informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts nr. 3 • derde trimester 2015
Vervolg op pagina
Dringende oproep om werk te maken van referentiecentra pancreaskanker
3
Nieuwe cijfers van het Intermutualistisch Agentschap (IMA) tonen namelijk opnieuw aan dat het sterfterisico na een Whipple-operatie dubbel zo hoog is in ziekenhuizen die minder dan tien ingrepen per jaar doen. De cijfers bleven onveranderd ondanks eerdere pleidooien voor referentiecentra.
Vervolg op pagina
2
Op controle gaan bij de tandarts doet besparen Vanaf 2016 wordt het mondzorgtraject ingevoerd bij de tandarts. Dat betekent dat wie het jaar voordien niet bij de tandarts geweest is, meer uit eigen zak zal moeten betalen dan iemand die wel op controle geweest is. De patiënt heeft er dus alle belang bij om in 2015 nog een afspraak te maken bij zijn tandarts.
Vervolg op pagina
4
Vervolg op pagina
5
Top 20 van technische prestaties door huisartsen bij leden Socialistische Mutualiteiten
Ziekenhuisopnames omwille van een poging tot zelfdoding: risicofactoren en opvolging
De huisartsen voerden in 2013 voor bijna 3 miljoen euro technische prestaties uit bij de leden van de Socialistische Mutualiteiten. Twintig technische prestaties zijn goed voor meer dan negentig procent van alle verrichte prestaties.
Geslaagde zelfdodingen en suïcidaal gedrag zijn een majeur gezondheidsprobleem en de preventie ervan zou prioritair moeten zijn volgens de Wereldgezondheidsorganisatie. 1
Op controle gaan bij de tandarts doet besparen Vanaf 2016 wordt het mondzorgtraject ingevoerd bij de tandarts. Dat betekent dat wie het jaar voordien niet bij de tandarts geweest is, meer uit eigen zak zal moeten betalen dan iemand die wel op controle geweest is. De patiënt heeft er dus alle belang bij om in 2015 nog een afspraak te maken bij zijn tandarts. Dokter John Willems, hoofd-adviserend geneesheer van de Socialistische Mutualiteiten, legt uit waarom dit mondzorgtraject wordt opgestart: “Het is belangrijk dat mensen preventief naar de tandarts gaan. Je moet niet wachten tot je een probleem hebt, want dan kost het je vaak meer. Daarom wordt het mondzorgtraject ingevoerd. Dit traject houdt in dat je als patiënt jaarlijks minstens één keer op controle gaat bij de tandarts. Wie dit niet doet, krijgt een sanctie opgelegd en moet het jaar nadien een hoger remgeld betalen.”
Voor mensen die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming, treedt het traject in werking op 1 december 2016. Maar het principe blijft hetzelfde. Ook zij zullen een verhoogd remgeld moeten betalen, als ze het jaar voordien niet op controle geweest zijn.” Lees er alles over op www.kiezenvoorjetanden.be Carine Algoet
Voor welke behandelingen geldt dit? “Het verhoogde remgeld geldt voor de zogenaamde ‘conserverende’ zorg (dat zijn behandelingen die nodig zijn om problemen aan te pakken, zoals het vullen van gaatjes), het laten trekken van een tand, de uitneembare tandprothesen, de orale implantaten en de radiografieën. Bij preventieve behandelingen, raadplegingen en orthondontische behandelingen wordt er geen verhoogd remgeld als sanctie toegepast.”
De wetgeving is nu aangepast. Of de patiënt nu één dag of verschillende dagen in het ziekenhuis verblijft, alleen in een eenpersoonskamer mag het ziekenhuis nog supplementen aanrekenen.
Al sinds 1 januari 2013 mogen ziekenhuizen in België geen supplementen meer aanrekenen als de patiënt overnacht in een twee- of meerpersoonskamer. Dat geldt voor supplementen voor de kamer, maar ook voor erelonen die artsen aanrekenen.
Bond Moyson en De Voorzorg starten met tandverzekering voor hun leden Uit onderzoek blijkt dat 27 % van de Vlamingen tandzorg uitstelt omdat het te duur is. Daarom zochten Bond Moyson en De Voorzorg naar een betaalbare en toegankelijke oplossing. Met de tandverzekering TandPlan kan iedereen zich voor een lage premie indekken tegen deze hoge en vaak onverwachte tandenfactuur.
Geldt dit nieuwe systeem voor iedereen?
Troeven TandPlan • Een terugbetaling van tandzorgen tot 1200 euro per jaar • Lage premies • Geen leeftijdsbeperking • Geen medische vragenlijst en geen uitsluiting • Gemakkelijke overname van de bestaande tandverzekering
“Het mondzorgtraject wordt op 1 januari 2016 ingevoerd voor iedereen van 18 jaar en ouder.
Meer informatie? Surf naar www.mijntandplan.be
2
Steeds vaker worden medische ingrepen in daghospitalisatie (one day clinic) uitgevoerd. De patiënt komt ‘s morgens aan in het ziekenhuis, ondergaat een ingreep en keert dezelfde dag nog terug naar huis. Tot voor kort mocht het ziekenhuis bij een daghospitalisatie supplementen aanrekenen, zelfs in een twee- of meerpersoonskamer.
Nieuwe wetgeving
Hoeveel meer zal de patiënt dan moeten betalen? “Hoeveel hoger dit remgeld zal liggen, hangt af van het type zorg dat de patiënt nodig heeft. Voor problemen waar je als patiënt zelf een bepaalde verantwoordelijkheid draagt, zal het remgeld meer stijgen dan voor zaken waar je zelf niet veel aan kunt doen. Een urgentiebehandeling is daar een voorbeeld van. Men gaat er immers van uit dat wie zijn tanden goed verzorgt, weinig tot geen dringende zorg nodig heeft.” “Hoe dan ook zal voor heel wat verstrekkingen het verhoogde remgeld zo goed als het dubbele bedragen van het gewone remgeld.” “Tegelijk wordt er gewerkt met een nieuw systeem van remgelden op basis van de aanbevelingen van het Kenniscentrum. Het bedrag dat je als patiënt zelf betaalt, is niet langer een vastgelegd percentage van het honorarium van de tandarts. Er wordt nu per verstrekking een vast remgeld bepaald.”
Geen supplementen meer bij daghospitalisatie in twee- of meerpersoonskamer
Tot voor kort was de wetgeving rond supplementen anders bij een daghospitalisatie dan bij een langere ziekenhuisopname. Maar sinds 27 augustus 2015 is de regeling eenvoudiger. Als de patiënt kiest om in een eenpersoonskamer te verblijven (en er ook werkelijk in verblijft), dan betaalt hij ereloonen kamersupplementen. Die extra kosten moeten vermeld worden op het opnameformulier. In alle andere gevallen betaalt de patiënt geen supplementen meer, zowel in daghospitalisatie als bij een langere opname. Gwen Muylaert
Ziekenfondsen en artsen doen een dringende oproep om werk te maken van referentiecentra pancreaskanker Nieuwe cijfers van het Intermutualistisch Agentschap (IMA) tonen namelijk opnieuw aan dat het sterfterisico na een Whippleoperatie dubbel zo hoog is in ziekenhuizen die minder dan tien ingrepen per jaar doen. De cijfers bleven onveranderd ondanks eerdere pleidooien voor referentiecentra. Het hervormingsplan van minister van gezondheidszorg Maggie De Block is volgens pancreasspecialisten een eerste en een belangrijke stap in de goede richting. De hervorming is noodzakelijk om patiënten de beste zorgkwaliteit aan te bieden, maar ook om de betaalbaarheid ervan te garanderen. De basis van het plan is een samenwerking waarin de artsen een centrale rol krijgen, maar de hervorming bestaat voorlopig enkel op papier. Bovendien zal het stapsgewijs over verschillende legislaturen heen worden doorgevoerd. Het blijft dus koffiedik kijken hoe de toekomst van de gezondheidszorg er daadwerkelijk zal uitzien.
Pancreaskanker wordt één van de topkillers Pancreaskanker is één van de meest agressieve kankers en wordt vaak laattijdig vastgesteld. Op het moment van de diagnose is de kanker vaak uitgezaaid, waardoor genezing niet meer mogelijk is. Bij slechts 10 tot 20 procent van de patiënten wordt pancreaskanker vastgesteld zonder uitzaaiingen of ingroei in grote bloedvaten. Enkel die patiënten komen in aanmerking voor een operatie, wat vandaag de enige mogelijkheid tot definitieve genezing biedt. Met bijna 1 600 overlijdens per jaar staat pancreaskanker in ons land als vijfde op de lijst van dodelijkste kankers. Wereldwijd sterven jaarlijks meer dan driehonderdduizend mensen aan pancreaskanker, waarmee het de zevende plaats inneemt op de lijst van de meest dodelijke aandoeningen. Nog meer beangstigend zijn de schattingen die pancreaskanker tegen het jaar 2030 bij de top 2 van deze lijst plaatsen, vooral in de westerse wereld. Helaas verwachten onderzoekers in het komende decennium ook geen remedie te vinden tegen pancreaskanker. Het belang van innovatief kankeronderzoek zal groter worden dan ooit. Terzelfdertijd zal de kans op genezing nog steeds bepaald worden door een operatie in centra met hoge graad van expertise en ervaring.
De Whipple-operatie is de meest uitgevoerde en risicovolle pancreasoperatie Gegevens van het Belgisch kankerregister leren ons dat jaarlijks ongeveer 1 600 mensen in ons land de diagnose van pancreaskanker krijgen. De enige kans op genezing voor die patiënten is een risicovolle pancreasoperatie. Kwaadaardige pancreaskanker vormt de grote
meerderheid (+ 90%) van alle pancreastumoren, en bevindt zich vaak in de pancreaskop (+ 75%). De Whipple-operatie, in de medische wereld pancreaticoduodenectomie genoemd, is de meest uitgevoerde en ook de meest complexe pancreasoperatie. Tijdens die operatie wordt de pancreaskop, samen met de twaalfvingerige darm of duodenum, de galweg en de galblaas en soms ook een deel van de maag, chirurgisch weggenomen. Op het einde van de ingreep worden het resterende deel van de pancreas, de lever met de galweg en de maag gereconstrueerd. Een studie van de nationale resultaten van de Whipple-operaties uitgevoerd in de periode 2000 t.e.m. 2004 toonde aan dat 8,4% van de patiënten overlijdt door complicaties die optreden na de ingreep. Daarmee staat het bekend als een van de meest risicovolle operaties. Centra die minder dan 10 ingrepen per jaar uitvoerden, hadden een sterfterisico tijdens ziekenhuisopname van 11 procent, dubbel zo hoog als centra met meer dan 10 ingrepen per jaar. De wetenschappelijke onderbouwing om te pleiten voor een centralisatie van pancreasoperaties in België was hiermee geleverd. Na een eerste rapport in 2009 stelde het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) begin 2014 in een nieuw rapport opnieuw voor dat de behandeling van zeldzame en complexe kankers, waaronder pancreaskanker, gecentraliseerd wordt in referentiecentra. Kort nadien publiceerde het Intermutualistisch Agentschap (IMA) het aantal patiënten dat een pancreasoperatie ondergingen per ziekenhuis en pleitte ook voor een concentratie van expertise. Het was de eerste maal dat het aantal pancreasoperaties per ziekenhuis in alle transparantie werd bekendgemaakt aan het brede publiek.
Tien procent van alle ziekenhuizen voert evenveel pancreasoperaties uit als de overige 90 procent De meest recente cijfers van pancreasoperaties werden bestudeerd in samenwerking met het IMA. Per centrum werden het aantal Whippleoperaties en de ermee gepaard gaande sterftecijfers na de ingreep in kaart gebracht over de periode 2010 t.e.m. 2013. Daarmee wilde men nagaan of alle inspanningen over het laatste decennium enig effect hebben gehad op de evolutie van het sterfterisico na pancreasoperaties. In 91 centra werden in die periode in totaal 1 808 Whipple-operaties uitgevoerd. In vergelijking met 10 jaar geleden is het nationaal sterfterisi-
co tijdens de ziekenhuisopname licht gezakt tot 7,1%. Opvallend is dat negen op de tien ziekenhuizen jaarlijks minder dan 10 Whipple-operaties uitvoeren. Zij hebben een (verhoogd) sterfte risico van één op de tien (10%). Daarmee nemen zij de helft van alle ingrepen voor hun rekening en twee derde van alle sterftes. Slechts één op de tien ziekenhuizen voert jaarlijks meer dan 10 ingrepen uit. Zij hebben een gemiddeld sterftecijfer van 4,7% tijdens ziekenhuisopname.
Het sterfterisico in ziekenhuizen met onvoldoende expertise is dubbel zo hoog In vergelijking met een decennium geleden zijn deze cijfers zo goed als onveranderd. Nog steeds voert 10% van alle ziekenhuizen evenveel Whipple-operaties uit als de overige 90%. Het sterfterisico in centra met minder dan 10 operaties per jaar is minstens dubbel zo hoog als in centra met meer dan 10 ingrepen. Patiënten de best mogelijke behandeling aanbieden is en blijft een gedeelde verantwoordelijkheid van artsen, ziekenhuismanagement, beleidsorganen, ziekenfondsen en overheid. Jaarlijks worden in ons land gemiddeld 450 Whipple-operaties uitgevoerd in 91 ziekenhuizen. Om het sterfterisico substantieel te kunnen verlagen, moet het aantal ziekenhuizen dat deze risicovolle operatie uitvoert drastisch verlagen. Het staat buiten kijf dat centralisatie van pancreasoperaties een noodzaak is om patiënten de beste overlevingskansen aan te bieden. Dat dit op korte termijn moet gebeuren is een must om meer onnodige sterfte te voorkomen.
OPROEP Het Intermutualistisch Agentschap (IMA), de Belgian Section of Hepatobiliary and Pancreatic Surgery (BSHBPS) en de Belgian Group of Digestive Oncology (BGDO) roepen op tot dringend overleg om de praktische uitwerking en implementatie van de zorg voor pancreaskanker en pancreasoperaties te behandelen in het hervormingsplan. Zij willen daarin een centrale rol spelen, ondersteund door de overheid. De BSHBPS en BGDO zijn de twee wetenschappelijke verenigingen die van alle verenigingen zich het meest buigen over pancreaskanker. Tevens roepen zij de overige wetenschappelijke verenigingen op om intensief samen te werken. 3
Top 20 van technische prestaties door huisartsen bij leden Socialistische Mutualiteiten De huisartsen voerden in 2013 voor bijna 3 miljoen euro technische prestaties uit bij de leden van de Socialistische Mutualiteiten. Twintig technische prestaties zijn goed voor meer dan negentig procent van alle verrichte prestaties. Koplopers zijn het elektrocardiografisch onderzoek, het bevriezen van wratjes of ouderdomsvlekken, en het wegnemen van oppervlakkige tumors. De Socialistische Mutualiteiten bogen zich over de vraag welke technische prestaties bij hun verzekerden in 2013 het vaakst uitgevoerd werden door huisartsen. In 2013 werden 218.447 technische prestaties verricht door huisartsen bij de leden van de Socialistische Mutualiteiten. De Socialistische Mutualiteiten vertegenwoordigden in dat jaar meer dan 3 miljoen verzekerden (28%), waarvan bij 164.366 of zo’n vijf procent van het ledenbestand technische prestaties werden aangerekend door een huisarts. De prestaties verricht bij 375 leden werden niet weerhouden wegens onwaarschijnlijke waarden (zivkost > p99*2 of patiëntkost > p99*2). Bij het tellen van de technische prestaties werden de verstrekkingen verricht ambulant en gehospitaliseerd samengeteld op voorwaarde dat de verstrekker een huisarts was. Op die manier worden niet enkel prestaties verricht in de praktijk opgenomen in het overzicht, maar ook prestaties verricht door huisartsen in bijvoorbeeld ziekenhuizen.
De lijst wordt aangevoerd door het elektrocardiografische onderzoek, dat 69.785 keer werd verricht. Deze prestatie was goed voor een derde (32%) van alle aangerekende technische prestaties bij de leden van de Socialistische Mutualiteiten. Zeven op de tien huisartsen (6.739 van de 9.633) rekenden een ECG aan, wat neerkomt op gemiddeld 10 verrichtingen per huisarts in 2013. Deze verstrekking wordt op ruime afstand gevolgd door de cryotherapie wegens huid- of slijmvliesletsel met 32.872 verrichtingen (15% van alle prestaties). Cryotherapie, of het bevriezen met vloeibare stikstof, wordt onder meer gebruikt bij de behandeling van wratjes, ouderdomsvlekken … Ongeveer de helft van de huisartsen (4.233/9.366 = 44%) voerden deze prestatie uit, wat betekent dat een huisarts zo’n 8 keer een cryotherapie aanrekende per jaar. Het podium wordt vervolledigd door het wegnemen of uitroeien van oppervlakkige tumors, dat 22.229 keer aangerekend werd (10,2% van alle prestaties) door opnieuw ongeveer de helft van de huisartsen (4.251/9.633 = 44%). De top vijf wordt verder aangevuld met het nemen van een uitstrijkje en het hechten met draad of wondlijm. Verder vinden we in de lijst nog microscopisch urine-onderzoek met een telkamer van Fuchs-Rosenthal, het aanleggen van dermatologische verbanden en spirometrie, evenals enkeltaping, gipsverbanden en het
wegnemen van ingegroeide nagels en zittingen voor tabaksontwenning. Samen maakt de top twintig meer dan negentig procent uit van alle verrichte technische prestaties. Dat betekent dat de overige 133 nomenclatuurnummers (nummer voor prestatie ambulant en gehospitaliseerd als één gerekend) nauwelijks aangerekend worden.
Kostprijs De top twintig van meest uitgevoerde technische prestaties waren samen goed voor een kost van 2.945.094 euro voor de ziekteverzekering. De totale rekening van alle technische prestaties bedroeg 3.155.295 euro (extrapolatie voor België is 11.170.000 euro), wat neerkwam op 19,20 euro per patiënt. De rekening voor de patiënt zelf viel een pak lager uit. Gemiddeld betaalde de patiënt 1,53 euro uit eigen zak aan remgeld en supplementen. In totaal bedroeg de rekening voor de patiënt van alle technische prestaties samen 252.293 euro. Vier op de tien van alle technische prestaties werden aangerekend via het derdebetalersysteem. Bij verzekerden die genoten van een verhoogde tegemoetkoming of het toenmalige OMNIO-statuut lag het aandeel derdebetalers aanzienlijk hoger: ruim 65% van deze patiënten betaalde via derdebetaler. Aaron Van den Heede
Verstrekking
Omschrijving
Uitgaven
%
475075-475086 353231-353242 353194-353205 148094-148105 148013-148024 114111 114030-114041 145530-145541 114133 740434-740445 740456-740460 114155 353216-353220 145316 144712-144723 145574-145585 145515-145526 145250-145261 350416-350420 355530-355541 overige
EKG Behandeling van oppervlakkige tumoren Cryotherapie Hechten andere wonden dan die van het gelaat Hechten wonden van het gelaat Microscopisch onderzoek van urine Cervicaal en vaginaal uitstrijkpreparaat Wegnemen van ingegroeide nagel Spirometrie met protocol Tabaksontwenning : eerste zitting Tabaksontwenning : volgende zittingen Spirometrie met bepaling van de reversibiliteit luchtwegenobstructie Cryotherapie volledige behandeling acht en meer zittingen Taping van de enkel Verwijderen vreemde lichamen uit de pharynx of gehoorgang Insnijden van oppervlakkige flegmone of anthrax Verwijderen supra-aponeurotische vreemde lichamen Contentietoestel in geval van fracturen of luxaties Multidisciplinair oncologisch consult Slagaderpunctie
1.093.402,91 € 688.139,36 € 191.898,70 € 184.467,70 € 166.958,17 € 100.029,90 € 64.496,40 € 50.470,13 € 47.537,01 € 45.709,88 € 42.837,73 € 40.980,84 € 40.355,97 € 38.076,04 € 37.921,30 € 27.434,40 € 25.577,54 € 24.391,90 € 19.521,48 € 14.886,35 € 210.201,32 €
34,7% 21,8% 6,1% 5,8% 5,3% 3,2% 2,0% 1,6% 1,5% 1,4% 1,4% 1,3% 1,3% 1,2% 1,2% 0,9% 0,8% 0,8% 0,6% 0,5% 6,7%
3.155.295,03 €
93,3%
Totaal top 20 4
Toppers
Ziekenhuisopnames als gevolg van een poging tot zelfdoding: risicofactoren en opvolging Geslaagde zelfdodingen en suïcidaal gedrag zijn een majeur gezondheidsprobleem en de preventie ervan zou prioritair moeten zijn volgens de Wereldgezondheidsorganisatie. In 2012 telden we in ons land 2.203 overlijdens ten gevolge van zelfdoding, waarvan 1.108 in Vlaanderen, 778 in Wallonië en 137 in het Brussels gewest. De cijfers van de laatste gezondheidsenquête in 2013 tonen aan dat 14% van de Belgische populatie al serieus overwogen heeft om een einde te maken aan zijn leven en dat 4,2% dat ook reeds geprobeerd heeft. Daarnaast wordt het aantal pogingen tot zelfdoding op ongeveer 35.000 geschat. Over pogingen tot zelfdoding bestaan weinig officiële statistieken. De literatuur leert ons wel dat er epidemiologische verschillen zijn tussen de problematiek van de geslaagde zelfdodingen en deze van de niet geslaagde zelfdodingen. Zo zijn er veel meer pogingen voor elke geslaagde zelfdoding bij jongeren dan bij ouderen. Pogingen tot zelfdoding komen dan ook veel meer voor in de leeftijdsgroep tussen 25 en 54 jaar. Pogingen komen ook meer voor bij vrouwen dan bij mannen in tegenstelling tot de geslaagde zelfdodingen. Daar waar geslaagde zelfdodingen voorkomen in alle lagen van de bevolking, komen pogingen meer voor bij mensen in een precaire sociale of economische toestand. De huidige studie heeft als doelstelling pogingen tot zelfdoding die aanleiding gaven tot een ziekenhuisopname van onze leden in kaart te brengen. Meer specifiek wensen we een inzicht te verwerven in het socio-demografische en –economische profiel van deze leden, in de opvolging door de huisarts en de psychiater tot 3 maanden na het ontslag uit het ziekenhuis en in het recidiverende karakter van deze pogingen tot zelfdoding.
Methode De cijfers zijn gebaseerd op de gegevens uit de databank MyCareNet, waarbij naar aanleiding van een ziekenhuisopname van onze leden de reden van opname wordt meegedeeld. Hierbij werden, onder toezicht van de medische directie, alle registraties in de databanken van 2011, 2012 en 2013 onderzocht. In geval van meerdere pogingen werd enkel de eerste poging meegenomen. Deze gegevens zijn vervolgens gekoppeld aan de overlijdensdata. De leden die stierven tijdens de
ziekenhuisopname (of kort daarna), werden uitgesloten. Om te kunnen vergelijken met de socio-demografische en –economische kenmerken van onze andere leden, ten slotte, werd nog een bijkomende selectie gedaan en werd de studie beperkt tot alle leden die aanwezig waren in onze ledenpopulatie op 1 juli 2012.
Resultaten In totaal zijn er 4.542 pogingen over 3 jaar waarbij het overlijden niet volgde binnen de 30 dagen na ontslag uit het ziekenhuis (of tijdens de opname zelf). Het totaal aantal leden bedraagt 4.174. Zeven procent heeft 2 of meerdere pogingen achter de rug tijdens de periode van 3 jaar. Na koppeling met onze ledenpopulatie op 1 juli 2012 blijven er nog 4.063 leden over die een of meerdere pogingen hebben ondernomen over een periode van 3 jaar. De gemiddelde leeftijd van een lid dat een poging tot zelfdoding onderneemt is 40 jaar. De jongste persoon is 9 jaar oud en de oudste 96. Vierenzestig procent van deze leden is een vrouw. De verdeling hiervan in absolute getallen volgens leeftijd en geslacht zie je in onderstaande tabel.
Er zijn 2 pieken waar te nemen bij de vrouwen: één rond de leeftijdsgroep van 15-24 jaar en één rond de leeftijdsgroep 40-49 jaar. Bij de mannen ligt de piek rond de 40-49 jaar. Wallonië heeft met 0,18% relatief gezien het grootste aantal personen met een poging tot zelfdoding over 3 jaar, gevolgd door Vlaanderen met 0,11%. De cijfers voor het Brussels hoofdstedelijk gewest liggen het laagst (0,05%). Zoals verwacht maken psychische problemen deel uit van deze problematiek: 6% van deze leden had tijdens de 3 maanden die voorafgaan aan de ziekenhuisopname voor de poging tot zelfdoding een opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Aan 40% van de leden met een poging tot zelfdoding werden antidepressiva afgeleverd in de 90 dagen voorafgaand aan de poging en aan 19% van deze leden werden antipsychotica afgeleverd. Voorts stelden we vast dat het risico op een poging tot zelfdoding hoger ligt bij leden met recht op een verhoogde tegemoetkoming, werklozen, personen in arbeidsongeschiktheid of invaliditeit, mensen met een leefloon en alleenstaanden.
>>>
Vrouwen
350
Mannen
300 250 200 150 100 50 0
9-14
15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90+
De verdeling van pogingen tot zelfdoding in absolute getallen volgens leeftijd en geslacht.
1) FOD Economie (2014), Statistieken Bevolking – Doodsoorzaken, Evolutie van de belangrijkste doodsoorzaken volgens ICD10, naar geslacht, ingezetenen Belgen en vreemdelingen. België en gewesten. http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/bevolking/downloads/bevolking_-_doodsoorzaken.jsp 2) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (2014), “Gezondheidsenquête 2013 - Rapport 1 : Gezondheid en welzijn”, Hoofdstuk 6 – Geestelijke gezondheid, p. 801-960.
5
Modellering van de poging tot zelfdoding (18-65 jaar) In een logistisch model worden alle variabelen onafhankelijk van elkaar op hun significante waarde getoetst. Opdat het mogelijk zou zijn om karakteristieken in verband met werkloosheid en invaliditeit mee te kunnen opnemen is de onderstaande logistische regressie beperkt tot de leeftijdsgroep tussen 18 en 65 jaar. Al de onderzochte karakteristieken zijn significant (de neutrale waarde 1 ligt buiten het betrouwbaarheidsinterval). Een odds-ratio van 2 betekent een verdubbeling van de kans op een poging tot zelfdoding. Indien een onderzochte karakteristiek meer dan 2 waarden heeft, zoals leeftijd en woonplaats, wordt de laatste waarde als referentie gebruikt.
Vb: voor de woonplaats is het Brussels gewest de referentie. Voor de leeftijdsgroep is dat de leeftijdsgroep van 61 tot 65 jaar.
Opvolging van de patiënt met een poging tot zelfdoding Na de ziekenhuisopname heeft 65% een contact gehad met een huisarts binnen de 3 maanden. Indien we het contact met de huisarts en psychiater tezamen beschouwen dan blijkt dat 27% na de poging tot zelfdoding de eerste 3 maanden geen enkel contact heeft gehad met een huisarts of psychiater. Dit doet vermoeden dat de opvolging van deze patiënten en de nazorg veel beter kan. Het probleem dat zich stelt met onze data is dat we geen idee hebben in hoeverre deze leden opgevolgd worden door een psychotherapeut.
Effect
odds-ratio
vrouw 18-25 jaar 26-30 jaar 31-35 jaar 36-40 jaar 41-45 jaar 46-50 jaar 51-55 jaar 56-60 jaar inwoner Vlaams gewest inwoner Waals gewest met verhoogde tegemoetkoming arbeidsongeschikt invalide werkloos met hulp van het OCMW of leefloon leeft alleen met gebruik van antipsychotica 3 maanden voor de poging met gebruik van antidepressiva 3 maanden voor de poging
1,40 4,07 3,01 2,73 2,64 2,74 2,39 1,76 1,28 2,37 3,24 1,29 2,11 2,10 1,30 2,38 1,47 3,43 5,24
95% betrouwbaarheidsinterval 1,30 1,50 3,37 4,91 2,46 3,67 2,24 3,32 2,18 3,21 2,27 3,31 1,97 2,88 1,45 2,15 1,04 1,58 2,01 2,79 2,76 3,81 1,19 1,41 1,94 2,30 1,90 2,32 1,19 1,41 2,10 2,70 1,35 1,60 3,10 3,79 4,82 5,70
Aanbevelingen Onze cijfers tonen aan dat de problematiek van de zelfmoordpogingen een reëel probleem is van de volksgezondheid. - We wensen hierbij de aandacht te vestigen op de sociaal-economische kant van deze problematiek. In tegenstelling tot de geslaagde zelfdodingen liggen factoren zoals verlies van job, armoede, eenzaamheid veel meer aan de oorsprong van het ontstaan van pogingen tot zelfdoding. Dat deze factoren cumulatief zijn blijkt uit het statistisch model dat aangeeft dat ze onafhankelijk van elkaar significant risicoverhogend blijven. - Het feit dat meer dan een kwart van deze personen binnen de 3 maanden geen contact heeft noch met de huisarts noch met de psychiater stemt tot nadenken. Men kan zeker stellen dat er sprake is van onderbehandeling. We zouden moeten komen tot een meer stringente opvolging van deze patiënten na ontslag uit het ziekenhuis. Ook patiënten die op de spoed terechtkomen als gevolg van een poging tot zelfdoding zonder dat een opname volgt, zouden van dichtbij opgevolgd en begeleid moeten worden. - In het algemeen vragen we ook dat er betere terugbetaling komt van psychotherapie en dat dergelijke hulpverlening zo toegankelijk mogelijk wordt gemaakt. Johan Vanoverloop
De volledige studie is terug te vinden op onze website: www.socmut.be/studies
Quota artsen 2021
De planningscommissie adviseerde op 8 mei ll. om het huidige quotum van het jaar 2020 te behouden voor het jaar 2021. Dit quotum werd vastgelegd op 1230. Minister De Block heeft ondertussen dit advies bekrachtigd.
De planningscommissie adviseerde op 8 mei ll. om het huidige quotum van het jaar 2020 te behouden voor het jaar 2021. Dit quotum werd vastgelegd op 1230. Minister De Block heeft ondertussen dit advies bekrachtigd. De commissie was van mening dat de gegevenskoppeling van het RIZIV en de FOD Volksgezondheid zeker heeft geholpen om de evolutie van de beroepsbevolking beter te analyseren. Een werkgroep zal zich daar de komende maanden verder over buigen.
gestemd omdat het bepalen van de subquota gemeenschapsbevoegdheid is geworden.
Subquota huisartsen Twee minderheidsadviezen over het aantal huisartsen werden uitgebracht. Hierover werd niet 6
Het eerste advies stelt voor om het cijfer 1230 te behouden, maar het minimum aan huisartsen te wijzigen tot 50%, in plaats van 400 huisartsen momenteel. Dit voorstel is onder andere gebaseerd op de leeftijdspiramide van de huisartsgeneeskunde. Huisartsen jonger dan 45 jaar stellen slechts 28% van het totaal aan huisartsen voor. Het tweede advies stelt voor om de quota vanaf 2021 op te trekken door gebruik te maken van de VTE’s op een relatieve manier, om zo de evolutie van de arbeidskrachten te evalueren. Gezien de vervrouwelijking van het beroep en het feit dat
jonge artsen steeds vaker hun aantal werkuren beperken, zouden we de VTE moeten vergelijken in functie van de leeftijdspiramides en tussen beide geslachten, om zo de relatieve vermindering van het aantal VTE te meten. Met andere woorden, als het VTE afneemt met x%, stijgt het quotum met x%. Dit voorstel is gebaseerd op de algemene leeftijdspiramide en de vervrouwelijking van het beroep en de eerste resultaten van de gegevenskoppeling in het synthesewerk. Dit zou enkel van toepassing kunnen zijn voor specialiteiten met een tekort op de arbeidsmarkt.
Ivan Van der Meeren
Slechts één op de zeven rusthuizen informeert over levenseinde Slechts 13% van de Vlaamse woonzorgcentra informeert (toekomstige) rusthuisbewoners of hun familie duidelijk over hun beleid inzake levenseinde via hun website. Dat blijkt uit een onderzoek van het Socialistisch Ziekenfonds. ‘Het is voor ons cruciaal dat rusthuizen open communiceren, ook over delicate onderwerpen zoals levenseinde of euthanasie. Die informatie moet ook op de website staan, aangezien dit vaak een eerste en neutraal screeningsinstrument is voor mensen op zoek naar een geschikt rusthuis’, weet Paul Callewaert van het Socialistisch Ziekenfonds. Hij roept alle rusthuizen op om heldere informatie over levenseinde te verschaffen. Dat dit mogelijk is, bewijzen een aantal goede voorbeelden. Het Socialistisch Ziekenfonds ging na in hoeverre de websites van de Vlaamse woonzorgcentra informatie verstrekken rond “levenseinde”. Dit behelst de mogelijkheden van palliatieve zorg en het recht op euthanasie binnen hun instelling. De onderzoeksvraag is relevant, om drie redenen: • Er bestaat vandaag onduidelijkheid of instellingen zoals woonzorgcentra of ziekenhuizen, het recht hebben om bv. euthanasie te weigeren binnen hun muren. Deze onduidelijkheid maakt het belang en de noodzaak van eerlijke en correcte informatie des te groter. Maar zelfs bij duidelijkheid, blijft het als bewoner belangrijk om te weten of de instelling zijn of haar keuze in de praktijk faciliteert of niet. • De keuze om dit onderzoek te doen bij woonzorgcentra, sluit aan bij de vaststelling dat rusthuisbewoners fragiele patiënten zijn, die zeker in hun laatste levensfase nog moeilijk (zowel praktisch als menselijk) kunnen geconfronteerd worden met een keuze voor een andere verblijfplaats. Ter informatie: meer dan een vierde van alle sterfgevallen vindt plaats in een woonzorgcentrum. • Er wordt -en terecht- beleidsmatig veel belang en waarde gehecht aan het recht op informatie van de patiënt en over communicatie over de kwaliteit van de geleverde of mogelijke medische zorg. Ook om die reden is het interessant om te weten in welke mate instellingen zoals woonzorgcentra hieraan tegemoet komen, ook wanneer het gaat over de mogelijke keuzes bij het levenseinde. De onderzoeksvraag werd enkel beperkt getoetst via de informatie die woonzorgcentra verstrekken via hun website. Paul Callewaert: ‘We zijn er ons van bewust dat de informatie die via websites wordt verstrekt niet alles zegt over hoe het er werkelijk aan toegaat in het woonzorg-
centrum. Maar een website is voor velen (ook ouderen) een eerste belangrijke, praktische en toegankelijke informatiebron.’
Vaststellingen Het ziekenfonds trok een representatieve steekproef van 203 woonzorgcentra op een totaal van 810 (Vlaamse en Nederlandstalige woonzorgcentra in Brussel). De meest opvallende vaststellingen zijn: 1. Bij slechts 26 rusthuizen of 13% is het écht duidelijk waar men als (toekomstige) bewoner aan toe is in verband met levenseinde en respect voor euthanasievragen. Paul Callewaert: ‘Het goede nieuws van ons onderzoek is dat correcte en passende informatie over het delicate thema van “levenseindekeuzes” wel degelijk mogelijk is en nu reeds verstrekt wordt door een aantal woonzorgcentra. Jammer genoeg, gaat het hier over een veel te kleine minderheid van de woonzorgcentra. Bij het merendeel van de centra, kan dit nog veel beter.‘ 2. 78% van de onderzochte rusthuizen heeft een website, wat op zich een goede score is. Slechts 63 van die 158 woonzorgcentra boden informatie met betrekking tot “levenseinde”. Bekeken op het totale aantal van 203 is dat 31% of één op de drie. 3. Bij de rusthuizen die informatie verstrekken rond levenseinde, beperkt 49% zijn informatie tot palliatieve verzorging. 51% verstrekt informatie over palliatieve zorg en euthanasie. 4. Kijken we naar het statuut van het woonzorgcentrum, dan merken we dat privé-vzw’s vaker dan openbare instellingen of commerciële vzw’s enkel spreken over palliatieve zorg en niet over euthanasie. De commerciële instellingen zijn het meest open over hun beleid inzake levenseinde, alhoewel ook hier nog veel verbetering mogelijk is. 21% informeert duidelijk op de website, tegenover 16% bij openbare instellingen en 9% bij privé-vzw’s.
Conclusies en voorstellen Het Socialistisch Ziekenfonds doet drie concrete aanbevelingen: 1. Woonzorgcentra moeten rond levenseindekeuzes en respect voor euthanasievragen, open en correct informeren, ook via de website. Niemand stelt vandaag nog in vraag dat de burger ruim geïnformeerd moet worden over zijn rechten als patiënt en over wat hij als kwaliteit van zorg mag en kan verwachten. Dat deze vraag niet onhaalbaar is, wordt aangetoond door goede voorbeelden van zowel openbare, private als commerciële woonzorgcentra.
2. Er is nood aan duidelijkheid over de vraag of een instelling (woonzorgcentrum, ziekenhuis ...) het recht heeft om bv. euthanasie te bemoeilijken/te weigeren binnen zijn muren. Tot op vandaag is er hierover geen juridische consensus. Wij vinden dat alle voorzieningen de wettelijke mogelijkheid tot de vraag naar euthanasie zouden moeten respecteren binnen hun muren. Dit geldt bij uitstek voor de bewoners van woonzorgcentra, waar een eventuele transfer van de bewoner naar een andere woonplaats, ook vanuit moreel en menselijk oogpunt moeilijk te verdedigen is. 3. Kwaliteit van zorg heeft een prijs. Opkomen voor kwalitatieve zorg veronderstelt ook voldoende middelen en personeel. De Vlaamse regering zal hiervoor de komende jaren extra budgetten moeten vrijmaken. Een verdere toename van de bewonersprijs is hierbij voor ons geen optie. Rik Thys
Het Socialistisch Ziekenfonds doet een concreet voorstel van minimale tekst die woonzorgcentra op hun website kunnen plaatsen: “Ons woonzorgcentrum engageert zich voor een menswaardig levenseinde. De wijze waarop mensen naar het einde toe (willen) worden begeleid, is zeer verscheiden. Eenieder heeft hierbij het recht op respect voor zijn of haar keuze. Wij willen u een waardig levenseinde garanderen, dat zo dicht mogelijk aanleunt bij uw eigen wensen. Onze visie en begeleiding bij het levenseinde omvat: • bij opname of op elk later tijdstip naar uw keuze, een persoonlijk gesprek over “voortijdige zorgplanning” (of uw verwachtingen en wensen over uw toekomstige zorg); • palliatieve zorg gericht op het verbeteren van uw levenskwaliteit is bij een levensverkortende aandoening beschikbaar wanneer nodig; • een vraag voor een zelfgekozen levenseinde (euthanasie) wordt beantwoord met respect van de geldende wettelijke voorwaarden.” 7
De sociale valkuilen van de taxshift Het Socialistisch Ziekenfonds heeft kennis genomen van de begrotingsbeslissingen van de regering-Michel. Uiteraard zijn er positieve zaken in dit plan, zoals de werkbonus voor de lage lonen of de verhoging van de roerende voorheffing. Het Socialistisch Ziekenfonds vindt het evenwel onbegrijpelijk dat de regering het niet heeft aangedurfd een vermogens winstbelasting in te voeren, en in tegendeel kwetsbare uitkeringsgerechtigden een deel van de taxshift laat betalen. Paul Callewaert, algemeen secretaris: ‘De bevolking sprak zich eind 2014 duidelijk uit om de grote vermogens meer te laten bijdragen en af te stappen van een louter besparingsbeleid. Toch zien we eens te meer dat de pijlen gericht worden op de sociale zekerheid die zorgt voor stabiliteit en zekerheid in de samenleving. Die bijdraagt tot het bruto nationaal product en het bruto nationaal geluk.’ Ziekte-uitkeringen Het Socialistisch Ziekenfonds waarschuwt bovenal voor drastische en ondoordachte besparingen ten koste van mensen die ziek zijn en van een uitkering leven. De regering wil zo 120 miljoen euro besparen door de werkloosheids- en ziekte-uitkeringen te berekenen op basis van het loon van de laatste 12 maanden. Dit wil niet alleen zeggen dat uitkeringen zullen verlagen, maar ook dat mensen langer op hun uitkering zullen moeten wachten. Callewaert: ‘Je kan mensen een tijd zonder inkomen zetten bezwaarlijk een sociale maatregel noemen. Mensen die ziek zijn hebben recht op een billijke uitkering, op tijd.’ Ook wil de regering 155 miljoen euro besparen door mensen met een ziekte-uitkering te reactiveren en de voorwaarden tot een erkenning als uitkeringsgerechtigde te verstrengen. Het Socialistisch Ziekenfonds erkent dat er een sterke stijging is van het aantal mensen met een ziekte-uitkering, en zet vandaag al zijn schouders onder het herscholen en reïntegreren van deze mensen waar mogelijk. Maar het kan niet om enkel in te zetten op re-integratie en strengere regels, zonder ook te investeren in ‘werkbaar werk’.
Het Socialistisch Ziekenfonds vraagt zich voorts af waar de uitbreiding van het gewaarborgd loon tot twee maanden blijft. De regering kondigde deze maatregel eerder aan, waarna ze met een jaar werd uitgesteld. Het ziekenfonds vreest dat de regering ze nu, onder druk van de werkgevers en ten nadele van zieke mensen, discreet een stille dood laat sterven.
Gezondheidszorgen Het ziekenfonds betreurt dat de regering andermaal alle zuurstof uit de ziekteverzekering wegneemt. De kleine marge die volgens berekeningen van het Riziv in 2016 beschikbaar zou zijn voor nieuwe initiatieven en onvervulde noden wordt afgeroomd. Bovendien lijkt het erop dat de regering ook de index van de zorgverstrekkers in 2016 afneemt, goed voor zo’n 80 miljoen euro. Het ziekenfonds wijst erop dat deze besparingen de zoveelste op een rij zijn. Vorig jaar moest de ziekteverzekering 355 miljoen euro besparen. Over de hele legislatuur plande de regering al een besparing van 2,6 miljard euro. De groeinorm van 1,5 procent die werd ingevoerd, is op termijn onvoldoende om de natuurlijke uitgavengroei in de ziekteverzekering te dekken, zeker gezien de vergrijzing en de technologische vooruitgang. Paul Callewaert: ‘We zijn voorstander van een doelmatige gezondheidszorg waarbij elke euro goed wordt aangewend. We zijn een constructieve partner bij het uitwerken van maatregelen die hiertoe bijdragen en zullen dat blijven. We zijn evenwel ook een fervente verdediger van een goede, toegankelijke gezondheidszorg voor iedereen. Dit wil zeggen een gezondheidszorg waarin geïnvesteerd wordt, en niet continu gerantsoeneerd wordt. Het risico neemt toe dat nieuwe gezondheidstechnieken en levensreddende geneesmiddelen niet voor iedereen toegankelijk zijn.’ Callewaert wijst er verder op dat er nog belangrijke onvervulde noden zijn, zowel in de tandzorg, als de geestelijke gezondheidszorg, en voor brillen en gehoorapparaten.
Het Socialistisch Ziekenfonds ziet hier louter een budgettair en geen gezondheidsbeleid in. De taks moet geld opbrengen: met andere woorden, men rekent op het verbruik van deze ongezonde goederen. Er zijn bovendien voldoende buitenlandse lessen die leren dat het invoeren van zo’n taks zonder flankerende maatregelen om gezonde voeding te promoten een maat voor niets zijn. Het ziekenfonds is voorstander van een beleid dat gezonde voeding stimuleert en toegankelijker maakt, en in het sluiten van convenanten met de voedingssector tot het gebruik van minder vet, suiker en zout in hun producten. Bovendien treft een gezondheidstaks zonder flankerende maatregelen sociaal kwetsbare groepen disproportioneel veel.
Administratiekosten De regering legt ten slotte 100 miljoen bijkomende besparingen op aan de ziekenfondsen, of zo’n 10 procent van het totaal budget. Ter informatie: de voorbije jaren werd door de ziekenfondsen al voor 180 miljoen euro bespaard. Goed om te weten ook dat de administratiekosten in de wettelijke ziekteverzekering slechts 4 procent bedragen. Bij de Belgische private ziekteverzekeraars gaat het om 16 procent. Paul Callewaert: ‘Wij zijn bereid om te praten over onze werking, over onze toekomstige uitdagingen en over welke middelen daar tegenover moeten staan. Begin juli zaten we met minister De Block samen om de onderhandelingen te starten over een Pact met de ziekenfondsen. We betreuren dat deze gesprekken eenzijdig worden doorkruist met deze besparingen.’
Vraagteken van 700 miljoen
De centrumrechtse regering hoopt 150 miljoen euro op te halen door een gezondheidstaks.
Tot slot vraagt het Socialistisch Ziekenfonds duidelijkheid over de 700 miljoen euro die in de begrotingstabel ingeboekt staat als ‘andere maatregelen in de sociale zekerheid in het kader van het regeerakkoord.’ Callewaert: ‘We waarschuwen de regering om dit aanzienlijk bedrag niet andermaal in te vullen met asociale besparingen op de rug van zieke mensen, ouderen en werklozen.’ Evelyne Hens
E intervisie@socmut.be Hoofdredactie: Dr. Ivan Van der Meeren Aan dit nummer werkten mee: Evelyne Hens, Johan Van Overloop, Gwen Muylaert, Rik Thys, Ivan Van der Meeren, Aaron Van den Heede, Carine Algoet
Lay-out: Inge Raemaekers Druk: All-in-Media Verantwoordelijke uitgever: Paul Callewaert, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel Afgiftekantoor: Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, derde trimester 2015
Gezondheidstaks
Colofon InterVisie is een informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts, uitgegeven door het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten. Redactieadres: InterVisie • Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel • T 02 515 04 61 • F 02 515 06 52 • 8
Bijlage bij Intervisie - derde trimester 2015
Terugbetaling dure Down-test Sinds 1 juli betalen de Socialistische Mutualiteiten de dure NIPT die het downsyndroom opspoort terug. Vrouwen die behoren tot de risicogroep krijgen 300 euro terug. Wie recht heeft op de verhoogde tegemoetkoming krijgt 375 euro terugbetaald.
In België laten vandaag bijna vier op de vijf zwangere vrouwen zich screenen op het downsyndroom. Sommige ouders wensen zoveel mogelijk informatie over het risico op specifieke afwijkingen, andere ouders wordt door bepaalde resultaten aangeraden om testen te ondergaan. Bij het opsporen van het downsyndroom via een klassieke vruchtwaterpunctie of vlokkentest, is er 1% kans op een miskraam. Jaarlijks hebben ongeveer 50 vrouwen hierdoor een miskraam.
NIPT veiliger dan vruchtwaterpunctie De Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) is een nieuwe genetische bloedtest, waarbij bloed van de zwangere vrouw wordt afgenomen en onderzocht in een laboratorium. In het bloed van de moeder is ook DNA van het kind aanwezig. Met de NIPT kan het DNA van het kind worden onderzocht op het syndroom van Down. Deze
test is veiliger, gevoeliger en nauwkeuriger dan de klassieke testen en tegelijk zeer betrouwbaar. Door de grote betrouwbaarheid van de NIPT kan het gebruik van risicovolle testen zoals vlokkentest of vruchtwaterpunctie tot een minimum herleid worden.
Socialistische Mutualiteiten betalen dure NIPT terug De NIPT is een erg dure test en wordt voorlopig nog niet terugbetaald door de verplichte verzekering. Voor toekomstige ouders is 390 euro een hoog bedrag. Daarom betalen de Socialistische Mutualiteiten sinds 1 juli aan hun leden de kosten van de NIPT terug*. Vrouwen die tot de risicogroep behoren, krijgen 300 euro terugbetaald. Wie recht heeft op de verhoogde tegemoetkoming, krijgt 375 euro. De terugbetaling geldt voor tests die uitgevoerd zijn na 1 juli 2015.
Wie behoort tot de risicogroep? • Vrouwen van 36 jaar of ouder • Vrouwen die een eerdere zwangerschap met trisomie 21 (downsyndroom) hebben doorgemaakt. • Vrouwen die jonger zijn dan 36 jaar en die een combinatietest hebben laten uitvoeren. Het resultaat van deze test geeft een verhoogd risico op trisomie 21 aan (risico 21>1/300).
Meer informatie Meer informatie over deze terugbetaling en de stappen die ondernomen moeten worden, vind je op: - www.bondmoyson.be/nipt - www.devoorzorg.be/nipt - www.fsmb.be Carine Algoet *terugbetaling voorzien onder voorbehoud van goedkeuring door Controledienst voor de Ziekenfondsen (CDZ)
Verplichte sociale derdebetaler voor personen met verhoogde tegemoetkoming Vanaf 1 juli 2015 zijn huisartsen verplicht om de derdebetalersregeling toe te passen voor patiënten die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming. De praktische uitvoering start pas op 1 oktober 2015. Dankzij de elektronische facturatie ontvangen huisartsen hun ereloon binnen twee weken na de facturatie. Alle zorgverleners moeten ook sinds 1 juli 2015 een ontvangstbewijs aan de patiënt meegeven.
Bewijsstuk
Verplichte sociale derdebetalersregeling Dankzij de sociale derdebetalersregeling betalen patiënten voor een raadpleging enkel het remgeld aan hun arts. De rest van het honorarium verrekent de arts rechtstreeks met het ziekenfonds. De bedoeling is om zorg toegankelijker te maken voor kwetsbare patiënten. Sinds 1 juli 2015 zijn huisartsen verplicht om de derdebetalersregeling toe te passen voor personen die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming. De enige uitzondering op die verplichting vormen de huisbezoeken. Tot 1 oktober 2015 geldt er een overgangsperiode voor de verplichte toepassing. Tegen dan moeten alle softwarepakketten voor huisartsen aangepast zijn aan de elektronische facturatie. De wettelijke betalingstermijn van het honorarium wordt dankzij de elektronische facturatie bovendien verkort naar twee weken.
Welke mogelijkheden biedt de elektronische facturatie (eFact)? eFact is de elektronische facturatiedienst tussen huisartsen en ziekenfondsen en is beschikbaar via MyCareNet. Je hoeft je voor deze dienst niet in te schrijven. eFact is geïntegreerd in je softwarepakket. Op de website van MyCareNet vind je een overzicht van de erkende softwarepakketten. Met de dienst ‘Raadplegen tarieven’ van eFact kan je altijd het juiste tarief voor een bepaalde patiënt en een bepaalde prestatiecode raadplegen. Dat tarief wordt berekend op basis van de informatie die jij als arts invoert enerzijds en de informatie waarover het ziekenfonds beschikt anderzijds. Als de patiënt recht heeft op de sociale derdebetaler, dan krijg je automatisch een betalingsverbintenis. Die verbintenis geldt als garantie dat het ziekenfonds het meegedeelde tarief voor een bepaalde prestatie aan de arts zal uitbetalen.
Alle zorgverleners zijn sinds 1 juli 2015 verplicht om een ontvangstbewijs aan de patiënt mee te geven waarop het ontvangen bedrag staat. De nieuwe getuigschriften voor verstrekte hulp, die gebruikt worden vanaf 1 juli 2015, bevatten al een deel ontvangstbewijs. De oude getuigschriften mogen nog tot en met 30 juni 2016 gebruikt worden, op voorwaarde dat het ontvangen bedrag erop vermeld wordt. Aan patiënten die recht hebben op de sociale derdebetalersregeling geeft de arts geen getuigschrift voor verstrekte hulp. In het papieren circuit stuurt de arts dat getuigschrift naar het ziekenfonds. Bij de elektronische facturatie wordt het getuigschrift zelfs volledig afgeschaft. In deze twee gevallen moet de arts echter wel een bewijsstuk bezorgen aan patiënten die recht hebben op de derdebetalersregeling bij: • cumulatie van vergoedbare en niet-vergoedbare verstrekkingen, • toepassing van elektronische facturatie.
Meer informatie? Wat is MyCareNet?
Wat is nieuw in MyCareNet?
MyCareNet is een elektronisch dienstenplatform voor zowel individuele zorgverleners als instellingen. Je kan er op een eenvoudige, betrouwbare en beveiligde manier informatie uitwisselen met de ziekenfondsen. Voor de beveiligde uitwisseling van medische en administratieve gegevens maakt MyCareNet gebruik van het federale eHealth-platform.
• Je kan online de verzekerbaarheid van je patiënt opvragen en nagaan of hij recht heeft op de sociale derdebetaler. • Je kan de tarieven raadplegen voor de uitgevoerde prestaties en (in bepaalde gevallen) onmiddellijk een betalingsverbintenis ontvangen. • Je kan via elektronische weg een facturatiebestand derdebetaler doorsturen naar de ziekenfondsen.
• Meer informatie over de elektronische facturatie vind je op www.mycarenet.be. Klik door naar ‘Algemene info’ > ‘FAQ’ > ‘FAQ voor de dienst eFact’. • De leveranciers van softwarepakketten die aanvaard zijn door het Nationaal Intermutualistisch College vind je op www.mycarenet.be. Klik onder ‘Diensten per sector’ op ‘Geneesheren’. Kies voor ‘Erkende softwarepakketten’. • Meer informatie over de getuigschriften vind je op de website van het RIZIV: http://www.riziv.fgov.be Gwen Muylaert