jaargang 41, nr. 4, november 2010
soaP Sociologisch Antropologisch Periodiek sinds 1970
PeRiodiek
vakGRoeP socioloGie RijksuniveRsiteit GRoninGen
In dit nummer onder meer: Interviews met Jan Kornelis Dijkstra, de ongeschreven regels in de formatie en actieve donorregistratie
Redactioneel: SoAP 2010-2011 Het jaar is weer begonnen! Met alles wat daarbij hoort: een nieuw kabinet, colleges, zware tassen vol nieuw studiemateriaal, een flinke dosis tentamenstress en boven alles het verschrikkelijke besef dat de zomer nu toch écht voorbij is (voor degenen onder u die u die net als ik elk jaar lijden onder een ernstige winterdip: leer van pagina 19). Gelukkig brengt het nieuwe jaar ook veel positiefs met zich mee, met name in de vorm van een enthousiaste SoAP-redactie die, ondanks alle het-jaar-is-weer-begonnen turbulentie, keihard heeft gewerkt aan hetgeen nu voor u ligt. We hebben deze zomer afscheid genomen van een aantal redacteurs die afstudeerden of het te druk kregen met andere zaken (SoAP-redacteurs komen wel eens terecht in het bestuur van de studievereniging of de universiteitsraad, wat maar weer aangeeft met wat voor talent we hier werken). Ook hoofdredacteur Mart Duitemeijer vertrok richting Boston en Brazilië. Afscheid is nooit leuk, maar het verdriet was snel verwerkt toen duidelijk werd dat we een sterke groep overhielden die ook nog aangevuld werd met zes nieuwe talenten. Tijdens de eerste vergadering bleek al dat er veel nieuwe ideeën waren voor het komende jaar. Zo gaan we een aantal nieuwe rubrieken proberen en willen we meer ingezonden stukken en reacties op artikelen plaatsen (schroom dus niet en mail: soap_groningen@hotmail.com). Met een redactie van bachelorstudenten uit alle jaren, master- én schakelstudenten heb ik er erg veel zin in. Terwijl de zon buiten mijn raam ineens plaatsmaakt voor een heftige hagelbui denk ik: het wordt een mooi SoAP-jaar!
inhoud
vakGRoeP
4 Thuis bij Jan Kornelis Dijstra 6 Als ik later groot ben... 7 Nieuws van de faculteitsraad 8 Analyse van het model van Stokman 9 College evaluatie: pro-sociaal gedrag 10 Interessante scriptie 11 Afgestudeerden 32 Achterkant
sociëtas
Anna Herngreen,
Colofon SoAP (Sociologisch Antropologisch Periodiek) Jaargang 41, nummer 4, november 2010 Drukwerk: Copysystems Verzending: Rijksuniversiteit Groningen Redactie: Dieko Bakker, Marjan Faber, Wendy Hofstee, Eric Wams, Daan Bloem, Michiel Zwijnenburg, Hannah Achterbosch, Vanessa Codrington, Ronald Kielman, Joringel den Hoedt, Marloes Kingma, Rixt Zuidema, Marieke Adema, Annelijn Remmelink, Edwin Slijkhuis, Leoni van Schaick, Tialda de Vries, Lisa Sipma, Anna Herngreen Lay-out: Marloes Kingma Contact: SoAP_Groningen@hotmail.com Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen
2
soAP | November 2010
In dit katern krijgt studievereniging Sociëtas de ruimte om haar nieuws te presenteren. Nieuws van Sociëtas 12 - 13
MaatschaPPij & Politiek
14 De Roma 16 Toenemende ADHD-diagnose 17 Sociologie in de Media 18 Spraakmakend op het web 19 Herfstcolumn 20 De ongeschreven regels bij de formatie 21 Mijnwerkers in Chili 22 Couch surfing
oPinie
24 Twistpunt: Donorschap 26 Sociale waardering in sport 27 Sociologische canon: RenĂŠ Veenstra 28 Verslag Freek de Jonge 29 Stelling gemengde scholen 30 Beroepsethiek in de media
oveRiG Redactioneel 2 Colofon 2 Inhoudsopgave 2 Advertentie 23 Promotiepagina 31
soAP | November 2010
3
vakGRoeP thuis
bij:
jan koRnelis dijkstRa
Hij stapelde, tuinierde en overwon… Het succes van Jan Kornelis Dijkstra in zijn werk en privéleven Jan Kornelis Dijkstra heeft met zijn onderzoekvoorstel de Veni Grant binnen gehaald. Benieuwd naar de precieze inhoud van het onderzoek (Belonging and Status in Peer Networks as Crucial Factors for Understanding Peer Influence Processes in the Realm of Adolescent Risk Behavior) en zijn huis wilden wij hem graag een paar vragen stellen. Ondanks zijn volle agenda had hij nog wel tijd om het geweldige nieuws met ons te bespreken, uiteraard in zijn veelbesproken hofje.
Tialda de Vries & Anna Herngreen Wat houdt het krijgen van de Veni Grant in? Veni, vidi, vici. Ik kwam, ik zag, ik overwon. Veni is een subsidie bedoeld voor jonge onderzoekers om door te gaan met het onderzoek waar ze mee bezig zijn. Ik krijg 250.000 euro subsidie voor mijn eigen onderzoek. De Veni Grant is persoonsgebonden; als ik het onderzoek ergens anders had willen doen had ik de subsidie mee kunnen nemen. Niet dat ik dat wil. Hiernaast hebben we (René Veenstra en Jan Kornelis Dijkstra – red.) subsidie gekregen voor twee promotieplekken in het kader van het onderzoeksprogramma Jeugd en gezin. Een promotieplek in Groningen, waar per half oktober een nieuwe AIO op zit, en een promotieplek in Utrecht. We schuiven het geld van de AIO plekken op één hoop met het geld dat ik voor het onderzoekvoorstel heb gekregen. Daarmee willen we een nieuwe studie opstarten. Waarom heb jij de Veni Grant gekregen? De organisatie, het NWO (Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek), kijkt vooral naar wat de kandidaat al heeft gedaan en wat hij heeft gepubliceerd. Ze kijken natuurlijk ook naar het voorstel. Het is een combinatie van wat die persoon op onderzoeksgebied heeft gedaan: heeft hij al wat gepubliceerd, is hij internationaal actief, is het een interessant voorstel en brengt het onderzoek de wetenschap weer een stapje verder? Moet je je nog aan bepaalde regels houden met betrekking tot de Veni Grant? De aanvraag voor een Veni Grant moet binnen drie jaar na je promotie worden ingediend en je moet nog een jonge onderzoeker
‘‘Het is niet alleen een persoonlijke verdienste, maar ook voor de mensen die er betrokken bij zijn’’ 4
soAP | November 2010
zijn. De Vidi Grant is acht ton, voor iemand die al wat verder in zijn carrière is. Recentelijk heeft Melinda Mills deze subsidie binnengehaald. Een hele grote prestatie. De Vici is voor anderhalf miljoen tot 2,2 miljoen en als je dat krijgt kun je echt een nieuwe onderzoekslijn opzetten. Wat houdt jouw onderzoek precies in? In deze studie willen we gaan kijken naar invloedsprocessen van jongeren ten aanzien van risicogedrag. We zijn vooral geïnteresseerd in hoe die invloedsprocessen precies verlopen om te weten welke jongeren elkaar beïnvloeden met risicogedrag, zoals roken, drinken, drugs enzovoort. We weten dat jongeren hun gedrag aanpassen aan vrienden en mensen met wie ze omgaan in hun netwerk, maar we weten eigenlijk niet waarom ze dat doen en wie dat vooral doen. Waar we vooral in geïnteresseerd zijn is: wie zijn kwetsbaar, wie zijn de jongeren die makkelijk worden beïnvloed en wie gelden als rolmodel? Wie beïnvloedt nou wie in dat netwerk? We weten eigenlijk niet zo goed hoe die processen verlopen. Daarom willen we een nieuwe dataverzameling opstarten waarbij jongeren in de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs worden ondervraagd. We willen kijken met wie ze omgaan, wat het netwerk is van die jongeren en hoe dat netwerk verandert over een tijd. We kijken naar de veranderingen in gedrag en hoe die twee met elkaar samenhangen. De jongeren worden over een periode van anderhalf jaar of langer meerdere malen ondervraagd. Dit doen we zodat we heel specifiek weten hoe een netwerk op een school eruit ziet. Is het voor het eerst dat je zelf de data gaat verzamelen voor een onderzoek? Mijn proefschrift is gebaseerd op de gegevens van TRAILS, toen heb ik ook wel data verzameld op scholen, maar dat was maar één keer. We willen nu zien hoe netwerken veranderen. Het doel is om daarmee netwerkanalyse te doen. We maken dan vooral gebruik van het programma Siena. Dat is een statistisch programma om netwerken te analyseren over tijd. Het leuke en unieke aan het onderzoek is dat je met die Siena-methode heel goed invloedsprocessen in kaart kan brengen. Eerdere methodes hadden allemaal haken en ogen. Wat wil je bereiken met het onderzoek? Uiteindelijk is het wel de bedoeling dat het input oplevert voor bijvoorbeeld interventies. We verwachten wel dat jongeren met een hoge status de jongeren zijn die invloedrijk zijn, maar we weten niet of dat echt zo is. Als blijkt dat het wel zo is, kan je daar interventies aan koppelen. Als jongeren met een hoge
status de norm zetten in de klas kun je proberen het gedrag van die populaire jongeren te veranderen, en daarmee ook het gedrag van de rest van de groep. Je bent al een aantal jaren met het onderzoek naar dit onderwerp bezig, ontdek je nog nieuwe dingen? Mijn onderzoek richt zich inderdaad op jongeren en de rol van status in betrokkenheid in antisociaal gedrag. Ik wil me nu echter meer richten op risicogedrag, dus ook alcohol, roken, drugs, en invloedsprocessen. Dus het bouwt mooi voort op mijn eerder onderzoek. Al die onderzoeken tezamen vormen een mooi puzzel die ons steeds verder helpt om de ontwikkeling van jongeren te begrijpen. Dus we blijven nieuwe bevindingen krijgen die tevens weer nieuwe vragen oproepen. Wat betekent het krijgen van de Veni Grant voor je? Als je kijkt naar de competitie vind ik het voor mezelf een enorme eer dat ik die Veni Grant heb binnen gehaald. Het is een heftige competitie. Er waren 275 aanvragen en in de eerste ronde zijn er ongeveer 225 afgevallen. Van de overgebleven 50 heeft ongeveer de helft de Veni Grant gekregen. Dat is iets meer dan 10% van de mensen die een aanvraag indienen. Het is ook mooi voor onze onderzoekslijn dat ik de Veni Grant gekregen heb. René Veenstra en Siegwart Lindenberg hebben ook meegedacht aan het uitwerken van het voorstel. Het is niet alleen een persoonlijke verdienste, maar ook voor de mensen die er betrokken bij zijn. Het geeft wel een mooie boost aan ons werk.
vakGRoeP
‘‘Het geeft een mooie boost aan je werk’’ Het betekent alleen wel dat ik de komende tijd minder onderwijs zal geven. Dat is aan de ene kant jammer, maar het is de bedoeling dat ik nu 80% van mijn aanstelling op de faculteit aan het onderzoek ga besteden. Na deze vragen over het recente professionele hoogtepunt van Jan Kornelis wordt het tijd voor wat persoonlijker kwesties. Hij is een bekend figuur in de vakgroep, maar hoe is hij daar nou eigenlijk terechtgekomen? En dan is er natuurlijk nog één van zijn favoriete onderwerpen: Het Hofje. Hoe ben je hier bij sociologie terechtgekomen? Ik ben een klassieke stapelaar. Ik ben begonnen op MAVO, toen HAVO, toen HBO. Ik heb eerst de lerarenopleiding maatschappijleer gedaan. In het kader daarvan heb ik een jaar stage gelopen als leraar in opleiding, dat was in het vierde jaar. Ik vond het lesgeven op zich heel leuk, maar ik merkte wel dat ik maatschappijleer had gekozen om de inhoud. Toen dacht ik: “Als ik nu stop en ik ga de arbeidsmarkt op word ik gewoon leraar.” En daar is niks mis mee, maar mijn interesse lag vooral bij de inhoud en ik wilde een studie volgen die daar meer op in ging. Daarom ben ik sociologie gaan doen. En hoe is het toen verder gegaan? De studie ging eigenlijk heel goed en toen werd me gevraagd: “ Je zou ook AIO kunnen worden en solliciteren naar een functie.” Zo ben ik via het schakelprogramma hier terechtgekomen, als een echte stapelaar.
Vlakbij het UMCG ligt een prachtig hofje. Zodra je onder de poort door loopt valt het geluid van de stad direct weg en sta je opeens in het groen (wat, zoals later blijkt, vooral zo mooi groen is dankzij het noodweer afgelopen zomer). Welkom in het, vooral door hem, veelbesproken hofje van Jan Kornelis Dijkstra. Je vertelt veel over het hofje waar je woont in jouw colleges. Waarom is dat? Ik geef het vak PSO (primaire sociale orde red.) en dan heb je het altijd over het publieke domein, het privé domein en, daartussenin, het parochiaal domein. Dat is het domein waar je niet met allemaal onbekenden bent, maar ook niet met hele goede bekenden, zoals het privé domein. Het zit er een beetje tussenin. In buurten heb je dat, en het hofje is ook zo'n parochiaal domein. Het is een plek waar een gevoel van saamhorigheid is. We zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de binnentuin en ook het feit dat je fysiek op zo'n manier woont, maakt dat je een gevoel van verbondenheid hebt. Het is een plek waar wederkerigheidsrelaties makkelijk ontstaan. Iedereen heeft wel een sleutel van een ander zijn of haar huis in het hofje. Je zou zo een netwerk kunnen tekenen op basis van wie elkaars sleutels hebben als back-up. Daarom is het een goed voorbeeld voor in de colleges. Wat denk je dat jouw status is in het hofje? (Lacht) Nou, die is wel hoog. Ik ben namelijk voorzitter van de stichting hier. Geintje. Je trekt natuurlijk naar bepaalde mensen meer toe dan naar anderen. Nou vind ik wel dat wij, mijn vrouw en ik (Jan Kornelis is sinds afgelopen zomer gelukkig getrouwd), vrij actief zijn in de tuin. Dat is wel iets waaraan je een bepaalde status kunt ontlenen. Ik denk dat de medebewoners ons wel leuke mensen vinden. Wat is de geschiedenis van het hofje? Het is van 1903. Het is gebouwd als pensioensvoorziening voor typografen. Daarom heet het ook het typografen-gasthuis. Als die mensen met pensioen gingen konden ze hier gaan wonen. Rond 1972 is het in de verkoop gegaan. Gaandeweg is het helemaal veranderd, iedereen heeft wel wat zitten knutselen in zijn huis.
In huize Dijkstra wordt er weinig gebruik gemaakt van dit (mini) medium
Hoe ben je hier terechtgekomen dan? Mijn vrouw en ik woonden eerst in de Moesstraat in een klein appartementje op de zolder. Het was echt heel klein, eigenlijk maar geschikt voor één persoon. Het ging op zich prima, dat was het probleem niet, maar op een gegeven moment moesten we het huis uit. We zijn toen op zoek gegaan en in dit hofje terechtgekomen. Er stonden hier zelfs twee huizen vrij, dus we konden ook nog kiezen. We waren eigenlijk al gelijk ver-
kocht toen we binnen kwamen. Als je door die poort gaat wordt het meteen stil. Tijdens de zomer is het net een soort camping: er zitten overal mensen buiten, er worden barbecues geregeld, de kinderen vliegen hier rond. Er is echter niet de verplichting om mee te doen. Mensen die ervoor kiezen om niet actief te participeren worden niet met de nek aangekeken. Het is heel vrij. Hoe lang wonen jullie hier? Sinds 2007, in het jaar dat ik ben gepromoveerd. Toen we het kochten was het nog helemaal in de oude staat, we hebben het ondertussen wel aangepast. Er zat eerst nog een oude ladder in met een gewicht eraan die je omhoog kon doen zodat je door de gang kon lopen. Echt zo'n antieke oude trap. We hebben dus behoorlijk zitten klussen,
maar het resultaat is mooi geworden! Ik zie een FC Groningen petje hangen? Ja, daar ben ik fan van. Als Fries. De eerstvolgende competitiewedstrijd is tegen Heerenveen! Ik ga altijd samen met mijn schoonvader naar FC Groningen. We staan aan de Z-side. Dus ik ben nu helemaal into Groningen. We kijken nog even rond en vragen Jan Kornelis of er nog één ding extra bijzonder is aan het huis. Als hij hierop antwoordt dat het huis als zodanig al erg bijzonder is kunnen we dit alleen maar met hem eens zijn.
‘‘Ik ben een klassieke stapelaar. Ik ben begonnen op MAVO, toen HAVO, toen HBO’’
soAP | November 2010
5
vakGRoeP als
ik lateR GRoot ben...
Saskia Dekkers Docent onderzoeker aan de politieacademie Deze keer in ‘Als ik later groot ben…’ weer een nieuwe interessante socioloog. De beurt is nu aan Saskia Dekkers. Zij groeide op in Oudenbosch in Noord-Brabant waar zij 17 jaar gewoond heeft en toen besloot om in september 1998 sociologie te gaan studeren in Groningen. In het tweede jaar van haar studie wist ze dat ze de kant van de criminologie op wilde. Na haar afstuderen nam ze een baan als onderzoeker aan, en de afgelopen twee jaar werkt ze als docent onderzoeker aan de politieacademie in Apeldoorn.
Lisa Sipma Heb je altijd al sociologie willen studeren? Nou eigenlijk niet, vanaf 4 VWO wilde ik communicatiewetenschappen studeren en ik was ook al naar veel voorlichtingen geweest. In 6 VWO wilde ik wel wat vergelijkingsmateriaal en besloot ik om naar een voorlichting van de studie sociologie te gaan. Hoewel ik nog steeds van plan was communicatiewetenschappen te studeren, zat ik bij de voorlichting en dacht ik ‘Dit is het!’. Op dat moment had ik nog niet veel verwachtingen van wat sociologie mij moest brengen, maar ik wist in ieder geval dat het sociale deel mij aantrok en toen heb ik besloten om sociologie te gaan studeren in Groningen. Wanneer wist je welke kant je op wilde met sociologie? Dat was in het tweede jaar toen ik keuzevakken mocht kiezen en criminologie bij René Veenstra ging volgen. Tijdens de studie had ik de hele tijd het idee dat ik de juiste studiekeuze had gemaakt, maar als er toen een aparte studie voor criminologie was geweest was ik wel geswitcht. Nu zijn er veel meer mogelijkheden om de kant van de criminologie op te gaan binnen sociologie. Wat was je indruk van de studie sociologie en de studenten? Toen ik begon met studeren waren er 30 eerstejaars inclusief de schakelaars. Dit gaf een hele andere sfeer dan bijvoorbeeld bij een rechtenstudie. Ik had het idee dat de studenten vooral sociale, linkse en gezellige mensen waren. Het was een verzameling van mensen die weten dat ze de sociale kant op willen, maar toch niet weten wat ze in de toekomst willen. Doordat we met zo’n kleine groep waren kenden we de docenten persoonlijk en zij ons. Dit maakte de studenten wel één van de leukste dingen aan sociologie. De sfeer was erg gemoedelijk en we hadden veel steun aan elkaar. Het was dan ook vaste prik om op vrijdagmiddag om 17:00 uur naar
6
soAP | November 2010
‘De minnaar’ te gaan. Laatst heb ik een gastcollege gegeven in Groningen en toen ben ik daar met een oud-medestudent weer heen geweest. Dat bracht wel weer herinneringen naar boven. Hoe is de studie verder verlopen? Vrij goed, ik ben erg jong begonnen aan sociologie, ik was namelijk net achttien. Het leek me erg leuk om voor mijn 21e klaar te zijn. Tijdens de studie heb ik maar één hertentamen hoeven doen, dus dat liep voorspoedig. Ik heb altijd keuzes gemaakt richting criminologie en de vakken die ik het leukst vond waren dan ook criminologie 1, 2 en 3. Hierbij speelde René Veenstra altijd een grote rol in het begeleiden in het kiezen van vakkenpakketten en het afstuderen. Uiteraard heb ik als afstudeerrichting criminologie gekozen en op het moment van afstuderen zat ik in NieuwZeeland. Er werd mij aangeraden om voor de zomer afgestudeerd te zijn omdat ze daarna mijn stageplek aan iemand anders moesten geven. Op 27 juni 2002 had ik mijn eindgesprek aan de telefoon en was ik officieel afgestudeerd. Dit was 5 uur voordat ik 21 jaar oud zou worden, dus dat doel was bereikt! Dus afgestudeerd in de sociologie, en toen? Tijdens de studie kwam ik erachter dat het allemaal toch wel erg theoretisch ingesteld was en dat ik geen idee had van wat ik er eigenlijk mee kon. Toen heb ik besloten om zeven maanden rond te reizen en ik dacht ‘dan zie ik het wel’.
‘‘Ik zat bij de sociologie voorlichting en ik dacht ‘Dit is het!’’ Toen ik terug kwam was de arbeidsmarkt erg krap en was het moeilijk om aan een baan te komen. In die tijd heb ik veel gesolliciteerd en dan vooral op banen richting de criminologie. Uiteindelijk werd ik aangenomen bij Regioplan Beleidsonderzoek in Amsterdam. Hier was ik een junior onderzoeker en deed ik veel van de onderzoeken zelf. Hierbij kun je aan alles denken zoals enquêtes afnemen, methodeparagrafen schrijven en de conclusies rapporteren. Dit heb ik drie jaar gedaan en toen werd ik aangesteld als senior onderzoeker in de rol van projectleider waarbij ik de onderzoeksopzetten schreef die een andere onderzoeker dan uitvoerde. Het leuke aan onderzoek doen vind ik dat je zelf bij alles betrokken bent.
Heb je ooit nagedacht over verder studeren? Toen ik afgestudeerd en op reis geweest was, had ik weinig werkervaring en was het moeilijk om een baan te vinden. Op dat moment is promoveren wel in me op gekomen, maar dat was meer omdat ik niets anders kon vinden. Om eerlijk te zijn heeft het mij nooit aangetrokken om vier jaar lang met één klein stukje bezig te zijn. Voor de rest heb ik vorig jaar mijn Pedagogisch Didactische Aantekening gehaald wat betekent dat ik les mag geven. Op dit moment ben ik in voorbereiding om in januari te starten met een opleiding Coaching en Counselling. Wat wil je dan doen met deze extra studies? Op dit moment werk ik al anderhalf jaar als docent onderzoeker bij de politieacademie in Apeldoorn. Ik ben niet bezig met onderzoek zelf, maar geef les in onderzoeksmethodologie aan rechercheurs. Hierbij zijn verschillende vormen van contact, zo geef ik classicaal les, maar heb ik ook individuele gesprekken met de rechercheurs. Vooral dit laatste vind ik erg leuk, vandaar dat ik nog een opleiding ga volgen om coach te worden. Nu werk ik fulltime, maar het liefst zou ik vier dagen in de week gaan werken en één dag besteden aan coachgesprekken. Het persoonlijk begeleiden van mensen trekt me toch erg aan, vandaar dat ik in januari start met de opleiding Coaching en Counselling. Ik hoop dat dit mij helpt om meer inzicht te krijgen in hoe een coach werkt en hoe ik mensen het beste kan begeleiden.
vakGRoeP
de Naast docent ben ik ook coördinator van één van de vijf kernopgaven die binnen de leergang recherchekunde van de politieacademie bestaan. Dit houdt in dat ik veel contacten onderhoud met gastdocenten en dat ik inhoudelijke veranderingen kan doorvoeren in de vakken. Waarom ben je weggegaan bij Regioplan? Bij Regioplan heb ik een erg goede en leuke tijd gehad, maar na zes jaar was het tijd voor wat nieuws. Als docent heb ik het nu ontzettend naar mijn zin en ik geef ook graag gastcolleges. Zo heb ik er nog één gegeven afgelopen september op deze faculteit aan derdejaars. Het onderwerp was uiteraard criminologisch. Wat gebruik je in je huidige baan van de geleerde vaardigheden bij sociologie? Vooral onderzoeksmethodologie gebruik ik nog veel. Dat heeft een goede basis gelegd voor wat je later tegenkomt in het onderzoek. Verder denk ik eigenlijk niet dat het er veel toe doet of je sociologie doet of een andere universitaire studie. De manier van denken die je wordt aangeleerd op de universiteit is veel belangrijker. Er wordt je geleerd om abstract en vooral kritisch na te denken. Deze vaardigheden komen in de toekomst altijd van pas. Je hebt een leuke tijd gehad in Groningen maar toch ben je weggegaan, waarom? Omdat ik moeite had met het vinden van een baan na mijn reis ben ik mijn zoekveld gaan verbreden en ben ik terecht gekomen in Amsterdam. Hoewel dit een mooie stad is, is het toch te groot en te massaal en wemelt het er van de toeristen. Toen heb ik me gevestigd
‘‘Om 17:00 uur zaten we op vrijdagmiddag standaard in De Minnaar.’’ in Utrecht waar ik nu nog steeds woon. Ik ben er eigenlijk per toeval komen wonen, maar ik vind het een geweldige stad. Het lijkt wel wat op Groningen, maar dan groter. Wat zijn je verdere toekomstplannen? Ik zit nu goed op mijn plek op de politieacademie en wil er de komende tijd ook nog niet weg. Echte ambities om verder te zoeken heb ik op dit moment niet omdat ik het nu naar mijn zin heb. In de toekomst wil ik in ieder geval in het rechercheurvak blijven en wat daarna komt dat zien we dan wel weer.
faculteitsRaad
Bericht van de faculteitsraad In mei zijn de faculteitsraadverkiezingen geweest en hebben jullie je stem uit kunnen brengen. In totaal hebben 1528 studenten gestemd. Ditmaal was het spannender dan ooit: sinds dit jaar bestaat de studentengeleding van de FR GMW namelijk uit twee studentenfracties, PSB en SVGMW. Jullie stemmen hebben de zetelverdeling van de studentengeleding bepaald en er drie aan PSB en zes aan SVGMW gegeven. Wat kun je verwachten van deze partijen dit jaar? Hieronder zullen de partijen en nieuwe leden van de faculteitsraad zich voorstellen. PSB staat voor Partij Student Belangen en dat geeft eigenlijk al aan wat wij dit jaar gaan doen, opkomen voor jullie belangen! Zo zien wij graag een oplossing voor het ruimtegebrek en gaan we de BSA-regelgeving scherp in de gaten houden. Ook gaan we proberen meer fietsenstallingen te regelen rondom de gebouwen, zodat je ook bij Sociologie en Pedagogiek je fiets gemakkelijk(er) kwijt kan. Inge Hulshof (22): “Ik ben masterstudent psychologie, fractievoorzitter van PSB en contactpersoon bij sociologie. Door een goede samenwerking tussen alle medezeggenschapsorganen hoop ik met z'n allen de faculteit een stukje mooier te kunnen maken.” Judith Volker (24): “Ik ben derdejaars student onderwijskunde en ik zit namens PSB in de faculteitsraad 2010-2011. Graag zou ik samen met mijn andere partijgenoten er dit jaar voor willen zorgen dat studenten beter op de hoogte zijn van medezeggenschap binnen de faculteit.'
wij ons inzetten voor betere integratie van internationale studenten en en een betere toegankelijkheid van studie in het buitenland. Julia Schlegelmilch (21): “Ik ben 3e jaars psychologiestudente en fractievoorzitter van SVGMW. Ik wil graag de kwaliteit van onderwijs verbeteren en de FR bekender maken.“ Mireya Harmsen (21): “Als 4e jaars psychologiestudente zit ik voor SVGMW in de Faculteitsraad. Ik ga mij hier vooral richten op het verbeteren van het onderwijs en toezien op een goede uitvoer van de BSA.” Anna Strijbosch (20): “Ik ben 3e jaars sociologiestudente en ik zit namens SVGMW in de faculteitsraad. Dit jaar ben ik contactpersoon sociologie en zal ik me richten op het verbeteren van de communicatie tussen medezeggenschapsorganen.” Nelly Rahmede (23): “Ik zit in mijn tweede jaar van psychologie en ben een internationale studente. Dit jaar wil ik de integratie tussen Nederlandse en internationale studenten op onze faculteit verbeteren.” Laura Bunt (22): “Ik ben tweedejaars studente psychologie en ik ben contactpersoon psychologie van SVGMW. Via de faculteitsraad wil ik het contact tussen de medezeggenschapsorganen verbeteren." Janine Neick (21): “Ik zit in mijn tweede jaar van de Engelstalige bachelor psychologie en ga dit jaar aan de slag voor de verbetering van de integratie tussen Nederlandse en internationale studenten en een betere toegankelijkheid van onderwijsmogelijkheden. ”
Anne van Loenhout (22): “Ik zit op dit moment in de klinische master van psychologie. Daarnaast zit ik dit jaar in de faculteitsraad voor de partij PSB, waarbij ik me vooral zal gaan richten op internationalisering.” SVGMW staat voor ‘Studenten Voor GMW’, wij gaan ons inzetten voor een betere faculteit. Als opvolgers van de oude studentengeleding gaan wij de links naar rechts: Judith Volker, Anna Strijbosch, Mireya invoering van het BSA Harmsen, Laura Bunt, Nelly Rahmede, Anne van kritisch bekijken en de Loenhout, Janine Neick, Julia Schlegelmilch, Inge kwaliteit van onderwijs aanpakHulshof ken, bijvoorbeeld of er voldoende studiebegeleiding en feedback is. Verder zullen
soAP | November 2010
7
vakGRoeP analyse
van het Model van
stokMan
Het model versus werkelijkheid In SoAP van juli 2010 verscheen een interview met Frans Stokman, hoogleraar aan onze faculteit. Hij vertelt hierin dat hij een model heeft ontwikkeld dat de uitkomsten van besluitvormingsprocessen kan voorspellen. Dit model heeft hij gebruikt om de regeringscoalitie te voorspellen. De coalitie is inmiddels bekend: de VVD zal samen met het CDA een minderheidskabinet gaan vormen, met gedoogsteun van de PVV. Dit strookt echter niet met de voorspelling van Stokman, een centrum kabinet van CDA, PvdA en VVD. Ik vraag me af hoe het komt dat het model ditmaal niet in staat is geweest de juiste coalitie te voorspellen. Ik ben dus in de rapporten van Stokman gedoken om het model en de resultaten te analyseren.
Marloes Kingma De voorspellingen van Stokman, Dijkstra en van Oosten zijn gedaan aan de hand van een model dat opgesteld is uit twaalf onderhandelingspunten, namelijk: hypotheekrenteaftrek, AOW-leeftijd, zorg, veiligheid, vreemdelingenbeleid, duurzaamheid, drugs, ontslagrecht, kilometerheffing, financieringstekort, belastingen en ontwikkelingshulp. Voor al deze twaalf punten zijn de standpunten van de verschillende politieke partijen aangegeven op een schaal van 0 tot 100. Wanneer twee partijen dicht bij elkaar liggende standpunten over een issue hebben, zal hun score op de schaal ook dicht bij elkaar liggen. Ook werd een score toegekend aan hoe belangrijk het voor een bepaalde partij is om op het betreffende issue een uitkomst te krijgen die dicht bij haar standpunt ligt. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat de partij weliswaar een standpunt op een issue inneemt, maar het niet van groot belang acht dat de uitkomst ook dicht bij hun standpunt ligt. Op een ander issue kan dat juist wel van belang zijn voor de betreffende partij en zo kan ruil ontstaan op de verschillende issues tussen partijen. Een voorbeeld: voor partij A is issue 1 zeer belangrijk, de partij heeft hierover een standpunt en vindt het van zeer groot belang dat de uitkomst dicht bij dit standpunt ligt. Voor partij B is issue 1 niet zo belangrijk, issue 2 is veel belangrijker voor hen. Voor partij A is issue 2 juist niet zo belangrijk. Partij A en B kunnen nu ruilen, dat wil zeggen partij B gaat dichter bij het standpunt van partij A op issue 1 zitten en andersom. De macht van een partij in dit ruilproces wordt bepaald door het aantal zetels van deze partij, dus het aantal zetels wat zij op de verkiezingen van 9 juni gekregen hebben.
8
soAP | November 2010
Aan de hand van de verschillende gegevens en scores zoals boven beschreven hebben Stokman en zijn team een onderhandelingsmodel gemaakt. Dit model geeft voor elke mogelijke coalitie aan hoe aantrekkelijk deze coalitie zou zijn voor alle politieke partijen. Hieruit volgt logischerwijs dat voor hoe meer partijen de coalitie aantrekkelijk is, des te waarschijnlijker het zal zijn dat de coalitie daadwerkelijk gevormd wordt. Voorspellingen en uitkomsten Nu het model uitgelegd is, kan gekeken worden naar de voorspellingen die aan de hand van het model gemaakt zijn. In het rapport dat een aantal dagen na de verkiezingen verschenen is wordt de algemene voorspelling gedaan dat een centrum coalitie van CDA, VVD en PvdA voor de meeste partijen het meest aantrekkelijk is en dus het meest waarschijnlijk is. Ook werd voorspeld dat eerst het rechtse kabinet (VVD, CDA en PVV) zou worden onderzocht en vervolgens Paars Plus (PvdA, D66, GroenLinks en VVD). Deze voorspelling is uitgekomen. Rutte voerde eerst verkennende gesprekken met Verhagen (CDA) en Wilders (PVV) maar deze werden al snel gestaakt. Daarna kwamen er gesprekken tussen Pechtold (D66), Halsema (Groenlinks), Cohen (PvdA) en Rutte (VVD) maar ook deze liepen op niets uit. De voorspellingen wezen nu op onderhandelingen voor een centrum coalitie, deze kwamen er echter niet. Rutte ging terug naar onderhandelingen over een rechts kabinet, waar uit eindelijk uit kwam dat de VVD samen met het CDA een minderheidskabinet zou vormen, met gedoogsteun van de PVV.
Maxime Verhagen werd dus niet voor niets bejubeld, hij heeft zijn positie perfect uitgebuit. De beste onderhandelaar Na het oorspronkelijke rapport van Stokman en zijn team verschenen vier addenda. In het vierde addendum is er een evaluatie gedaan van de onderhandelingen en is geanalyseerd welke partij het best onderhandeld heeft en dus op de meeste punten gewonnen heeft. Dit is een interessant vraagstuk, vooral omdat het CDA in de media zo geprezen worden voor haar sterke onderhandelingstactiek. Uit de analyses van Stokman blijkt dat de VVD veruit het beste uit de onderhandelingen is gekomen: op maar liefst zeven van de twaalf punten hebben zij gewonnen. Toch heeft het
CDA het eigenlijk beter gedaan: op basis van het aantal zetels dat de partij behaald heeft zijn de resultaten van het CDA beter dan die van de VVD. Maxime Verhagen werd dus niet voor niets bejubeld, hij heeft zijn positie perfect uitgebuit. Redenen voor mislukte voorspellingen Het rapport van Stokman en zijn team zat er niet ver naast, ondanks dat de voorspelling over de uiteindelijke coalitie verkeerd bleek te zijn. Op veel issues hebben de heren gelijk gehad en zijn de onderhandelingen gestruikeld over de punten die zij aangegeven hebben. De reden dat de kernvoorspelling ernaast zat ligt volgens mij aan verschillende factoren. Ten eerste heeft het model de mogelijkheid van een minderheidskabinet van VVD en CDA wel meegenomen maar niet de mogelijkheid van een dergelijk minderheidskabinet met gedoogsteun van de VVD. Deze constructie had dus nooit als voorspelling uit het model kunnen komen. Een tweede tekortkoming is dat het model geen rekening houdt met sociale omstandigheden. Het CDA heeft bij de verkiezingen een gigantisch verlies geleden: ze zijn van 41 naar 21 zetels gegaan. De ondertussen welbekende leus 'ons past bescheidenheid' is van belang geweest in de onderhandelingen. Het CDA is zeer terughoudend geweest terwijl de PVV aangaf zeer graag te willen regeren. Dit soort houdingen die partijen en lijsttrekkers innemen hebben grote invloed op de uitkomst van de coalitie. Het model kan hier onmogelijk rekening mee houden. Als laatste beargumenteert Stokman dat ook zonder uitruil van standpunten op verschillende issues toch overeenstemming bereikt kan worden. Dit gebeurt wanneer het mislukken van de onderhandelingen als een te groot verlies wordt gezien. Bij de onderhandelingen tussen PVV, CDA en VVD over het minderheidskabinet met gedoogsteun was dit het geval, er waren al verschillende onderhandelingen mislukt en Mark Rutte stond onder grote druk, zowel vanuit zijn eigen partij als vanuit de maatschappij. Ondanks enkele missers van het model van Stokman, Dijkstra en van Oosten ben ik toch zeer benieuwd naar de volgende verkiezingen en de voorspellingen die er dan zullen volgen: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Het gehele rapport en de vier addenda zijn terug te lezen op: http://www.rug.nl/soc/nieuws/nieuwsFacultai rSoc/coalitieakkoorden)
vakGRoeP colleGe-evaluatie
Prosociaal gedrag Geen colleges over braaf burgerschap Wat hebben stakingsgroepen, humanitaire hulporganisaties en filantropen met elkaar gemeen? Eh nee, dit artikel gaat gelukkig niet over linkse hobby’s. De overeenkomst is dat het alle drie vormen van prosociaal gedrag zijn. Prosociaal gedrag, hét stokpaardje van de Groningse sociologie en dus ook de titel van het mastervak over waarom mensen elkaar niet de hersens inslaan, zoals Hobbes het ooit formuleerde. Sinds de pensionering van good old Henk de Vos vorig jaar is het vak compleet vernieuwd. Voor SOAP alle reden voor een kritische evaluatie van de nieuwe versie.
Joringel den Hoedt Wat is prosociaal gedrag eigenlijk? Deze vraag stelde ik mezelf voorafgaand aan het eerste college. Als ik geld geef aan een zwerver, ben ik dan prosociaal? Ben ik asociaal als ik het niet doe? Is prosociaal gedrag normaal? Is het verplicht? Is het de weg naar geluk, wereldvrede en Utopia? Persoonlijk zou ik er behoorlijk chagrijnig van worden. Wat zou geluk zijn zonder een dagelijkse dosis cynisme, sarcasme en satire? Nee, doe mij maar Céline, Réve en Thucydides in plaats van sprookjes over ‘sociaalogie’, lessen in braaf burgerschap en oefeningen in gezelligheid. En ik vreesde voor het ergste toen ik de Leliezaal van de nieuwe sociologische dependance aan de Bloemstraat betrad. Een ruimte die vanwege het hoge broeikasgehalte overigens meer geschikt is om moerasplanten in te kweken dan sociologen, maar dat terzijde. In een volle zaal neemt professor Wittek het woord. Hij kondigt aan dat in zeven hoorcolleges door gastdocenten van binnen en buiten de vakgroep, de state of the art van het sociologisch onderzoek naar prosociaal gedrag gepresenteerd gaat worden. Sociologen zijn nergens zonder een degelijke ordening, en die ontbreekt dus ook bij dit vak niet: er wordt gewerkt van micro- naar macroniveau. Aan het begin staan vooral gedragstheorieën centraal, vervolgens komen vormen van solidariteit in organisaties aan bod en de reeks wordt afgesloten met een college over samenwerking op globaal niveau. In de eerste weken komen twee Groningse specialisten aan het woord over het gedrag van individuen. Eerst legt professor Lindenberg uit hoe de omgeving de hoeveelheid pro- en antisociaal gedrag van mensen in de publieke ruimte beïnvloedt. Doen andere mensen sociaal? Dan is er een grotere kans dat jij dat ook doet. Zijn er in de omgeving tekenen van normoverschrijdend gedrag? Reken maar dat dit zich als een virus over alle aanwezigen verspreid. Lindenberg illustreert dit aan de hand van de geniale
experimenten uit het artikel The Spreading of Disorder. Een week later vult Jacob Dijkstra Lindenberg’s bevindingen aan met –wederom– geniale experimenten van zijn eigen kinderen en een stel Japanners. De laatsten onderzochten hoe respondenten het Prisoner’s Dilemma spelen. Wat blijkt? Respondenten werken vaker samen dan rationeel is. Dijkstra verklaart in zijn eigen vertrouwde jargon: “Dit is niet omdat ze de regels van het spel niet begrijpen. Respondenten vinden samenwerken lekkerder dan de ander een oor aannaaien. Er moet dus wel een soort sociale eigenschap in ons schuilen”. In de daarop volgende weken legt Rene Beckers uit waarom mensen geven aan goede doelen en verklaart Rafael Wittek het verband tussen de structuur van een organisatie en het ontstaan van wilde stakingen. Vervolgens laat René Veenstra zien dat antisociaal gedrag best nuttig kan zijn voor populairiteit, en vertelt Liesbeth Heyse dat humanitaire vrijwilligers echt niet alleen maar altruïstische motieven hebben. Ferry Koster sluit de collegereeks af met een pleidooi over de invloed van globalisering op de omvang van verzorgingsstaten. Gelukkig, het zijn geen colleges over braaf burgerschap. De menselijke natuur wordt
“De menselijke natuur wordt gaandeweg behoorlijk uiteengerafeld.” gaandeweg behoorlijk uiteengerafeld. Het wordt duidelijk dat mensen meer geneigd zijn tot samenwerking in een omgeving die dit bevordert. Altruïstische motieven lijken wel te bestaan, maar vaak spelen ook zaken als reputatie, controle en egoïsme een grote rol bij de totstandkoming van prosociaal gedrag. Wat vinden studenten? Myriam Hemstede volgt een master bij sociale geografie en volgt Prosociaal Gedrag als keuzevak. Ze vindt de colleges vooral onderhoudend: “Eigenlijk zijn het allemaal leuke lezingen. Ik denk dat ik nu wat genuanceerder naar bepaalde gedragingen kijk.” Ex-schakelaar (en nu volwaardig masterstudent) HansPaul Lips: “De inhoud is gevarieerd. Het is een bloemlezing van verschillende visies op vormen van gedrag waarbij mensen het belang van de ander voor hun eigenbelang zetten.” Arjan Mook is blij met de gastdocenten en vindt het prettig dat er stof uit eerdere jaren terugkomt: “Ik zie het vak vooral als
een verdere uitdieping van vroegere stof. Vooral het college van Jacob Dijkstra is hier een goed voorbeeld van. In de Beleid & Consultancy master is het een goede aanvulling op de rest van de vakken.” Karlijn de Vries is positief, maar heeft ook kritiek: “Ik vind het vak heel goed, maar ik
De diversiteit van het vak wordt door studenten als prettig ervaren, maar heeft ook een keerzijde: het ontbreken van diepgang denk dat je eigenlijk niet veel nieuws hoort als je de hele bachelor hebt gevolgd. We hebben hier in Groningen een bepaalde expertise, maar op een bepaald moment weet je dat wel.” Meer gastdocenten van buiten de vakgroep zou volgens De Vries een oplossing zijn. Schakelaar Raisa Bax sluit zich bij De Vries aan: “Veel van de stof klinkt me wel erg bekend in de oren, en dat terwijl ik hier pas één jaar zit.” Hans-Paul Lips is het hier niet mee eens: “Ik heb wel veel nieuwe dingen gehoord, zowel van vakgroep- als van gastdocenten.” De diversiteit van het vak wordt door studenten als prettig ervaren, maar heeft ook een keerzijde. Gerrit Jan Kroes mist tijdens de colleges diepgang: “Door de diversiteit blijft het soms oppervlakkig. Docenten hebben vaak een lange inleiding nodig, omdat het voor ons nieuwe onderwerpen zijn.” Ook ervaren sommige studenten een gebrek aan structuur. Willem Boersma, die verder erg positief is over Prosociaal Gedrag: “Als ik een verbeterpunt zou moeten noemen, dan zou dat een inleidend college zijn, die de verschillende onderwerpen met elkaar verbindt, zoals het inleidende college van Jan Kornelis Dijkstra bij het vak Sociologische Programma’s.” Al met al krijgt de nieuwe versie van Prosociaal Gedrag van studenten een goede beoordeling. Met name de afwisseling van onderwerpen en docenten wordt als prettig ervaren. Al is dit soms de oorzaak van een gebrek aan diepgang. Verbeterpunten zijn dat er tijdens colleges van vakgroepdocenten niet te veel oude stof herkauwd moet worden, en dat er meer samenhang tussen de verschillende onderwerpen aangebracht kan worden, bijvoorbeeld in de vorm van een inleidend college.
soAP | November 2010
9
vakGRoeP inteRessante
scRiPtie:
Michiel eMMelkaMP
Afrekenen in een overspannen domein: Marktwerking en pedagogische huisartsen in de jeugdzorg In deze nieuwe rubriek wordt elke keer een masterthesis van een vers afgestudeerde socioloog besproken. In deze SoAP is het de beurt aan de afstudeerscriptie van Michiel Emmelkamp: Afrekenen in een overspannen domein: Marktwerking en pedagogische huisartsen in de jeugdzorg.
Leoni van Schaick Net iets langer dan een jaar deed hij erover, volgens hemzelf negen maanden ‘echt intensief’. Een aantal keer liep hij vast maar nu ligt er een zeer goed beoordeelde scriptie over de jeugdzorg. Michiel Emmelkamp analyseerde eerst alle problemen van de jeugdzorg, onderzocht daarna de consequenties van marktwerking binnen de jeugdzorg en kwam tenslotte met een vernieuwende aanbeveling. Hij koos voor kwalitatief onderzoek, wat niet veel voorkomt bij onze vakgroep. Bovendien studeerde Michiel er cum laude mee af. Reden genoeg dus om eens wat vragen te stellen over deze bijzondere scriptie. Hoe kwam je op het onderwerp van je scriptie? ‘Ik heb stage gelopen bij het adviesbureau Zunderdorp Beleidsadvies en Management in Den Haag. Daar waren ze met een rapport bezig geweest over de toekomst van de jeugdzorg, in opdracht van de koepelorganisatie van gemeenten. Toen ontstond het idee om mijn scriptie over de jeugdzorg te schrijven. Uiteindelijk leek het me interessant om het over het debat over de marktwerking binnen de jeugdzorg te doen.’ Hoe kwam je op het idee om dit te combineren met het thema marktwerking? ‘Ten eerste omdat ik hier college over had gehad bij het vak Beleidsontwerp van Arie Glebbeek, wat een zeer interessant vak was. Ten tweede omdat het een thema is waar de PvdA, de partij waar ik actief ben, erg mee worstelt en volop over debatteert. Dus ik dacht: laat ik dat debat over overheid versus markt toepassen op de jeugdzorg.’ Je begint je scriptie met de analyse van de problemen van de jeugdzorg. Wat zijn de belangrijkste problemen? ‘Eén van de grote problemen is dat er te veel jeugdigen in de jeugdzorg zitten. Tegenwoordig wordt één op de zeven kinderen in Nederland beschouwd als ‘afwijkend’. Ze krijgen bijvoorbeeld speciaal onderwijs,
10
soAP | November 2010
of hebben de indicatie ADHD of PDD-NOS gekregen. Één op de zeven; dat is een enorme toename en veel meer dan in andere landen. Tussen 2000 en 2005 is het echt met tientallen procenten gestegen.’ Maar je zou ook kunnen zeggen dat dat juist goed is, omdat er ook meer problemen met jeugdigen zijn. ‘Ja, er zijn mensen die inderdaad zeggen dat die toename in de jeugdzorg komt doordat er meer sociale problemen zijn in Nederland. Volgens hen ontsporen jongeren, is er meer jeugdcriminaliteit en zou onze samenleving ingewikkelder zijn geworden. Ik heb echter naar wetenschappelijk onderzoek hierover gekeken en eigenlijk blijken geen van dat soort verklaringen te kloppen. Het gaat met de Nederlandse jeugd in vergelijking met vroeger en andere landen juist heel erg goed. Er zijn weinig sociale problemen, het welzijn is heel hoog en het geluk onder de jeugdigen is ook heel hoog. Daaruit kun je dus niet verklaren dat er tegenwoordig zoveel jongeren in de jeugdzorg zitten.’ Is dat hoge welzijn van de Nederlandse jeugd dan niet juist een gevolg van het feit dat de jeugdzorg zoveel jongeren helpt? ‘Nee, mijn stelling is dat dat niet zo is, omdat er ook veel kinderen in de jeugdzorg zitten voor wie het juist slecht is dat ze daar zitten. Het werkt voor sommige kinderen juist stigmatiserend als je tegen ze zegt dat ze bijvoorbeeld ADHD hebben. Mijn moeder is juf op een basisschool en ze draagt eigenlijk nooit meer kinderen voor een ADHD-diagnose voor, omdat kinderen dit daarna vaak als excuus gebruiken: ‘ik heb mijn huiswerk niet gemaakt want ik heb ADHD!’ Als je ze als apart bestempelt voelen ze zich en worden ze ook apart. Dat neemt niet weg dat er natuurlijk wel kinderen zijn voor wie de jeugdzorg goed werk kan doen. Maar er zitten ook kinderen in de jeugdzorg voor wie het tegenovergestelde geldt. Voor welke kinderen werkt de jeugdzorg dan
negatief? Ik denk dat die kinderen voornamelijk zitten in de groep met ADHD en PDD-NOS afwijkingen. Maar ook voor kinderen met opvoeden gedragsproblemen. Het is vaak zo dat als mensen eenmaal in het circuit van hulpverlening zitten, het lastig is om daar weer uit te komen. Hulpverleners blijven met je bezig, omdat ze erg op problemen gefocust zijn en daarvoor ook zijn opgeleid. Ze willen graag helpen maar zien daardoor misschien te veel problemen.’ De overvolle jeugdzorg is dus een probleem, maar in je scriptie heb je het ook over het probleem zorgmijding, is dat niet tegenstrijdig? ‘Die problemen hangen met elkaar samen. Er zijn inderdaad tegelijkertijd heel veel jongeren met zeer ernstige problemen die niet in beeld zijn bij de jeugdzorg. Dit probleem is een paar jaar geleden sterk op de agenda gezet. Er waren een aantal schrijnende probleemsituaties van problematiek van ‘achter de voordeur’. Dit zijn kinderen die waren mishandeld of zelfs vermoord, maar buiten het beeld van de hulpverlening vielen. Toen werd gezegd: ‘Hier moeten we wat aan doen, we moeten alerter worden.’ Vanaf toen werd het steeds meer de algemene trend dat leraren en iedereen die met kinderen werkt de plicht hebben om, als het niet goed gaat met een kind, dit te melden. Zo kwam minister Rouvoet met de verwijsindex en kwamen er overlegstructuren tussen professionals, de jeugdzorg en politie. Alles om er maar voor te zorgen dat kinderen worden doorverwezen naar de jeugdzorg. In beginsel is het goed dat professionals alert zijn op hoe het met kinderen gaat,maar ik denk ook dat dat ertoe leidt dat we telkens maar meer mensen de jeugdzorg insturen. Dan komen we dus weer uit bij
Michiel bij zijn buluitreiking
vakGRoeP
wat ik net aankaartte.’ Zijn dit de twee belangrijkste problemen van de jeugdzorg? ‘In mijn scriptie analyseer ik nog veel meer problemen die ook heel belangrijk zijn, maar ik zie de twee problemen waar we het net over hadden wel als een belangrijke opgave. Het eerste probleem krijgt namelijk te weinig aandacht vind ik. Het probleem van zorgmijding krijgt daarentegen juist te veel aandacht waardoor het probleem van de enorme toename alleen maar groter wordt.’ Kun je iets vertellen over het beleidsvoorstel dat je zelf hebt ontwikkeld? ‘Kort gezegd pleit ik voor één persoon die op gezinnen afgaat en afweegt wie wel en niet echt hulp nodig heeft: een sociale huisarts. Deze ‘huisarts’ kan eventueel, met een eigen gelimiteerd budget, meer gespecialiseerde ondersteuning kan inroepen. Daarbij moet de overheid ervoor waken dat die persoon niet meer zo snel problemen overneemt als nu gebeurt,
de hulp goed op orde te krijgen. Zo’n sociale huisarts wordt dan verantwoordelijk voor alle hulp die beschikbaar is voor de betreffende jongere. Dat doet hij dan door middel van een zogenaamd eigen budget, een soort van beslissingsbevoegdheid om te bepalen hoeveel en welke hulp er wordt ingekocht. Tot zover over de inhoud van je scriptie, waarom heb je voor kwalitatief onderzoek gekozen? ‘Mijn begeleider Arie Glebbeek zei aan het begin van het proces: als je je met beleid bezig houdt ben je ook, zonder het zo te noemen, bezig met kwalitatief onderzoek. Je verzamelt feiten, inzichten en argumenten, weegt die tegen elkaar af, ontwikkelt een zo compleet mogelijke theorie over de situatie en mogelijke oplossingen en velt je oordeel. Mijn scriptie was daar een oefening in. Kwalitatief onderzoek is een geschiktere weg om tot compleetheid te komen bij zo’n veelomvattend en complex beleidsterrein. Ik heb
‘Volgens hen ontsporen jongeren, is er meer jeugdcriminaliteit en zou onze samenleving ingewikkelder zijn geworden. Ik heb echter naar wetenschappelijk onderzoek hierover gekeken en eigenlijk blijken geen van dat soort verklaringen te kloppen.’ maar vooral oog heeft voor wat gezinnen en mensen die daarom heen staan, zoals leraren, familie of vrienden, zélf kunnendoen om de problemen op te lossen. In die primaire sociale orde schuilt vaak een veel structurelere oplossing dan in hulp van een hulpverlener. Vandaar ook het gelimiteerde budget, dat dwingt tot zuinigheid bij het inzetten van professionele hulp.’ Hoe wil je dat die persoon dan de mensen met de echte problemen gaat vinden? ‘Op dit moment is het idee van de overheid dat, en nu chargeer ik heel erg hoor, gezinnen en jongeren met problemen naar een loket toekomen en vervolgens geholpen kunnen worden. In heel Nederland worden Centra voor Jeugd en Gezin opgericht die die rol moeten vervullen. Maar iedereen die een beetje ‘streetwise’ is, weet dat het zo niet werkt. Hoogopgeleide mensen met kleine problemen kunnen de weg naar hulp wel vinden, maar de gezinnen met echte problemen komen daar niet op af: die problemen worden bekend via de politie of school of blijven juist verborgen. Dus de jeugdzorg moet zelf naar mensen met de ‘echte’ problemen toegaan. Maar naar problemen zoeken is wel een erg veelomvattende taak! ‘Ik denk dat iedere jongerenwerker die een paar jaar in bijvoorbeeld de Oosterparkwijk rondloopt wel weet wie wie is. Sterker nog, veel van die mensen zijn ook al wel in beeld bij de overheid maar we slagen er niet in om
overigens wel kwantiatieve onderzoeken aangehaald in mijn scriptie, maar dan als bouwstenen van de analyse: ik wil kwantitatief onderzoek dus zeker niet wegcijferen. Maar meer in het algemeen denk ik dat het wel goed zou zijn als meer sociologen zich niet alleen toeleggen op het ontwikkelen van die bouwstenen, maar ook op het synthetiseren ervan: de samenhang aanbrengen, de grote lijn bezien, het bouwwerk meebouwen. Waar zijn de sociologen in het maatschappelijk debat?’ Worden je aanbevelingen ook nog ergens voor gebruikt? ‘De mensen die ik heb geïnterviewd waren meestal zeer geïnteresseerd dus ik hoop het wel, maar ik ben nog bezig om van mijn scriptie een artikel en samenvatting te maken. Die stuur ik dan naar de geïnterviewden en probeer ik ergens gepubliceerd te krijgen. Ik had dit in juli af, maar toen heb ik het even weggelegd en ben ik op vakantie gegaan. Ik was er echt even klaar mee, maar nu ben ik er langzaamaan weer aan toe!’
Afgestudeerden Bachelorbullen J.D.C. Bilkes L.M. Louwes K. de Wit G. Bodt M. van der Paauw M. Spijker R. Bottema J. den Hoedt G.J. Kroes N.Pool N. Talsma L. Zijlstra E. Becker Hoff J. Borwell A. Leijenaar I. Middendorp P. Mik S.K.M. Nijholt J. Oude Groeniger J. Postma J.J. rass R. Roubehie-Fissa J.G. Zandbergen Masterbullen G.T. Wolters Karin Veldman Marieke de Vries P.H.C. Schomper K.L. Pattiselanno Elkse van Liesdonk Joosje de Lang Danielle Jansen Sanne Hooghuis Sophie Oostra Rachel Knot Jasper Kiewiet Loes hagenauw Michiel Emmelkamp Antje M. Moerman Tiny Kooistra Moniek Janse Corien Hadderingh Astrid van Dijk Arnold Simon Bronkhorst M.W. Bosch Eenjarige educatieve master I.M. Permentier E. van der Zanden Tweejarige educatieve master Tom Drukker Gerda Troost
soAP | November 2010
11
Nieuwe ronde, Nieuwe kansen Met veel spanning in ons lijf waren we dinsdagmiddag voor de Algemene Leden Vergadering met zijn allen bezig om de laatste documenten en eindjes aan elkaar te nieten. Wat zullen de leden denken van ons en onze plannen? Zal het uitlopen op uiteenlopende discussies? Of wordt er fel protest aangetekend door fanatieke leden? Hoe lang zal de ALV deze keer gaan duren? Met welke woksaus zal ik straks beginnen in de Ni Hao? Dit is zomaar een willekeurige greep uit de vragen die door ons hoofd spookten. Let’s face it: we waren gespannen voor het verdict van de leden, over ons als nieuw bestuur en onze plannen voor komend jaar.
In een inwerkperiode van een kandidaatsbestuur neem je de tijd om met je team uitvoerig na te denken over wat jij denkt dat het beste is voor de studievereniging. Je begint gretig aan de klus, vol ambitie en strijdlust. Met grote plannen in het hoofd start je samen met het schrijven van je beleidsplan. Hier en daar wordt nog wat geschaafd, geschrapt en toegevoegd om uiteindelijk je beleidsplan aan de leden te presenteren. Zij bepalen of het beleidsplan goed wordt bevonden. Is wat wij denken dat het beste is voor Sociëtas ook wat de leden denken dat het beste is voor Sociëtas? Het antwoord werd dinsdag 19 oktober duidelijk: Ja, dat is het zeker. Het voelt heerlijk als na al het harde werken je beleidsplan uiteindelijk zonder kleerscheuren door de ALV heen komt. Als bestuur kunnen we nu vol gaan voor alles waar we vol voor willen gaan. Op het gebied van de speerpunten communicatie, zichtbaarheid, structuur en inhoud willen wij ons als bestuur 2010-2011 komend jaar gaan richten. Door veel en goed te communiceren met onze leden, commissies en externe partijen hopen wij onze zichtbaarheid als bestuur en als vereniging te vergroten. Er zal voor een aantal zaken een structureel beleid worden gevormd, zoals voor het maken van draaiboeken, het lopen van acquisitie of het verkopen van boeken. Ook komt er een Sociëtas mailaccount en een huisstijl voor promotiemateriaal voor een meer professionele uitstraling.
Het nieuwe bestuur, stijlvol....
SoAP: zelfs goed te gebruiken voor een kennismakingsspelletje
12
soAP | November 2010
Daarnaast willen wij onze leden naast veel gezellige en sociale activiteiten meer studie-inhoudelijke activiteiten aan kunnen bieden. Want zoals het woord studievereniging al doet vermoeden is Sociëtas als vereniging onlosmakelijk verbonden met de prachtige studie Sociologie en daarmee de ideale vereniging om sociologiestudenten meer te prikkelen met bijvoorbeeld lezingen, excursies, symposia en filmavonden over sociologische thema’s. Naast de plannen die wij als bestuur hebben opgesteld zijn ook de ingediende amendementen allemaal door de ALV heen gekomen. Dit houdt onder andere in dat er een maandelijks blog komt van ons op de website, dat we al hard bezig zijn met het schrijven van het Sociëtas clublied, dat onze Majesteit wacht op haar attributen en de enige man in ons gezelschap zich aan het voorbereiden is op de lange nachten die in het verschiet liggen. Kortom, de gezonde spanning die wij voelden voor de aanvang van de ALV is omgezet in een grote hoeveelheid energie en motivatie, waarmee we alle aangenomen plannen aanpakken en in uitvoer willen gaan brengen.
Anna legt haar oh oh cherso personage uit: ‘Ik heb geen identiteit, ik ben gewoon een hoer’
Het belooft een fantastisch Sociëtasjaar te worden, waarin we nog meer groei van de vereniging verwachten. Groei in aantallen, want inmiddels heeft Sociëtas al meer dan 260 leden, maar ook groei in hoe we als vereniging functioneren. Nieuwe ronde, nieuwe kansen, en wij proberen ze allemaal te grijpen! Wij hebben er enorm veel zin in en zijn al hard aan de slag voor de leukste vereniging van Groningen, Studievereniging Sociëtas! Het Sociëtasbestuur 2010-2011
Ons team won op het intrafacultair sporttoernooi!
Sociëtasbestuur 2010-2011: in iets geschiktere kleding dit keer soAP | November 2010
13
MaatschaPPij & Politiek de RoMa
Een staatloos volk Waar zijn de Roma welkom? Wendy Hofstee & Edwin Slijkhuis Mirjam Sterk van het CDA gaf onlangs aan dat Roma het land uitgezet moeten worden, zodra ze zich niet aan de wet houden. ‘ Illegale Roma die geen werk hebben, hun kinderen niet naar school sturen of misdrijven begaan horen niet in Nederland te blijven’ (de Volkskrant, 21-9-2010). Sterk is de wanpraktijken van Roma meer dan zat en vindt dat er hardere maatregelen moeten komen. ‘Frau Sterk wil over de rug van het Romavolk stemmen winnen’, aldus Roma-voorman Djula in gesprek met de Volkskrant. Djula stelt dat er geen problemen meer zijn en de kinderen gewoon naar school gaan (21-102010). Het European Roma Rights Center (ERRC) formuleert op haar website (http://errc.org) dat de uitspraak van Sterk omstreden is, omdat het leidt tot een verdere stigmatisering van Roma, die al jaren achtervolgd worden door discriminatie en uitsluiting. De aanleiding van de harde uitspraak van het CDA lijkt de uitzetting van Roma in Frankrijk te zijn. President Nicolas Sarkozy stuurt honderden illegale Roma terug naar hun land van herkomst. Sarkozy geeft hierbij aan dat het niet expliciet om Roma gaat, maar in een uitgelekte memo komt naar voren dat Sarkozy wel degelijk heeft opgeroepen om vooral te kijken naar Roma. Dit alles heeft voor de nodige ophef gezorgd binnen de Europese Unie. De Eurocommissaris van Justitie en mensenrechten, Viviane Reding, dreigt Frankrijk aan te klagen. Wie heeft in deze discussie gelijk? Mag je zomaar Roma uitzetten? In dit artikel zal achtereenvolgens de geschiedenis van de Roma, de situatie in Frankrijk en Nederland en hun standpunten ten aanzien van de Roma en de rol van de Europese Commissie in het debat over de Roma behandeld worden. In een afsluitende alinea zal de belangrijkste informatie worden samengevat. De Roma Er wordt veel gezegd en geschreven over Roma, veelal negatief. Maar wie zijn het eigenlijk en kloppen de vooroordelen wel? De Roma zijn van oorsprong een nomadenvolk. Het volk trekt rond zonder echte vaste verblijfplaats. Daarom leven veel Roma in zelf opgezette kampen door heel Europa. In de media wordt veelal geschreven dat ze dit doen als een soort jagers-verzamelaars, maar in werkelijkheid trekken Roma rond om op zoek te gaan naar werk. Ze verdienen hun geld op hun eigen manier, zonder echt deel te
14
soAP | November 2010
nemen aan de samenleving. Roma hechten veel waarde aan tradities en hun eigen cultuur. Hierdoor blijven ze vasthouden aan hun eigen groep en integreren nauwelijks in de samenleving. De scholingsgraad onder Roma is laag en er is veel schooluitval. De Roma zijn wel een creatief volk, aangezien ze hun geld verdienen op vele verschillende manieren. Zo is volksvermaak voor Roma een lange tijd een belangrijke manier geweest om geld te verdienen. Denk hierbij aan de waarzegster met een glazen bol en zigeunermuziek. Tegenwoordig verdienen Roma hun geld voornamelijk door het recyclen van oude spullen en als arbeider. Geschiedenis De Roma komen oorspronkelijk uit India en zijn via Afghanistan naar Oost-Europa getrokken. Vanuit Oost-Europa hebben de Roma zich uitgebreid over heel Europa. Door deze volksverhuizing is het niet meer één volk met een gemeenschappelijke taal. De groep heeft zich telkens proberen aan te passen aan het land waarin ze verbleven, waardoor verschillende dialecten zijn ontstaan. In 1974 werd de naam Roma officieel vastgelegd, met een eigen volkslied, wapen en vlag. De Roma hebben geen eigen land en zijn daarom een staatloos volk.
Het uitzetten van Roma zal een nieuwe stroom Romafamilies niet tegenhouden. De Roma worden al vele eeuwen gediscrimineerd en gestigmatiseerd. Rond het jaar 1400 werden Roma gezien als heidenen. Dit was het begin van een verval in armoede, omdat het volk werd afgestoten. In de tweede wereldoorlog zijn veel Roma gedeporteerd naar concentratiekampen en zijn 400.00 Roma vermoord. Ze werden door de Nazi’s afgespiegeld als crimineel en asociaal. Tegenwoordig is er, met name in Oost-Europa, nog steeds sprake van racisme en discriminatie tegen de Roma. Situatie in Frankrijk Op 19 augustus 2010 is president Sarkozy in Frankrijk begonnen met het uitzetten van Roma. Ongeveer zevenhonderd mensen zijn op het vliegtuig gezet naar onder andere Bulgarije en Roemenië. Ze hebben van de Franse regering geld gekregen om te vertrek-
ken (de Volkskrant, 19-8-2010). Het doel van deze actie is het verminderen van criminaliteit; volgens Sarkozy zijn de Roma een bron van criminaliteit en moeten daarom teruggestuurd worden naar hun eigen land. De aanleiding van de harde actie zijn rellen die plaatsvonden in juli nadat een 22-jarige Roma, volgens de Roma ten onrechte, werd doodgeschoten door een politieagent. Dit zorgde voor een golf van geweld onder Roma tegen de politie in verschillende steden. Deze rellen deden Sarkozy ertoe besluiten om 300 illegale kampen te ontruimen en criminele en illegale Roma uit te zetten. De aanpak van Sarkozy stuit op veel kritiek. Sarkozy heeft de lokale overheden opgeroepen om vooral te kijken naar Roma bij de uitzetting, waardoor deze groep volgens de Verenigde Naties gestigmatiseerd wordt (NRC Handelsblad, 19-8-2010). Volgens de media in Duitsland en Slowakije zijn de Roma zondebokken voor het falende criminaliteitsbeleid van Sarkozy. De BBC geeft op haar website (http://www.bbc.co.uk/news) aan dat de aanpak van Sarkozy niet tot een blijvende oplossing leidt. Het uitzetten van Roma zal een nieuwe stroom Romafamilies niet tegenhouden. Hierdoor wordt het probleem alleen maar tijdelijk verplaatst. Voor een blijvende oplossing zal structureel moeten worden gekeken naar de oorzaken van het probleem, bijvoorbeeld het hoge schoolverzuim en de visie op criminaliteit onder Roma, die inhoudt dat diefstal door de gemeenschap veelal wordt geaccepteerd. Daarnaast moeten in Roemenië en Bulgarije de problemen met Roma opgelost worden. Er leven zo’n 400.000 Roma in Frankrijk, waarvan ongeveer 12.000 afkomstig zijn uit Roemenië en Bulgarije. Veel Roma uit deze landen leven in bittere armoede en hebben weinig zicht op een betere toekomst. Hierdoor vertrekken veel Roma naar andere Europese landen, in de hoop daar een beter leven te krijgen. Zolang de situatie in
MaatschaPPij & Politiek
Roemenië en Bulgarije niet verandert zal deze migratiestroom ook in de toekomst blijven bestaan. Situatie in Nederland Ook in Nederland is de discussie over de status van de Roma op gang gekomen na het nieuws over de uitzetting in Frankrijk. Zo wordt er discussie gevoerd over etnische registratie. Een aantal gemeenten in Nederland houdt bij hoeveel Roma woonachtig zijn in hun gemeente. De Volkskrant geeft op 24 september jl. aan dat hier een addertje onder het gras zit, want het is wettelijk niet toegestaan om een groep op basis van afkomst te registreren. Het land van herkomst mag wel geregistreerd worden, maar er bestaat geen ‘Romaland’, waardoor het niet mogelijk is om op deze manier te registreren. Zolang er geen registratie komt voor Roma is het moeilijk om de problemen met Roma op te lossen. ”Want”, zo geeft de gemeente Nieuwegein aan, “zolang we het probleem niet kunnen benoemen is het ook niet mogelijk om een oplossing te vinden” (De Volkskrant, 24-92010). De familie Nicolach uit Utrecht illustreert de problematiek die onder Roma bestaat. De familie is hun huis uitgezet vanwege de overlast die ze veroorzaakten. Ondanks inspanningen van de gemeente zijn ze slecht ingeburgerd. Ze snappen de wet niet en kunnen brieven van de gemeente niet lezen omdat ze analfabeet zijn. Toen Een Vandaag een reportage wilde maken over deze Roma familie, die na overlast een ander huis kreeg aangewezen door de gemeente Utrecht, werd dit niet geaccepteerd en zijn de journalisten bedreigd. Hiervoor heeft Een Vandaag uiteindelijk aangifte gedaan. De Roma familie geeft aan dat ze geschrokken waren van de vele journalisten die opeens op hun erf verschenen.
Roma hechten veel waarde aan tradities en hun eigen cultuur. Hierdoor blijven ze vasthouden aan hun eigen groep en integreren nauwelijks in de samenleving. In Nieuwegein is driekwart van de vierhonderd Roma crimineel en zorgt voor overlast. Een kwart van de jongeren beneden de achttien jaar heeft een strafblad. De gemeente ziet ze het liefst vandaag nog vertrekken. De hoge criminaliteit onder Roma in Nederland heeft ertoe geleid dat het CDA aangeeft dat Roma die zich niet aan de wet houden, het land uitgezet moeten worden. Een harde uitspraak, aangezien tot voor kort door de regering alleen werd gesproken over het aanpakken van de problemen onder
Roma, zoals de slechte integratie en het hoge schoolverzuim. In Nederland ligt de arbeidsparticipatie voor Roma lager en liggen de criminaliteitscijfers hoger dan het landelijk gemiddelde. Met name inbraak vindt veel plaats onder Roma. Dit zorgt mede voor een negatieve houding naar Roma toe. De integratie van Roma in Nederland verloopt niet soepel, omdat Roma sterk vasthouden aan hun eigen cultuur en groep en daardoor weinig integreren in de samenleving. De Roma in Nederland leven voornamelijk in Brabant en Limburg. Ze wonen hier niet, zoals wel eens gedacht wordt, in illegale kampen, maar in normale huizen. De rol van de Europese Commissie Zoals gezegd zorgde het uitzetten van de Roma door Frankrijk voor ophef in de Europese Unie. Eurocommissaris Reding dreigde eind september met een procedure tegen Frankrijk, omdat ze de EU-regels met betrekking tot vrij verkeer van personen binnen de lidstaten zou hebben overtreden met de collectieve uitzetting van Roma (de Volkskrant, 29-9-2010). De EU-regels schrijven voor dat groepen alleen mogen worden aangepakt als iedereen de wet heeft overtreden. Eerder had Reding een ongelukkige vergelijking tussen de Franse aanpak van Roma en deportaties van joden en zigeuners tijdens de Tweede Wereldoorlog gemaakt, waar ze later haar excuses voor aanbod (de Volkskrant, 16-9-2010). Overigens geven verschillende wetenschappers en belangenorganisaties, zoals het ERRC, aan dat de situatie van Roma in Italië schrijnender is dan in Frankrijk. ‘Italië pakt het slimmer aan dan Frankrijk. Ze leggen daar de nadruk niet op uitzetting maar op vernietiging van de Romakampen’, aldus de directeur van ERRC (de Volkskrant, 22-9-2010). De Europese Commissie (EC) richt zijn pijlen dan ook vooralsnog op Frankrijk. De Europese Commissie is uiteindelijk geen strafprocedure gestart tegen Frankrijk, mede vanwege het gebrek aan harde bewijzen van discriminatie (de Volkskrant, 30-9-2010). De Franse regering stelt zelf dat het uitzetbeleid niet tegen de EU-wetgeving ingaat, aangezien het beleid niet op specifieke etnische groepen is gericht. Verder beloofde het alle EU-wetgeving te respecteren. De Franse minister van immigratie, Eric Besson, heeft aangegeven dat Frankrijk de wetten op het vrije verkeer van personen aanpast aan EU-wetgeving (de Volkskrant, 14-10-2010). Mocht echter alsnog aan het licht komen dat Frankrijk Roma’s doelgericht heeft uitgezet op basis van etniciteit, dan wordt de strafprocedure wel ingezet. Hoe zit het eigenlijk precies met de EU-wetgeving en de mogelijkheid om Frankrijk te vervolgen? In de Europese Unie is er sprake van een interne markt, waar aantal vrijheden gelden. Naast de vrijheid van goederen, dien-
sten en kapitaal, wordt de vrijheid van personen onderscheiden. Dit wil zeggen dat je geen visum hoeft aan te vragen als je naar andere lidstaten reist en dat er sprake is van vrijheid van vestiging. Binnen de EU geldt dus dat iedere burger van een EU-lidstaat zich overal kan vestigen. De Roma kunnen gerust in Frankrijk wonen, mits ze niet tot criminele handelingen overgaan. Mocht de Europese Commissie Frankrijk willen aanklagen wegens discriminatie van Roma dan kunnen ze terecht bij het Europese Hof van Justitie (EHJ), welke is gevestigd in Luxemburg. Staten, EU-organen en burgers kunnen bij het EHJ een staat of orgaan aanklagen. Het Roma-conflict zou ook de rechtbank kunnen worden uitgevochten, namelijk via meer politieke middelen. Charlotte Hille, universi-
Er bestaat geen ´Romaland´ tair docent aan de Universiteit van Amsterdam, behandelt in haar boek Internationaal publiekrecht vanuit politicologisch perspectief verschillende conflictbeheersende middelen. Bij deze politieke middelen wordt een neutrale derde partij ingezet, die met beide partijen praat en helpt om ze met elkaar te laten onderhandelen. Ze hebben tot doel schaamte op te roepen bij de Franse regering. De ‘mobilisation of shame’ schijnt volgens Hille goed te werken, aangezien een regering niet openlijk bekritiseert wilt worden door anderen. Alles bij elkaar genomen heeft de Franse regering de afgelopen maanden Roma, al dan niet onrechtmatig, uit Frankrijk gezet. De Roma zouden volgens Frankrijk een bron van criminaliteit zijn en op individuele basis het land worden uitgezet. De Europese Commissie beoordeelde de uitzetting echter als een onrechtmatige en collectieve uitzetting. Ook in Nederland gaan er geluiden op dat de Roma voor veel overlast zorgen en sommige politici zouden graag het Franse voorbeeld willen volgen. Deze handeling zal echter met Europese wet- en regelgeving conflicteren. In de Europese Unie geldt namelijk het recht op vrij verkeer van personen en vrije vestiging. Mocht Frankrijk deze regels overtreden, dan kan de Europese commissie via juridische of politieke middelen Frankrijk laten stoppen met de uitzetting. De Europese Commissie heeft Frankrijk gewaarschuwd en gedreigd met een eventuele procedure. Frankrijk heeft aangegeven de nationale wetgeving aan te passen. Hiermee lijkt Frankrijk de eis van de Europese Commissie in te willigen en zal een collectieve uitzetting van Roma voorlopig van de baan zijn.
soAP | November 2010
15
MaatschaPPij & Politiek adhd-diaGnose
'Normale mensen', worden ze zeldzaam? Toename ADHD-diagnose nader verklaard ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder), ooit een zeldzame diagnose die vooral onder ‘kenners’ bekend was. Inmiddels neemt ADHD volgens sommige professionals epidemische vormen aan en heeft deze diagnose zich ontwikkeld van een zeldzaam naar een algemeen bekend beeld, door leken omschreven als Alle Dagen Heel Druk.
Marjan Faber Dat de ADHD-diagnose steeds vaker wordt vastgesteld is een feit dat deels te verklaren is doordat de doelgroep groeit. In het begin werden vooral ‘drukke’ jongentjes gediagnosticeerd. Inmiddels worden door de komst van ADD (zonder de H van Hyperactiviteit) ook veel ‘dromerige’ meisjes gediagnosticeerd. Ook heeft ongeveer 5% van de volwassenen in Nederland ADHD, waar ADHD voorheen vooral bij kinderen werd geconstateerd (Zembla, uitzending 18 september 2010). Kunnen we de enorme groei beschouwen als een positief gegeven en krijgen steeds meer mensen de juiste hulp voor hun problematiek? Of krijgen te veel kinderen en volwassenen te snel een verkeerde diagnose en gaan zij vervolgens onnodig medicatie gebruiken? In dit artikel worden zowel de pro’s als de contra’s van de toename van ADHD-diagnoses benoemd en volgt een discussie naar de mogelijke oorzaken van de groei. ADHD volgens de DSM Voordat wordt ingegaan op de pro’s van de diagnosegroei wordt eerst toegelicht wanneer kinderen een diagnose krijgen. Kort gezegd moeten kinderen volgens de DSM (het handboek voor psychische aandoeningen) aan minstens zes symptomen voldoen die liggen op het gebied van aandachttekort. Daarnaast moeten ze minstens zes symptomen vertonen die liggen op het gebied van hyperactiviteit en impulsiviteit. Deze symptomen moeten gedurende (ten minste) zes maanden aanwezig zijn geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau (www.ggzrichtlijnen.nl). Kinderen die een gediagnosticeerd zijn krijgen vaak medicatie. Methylfenidaat is het bekendste en meest gebruikte medicijn, waarvan het gebruik in de afgelopen vijf jaar verdubbeld is. Methylfenidaat wordt verkocht onder de merknaam Ritalin (www.apotheek.nl, www.wikipedia.nl). Het gebruik van dit medicijn levert kritiek op, omdat de werkzame stof veel overeenkomsten vertoond met amfetamine, een synthetische drug die beter bekend staat onder de naam speed.
16
soAP | November 2010
Pro’s Meningen van ouders die te horen krijgen dat hun kind ADHD heeft zijn sterk verdeeld. Ouders die positief zijn benoemen vaak de herkenning. Problemen uit het verleden kunnen nu verklaard worden. Daarnaast biedt de beschrijving van de stoornis voor veel ouders een handvat en leert het ze hoe zij opvoedkundig handelen beter kunnen afstemmen op hun kind. Hun ervaring is dat door therapie en het gebruik van medicatie hun kind beter presteert op school, er binnen het gezin minder confrontaties zijn en als gevolg daarvan dat het kind zich beter voelt en dat gevoelens van eigenwaarde worden versterkt. Onderwijzers zijn over het algemeen positief, ook voor hen geldt dat zij baat hebben bij de diagnoses omdat ze hierdoor weten hoe om te gaan met het kind. Bovendien kunnen scholen voor kinderen met een diagnose gelden (leerling gebonden financiering) aanvragen zodat zij voor dit kind extra begeleiding kunnen regelen. Sommige professionals (kinderartsen en psychiaters) wijzen op het belang van het stellen van een diagnose voor een bepaalde groep, deze groep heeft veel baat bij de herkenning, medicatiegebruik en eventueel aanvullende therapie (Rondom 10, uitzending 1 mei 2010). Oudervereniging Balans adviseert ouders positief wanneer zij vragen stellen rondom wel of niet onderzoek aanvragen bij professionals naar de mogelijkheid van een aandachtsstoornis zoals ADHD (Zembla). Belangrijke vraag is natuurlijk: wat vinden kinderen en jongeren er zelf van? Helpt een diagnose hen wel, hoe ervaren zij de werking van het slikken van de medicatie en wat levert het hen op de langere termijn op? Vaak is deze mening sterk gekleurd door wat ouders vinden en kan hierover, afgaande op de gekozen bronnen, weinig worden gezegd. Contra’s Ouders staan lang niet altijd te springen om een diagnose voor hun kind. Sommige ouders gaven aan dat zij het gevoel hadden door de druk vanuit het onderwijs hun kind te hebben gediagnosticeerd; deden zij dit niet dan zou het kind naar speciaal onderwijs moeten. Daarnaast ervaren zij dat hun kind een label heeft gekregen, wat een negatief beeld oproept in de omgeving. Het label zou een kind ‘probleemeigenaar’ maken. Het probleem wordt alleen bij het kind gelegd terwijl volgens ouders en critici (psychiaters en psychologen) de omgeving ook invloed heeft op de ontwikkeling van het gedrag (Rondom 10, Zembla). Ook is er een tweedeling onder professionals. Professionals die kritisch zijn ten
aanzien van de stijging van diagnoses benoemen het ‘grijze gebied’ van de psychische aandoeningen. Zo benoemt Trudy Dehue in haar artikel; ‘On the ADHD movement’, dat tegenwoordig niet alleen mensen die serieus leiden onder een stoornis een, maar ook mensen die milde symptomen hebben steeds vaker een label krijgen. Het is lastig om de kwaliteit van gestelde diagnoses te waarborgen. Hiervan uitgaande zou je kunnen stellen dat er kinderen rondlopen met een diagnose die niet terecht is, waardoor deze kinderen onnodig medicatie slikken. Hiermee komen we op het grootste punt van kritiek: de medicatie. Jonge kinderen die veel medicatie slikken waarvan de lange termijn gevolgen niet bekend zijn. Daarnaast wordt benoemd dat de werking van de medicatie vaak na twee tot drie jaar stopt. Wat is dan, over de langere termijn bekeken, nog de winst voor kinderen met deze indicaties (Zembla)? Genoemde oorzaken voor de toename Oorzaken van de groei zouden toe te wijzen zijn aan wetenschappelijke activiteiten die erop gericht zijn psychische stoornissen in kaart te brengen. Hiernaast zijn er de activiteiten van de farmaceutische industrie die invloed op dit proces uitoefenen. De derde oorzaak die van belang is gaat over de werking van omgevingsinvloeden (T. Dehue), dit punt zal verder worden toegelicht. Wanneer onderwijzers wordt gevraagd wat volgens hen de belangrijkste oorzaken zijn voor de toename van ADHD-diagnoses, worden (op volgorde van meest voorkomend) de volgende oorzaken genoemd: er zouden meer prikkels zijn, docenten signaleren eerder, verandering van de samenleving, de prestatiedruk en als laatste het belang van de school en de ouders. Een onderzoek, besproken in Rondom 10, ondersteunt deze vermoedens. Volgens dit onderzoek zijn kinderen niet veel veranderd, maar zijn een veranderende omgeving en een betere kennis over de diagnose vooral oorzaak voor de toename van de diagnoses (Rondom 10). Betere kennis leidt tot toename van diagnoses. Hiermee wordt waarschijnlijk de kennis onder professionals bedoeld. Daarnaast wordt door critici ook meer en ‘betere’ kennis onder leken als oorzaak gezien voor de toename. Toename van de bekendheid zou kunnen leiden tot een stijging van onderzoeken met als gevolg meer diagnoses. Uitgaande van het eerdere omschreven ‘grijze gebied’ is dit geen onwaarschijnlijk gevolg. Daarnaast is het niet vreemd dat veel ouders of volwassen zichzelf herkennen in het omschreven beeld van ADHD. In het tijdschrift Psyche en Brein (nr. 2, 2010) wordt aandacht gegeven aan ADHD
MaatschaPPij & Politiek socioloGie onder volwassenen. Volgens het tijdschrift uit een aandachtsstoornis onder volwassen zich als volgt: 'bij een gesprek of bij het lezen moeilijk op de wezenlijke inhoud kunnen concentreren, gemakkelijk afgeleid zijn en snel verliezen in dagdromen en het gevoel hebben dat gedachten van hot naar her vliegen’. Deze omschrijving is algemeen en het is eerder verbazingwekkend wanneer iemand niets van zichzelf in zo’n omschrijvingen herkent. Farmaceutische bedrijven mogen geen reclame maken voor medicijnen. Daarom worden veel websites gesponsord, waar ‘informatie’ over de aandoening wordt gegeven. Onlangs is de sponsoring door de industrie voor oudervereniging Balans opgehouden onder druk van critici. Het moge duidelijk zijn dat de farmaceutische industrie afgelopen jaren veel heeft verdiend aan de toename van de aandachtstoornissen (Zembla). Verandering in het onderwijs en prestatiedruk Het ouderwetse beeld van onderwijs, met daarin een meester voor de klas en luisterende kinderen in rijen, gaat al een tijd niet meer op. Er is in korte tijd veel veranderd in het onderwijs. Klassen zijn groter geworden, scholen hebben er veel opvoedende taken bij gekregen en daarnaast is het systeem veel meer dan vroeger gericht op zelfredzaamheid en groepswerk. Een omgeving die bestaat uit veel meer prikkels en aanleidingen om je aandacht ergens anders op te richten. Een omgeving waarin kinderen eerder ‘storend’ gedrag kunnen gaan vertonen. Als laatste wil ik stilstaan bij de invloed vanuit de maatschappij. Ook de individuele prestatiegerichte maatschappij wordt genoemd als oorzaak. Er ligt veel druk op kinderen om te presteren in het onderwijs. Ouders willen graag dat hun kind goed presteert. Wanneer het dan niet lukt kan het prettig zijn om een oorzaak te vinden voor het falen. Er heerst een opvatting dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun succes en falen (T. Dehue). Voorkeur kan daarom eerder uitgaan naar het krijgen van een ADHD label wat het falen toewijst aan een externe oorzaak, dan aan eigen onkunde. Tot slot Vanuit verschillende oogpunten wordt steeds meer kritiek geleverd over het stellen van psychische diagnoses in het algemeen. In dit artikel is voor de aandachtsstoornis ADHD gekozen, maar een andere psychische diagnose had evengoed centraal kunnen staan. Vooral in het onderwijs zijn tal van labels bekend, zoals dyslexie, ADD, PPD-NOS of een recentere; dyscalculie. Of critici in staat zijn om de trend van toenemende diagnoses om te draaien is de vraag. Zo niet dan is het over een aantal jaren misschien wel heel bijzonder om gewoon ‘normaal’ te zijn en labelloos door het leven te gaan.
in de
Media
Altijd gelukkig zijn is ook niet alles Edwin Slijkhuis Groningen – Agressieve jongens zitten met elkaar opgescheept, in plaats van elkaar bewust op te zoeken. Deze conclusie trekt Jelle Sijtsema naar aanleiding van een analyse van vriendschapsnetwerken in Nederlandse schoolklassen. Sijtsema promoveerde onlangs op een studie naar agressief gedrag onder jongeren, waarbij hij de samenhang tussen lichamelijke kenmerken, sociale omgeving en agressie onderzocht. De jongens vinden geen aansluiting bij de ‘sociale’ leeftijdsgenoten, aangezien de jongens de vaardigheden niet hebben om bijvoorbeeld hulp te bieden aan klasgenoten. ‘Deze jongens zouden baat hebben bij een sociale vaardigheidstraining, zodat ze toch aansluiting vinden’, aldus Sijtsema. Verder laat zijn onderzoek zien dat jonge jongens met een lage hartslag meer sensatie zoeken en daardoor later vaker in conflict komen met de autoriteiten. (Trouw, 6-10-10). Brussel- In 2009 noemde Geert Wilders een onderzoek van drie wetenschappers naar zijn partij ‘baggeronderzoek van de linkse onderzoeksmaffia’. Steeds vaker zien we dat politici in Nederland en België inspelen op een wantrouwen in de wetenschap. Reden voor socioloog Kobe de Keere om in België te onderzoeken of dit wantrouwen ook onder het Belgische volk heerst. Uit het onderzoek blijkt dat lager opgeleiden minder vertrouwen in de wetenschap hebben dan hoger opgeleiden. Als verklaring draagt De Keere aan dat lager opgeleiden het tempo van de huidige maatschappij niet kunnen bijbenen. Wetenschappers zijn onderdeel van ‘een elite’ die alles uitmaakt (NRC Handelsblad, 4-9-2010). New York- The New York Times bericht eind september over een prikkelend onderzoek van socioloog Christin Munch. Uit haar onderzoek blijkt namelijk dat mannen die afhankelijk zijn van het inkomen van hun vrouw maar liefst vijf keer vaker vreemdgaan dan mannen die financieel onafhankelijk zijn (NRC Next, 27-9-2010) Utrecht - Het combineren van werk en gezin gaan niet over rozen. Politici als Wouter Bos en Camiel Eurlings kozen voor het gezin en trokken zich terug uit de politiek. Een recent promotieonderzoek van sociologe Anne Roeters laat zien dat een veeleisende baan niet direct leidt tot minder tijd met de kinderen, maar wel ten koste gaat van de kwaliteit van gezamenlijke activiteiten. Werkende ouders doen hun uiterste best om bij het gezinsleven betrokken te zijn. Dit kan zijn weerslag hebben op de fysieke en psychische gesteldheid van ouders. De meeste ouders zouden het liefst de kwaliteit van de
tijd die ze met de kinderen doorbrengen naar een hoger niveau willen tillen (NRC Handelsblad, 24-9-2010). Rotterdam - Nederland scoort al lange tijd met een gemiddelde van rond de 7,5 goed op de ranglijsten van gelukkigste landen. Socioloog Ruut Veenhoven schrijft deze resultaten toe aan structurele zaken. Geluk hangt niet af van het sprankelende voetbal van het Nederlands elftal, of de kwaliteit van de koffiemachine op het werk, maar van de mate waarin de samenleving is georganiseerd (de Telegraaf, 28-07-2010). We zijn dus relatief gelukkig. Maar zijn we ook altijd gelukkig? Psycholoog Ad Bergsma laat in zijn proefschrift zien dat geluk zonder ongeluk niet bestaat. ‘Een leven zonder negatieve gevoelens raakt uit koers, want je doet minder je best’, aldus Bergsma. Gelukkig zijn wil trouwens niet zeggen dat we een probleemloos leven leiden. Zo voelt twee derde van de mensen met een psychische stoornis zich gelukkig. (Algemeen Dagblad, 30-9-2010). Amsterdam - Het WK voetbal bracht deze zomer mooie staaltjes bijgeloof voort. Zo gingen sommige vrouwen het huis dweilen zodra het Nederlands elftal op achterstand kwam. Socioloog Bastiaan Rutjens wijst in dit verband op onderzoek dat laat zien dat mensen zich meer bijgelovig gaan gedragen naarmate de situatie belangrijker en de uitkomst onzekerder is. Studenten houden zich bijvoorbeeld vast aan bijgelovige rituDe keuze voor een bepaalde handeling ligt volgens Rutjes bij ‘toevallige causaliteit’. Dit wil zeggen dat mensen ‘een oorzakelijk verband tussen twee gebeurtenissen leggen dat er feitelijk niet is’ (de Volkskrant, 8-7-2010). De WK-gangers zelf kunnen er ook wat van. Wat te denken van Sneijder’s Power Balancebandje dat energiestromen in het lichaam zou optimaliseren. Of het nou echt energiestromen optimaliseert of niet, Duits onderzoek toont aan dat bijgelovige mensen wel degelijk beter presteren als aan hun ritueel is voldaan. Den Haag - Sociologe Mariëlle Cloïn, verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau, promoveerde onlangs op een studie naar arbeidsparticipatie onder vrouwen. Waar overheidscampagnes zich richten op hoger opgeleide vrouwen, laat Cloïn zien dat juist lager opgeleide vrouwen potentiële arbeidskrachten zijn. Deze vrouwen blijken gemiddeld een dag minder per week te werken dan hoger opgeleide vrouwen. Verder concludeert Cloïn dat financiële prikkels vrouwen nauwelijks over de streep trekken om te gaan werken. Je kan vrouwen aan het werk krijgen door ‘de combinatie van werk en zorg zo aantrekkelijk mogelijk maken’. (NRC Handelsblad, 15-9-2010).
soAP | November 2010
17
MaatschaPPij & Politiek sPRaakMakend
oP het web
Spraakmakende feitjes in een oerwoud van onnut Daan Bloem Hyves, Twitter, Tweets, MSN, Krabbels en Facebook. Alleen voor de diehard digibeet klinken deze woorden nog als Oudgrieks of Chinees. De snelle opkomst van de sociale netwerkmedia het afgelopen decennium is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Waar mensen voorheen nog een brief stuurden of zelfs op bezoek gingen bij hun vrienden, bestaat het communiceren met anderen tegenwoordig alleen nog maar uit wat nietszeggende letters typen en op Enter drukken. Veel mensen, vooral jongeren, hebben tegenwoordig meerdere persoonlijke internetsites. Op zich vrij normaal, zou je zeggen. Maar het feit dat alles wat op één van deze sites gezet wordt, ook direct wordt doorgestuurd naar alle andere vriendenpagina’s van de betreffende persoon, is hoogst irritant. Zo wil het dus wel gebeuren dat als privé bestempelde informatie per ongeluk op een niet subtiele wijze binnen luttele seconden verspreid wordt onder iemands hele vriendencollectie. En het vervelende is dat wanneer ‘vrienden’ dat lezen en er vervolgens op reageren, het item de naam ‘verhaal van de dag’ krijgt, en het einde helemaal zoek is. Een andere grote bron van irritatie is de hysterie waarmee vooral jongeren zich op exhibitionistische wijze profileren op hun persoonlijke Hyves-pagina. Zij fotograferen zichzelf een goede twintig keer in de spiegel, vaak samen met vrienden en afzichtelijke huisdieren, en zetten de foto’s vervolgens massaal op hun pagina, zodat tientallen andere jongeren met dezelfde jammerlijke interesse kunnen reageren op elkaar. Op deze manier is er een soort ‘reactie+respect’ wereldje onder de internettende jeugd ontstaan. In dit wereldje kent men elkaar nauwelijks. Dat wil zeggen dat men elkaar in het echte leven vaak nog nooit is tegengekomen. De relaties die mensen aangaan berusten dus alleen op virtuele interacties. Het ‘reactie+respect’ wereldje waarin veel jongeren zich manifesteren kan grote gevaren met zich meebrengen. In principe is alles wat men zegt of doet op zo’n sociale netwerksite openlijk en vaak onomkeerbaar. Gelukkig maar, want er wordt veel misbruik van sociale media gemaakt. Omdat het wereldje namelijk toch alleen maar virtueel is gaan mensen soms erg ver in hun interacties met anderen. Mensen worden bedreigd of seksueel geïntimideerd. Ook durven sommige jongeren in het echte leven niet meer over straat omdat er op internet iets vervelends over hen openbaar is gemaakt. Een ander gevaarlijk aspect aan
18
soAP | November 2010
sociale media is dat sommige sociale media een sterk controlerende macht hebben. Een goed voorbeeld daarvan is de Hyves-pagina van Joran van der Sloot. Jorans pagina werd volledig platgebombardeerd met dreigementen nadat Peter R. de Vries de documentaire met Joran en Patrick in de auto had uitgezonden. Een kwalijke zaak, want op deze manier gaat impulsiviteit de rede voorbij en ontstaan er gevaarlijke situaties. Het ging afgelopen zomer zelfs nog verder. Toen na de beruchte uitzending van Peter R. de Vries op Twitter het bericht verscheen dat Joran van der Sloot zich ergens in de Friese plaats Drachten schuil zou houden, ontstond er chaos in het anders zo rustige provincieplaatsje. Met hooivork en al gingen hordes mensen de straat op om Joran van der Sloot te zoeken. Door dit soort onbezonnen acties ontstaan er zeer gevaarlijke situaties, en dat is op z´n zachtst gezegd een nare ontwikkeling.
Het item krijgt de naam ‘verhaal van de dag’, en het einde is zoek U raadt het misschien al wel, de sociale media van tegenwoordig zijn niet om erg blij van te worden. Maar gelukkig komt er af en toe tussen het oerwoud aan nutteloosheid wel eens een spraakmakend nieuwtje bovendrijven. Wanneer men zich aangemeld heeft op zijn of haar twitter-account, zal aan de rechterkant een venstertje verschijnen met ‘Trending: Worldwide’. Het kan best interessant zijn om de wereldwijde internettrends te volgen. Op zondag tien oktober 2010 bijvoorbeeld, kon men niet links of rechts op eigen twitter-pagina kijken, of men zag de 10-0 uitslag van de wedstrijd PSV – Feyenoord voorbijkomen. Tenzij men uit Rotterdam komt, volop hilariteit dus. Voor snelle updates voor sport kunnen sociale media dus handig zijn. Ook de realityserie ‘Oh Oh Cherso’ is een echte hit. ‘Oh Oh Cherso’ groeide in korte tijd uit tot één van de meest gebruikte onderwerpen voor Twitterberichten, en het was erg leuk om te zien hoe intelligente uitspraken van de vakantiegangers uitvoerig werden gequote in Tweets. Ook de publieke Hyvespagina en persoonlijke Hyves-pagina’s van ‘Oh Oh
Cherso’en zijn cast werden bedolven onder berichten, quotes en andere onzinnigheden. Trends zijn kortom simpel te vinden op sociale netwerkpagina’s. Het is ook mogelijk om de NOS of andere nieuwsinstanties te volgen. Op deze manier is men vaak snel en goed geïnformeerd over de gebeurde dingen in de wereld. Toen bijvoorbeeld de aardbeving in Haïti, of de overstromingen in Pakistan dit jaar gebeurden, wist menig twitteraar sneller van de rampen af dan de meeste mensen die braaf het achtuurjournaal afwachtten. Ook spraakmakende nieuwsberichtjes over de showbizzwereld zijn volop te vinden in de sociale media. De leuke feitjes komen vaak bovendrijven wanneer de bekende Nederlanders, voetballers of politici hun nieuwste Blackberry ter hand nemen en heel Nederland vertellen over hun bezigheden. Vooral het volgen van politici, die hun vriendenpagina’s vooral gebruiken voor propaganda, is nog wel eens boeiend. Alleen gingen sommige politici het laatste jaar zó ver in het gebruik van hun Twitter en andere netwerksites, dat de politici tijdens de formatiebesprekingen een heuse Twitter-stop opgelegd kregen door Tweede Kamer voorzitter Gerdi Verbeet. Gevolg was dat men op bijna kinderlijke wijze onder het Twitter-verbod uit probeerde te komen. Zo zette CDA-leider Maxime Verhagen tijdens debatten zijn ‘Tweets’ op papier die vervolgens door zijn woordvoerder op internet werden gepost zodat al zijn trouwe volgelingen weer een beetje informatie kregen over het ‘wel-en-wee’ van Maxime. Ook staatssecretaris van defensie Jack de Vries kon er wat van. Alsof hij bij de voetbalwedstrijd Ajax – Feyenoord aanwezig was, berichtte hij “Mevrouw Hamer is de vierde spreker. Het belooft een lange dag te worden, maar wel met een goede sfeer in vak K.”
MaatschaPPij & Politiek coluMn Soms kan het ook erg vermakelijk zijn om te kijken hoe de samenleving reageert als een bekend persoon iets redelijk discutabels op zijn persoonlijke Twitter-pagina post. Het mooiste voorbeeld hier van is Gregory van der Wiel. Voor de voetballeken: de rechtsback van Ajax en het Nederlands elftal. Van der Wiel meldde zich begin dit jaar af voor het Nederlands elftal omdat hij geblesseerd zou zijn. Vervolgens ging hij wel met zijn vrienden naar een concert van rapper Lil’ Wayne, en liet die avond op niet subtiele wijze aan zijn vaste volgelingen weten dat hij het bij meer dan één drankje had gehouden. Het resultaat van deze onschuldige maar impulsieve actie was dat heel voetbalminnend Nederland van totale gekkigheid en verontwaardigdheid niet meer wist waar het kijken moest. Het door velen anders zo geliefde uurtje Studio Voetbal op zondagavond werd vervolgens tot de nok toe gevuld met deze onzin, en Van der Wiel werd met de grond gelijk gemaakt. Het beeld van de sociale media van tegenwoordig dat hier geschetst wordt mag misschien overwegend negatief klinken, maar dat is niet helemaal het geval. In feite is het heel handig en leuk om aangemeld te zijn bij verschillende netwerksites. Het vinden van nieuwe vrienden en leuke informatie kan erg leuk zijn, mits men door het oerwoud van nutteloosheid heen kan kijken. Zo zijn er op sociale netwerksites genoeg dingen te vinden die wél boeiend zijn. Neem bijvoorbeeld sport of, voor degenen die het boeiend vinden, showbizznieuwtjes. Ook kan het handig zijn om vrienden die ver weg wonen en men niet vaak kan zien af en toe eens een berichtje te sturen, zodat men toch weet dat er aan ze gedacht wordt.
Zij fotograferen zichzelf een goede twintig keer in de spiegel, vaak samen met vrienden en afzichtelijke huisdieren Wat helpt in het waarderen van sociale media is gericht zoeken naar leuke dingen, zodat alle onzin vermeden kan worden. Als die onzin vermeden wordt, kan men zich er immers ook niet aan ergeren, is de ervaring. Wat ook kan helpen in het waarderen van sociale media is wanneer men dan toch de onzinnige en al dan niet met opzet bedoelde dubieuze uitspraken van anderen tegenkomt, deze gewoon met een korrel zout te nemen en erom te lachen. In Nederland hebben wij namelijk wel andere dingen om ons zorgen over te maken.
Ode aan de winter (dat mag ook weleens) Het begon toen ik naar de radio luisterde en iemand hoorde zeggen ‘Je gaat het misschien niet geloven, maar over 87 dagen is het alweer nieuwjaar’. Ik keek uit het raam naar de blauwe lucht en de zon en deed een snel rekensommetje. Geschrokken kwam ik tot de conclusie dat deze beste man op de radio gelijk had. Toen kort na dit besef ook nog eens van iemand de vraag kwam wat ik ga doen met oud en nieuw kon ik het niet langer ontkennen; de winter is in aantocht. En hoewel ik het wel had kunnen zien aankomen word ik er, na een mooie zomer, toch een beetje somber van. Begint de winterdepressie tegenwoordig al met het besef dat het überhaupt winter wordt?
Annelijn Remmelink Na de ode aan de zomer van Lisa Sipma in SoAP 2010 (nr. 4) vind ik dat de winter ook wel eens in het zonnetje mag worden gezet. Voor alle mensen die van de winter houden zet ik nog maar eens op een rijtje wat er zo leuk is aan de winter. Voor alle zonaanbidders onder ons een rijtje om de winter mee door te komen. Allereerst het leukste aan de winter; (en het was natuurlijk weer een Fries die me hierop wees) schaatsen! Zelf ben ik een ramp op het ijs maar toch kijk ook ik hier naar uit. Gezellig met een groepje schaatsen is een goede vervanger voor het Noorderplantsoen in de zomer. We kunnen in de winter echter niet naar buiten zonder ons goed aan te kleden. Dit leidt alweer tot een ander positief puntje aan de winter. Sjaals, handschoenen en mutsen zijn tegenwoordig echte accessoires. En in de winter mogen we ons uitleven en weer volop de nieuwste hipste mutsen en dergelijke kopen. Ze zijn dus niet alleen warm maar ook hartstikke leuk! Een vriendin van me, een rasechte zonaanbidster, zegt altijd dat de zomer zo leuk is omdat je zo heerlijk verliefd kan worden, mede dankzij het mooie weer. Nou heeft de winter hier ook wel een handje van. Je hoeft voor een date niet meer naar buiten het terras op (wat geld kost) maar je blijft gezellig thuis. Het is eerder donker waardoor die kaarsjes romantisch aan kunnen. Warme choco, een deken en de sfeer is helemaal gemaakt. Wie heeft daar nou zonlicht voor nodig? Met dat kaarslicht ziet je date tenminste ook die opkomende pukkel (of is het de Mount Everest?) niet. De winter betekent december. December betekent sinterklaas, kerst en oud en nieuw. Sinterklaas, kerst en oud nieuw betekenen
cadeautjes, (veel) eten en feestjes. Hoewel misschien niet iedereen het even leuk vindt om verplicht alle familie weer te zien; met de feestdagen betekent dit wel vaak gratis en veel eten. En voor alle arme studentjes onder ons is dat toch altijd een welkome afwisseling. Ook heb je een excuus om je familie weer een jaar niet te hoeven zien ('Mam, ik heb ze met kerst toch nog gezien?'). En iedereen feest en drinkt in december, zelfs je stomme (schoon)familie is met alcohol op misschien best wel leuk. Als je thuiskomt van het uitgaan is het gewoon donker (zoals het hoort). Het is altijd schrikken in de zomer als je de kroeg uitkomt en het helemaal licht is en de postbodes al rondlopen. In de wintermaanden is het soms wel tot acht uur 's ochtends donker, dan voel je je toch minder schuldig en merk je niet eens dat je het zo laat hebt gemaakt. En die postbodes die om zes uur al rondlopen in die feloranje pakken? Die zie je in het donker toch lekker niet? Afsluitende korte opsomming: - De klok gaat een uur achteruit en we hebben lekker een uurtje extra! Dus draai je nog maar even om en slaap uit. - Met het uitgaan blijft tenminste iedereen binnen, zelfs je vrienden die roken blijven een keer gezellig bij jou staan. - Nu heeft de NS tenminste een geldig excuses voor haar vertragingen… vierkante wielen. Wedden dat het met een beetje sneeuw deze winter weer grandioos misgaat ondanks de zogenoemde ‘testdagen’. - In de zomer is gewoon iedereen dik, wit en lelijk. Eindelijk gelijkheid. De vrouwen mogen hun benen ook eens bedekken met een (als je het lang genoeg laat groeien) zacht, warm dekentje. - Je hoeft je niet schuldig te voelen als je ineens per ongeluk 10 afleveringen 24, Glee, Gossip Girl of Dexter hebt gekeken. Ach, het is toch te koud om naar buiten te gaan. - De bladeren zijn van de bomen en eindelijk kan je aan de overkant van de straat (zonder je mission impossible aanpak) schaamteloos de kamer van dat lekkere ding in kijken. - GTST gaat tenminste gewoon lekker de hele winter door. Echt schandalig dat die mensen zomerstop krijgen. Het echte leven gaat in de zomer toch ook gewoon door? Voor de mensen die na deze opsomming nog niet overtuigd zijn van de positieve krachten van de winter; de laatste mogelijke reden waarom de winter zo leuk is; na de winter komt…. de lente!
soAP | November 2010
19
MaatschaPPij & Politiek onGeschReven
ReGels in de foRMatie
Pas op: breekbaar Mark Rutte had het nog zo beloofd: hij zou de formatie in drie weken klaar hebben. Dat dat niet zou lukken werd al heel snel duidelijk. Uiteindelijk is dit formatieproces een maandenlang meeslepend proces geworden, met als eindresultaat een uiterst ongewone regeringsconstructie. In Nederland volgt de formatie al jaren een voorspelbaar, haast ritualistisch patroon. Dit jaar is hier sterk van afgeweken in het vormen van een minderheidsregering en het doorbreken van een aantal ongeschreven regels. Wat zijn deze ongeschreven regels en wat zegt het dat die nu zo genegeerd zijn?
Dieko Bakker Waarom ongeschreven? Dat in Nederland zo veel van het democratisch proces niet geschreven is vastgelegd is een situatie die overeenkomt met de meeste “oudeâ€? democratieĂŤn als Frankrijk en Engeland. In deze landen wordt veel overgelaten aan het natuurlijke politieke proces. Door de lange democratische traditie bestaat er in deze landen veel vertrouwen in het vermogen van de politiek om zonder wetgeving tot een fatsoenlijke vertegenwoordiging te komen en wordt eraan gehecht de politiek veel speelruimte te geven om de optimale oplossing voor de situatie te vinden. Hoe gaat een normale formatie? In 1998 verscheen in het NRC al een artikel waarin werd vastgesteld dat er over het formatieproces in Nederland weinig wettelijk is vastgelegd. In de grondwet is alleen kort een en ander vastgelegd over het benoemen van ministers en de minister-president. In de loop van de jaren is er ondanks het gebrek aan regelgeving een vaste volgorde ontstaan in het formatieproces. De koningin begint met het ontvangen van de voorzitters van Eerste- en Tweede Kamer en de Staten-Generaal. Daarna ontvangt zij de fractievoorzitters van iedere partij. Zij presenteren aan de koningin hun adviezen over de identiteit van een informateur, wiens rol is de verschillende mogelijkheden voor een formatie te onderzoeken. Uit de aard en toon van de adviezen van de fractievoorzitters en de opdracht die de koningin meegeeft aan de koningin kan meestal al afgeleid worden in welke richting het nieuwe kabinet gezocht moet worden. De informateur rapporteert na zorgvuldig onderzoek aan de koningin welke coalitie realistisch is Zij benoemt vervolgens een formateur, meestal de beoogde premier, die als taak
20
soAP | November 2010
heeft een nieuwe regering samen te stellen De precieze rol van de formateur wisselt nogal eens. Zo is het voorgekomen dat de informateur al zo ver gevorderd was in zijn overleg dat de formateur alleen nog restte de ministersposten te verdelen. Welke regels zijn er nu gebroken? De algemene volgorde van de formatie zoals hierboven beschreven is ook bij deze verkiezingen gevolgd. Binnen dit proces bestaan er echter nog veel kleine gewoonteregels die weinig in het oog springen maar wel als vanzelfsprekend aangenomen worden. Zowel de informateurs als de formateur hebben in dit geval op enige punten van deze kleine regels afgeweken.
Mark Rutte heeft zich een aantal dingen gepermitteerd die volgens de gewoonten van de Nederlandse politiek niet kunnen De meest in het oog springende afwijking is uiteraard het feit dat er gekozen is voor een minderheidskabinet, zonder dat eerst alle varianten met een meerderheidskabinet onderzocht waren. Dit is erg ongewoon in een land als Nederland, waar sinds de Tweede Wereldoorlog alleen met meerderheidskabinetten is geregeerd. Vreemd genoeg werd deze keuze door de huidige oppositie in eerste instantie niet zwaar bekritiseerd, ookal betekende dit in feite dat deze partijen in de wachtkamer gezet werden. Over het gehele politieke spectrum waren de fracties ervan overtuigd dat met de ophef die gemaakt werd over de groei van de PVV het bespreken van een regering zonder PVV onmogelijk was zolang de onderhandelingen op rechts nog niet volledig mislukt waren. Maar naast deze in het oog springende afwijkingen heeft met name Mark Rutte zich een aantal dingen gepermitteerd die volgens de gewoonten van de Nederlandse politiek niet kunnen. Zo heeft hij ervoor gekozen om zijn voorstel voor een informateur openbaar te maken zonder eerst met de koningin te spreken en heeft hij tot tweemaal toe tijdens de formatie uitgebreide deelname aan een kamerdebat geweigerd. Ook de informateurs Lubbers, Tjeenk Willink en Opstelten hebben zich nogal eens buiten hun rol begeven in het commentaar dat zij leverden op het verloop van het proces en de opstelling van enkele van de participanten. Niet alleen de beoogde regering week af van de gewoontes. Toen bleek dat
een rechts gedoogkabinet waarschijnlijk was kwam SP-fractievoorzitter Roemer met een poging een eigen regeerakkoord te schrijven.
De verharding in de maatschappij waarover al langer gesproken wordt lijkt ook in de politiek door te zetten Wat is het belang van deze afwijkingen? De grootste vraag die overblijft na deze formatie is hoe permanent deze afwijkingen zijn. Was deze verkiezingssituatie zo uniek dat te verwachten valt dat een volgende formatie weer de oude gewoonten in acht nemen zal of zijn de geconstateerde abnormaliteiten een aanwijzing voor een permanente verandering in de politieke gedragingen? Het minderheidskabinet waar nu voor gekozen is zal waarschijnlijk geen permanent fenomeen zijn. Zelfs al blijkt de constructie in de praktijk werkbaar, een regering die niet voor elke beslissing steun moet zoeken bij een ander deel van de kamer blijft stabieler en makkelijker en zal daardoor nog steeds de politieke voorkeur krijgen. De andere afwijkingen zijn lastiger te beoordelen. Het gedrag van Mark Rutte kan verklaard worden uit zijn enthousiasme toen hij zag dag hij een kans maakte minister-president te worden. Toen hij een kans zag de macht te grijpen wilde hij zich niets in de weg laten leggen om dat doel te bereiken.Hij is echter niet de enige die voor zijn beurt sprak, tegenstanders onder druk zette en de rol van de koningin probeerde te omzeilen. De verharding in de maatschappij waarover al langer gesproken wordt lijkt ook in de politiek doorgezet te worden. Daarnaast is het de vraag hoe erg het is dat de regels lijken te veranderen. Tenslotte worden er geen wetten overtreden en zijn de ongeschreven regels juist ongeschreven gebleven om flexibiliteit toe te staan. De gevolgen voor de stabiliteit in de politiek zullen de komende jaren duidelijk worden, en over vier jaar zullen we weten of de ongeschreven regels dit jaar veranderd of slechts overtreden zijn.
MaatschaPPij & Politiek MijnweRkeRs
in
chili
De wereld is 33 mijnhelden rijker Op 5 augustus 2010 gebeurde er in Copiapo, in een kopermijn in het noorden van Chili, een ramp. Een mijn stortte in terwijl er 33 kompels aan het werk waren. Zware mijnongevallen komen niet vaak voor in Chili maar deze San Jose mijn had al een slechte reputatie. In de voorgaande jaren vonden 16 mijnwerkers al de dood door een paar incidenten. Er werden zoektochten opgestart naar de werknemers die in de mijn waren op de onfortuinlijke dag maar het zag er allemaal somber uit. De kans was klein dat deze mijnwerkers nog levend gevonden zouden worden. Dat dit verhaal uiteindelijk vrolijk zou eindigen had dan ook niemand verwacht. Lees hier het verhaal wat 33 mijnwerkers hebben doorstaan.
Annelijn Remmelink Onmogelijk 22 augustus, ruim 2 weken na het incident, kwam het gerucht de wereld in dat er tekenen van leven waren vernomen in de mijn. Al snel volgde het bericht dat alle 33 mijnwerkers zich in goede gezondheid in de mijn bevonden. De reddingswerkers hadden naar ruimtes gezocht door te boren en hadden de mijnwerkers gevonden in een ruimte 700 meter onder de grond. De mijnwerkers hadden aan de boor van de reddingswerkers een briefje bevestigd met het bericht dat de allemaal nog leefden. Dat alle 33 mijnwerkers nog in leven waren was een wonder en dat ze ook in goede gezondheid waren was helemaal onmogelijk geacht. Er was een kleine gleuf van 8 centimeter naar de ruimte waar deze kompels zich bevonden om ze te voorzien van voedsel en water. Mission impossible Je zou denken dat dit het einde van het verhaal zou zijn. Maar dat bleek allesbehalve het geval. De mijnwerkers zaten zo ver onder de grond dat het een moeilijk karwei zou worden om ze te bevrijden. Er werden verscheidene plannen gemaakt om de kompels uit de ruimte te halen. De mijnwerkers kregen dan ook slecht nieuws te verduren. Er zou een schacht geboord worden naar de ruimte waar de mijnwerkers zich bevonden om ze dan per capsule één voor één naar boven te krijgen. Het boren van deze schacht zou echter een paar maanden duren. Uiteindelijk bleek dat ze pas met kerst bevrijd zouden worden en dat was zwaar om te horen voor alle mijnwerkers en diens familieleden. Om de mijnwerkers toch wat tegemoet te komen werden verscheidene verzachtende middelen geregeld.
Reality show De ogen van de hele wereld waren gericht op het miraculeuze verhaal wat zich afspeelde in de mijnen van Chili. Zevenhonderd meter onder de grond zaten 33 mannen in een ruimte van 40 meter variërend van de leeftijd van 19 tot en met 63. In de ruimte werd een camera geplaatst voor de veiligheid van de mannen. Voor de rest was er via een smalle glasvezelverbinding contact met de buitenwereld waardoor het een heuse reality show werd inclusief spannende verhaallijnen. Één van de mijnwerkers vroeg via een briefje zijn vriendin ten huwelijk en weer een ander werd vader terwijl hij opgesloten zat. De president van Chili, Pinera, had zich inmiddels ook naar de mijnen begeven om zijn steun te tonen. Er werden verscheidene acties ondernomen om het verblijf van de mijnwerkers in de schuilplaats zo aangenaam mogelijk te maken. Er werden warme maaltijden voor hen geregeld en voor de rest probeerden ze de mijnwerkers af en toe in contact te brengen met hun familieleden. De familieleden verbleven aan de oppervlakte in tentenkampen. Er werd zelfs tijdelijk een schooltje geopend om de kinderen van de mijnwerkers te onderwijzen tijdens hun verblijf. Op de vraag van de mijnwerkers om sigaretten en alcohol te regelen werd echter minder positief gereageerd. Men vreesde voor de gezondheid van de kompels en daarom werd dit verzoek geweigerd. De zorgen om de gezondheid van de mijnwerkers waren niet geheel ongegrond. De omstandigheden op 700 meter onder grond zijn heel anders dan een mens gewend is. In de ruimte waar de mijnwerkers zich bevonden hing een constante temperatuur van 32 graden. Daarbij komt nog kijken dat het altijd donker is en de ruimtes nogal vochtig zijn. Sommige van de mijnwerkers kregen dan ook last van schimmelinfecties en huidirritaties. Een paar van deze mijnwerkers begaven zich naar een drogere ruimte in het mijncomplex.
woensdag 13 oktober de eerste mijnwerker, de 36jarige Florencio Avalos, weer naar het daglicht. Hij oogde fit en kon zelfstandig uit de capsule klimmen. In de uren daarna volgden alle andere mijnwerkers. Sommigen kwamen zelfstandig uit de capsule maar anderen waren daar fysiek gezien niet toe in staat. Na aankomst moesten alle mijnwerkers een zonnebril op om hun ogen te beschermen tegen het daglicht wat ze niet meer gewend waren. Hierna werden ze meteen vervoerd naar het ziekenhuis om hun gezondheid te pnderzoeken. Als laatste kwam de 54-jarige Luis Alberto op 14 oktober 2010 uit de mijn omhoog. Hij wilde de schuilplaats pas verlaten als iedereen veilig omhoog was getakeld aangezien hij de afgelopen weken de verantwoordelijkheid droeg voor zijn ploeg. Trauma Zevenenzestig dagen opgesloten zitten in deze ruimte heeft gezorgd voor de nodige gevolgen voor de mijnwerkers. Sommigen zijn door de ramp en het verblijf in de mijn zeer getraumatiseerd en zullen hiervoor de nodige slachtofferhulp ontvangen. De jongste van de werknemers, de 19-jarige Jimmy Sanchez, had het het zwaarst in de periode onder de grond. Hij had nog maar vijf weken ervaring als mijnwerker en was net vader geworden. Hij heeft dan ook gezworen nooit meer een stap in een mijn te zetten en zijn leven drastisch te veranderen. Eind goed, al goed Dat alle 33 mijnwerkers gezond en wel de oppervlakte hebben bereikt heeft in de hele wereld constant in de actualiteiten gestaan. Er wordt al gepraat over boeken over de overlevenden en een nationale feestdag in Chili om stil te staan bij het wonder. Bij dit verhaal blijkt maar weer hoeveel de mensheid eigenlijk kan hebben.
Bevrijding Het boren van de schacht om de mijnwerkers te bevrijden vlotte meer dan verwacht. Op 13 oktober waren de autoriteiten dan ook klaar om de eerste kompel via de capsule naar boven te takelen. Na 67 dagen onder de grond kwam op
soAP | November 2010
21
MaatschaPPij
en
Politiek
couch suRfinG
Couch Surfing – a guide for students (and researchers) Couch Surfing is een begrip dat de laatste jaren sterk is opgekomen. Het netwerk van Couch Surfers breidt zich steeds verder uit en beslaat steeds meer delen van de wereld. Ongetwijfeld hebt u er over gehoord. Maar wat is het eigenlijk?
Michiel Zwijnenburg “We have a vision of a world where everyone can explore and create meaningful connections with the people and places they encounter. Couch Surfing wants to change not only the way we travel, but how we relate to the world!” Couch Surfing is een non-profit netwerk dat probeert reizigers in connectie te brengen met de lokale bevolking. Sinds 2004 hebben leden het Couch Surfing systeem gebruikt om samen te komen voor culturele uitwisseling, vriendschap en ervaringen. Mensen die elkaar anders nooit hadden ontmoet krijgen de kans om hun vriendelijkheid te delen en te leren van nieuwe culturen. De “missie” van Couch Surfing is om inspirerende ervaringen te creëren: ontmoetingen tussen verschillende culturen die uitdagend, plezierig en zelfs verlichtend zijn. Het idee van Couch Surfing is dat je reizigers een gratis slaapplaats (couch) aanbiedt. Zij blijven dan een bepaalde periode, vaak om een stad te bekijken, nieuwe mensen te ontmoeten of om bijvoorbeeld een concert te bezoeken. In sommige gevallen komen reizigers langs om gewoon een kopje koffie of thee te drinken en vindt alsnog een culturele uitwisseling plaats, al dan niet kort. Als ‘host’, de gastheer, kun je je bezoekers de stad laten zien en ze een beetje van de lokale cultuur laten proeven. Zo leren de bezoekers veel van jou, je omgeving en je cultuur kennen. Wanneer je zelf op reis gaat kun je ook gebruik maken van dit systeem. Je kunt een slaapplaats opzoeken om daar te ‘surfen’ en nieuwe mensen en culturen leren kennen. Het is handig wanneer je slaapt bij mensen die de omgeving kennen. Op die manier kun je de toeristische trekpleisters mijden en kan de host je de leuke, minder bekende plekjes in de buurt laten zien. Zo kunnen surfers participeren in het lokale leven van de plaatsen die ze bezoeken. Als Couch Surfer kun je dus ‘surfen’ en ‘hosten’. Hoe werkt het? Op www.couchsurfing.org kun je een profiel aan maken. Op dit profiel kun je aangeven hoe de slaapplaats die je aanbiedt er uitziet,
22
soAP | November 2010
welke talen je spreekt (en in welke mate), wat voor persoon je zelf bent, hoe je aan Couch Surfing wilt deelnemen, wat je Couch Surfing ervaringen zijn en wat je interesses zijn. Als je van plan bent een slaapplek aan te bieden, is het voor de reizigers handig als je veel over je slaapplek, je omgeving en jezelf kunt vertellen.
Misschien het meest bijzonder van alles is het feit dat je overnacht of verblijft bij een volstrekt onbekende Als je alleen wilt hosten, hoef je verder niets te doen. De reizigers zullen zelf contact met je opnemen. Meestal is dat gewoon een mailtje met wat informatie over hun reis. Je kunt zelf aangeven of je de reizigers kunt (en wilt) ontvangen. Wanneer de surfers weer vertrokken zijn, kun je een referentie met feedback schrijven over het bezoek en de surfers. Hierin schrijf je hoe je de ervaring over het algemeen beoordeelt, wat je van de surfers vond, of je deze surfers aanraadt, wat je interactie met de surfers was en dergelijke dingen. Deze referenties zijn handig voor andere surfers en hosts, anderen kunnen deze kennis gebruiken om een geïnformeerde beslissing te maken over wie ze willen ontvangen of ontmoeten. De bedoeling is dat de surfer(s) een referentie over jou schrijven en jij één over de surfer(s). Ook kun je leden toevoegen als vriend en een persoonlijke beschrijving van ze geven. Wanneer je zelf wilt gaan surfen moet je veel meer regelen. Ten eerste moet je via de site gaan zoeken naar een couch in de omgeving waar je naar toe wilt. Raadzaam is om verschillende profielen van een aantal personen door te nemen. Op deze manier kun je iets te weten komen over de persoon waar je naar toe gaat, maar bijvoorbeeld ook over de omgeving. Hier kun je de referenties voor gebruiken. Vervolgens stuur je een bericht naar de host die je hebt uitgekozen. Hierin dien je te vertellen met hoeveel mensen je komt, wanneer je van plan bent te arriveren en te vertrekken, waarvoor je komt en andere informatie die de host kan gebruiken om zich voor te bereiden. Wat is er bijzonder aan couch surfing? Couch Surfing is zo bijzonder omdat er ontzettend veel uitwisseling plaatsvindt. Wanneer je een stedentrip maakt en in een
hostel of hotel zit, kom je minder in contact met de lokale gemeenschap en cultuur, terwijl die juist zo leuk is om te ontdekken. Wanneer je besluit te gaan surfen, leer je veel mensen kennen en maak je veel vrienden omdat je dicht bij de lokale cultuur zit. Misschien het meest bijzonder van alles is het feit dat je overnacht of verblijft bij een volstrekt onbekende. Andersom, wanneer je zelf host, ontvang je een onbekende bij je thuis. En het gaat bijna altijd goed. Verhalen van misbruik van gastvrijheid, diefstal of andere vormen van antisociaal gedrag zijn nauwelijks te vinden. Wanneer Couch Surfing aan sociologie wordt gekoppeld, is de term ‘gegeneraliseerde wederkerigheid’ op zijn plaats. Wanneer je met een lekke band over straat loopt en iemand biedt aan je band te plakken, zul je zelf ook proberen een ander te helpen wanneer deze zich in een soortgelijke situatie bevindt. Zo is het ook met Couch Surfing. Je helpt mensen aan bijvoorbeeld een slaapplaats of culturele uitwisseling. Wanneer je zelf op reis gaat en bij andere mensen over de vloer bent, maak je gebruik van de gastvrijheid die je zelf ook hebt aangeboden. Ook dit maakt Couch Surfing zeer bijzonder.
Wanneer je besluit te gaan surfen, leer je veel mensen kennen en maak je veel vrienden omdat je dicht bij de lokale cultuur zit. Tot slot nog enkele staistieken over het fenomeen: er zijn 2.259.314 Couch Surfers. Het totaal aantal hostings en surfings staat op 2.528.076. In totaal doen 238 landen mee en zijn er 78.948 steden vertegenwoordigd. Dus, wanneer je van culturele uitwisseling houdt, het leuk vindt om allerlei nieuwe dingen te leren kennen en wilt ‘werken aan de grenzen van het weten’, raad ik je aan je aan te melden voor Couch Surfing. Mocht je nog niet over de streep zijn getrokken: het is allemaal gratis.
adveRtentie
soAP | November 2010
23
oPinie twistPunt: donoRschaP
Wil jij donor worden? Ja of Nee? Deze tekst zie je tegenwoordige overal in de media. Dit is niet voor niets, want donoren zijn in Nederland hard nodig. Ondanks dat in 1996 de Wet Orgaandonatie is ingevoerd om burgers meer verantwoordelijkheid te geven voor de beslissing over donorschap, stijgt het donorentekort. In 2008 overleden er 153 mensen omdat voor hen de orgaantransplantatie te laat kwam en in januari 2009 wachtten er al 1315 mensen op een geschikte donor. Door de toename van bepaalde ziekten zal de vraag naar orgaandonatie toenemen, terwijl het aanbod van donororganen daalt.
Marieke Adema & Rixt Zuidema Het huidige donorensysteem in Nederland is het toestemmingssysteem. Dit houdt in dat iemand door vastlegging bepaalt of hij donor wil worden of er voor kiest om het aan nabestaanden over te laten. Door het tekort aan donoren is er in 2009 een campagne ‘Nederland zegt ja’ gestart, waarbij mensen die niet geregistreerd waren nogmaals gevraagd werden om donor te worden. Dit leverde 30.000 extra donoren op. Ook in 2010 zijn er dergelijke acties gehouden om mensen te activeren om zich te laten registreren als donor. Toch zijn er nog altijd te weinig donoren en wachten patiënten jaren op een geschikt orgaan. Er moet dus iets veranderen, maar wat? De overheid heeft het over actieve donorregistratie (ADR) gehad. Met dit systeem worden alle burgers van 18 jaar of ouder die nog niet geregistreerd staan als donor opnieuw benaderd. De niet-geregis-
24
soAP | November 2010
treerde die wel donor wil zijn, hoeft geen actie te ondernemen. Wanneer de burger alleen bepaalde organen beschikbaar wil stellen, geen donor wil zijn of de keuze wil overlaten aan (specifieke) nabestaanden moet dit wel schriftelijk worden aangegeven. In 2007 is er door BNN op een spectaculaire manier aandacht gevraagd voor het donorentekort. De Grote Donorshow, waarin een terminale patiënt haar nieren beschikbaar stelde voor een kandidaat uit een groep nierpatiënten, maakte op een pijnlijke manier duidelijk dat er in Nederland een schreeuwend tekort is aan donoren. Het huidige systeem werkt klaarblijkelijk niet en er zal iets moeten veranderen om het donorentekort terug te dringen. De donorshow liet zien wat er zou kunnen gebeuren als we donoren blijven werven door middel van het toestemmingsysteem. Actieve donorregistratie Klink (CDA), minister volksgezondheid, sport en welzijn in 2008, heeft na de donorshow commissie-Terlouw ingesteld die vervolgens met het voorstel van actieve donorregistratie kwam. De voordelen van actieve donorregistratie zijn groot. Ten eerste wordt de niet-geregistreerde herhaaldelijk benaderd om een keuze kenbaar te maken. Wanneer hij geen keuze kenbaar maakt zal hij als donor worden geregistreerd. De mogelijkheid om wijzigingen aan te brengen blijft, dus mocht de burger alsnog besluiten om geen donor te zijn, dan kan hij zijn keuze wijzigen. Ten tweede spelen de nabestaanden een grote rol in het wel of niet doneren van organen. Bij het overlijden hebben nabestaanden, ook in het huidige systeem, het recht om de transplantatie te weigeren. Het NIGZ (Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie) verwacht echter dat nabestaanden de keuze van de overledene zullen accepteren wanneer deze geregistreerd staat. Aangezien tweederde van de Nederlanders geen keuze heeft laten registreren is de kans groter dat nabestaanden negatief reageren op het doneren van de organen. Dit omdat ze niet weten wat de wens is van de overledene. Dit blijkt ook uit de cijfers van het Don Quichot onderzoek uit 1998. Drieënzeventig procent van de nabestaanden weigert orgaandonatie van de overledene omdat ze de keuze niet kennen. Ze redeneren dat de overledene het blijkbaar niet wilde, anders had hij zich wel laten registreren. Met de invoering van actieve donorregistratie zal dit probleem verdwijnen. In België is dit effect al zichtbaar en het is aannemelijk dat dit ook in Nederland zal gebeuren. Als laatste punt is er de financiële kwestie. Wanneer er meer donoren worden
geregistreerd, kunnen er meer mensen worden geholpen. Op deze manier hoeven deze patiënten bijvoorbeeld niet meer aan de nierdialyse. Op dit moment staan er 1300 patiënten op de wachtlijst voor een nieuwe nier. Deze patiënten moeten drie keer per week aan de nierdialyse. Eén jaar nierdialyse kost per persoon 100.000 euro. Op jaarbasis spreken we voor de 1300 patiënten dus over 130 miljoen euro! Daarnaast zijn er de ziekenhuiskosten van patiënten die op een hart- of longtransplantatie wachten. Ook deze kosten liegen er niet om.
Bij geen reactie worden deze mensen gewoon geregistreerd als donor. België en Oostenrijk hebben al laten zien dat dit systeem werkt. In België zijn er, na invoering van het ‘ja, tenzij systeem’, bijna twee keer zoveel donoren als in Nederland en ook in Oostenrijk zijn soortgelijke getallen te zien. De wachtlijsten zijn daarom veel korter dan in Nederland. Daar komt bij dat Nederland door het tekort aan donoren werkt met strenge selectiecriteria om mensen toe te laten tot de wachtlijst. Voor veel patiënten die een orgaan nodig hebben betekent dit dat ze niet eens op de wachtlijst kunnen komen omdat ze niet voldoen aan de criteria. De wachtlijsten in Nederland geven dus geen goed beeld van het aantal patiënten dat een orgaan nodig heeft. In België werken ze met andere criteria waardoor dezelfde mensen wel op de wachtlijst worden geplaatst. Het logische gevolg is dat Nederlanders zich in België op de wachtlijst laten zetten, het zogenaamde orgaantoerisme. Afgelopen drie jaar hebben er zo’n vijftig Nederlanders een orgaantransplantatie ondergaan in België. De Nederlandse verzekering vergoedt deze transplantaties. Tegen ADR Toch heeft minister Klink niks met het voorstel van commissie-Terlouw gedaan en heeft zelfs tegen het voorstel gestemd, maar waarom? Klink laat, in een uitzending van nova, weten dat er meerdere oorzaken zijn waardoor er te weinig donoren zijn en een verandering van het systeem zal dit niet oplossen. Zo speelt de organisatie van ziekenhuizen een grote rol, maar ook bijvoorbeeld het aantal verkeersslachtoffers in een land. Hiermee doelt hij op het feit dat verkeersslachtoffers vaak geschikte donoren zijn, omdat dit meestal jongere mensen zijn met gezonde organen. Het CDA en de ChristenUnie zijn ook tegen dit systeem. Er zijn verschillende redenen die zij hiervoor aandragen. Zo bestaat er nog geen bewijs dat actieve donor-
oPinie
registratie effectiever zal zijn in Nederland dan het huidige systeem, daarnaast vragen zij zich af hoe de nabestaanden op deze regeling zullen reageren. Bij actieve donorregistratie is er namelijk geen sprake meer van een uitgesproken mening, maar van een veronderstelde mening. Er kleven echter meer nadelen aan actieve donorregistratie. Ten eerste komt het zelfbeschikkingsrecht in gevaar. Vanuit het liberale gedachtegoed heeft de overheid niet het recht om te beslissen over het donorschap van burgers. De integriteit van het lichaam moet voorop staan. Hiervoor is de burger zelf verantwoordelijk en niet de overheid. De burger moet zelf kunnen beslissen, zodat het zelfbeslissingsrecht in tact blijft. Er lijkt hier een verschuiving te zijn op ethisch gebied. Van beroep op puur altruïsme, naar de nadruk op keuzes maken en solidariteit. Het is hierdoor de vraag of het een goede ontwikkeling is dat de overheid orgaandonatie gaat stimuleren. Daarnaast bestaat het gevaar dat iemand niet kan reageren omdat diegene verstandelijk gehandicapt is, het systeem niet begrijpt of simpelweg de brief niet kan lezen. Hierdoor worden burgers in een vervelende positie gezet. Bij geen reactie worden deze mensen namelijk gewoon geregistreerd als donor, terwijl dit niet de beslissing is die ze zelf gemaakt hebben. Op deze manier wordt het zelfbeschikkingsrecht ze wel ontnomen. Bovendien wordt de familie belast met de keuze. Vervolgens is het de vraag wat er gebeurt als de desbetreffende persoon geen familie meer heeft. Bij wie komt deze keuze dan te liggen? Ten slotte is het niet duidelijk hoe de 8,5 miljoen niet-geregistreerde donoren zullen reageren op hun plotselinge donorregistratie. Een mogelijk effect zou kunnen zijn dat de mensen zich massaal uitschrijven. Je krijgt dan het tegenovergestelde effect van wat je wilt bereiken, namelijk een daling van het aantal donoren in plaats van een stijging. Uit onderzoek van het NIVEL in 2004 blijkt actieve donorregistratie waarschijnlijk wel zal leiden tot meer registratie van donoren omdat mensen zich niet laten registreren en dus automatisch donor zijn, maar niet zal lei-
In de afgelopen drie jaar hebben er zo’n vijftig Nederlanders een orgaantransplantatie ondergaan in België.
den tot meer transplantaties. Dit komt onder andere omdat er maar in beperkte mate geschikte organen vrijkomen. Niet iedere donor heeft organen die gezond genoeg zijn om te kunnen transplanteren. En daarnaast zijn ook hier weer de nabestaanden die invloed hebben op de donatiebeslissing. Een aantal nabestaanden zullen de keus wel
respecteren bij registratie, maar er blijft een groep bestaan die er bezwaar tegen maakt.
De campagne ‘Nederland zegt ja’ heeft met de inzet van de sociale media nog weer 25.000 extra donoren weten te werven. Deze campagnes hebben dus zeker wel succes en moeten daarom worden doorgezet. Wanneer donor worden verplicht wordt gesteld verdwijnt ook het gevoel van ‘iets goed doen’ voor je medemens. Burgers krijgen niet meer de kans om vanuit hun solidariteitsgevoel te reageren, maar worden gedwongen om donor te zijn. Door deze dwang neem je burgers een belangrijke reden af om donor te worden en te blijven.
systeem “In landen als België, Spanje en Oostenrijk is al met veel succes het ADR-systeem ingevoerd. Het aantal beschikbare organen is daardoor in deze landen verdubbeld. Hoeveel donorshows zijn nog nodig om de Nederlandse politiek voor gek te zetten?” Ook bekende Nederlanders zoals Patrick Lodiers zetten zich in om het systeem in Nederland te veranderen. Uit de berichten van België en Oostenrijk blijkt dat het ‘ja, tenzij systeem’ werkt. In Nederland is het waarschijnlijk nog even afwachten en het is de vraag of er uiteindelijk een actieve registratie zal plaatsvinden. De ethische discussie die op dit moment de gemoederen bezig houdt, leidt in ieder geval tot op de dag van vandaag nog niet tot een definitief besluit wat betreft het actieve donorregistratiesysteem.
Andere opties Verdere opties zijn natuurlijk nog het ‘geen bezwaarsysteem’, een beloningssysteem of het invoeren van een marktwerking. Het ‘geen bezwaarsysteem’ geeft de burgers een keuze uit de opties ja/nee en hebben de nabestaanden geen invloed op deze keuze. Een beloningssysteem invoeren lijkt ook geen goede optie. Zo heeft Wouter Bos bijvoorbeeld het idee opgevat om donoren korting te geven op hun paspoort waardoor zij als het ware worden beloond. Dit idee zou natuurlijk absurd zijn, aangezien je ook op deze manier de intrinsieke motivatie ondermijnt. De burger is dan geen donor meer omdat hij of zij het goede wil doen voor de maatschappij, maar omdat hij of zij ervoor wordt beloond. Tot slot de marktwerking, wat misschien wel de slechtste oplossing zou zijn. Hierdoor ontstaat er een prijsmechanisme waardoor mensen met geld organen kunnen kopen en arme mensen worden uitgesloten. Dit druist tegen het recht in dat iedereen recht heeft op gezondheidszorg. Het mag duidelijk zijn dat de discussie over wel of geen invoering van het actieve donorregistratiesysteem nog lang niet ten einde is. Zowel de voor- als nadelen aan het systeem wegen zwaar. Het zelfbeschikkingsrecht is één van de sterkste argumenten die wordt gebruikt door de tegenstanders. In de politiek wordt er verschillend gedacht over het actieve donorsysteem. CDA en de ChristenUnie zijn tegen het systeem aangezien het nog niet bewezen is dat er daadwerkelijk meer donoren zullen komen. Alexander Pechtold van D66 is in ieder geval voor dit
soAP | November 2010
25
oPinie betooG: MoReel
veRval in de toPsPoRt
Topsport is oorlog Ronald Kielman Sinterklaas dwaalt als een spook over de daken en de winterjassen hebben de jaarlijks terugkerende tocht naar de stomerij inmiddels gemaakt. Maar we zijn het inmiddels gewend; de zomer leek voor de zonaanbidders onder ons sinds half juli al afgelopen. Gelukkig biedt de zomer ook ruimte voor andere bezigheden dan enke lzonnen. Zo draait bij menig huishouden de tv overuren om de vele sportevenementen tentoon te stellen. Zo heeft mijn tv de afgelopen zomer onder andere het WK voetbal, de TT in assen, Wimbledon, de Tour de France, het EK athletiek, het EK zwemmen, de hockey Champions Trophy, de Haarlemse Honkbalweek, Formule 1 en het WK judo mogen tonen. Dit jaar was er een tweede reden voor het vieren van vakantie: het verzachten van de kater van de verloren WK-finale. Ondanks dat de psychische wonden nog niet geheeld waren, ontkwam een sportliefhebber er niet aan op zoek te gaan naar gesprekspartners. Zo raakte ik op mijn vakantie, onder het genot van een kop koffie, in gesprek met een Braziliaans koppel over het WK voetbal en het Nederlands elftal. De Brazilianen schoven hun mening niet onder stoelen of banken: ze waren vol afschuw over het spel van het Nederlands elftal. Ze hadden geen 'mooi voetbal' gezien, het voetbal dat ze normaliter waren gewend van het Nederlands Elftal. 'Waar was het totaalvoetbal, de inschuivende libero en waar waren de positiewisselingen die het Nederlandse voetbal altijd hebben gekenmerkt?' Prestatiegerichte maatschappij Wat vreemd eigenlijk dat mensen niet het feit waarderen dat het Nederlands elftal de finale heeft gehaald, maar wel waardering hebben hebben voor het type voetbal dat wij in de loop der geschiedenis hebben tentoongespreid. Niet alleen het Braziliaanse koppel is kritisch, internationaal is er veel kritiek op het spel van oranje op het WK. Wanneer echter spelers van het Nederlands elftal om hun mening wordt gevraagd, dan antwoorden zij stuk voor stuk dat enkel het resultaat telt. Is de prestatiemaatschappij inmiddels zo ver doorgeslagen dat het zelfs bij sporten niet meer gaat om plezier, vredelievendheid, saamhorigheid en waardering voor elkander? Gaat het bij het sporten werkelijk alleen nog maar om prestaties, resultaten en de spotlights? Het lijkt er wel op. Ook bondscoach Bert van Marwijk was ten tijde van het WK stellig. Hij hamerde er op dat het resultaat juist ontzettend goed was en dat 'we' niet zo moesten zeuren. Dit soort uitlatingen zul-
26
soAP | November 2010
len te wijten zijn aan een andere `opvoeding'. Tegenwoordig worden topsporters op jonge leeftijd gescout en dus zijn zij al jong elke dag bezig om beter te wordent. Van jongs af aan worden topsporters en hun begeleiders geïndoctrineerd met de leer van het presteren. 'Alleen het resultaat telt!' is een uitspraak die op zaterdag rondgalmt in menig kleedkamer alwaar de jeugd zich klaarstoomt voor de wekelijkse sportwedstrijd. Topsporters worden elke dag geconfronteerd met uitspraken als deze. Kinderen wordt niet meer geleerd om plezier te hebben of om waardering te hebben voor de tegenstander, want de heersende filosofie binnen sport is dat zonder een goede (lees: prestatiegerichte) instelling geen successen zullen worden behaald. Gezonde ambities worden omgevormd tot obsessies, alles is toegestaan ten behoeve van het resultaat en men dient te streven naar succes. Met de s p r e u k 'Voetbal is oorlog!' slaat R i n u s Michels, door velen gezien als de beste Nederlandse voetbaltrainer ooit, de spijker op zijn kop. Michels zou met deze uitspraak hebben bedoeld dat een harde, agressieve speelstijl soms noodzakelijk en aanvaardbaar is als men wil winnen. Het zal u allen niet ontgaan zijn dat verschillende voetballers deze uitspraken net iets te letterlijk hebben genomen en dit hebben vertaald naar hun spel. Wie herinnert zich niet de karatetrap van Nigel de Jong, Nederlands best betaalde voetballer en een internationaal gerenommeerd voetballer, in de finale tegen Spanje. Onlangs is Nigel de Jong uit de selectie van het Nederlands elftal gezet wegens een brute tackle op een collega, ook dit zal u niet ontgaan zijn. Welnu, neemt u van mij aan, dit soort tackles zijn aan de orde van de dag. Blijkbaar is de drang en de wil om te presteren zo groot dat deze misdaden binnen de sport worden geoorloofd. Dit geldt niet alleen voor voetbal, ook binnen andere sporten valt een moreel verval te bespeuren. De Tour de France is dit jaar beslist door een discutabel voorval. De toenmalige klassementsleider Andy Schleck leek de beslissende demarrage te plaatsen op de Port de Balès. Op het moment suprême, om in het Frans te blijven, gooide zijn mate-
riaal roet in het eten; zijn ketting liep eraf. Zijn directe concurrent Alberto Contador twijfelde geen moment en koos, alle binnen de wielersport heersende morele normen ten spijt, het hazenpad. Uiteindelijk won Contador deze etappe 39 secondes op Schleck in het algemeen klassement. Het lot wil dat na de laatste etappe het verschil tussen Contador en Schleck exact 39 seconden betrof. Het valt niet te ontkennen dat Contador de winnaar van de Tour de France 2010 is, maar het moet gezegd worden dat aan deze overwinning altijd een nare bijsmaak zal blijven kleven. Prestatiegerichtheid creëert vijandigheid en gaat gepaard met gedrag dat niet wordt gewaardeerd. De eerste plaats op het
podium is een ondeelbaar, exclusief goed en in een winner-take-all-society blijken veel mensen bereidt tot grote kosten om uiteindelijk winst te kunnen oogsten. Dat vele topsporters deze kosten echter niet binnen de grenzen van het moreel toelaatbare kunnen maken, staat als een paal boven water. Het ideaal 'meedoen is belangrijker dan winnen' lijken wij tegenwoordig enkel in geschiedenisboeken terug te vinden. Rol van de media Oorlog laat zich niet kenmerken door morele normen, het is per definitie verwerpelijk. Sinds de Vietnamoorlog kunnen wij via de media de uitwerking van oorlogen zien vanuit de huiskamer. Bij het kijken van het journaal wordt men gedwongen de gruwelijkheden van oorlogen onder ogen te zien en ziet men de effecten daarvan terug in de vorm van hartverscheurende emoties. De sociale effecten van deze beelden liegen er niet om, dat . Een overgrote meerderheid van de mensheid is faliekant tegen oorlog. Wellicht dat de media deze rol binnen de topsport nu ook op zich kunnen nemen. De media zorgen namelijk voor twee soorten beelden: beelden in de vorm van een weergave van iets dat plaats-
oPinie socioloGische canon vindt (de sportevenementen), maar ook beelden in de vorm van een voorstelling van hoe iets ideaal zou moeten zijn, iets wat bemind of nagestreefd wordt. En het is dit laatste beeld dat veranderd dient te worden, wil er een cultuuromslag te weeg worden gebracht. Als de sociale waardering verdwijnt voor topsport en prestaties op een moreel verwerpelijke manier, dan zullen dit soort voorvallen wellicht kunnen worden verbannen uit de topsport. Gedragsregels Het lijkt de laatste tijd een trend om gedragsregels op te stellen binnen allerlei takken van de maatschappij, ook de topsport zal hier niet aan ontkomen. Een ethische topsportcommissie zal ongetwijfeld binnen afzienbare tijd haar opwachting maken. Het probleem met dergelijke commissies is dat zij doorgaans gedragsregels opstellen die normaliter niet uit moreel oogpunt worden nageleefd. Mensen zullen eerder deze gedragsregels naleven omdat het moet; omdat het negatieve consequenties zal hebben wanneer zij dit niet doen. Maar wat wil men bereiken met een dergelijke commissie? Dat topsporters zich niet meer op een moreel verwerpelijke manier gedragen omdat ze bang zijn voor de eventuele consequenties of omdat ze dit gedrag intrinsiek moreel verwerpelijk vinden? Als idealist wens ik het tweede en heb ik de hoop dat er enig ethisch besef bij de topsporters naar binnen kan sijpelen, maar als realist ben ik bang dat het emkel eerste zal gebeuren in de maatschappij van de calculerende burger. Vaak blijkt een idealist een onvolledig geïnformeerde realist. Misschien overheerst de idealist in mij en is het daarom dat ik een omslag lijk op te merken. Veel mensen waren niet zozeer trots op het behalen van de finale door Nederland en misten het goede Nederlandse voetbal. De karatetrap van Nigel de Jong in de WK-finale staat op ieders netvlies gebrand en wordt alom veroordeeld. Alberto Contador werd na afloop van de etappe getrakteerd op een daverend fluitconcert. Wellicht zal sport in de toekomst weer verbroederen en zullen maatschappelijke veroordeling en afkeer de oplossing blijken. Vanuit de media ontwikkelen zich initiatieven die aanmoediging behoeven. Zo hebben de Duitse media de Tour de France enkele tijd genegeerd vanwege de vele dopinggevallen. Wanneer er onophoudelijk morele normen worden overtreden binnen topsport, is het ontnemen van een internationaal podium een interessante maatregel die wellicht zijn vruchten zal afwerpen. Wat zou het toch mooi zijn... Het WK-voetbal 2018 in Nederland, Brazilië tegen Nederland in de finale, een ontmoeting met het Braziliaanse koppel op de overvolle tribunes, gevuld met een internationaal publiek dat broederlijk de morele waarden van de Elfstedentocht en de wandelvierdaagse uitdraagt.
Sociologische canon volgens René Veenstra Als student genoot ik van Abraham de Swaans Zorg en de staat. Ook het proefschrift van Marco van Leeuwen over bijstand in Amsterdam in de negentiende eeuw was meesterlijk. Plato (Politeia), Rousseau (Emile) en Dewey (Democracy and education) behoren gelukkig tot mijn culturele bagage. Net als Popper, Kuhn, Lakatos of Latour. Genieten kan ik ook van het werk van Malcolm Gladwell (The tipping point; Outliers), Steven Levitt (Superfreakonomics) of Ap Dijksterhuis (Het slimme onbewuste). Maar met onderstaande elf titels wil ik me beperken tot titels die ik in Reference Manager heb zitten. Kortom, titels die ik aanhaal in mijn eigen onderzoek en die ik graag op mijn eigen naam had gezien. Apted, M. (1970 – 2005). 49/42/35/28/21/14 up. Hoe een groep kinderen geboren in 1955 om de zeven jaar weer wordt gefilmd en hoe interessant het echte leven is. Bovenkerk, F. (2001). Misdaadprofielen. Amsterdam: Meulenhoff. Over georganiseerde misdaad in Nederland: de Joego-scene van Amsterdam, de multiculturele onderwereld of Nederwiet: de nieuwe economie van de onderklasse. Coleman, J. S. (1961). The adolescent society. The social life of the teenager and its impact on education. New York: Free Press. Niet Foundations of Social Theory. Ook niet zijn rapport uit 1966: Equality of Educational Opportunity. Maar dit vroege werk over het sociale leven van adolescenten. Heckman, J. J. (2006). Skill formation and the economics of investing in disadvantaged children. Science, 312, 1900-1902. In drie bladzijden legt Nobelprijs-winnaar James Heckman uit dat op jonge leeftijd investeren in achterstandskinderen veel rendabeler is dan investeren op latere leeftijd. Hirschi, T. (1969). Causes of delinquency. Berkeley: University of California Press. Pleidooi voor belang van sociale binding. Inspireerde in Nederland de commissie Roethof. Later schreef Hirschi met Gottfredson nog een geruchtmakend boek over het belang van zelfcontrole.
& Kritik had ook niet misstaan. Ik kies echter voor de briljante experimenten die hij met zijn promovendus Kees Keizer heeft uitgevoerd. Op youtube te zien onder de noemer ‘Crimineel gedrag is besmettelijk.’ Moffitt, T. E. (1993). Adolescence-limited and life-course-persistent antisocial behavior: A developmental taxonomy. Psychological Review, 100, 674-701. Al meer dan tweeduizend keer geciteerd. En terecht. Een artikel vol met ideeën voor de criminologie, psychiatrie, psychologie en sociologie. Vele houdbaar. Enkele weerlegd. Rutter, M. (2006). Genes and behavior: Nature-nurture interplay explained. Malden, MA: Blackwell. Geen bestseller zoals Bill Brysons A short history of nearly everything. Maar wel een helder boek over hoe genen en omgeving in samenspel van invloed zijn op gedrag. Salmivalli, C., Lagerspetz, K., Björkqvist, K., Osterman, K., & Kaukiainen, A. (1996). Bullying as a group process: Participant roles and their relations to social status within the group. Aggressive Behavior, 22, 1-15. Bij pesten zijn niet alleen een dader en slachtoffer betrokken, maar ook meelopers, ophitsers, verdedigers en buitenstaanders. In Finland coördineert Salmivalli nu een theoriegestuurde interventie om pesten in basisen voortgezet onderwijs tegen te gaan. Ten Boom, A., Ferwerda, H., & Van Leiden, I. (2007). Een pioniersonderzoek in justitieland: De evaluatie van Halt in een experimentele setting. Tijdschrift voor Criminologie, 49, 33-44. Oud-sociologiestudent Henk Ferwerda en zijn collega’s van Bureau Beke evalueren de effectiviteit van HALT experimenteel. De maatregel blijkt nauwelijks te werken. Weisburd, D., & Waring, E. (2001). Whitecollar crime and criminal careers. Cambridge, UK: Cambridge University Press. Is misdaad alleen iets voor de slechtbedeelden? Dit boek houdt ons een spiegel voor. Iedereen is er in staat toe. Zie ook de documentaire over Enron: The Smartest Guys in the Room.
Keizer, K., Lindenberg, S., & Steg, L. (2008). The spreading of disorder. Science, 322, 1681-1685. Het 2008 artikel van Lindenberg uit Analyse
soAP | November 2010
27
oPinie veRslaG
lezinG
Freek de Jonge lucht zijn hart bij Bloedende Harten Ter ere van het 25-jarig jubileum gastschrijverschap organiseerden de RuG en Studium Generale een reeks gesprekken met Nederlandse songwriters: Spinvis, Typhoon, Freek de Jonge, Ellen ten Damme, Jan rot, Huub van der Lubbe en Stef Bos. De songwriters vertelden over hun ervaringen en voor- en tegenslagen in het doorbreken in de Nederlandse popmuziek. De centrale vraag is steeds: hoe schrijf je songteksten? Ditmaal was Freek de Jonge aan de beurt. Het gesprek vond plaats in de aula van het academiegebouw onder leiding van Jan Douwe Kroeske, een specialist op het gebied van songs. De moeite waard om eens te kijken dus en ik ben voor SoAP op pad gegaan.
Eric Wams Wie kent hem niet? Freek de Jonge, cabaretier, schrijver, acteur en zanger. Zijn zangcarrière begon met Neerlands Hoop met Bram Vermeulen. Samen maakten ze liedjes en sketches. Onder de naam Frits zong De Jonge liedjes met popgroep de Nits en later speelde hij samen met toetsenist Robert Jan Stips, waarmee hij de hit ‘leven na de dood’ maakte, een bewerking van een nummer van Bob Dylan, death is not the end. Het gesprek, dat over popmuziek zou gaan, zat vol verrassingen. De Jonge pakte graag de kans om een paar liedjes en gedichten van zijn werk te spelen of voor te lezen. Hierdoor raakte het centrale thema popmuziek enigszins verloren, maar daar kreeg je een liveoptreden voor terug. Daarnaast werd een beeld gegeven van het artiestenleven van Freek en gaf hij zijn ongezouten mening over cultuur en politiek. Het was een avond met zeer verschillende onderwerpen, waar humor werd afgewisseld met ernst en een serieuze toon. Het publiek genoot hier duidelijk van. Het was voor De Jonge een optreden voor thuispubliek. Maatschappijkritiek De gesprekken over cultuur en politiek waren
28
soAP | November 2010
interessant. Je kunt het er mee eens zijn of niet, maar De Jonge is nog steeds in staat om goede analyses te maken. Nadat Kroeske opmerkte: “Cultureel engagement; als er een verpersoonlijking van engagement was en is, dan was dat na Neerlands Hoop Freek de Jonge”, antwoordde De Jonge: “Er heerst een maatschappelijke stemming waarvan de teneur is: ach, leuk geweest, maar nu moet het maar eens afgelopen zijn met die geldverspilling en de mensen moet maar gewoon eens aan het werk gaan, de kunstenaars ook. Hoe kun je nou aan iemand duidelijk maken wat het nut van cultuur is? Het gaat om de levens die wij leiden en de problemen waar wij mee te maken krijgen. Die kunnen we terug vinden in schilderijen, muziek, gedichten, toneelstukken, romans en liedjes, als je wil leren hoe je moet leven, dan begeef je je op de weg. Je moet cultuur zien als een wegennet om langs te lopen om je doel te bereiken, en dat is volkomen weg. Als je zegt dat er een vierde of vijfde baan bij de A1 moet, dan zien mensen dat niet alsof dat gesubsidieerd wordt, maar als iets noodzakelijks en ze zien dus niet in dat een groot orkest, een operagezelschap of een rijksacademie allemaal noodzakelijk voor de samenleving zijn. Er is nu internet waar mensen alles vandaan halen.” Verder gaf De Jonge zijn mening over het huidige gedoogkabinet. Er zijn ook veel mensen die dat van hem verwachten. Een man in de zaal vroeg De Jonge of hij weer zijn positie als nar kon innemen, want zo zag de beste man het optreden van De Jonge, waarop De Jonge antwoordde: “We hebben niet meer twee televisienetten, waardoor een heel groot deel van de mensen wordt gedwongen te kijken”. Ook Kroeske had al naar zijn mening gevraagd: “We zitten in dit tijdsgewricht en iedereen verwacht van jou een mening. Iedereen hoopt ook dat je het weer in volle scherpte gaat doen en gaat zeggen. Wil je dat ook?” De Jonge: “Jawel, mijn analyse is dat we van een linkse subcultuur in een rechtse subcultuur gekomen zijn. De toon wordt gezet door mensen die denken dat ze
iemand interviewen als ze iemand maar lang genoeg een microfoon voor de snufferd houden. Die zetten de toon en als ik me daar kwaad over maak krijg ik shit over me heen, zoals een internetbombardement. Dat is de rechtse subcultuur, nu kan ik wel met terugwerkende kracht zeggen dat de fout die de linkse subcultuur heeft gemaakt is dat ze te drammerig zijn geweest en te overtuigd van hun eigen gelijk. Maar wat we nu zien is zo intolerant, zo humorloos en zo verpletterend dom en leeg dat het handvat dat je beetpakt afbreekt.” “Ze doen net alsof het probleem van de immigratie van hun is en alsof de multiculturele samenleving geen poging is geweest om te kijken of we deze zaak kun-
Daar spreekt een rancune en een gefrustreerdheid uit die je angstig maakt nen oplossen of beheersen. Dat is niet helemaal gelukt, maar wat in de geschiedenis is wel van de ene op de andere dag gelukt? Ik las in een interview met de heer Bosma: “Onze kleinkinderen zullen met dedain neerkijken op de inrichters van de multiculturele samenleving.” Daar spreekt een rancune en een gefrustreerdheid uit die je angstig maakt, want hun kleinkinderen zullen getrouwd zijn met een Marokkaans meisje, maar niet eens meer herkenbaar als een Marokkaans meisje, omdat zij alweer de dochter is van een ander gemengd koppel. Het is een machteloze, onzinnige machtstrijd die alleen maar kan eindigen in een bloedbad of een desillusie. Ik snap niet dat zij kunnen weg komen met een gedogen.” De relatie met zijn vrouw. De Jonge werkt nauw samen met zijn vrouw. Laatst gaf hij in De Wereld Draait Door al aan dat zij een grote invloed heeft op zijn shows.
oPinie
Ook deze avond, waar Hellen ook bij was, gaf hij haar weer krediet: “Ik heb met mijn vrouw een verbond. Dat gaat natuurlijk veel verder dan man, vrouw, gezin. Onze levens zijn verweven. Het was nooit mogelijk geweest om zo gedisciplineerd en consistent aan een oeuvre te werken als ik Hellen niet had getroffen. Er zijn niet veel mensen die een ander dat toestaan, want zo nu en dan ben ik toch wel megalomaan bezig geweest. Zij heeft mij daar altijd in gesteund en op het moment dat Neerlands Hoop voorbij was, zijn we heel erg gaan samen werken. Dat was het mooiste. Tijden de afwas konden we praten over een show en als we in de auto van het theater terug reden konden we praten over de opvoeding van de kinderen.” Het schrijven van songteksten Ook werd er kort ingegaan op een van de centrale vragen van het gesprek. Hoe schrijf je nu een (goede) songtekst. Aangezien er op de laatste algemene ledenvergadering van Sociëtas is besloten een verenigingslied van ten minste drie coupletten te schrijven, kunnen deze tips voor hen wel eens handig zijn. De Jonge: “Als je een lied wilt schrijven en je zit achter zo’n blanco vel en er schiet je niets te binnen, dan doe je er goed aan een mooi liedje te nemen en dat te vertalen. Dan kom je in de concentratie en het ritme en als vanzelfsprekend ga je er dan iets aan toevoegen. De weg naar de concentratie is het opruimen van kleine hindernissen. Mijn definitie van concentratie is het absoluut denken aan totaal niets, dus als je begint met concentreren begin je met heel sterk denken aan heel weinig.” Een artiest die De Jonge erg geïnspireerd heeft is Bob Dylan. Vooral door de eerste zinnen en ook de thema’s van zijn nummers zijn een inspiratiebron. Ze zijn erg genuanceerd en er staan zoveel meer andere dingen dan dat er staat, maar zoals bij het ’leven van de dood’ heb ik het nummer helemaal anders gemaakt. “Helaas ben ik vergeten één of twee veranderingen aan de melodie aan te brengen, waardoor Bob Dylan alle rechten op het nummer kreeg. Dat overkomt me niet weer.” Pas geleden heeft De Jonge weer een lied geschreven dat was gebaseerd op zijn North Country girl en met Neerlands hoop had hij al het lied ‘niet weten waar de uitweg is’ geschreven op basis van het nummer there must be some kind of way out of here. Ik vond het al met al een leuke avond. Ben je geïnteresseerd geraakt en zou je het gesprek met Freek de Jonge willen beluisteren? Dat kan! Je kunt het vinden op de website van Studium Generale: studium.hosting.rug.nl en gebruik dan de zoekfunctie. Mocht je meer geïnteresseerd zijn in de andere artiesten? Dan kun je ze op dezelfde wijze vinden. Veel plezier.
Stelling: gemengde scholen of homogene scholen? Uit recent onderzoek van onderwijssocioloog dr. prof. Jaap Dronkers (werkzaam aan de UvA) blijkt dat zowel autochtone kinderen als kinderen met een migrantenachtergrond slechtere resultaten behalen op etnisch sterk gemengde scholen dan op etnisch homogene scholen. De overheid heeft gemengde scholen altijd wenselijk geacht, het zou immers de integratie bevorderen en het zou de migrantenkinderen evenveel kansen bieden op goed onderwijs als autochtone kinderen. Naar aanleiding van dit nieuwe inzicht in de onderwijssociologie vroegen wij docenten voor een reactie op de volgende stelling: Etnische en sociaal-culturele diversiteit op basisscholen is slecht voor de leerprestaties. Daarom moet de overheid stoppen met het stimuleren van gemengde scholen en zich richten op meer homogene scholen om de leerprestaties te bevorderen. M.H. Bosman, universitair docent/ beleidsmedewerker onderzoek Sociologie/ICS: “Dronkers heeft gelijk in zijn opvatting dat we vooral geen overspannen verwachtingen moeten hebben van de effecten van spreidingsbeleid op schoolprestaties - nog afgezien van de beperkte uitvoeringsmogelijkheden van integratiebeleid binnen het Nederlandse bestel. Effecten van etniciteit en etnische diversiteit zijn op zijn minst omstreden en op zijn best bescheiden; effecten van begaafdheid en opleiding van de ouders zijn zowel op individueel als schoolniveau van veel groter belang. Op dit punt ‘gelooft’ Dronkers overigens wèl in spreidingsbeleid: hij meent dat spreiding van kinderen van hoog- en laaggeschoolde ouders die tot hetzelfde onderwijstype zijn toegelaten in het sterk gedifferentieerde Nederlandse onderwijssysteem wèl effectief kan zijn (p. 22).” Er zijn echter ook geldige redenen om te pleiten voor etnische diversiteit op scholen. Volgens het Ministerie van OCW moet het onderwijs "Bijdragen aan de vorming in maatschappelijke en culturele zin, mede ter voorbereiding op toekomstig staatsburgerschap en verantwoordelijkheid" (de integratiefunctie van het onderwijs). Vanuit het oogpunt van integratie is onderwijssegregatie naar etnische lijnen uiteraard bijzonder ongewenst, en hebben scholen en gemeenten gelijk als zij trachten dit tegen te gaan. Gezien de bescheiden effecten op onderwijsprestaties van welk integratiebeleid dan ook lijkt het mij echter ook van belang te wijzen op een ander middel dat ingezet kan worden om de onderwijskansen van kinderen uit
achterstandssituaties te vergroten, en dat is de kwaliteit van de school, in het bijzonder de kwaliteit van de leraar. De kwestie van een goede of slechte school is wezenlijker dan wit of zwart, was de kop boven een van de artikelen over de oratie van Dronkers. Als we ons even niet teveel aantrekken van uitvoeringsproblemen, zou ik zeggen: alle goede docenten verzamelen voor het best mogelijke onderwijs op achterstandsscholen. A. Flache: hoogleraar en onderwijsdirecteur: “Ten eerste is er onvoldoende bewijs voor het eerste deel van de stelling. Er is de nodige wetenschappelijke kritiek op het recente onderzoek van Jaap Dronkers waar dit op berust. Twee voorbeelden: de effecten die Dronkers heeft gevonden zijn heel erg klein en data over Nederlandse scholen zijn in de studie niet eens meegenomen. Maar zelfs als het zou kloppen, is dit onvoldoende reden om dan maar te stoppen met het stimuleren van gemengde scholen. Het zou dan nog steeds de vraag zijn wat de afweging is van de maatschappelijke kosten (minder leerprestaties) tegen de mogelijke maatschappelijke baten (o.a. vermindering van vooroordelen over andere etnische groepen). De stelling suggereert ten onrechte dat alleen leerprestaties meetellen.” T. Stark Ph.D.Student: “Scholen hebben meer functies dan kennisoverdracht alleen. Het effect van de schoolsamenstelling op de leerprestatie is volgens mij dan ook te klein om het beleid van de stelling te rechtvaardigen. In zijn oratie van 2010 concludeert Jaap Dronkers dat leerlingen het op een etnisch homogene school beter doen dan op een heterogene school. Echter, dit is gebaseerd op een zeer klein effect en in tegenspraak met een review van Geert Driessen uit 2007, waarin een tiental onderzoeken laat zien dat er nauwelijks samenhang bestaat tussen de etnische samenstelling van scholen en de leerprestaties van de kinderen op die scholen (dit artikel is verkrijgbaar op zijn homepage). Wel zie ik in mijn eigen steekproef in Arnhem dat de meest zwarte school (98% allochtonen) regelmatig de hoogste gemiddelde CITO scores haalt. Maar andere ook zeer zwarte scholen doen het duidelijk slechter. Deze onderwijsinstellingen herleiden het succes van deze uitblinker dan ook niet op de etnische samenstelling, maar voornamelijk op de motivatie van de docenten. Wellicht kan de overheid zich daarom beter richten op beleid om docenten meer te motiveren.”
soAP | November 2010
29
oPinie beRoePsethiek
van de Media
Media: Beschaving en objectiviteit versus censuur Het jaar 2009/2010 staat voor een afname van de objectieve, goede journalistiek. Er werd niet alleen eindeloos gespeculeerd over allerlei politieke kwesties, ook programma’s als GeenStijl kregen poot aan de grond in de journalistieke wereld. Dat terwijl het programma zich met name richt op het mening geven op het nieuws, kritiek leveren op bekende personen en ronduit onbeschoft is. Het feit dat actualiteitenprogramma’s als de Wereld draait door de cast van “Oh, oh, Cherso” uitnodigt, baart ook zorgen over wat journalistiek verantwoord is. De klap op de vuurpijl was natuurlijk het artikel dat de Telegraaf plaatste over het negenjarige jongetje dat een vliegtuigramp overleefde. Kennen de media dan helemaal geen beschaving meer? Is de belangrijkste taak van journalisten “je mening geven” en heeft zij haar informerende taak verloren? Objectiviteit en ethiek in de media lijkt steeds verder te zoeken.
Hannah Achterbosch Een belangrijk aspect van media is objectiviteit. Een hoge verwachting, maar door de vele kleine en grote problemen in de samenleving is het belangrijk dat er correcte beslissingen genomen worden over welk nieuws in de krant komt te staan en welk nieuws niet. Het is belangrijk dat wij, burgers, in grote lijnen op de hoogte zijn van wat er in Nederland en in de rest van de wereld gebeurt. In plaats van het vertolken van objectief nieuws is zeggen wat je vindt een ideaal geworden in de media, politiek en onder de inwoners van Nederland. Een nieuwe trend in Nederland is het geven van een mening over gebeurtenissen in de maatschappij. Het probleem ligt hier niet bij het hebben van een mening, maar bij het uiten van een mening op een grove, ongenuanceerde manier. Zoals filosoof/socioloog Bas van Stokkum in zijn boek “Wat een Hufter!” beschrijft: “Nederland is in de ban van hufterigheid” en daarmee de media ook. Als deze hufterigheid zich uit in bladen als Privé en tv-programma’s als RTL Boulevard zou dit storend zijn. Maar het feit dat deze hufterigheid zich ook uit in de krant die ’s ochtends op je deurmat valt of in het actualiteitenprogramma dat je ’s avonds om acht uur kijkt baart zorgen. Want deze trend van hufterigheid zou gevolgen kunnen hebben op de kwaliteit van het nieuws. Een eerste gevolg is dat nieuws een systeem van vraag en aanbod lijkt te worden. Nieuws lijkt minder geselecteerd te worden op maat-
30
soAP | November 2010
schappelijke relevantie, maar meer geselecteerd te worden op wat men wil zien of horen. Nieuws is echter niet maakbaar. Toch lijken actualiteitenprogramma’s en kranten zich aan te passen aan deze vraag van de kijkers en lezers. Het nieuws verliest aan objectiviteit. Maar waar halen wij dan actuele en objectieve informatie vandaan? En wat is uiteindelijk belangrijker, wat men wil horen of wat men moet horen? Geert Wilders is een perfect voorbeeld van iemand die populariteit in de media wint omdat hij overal een mening over heeft. Hoewel er nog net geen krantenkoppen verschijnen met de titel “Wilders is een hufter” of “Wilders is een held”, spreken de keuzes van kranten en actualiteitenprogramma’s boekdelen. Subjectiviteit zit niet alleen in het geven van onnodig veel meningen in de media. Subjectiviteit zit ook ingebed in de keuze van het nieuws. Het feit dat kranten politieke ontwikkelingen op de voorpagina plaatsen en niet kiezen voor een ander onderwerp geeft al heel duidelijk een mening weer. Als de media nog objectief willen zijn, is het belangrijk dat ze gaan nadenken over de indeling van de krant en de keuze van hun nieuws. De media zou moeten pleiten voor evenredige verdeling van aandacht. Want hoe meer aandacht een persoon of onderwerp krijgt, hoe belangrijker de lezer of kijker het nieuws vindt. De lezer of kijker beschouwt dit nieuws als een soort “waarheid” over wat er belangrijk is in de wereld.
Er moet worden opgepast dat “hufterigheid” en “kijkcijfergeilheid” niet worden gezien als een aspect dat nodig is om de journalistiek draaiende te houden.” Echter, niet alleen de objectiviteit van het nieuws is in gevaar, ook privacyschending ten gevolge van kijkcijfergeilheid en het op peil houden van lezersaantallen ligt op de loer. Het ging 14 mei 2010 helemaal mis, toen de Telegraaf kopte met een interview over het negenjarige jongentje Ruben die als enige de vliegtuigramp in Tripoli overleefde. Hoewel andere kranten geschokt en boos reageerden, leek geen een journalist harde stappen te ondernemen vanwege het breken van een informele en misschien zelfs wel formele beroepsethiek. Hoewel andere kranten niet zo ver ging dat ze Ruben zelf ook gingen
bellen over wat zijn mening was over het interview, verschenen er alleen maar meer artikelen over het jongentje in de krant. De raad van journalistiek deed slechts een oproep tot terughoudendheid en hield een openbaar debat over de ethische grenzen van de journalistiek. De duizend mensen die per direct hun abonnement op de Telegraaf opzegden reageerden beter dan de journalisten die het artikel bekritiseerden. Ook de politiek reageerde met hardere maatregelen dan de journalistieke wereld. Rietveld (GroenLinks) heeft na de plaatsing van het interview in de Telegraaf het OM gevraagd te onderzoeken of deze vorm van privacyschending strafbaar is. Maar enkele dagen later werd de petitie ingetrokken omdat men bang was voor censuur. De petitie werd niet gezien als een oproep tot beschaving, maar als een oproep tot censuur. Het is belangrijk dat de media de belangrijkste regels in haar beroepsethiek voor ogen gehouden wordt. Er moet worden opgepast dat “hufterigheid” en “kijkcijfergeilheid” niet wordt gezien als een aspect dat nodig is om de journalistiek draaiende te houden. Hoewel publieksgericht schrijven en tv maken nodig is, hoeven onderwerpen te niet worden aangepast aan wat men wil horen. Wat nieuws is wordt nog altijd bepaald door de journalist, niet door de lezer of kijker. Schrijftaal, manier van spreken, het houden van een pol over een bepaald standpunt kan ook een vorm zijn van publieksgerichtheid. Publieksgerichtheid zou gezien moeten worden als een stijl waarin objectief nieuws wordt gebracht. Het is van maatschappelijk belang dat objectief nieuws gewaarborgd blijft. Om objectiviteit te garanderen zouden journalisten en media-instanties hun beroepsethiek, formeel of informeel, aan moeten scherpen. Hufterigheid, extreme publieksgerichtheid en het schenden van privacy zijn hierbij aandachtspunten. De journalistiek moet weer gaan bepalen en niet het nieuws af moeten laten hangen van de doelgroep. Het is van belang dat er wordt opgepast voor het ontstaan van een zekere censuur in de journalistiek. Belangrijker is dat er duidelijkheid geschapen moet worden over wat beschaving en objectiviteit betekenen voor de journalistiek.
oPinie PRoMotiePaGina
Oproep Schrijf ook voor SoAP! SoAP is niet alleen een blad voor, maar ook door sociologen. Dit houdt in dat de redactie bestaat uit gemotiveerde en kritische sociologiestudenten, maar ook dat we openstaan voor alle mogelijke vormen van ingezonden kopij. Dus: Heb je een mooi stuk geschreven, een goed idee voor een artikel of wil je reageren op een eerder verschenen artikel, mail dan naar soap_gro-
Advertentie Symposium strafrecht in de media: het strafproces als entertainment? Over beeldvorming van het strafproces in de media Een zwaar delict? Een bekende Nederlander? Een onterechte veroordeling? Wat het ook is dat een strafzaak uniek maakt, er wordt van oudsher veel aandacht aan besteed in de verschillende media. Kranten- en internetpagina’s staan regelmatig vol geschreven over gerechtelijke dwalingen, zwaardere straffen, de vervolging van bekende verdachten, enzovoorts. Ook in bekende tv-programma’s wordt regelmatig over zulke onderwerpen gediscussieerd. Deze aandacht heeft meerdere kanten. Enerzijds wordt de burger geïnformeerd over wat er in de samenleving speelt, anderzijds kan bijvoorbeeld de privacy van de verdachte in het geding zijn. Een interessante vraag is dus welke rol we met z’n allen aan de media willen toebedelen. Moeten zij terughoudend of invloedrijk zijn? En welke effecten kan een mediahype hebben op bijvoorbeeld de beeldvorming door de rechter en daarmee zijn beslissing? Kunnen de media ook kansen creëren of is het strafproces tegenwoordig alleen nog maar entertainment van het publiek? Al dit soort vragen zullen centraal staan tijdens het symposium van strafrecht- en criminologievereniging Simon van der Aa. Dit symposium zal zijn op woensdag 24 november om 13.00 uur in “het Heerenhuis” aan de Spilsluizen in Groningen. Advocaat-Generaal Knigge zal de taak van dagvoorzitter op zich nemen. Verder komen er vijf interessante sprekers die allen vanuit een andere invalshoek naar het onderwerp zullen kijken. Zo zal er door een advocaat worden gekeken naar de positie van de verdachte die de centrale rol speelt in het mediacircus en is er een journalist om ons de andere kant van het verhaal te laten zien. Ben je benieuwd naar alle namen? Ga dan snel naar www.simonvanderaa.nl! Inschrijven is al mogelijk! Wanneer de sprekers klaar zijn, kunnen we met elkaar de discussie aangaan. Aan het eind ontbreekt de borrel natuurlijk niet. Voor studenten is de toegang € 5,- inclusief koffie/thee met cake, een borrel en een goodiebag!
soAP | November 2010
31
Achterkant Jasper woont sinds twee maanden in Groningen. Omniet teveel boeken te hoeven lezen is hij verder gegaan op de HAVO na drie jaar VWO. HBO vond hij theoretisch gezien toch op een te laag niveau: “Er werd niet veel aan jezelf overgelaten. Je kon niet je eigen fantasie op de opdrachten los laten. Nu is dat wel zo. Ik vind het fijn om zelf over dingen na te denken.”
Wat heb je tot nu toe bij sociologie geleerd? Om maatschappelijk te kijken. Ik heb geleerd om via een model naar de maatschappij te kijken. Ik vind het leuk om om me heen te bekijken wat voor sociologische dingen er gebeuren en om dan deze modellen hierop toe te passen. Dan heb ik weer wat te vertellen op de volgende verjaardag!
Werk je ook? Ik werk bij een online marketingbedrijf. Ik zorg als linkbuilding specialist voor zoekmachine optimalisatie. Zo zorg ik er bijvoorbeeld voor dat grote multionationals bovenaan komen in de lijst met zoektermen. Ik heb nog nooit een computer probleem niet kunnen oplossen.
Hoogtepunt tot nu toe? De facultaire opening was heel leuk georganiseerd. Ik heb tegen Menno Rol gesumoworsteld. Hij heeft helaas wel gewonnen.
Jasper zit bij de jaarvertegenwoordiging. Hij heeft ook gesolliciteerd voor de Universitaire Commissie Functiebeperkende Studenten (UCF). Hij is er echter niet in gekomen door redenen van diversiteit. Waarom heb je gesolliciteerd bij de UCF? Het leek me leuke manier om bestuurservaring op te doen. Ik vind het jammer dat ik er niet in ben gekomen, ik had me er graag voor willen inzetten. Het leek me een mooie eerste stap richting faculteitsraad, waar ik ook in wil, maar ik geef niet op! Zoals al werd gezegd is de UCF voor studenten met een functiebeperking. Zou je dit voor jouw situatie verder kunnen toelichten? Met bril zie ik ongeveer 10%, met mijn linkeroog. Met mijn rechteroog zie ik al bijna helemaal niets. Dit is al sinds mijn geboorte zo. Ik heb geen iris en daardoor ook geen kleur in mijn ogen. Daarnaast heb ik ook nog staar. Niemand anders heeft zulke ogen. Ik weet niet wat jullie zien, maar ik denk dat jullie de wereld wel anders zien dan ik. Dokters van over de hele wereld hebben naar mijn ogen gekeken. De specialisten zijn maar wazig. Ze weten niet precies wat er mis is. Als ik wat opschrijf kan ik het zelf niet teruglezen. Ik schrijf al heel lang niet meer, al sinds mijn zevende. Ik ben echt afhankelijk van mijn laptop, waarop ik alles uitvergroot kan lezen. Ik heb gelukkig een behoorlijk goed geheugen.
Jasper Ebels 19 jaar Eerstejaars sociologie
Heb je al een dieptepunt meegemaakt? Nee, nog niet. Alhoewel de klapper van Primaire Sociale Orde wel heel dik is. Ik ben heel goed in Engels, maar dit gaat wel erg ver. Ik vind het wel raar dat pretentieuze woorden verboden zijn voor het project Tussen Geld en Geluk, maar als je dan die artikelen van PSO leest… Het is een heel leuk vak, maar het proeftentamen ziet er heel moeilijk uit. Wat doe je in je vrije tijd? Ik vind het erg leuk om muziek luisteren en te drummen. Daarnaast vind ik het leuk om met computers bezig te zijn en websites te maken, helaas komen ze meestal niet af. Een film kijken is ook altijd gezellig. Wat vind je verschrikkelijk? Spruitjes. Voor de rest niet zo veel. Waar kan je voor wakker gemaakt worden? Nou, laat mij maar lekker liggen. Ik wil gewoon door blijven slapen. Als je met iets te eten komt, zet het dan maar in de koelkast, ik eet het de volgende ochtend wel op. Hoe zie je jezelf later? Ik weet nog niet precies wat ik wil doen, misschien de politiek in, dat vind ik erg interessant. Onderzoeker of beleidsmaker lijken me ook leuke beroepen. Wat is je levensmotto?Als je echt iets wilt, kun je alles bereiken in je leven. De uitspraak: Knowledge is power vind ik ook mooi, dit staat ook achter op mijn IPod gegraveerd. Verder nog wat te melden? Ik zoek nog een band. Dus wie zoekt nog een drummer?