontrole moet zijn op de verzekeringsbranche. Het lijkt er dan ook sterk op dat het debat in de Amerikaanse politiek vooral geleid wordt door een rivaliteit tussen de twee partijen, een cultuur van onenigheid die vooral aan Republikeinse kant voorrang krijgt boven het constructief toewerken naar een overeenkomst. Een extreem voorbeeld is het Republikeinse congreslid Michelle Bachmann die betrapt is op een aantal onmiskenbare leugens. Zo beweerde zij dat Ezikiel Emanuel, een adviseur van het Witte Huis op het gebied van gezondheidszorg, er voorstander van zou zijn gezondheidszorg alleen te verstrekken aan niet-gehandicapten. Nog vreemder was haar claim dat het nieuwe gezondheidsplan gezondheidsklinieken zou instellen op scholen, waarin kinderen geïndoctrineerd zouden worden en waar abortus
Constructief debat wordt verhinderd doordat beide partijen elkaar beschuldigen van leugens, onheuse motieven en vertekende weergaven.
gepleegd zou worden zonder dat de ouders er ooit iets van mee zouden krijgen. Beide claims werden onderuitgehaald door de Pullitzerprijs winnende feitenchecker PolitiFact. Of Bachmann werkelijk zo weinig kennis van feiten heeft of dat dit een bewust misleidende weergave was zal waarschijnlijk nooit duidelijk worden, maar het voorspelt niet veel goeds voor de Amerikaanse politiek. Naast het algemene Republikeinse verzet zijn er een aantal maatschappelijke groeperingen die er uitspringen. Veel van Amerika’s streng christelijke organisaties vrezen dat het onder president Obama’s plan mogelijk wordt om met overheidsgeld abortus te plegen, dit ondanks de expliciete toezegging vanuit het Witte Huis dat abortus niet met publiek geld betaald zal kunnen worden. Verder verwachten veel kleine zelfstandigen dat een deel van hun werknemers zal overschakelen naar de door de overheid verschafte verzekeringsoptie waardoor het mogelijk onrendabel wordt om voor de resterende werknemers een verzekeringsplan te blijven aanbieden. Met andere woorden, ook een aantal groepen die niet principieel
afkerig zijn van een hervormd zorgstelsel hebben hun twijfels over de uitvoering ervan.
Conclusie Wat is nou de grootste oorzaak van het gebrek aan steun voor het Health Insurance Plan? Zijn er nog steeds Amerikanen die geloven dat de overheid het grootste probleem van het land is en verre van de privésfeer gehouden moet worden? Of is Obama’s plan minder geslaagd dan het lijkt? De verdeeldheid die in Amerika heerst over het voorgestelde Health Insurance Plan is vooral een kwestie van vertrouwen. Hoewel Republikeinen en Democraten het in beginsel grotendeels eens zijn komen zij maar niet tot een overeenkomst. Constructief debat wordt verhinderd doordat beide partijen elkaar beschuldigen van leugens, onheuse motieven en vertekende weergaven. Dit wordt in de hand gewerkt door een relatief grote partijdigheid in de Amerikaanse media. Dat wil niet zeggen dat de kritiek op president Obama’s plan geheel onterecht is. In tegendeel, op sommige gebieden is het plan vaag, de haalbaarheid ervan moet nog grondig onderzocht worden en voor er een voor iedereen acceptabel plan op tafel ligt zal er nog veel geschrapt en geschreven moeten worden. Wantrouwen tussen de partijen zorgt er echter voor dat zo’n discussie niet tot stand komt en dat conservatieve Amerikanen zich er niet prettig bij voelen om de overheid meer controle te geven zolang de liberalen aan de macht zijn. Kortom; bij veel Republikeinse Amerikanen is wel degelijk sprake van een afkeer van overheidsinmenging, maar deze wordt niet zo zeer veroorzaakt door een blind vertrouwen in de markt als door een wantrouwen ten opzichte van de regerende partij. In werkelijkheid verschillen de partijprogramma’s relatief weinig van elkaar. Laten we hopen dat president Obama in staat blijkt dit ook in het debat naar voren te laten komen. Misschien zijn toekomstige Nikki Whites dan een beter lot beschoren.
SOAP | NOVEMBER 2009
17
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK STUDENTENLEVEN
De tegenstrijdigheden die de financiering van het studentenleven met zich meebrengt
“Werk is nooit een excuus om niet met je studie bezig te zijn”, wordt de student vaak verteld. "iet alleen docenten en hoogleraren verkondigen dit, maar ook de kranten spreken over de negatieve effecten van studenten die (te veel) werken. Zeker in deze tijd van economische crisis is het belangrijk voor de student zijn blik te richten op de toekomst door zich actief en doelgericht bezig te houden met de studie. Dit lijkt op het eerste gezicht een begrijpelijke houding. Maar deze houding vraagt bij benadering veel tegenstrijdigheden van de student. Aan de ene kant wordt er van de student verwacht dat de inzet voor de studie en de studieresultaten nergens onder zouden moeten lijden. Je kiest er ten slotte voor om te studeren dus dan zorg je maar dat je aanwezig bent en een gemotiveerde actieve houding laat zien bij colleges en projecten. Aan de andere kant wordt er van de student gevraagd om zich ook vooral naast de studie breed te ontwikkelen: een abonnement op de krant, abonnement op vaktijdschrift maar ook vooral ontspanning in de zin van sport, vakanties, studieverenigingen en een biertje op zijn tijd wordt ons studenten aangeraden. De vraag die deze tegenstrijdigheid oproept is: “Wie gaat dit financieren?”
Hannah Achterbosch
Studeren kost veel geld. Naast het college- en boekengeld moet ook nog in het levensonderhoud worden voorzien. In eerste instantie natuurlijk de primaire behoeftes als een kamer, eten en een warme trui, maar daarnaast moet ook de studie- of studentenvereniging, het sporten, het stappen, de telefoon, de laptop met internet, en de abonnementen op kranten en vaktijdschriften gefinancierd worden. Ten eerste is de studiebeurs nauwelijks toereikend. Zeker niet nu 12 september jl. bekend werd gemaakt dat de studiebeurzen in de jaren 2011 en 2012 niet omhoog zullen gaan, terwijl de studiekosten wel zullen blijven stijgen. Daarnaast zit er ook aan de financiële bijdrage die ouders willen en kunnen leveren een limiet. De keuze die studenten dan moeten maken is die tussen lenen of naast de (voltijd) opleiding een bijbaantje te zoeken. Beiden, lenen en werken naast de studie, brengen negatieve economische effecten met zich mee. De horeca en winkels verschaffen de baantjes die door de werkende student nog steeds als favoriet worden beschouwd meldt het CBS op 17 augustus 2009. Deze baantjes zijn, hoewel niet erg goed betaald, wel erg
18
SOAP | NOVEMBER 2009
flexibel in werktijden. Ook werkgevers zijn blij met de studenten binnen hun bedrijf. Studenten zijn namelijk flexibel doordat zij op avonden en in weekenden kunnen werken, zijn goedkope arbeidskrachten en hebben vaak goede communicatieve vaardigheden (Trouw, 2004). Vaak nemen de werkgevers om de bovengenoemde redenen liever studenten aan dan lageropgeleiden, omdat lageropgeleiden duurdere arbeidskrachten zijn en vaak ook beschikken over minder vaardigheden. Hierdoor worden de baantjes, “bedoeld” voor lageropgeleiden “ingepikt” door studenten wat als gevolg een toenemende werkloosheid onder lageropgeleiden heeft. Veel werkende studenten in de horeca kan dus ook negatieve gevolgen hebben. Vooral door de kredietcrisis zijn goedkope arbeidskrachten als studenten in trek onder werkgevers. Uitzendbureau Studentwerk meldt dat de kredietcrisis studenten grote kansen biedt in het bedrijfsleven (Pers, 2009). Maar studenten hebben niet alleen voordeel aan de kredietcrisis, ook zij lijden onder de beperkingen van financiële middelen. Niet alleen het feit dat de studiebeurzen zijn bevroren, maar ook het groter worden van (dagelijkse) uitgaven beïnvloedt hun financiële situatie negatief.
Werk is voor studenten ook een bron van sociale contacten en een bredere ontwikkeling.
Daarnaast is ook lenen niet uitsluitend positief voor de economie. Het geld dat geleend wordt zal ooit terugbetaald moeten worden. Kan deze schuld echter niet terugbetaald worden, doordat de afgestudeerde studenten geen perspectief op een baan hebben, dan zal de overheid hier voor moeten opdraaien. De kredietcrisis draagt aan de ene kant dus bij aan het feit dat er minder beroepsperspectief is en aan de andere kant vergroot een gebrek aan werk de kredietcrisis op zijn beurt. Bij het niet kunnen terugbetalen van een lening is dus duidelijk sprake van een negatieve terugkoppeling vanuit economisch oogpunt. Tot hier het economische perspectief van het lenen en werken. Want hoe dan ook, studenten hebben meer geld nodig dan enkel studiebeurs en ouderlijke bijdrage om rond te komen. De vraag is nu: “Wat is het beste voor de individuele student?” Ten eerste is de kredietcrisis een probleem op macroniveau die de studenten zeker zal beïnvloeden in hun handelen. Door het afgenomen beroepsper-
spectief dat werd veroorzaakt door de kredietcrisis is er onder studenten waarschijnlijk een weerstand ontstaan tegen lenen. Ook minister Plasterk van onderwijs waarschuwde studenten voor een te grote studieschuld (Reijn, 2009). Kortom, met lenen moet je oppassen.
Wat is het beste voor de individuele student?
Daarnaast is werken ook niet altijd de ideale oplossing. Werken brengt extra verantwoordelijkheden met zich mee en kost tijd. Als je er vanuit gaat dat een student serieus met zijn studie bezig is, draait deze eigenlijk al een week van 40 uur, werken komt daar nog eens bij. Fractievoorzitter VVD Rutte stelt dan ook: “die werkdrang is slecht voor je studievoortgang” (Trouw, 2006). Daarentegen stelt Anja van den Broek van onderzoeksbureau ITS Nijmegen dat onderzoek heeft aangetoond dat tot 10 uur per week werken redelijk goed is voor de studievoortgang. “Meer dan 10 uur werken valt negatief uit, maar niet werken is niet positief.” (Trouw, 2006) De werkende Nederlandse student werkt echter gemiddeld 15 uur in de week (Trouw, 2006). Het zou dus zeker kunnen zijn dat de Nederlandse student over het algemeen te veel werkt en dat dit ten koste gaat van de studievoortgang. Maar voor meer dan 10 uur werken is een reden, want alleen het loon van 10 uur in de week werk is waarschijnlijk niet toereikend om de financiën te dekken. Naast alle financiële en praktische aspecten die verbonden zijn aan werk, is werk ook voor studenten een bron van sociale contacten en een bredere ontwikkeling, juist door in aanraking te komen met beroepen waarvoor je niet wordt opgeleid. Bovendien zijn studenten zo minder afhankelijk van inkomstenbronnen als ouders en leningen. Misschien zou minimaal lenen en daarbij niet meer dan 10 uur werken wel de perfecte oplossing zijn voor de student. Zo kan zij productief met de studie bezig, beschadigt zij de economie het minst en kan zij ook profiteren van andere voordelen die voortkomen uit betaald werk. Kortom, we kunnen stellen dat het werken van studenten een complex probleem is, waar meerder factoren een rol in spelen. De economie wordt door het werken van studenten op individueel niveau dan misschien positief beïnvloed, maar op maatschappelijk niveau valt dit te betwijfelen. Toch zal er een extra inkomstenbron moeten zijn voor studenten en de vraag is of lenen dan positiever is dan werken.
VOORUITZICHT:
KLIMAATTOP IN
KOPENHAGEN
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
Wordt de 21ste eeuw de eeuw van de duurzaamheid?
De strijd tegen klimaatverandering is de grootste collectieve uitdaging van deze tijd, aldus de secretaris-generaal van de V", Ban Ki-moon. In december moet er een mondiaal akkoord komen over klimaatverandering. Een mondiale aanpak voor een mondiaal probleem, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan: veel landen hebben verschillende belangen. In de financiële crisis waar we ons nu in bevinden, zien veel westerse landen er weinig heil in flinke investeringen te doen in duurzaamheid. Ontwikkelingslanden zijn hier de dupe van. Zij hebben nog niet het kapitaal om zich te beschermen tegen de effecten van de klimaatverandering, zoals droogtes of overstromingen. Laat staan dat ze kunnen investeren in duurzame ontwikkelingen. Opkomende grootmachten als China en India gaan ook een steeds grotere rol spelen. De economie groeit daar enorm en de bevolking van China en India houden er steeds meer een westerse levensstijl op na. Een levensstijl die zeker niet bijdraagt aan de strijd tegen klimaatverandering. Er moet nu wat gebeuren. Afspraken op de klimaattop in Kopenhagen moeten een uitkomst bieden. Het is de vraag of dat gaat lukken.
Eric Wams
Het is voor de meeste mensen die zich een beetje bezig houden met klimaatverandering wel duidelijk waarom er maatregelen moeten worden genomen. Klimaatverandering treft de hele wereld. IJskappen en gletsjers smelten, het oceaanpijl stijgt en woestijnen breiden zich uit. Natuurrampen als droogtes en overstromingen maken geen onderscheid tussen mens en dier of christen, islamiet, jood of atheïst.
“Laat ons vragen wat we voor het gedeelde goed kunnen doen, in plaats van concessies van anderen eisen.”
Een mondiaal probleem vraagt een mondiale aanpak. Om tot een bevredigend resultaat te komen, moeten alle landen meewerken om klimaatverandering tegen te gaan. Dat is echter niet zo gemakkelijk. Voor alle landen geldt dat zij profiteren van de energie die landen investeren om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Omgekeerd geldt ook: zij die vervuilen maken het probleem voor de rest erger.
Verandering van de temperatuur op aarde in verhouding tot 1970.
Het is dus van belang dat alle landen inzien dat samenwerken noodzakelijk is. Iedereen moet dus het probleem van klimaatverandering herkennen en erkennen. Dankzij drie rapporten van het klimaat bureau van de Verenigde Naties, het IPCC, uitgebracht in november 2007 begint het in de westerse wereld, de grootste veroorzakers van klimaatverandering, door te dringen dat klimaatverandering echt is en dat de gevolgen desastreus zijn. De rapporten waren zo overtuigend dat zelfs klimaatsceptici geen weerwoord hadden. Het gaat de goede kant op, maar nu moet er ook worden overgegaan tot handelen. Dat lijkt makkelijker dan dat het is. De Volkskrant van 22 september 2009 meldde dat de Verenigde Staten en China in september op de klimaattop in New York beloofd hebben het voortouw te nemen tegen de uitstoot van broeikasgassen. Obama gaf toe dat de VS te weinig heeft gedaan om uitstoot van CO2 te verminderen, maar hij is vastbesloten de leiding te nemen. Ook Hu Jintao is van plan de broeikasgassen te verminderen. Helaas komen geen van beide presidenten met concrete voorstellen. Het lijkt erop dat politieke spelletjes de klimaattop parten gaat spelen. In de VS wijzen zowel republikeinse als democratische politici erop dat zolang naties als China, India en andere niet-westerse landen hun CO2 uitstoot niet inperken, de VS ook niet voorop hoeft te lopen bij het reduceren van de CO2 uitstoot. De voorzitter van de Europese commissie, Barroso, heeft op de klimaattop in New York vastgesteld dat de onderhandelingen over een wereldwijd nieuw klimaatakkoord gevaarlijk dicht bij een impasse zit.
Hopelijk wordt er gehoor gegeven aan de woorden van Ban-kimoon: “Laat ons vragen wat we voor het gedeelde goed kunnen doen,
in plaats van concessies van anderen eisen.” Het broeikaseffect treft namelijk niet alleen de landen die het veroorzaken. Terwijl de rijke landen blijven kibbelen over wie hoeveel moet bijdragen aan de strijd tegen klimaat verandering, blijft het continent dat het meeste problemen ondervindt door de klimaatverandering bijna buiten beschouwing. Afrika, dat slechts voor vier procent bijdraagt aan het broeikaseffect, heeft flink te kampen met de gevolgen van klimaatverandering. Droogtes teisteren het continent: “Vroeger bleven regens eens in de tien jaar uit. Nu om het jaar.” Ook leidt een stijging van de temperatuur tot meer malariagevallen. Op de klimaattop in Kopenhagen zal de Afrikaanse Unie pleiten voor compensatie. Er is 68 miljard dollar nodig voor duurzame investeringen. Het is echter nu al duidelijk dat de grootste veroorzakers van het probleem, de westerse wereld, niet over de brug zal komen. (De Volkskrant van 30 september 2009)
“Vroeger bleven regens eens in de tien jaar uit. "u om het jaar.”
Het is duidelijk dat er actie ondernomen moet worden. In december komen delegaties uit alle hoeken van de wereld bijeen in Kopenhagen om een oplossing te vinden voor klimaatverandering. Er moeten offers worden gemaakt, maar daarvoor is wel eenheid nodig. Als de Verenigde Staten en China hun woord houden, dan is er goede hoop dat veel landen zullen volgen.
SOAP | NOVEMBER 2009
19
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
INTERVIEW: WILLEM BOS
EN
JOOST
VAN
KEULEN
“Kraakverbod zorgt voor demografische ramp” Wetsvoorstel roept discussie op
Kraken moet verboden worden vindt rechts. De VVD, het CDA en de ChristenUnie dienden daarom onlangs het initiatiefwetsvoorstel ‘Kraken en Leegstand’ in om kraken te verbieden. Hun belangrijkste reden is het principe dat iedereen van andermans spullen moet afblijven. Tegenstanders vrezen juist voor de gevolgen van een dergelijk verbod. Het is van belang dat voor iedereen duidelijk is wat deze consequenties zullen zijn. Het wetsvoorstel is inmiddels door de Tweede Kamer en de veranderingen in de woningmarkt zullen voor veel "ederlanders gelden.
Leoni van Schaick
In het wetsvoorstel wordt kraken verboden. Bij overtreding van dit verbod kan een gevangenisstraf volgen van maximaal vier maanden en een boete van 7.400 euro. Bovendien kan deze gevangenisstraf oplopen tot maximaal één jaar als de kraker geweld gebruikt bij zijn verzet. Tegen kraken in groepsverband wordt nog strenger opgetreden: de straf omvangt dan maximaal één jaar en vier maanden en de boete loopt op tot bijna 10.000 euro. Het wetsvoorstel heeft echter ook consequenties voor vastgoedeigenaren. Zij worden verplicht om zich te melden bij de gemeente als hun pand meer dan een half jaar leegstaat. Doet de eigenaar dit niet, dan wacht een boete van 7500 euro. Er wordt daarna samen met de gemeente een plan bedacht voor de leegstand. Als zij na een jaar leegstand nog niet tot een plan gekomen zijn, mag de gemeente een bewoner in het pand plaatsen. Een prima oplossing voor beide problemen vinden de indieners. Vanuit verschillende kanten klinkt echter kritiek: links en kra-
Het atelier van Willem Bos.
20
SOAP | NOVEMBER 2009
kers zijn fel tegen het verbod op kraken en gemeenten noemen de regeling tegen de leegstand bureaucratisch en contraproductief. Willem Bos, actief in de krakerbeweging in Groningen en tevens lid van ROOD (jongerenvereniging van de SP), is fel tegen het kraakverbod. “Het is het enige effectieve middel tegen verloedering,” vindt hij. Volgens hem zou het verbod voor erg veel woningnood zorgen terwijl er tegelijkertijd veel leegstand zou ontstaan. Bovendien zou de hele anti-kraak beweging volgens hem verdwijnen. Pandhouders hoeven immers niet meer bang te zijn dat krakers in hun panden trekken en hoeven dus geen maatregelen in de vorm van antikraak te treffen. “Er zal een demografische ramp ontstaan, naast dat alle krakers op straat komen te staan zullen ook alle anti-krakers hun woonplek kwijt- Het kraakpand waar Willem Bos woont. raken. Dan spreken we dus over circa 100.000 woonplekken die zullen ver- voorstel zo goed tegen leegstand zou werken, waarom zijn dan de vier grote steden niet dwijnen.” Joost van Keulen, gemeenteraadslid voor enthousiast over dit voorstel? Want ook al de VVD in Groningen denkt echter dat het zijn exacte cijfers over kraken niet bekend, met de woningnood erg meevalt. Volgens het is wel zeer waarschijnlijk dat deze steden hem is de kraakbeweging zo’n dertig jaar het meeste last hebben van kraakpraktijken. geleden ontstaan vanuit de extreme woning- De gemeenten zien echter de bui al hangen, nood in die tijd. “Daar kan ik nog wel enige ze zien in het voorstel vooral veel bureaucrasympathie voor opbrengen, maar tegenwoor- tische rompslomp. Ook zal de regeling tegen dig kan iedereen wel aan een geschikte leegstand veel meer kosten met zich meewoning komen.” Het ligt volgens van Keulen brengen. Kraken is immers een handig presvooral aan de hogere eisen die mensen tegen- siemiddel om pandhouders ervan te weerhouwoordig aan hun woning stellen. Hij denkt den hun eigendom leeg te laten staan. Op die dat er hooguit wat studenten zijn die aan het manier is kraken een makkelijk en vooral begin van het studiejaar goedkoop middel. geen plek kunnen vin“Het is echt tijd voor zo’n den.“Maar je moet je wet, die niet alleen kraafvragen of je dat ook wilt. Veel studenten stopken, maar ook de leegpen in de loop van het jaar weer met studeren, stand zal tegengaan.” – als die dan allemaal weer Joost van Keulen uit hun kamer gaan, ontstaat er daardoor juist Bovendien zijn gemeenten vaak tevreden veel leegstand.” Ook is met de huidige gang van zaken. Zo liet Job hij erg te spreken over de Cohen, burgemeester van Amsterdam, in andere kant van het wetsElsevier weten dat er niet vaak sprake van voorstel: “Het is echt tijd voor zo’n wet, die niet geweld is. Krakers verlaten volgens hem alleen kraken, maar ook vaak vrijwillig en rustig het kraakpand. de leegstand zal tegen- Slechts een enkele keer moeten krakers door de mobiele eenheid worden verwijderd. Ook gaan.” Maar als het wets- Willem Bos wijst erop dat kraken niet echt
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
een probleem is: “Het is niet voor niets dat in Amsterdam 70 procent van de burgers vóór kraken is.” Van Keulen vindt de vraag of kraken een probleem is, niet eens relevant. Volgens hem gaat het erom dat de rechten op iemands eigendom nu niet beschermd worden, terwijl dit een belangrijke taak van de overheid is. Hij vindt dan ook dat het de overheid best wat geld mag kosten om zo’n belangrijk recht te beschermen. “Het moet gewoon niet kunnen dat krakers een mooi pand van iemand anders in beslag nemen en daarna een ravage achterlaten.”
“Het hele wetsvoorstel is gebaseerd op incidentenpolitiek, er gebeurt een paar keer iets ergs waar krakers bij betrokken zijn en gelijk moet het worden verboden.” - Willem Bos
Maar volgens Bos is van dit laatste vaak geen sprake: “Het hele wetsvoorstel is gebaseerd op incidentenpolitiek, er gebeurt een paar keer iets ergs waar krakers bij betrokken zijn en gelijk moet het worden verboden. Het gaat veel vaker goed, de kraakbeweging zorgt er vaak voor dat mooie panden niet verloederen en een nieuwe bestemming krijgen.” Hij wijst op bekende voorbeelden in Groningen: Simplon, een leegstaand pand dat dankzij krakers een jeugdhotel kon worden en het Grand Theatre, een voormalige bioscoop die na 3 jaar leegstand door de kraakbeweging werd veranderd in een theaterproductiehuis. Het is opvallend dat het voorstel is ingediend door twee coalitiepartijen samen met een oppositiepartij. De derde coalitiepartij, de PvdA, is bovendien fel tegen het verbod. PvdA-kamerlid Staf Depla laat in de Volkskrant weten waarom zijn partij het voorstel niet steunt. Volgens hem kan geweld, overlast en vernieling nu ook al aangepakt worden en is een kraakverbod niet nodig. In reactie hierop liet VVD-kamerlid, en tevens één van de initiators, Brigitte van der Burg weten dat zij al wisten dat de PvdA nooit zou meewerken aan een kraakverbod. Ze verwachtten daarom dat het kabinet op dit punt ook niets zou kunnen doen. “Daarom hebben CDA, VVD en CU aan het begin van deze kabinetsperiode de koppen bij elkaar gestoken om zelf met een wetsvoorstel te komen.” Het blijft een geharnaste discussie. Rechts wijst op bescherming van eigendom, links wijst op het recht op onderdak en de nadelige gevolgen van het verbod. Beide partijen houden voet bij stuk, er lijkt geen middenweg te zijn.
SOCIOLOGIE
IN DE
Van vakantiesociologie tot spijbelende kinderen
Paulien de Winter
Met de vakantie net achter de rug komt Trouw op 20 september met een bericht over vakantie en Christenen. Volgens socioloog Erik Cohen gaat er van vakantie een seculariserende werking uit. Christenen die op vakantie gaan, stappen voor een tijdje uit hun religieuze omgeving en laten hun gemeente een poosje achter zicht. Op hun vakantiebestemming komen gelovigen in een andere wereld waar de sociale controle van thuis ontbreekt. Veel Christenen doen op vakantie dan ook dingen die ze thuis niet zo snel zouden doen. Zij maken bijvoorbeeld uitstapjes op zondag, jongeren hebben vaker wisselende seksuele contacten, de Bijbel blijft vaker dicht, er wordt niet of vluchtig gebeden in restaurants en gelovigen die thuis geen televisie hebben, kijken op vakantie televisie. Maar aan dit verhaal zit ook een positieve kant. Het blijkt dat veel gelovigen weten dat de maatschappij seculariseert en zij strijden daartegen. Christenen gaan relatief vaker naar landen met eenzelfde religieuze achtergrond of naar Israël. Volgens Cohen is het opvallend dat religies nog geen theologie van het geloof hebben. Het lijkt erop dat kerken en theologen nauwelijks nadenken over de invloed van toerisme op gelovigen, terwijl de invloed van vakantie, reizen en vrije tijd op het leven van christen in welvarende landen, zoals Nederland, enorm is en steeds groter wordt.
De Bijbel blijft vaak dicht, er wordt niet of vluchtig gebeden in restaurants en gelovigen die thuis geen televisie hebben kijken of vakantie televisie.
Trouw bericht op 29 september over het overlijden van de Italiaanse socioloog Maurizio Montalbini. Hij overleed 28 september op 56 jarige leeftijd aan een hartaanval. Het bijzondere is dat deze man het leven onder de grond onderzocht. Maurizio Montalbini heeft in totaal twee jaar en acht maanden onder de grond, in holen en grotten, geleefd om te onderzoeken hoe het was om langdurig geïsoleerd te zijn en wat voor effect dit had op onder andere gewicht, tijdsbesef en slaapritmes. Een bekende uitspraak van Montalbini is “Je kan niet tegen eenzaamheid vechten, maar er wel je vriend van maken.” Zijn dood staat los van het onderzoek dat hij deed.
MEDIA
De Amerikaanse socioloog Peter Berger en de Nederlandse socioloog Anton Zijderveld komen met een nieuw boek In praise of doubt – How to have convictions without becoming a fanatic aldus het NRC Handelsblad van 29 augustus. De centrale vraag in het boek is “Hoe vinden mensen een balans tussen fundamentalisme en relativisme?” Volgens de sociologen Berger en Zijderveld is de verdwijning van de geïsoleerde cultuur één van de opvallendste kenmerken van de moderne samenleving.
Is dit je enige echtgenoot?
Tegelijkertijd is de verscheidenheid van de cultuur ook enorm. Dit komt vooral naar voren in de of course statements. In de jaren twintig en dertig legden Amerikaanse sociologen respondenten uitspraken voor als “Is dit je enige echtgenoot?”, waarop de respondenten verbaast reageerden: “Maar natuurlijk!” Het antwoord op soortgelijke vragen is nu minder resoluut, want de maatschappij wordt tegenwoordig als minder vanzelfsprekend gezien. Zijderveld pleitte eerder voor waardering voor instituties als het gezin, het huwelijk en de staat. Deze instituties bieden vanzelfsprekende routines en creëren sociale stabiliteit en laten energie over voor creativiteit en inventiviteit. De twee sociologen prijzen humor aan als een antwoord op de centrale vraag. Maar het echte antwoord op de centrale vraag is ‘twijfel’. Mensen die twijfelen, vragen zich vaak af of iets betekenisvol, geloofwaardig en/of betrouwbaar is en deze houding is in een pluriforme samenleving hard nodig. Maar in hoeverre is twijfel ontwijfelbaar?
Tot slot, het Algemeen Dagblad publiceerde op 20 augustus een artikel over onze ‘eigen’ socioloog René Veenstra. Hij onderzocht vijf procent kinderen die op de basisschool spijbelen en daarmee doorgaan in het voortgezet onderwijs. Volgens Veenstra heeft de helft van de scholieren die al op jonge leeftijd spijbelen gescheiden ouders. De oorzaak hiervan is dat kinderen met gescheiden ouders maar één ouder hebben om het spijbelen op te merken en omdat kinderen van gescheiden ouders al op jonge leeftijd zelfs beslissingen mogen nemen.
SOAP | NOVEMBER 2009
21
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK SLAPEN
Klaasvaak waar blijft u nou?!
De gevolgen van slapeloosheid en waarom slapen van essentieel belang is.
Een uiltje knappen, dutten, pitten, maffen, platliggen, meuren, doezelen, dommelen, tukken, sluimeren, soezen oftewel slapen. De favoriete bezigheid van menig student. Een van de weinige dingen die ieder mens over de hele wereld doet. Dit om te kunnen blijven functioneren en zelfs om te blijven leven. Gemiddeld eenderde van ons kostbare, korte leventje slapen we. Je zou zeggen zonde van de tijd om zoveel in bed, de schoolbanken, de bank, de bar en de grond slapend te vertoeven. Toch doen we dit met een reden. Aristoteles de Griekse wijsheer was er vroeger van overtuigd dat we in slaap vielen door dampen die uit onze maag om hoog kwamen. En holbewoners kropen in hun hol onder hun bizonhuidje omdat het te donker werd om nog veilig te kunnen jagen of voedsel te vergaren. Godzijdank zijn het niet de maagdampen die ons naar dromenland brengen en ook niet het feit dat het donker wordt. Maar wat is onze reden om nog te gaan slapen tegenwoordig? Met 24 uur draaiende fabrieken, mogelijk gemaakt door middel van ploegendiensten, winkels die dag en nacht open zijn en het altijd bruisende nachtleven? Waarom is slapen zo van levensbelang? En waarom heeft de ene persoon minder slaap nodig dan de ander?
Eefje van Stralen
Albert Einstein pleitte bij veel slapen, zelf was hij ook een veelslaper die vaak genoeg rond de middag een dutje deed. Hij was er van overtuigd dat dit hem creatiever maakte, en wederom had Einstein het bij het goede eind. Slapen is belangrijk voor de geest, niet zozeer voor het lichaam. Wanneer we ´s avonds in slaap vallen lijkt het alsof de deur naar de buitenwereld wordt gesloten om van binnen het een en ander recht te zetten. Peter Meerlo, een neurobioloog aan de Rijksuniversiteit Groningen vertelt ons dat het doel hiervan waarschijnlijk tweeledig is: “Er vindt een herstelproces en een plasticiteitsproces plaats.’’ Tijdens het herstelproces wordt de voorraad glycogeen, een soort brandstof voor de hersenen, weer aangevuld tot de normale hoeveelheid. Glycogeen is van aanzienlijk belang voor het functioneren van de hersenen. Het plasticiteitsproces houdt in dat de hersenen tijdens de slaap bepaalde activiteiten die de persoon overdag heeft uitgevoerd, gaan herhalen en vastleggen in het geheugen. Hetgeen wat iemand overdag heeft geleerd doen de hersenen ´s nachts nog eens over. Dit proces zorgt voor de herinneringen die mensen hebben. Deze twee processen vinden plaats tijdens vier slaapfasen. De eerste fase staat voor het moment dat we insla-
22
SOAP | NOVEMBER 2009
pen, deze fase duurt een tot drie minuten. Tijdens fase twee wordt de slaap al wat dieper, wel ben je nog gemakkelijk te wekken door zachte geluiden. Fase drie waarin je na ongeveer een half uur komt zorgt ervoor dat de ademhaling regelmatiger wordt en het hartritme daalt. De spieren ontspannen en de slaap wordt dieper. De diepste en laatste slaapfase is de vierde fase in deze fase zijn we het moeilijkst te wekken. Na deze vier fasen die bij elkaar anderhalf uur duren, valt men in de remslaap. Na de remslaap breekt fase één weer aan en herhaald de fase cyclus zich weer. Per nacht kan men soms wel vijf keer de fasecyclus verslapen. De remslaap staat voor de Rapid Eye Movement slaap, tijdens deze zes minuten durende slaap volgen onze ogen als het ware wat we in onze dromen zien. Als we in deze fase worden gewekt of wakker worden kunnen we ons ook herinneren wat we aan het dromen waren. Hierdoor komt het dus dat mensen denken dat ze maar een keer in de zoveel tijd dromen. In feite dromen we elke nacht, maar omdat we niet tijdens de remslaap wakker zijn geworden, herinneren we ons dit niet. Dromen zijn een mysterieus fenomeen. Volgens Freud vormen dromen de sleutel tot de verborgen gebieden in de menselijke geest. Maar tegenwoordig stelt Dement dat het nog lang zal duren voor onze steeds betere kennis van de menselijke hersenen een antwoord vindt op de betekenis van dromen en hun relatie tot ons bewuste leven. Toch trachten verschillende mensen, bijvoorbeeld psychologen dromen te analyseren.
Aristoteles de Griekse wijsheer was er vroeger van overtuigd dat we in slaap vielen door dampen die uit onze maag om hoog kwamen.
Ondanks dat slapen door veel mensen als heerlijk wordt ervaren, leidt tien procent van de Nederlanders aan chronische slapeloosheid. Dit slaaptekort verhoogt onder andere de kans op hart- en vaatziekten, een hoge bloeddruk, bevordert overgewicht, vermindert de concentratie, het reactievermogen, de creativiteit, en het verlaagt de weerstand. Maar wanneer slaap je te weinig? Meerlo vertelt ons dat de slaap heel subjectief is. De slaap verloopt in cycli van anderhalf uur.
Sommige mensen hebben genoeg aan drie cycli terwijl een andere slaapkop na zes cycli nog moe is. Dit verschil is te wijten aan de efficiëntie waarmee mensen slapen. Als iemand een verkorte lichte slaapfase heeft komt hij of zij eerder in de diepe slaap terecht, wat zorgt voor een eerder uitgerust gevoel.
Als iemand een verkorte lichte slaapfase heeft komt hij of zij eerder in de diepe slaap terecht, wat zorgt voor een eerder uitgerust gevoel.
Malou van Hintum noemt in haar artikel over slapen in de Volkskrant enkele waarheden en mythes over het fenomeen slapen. Zo is het zo dat ´ergens een nachtje over slapen´ werkelijk helpt. En mensen met de uitspraken als ´slapen is zonde van je tijd´ blijkbaar nog nooit de negatieve effecten hebben ervaren van slaaptekort. En uren die je slaapt voor middernacht tellen niet dubbel, zolang je maar ongestoord kan slapen, is elk uurtje even veel meegenomen. Dus mensen geneer je niet om zo nu en dan lekker te gaan pitten. Want vooral voor de studenten onder ons is het van groot belang dit zo nu en dan te doen. Aangezien we door middel van slapen dingen opslaan in ons geheugen die we hebben geleerd! En het zou zonde zijn als al dat zielsdodende stampen voor niets zou zijn geweest! Draai je dus gerust nog een keer om als de wekker gaat, want slapen is niet alleen heel erg lekker maar ook van levensbelang!
ZWARTE
SCHOLEN, MOSKEEËN,
GEERT WILDERS
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
EN DE TOEKOMST
Islamisering van vandaag en morgen
In SoAP van november 2006 stond een artikel over de Islamisering in "ederland, geschreven door de toenmalige SoAP-verslaggevers Joëlla Angenent en Marlijn de Vries. Zij merkten een vergrote aandacht op voor de Islamisering in "ederland. Sinds 2006 zijn er een aantal dingen veranderd. Daarom nu in drie delen een opsomming van de onderwerpen uit het SoAP artikel met de ontwikkelingen van toen en nu. De onderwerpen zijn: zwarte scholen, moskeeën, Geert Wilders en de toekomst. Zwarte scholen
Lisa Sipma
In 2006 waren er 22 Islamitische scholen, op dit moment zijn dat er 44 basisscholen en twee middelbare scholen. Dat is meer dan een verdubbeling in slechts drie jaar tijd. Een Islamitische school is een school die zijn onderwijsleerproces gebaseerd heeft op de Islam. Een zwarte school is een school waarbij meer dan 70% van de leerlingen een nietwesterse afkomst heeft. Omdat dit tot nu toe het geval is geweest bij alle Islamitische scholen, worden deze ook wel zwarte scholen genoemd. Bij het ontstaan van de zwarte scholen heeft een nieuw fenomeen zich ontwikkeld; de witte vlucht. Dit houdt in dat de ouders van blanke kinderen hun kind van school afhalen als zij vinden dat er teveel allochtone leerlingen op zitten. Op die manier verdwijnen steeds meer witte kinderen en wordt een school dus steeds zwarter. Maar wat is nu de drijfveer van de ouders die hun kinderen van die scholen afhalen? Waarom vinden mensen zwarte scholen een probleem? Veelal wordt het antwoord gezocht in de kwaliteit van het onderwijs. De zwarte scholen zijn vaak net opgericht en dus erg jong, het te voeren beleid is dus even aftasten. Dit resulteert soms in een ondermaatse kwaliteit van het onderwijs en een slecht schoolbestuur.
Zevenenvijftig procent van de mensen vindt het groeiende aantal moslims een bedreiging voor de "ederlandse cultuur.
Moskeeën Nederland telt op dit moment rond de 450 moskeeën. Veel Nederlanders pleiten voor een stop met de bouw van moskeeën. Dit blijkt uit een onderzoek van Bureau Intomarkt GfK onder 1386 mensen. Uit het onderzoek kwam verder naar voren dat 57%
van de mensen het groeiende aantal moslims ziet als een bedreiging voor de Nederlandse cultuur. Het zijn het voornamelijk Christenen die pleiten voor een bouwstop. Deze resultaten zijn verwonderlijk omdat uit een ander onderzoek blijkt dat moslims minder vaak een moskee bezoeken. Cijfers van het CBS laten zien dat in 1998 en 1999 nog 47% van de moslims gemiddeld minstens één keer per maand naar de moskee ging. Dit aantal daalde sterk en zat tussen 2004 en 2008 op 35%. Overigens daalde het bezoek van religieuze bijeenkomsten bij alle geloven, maar nergens zo sterk als bij de Islamieten.
Geert Wilders Geert Wilders is een zeer omstreden politicus. In 2006 richtte hij de politieke partij ‘Partij voor de Vrijheid’ op. Sinds die tijd is Wilders niet meer weg te denken uit het wekelijkse nieuws. Reden hiervoor zijn zijn weinig subtiele uitspraken aangaande de Islam. Hij is een fel tegenstander van de Islamisering en schroomt niet om dit te laten merken. In 2008 lekte zijn anti-Islamitische film ‘Fitna’ uit op het internet. Deze film kwam wereldwijd in opspraak omdat het beelden toont van terroristische aanslagen gepleegd door radicale moslims. Wilders zegt dat de Islam een haatzaaiend en verachtelijk geloof is. Hij zet zijn standpunten regelmatig kracht bij door gedurfde uitspraken. Een voorbeeld hiervan is: “De kern van het probleem is de fascistische islam, de zieke ideologie van Allah en Mohammed zoals neergelegd in de Islamitische Mein Kampf: de Koran.” (de Volkskrant) Een van de laatste ideeën van Wilders is de kopvoddentax; een belasting voor moslima’s die €1000,- moeten betalen als zij ervoor kiezen een hoofddoek te dragen. Wilders’ uitspraken blijven niet ongestraft; in februari 2009 werd Wilders een ‘ongewenst persoon’ genoemd door het Verenigd Koninkrijk en de toegang werd hem geweigerd. Verder ontvangt hij sinds 2004 bijna dagelijks doodsbedreigingen. In januari 2009 werd Wilders vervolgd voor haat zaaien en discrimineren van de Islam en de moslims. In 2010 zal Wilders hierover verantwoording moeten afleggen.
Islamisering erg in opspraak. De toename van het aantal moslims in Nederland bezorgt veel mensen een beklemmend gevoel. De politieke standpunten van Geert Wilders zorgen ervoor dat de angst steeds meer voeten in de grond krijgt. De Islamitische invloed is overal te vinden, er komen steeds meer zwarte scholen, het aantal moskeeën neemt gestaag toe en het aantal vrouwen dat een hoofddoek draagt neemt ook toe. De omstreden uitspraken van Wilders zorgen voor veel onrust en woede bij mos-
Wilders: “De kern van het probleem is de fascistische islam, de zieke ideologie van Allah en Mohammed zoals neergelegd in de islamitische Mein Kampf: de Koran.”
lims. Het kan zelfs leiden tot een grotere groep radicaliserende moslims. Terwijl de opstand tegen Wilders heviger wordt, wordt de aanhang dat ook. De PVV blijft maar stijgen met het aantal zetels in opiniepeilingen. Met 28 zetels in de peilingen is de kans groot dat Wilders in de volgende coalitie belandt. Maar wat zal er dan gebeuren met de verhoudingen tussen moslims en niet-moslims? Die kunnen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan en waar zal het schip dan stranden?
De toekomst Op dit moment is de
SOAP | NOVEMBER 2009
23
OPINIE
TWISTPUNT
Veiligheid boven privacy?
‘Weer dode na schietpartij Amsterdam Zuidoost’ kopte het RC Handelsblad op 22 september jongstleden. Het was alweer raak in stadsdeel Zuidoost. Sinds begin dit jaar hebben er 22 schietpartijen plaatsgevonden in de straten van Zuidoost. Al drie personen lieten het leven naar aanleiding van deze schietpartijen. Stadsdeelvoorzitter Elvira Sweet onderkent de vele problemen. De precieze oorzaak van de laatste schietpartij is haar niet bekend, maar er zijn volgens de stadsdeelvoorzitter “te veel korte lontjes, teveel wapens, teveel problemen in de rationele sfeer en veel te veel drugsgerelateerde gewelddelicten.” Een meerderheid van de politieke partijen in het stadsdeel eist naar aanleiding van de vele schietpartijen meer politie-inzet in de nacht en in het weekeinde. Om het vuurwapengeweld tegen te gaan mag de politie in sommige delen van het stadsdeel preventief fouilleren. Preventief fouilleren is één van de vele middelen die ten koste kan gaan van de privacy van burgers. Hoever gaat de overheid tegenwoordig om onze veiligheid te waarborgen? In dit artikel wordt een blik geworpen op het debat over veiligheid en privacy van burgers.
Edwin Slijkhuis
Afgelopen maanden wordt Nederland opgeschrikt door schietincidenten als in Amsterdam Zuidoost en Hoek van Holland. De politie en politieke partijen wijzen op onderbezetting in risicogebieden als Zuidoost en grote evenementen als Sunset Grooves. Is extra politie-inzet de oplossing voor dit soort incidenten? ‘Meer blauw op straat’ resulteert niet alleen in een toename van de zichtbaarheid van de politie, maar komt ook tegemoet aan de gevoelens van de bevolking. De jaarlijkse Veiligheidsmonitor (VMR), een samenwerkingsverband tussen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), laat zien dat in 2008 bijna twee op drie Nederlanders de politie minder dan eenmaal per week in hun buurt zag. Verder wil gemiddeld één op de drie Nederlanders meer politie zien in hun buurt. Er zijn inmiddels tal van maatregelen genomen ter bevordering van zichtbaar toezicht op straat. Denk hierbij aan het uitbreiden van de bevoegdheden ten behoeve van opsporing en vervolging, zoals cameratoezicht, preventief fouilleren en de legitimatieplicht. De Veiligheidsmonitor levert bewijs dat de politie in de regio's Amsterdam, Den Haag en Rotterdam voor de bevolking het meest zichtbaar is. Hier blijkt evenwel de behoefte aan ‘meer blauw op straat’ het grootst te zijn.
24
SOAP | NOVEMBER 2009
Sterker nog, in Rotterdam stelde de gemeenteraadsfractie van Leefbaar Rotterdam vorige maand voor voortaan het leger in te zetten tegen het groeiende aantal geweldsincidenten in Rotterdam. Dit deed de partij naar aanleiding van het uit de hand gelopen strandfeest en de rellen tijdens het Bevrijdingsfestival van afgelopen jaar. Of extra agenten al dan niet zorgen voor een vermindering van de criminaliteit, kan niet eenduidig door de literatuur worden beantwoord. Wetenschappelijke studies laten zien dat vooral gericht optreden van politie op specifieke locaties en tijdstippen, hot spots en hot times genoemd, de criminaliteit en overlast doen afnemen. Gevoelens van onveiligheid verminderen eveneens door gerichter optreden.
Ruimere bevoegdheden van politie en justitie Naast ‘meer blauw op straat’ kan de politie en justitie sinds de aanslagen van 11 september 2001 op de Twin Towers andere middelen inzetten om de veiligheid te vergroten. Als reactie op deze aanslagen en de hieruit volgende internationale terreurdreiging zijn de bevoegdheden van politie en justitie namelijk flink uitgebreid. Vandaag de dag zijn de technologische mogelijkheden om de maatschappelijke veiligheid te vergroten ongekend groot. Een korte greep uit de technologische snufjes: gegevensverzameling via bewakingscamera’s, aftappen van telefoon- en internetverkeer, het biometrische paspoort, DNA-databanken en onder de huid geplaatste chips. Cameratoezicht is waarschijnlijk het meest gebruikte middel van al deze nieuwe technologische mogelijkheden in de strijd tegen criminaliteit. Bedrijven en overheden zetten op grote schaal camera’s in voor de beveiliging van gebouwen, goederen en personen. Een supermarkt of winkelcentra zonder bewakingscamera is haast niet meer voor te stellen. Camera’s lijken door het brede publiek geaccepteerd te worden in de verwachting dat cameratoezicht effectief is. Helaas is de preventieve werking van camera’s nooit aangetoond in evaluatiestudies. Camera’s komen voornamelijk van pas als het gaat om de opsporing en vervolging van een dader. De bewakingscamera’s worden steeds geavanceerder. Zo zijn er tegenwoordig “slimme camera’s”. Deze camera’s hebben ingebouwde sensoren die heftige armbewegingen of luide stemmen opmerken. Als de sensoren deze signalen oppikken, gaan de camera’s roepen of het niet wat rustiger kan. Een evenzo opmerkelijk technologisch snufje is de in het lichaam geïmplanteerde chip. De chip biedt mogelijkheid om menselijk gedrag te beïnvloeden en meet de bloeddoorstroming
en de lichaamswarmte. Anton Vedder, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Tilburg, ziet het wel zitten met deze chips. Vedder, wiens expertise ligt op het gebied van legitimiteit van nieuwe vormen van regulering en handhaving, denkt dat de chips gebruikt zouden kunnen worden om pedofielen die terugkeren in de maatschappij te monitoren. “Denk ook aan de mogelijkheden die het biedt voor de verzorging van ouderen of kinderen; de chip geeft een signaal af als een kind in de buurt van een fornuis komt’’, aldus Vedder.
Effectiviteit van de ingezette middelen De hamvraag is of extra bevoegdheden en maatregelen van politie en justitie de veiligheid werkelijk vergroten. Tot nu toe lijkt er van een systematische evaluatie van bestaande regels en bevoegdheden geen sprake te zijn. Zo af en toe verschijnt er een evaluatieonderzoek van een maatregel. Ter illustratie: onlangs liet een studie zien dat preventief fouilleren nauwelijks effect op het illegale vuurwapenbezit heeft (Parool, 25-9-09). Deze conclusie is afkomstig van een grootschalig onderzoek naar illegaal wapenbezit in Nederland. Onderzoekster Monique Bruinsma van de Universiteit van Tilburg, liet zien dat vuurwapenbezitters zelden of nooit met een vuurwapen over straat gaan. Bruinsma: “De wapens liggen thuis op het nachtkastje of in het dashboardkastje van de auto. Ze worden opgehaald wanneer ze nodig zijn.” Dit verklaart ook het niet al te hoge moyenne van in beslag genomen vuurwapens bij preventieve fouilleringen in veiligheidsrisicogebieden. Bij 24 acties die de politie in 2008 in Zuidoost uitvoerde, werd één vuurwapen gevonden op ruim vierduizend gefouilleerde mensen. Messen en nepwapens kwamen nog wel eens uit een broekzak te voorschijn. “De bezitters van illegale wapens raak je niet met zo’n actie’’, zegt Bruinsma. Meer gerichte huiszoekingen bij verdachten en het duidelijk in kaart brengen van risicogroepen zijn volgens Bruinsma betere middelen. De politie lijkt baat te hebben gehad bij de ruimere bevoegdheden bij het in kaart brengen van risicogroepen. Met name het aftappen van telefoons en internet wordt gebruikt om risicogroepen in de gaten te houden. Afspraken voor gevechten of transacties zouden hierdoor aan het daglicht kunnen komen. Een telefoontapje is echter lange tijd aan strenge regels gebonden geweest. Dankzij de voetbalwet uit 2007 mag er op dit gebied meer en is het voorbereiden en het maken van afspraken omtrent vechtpartijen en rellen strafbaar. Hooligans spreken steeds vaker buiten het voetbalveld af, en kunnen nu buiten de wedstrijddagen om gevolgd wor-
OPINIE den. Door deze wetswijziging heeft Nederland binnen no time het predikaat ‘kampioen aftappen van telefoons’ voor zich opgeëist. Het is echter onduidelijk of het aftappen van telefoons daadwerkelijk een veiligere samenleving oplevert. Voorstanders van ruimere bevoegdheden van politie en justitie wijzen er op dat maatregelen op het gebied van veiligheid, zoals cameratoezicht, altijd proportioneel zullen zijn. Niet elke straat zal bedolven worden onder camera's. Ook wat betreft preventief fouilleren is er geen sprake van willekeur. Alleen in zogenaamde veiligheidsrisicogebieden mag preventief gefouilleerd worden. Bovendien zullen de maatregelen rechtsstatelijk moeten zijn en dus binnen de wet moeten passen.
Privacy in het geding Begin dit jaar verscheen er een studie van het Rathenau-instituut “Van privacyparadijs tot controlestaat’’, waarin een overzicht is gegeven van de bevoegdheden in het kader van het opsporings- en veiligheidsbeleid. Het Rathenau-instituut constateert dat wetten en wetswijzigingen die bestaande bevoegdheden verruimen of nieuwe introduceren elkaar in hoog tempo opvolgen. De auteurs van het rapport duiden op een aantal verontrustende trends: het opsporingsonderzoek strekt zich steeds vaker ook uit tot personen in de omgeving van de verdachte, zonder dat er een verdenking op hen rust. Bovendien heeft het onderzoek steeds vaker een ‘verkennend’ karakter, waarbij op basis van ‘risicoprofielen’ potentiële verdachten worden gevolgd. Ook krijgen opsporingsdiensten toegang tot informatie van andere overheidsdiensten die nooit voor opsporingsdoelen is verzameld. Het komt er op neer dat burgers een steeds grotere kans lopen dat zij, zonder dat zij dat weten en zonder dat er ooit een concrete verdenking wordt geformuleerd, voorwerp worden van opsporingsonderzoek. Bedreigend zijn volgens het Rathenauinstituut vooral het gebruik van nieuwe technologieën in combinatie met gegevensbestanden van overheid en particuliere organisaties. Het koppelen van bestanden kan leiden tot opsporingsonderzoeken naar onschuldige burgers. Uit het rapport wordt in ieder geval één ding duidelijk: de privacy van burgers komt in het geding. Voorstanders van het gebruik van nieuwe technologieën wijzen op de terreurdreiging en de internationale verantwoordelijkheid van Nederland om terreuraanslagen te voorkomen. Hoe kan de burger immers tegen terreuraanslagen worden beschermd als politie en justitie niet de bevoegdheid hebben preventief in te grijpen? Niemand betwist dat het een primaire taak van de overheid is om de burger te beschermen. Deze bescherming vormt de legitimatie voor het geweldsmonopolie van de staat. Ook is bijna iedereen het er mee eens dat de overheid zijn verantwoordelijk moet nemen als het gaat om terrorisme. Het twist-
punt is dat de ingezette maatregelen soms wel heel erg ver gaan en in strijd lijken te zijn met de grondwet. Neem bijvoorbeeld het voorstel van CDA-kamerlid Joop Atsma: Een verplichte chip op fietsen. Met de zogenaamde RFIDchips kan de overheid fietsen traceren. Tot nu toe was de burger op de fiets nog gevrijwaard van toezicht. Tegenstanders van privacyschending wijzen juist op dit soort maatregelen die een inperking betekenen van democratische rechtsbeginselen. Is een chip op fietsen noodzakelijk voor het uitoefenen van effectief gezag? Moet de overheid in de eerste plaats niet de burger dienen, in plaats van andersom?
Misbruik van gegevens Tegenstanders van de ruimere bevoegdheden van politie en justitie uiten hun angst dat de door politie verzamelde gegevens mogelijk worden misbruikt. Er zijn talloze voorbeelden voor de dag te halen waar de privacy van onschuldige burgers wordt geschonden. Zo heeft een identiteitsfraude door een drugsverslaafde crimineel ervoor gezorgd dat een zakenman uit Hoofddorp jarenlang in systemen van de overheid geregistreerd stond als crimineel en geen normaal leven kon leiden. Pas nadat de man naar de Nationale ombudsman stapte, is zijn naam gezuiverd. Bij dit soort schandalen is het telkens aan het ministerie van Justitie om excuses aan te bieden. Hoewel niet alle beschikbare gegevens zo maar aan elkaar gekoppeld kunnen worden, is er door vervlechting van verantwoordelijkheden niemand meer direct verantwoordelijk voor het veilige beheer van al die politiegegevens. Om de privacy van burgers beter te waarborgen is sinds 1 januari 2008 de Wet Politiegegevens van kracht. Hierin komt expliciet naar voren dat politiegegevens uitsluitend mogen worden gebruikt voor het bestrijden van criminaliteit. In de wet worden beperkingen gesteld aan de verwerking van politiegegevens en de verstrekking van gegevens aan derden. Op de naleving van de wet door de politie wordt toegezien door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Het CBP heeft in de afgelopen jaren diverse wetsvoorstellen en adviezen voor wetswijzigingen gedaan. Hirsch Ballin, Minister van Justitie, heeft echter de adviezen van het CBP op sommige punten niet gevolgd. Het CBP vindt dat de privacy van onverdachte burgers daarom onvoldoende is gewaarborgd. Desinteresse Toch lijken Nederlanders over het algemeen niet echt wakker te liggen van het gebruik van hun persoonsgegevens. Slechts een klein deel van de Nederlanders (32%) maakt zich zorgen over uitdijende databanken. Zetten we
deze cijfers af tegen de 86 procent in Duitsland en 80 procent in Engeland (De Groene Amsterdammer, 16-10-09), dan kunnen we stellen dat het privacyvraagstuk niet echt leeft in Nederland. Enige uitzondering zijn de invoering van de identificatieplicht en de oprichting van een DNA databank, die leidden tot veel protest. Over het algemeen vertrouwen burgers er op dat de overheid in hun belang handelen. Men maakt zich geen zorgen dat een persoon zo’n 250 tot 500 keer geregistreerd staat bij overheid en bedrijven. Bovendien is men erg vrijgevig in het verschaffen van persoonlijke informatie op internet. Op profielensites als hyves en facebook wordt vrijelijk persoonlijke informatie achtergelaten. Niet alleen vrienden, maar ook minder bekenden hebben vaak toegang tot deze informatie. Wat te denken van de OV-chipkaart, waarmee het reisgedrag van personen is te traceren. Of de AH bonuskaart, die inzicht geeft in wat de pot ’s avonds schaft. Realiseren we ons wel hoe zichtbaar we zijn?
Kortom, het merendeel van de Nederlanders lijkt zich niet bezig te houden met de inbreuk op zijn of haar privacy. Hoewel de burger de afgelopen eeuwen rechten heeft overgedragen aan de overheid, wordt privacy nog steeds als een basisrecht en burgerlijke vrijheid beschouwd. De technologische mogelijkheden om de maatschappelijke veiligheid te vergroten, dan wel te waarborgen, dienen zich in steeds grotere getale aan. Tegen dergelijke maatregelen is tot noch toe weinig verzet getoond. Gaat veiligheid boven privacy? In deze beschouwing zijn de voor- en nadelen van privacyschendende maatregelen ter bevordering van de veiligheid aan bod gekomen. Geconcludeerd kan worden dat een zorgvuldige afweging tussen de belangen van veiligheid en van privacy essentieel is. Preventief fouilleren, een voorbeeld van een veiligheidsmaatregel, heeft in Amsterdam Zuidoost nog niet zijn vruchten afgeworpen. Het is echter niet ondenkbaar dat de Amsterdamse politie toch een signaal heeft kunnen afgeven aan de criminelen in Zuidoost. Hopelijk blijft de teller in Zuidoost dit jaar op 22 schietpartijen staan.
SOAP | NOVEMBER 2009
25
OPINIE
BETOOG
Turkije niet bij de EU
Wat is er lekkerder dan na een avond stappen en het daarbij behorende drinken de honger te stillen met een heerlijk broodje kebab of een Turkse pizza met lahmacun? Weinig… De combinatie van vlees, een beetje groente en een bus vol knoflooksaus brengen gevoelens van genot naar boven die moeilijk te beschrijven zijn. Een droomcombinatie! Wat heerlijk dat de Turkse keuken een plekje heeft weten te vinden in de Poelestraat in Groningen. Wie had ooit kunnen dromen dat de "ederlandse studententraditie van bier drinken en vrouwen versieren zich zo zou kunnen vervlechten met de culinaire hoogstandjes uit het land van Mustafa Kemal Atatürk. Het blijft, dit in ogenschouw nemende, frappant om te zien dat de combinatie Turkije en de Europese Unie tot op heden zo slecht functioneert. Gelet op de voorgaande (falende) toenaderingspogingen tussen Turkije en de EU in de afgelopen decennia blijkt dit geen droomcombinatie, die twijfels oproepen voor de toekomst. Laten we het vooralsnog bij Turkije in de Poelestraat houden, de EU komt voor Turkije nog veel te vroeg!
Ronald Kielman
Sinds de jaren ’50 heeft Turkije meerdere malen toenadering gezocht tot Europa. Dit heeft er uiteindelijk tot geleid dat er in 1963 een associatieakkoord is getekend tussen Turkije en de Europese Economische Gemeenschap; de voorloper van de Europese Unie. Dit akkoord werd de AnkaraOvereenkomst genoemd. Hierin stond onder andere dat Turkije op termijn lid mocht worden van de EU. Daarnaast bracht de overeenkomst enkele economische voordelen met zich mee. De Ankara-Overeenkomst is tot 1980 van kracht geweest en is destijds opgeschort, vanwege een militaire staatsgreep in Turkije. In 1987 vroeg Turkije volledige lidmaatschap van de Europese Gemeenschap aan. De lidstaten reageerden hier uiterst terughoudend op. De slechte economische situatie, de te verwachten toeloop van Turkse werknemers en de slechte situatie van de democratie in de Turkse politiek vormden de grootste struikelblokken. Hierop werd in 1989 de aanvraag door de EG afgewezen. Daarentegen gaf de Europese Raad van regeringsleiders wel uitzicht op een douane-unie in de toekomst. Deze douane-unie komt in 1996 tot stand. In 1997 kreeg Turkije de boodschap te horen dat het voorlopig niet in aanmerking zou komen voor lidmaatschap van de Europese Unie, in tegenstelling tot de voormalige Oostbloklanden. Hierop besloot Ankara de onderhandelingen met de Europese Unie te bevriezen. Totdat de
26
SOAP | NOVEMBER 2009
Europese Unie in 1999 de officiële kandidatuur van Turkije voor de Europese Unie erkende. Er werd een gezamenlijke strategie ontwikkeld om Turkije zo goed en zo snel mogelijk te helpen om te voldoen aan de toetredingscriteria. Beste lezer, welkom in de twintigste eeuw… Dit is uiteraard uitermate interessant, al deze ontwikkelingen en betrekkingen tussen Europa en Turkije, maar laten we even terug gaan naar de basis. De benamingen van de Europese Economische Gemeenschap en zijn opvolger de Europese Unie laten er geen twijfel over bestaan: het grootste gemeenschappelijke wat de leden delen is de ligging op het continent Europa. Het ligt daarom voor de hand om deze unie duidelijk te vernoemen naar deze grootste gemeenschappelijke overeenkomst tussen de leden. Dit brengt echter wel een aantal implicaties met zich mee. De naam Europese Unie impliceert voornamelijk dat een land in Europa zal moeten liggen, wil het lid kunnen worden van de Europese Unie. Hoewel een klein deel van Turkije in Europa ligt, wordt het overgrote deel (ongeveer 95%) van Turkije tot Azië gerekend en woont het overgrote deel van de bevolking op Aziatisch grondgebied. Daarnaast neemt Turkije volledig deel aan overleggen tussen Aziatische landen. Blijkbaar ziet Turkije zichzelf ook als Aziatisch land. Dit valt Turkije niet te verwijten, maar het maakt een volwaardig lidmaatschap van de Europese Unie onbespreekbaar.
Ook als etnische of seksuele minderheid ben je niet veilig in Turkije.
Sommige mensen beweren dat er geen geografische grenzen getrokken kunnen worden voor de Europese Unie. Hiermee wordt de deur opengezet voor vrijwel elk land en dat kan niet de bedoeling zijn. Het moet toegegeven dat Cyprus, sinds 2004 lid van de Europese Unie, in Azië ligt. Maar men hoeft zich maar even te verdiepen in de geschiedenis van Cyprus (de tweedeling, voormalig kolonie van Groot-Brittannië) om te begrijpen dat dit een kwestie is die op basis van meerdere complexe verhoudingen is beslecht. Daarnaast vergeten deze mensen dat Marokko’s aanvraag voor EU-lidmaatschap in 1987 afgewezen is, omdat de EU-lidstaten Marokko geen Europees land vonden. Daarnaast ziet een meerderheid van de Europese bevolking lidmaatschap van Turkije niet zitten. Democratie, wat afgeleid is van het Latijn ‘Demos Kratein’, betekent vrij vertaald “het volk regeert”. Laten we dan ook luisteren naar de stem van het volk! Het lijkt mij, vanuit het oogpunt van de Europese Unie, überhaupt niet onverstandig om naar de
stem van het volk te luisteren, aangezien er steeds meer mensen bestaan die zich tegen de EU keren. De Europese Unie stelt al jaren dat Turkije pas mag toetreden als het een volwaardige democratie is. Wanneer dringt het besef bij de Europese Unie door dat wanneer Turkije een volwaardige democratie zou zijn, Turkije geen lid van de Europese Unie zou willen worden? De meerderheid van Turkse bevolking is namelijk tegen een EU-lidmaatschap en deze groep van tegenstanders blijft groeien.
Stel dat Turkije toetreedt tot de Europese Unie. De zetels in het Europees Parlement en de Europese Raad worden verdeeld aan de hand van de bevolkingsomvang. Dit betekent dat de toetreding van Turkije ontzettend grote gevolgen zal hebben voor de machtsstructuren binnen de Europese Unie. Turkije zou op dit moment, na Duitsland, het machtigste land binnen de Europese Unie zijn. Wanneer we naar cijfers van de bevolkingsgroei kijken dan hebben we geen Einstein nodig om te concluderen dat Turkije binnen 10 jaar het machtigste land binnen de Europese Unie zou zijn. Super, een land waar het leger door middel van constante dreiging de democratie probeert te bewaken als machtigste land binnen de Europese Unie… Super, een land waar je tot op heden een gevangenisstraf riskeert wanneer je erkent dat er bijna 100 jaar geleden 200.000 tot 500.000 Armenen zijn vermoord op Turks grondgebied… Laten we voor het gemak vergeten dat Turkije Cyprus, nota bene een lidstaat van de EU, niet erkent en structureel boycot. Ook als etnische of seksuele minderheid ben je niet veilig in Turkije. Amnesty International bericht regelmatig over misstanden in Turkije. Het gebeurd nog steeds dat homoseksuelen worden verstoten door hun familie en gedwongen worden tot behandeling bij een psychiater. Homoseksualiteit wordt in Turkije over het algemeen nog als ziekte gezien. De wet en de Turkse overheid bieden volgens Amnesty International geen bescherming tegen discriminatie. Seksuele oriëntatie bij de laatste herziening van het Turkse strafrecht in 2005 nadrukkelijk niet opgenomen als discriminatiegrond. Homoseksuelen worden ontslagen vanwege hun identiteit, maar kunnen hiertegen niets ondernemen, omdat werkgevers zich beroepen op arbeidswetgeving die de mogelijkheid biedt mensen te ontslaan wegens ‘immoreel gedrag’. Homo’s worden in Turkije ook uit het leger geweerd. Daarbij komt dat Turkije in 2006 het vaakst werd veroordeeld door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Hoewel Turkije hard aan het werk is om de misstanden tegen bijvoorbeeld de Koerden tegen te gaan, kan de conclusie nog niet wor-
OPINIE
den getrokken dat Turkije op een Europees acceptabel niveau is aangekomen. Vaak wordt het argument gebruikt dat Turkije bij de EU zou moeten komen, omdat het een goede afzetmarkt zou zijn voor Nederland. Hoewel het in mijn ogen überhaupt onethisch is om dit argument boven de eerder genoemde argumenten te plaatsen, klink dit argument tevens raar in de oren. Hoewel de totale bevolking en dus de afzetmarkt binnen de Europese Unie zou toenemen met ongeveer 20%, betekent dit niet dat de afzet ook met 20% zal toenemen. Allereerst wordt er op dit moment al druk gehandeld met Turkije, wat mogelijk is door eerder gesloten handelsverdragen. Daar is een lidmaatschap niet voor nodig. Bovendien zou een toetreding van Turkije zelfs geld kosten voor de EU. Toetreding van economisch zwakkere landen gaat altijd gepaard met investeringen en subsidies van de EU. Dit kost de EU jaarlijks een derde van haar totale uitgaven. Met de toetreding van een relatief groot en arm land als Turkije zal dit alleen maar toenemen.
“Zaken als verbetering van de mensenrechten, democratie en economische ontwikkeling kunnen echter ook worden gerealiseerd met hulp van de EU. Om dit te bereiken hoeft Turkije geen lid te worden.”
“Elk nadeel heb z’n voordeel”, aldus Johan Cruijff en zelfs hier gaat deze wijsheid op. Toetreding van Turkije heeft voornamelijk voordelen voor Turkije zelf. Zo brengt lidmaatschap positieve effecten met zich mee met betrekking tot de ontwikkeling van de democratie en de mensenrechten. Tevens zou toetreding een positieve invloed kunnen hebben op de economische ontwikkeling van Turkije. Zaken als verbetering van de mensenrechten, democratie en economische ontwikkeling kunnen echter ook worden gerealiseerd met hulp van de EU. Om dit te bereiken hoeft Turkije geen lid te worden. Bomenkap dient niet gestimuleerd te worden, daarom komt er een eind aan dit pleidooi. Turkije is geen Europees land en draagvlak bij de bevolking ontbreekt. Daarnaast zou Turkije met een lidmaatschap het machtigste land worden binnen de EU, terwijl er ondanks veelvuldige verbeterpogingen schrikbare misstanden aan de orde van de dag zijn. Het moge duidelijk zijn dat Turkije geen kandidaat voor de EU zou moeten zijn. Een “Turkije” aan de Vismarkt, in de vorm van een goede kebabzaak, zou in mijn ogen echter geen verkeerde keuze zijn.
COLUMN
Terug in de tijd met de Pabo
Anna Herngreen
Tegenwoordig bijna net zo zeldzaam in Nederland als mensen geboren in de 19e eeuw: mannelijke leerkrachten. De kans om tegenwoordig nog een echte meester tegen te komen tussen alle juffen is erg klein. Het percentage mannen dat zich aanmeldt voor de Pabo ligt tussen de 10 en 15% en al in de loop van het eerste jaar valt de helft van deze kleine groep af. Deze 'feminisering van het onderwijs' baart grote zorgen, want waar moeten onze mannen van de toekomst in deze tijd een goed voorbeeld vandaan halen? Het mannelijke rolmodel in het onderwijs is verdwenen en men is bang dat vervelende rotjochies zonder dit rolmodel de rest van hun leven vervelende rotjochies blijven. Of dit nou wel of niet waar is (empirisch is nooit aangetoond dat deze ontwikkeling een negatief effect heeft op de leerprestaties of het gedrag van jongens (Driesen & Doesborgh, 2004)), het is belangrijk dat de man-vrouw verhouding in het onderwijs gelijker wordt. Het onderwijs is een vakgebied waarin mensen te maken krijgen met zeer uiteenlopende kinderen, ouders en problemen. Als hierin niet gewerkt wordt door zeer uiteenlopende leerkrachten zou dit het onderwijs ernstig tekort doen. Onderwijs dat bedacht en gegeven wordt door slechts één geslacht kan niet anders dan te eenzijdig zijn. Dat er iets gedaan moet worden om het uitsterven van 'de meester' te stoppen is dus duidelijk, maar wat is eigenlijk de verklaring voor het probleem? Vaak wordt deze gezocht binnen de Pabo en andere opleidingen tot leerkracht. Volgens Gerda Geerdink, die in 2007 aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveerde op haar onderzoek naar het lage percentage mannelijke Pabo-studenten, is er op de Pabo teveel aandacht voor het kind en het leerproces en te weinig voor kennis. Blijkbaar schrikt dit mannelijke studenten af. Ook Ferry de Haan, ervaringsdeskundige en schrijver voor De Volkskrant, vindt dat er iets gedaan moet worden aan de opleidingen tot leerkracht (De Volkskrant, 16 september 2009). Op de docentenopleiding die hij volgde moest hij constant reflecteren op zijn eigen handelen, volgens hem typisch iets voor vrouwen. Bij een bepaalde opdracht moesten studenten aangeven het ergens wel of niet mee eens te zijn door een plek in te nemen in een lokaal. “Op de stelling: ‘reflectie helpt mij in mijn onderwijspraktijk’, vond er een waterscheiding plaats. De mannen stonden aan de ene kant van het lokaal met de armen over elkaar bij ‘nee’. De vrouwen stonden aan de andere kant enthousiast knikkend bij ‘ja’.” Na wat rond gekeken te hebben op het internet merk ik dat de feminisering van het onderwijs een hot topic is. Op fora wordt uitgebreid gediscussieerd en de algemene opi-
nie is gelijk aan die van Gerda Geerdink en Ferry de Haan: de Pabo en andere docentenopleidingen moeten veranderd worden van 'meisjesscholen' in opleidingen die ook mannen aantrekken. De Pabo is teveel gericht op knutselen, liedjes zingen, kleine kinderen helpen met naar de wc gaan en kusjes geven op geschaafde knieën. Dat dit 'verzorgende' aspect van de opleiding geen mannen aantrekt wordt als vanzelfsprekend en logisch gezien. Er wordt gepleit voor meer keuzevrijheid op de Pabo en docentenopleidingen zodat mannen zich vooral kunnen richten op kennisvakken. Sommigen pleiten zelfs voor aparte opleidingen voor mannen en voor vrouwen. Er zijn twee dingen die me enorm storen aan deze hele zaak. Ten eerste wordt het probleem aan de verkeerde kant verklaard en opgelost. Gerda Geerdink toont in haar onderzoek aan dat de behoeftes van mannen en de aangeboden opleidingen niet matchen. Vervolgens wordt er automatisch vanuit gegaan dat dat een probleem is aan de kant van de opleidingen. Deze opleidingen passen blijkbaar niet bij de rolverdeling tussen mannen en vrouwen waarin de man als intellectueel een moeilijke geschiedenisles geeft en de vrouw als lieve juf het snot van de neus van een kleuter veegt. Ik schrik ervan dat deze traditionele rolverdeling als zo vanzelfsprekend wordt aanvaard. De mogelijkheid dat deze rolverdeling, en dus niet de opleidingen, het probleem vormt wordt niet eens overwogen. Ten tweede komen de voorgestelde oplossingen niet alleen voort uit een traditionele rolverdeling, ze stimuleren deze ook. Door mannen en vrouwen op een verschillende manier op te leiden tot onderwijzer, zullen er twee verschillende soorten onderwijzers ontstaan. Een dergelijk groot verschil tussen mannen en vrouwen zou nooit zo bewust gestimuleerd mogen worden, zeker niet in een geëmancipeerd land als Nederland. Natuurlijk ben ik het ermee eens dat er iets gedaan moet worden om mannen terug te krijgen in het onderwijs en vind ik dat opleidingen geschikt zouden moeten zijn voor zowel mannen als vrouwen. Het is alleen belangrijk goed in ons achterhoofd te houden dat we alles behalve terug willen naar vroegere tijden waarin de meester een man met aanzien was en de juf ontslagen werd zodra ze ging trouwen. In plaats van vast te blijven houden aan een achterhaalde rolverdeling zouden we moeten streven naar onderwijs waarin jongens en meisjes wordt geleerd dat het verschil tussen mannen- en vrouwentaken echt niet zo groot is. Als we nu de jongetjes uit groep één in de poppenhoek zetten wordt Nederland over veertien jaar misschien wel overspoeld door mannelijke Pabo-studenten.
SOAP | NOVEMBER 2009
27
OPINIE
DEBAT
Populisme, vloek of zegen?
De hoeveelheid populisme in de "ederlandse politiek neemt toe. Er wordt flink gemopperd op de “Haagse kaasstolp� en de roep dat de stem van het volk moet worden gehoord klinkt alom. Daarnaast groeit de aanhang van nieuwe politieke partijen, terwijl die van de traditionele partijen slinkt. Deze reageren met het verwijt: “Dit is populisme!�. Maar wat is populisme? En is populisme een vloek of een zegen voor onze democratie? Over de antwoorden op deze vragen debatteerden op 29 september in de USVA voormalig hoogleraar sociologie en CDA-prominent Anton Zijderveld, hoogleraar politicologie Meindert Fennema en spindocter Kay van der Linde. De bijeenkomst werd georganiseerd door Dwarsdiep en voorgezeten door filosoof Hans Harbers. In dit artikel zijn de belangrijkste standpunten en argumenten uit dit debat weergegeven.
Joringel den Hoedt
Oorzaken van de groei van het populisme Volgens socioloog Zijderveld is maatschappelijke onvrede de hoofdoorzaak van de opkomst van het populisme: “In de stad lopen veel boze oude autochtone mannen rond.â€? De oorzaak hiervan ligt in de grote maatschappelijke veranderingen die in de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden. Voorbeelden hiervan zijn het ontstaan van multiculturaliteit in de grote steden en de overgang naar een technologische cultuur: “Veel mensen kunnen dit niet bijhouden en raken vervreemd van hun omgeving. Populisten verwoorden dit gevoel.â€? Het belangrijkste mechanisme bij de opkomst van het populisme is volgens Zijderveld vox populi vox dei (de stem van het volk is de stem van God), ofwel: het volk heeft altijd gelijk. Dit is het uitgangspunt van populistische politiek en dit uit zich in hoe populisten politiek bedrijven. Zo is er vaak geen positief beleidsprogramma aanwezig, maar wordt er een antipolitiek bedreven die is gericht op de gevestigde orde. Dit houdt in dat een partij zich vooral afzet tegen de bestaande politiek, maar zelf geen goed doordachte oplossingen voor maatschappelijke problemen heeft. Daarnaast is er vaak een afkeer van geĂŻnstitutionaliseerde politiek en van representatieve democratie. Zo worden politieke partijen als niet-functioneel beschouwd en staat het parlement te ver van het volk af. Dit slaat aan bij mensen die voelen dat ze door de gevestigde politiek niet serieus worden genomen. Politicoloog Meindert Fennema, werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, is het niet met Zijderveld eens: “Mensen stem-
28
SOAP | NOVEMBER 2009
men op populistische partijen vanwege de inhoud. Fortuyn bracht standpunten naar voren die op straat leefden, maar die in de Tweede Kamer niet gehoord mochten worden. Zo komt uit survey-onderzoek naar voren dat in de jaren ’90 50% van de Nederlanders tegen een multiculturele samenleving was.� Het uitspreken hiervan was tot aan de periode Fortuyn een taboe. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de veroordeling van Hans Janmaat in 1996 voor de opmerking: “Als wij de macht en de mogelijkheden krijgen, dan schaffen we de multiculturele samenleving af�.
Populisme is een realiteit die zowel kansen als gevaren met zich mee brengt
Ook is de politiek er volgens Fennema niet in geslaagd om bepaalde maatschappelijke wensen te realiseren: “Het grootste deel van de bevolking is voor meer inkomensgelijkheid, maar in de afgelopen 25 jaar zijn deze verschillen groter geworden. Het gevolg hiervan is dat mensen denken dat de politiek iets niet helemaal goed doet of geen grip heeft op de zaak. Het vertrouwen in de politiek is hierdoor afgenomen.� Daarnaast zijn kiezers veel beter opgeleid en meer zelfstandig dan vroeger: “Ze stemmen niet meer op dezelfde partij als hun vader, maar doen aan vergelijkend warenonderzoek met bijvoorbeeld de stemwijzer. Linkse kiezers stemmen echter zelden op een rechtse partij en vice versa.� Dit bewijst volgens Fennema dat mensen vooral kiezen voor inhoudelijke punten. Volgens voormalig spindoctor van Leefbaar ederland en Trots Op ederland Kay van der Linde is populisme vooral een reactie uit de samenleving op de Haagse politiek: “Deze stelt bepaalde maatschappelijke problemen niet aan de orde. Het waren niet toevallig lokale bestuurders die Leefbaar Nederland hebben opgericht.�
Is populisme een vloek of een zegen? De huidige politieke structuur die is verenigd in politieke partijen sluit volgens Van der Linde niet goed aan op de wensen van de moderne, goed opgeleide en uitstekend geĂŻnformeerde burger: “Het proces van ideeĂŤn naar beleid en van burgers naar bestuurders is een lang proces. In een eenvoudige samenleving is dit geen probleem, maar in de huidige complexe samenleving wel. Doordat het huidige politieke systeem niet goed aansluit bij de huidige complexiteit verliest de politiek het contact met de burger.â€? Het is volgens
Van der Linde heel belangrijk dat de politiek banden met het volk onderhoudt en hiervoor is populisme een noodzakelijke politieke stroming: “Dit kan dictaturen voorkomen�. Volgens Zijderveld is de landelijke politiek te ingewikkeld om aan de gewone burger over te laten: “Politiek is een beroep. Ook ik zou niet weten hoe ik vraagstukken buiten mijn eigen werkterrein zou moeten oplossen. Daarnaast heeft de wil van het volk, het centrale uitgangspunt van het populisme, vaak nationalistische en xenofobe trekjes. Het grote gevaar is dat andere partijen dit overnemen uit angst om stemmen te verliezen.� Populisme kan zich volgens Zijderveld dan als een olievlek uitbreiden en dit is slecht voor het politieke klimaat en voor de eenheid tussen verschillende groepen in de maatschappij. Bovendien zijn volgens Zijderveld voor goed bestuur een gedegen partijorganisatie en een positief beleidsprogramma noodzakelijk en deze ontbreken vaak bij pupulistische partijen. Van der Linde : “Maar ook de gevestigde partijen functioneren niet zoals het hoort: een zeer klein groepje maakt de dienst uit en het partijprogramma wordt door slechts een handvol mensen samengesteld. Ook hebben de gevestigde partijen geen duidelijke visie. Ik ben het sterk met Wilders oneens, maar hij is wel de enige met een visie�. Zijderveld: “De gevestigde partijen hebben wel degelijk een visie, maar deze zijn complex en abstract, en niet in een paar woorden te vangen�. Volgens Fennema hoort bij een visie ook een realistisch wereldbeeld: “In Nederland zijn polderen en multiculturaliteit een realiteit.� Van der Linde is het hiermee oneens: “De vorige burgemeester van New York, Giuliani, was ook een populist. Hij beloofde dat hij binnen een jaar de criminaliteit met 50% zou laten dalen. Iedereen verklaarde hem voor gek. Een jaar later was de criminaliteit niet met 50%, maar met 60% gedaald.� Dit voorbeeld bewijst volgens Van der Linde dat populisme kan werken.
Alles bij elkaar genomen heeft populisme in de politiek aan de hand van dit debat zowel positieve als negatieve gevolgen. Aan de ene kant weten populistische partijen punten die bij de man in de straat leven op de politieke agenda te krijgen en hierdoor voelen burgers zich meer verbonden met de politiek. Aan de andere kant gaat het met populisten in coalities vaak mis en doordat populisten een zondebok nodig hebben kunnen verschillende maatschappelijke groepen tegenover elkaar komen te staan. Populisme is dus vloek noch zegen, maar een realiteit die zowel kansen als gevaren met zich mee brengt.
BOEKBESPREKING: ROB WIJNBERG – NIETZSCHE & KANT
OPINIE
LEZEN DE KRANT
Een filosoof met journalistieke bril Denkers van vroeger over dilemma's van nu
Joran van der Sloot is geen leugenaar, de vrijheid van godsdienst moet afgeschaft worden en dieren mogen geen rechten hebben. Dit zijn een paar verrassende conclusies die Rob Wijnberg in zijn boek ietzsche & Kant lezen de krant trekt. Zowel de filosofie als de journalistiek vertonen grote gebreken bij het beantwoorden van vraagstukken uit de huidige maatschappij. De journalistiek loopt achter de feiten aan en de filosofie is verjaard. Wijnberg combineert de twee benaderingen om zo de actuele vraagstukken te kunnen beantwoorden. Dit levert interessante, verhelderende en verbazingwekkende antwoorden op.
Marloes Kingma
Rob Wijnberg (1982) is afgestudeerd als filosoof aan de Universiteit van Amsterdam. In 2001 kreeg hij een vaste aanstelling als columnist in Dagblad de Telegraaf, hiermee begon zijn journalistieke carrière. In 2005 verscheen zijn eerste essay in de Groene Amsterdammer. In maart 2007 verscheen naar aanleiding van dat essay het pamflet Boeiuh – Het stille protest van de jeugd, een politiek-maatschappelijk stuk waarin Wijnberg een kritische kijk op de samenleving geeft door de ogen van de jeugd. Al snel daarna in februari 2008, kwam Wijnberg met zijn tweede pamflet: In Dubio – Vrijheid van meningsuiting als recht om te twijfelen. Naast deze publicaties was hij opinieredacteur van nrc.next, voor deze krant schrijft hij nog steeds columns en essays. ietzsche & kant lezen de krant is Wijnbergs eerste boek en werd gelijk met veel lof ontvangen. Zonder enige moeite bespreekt hij thema's als seks, vrijheid, geloof en de staat. Hierbij maakt Wijnberg gebruik van invalshoeken die verrassend en verhelderend zijn voor de lezer. Het hoofdstuk 'Waarom de godsdienstvrijheid moeten worden afgeschaft' is hier een goed voorbeeld van. Wijnberg stelt, aan de hand van de theorieÍn van Paul de Beer (hoogleraar Arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam), dat godsdienst ondefinieerbaar is, en dat onder deze noemer kan vallen. Het geloof in de wetenschap, Satan of kabouters kan men ook een godsdienst noemen. Dat zou betekenen dat bijvoorbeeld praktijken in de naam van de wetenschap onder vrijheid van godsdienst vallen en dat deze zonder meer toegestaan moeten worden volgens de wet. Door het schrappen van het artikel over godsdienstvrijheid vermijd je het onduidelijke onderscheid tussen wat wel en niet religieus is. En de gelovigen worden nog steeds beschermd, ze kunnen zich immers beroepen op vrijheid van meningsuiting, vergadering
en vereniging. Het zou een stuk makkelijker zijn om de scheiding van kerk en staat in praktijk te brengen en vermijdt ook problemen als het wel of niet verbieden van de burka: wanneer de bivakmuts verboden wordt, moet ook de burka verboden worden. Beide bedekken evenveel het gezicht en het onderscheid van geloofsuitingen hoeft niet meer gemaakt te worden. Of de gelovigen blij zijn met een dergelijke wetswijziging betwijfel ik, maar wat mij betreft wordt de wet per direct geschrapt. Het hoofdstuk waarin Wijnberg beargumenteert waarom dieren nooit rechten zouden moeten hebben is evenzeer verrassend. In eerste instantie klinkt het belachelijk, bijna iedereen zal van mening zijn dat mensen een morele plicht hebben om dieren goed te behandelen. Na het hoofdstuk gelezen te hebben ben ik echter van mening veranderd. Volgens filosofen als Kant en Pythagoras hebben dieren geen zelfbewustzijn en daardoor geen besef van wat goed en kwaad is. Tot de 20e eeuw werden dieren, zowel door deze filosofen als de 'normale' mens, beschouwd als ondergeschikt aan de mens. Toch is dit niet het voornaamste argument, baby's zijn immers ook niet zelfbewust maar we hebben naar hen toe wel een morele plicht. Waarin het dier zich echt onderscheidt van de mens, is dat dieren niet zelfreflectief zijn en dat hun morele status dus door de mens bepaald wordt. De mens verplicht zichzelf ertoe om dieren goed te verzorgen. De mens bepaalt namens het dier, het dier geeft zichzelf rechten. Wanneer Marianne Thieme van de Partij van de Dieren het heeft over de rechten die het dier moet hebben, spreekt ze eigenlijk over de rechten die zij aan het dier wil geven. Door dieren rechten te geven, geven we de PvdD dus macht en dat is in mijn ogen een ongewenste situatie. Ook het stuk over Joran van der Sloot is interessant. In de uitzending van Peter R. de Vries deed Joran zijn 'bekentenis', aan Patrick van der Eem. Aan de hand van de theorie van de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt stelt Wijnberg dat Joran geen leugenaar is, maar een zogenaamde 'bullshitter'. Een bullshitter staat onverschillig tegenover waarheid omdat het hem gaat om zijn imago en niet of de feiten wel of niet kloppen. Een bullshitter zal zich veel richten op de details om zijn verhaal interessant te maken, terwijl een leugenaar deze liever achterwege laat. In wat een bullshitter beweert, zit vaak een kern van waarheid. Joran voldoet aan al deze kenmerken, hij vertelt steeds net een ander, gedetailleerd verhaal. Dit zou betekenen dat Joran deels de
waarheid spreekt en geen pathologische leugenaar is. Als Wijnberg gelijk heeft, snap ik niet waarom Joran van der Sloot nog vrij rond loopt: hij heeft toch immers de waarheid gesproken als bullshitter zijnde? Daarnaast zijn er ook stukken die zo simpel zijn dat ik ze zelf bedacht zou kunnen hebben. Zoals 'Het milieu is een prisoner's dilemma'. Wijnberg legt uit dat de landen niet tot een overeenstemming kunnen komen over de CO2-uitstoot omdat er sprake is van een prisoner's dilemma. De kosten voor een land zijn hoog (beperkingen voor de eigen economische groei) en ook als ze niet meewerken profiteren ze ervan als andere landen wel meewerken. Het wordt voor een land dus rationeel om de CO2-uitstoot niet te verminderen. Ik denk dat iedere eerstejaars sociologie na enkele maanden het prisoner's dilemma net zo vanzelfsprekend vindt als het alfabet of de tafel van drie. Maar ja, ik ben er nu eenmaal niet op gekomen om dit op te schrijven en Rob Wijnberg wel. Al met al is ietzsche & Kant lezen de krant een leuk en onderhoudend boek. En meer dan dat, je steekt er af en toe echt iets van op. De meeste stukken zijn slim en origineel, ze zetten de lezer aan het denken. De schrijfstijl van Wijnberg is aangenaam en leest vlot weg. Ingewikkelde theorieĂŤn en processen wordt op een simpele manier uitgelegd zodat zelfs een tweedejaars student als ik ze kan begrijpen.
SOAP | NOVEMBER 2009
29
OPINIE EEN
De schapen en herders van de Reproductie-universiteit Groningen
KRITISCHE BLIK
In de nieuwe academische wereld van de ‘globaliserende wetenschap’ dreigt de maatschappelijke actualiteit steeds meer een ondergeschoven kindje te worden van de algemene waarheden die de kwantitatieve data analyse ons kan bieden (Emmelkamp; Emmelkamp & van den Berg; SoAP, mei 2009). Afgezien van dit lokale, in eerste instantie op Sociologie gerichte probleem, dreigt er ondertussen een gerelateerd, maar breder gevaar: de uitholling van de academische graad door een bedrijfsmatige visie op het wetenschappelijk onderwijs.
Michiel Fokke Zwaan
Zo in de nadagen van mijn studententijd vraag ik me af wat er met ‘de kritische student’ gebeurd is. Studenten en docenten, ze lijken vaak net schapen en herders. Interactie tussen docent en collegezaal is schaars in het tijdperk van de massa-universiteit. Projectvormen vervallen in schoolse werkgroepen. Discussie in werkcolleges maakt plaats voor statistisch huiswerk onder toezicht. Een kritische houding wordt hier en daar gewaardeerd, maar meestal is het genoeg om gewoon aanwezig te zijn. Een kijkje in de curricula van het wetenschappelijk onderwijs en de academicus van de oude garde en je weet het: de universiteit is de universiteit niet meer. De pilaren van de academische vorming; ‘redeneren, beargumenteren en kritisch evalueren’, zijn inmiddels vervangen door blind aannemen, uit het hoofd leren en reproduceren. Geïndoctrineerd door het steeds strakker wordende ‘kennis regime’ loopt Jan Student tegenwoordig achter dat wat hem als waarheid wordt voorgehouden aan. Deze ontwikkelingen verdienen aandacht, maar lijken ondergesneeuwd te worden door de focus die er op dit moment wordt gelegd op de rendementen – de snelheid waarmee studenten studeren – van onze universiteit. Nu wil ik niet ontkennen dat deze rendementen belangrijk zijn. Dat bij een aantal opleidingen meer dan 20% van de studenten na één semester nog geen 5EC op hun naam heeft staan, is een onacceptabele maatschappelijke last. De druk die er vanuit Den Haag op de rendementen van de RuG wordt gelegd is dan ook groot. In 2014 moet 70% van de herinschrijvers binnen vier jaar hun Bachelorbul behaald hebben. Zelfs de universiteiten in de kopgroep van de wedloop om de rendementen zitten op dit moment nog onder dit getal, terwijl de RuG haar rendement bijna zal moeten verdubbelen. Een ambitieuze doelstelling. Ik vraag me dan ook af hoe het bestuur van de RuG de rendementen op een dusdanige manier denkt te verbeteren, zonder dat dit gepaard gaat met
30
SOAP | NOVEMBER 2009
een daling van het niveau. De focus op rendementen legt een hoge druk op de slagingspercentages van tentamens. Deze slagingspercentages zijn natuurlijk niet alleen afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van tentamens, maar ook van het niveau van de student. Diverse rapporten laten zien dat het niveau van de instroom uit het middelbaar onderwijs het afgelopen decennium alleen maar gedaald is. De verleiding om tentamens iets toegankelijker, iets transparanter, iets beter te voorspellen, kortom, een stuk gemakkelijker te maken, is voor veel docenten ongetwijfeld groot. Interpretatie is niet langer nodig, reproduceren is de nieuwe standaard. Een kritische blik is zo langzamerhand ondergeschikt geraakt aan een goed geheugen.
Excellentie versus Aristocratie De rendementsverbetering is niet de enige ambitieuze doelstelling van het kabinet. Zo moet maar liefst 50% van de instromers uit het middelbaar onderwijs straks deelnemen aan het hoger onderwijs. Het stimuleren van scholing is natuurlijk in eerste instantie een nobel streven, maar in mijn ogen is het stellen van dergelijke targets een nekschot voor het niveau van het hoger onderwijs. Differentiatie in het onderwijs heeft het doel om iedereen de kans te bieden zijn of haar potentieel maximaal te benutten. In hoeverre kunnen we nog spreken van hoger onderwijs, als straks de helft van de Nederlandse bevolking met een Bachelor- of Masterbul rondloopt? Daarnaast strookt het beleid van dit kabinet niet met haar ambities. De kenniseconomie is van oudsher het stokpaardje van ons land, maar voor kwaliteit is geld nodig. Op Prinsjesdag werd duidelijk dat het hoger onderwijs voorlopig alleen bezuinigingen tegemoet kan zien. Niet alleen krijgen universiteiten minder geld per student, studenten zullen ook meer voor de bekostiging van hun onderwijs moeten opdraaien. Voor diegenen die van plan zijn om in vervolg op sociologie nog een tweede studie te gaan volgen: het zou u zomaar vijf keer zoveel collegegeld kunnen kosten. Interessant zijn ook de nieuwe plannen van minister Plassterk om de structuur van het onderwijs op ingrijpende wijze te veranderen. In eerste instantie lijkt verandering noodzakelijk, want zoals gezegd, het hoger onderwijs barst uit zijn voegen. Maar ook in een slechte situatie betekent verandering niet altijd verbetering. Hoewel de plannen van de minister nog in de kinderschoenen staan, ben ik bang dat het voornemen om het hoger onderwijs naar Angelsaksisch voorbeeld in te richten alleen maar zal leiden tot heel goed onderwijs voor een kleine groep aan de top. Het overgrote deel van de huidige W.O. stu-
denten zal ondertussen met een nog ernstigere vorm van middelmatigheid te maken krijgen. De voortekenen van deze ontwikkeling zijn reeds herkenbaar en ingezet met de vormgeving van het Honours College dat in februari van start gaat. Ik raad iedere student aan om eens te kijken naar de doel en eindtermen opgenomen in het reglement van het Honours College. Een greep uit de grabbelton van dit alleen voor topstudenten toegankelijke programma: “na het afronden van het Honours College is een student in staat om schriftelijk en mondeling onderzoeksbevindingen te verantwoorden en heeft de student inzet, betrokkenheid en actieve participatie bij zijn studie getoond.” Ik mag toch hopen dat deze kwalificaties voor iedere afgestudeerde RuG student zouden moeten gelden. Op een indirecte manier erkent de universiteit hier haar zwakte. Vroeger was excellentie aan de universiteit vanzelfsprekend, tegenwoordig wordt er gekozen voor een aristocratische insteek: de universiteit binnen de universiteit. Excellentie, niet op basis van een hoger niveau, maar op basis van meer aandacht en contacturen. Napoleon draait zich waarschijnlijk om in zijn graf. Een dergelijke polarisatie van het onderwijs lijkt mij eeuwig zonde van al het onderbenutte potentieel van studenten die misschien niet tot de toplaag behoren, maar wel veel meer kunnen dan dat er op dit moment van ze verwacht wordt. Daarnaast lijkt een voorkeursbehandeling voor de meest intelligente studenten een tegenstrijdige benadering in relatie met de beoogde rendementsverbetering. Waarom zou een universiteit in strijd met haar rendementen er voor kiezen om meer aandacht te schenken aan de studenten die dit het minste nodig hebben? Het antwoord is eigenbelang. Op deze manier houdt de universiteit de doorstroom naar de onderzoeksmaster op peil. Een garantie voor de broodnodige wetenschappelijke output in de vorm van aio’s en wetenschappelijke publicaties. Wetenschappelijke output leidt tot een hogere positie op de wereldranglijsten en een hoge positie op wereldranglijsten leidt tot meer aanzien. Et voila! Excellentie als vangnet voor het steeds lagere niveau van de massa. Ook Karl Marx is inmiddels op zijn buik gaan liggen.
De illusies van de idealist Sociologie is in mijn ogen een voorbeeld van een opleiding onderhevig aan bovenstaande ontwikkelingen. In steeds grotere getale stromen de verse, enthousiaste, leergierige en maatschappelijk geïnteresseerde eerstejaars onze opleiding binnen. Bij het aanzicht van deze studenten moet ik vaak denken aan de
OPINIE
woorden van de gastspreker tijdens mijn introductie. Oud burgemeester van Groningen en inmiddels bijzonder hoogleraar Jacques Wallage: “Velen van jullie hier hebben gekozen voor Sociologie met het doel de wereld te veranderen. Hoewel de ambitie te prijzen valt, ben ik bang dat je deze illusie beter kan laten varen.” Ik denk dat Wallage de nieuwe lichting sociologen alvast wou waarschuwen voor de algemene onveranderlijkheid van de stugge, in instituties vastgeroeste sociale werkelijkheid. Voor mij hebben deze woorden inmiddels een andere lading gekregen. Wanneer een opleiding voornamelijk bestaat uit het mechanisch reproduceren van rijtjes en het leren van methodologische vaardigheden, dan zal je bij het behalen van je diploma inderdaad niet in staat zijn om de wereld te veranderen. Visies verschillen. In de onderwijsvisitaties doet de RuG het immers zo slecht nog niet. Op papier scoren we voldoendes, maar wordt het niet eens tijd dat deze universiteit haar ogen opent voor de realiteit? Ook de tentamens van Bedrijfskunde en Psychologie haal je tegenwoordig na twee dagen stampen uit Joho-klappers en collegesheets. Teaching to the test, een fenomeen dat door bestuurders vrijwel niet opgemerkt wordt, maar door studenten des te meer. Vanuit dat perspectief kun je de slechte rendementen niet helemaal aan de studenten wijten. Studenten, zoals Hester de Bok (SoAP, Juli 2009), gaan naar de universiteit om uitgedaagd te worden. Hun motivatie en verwachtingen worden echter al snel kapotgeslagen. Zij merken dat de dagen waarin inzicht en het vermogen om te kunnen redeneren noodzakelijk waren om een vak te halen, inmiddels tot de verleden tijd behoren. De toekomst kenmerkt zich door targets. Massaproductie, kostenbesparing, rendement; de nieuwe peilers van de fabriek die Reproductie-universiteit Groningen heet.
De kakelende kritikast Mijn ervaring in de medezeggenschap leert dat kritiek je vaak niet in dank wordt afgenomen op deze universiteit. Ik wil daarom benadrukken dat dit artikel niet als (persoonlijke) aanklacht moet worden gezien. Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen en inzet van docenten en bestuurders, maar constateer wel dat dit niet genoeg is om bovenstaande ontwikkelingen een halt toe te roepen. Hoewel de academische rots inmiddels is verworden tot een kiezelsteen, lijken weinigen de erosie van de rendementswind op te merken. De academische gemeenschap verkeert nog in de ontkenningsfase. Gevangen in een statisch systeem dat geen oog heeft voor verandering, maar de kromme waarheid verheerlijkt. Paranoïde van de machteloze, marihuana rokende student, of onwetendheid van de eenzame, opgesloten bestuurder? Een afweging die elke socioloog voor zichzelf zou moeten kunnen maken. Ruimte voor kritiek moet er in ieder geval altijd zijn.
SOCIOLOGISCHE CANON
De Sociologische canon volgens Jan Vis
SoAP vroeg aan medewerkers van de vakgroep sociologie welke titels niet mogen ontbreken in de intellectuele bagage van een afgestudeerde socioloog. Deze SoAP de sociologische canon volgens Jan Vis.
Leon Festinger (1962). A theory of cognitive dissonance, Stanford: Stanford University Press.
Volgens deze theorie schept een inconsistentie tussen overtuigingen, attituden, handelingen en gevoelens een onaangenaam gevoel/situatie die men probeert te reduceren door een of meer zaken te herinterpreteren, zodanig dat ze consistent met elkaar zijn.
De ijzeren wet van de oligarchie: alle organisaties zullen onvermijdelijk een oligarchische tendens vertonen. William Thomas (1928). The child in America: Behavior problems and programs, "ew York: Knopf.
Het Thomas-theorema: If men define situations as real, they are real in their consequences.
Travis Hirschi (1969). Causes of delinquency, Berkeley: University of California Press.
Criminaliteit is het gevolg van zwakke bindingen met de samenleving. Bindingen die ons dierbaar zijn en die we op het spel willen zetten om wettelijke regels te overtreden, voorkomen criminaliteit. Elihu Katz & Paul Lazarsfeld (1955). Personal influence: the part played by people in the flow of masscommunications, Glencoe: Free Press.
De theorie van de zogeheten two-step flow of communication. Reacties van mediaboodschappen zijn afhankelijk van de sociale context en persoonlijke factoren. De media beïnvloeden het publiek via een tussenstap: de opinieleider(s).
Abraham Maslow (1954). Motivation and personality, "ew York: Harper and Row.
Uitgaande van een behoeftepiramide is de gedachte dat wanneer aan een behoefte op een bepaald niveau is voldaan, men een volgend hoger niveau betreedt.
Robert K. Merton (1949). Social theory and social structure: toward the codification of theory and research, Glencoe: The Free Press.
Twee theorieën zijn hier te noemen: de selffulfilling prophecy en de theorie van het deviant gedrag.
Robert Michels (1911). Zur Soziologie des Parteiwesens in der modernen Demokratie: Untersuchungen über die oligarchischen Tendenzen des Gruppenlebens, Leipzig: Klinkhardt.
SOAP | NOVEMBER 2009
31