Saamhorigheid

Page 1

Saamhorigheid

december 2010 • jaargang 38 • nummer 337


38e jaargang nr. 337, december 2010 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de Afdeling Psychologie, Universiteit van Amsterdam

Kamer A.903 Afdeling Psychologie Roetersstraat 15 1018 WB Amsterdam t: 020 - 525 67 58 e: spiegeloog-fmg@uva.nl

903 Rond de kerstboom

Hoofd-/Eindredactie Vera van der Molen & Tessa Velthuis.

Als er één maand past bij het thema Saamhorigheid, dan is het wel december. Iedereen gaat zich in familiaire kring te buiten aan snoepgoed en feestelijke maaltijden. Rond de sereen verlichte kerstboom liggen zorgvuldig ingepakte cadeautjes, ergernissen worden aan de kant geschoven of subtiel geuit in een plagerig Sinterklaasgedicht en met nostalgische gevoelens worden liedjes gezongen over schoorstenen of stille nachten. En dit alles, zo hopen we ieder jaar weer, terwijl het buiten sneeuwt. Vandaar ook dat Spiegeloog het tijd vond om alle mogelijke rancune van tafel te vegen en gezamenlijk en harmonieus een saamhorigheidsnummer te maken. Het verkrijgen van saamhorigheid gaat echter niet altijd over rozen. Zo moeten nieuwe studenten die graag bij een studentenvereniging willen horen eerst een hoop narigheid meemaken: ze worden uitgescholden en krijgen liters bier (of erger) over zich heen gegooid. Pas nadat ze dit hebben doorstaan, mogen ze in de warme thuishaven van de vereniging aanmeren. Waarom sommige studenten er veel voor over hebben om bij een vereniging te worden toegelaten, lees je op pagina 4. Groepsvorming hoeft niet altijd gepaard te gaan met vernederende opdrachten, maar kan ook op een positieve manier plaatsvinden, bijvoorbeeld door scholieren op een andere manier kennis met elkaar te laten maken. Dit levert tijdens een zogenaamde Challenge Day heel bijzondere gebeurtenissen op. Verder vind je in dit nummer een interview met psycholoog Marjolein Verboom, die werkt bij het Ministerie van Defensie. Wil je weten hoe het in z’n werk gaat als een burger graag militair wil worden? Welke testen en vragenlijsten daaraan vooraf gaan lees je in de Psycholoog aan het Werk. Natuurlijk bevat dit nummer ook nog tal van andere artikelen en rubrieken, zoals de Filmrecensie, de Wandelgang, en ditmaal een Cliënt Bekent met een wel heel heftig verhaal. Aan wie zijn buik letterlijk of figuurlijk even vol heeft van de eindeloze familiebijeenkomsten in december, biedt Spiegeloog zeker genoeg afleiding.

Tessa en Vera

Redactie Rosanne Anholt, Mariska Dijkstra, Tess Hol, Silvija Licina, Joost Molenaar, Bianca Muurman, Lisanne Peschier, Kirsten Vegt. Medewerkers Denny Borsboom, Sennay Ghebreab, Steven Scholte. Fotografie Silvija Licina, Lisanne Peschier. Omslagillustratie dreamstime.com. Layout Vera van der Molen & Tessa Velthuis. Druk Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Een abonnement op Spiegeloog kost € 15,- per jaar. Indien geïnteresseerd, stuur een bericht met uw naam en adres naar de redactie. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.


Inhoud

4

26

28

Verbonden in vernedering

Scholieren over de streep

OpKamers

Over het hoe en waarom van ont- Challenge Day groeningen

Corine Dijk

Gedeelde smart is dubbele smart Folie Ă Deux

8

Actueel/Opinie/Facultair Nieuwsrubriek

14

Ramsj Leesvoer voor psychologen

25

Filmrecensie Another Year

10 CliĂŤnt Bekent Obsessief-compulsieve stoornis

16

Mededelingen Activiteiten voor studenten

28

Psycholoog aan het werk Ministerie van Defensie

11 Rondvraag Scholte aan Ghebreab

19

Wandelgang 30 Met welke groep voel jij je het meest verbonden?

Ivoren Toren Saamhorige sektes

20 13 Saamhorigheid in het lab Groepsbanden tijdens een experiment Tabula Rasa Helder denken

24

Bacchus Rivaal in de concertzaal

32


Verbonden in vernedering Over het hoe en waarom van ontgroeningen

Studentenverenigingen zijn al jarenlang zeer populair. Voordat je je echter bij zo’n vereniging mag aansluiten moet meestal een heftige ontgroening worden doorstaan: bijvoorbeeld tijgeren door de modder, dagenlang in dezelfde kleren lopen en worden uitgescholden door de ouderejaars. Soms hebben de ontgroeningen zelfs verstrekkende gevolgen. Wat is de functie van dergelijke praktijken? Waarom doet iemand dit zichzelf aan?

Tekst: Bianca Muurman, Kader: Tess Hol

Spiegeloog

4 december 2010

‘Ik heb de vieste dingen gegeten, heb anderhalve week in dezelfde kleren gelopen waardoor ik vanaf tien meter afstand te ruiken was, heb dingen gezegd en gedaan waar mijn moeder het schaamrood van op haar kaken zou krijgen en zou roepen ‘zo heb ik je toch niet opgevoed’, ben zwaar vernederd en heb heel erg veel gezopen, maar: het was het allemaal ruimschoots waard’, aldus een studente die net een ontgroening heeft doorstaan. Ontgroeningen zijn rituelen die eerstejaars studenten die bij (bepaalde) studentenverenigingen willen (de zogenaamde ‘feuten’, komt van foetus: ongeborene) moeten doorstaan, voordat ze zich een volwaardig lid van een studentenvereniging mogen noemen. Dergelijke praktijken komen vaak in opspraak in het nieuws en zijn al jarenlang een veel besproken onderwerp. Ik ben benieuwd naar de waarde en inhoud van deze praktijken en probeer een interview te regelen met studenten die net een ontgroening hebben doorstaan. Dit blijkt nog knap lastig te zijn; behalve een paar oppervlakkige opmerkingen, mogen ze hier helemaal niets over zeggen. Gelukkig biedt de nieuwe televisieserie Feuten van BNN mij uitkomst.

Mercurius mogen noemen, moeten ze de ontgroening doorstaan; met je kop in de modder, een dag lang keihard zoemen, heel veel zuipen en meer van dat soort dingen. Het blijft echter niet bij ‘onschuldige’ rituelen; het neemt ook heftigere vormen aan. In de tweede aflevering valt er zelfs een dodelijk slachtoffer. De serie lijkt sterk gedramatiseerd, maar ligt dichter bij de realiteit dan men denkt. Hoewel het niet heel vaak voorkomt, leidt een ontgroening wel eens tot de dood. Een van de ergste gevallen in Nederland vond plaats in Groningen in 1997, waarbij een achttienjarige jongen bezweek na het drinken van een liter jenever. Ontgroeningsrituelen laten zien hoe ver we soms willen gaan om lid te worden van een groep. Gelukkig zijn de rituelen door vernieuwde wetgeving tegenwoordig minder extreem, maar we zien nog wel vaak voorbeelden van situaties waarin studenten gedwongen worden tot overmatig drinken of zich publiekelijk moeten laten vernederen. Waarom doen mensen zichzelf dit aan? Waarom staan studentenverenigingen erop dat dergelijke praktijken blijven bestaan?

‘Kin op je borst, vingers in je oren en harder zoemen, stelletje kutfeuten!’ is de eerste zin van deze serie over het studentenleven, het Corps en de daarbij horende ontgroening. De studenten in deze serie willen graag bij het Corps, maar voordat de feuten zich officieel lid van dispuut H.S.C.

Dit kan door een aantal theorieën worden verklaard. Ten eerste speelt cognitieve-dissonantiereductie mogelijk een rol. Cognitieve dissonantie is een negatief gevoel dat je ervaart op het moment dat je acties niet in lijn zijn met

- In Groningen overleed een jongen na het drinken van een liter jenever -

Cognitieve dissonantietheorie


Bron: BNN

- Studentes moesten beschrijvingen van seks voorlezen -

Er zijn meerdere redenen waarom mensen volgens Schachter de behoefte tot affiliatie hebben in bedreigende of onzekere situaties, maar de belangrijkste reden is volgens hem sociale vergelijking. Mensen zoeken kameraadschap omdat ze in een onplezierige situatie (zoals een zware ont-

Spiegeloog

Affiliatietheorie Lodewijkx en Syroit (1997, 2001) waren het echter niet eens met deze verklaring door middel van cognitieve dissonantie, maar verklaren het fenomeen met de Affiliatietheorie van Schachter (1959). Deze stelt dat mensen die onder sterke spanning of dreiging staan een hoge behoefte tot affiliatie hebben: ze hebben de neiging om het gezelschap van mensen te zoeken die dezelfde emotionele ervaring ondergaan (want: gedeelde smart is halve smart). Schachter onderzocht dit aan de hand van een experiment waarin proefpersonen verteld werd dat ze schokken zouden krijgen om het effect van deze schokken op de gezondheid te meten. In de conditie waarin veel angst opgeroepen werd stond de kamer vol met angstaanjagende elektrische apparaten en werd sterk benadrukt dat de schokken pijn zouden doen. In de conditie waarin weinig angst werd opgeroepen waren er echter geen apparaten aanwezig en werd gezegd dat de schokken niet pijnlijk zouden zijn. Vervolgens moesten de proefpersonen tien minuten wachten voordat het experiment zou beginnen. Ze kregen de mogelijkheid om alleen of samen in een kamer te wachten. Proefpersonen in de ‘veel angst’ conditie bleken het liefste samen te wachten, en proefpersonen in de ‘weinig angst’ conditie wachtten vaker alleen in een kamer.

5

Aronson en Mills (1959) toonden dit lang geleden aan in een experiment. Ze manipuleerden de hoeveelheid moeite die de studentes moesten doen om bij een groep te kunnen komen waarin over seksgerelateerde onderwerpen werd gediscussieerd. De studentes die een ernstige ontgroening kregen, moesten hardop aan een mannelijke experimentator een lijst van obscene woorden zoals 'kut', 'geil' en 'neuken' oplezen en twee levendige beschrijvingen van seksuele activiteiten uit een verhaal voorlezen (oké, waarschijnlijk vindt de gemiddelde student dit tegenwoordig hooguit lachwekkend in plaats van vernederend, maar in die tijd was dat voor de preutse Amerikaanse studentes van goede komaf een hele opgave). In de milde ontgroeningsgroep moesten ze vijf seksgerelateerde maar niet obscene woorden voorlezen, en in de controle conditie was er helemaal geen sprake van een ontgroening. Hierna konden alle groepen via een intercom meeluisteren naar een groepsdiscussie van de groep waar ze bij zouden komen. Deze groepsdiscussie was echter heel erg saai en oninteressant. Na een tijdje luisteren moesten ze de groep beoordelen op hoe interessant ze deze vonden. Studentes die een zeer gênant ontgroeningsritueel moesten doorstaan voordat ze werden toegelaten tot de groep overtuigden zichzelf ervan dat hun groep en de gesprekken die er werden gevoerd buitengewoon waardevol waren. Degenen die dit niet moesten doorstaan vonden de groep echter wel waardeloos. Een later experiment leidde tot dezelfde resultaten, maar in plaats van dat de studenten gênante dingen moesten zeggen, moesten ze pijn doorstaan. Hoe

sterker de elektrische schok was die ze kregen tijdens de ‘ontgroening’ des te meer ze de groep waar ze bij wilde horen betekenisvol, aantrekkelijk en leuk vonden (Gerard & Mathewson, 1966).

december 2010

de overtuigingen die je hebt. Dat is dus het gevoel dat je ervaart op het moment dat je drie liter bier hebt weggetankt, een hele lever moet opeten, met je tandenborsteltje de Dam staat te schrobben en vervolgens naakt op de tafel moet gaan dansen, terwijl je je probeert te bedenken waarom je al deze moeite doet aangezien je het totaal niet leuk vindt en het bovendien in strijd is met je geloof dat een mens waardig behandeld moet worden. Om dit negatieve gevoel te verminderen kun je volgens deze theorie gaan rationaliseren: ‘Ik heb zoveel moeite gedaan om bij deze groep te mogen horen, dan móet deze groep wel heel erg leuk zijn’.


groening) vaak geen idee hebben hoe ze met deze situatie om moet gaan. In dat geval gebruiken we andere mensen als ‘voorbeeld’ voor hoe wij ons zouden moeten gedragen om zo ons eigen emotionele onzekerheid te verminderen. Bijvoorbeeld op het moment dat je, terwijl je je avondeten al omhoog voelt komen, de opdracht krijg om het zoveelste glas bier weg te tikken. Je ziet dat het meisje naast je zo slim is om de helft van het bier niet ín haar mond maar er naast te gieten en je besluit dat dit wel een goede strategie is om voortaan met de ‘drankspelletjes’ om te gaan.

Spiegeloog

6

Lodewijkx en Syroit (1997, 2001) testten of deze affiliatietheorie ook toepasselijk was op ontgroeningen. Zij vergeleken van twee echte ontgroeningen (een milde en een zware) de mate van aantrekking tot de studentenvereniging en de mate van kameraadschap tussen de ‘feuten’. Wat bleek? Ontgroeningen zorgden voor een hoge mate van kameraadschap, ongeacht of men een milde of een zware ontgroening onderging. Dit is te verklaren door de verwachting van een ontgroening. In het experiment van Schachter was aangetoond dat alleen al het verwachten van een schok leidde tot de behoefte tot affiliatie, zonder dat men überhaupt deze schokken kreeg. Ditzelfde principe is volgens Lodewijkx en Syroit toe te passen op ontgroeningen.

december 2010

Er wordt veel gepraat over ontgroeningen, en de negatieve effecten ervan zijn vaak in het nieuws. Dus, studenten die bij een vereniging die een ontgroeningsritueel hebben willen toetreden, anticiperen al dat ze een door een moeilijk en zware tijd moeten voordat ze geaccepteerde leden van deze vereniging worden. Dit geanticipeerde gemeenschappelijke lot kan ervoor zorgen dat nieuwkomers op zoek gaan naar vriendschappen, zelfs vóórdat de ontgroening is begonnen. Dit effect treedt dus op, zelfs als de ontgroening niet zwaar is. Bang maken en negatieve verwachtingen scheppen is dus al genoeg!

Wanneer ik dit vertel aan de studente van het begin van mijn verhaal is ze het er niet mee eens: ‘De saamhorigheid die ik voelde en nog steeds voel met mijn jaargenoten is juist afkomstig van het feit dat mijn ontgroening zo zwaar was. Het gevoel allemaal in hetzelfde schuitje te zitten, gemeenschappelijk de verenigingsliederen te moeten zingen terwijl je in een soort van Yoga-zonnegroet in balans probeert te blijven wetende dat je niet de enige bent die straks die vieze drap over je hoofd krijgt; dat zorgt ervoor dat ik een sterke band heb ontwikkeld met degenen die hetzelfde ondergingen’. Vanuit welk perspectief ontgroeningen ook worden bekeken, deze rituelen worden in ieder geval niet zomaar uitgevoerd door sadisten die ervan genieten om andere mensen te zien lijden, of ondergaan door masochistische eerstejaars die graag gedomineerd worden. Ontgroeningen zijn zeer nuttig bij het creëren van saamhorigheid tussen de leden en de verbondenheid die men voelt met de vereniging als geheel. Dus hoe kijk jij de volgende keer naar een groep in apenpak gehulde studenten die met hun tandenborstel de steentjes van de Dam staat te poetsen?

Bronnen - http://www.bndestem.nl/algemeen/uitgelicht/7148948/Psychologie-van-de-ontgroening.ece - http://www.uiowa.edu/~grpproc/crisp/crisp.6.7.htm - Aronson, E., & Mills, J. (1959). The effects of severity of initiation on liking for a group. Journal of Abnormal and Social Psychology, 59, 177-181. - Lodewijkx, H. F. M., & Syroit, J. E. M. M. (1997). Severity of initiation revisited: Does severity of initiation increase attractiveness in real groups? European Journal of Social Psychology 27, 275-300. - Filmpje over het experiment van Schachter: http://www.psychexchange.co.uk/videos/view/20087/

Bron: BNN/Pupkin Film


Waren er dingen die je tegen jezelf zei als je het echt niet meer zag zitten? 'Toen ik er een paar dagen op had zitten, dacht ik steeds: als ik nu stop, heb ik het allemaal voor niets gedaan. Ook dacht ik vaak: als zij het kunnen, kan ik het ook. Of: het is allemaal maar een spelletje en ook deze periode gaat weer voorbij. Dit soort dingen denk je om jezelf toch moed in te praten.' Waren er momenten dat je wilde stoppen met de ontgroening? 'Ja, ik heb een moment gehad waarop ik wilde stoppen. Maar dit kwam alleen door de zenuwslopende gedachte over wat er komen ging. Je wordt in de ontgroening soms een-op-een gepakt. Die momenten zijn heel persoonlijk en daarom erg moeilijk. Als ik zag dat één van mijn jaargenoten helemaal gesloopt terug kwam van zo’n een-op-een-sessie, werd ik heel bang voor mijn eigen sessie. Maar als het dan eenmaal zo ver was, viel het eigenlijk wel mee.' Ben je over je eigen grenzen heen gegaan of heb je anderen dat zien doen? 'Ik ben zelf niet over mijn grenzen heen gegaan. Maar ik denk dat iemand die de ontgroening niet zelf meegemaakt heeft niet kan begrijpen waarom je bepaalde dingen doet. Ik had van te voren niet kunnen zeggen wat precies mijn grenzen waren, maar daar kom je vanzelf wel achter. De situatie was in ieder geval niet zo onmenselijk dat ik echt voor een keuze gesteld werd die ik absoluut niet had willen maken.'

Vond je de ontgroening achteraf minder erg? 'Achteraf vond ik alles aan de ontgroening veel minder erg. Ik was tijdens de ontgroening zo verschrikkelijk moe en tegelijkertijd gehersenspoeld, dat ik veel minder kon hebben. Je gaat alles als veel erger ervaren dan het eigenlijk is en je kunt door de moeheid niet goed meer relativeren. Als ik de groentijd in kleine stukjes had mogen lopen, zou het veel minder heftig gevoeld hebben.' Vind je een ontgroening lopen voor de vereniging de moeite waard geweest? 'Ja, ik vind het zeker de moeite waard geweest. Dat komt ook doordat ik me nu al niet meer zo goed kan voorstellen wat er toch zo verschrikkelijk was aan de ontgroening.' De groentijd ligt achter je, je bent nu al een paar maanden samen met je jaarclub. Zijn jullie een hechte groep geworden door de ontgroening of had jullie groep ook op een andere manier hecht kunnen worden? 'Ik denk dat de ontgroening een grote rol gespeeld heeft in het hecht worden met je jaarclub. Dit komt doordat je in de groentijd vanaf het eerste moment weet wat je aan elkaar hebt. Je kunt in zo’n situatie zo weinig van jezelf verbergen dat je na zo’n periode eigenlijk niet meer voor verrassingen komt te staan bij elkaar. Je ontdekt aan de ander bijvoorbeeld geen eigenschap meer die je in de groentijd nog niet ontdekt had. Ik denk zeker dat de band met mijn jaarclub op een speciale manier gevormd is door een ontgroening en ik denk niet dat je hetzelfde bindende effect op een andere manier teweeg kunt brengen. Maar ik vraag me wel af of een ontgroening per se nodig is voor een goede vriendschap. Ik denk dat je alleen op deze manier een hechte band kunt vormen als het in zo’n korte tijd moet gebeuren. Maar waarschijnlijk kan zo’n hechte band ook op een andere manier ontstaan, alleen zal daar veel meer tijd voor nodig zijn.' <<

Spiegeloog

Vond je de ontgroening zwaarder of minder zwaar dan je aanvankelijk verwachtte? 'Ik vond de ontgroening absoluut minder zwaar dan ik had verwacht. Nu moet ik daar wel bij zeggen dat ik echt van het allerergste uitging. Ik dacht steeds: dan kan het alleen maar meevallen. Wat de ontgroening zo zwaar maakte, was dat je steeds in onwetendheid zat. Je vraagt je telkens af of het nog erger wordt of dat dit het is. Eigenlijk ben je dus constant bang en onzeker over wat er komen gaat.'

7

Anna (20) besloot dit jaar lid te worden van de grootste studentenvereniging van Amsterdam. Om lid te worden moest zij echter wel eerst vijf weken ontgroenen. Deze vereniging staat bekend om de lange en zware ontgroening. Nu anderhalve maand groentijd af, vertelt Anna over haar verwachtingen en ervaringen tijdens deze beruchte ‘kennismakingstijd’.

Ontstond er saamhorigheid of was het ieder voor zich tijdens de ontgroening? 'Eerst ben je op kamp met ongeveer tweehonderd anderen. Daar is het absoluut ieder voor zich. Ik had geluk dat ik een aantal mensen kende, want ik zag al snel dat vreemden echt over lijken gaan in zo’n situatie. Ik was verbaasd over het gedrag van de groepsleden. Iedereen is bezig met ‘overleven’ en denkt continu vanuit zichzelf. Tijdens de dispuutsontgroening word je echter gedwongen om een groep te vormen, want dat is uiteindelijk toch het doel van de ontgroening. Dat is ook gelukt. Maar de groepsvorming kwam alleen tot stand omdat er druk op gezet werd, het ging niet vanzelf.'

december 2010

Groentijd in Amsterdam


Gedeelde smart is dubbele smart Een zeldzame psychologische aandoening: Folie à Deux

In de wereld van de psychologie en psychiatrie bestaat er een breed scala aan stoornissen. Sommige daarvan komen relatief vaak voor, andere zul je in je carrière als therapeut waarschijnlijk nooit tegenkomen. Maar ook al zal een dergelijke patiënt nooit aan de andere kant van jouw bureau komen zitten, van zeldzame stoornissen kunnen we wel degelijk iets leren. Folie à Deux is zo'n stoornis. Vanwege een beperkte hoeveelheid literatuur is de prevalentie vrijwel onbekend, niettemin leren we van deze stoornis dat een therapeut altijd bedacht moet zijn op de personen die dicht bij een patiënt staan.

Spiegeloog

8

Tekst: Rosanne Anholt

december 2010

'Twee jaar vóór Cathy's dood, begon meneer J. met het laten zien van plaatjes van aliens die op uilen leken, en ontdekte hierdoor dat ze erg bang was voor uilen. Cathy ervaarde herhaaldelijk een nachtmerrie waarin ze haar 'memoires' van een alien-ontvoering uitschreeuwde. Meneer J. stelde haar interview-achtige vragen om meer informatie te verkrijgen en nam vervolgens zo'n negentien bandjes op terwijl Cathy 'sliep' maar luid sprak, en haar ogen wijd open hield. De volgende ochtend herinnerde ze zich niets, maar toen ze werd geconfronteerd met het opgenomen materiaal, ontwikkelde meneer J. met Cathy het idee dat zij een alien was die drieduizend jaar geleden was geboren. Meneer J. was met haar getrouwd omdat de aliens dat van hem vroegen, aangezien hij de juiste persoon was om haar zich alles te laten 'herinneren'. Beiden begonnen te geloven dat ze in contact stonden met aliens. Tijdens een doorsnee dag gebeurde niets toevalligs: als zij bijvoorbeeld een bepaald object niet in huis konden vinden, was dat een teken dat 'Zij' bestonden.'

aan wat in de meeste Hollywood films eindigt met '... and they lived happily ever after'. Positief of negatief, anderen kunnen een behoorlijk effect op ons hebben: ze kunnen ons blij, boos of verdrietig maken en laten ons dingen doen die we, als we alleen waren, misschien nooit zouden doen (bijvoorbeeld het aantal Star Wars films dat we hebben uitgezeten omdat vriendlief die zo graag met ons wilde kijken). In sommige gevallen kan een ander echter een zeer onverwacht negatief effect hebben op ons gedrag, zoals in het geval van Folie à Deux, waarin we de psychische stoornis van een ander overnemen en zelf ziek worden.

- Iemand die dicht bij de patiënt staat, neemt de stoornis over -

Uit: Dr. Raj Persaud ‘From the Edge of the Couch’ (2003). We staan niet alleen op de wereld, maar delen haar met zes miljard andere mensen. Contact met anderen is niet alleen onvermijdelijk, we wíllen dat contact ook graag en waar sociale isolatie met veel psychische stoornissen wordt geassocieerd, zijn sociale netwerken goed voor ons geestelijk welzijn. Maar zoals iedereen weet zijn menselijke relaties niet altijd rozengeur en maneschijn en zijn er ook keerzijden

Folie à Deux (Shared Psychotic Disorder in de DSM-IV-TR) is een zeldzame aandoening, die vanwege het bijzondere karakter echter altijd veel klinische aandacht heeft getrokken. Hoewel het bekend is dat een psychische aandoening niet alleen het leven van de patiënt beïnvloedt maar ook de levens van de mensen om hem of haar heen, denk maar eens aan de zorg die familieleden moeten verlenen en de emotionele impact van het hebben van een ziek gezins- of familielid, gebeurt dit ook wel eens in zeer heftige vorm: iemand die dicht bij de patiënt staat, neemt de stoornis over. Bij Folie à Deux houden twee mensen er dezelfde wanen en hallucinaties op na. Het werd voor het eerst gerapporteerd


De primaire persoon bij, of de inductor van, Folie à Deux lijdt vaak aan een psychotische stoornis. Veelal gaat het om Schizofrenie, maar ook waanstoornis en affectieve stoornissen zijn gerapporteerd. De paranoïde wanen en hallucinaties worden vervolgens overgenomen door de secundaire persoon, en soms zelfs door een derde persoon. In de vroege literatuur werd vaak aangenomen dat de secundaire persoon in principe gezond was en dat de klachten zouden verdwijnen als de inductor en ontvanger van elkaar werden gescheiden. Recente literatuuroverzichten hebben echter laten zien dat secundaire patiënten in het geval van Folie à Deux een hoge mate van morbiditeit laten zien die tussen de 29% en 89% ligt. Dit zou erop kunnen wijzen dat de intieme relatie slechts een trigger is voor psychische stoornissen die een ontvankelijke, tweede persoon uiteindelijk toch wel zou ontwikkelen. Om de diagnose Shared Psychotic Disorder te geven (in principe heeft de diagnose betrekking op de secundaire persoon), moet de patiënt volgens de DSM-IV-TR aan een aantal voorwaarden voldoen. Ten eerste moeten er zich wanen ontwikkelen in de context van een intieme relatie met een persoon die al aan waanbeelden lijdt. Ten tweede moeten de waanideeën van beide personen met elkaar overeen komen. Ten slotte moet de stoornis niet beter te verklaren zijn als Schizofrenie, een Stemmingsstoornis met psychotische kenmerken of de effecten van drugsgebruik, medicijnen of een medische aandoening. Een van de belangrijkste

Een psychische stoornis heeft ook invloed op de mensen die dichtbij de patiënt staan. Dat geldt niet alleen voor Psychotische Stoornissen, maar eveneens voor allerlei andere mentale aandoeningen zoals depressie en angst. Dat een dergelijke stoornis als Folie à Deux bestaat, zou de therapeut erop bedacht moeten maken dat gezins- of familieleden ook kunnen lijden onder de ziekte van een ander. In ernstige gevallen moet een therapeut daarom altijd alert zijn op eventuele stoornissen die zich kunnen ontwikkelen in een tweede persoon. <<

Bronnen - American Psychiatric Association (2000). Quick Reference to the Diagnostic Criteria from DSM-IV-TR. American Psychiatric Association, Arlington VA. - Arnone, D., Patel, A., & Ming-Yee Tan, G. (2006). The Nosological Significance of Folie à Deux: A Review of the Literature. Annals of General Psychiatry, 5, 1-8. - Persaud, R. (2003). From the Edge of the Couch: Bizarre Psychiatric Cases and What They Teach Us About Ourselves. London: Bantam Press.

Spiegeloog

- De tweede persoon zou zonder de relatie misschien ook wel een stoornis ontwikkelen -

9

factoren die de ontwikkeling van Folie à Deux bevorderen is sociale isolatie. Een passieve persoonlijkheid, cognitieve verslechtering, taalproblemen en life events kunnen eveneens de ontwikkeling van de stoornis vergemakkelijken. Psychologische interpretaties hebben zich primair gefocust op de identificatie met de conductor, of dat de ontvanger zo afhankelijk is van de ander dat diens ideeën worden aangenomen hoe bizar ze ook zijn.

december 2010

in 1860 en werd door de Franse psychiaters Laseque en Falret ‘La Folie à Deux ou folie communiquée’ (gedeelde waanzin of gecommuniceerde waanzin) genoemd in de Annals of Medical Psychology van 1877. In hun artikel werden zeven gevallen van Folie à Deux beschreven, waarin binnen een relatie, bijvoorbeeld een huwelijk of gezinsrelatie, een gezonde, submissieve persoon gewillig meeging in de wanen van een dominant persoon met een stoornis. Sinds 1877 zijn er meer gevallen beschreven in de wetenschappelijke literatuur en zijn de classificatiecriteria aangepast, maar het blijft een mysterieus verschijnsel waarover nog veel te leren valt.


Filmrecensie Tekst: Kirsten Vegt

Another Year

Spiegeloog

10 december 2010

Eigenlijk is Another Year een verhaal over normale mensen met een normaal leven. Dat had een saaie film kunnen opleveren, maar regisseur Mike Leigh (Vera Drake, Happy-GoLucky) maakt er iets bijzonders van. De film gaat over Tom (Jim Broadbent) en Gerri (Ruth Sheen), een gelukkig getrouwd echtpaar van middelbare leeftijd. Tom is geoloog en Gerri medisch therapeute. Samen wonen ze in een landelijk huis in een rustige Londense buitenwijk. Hun zoon Joe (Oliver Maltman) is eveneens een tevreden mens, zonder al te grote problemen. Misschien dat juist daardoor het huis van Tom en Gerri een magneet lijkt te zijn voor mensen met krassen op hun ziel. Zoals Mary (Lesley Manville), de secretaresse op de dokterspraktijk van Gerri. Zij is een eenzame, gescheiden vrouw en ziekelijk afhankelijk van haar vrienden. Of de veel te dikke alcoholist Ken, die eveneens regelmatig langskomt. Hij is een vriend van Tom en ziet nergens meer een gat in, behalve eten en drank. En tenslotte Ronnie, de oudste broer van Tom die net zijn vrouw heeft verloren. Hij heeft een moeilijke relatie met zijn twee zonen, die zelf eveneens ontevreden zijn met hun leven en hun baan. Another Year is opgedeeld in vier delen die zich focussen op de vier seizoenen. Het laat de loterij van het leven zien, die voor sommige mensen goed uitpakt, maar anderen ook opzadelt met teleurstellingen en ellende. Doordat het verhaal rustig voortkabbelt is de overgang vrij groot als in de winter van het verhaal de emoties van de personages opeens heftig losbarsten. Het was het ritme van de film ten goede gekomen als dit wat subtieler was gebeurd. Daarnaast is het spel van de acteurs zeer overtuigend. Dit zou te maken kunnen hebben

regie: Mike Leigh

met de methode van werken van de regisseur Mike Leigh. Hij start zijn films namelijk vaak zonder script, met slects de acteurs. Samen met hen creëert hij vervolgens personages waarmee wordt geïmproviseerd. Uiteindelijk levert dit een script op die als basis dient voor de uiteindelijk film. Vooral Lesley Manville zet de vertwijfelde Mary overtuigend neer. Het is eenvoudig door haar oppervlakkige en jolige manier van doen te prikken. Daardoor klinkt haar bijna hysterische gelach vooral wanhopig in plaats van vrolijk. De ambiguïteit waarmee naar de twee hoofdpersonen kan worden gekeken is erg mooi weergegeven. Zijn Tom en Gerri gewoon twee lieve, warme mensen bij wie de deur altijd voor iedereen open staat en moeten zij bewonderd worden? Of zijn zij op een subtiele manier net zo afhankelijk van alle ellendige bezoekers als zij van hen? Ondanks dat ze meevoelen met het leed van hun vrienden en familie, rollen ze met hun ogen naar elkaar als Mary weer eens in haar drama’s blijft vastzitten. Zo lijken ze bij het aanhoren van ieders problemen een licht gevoel van superioriteit en de ‘gelukkig-hebben-wij-wel-eengeweldig-leven’-gedachte niet te kunnen onderdrukken. Another Year is een rustige film, die toch voortdurend blijft boeien. Het laat het leven zien zoals het is, zonder suikerrandje of opsmuk. Het wekt bij de kijker haast een gevoel van berusting op: het geluk is nou eenmaal niet eerlijk verdeeld in de wereld en dat zal waarschijnlijk ook zo blijven. Another Year is te zien in Pathé Tuschinski, Cinecenter en Kriterion.


Psycholoog aan het werk: - wie bepaalt dat? Interview met Marjolein Verboom, teamleider van het Dienstencentrum Psychologisch Advies en Selectie bij het ministerie van Defensie

Marjolein Verboom studeerde psychologie in Groningen, studeerde af bij de recherche en ging na haar studie een half jaar naar Nieuw-Zeeland om Criminal Psychology te studeren. Na verschillende functies te hebben vervuld bij Defensie is ze nu teamleider van het Dienstencentrum Psychologisch Advies & Selectie. Met Spiegeloog praat ze over wat haar werk inhoudt.

reiden, het gesprek voeren, een advies formuleren en dit terugkoppelen aan de persoon in kwestie. Voor enkele specifieke functies vindt er ook een praktijkselectie plaats. De militairen in spĂŠ gaan dan drie dagen op bivak, waarbij ze weinig slapen en fysiek zware arbeid verrichten. De bedoeling hiervan is om te observeren welk gedrag mensen laten zien wanneer ze onder druk worden gezet. Tijdens een gesprek kan iemand natuurlijk prachtig vertellen over zijn/haar persoonlijkheid, maar wanneer iemand onder druk wordt gezet kan het voorkeursgedrag niet meer uitgevoerd worden en wordt duidelijk hoe iemand reageert onder zware omstandigheden.

- Onder druk kan het voorkeursgedrag niet meer worden uitgevoerd -

Wat zijn de werkzaamheden van de psychologen op deze afdeling? ‘De werkzaamheden van de psychologen zijn gevarieerd. Een belangrijk deel wordt ingenomen door het psychologisch onderzoek bij burgers die graag militair willen worden. Dit onderzoek bestaat uit drie delen: een gesprek waarbij de persoonlijkheid in kaart wordt gebracht, een capaciteitentest en persoonlijkheidsvragenlijsten. Het persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen in een persoonlijk gesprek met een psycholoog. Psychologen hebben voor elke persoon gemiddeld twee uur de tijd, waarin ze het gesprek voorbe-

Op een praktijkselectie gaan ongeveer vier psychologen mee, die achter de militairen aanhollen en elk circa tien militairen observeren. Dit lijkt veel, maar er vallen tijdens de bivak ook mensen af. Geobserveerd wordt hoe men zich gedraagt in de praktijk, met slaapgebrek, onder grote fysieke inspanning en onder leiding van anderen. Na afloop van de praktijkselectie brengen de psychologen een advies uit in hoeverre ze iemand geschikt achten voor een functie bij Defensie. Naast het screenen van aankomende militairen organiseren de psychologen ook 360 graden feedback voor bepaalde functies, zoals bijvoorbeeld kapiteins die majoor willen worden.' Om zich goed te kunnen verplaatsen in een militair, gaan psychologen zelf ook een keer op bivak. Niet in de rol van psycholoog, maar in de rol van militair.

11 december 2010

Naast het scheepvaartmuseum in Amsterdam vind je de Marinekazerne: er lopen mannen en vrouwen in uniform en er hangt een foto van koningin Beatrix in elke kamer. Een van de bedrijven op het kazerneterrein is het Dienstencentrum Psychologisch Advies en Selectie. De belangrijkste onderdelen waar dit centrum zich mee bezighoudt, zijn: het psychologisch onderzoek bij burgers die militair willen worden, selecties voor militairen die een andere functie willen hebben en ontwikkelingsgesprekken voor militairen van de verschillende krijgsmachtdelen.

Spiegeloog

Tekst: Mariska Dijkstra, Foto: eigen foto


Wat zijn criteria waar jullie op letten tijdens een selectie? ‘Op internetfora doen de meest wilde verhalen de ronde over de selectiecriteria. We kunnen hier geen specifieke informatie over geven aangezien mensen hun verhaal hieraan zouden kunnen aanpassen.

Spiegeloog

12

Wat in elk geval belangrijk is, is interesse voor het werk bij Defensie en het vinden van aansluiting bij anderen en bij de psycholoog waarmee het gesprek gevoerd wordt. Door middel van een antecedentenonderzoek wordt gecheckt of iemand geen strafblad heeft en het is belangrijk dat het functioneren van iemand niet beïnvloed wordt door problemen die hij/zij heeft meegemaakt. Een belangrijk credo bij zowel de selectie van nieuwe militairen als het coachen van militairen naar een nieuwe functie is: ‘De beste voorspeller van het gedrag in de toekomst is het gedrag uit het verleden’. Er wordt gekeken naar wat iemand meegemaakt heeft, hoe iemand daarmee om is gegaan en waar het iemand heeft gebracht. Niks is daarmee per definitie een afwijzing, er wordt per persoon beoordeeld.’

december 2010

Zijn er methodieken die jullie hanteren en in hoeverre is het werk geprotocolleerd? ‘Het interview is semi-geprotocolleerd. Dat wil zeggen dat de onderwerpen die behandeld worden vast staan, maar de psycholoog kan zelf per gesprek bepalen hoe en in welke volgorde deze ondewerpen behandeld worden. En methodiek die we gebruiken is gebaseerd op het STARprincipe: Situatie, Taak, Actie, Resultaat. De persoon geeft hierbij zelf een voorbeeld van een situatie die hij/ zij heeft meegemaakt welke taak hij/ zij hierin had, welke actie’s hij/ zij uitvoerde en wat het resultaat was.’ De psychologen die bij Defensie willen werken moeten in elk geval fit genoeg zijn om op een bivak achter militairen aan te kunnen hollen. Wat zijn nog meer belangrijke eigenschappen? ‘Het is in elk geval belangrijk dat je affiniteit hebt met Defensie. Je moet flexibel zijn en goed kunnen schakelen tussen verschillende situaties. Het is belangrijk dat je analytisch bent. In de gesprekken moet je snel verschillende signalen op kunnen pikken en deze aan elkaar verbinden, om een goed beeld te krijgen van de persoon die voor je zit

en een gedegen advies uit te kunnen brengen. Communicatief moet je sterk zijn, je moet goed kunnen luisteren en je gespreksvaardigheden zijn belangrijk. Ook is het belangrijk dat je problemen van je af kunt zetten want de gesprekken kunnen soms best zwaar zijn.’ Wat is er precies zwaar aan de gesprekken? ‘De mensen die zich aanmelden om militair te worden zijn een doorsnee van de bevolking, de hele DSM trekt aan je voorbij. Daarom is het belangrijk dat je goed kunt schakelen. Je hoort de persoonlijke verhalen van mensen en soms zijn deze erg tragisch. Bijvoorbeeld mensen die vastzitten in een nare omgeving en het leger in willen om hieruit te kunnen stappen. Ook bij de andere selectie- en ontwikkelingsgesprekken hoor je soms nare dingen, je praat met militairen over wat ze zouden willen voor de toekomst, maar ook over wat ze in het verleden allemaal hebben meegemaakt in hun werk.’ Hoe ervaar jij je werk bij Defensie en wat motiveert jou om dit werk te doen? ‘Ik werk met veel plezier bij Defensie. We hebben een gemixt team van jonge en oudere medewerkers. Dit geeft een bijzondere dynamiek, evenals de samenstelling van burgerpsychologen en militair psychologen. Het team is erg loyaal naar elkaar en er is veel humor. Niet zo gek ook als je eens in de zoveel tijd met elkaar op bivak gaat, voor de psychologen is dit natuurlijk ook afzien en wanneer je drie dagen met elkaar optrekt versterkt dit de band met elkaar. We weten in elk geval van elkaar of we snurken… Daarbij ben ik trots op de kwaliteit die we leveren, we geven goede adviezen en begeleiding. Ik vind het belangrijk dat de juiste mensen op de juiste plek terecht komen. Dit is niet alleen belangrijk voor de krijgsmacht, maar ook voor de persoon zelf. Soms wil iemand militair worden waarvan wij


‘In elk geval is het belangrijk dat je in het plaatje past van de eerder genoemde eigenschappen van een psycholoog bij Defensie. Qua specialisaties is het erg breed, zowel met een A&O-specialisatie als met een klinische specialisatie kun je hier terecht. Maar ook sociale psychologen en neuropsychologen zijn welkom. De specialismen zijn niet zozeer belangrijk, je affiniteit met de doelgroep en je analytische vaardigheden des te meer. In het verleden zijn er veel stages geweest vanuit de UvA bij Defensie, waarschijnlijk zullen er in de loop van 2011 weer stageplekken komen. Mocht je geïnteresseerd zijn in werken bij Defensie dan is het goed om een stage te lopen, je doet praktijkervaring op en in sommige gevallen blijven mensen bij defensie werken.’

Psycholoog bij Defensie is een afwisselend en praktisch beroep. Wil jij je collegebanken graag uit, maar je tijd niet tussen je bureau en je dossierkast door brengen? Vind je het niet erg om af en toe door de modder te rollen en heb je geen bezwaar tegen een foto van Beatrix op je kantoor? Dan is werken bij Defensie misschien wel wat voor jou. <<

Saamhorige sektes Toen ik als promovendus overwoog lid te worden van een beroepsvereniging vroeg ik één van mijn begeleiders of dat een goed idee was. Hij antwoordde dat ik inderdaad maar eens moest overwegen ‘bij welk clubje ik wilde horen’, want dat was niet onbelangrijk voor mijn loopbaan. Ik vond dat destijds maar eigenaardig. Clubjes, dat associeerde ik vooral met pubers, corpsballen, en vergeten gezelschapsspelletjes – niet met wetenschap. Inmiddels weet ik beter. Net als de rest van de samenleving wordt de onderzoeksgemeenschap langs schimmige historische lijnen opgedeeld in sociale groeperingen. Met alle verschijnselen die daarbij horen, zoals ingroup-outgroup effecten en stereotypering. Vraag bijvoorbeeld een psychometricus naar de aard van de econometricus of wiskundige en je krijgt gratis een hele karakterschets. Volgens het boekje heerst binnen groeperingen saamhorigheid, en tussen inhoudelijk aangrenzende groeperingen rivaliteit. Mijn begeleider had gelijk met zijn opmerking, want je moet nog oppassen dat je niet per ongeluk bij de verkeerde groep terechtkomt. Geen uitwas is de wetenschap vreemd, en dus bestaat ook het equivalent van religieuze groeperingen. Binnen mijn vakgebied spreekt men bijvoorbeeld over ‘Raschisten’, waarmee fanatieke aanhangers van het zogenaamde Rasch-model worden aangeduid. De kern van deze groep vormt een echte sekte, compleet met profeet – de Deense wiskundige Georg Rasch – en een Heilig Schrift – zijn boek uit 1960. Los van die sekte is Rasch echt een belangrijk psychometricus geweest. Hij heeft in de jaren zeventig ook Amsterdam eens bezocht. Toen men hem vroeg of hij ook iets zag in andere modellen dan zijn eigen Rasch-model, sprak hij naar verluid de legendarische woorden: ‘No Rasch, no good’. Dat is tegenwoordig een gezegde onder psychometrici. Ik vertelde op een congres in Kopenhagen, waar Rasch werkte, eens dat ik dit onzin vond. Ik had het nog niet gezegd of er brak een geweldig onweer los. Als ik mij niet vergis bemerkte ik toen enige opluchting in de zaal. Groepen onderzoekers vertonen saamhorigheid, net als andere groeperingen. Dat is niet per definitie slecht; een bepaalde mate van saamhorigheid is zelfs een noodzakelijke voorwaarde voor succes. In de praktijk verplaatst niet alleen sympathie, maar ook onderzoeksgeld zich steeds vaker langs de lijnen die sociale gemeenschappen in het zand trekken. Dan krijgt zo’n gemeenschap in één klap een enorme som geld. Daar moet je mee oppassen, want onder invloed van geld kan saamhorigheid gemakkelijk omslaan in tunnelvisie. En daar hebben we al meer dan genoeg van in de wetenschap. Denny Borsboom

Spiegeloog

Wat moeten psychologiestudenten doen om bij defensie te komen werken?

De ivoren toren

13 december 2010

denken dat het voor de krijgsmacht niet goed is, maar het kan natuurlijk ook zo zijn dat het niet goed is voor de persoon zelf. We krijgen ook regelmatig terugkoppeling over de adviezen, wanneer personen toch uitvallen wordt er geanalyseerd waar het misging.’


/Actueel/Opinie/Facultair/

Spiegeloog

14 december 2010


Wat betekent het verdwijnen van persoonlijkheidsleer voor de psychologie? Laat ik dat illustreren aan de hand van de persona non grata bij uitstek, Sigmund Freud. Op verschillende momenten tijdens hun opleiding krijgen studenten te horen dat ‘de psychoanalyse’ een onwetenschappelijke, want niet te falsificeren theorie is. Eén-nul voor de empirische wetenschap! Wat echter moeilijk te verteren valt, is hoe Freuds klinische observaties (bijvoorbeeld van ‘overdracht’) tot op de dag van vandaag hout snijden. Voor een ‘onwetenschappelijk’ product van louter ‘denken’ is de psychoanalytische theorie opvallend informatief. Nou beweer ik niet dat Freud zaligmakend is. Evenmin beweer ik dat Poppers falsificatiecriterium bij het oud vuil kan. Wel stel ik vast dat het predicaat ‘think and see’ voor persoonlijkheidsleer nergens op slaat. Theorie komt niet uit de lucht vallen, uit een karikatuur van top-down ‘denken’. Onverklaarde fenomenen geven te denken, omdat niet duidelijk is wát we eigenlijk zien. Daarom hebben we, zolang we ontdekkingen doen, theorieën nodig. Theorievorming hoort bij empirische wetenschap, zozeer zelfs dat ze ons informeert over wat ‘de empirie’ betekent. Empirie zonder theorie is als structuur zonder inhoud: niets. Ik kom tot de slotsom dat de tegenstelling tussen empirie en theorie op schijn berust. Dat de opvoering van dit achterlijke toneelstukje over de rug van persoonlijkheidsleer moet gebeuren is een gemene trap na. Dat brengt mij terug bij de vraag waar ik nog geen antwoord op heb gegeven: als persoonlijkheidsleer geen ‘filosofie’ of ‘think and see’ is, wat is ze dan wel? De Amsterdamse hoogleraar Bert Duijker zei ooit dat psychologie over individuen gaat. Niet voor niets riep hij destijds, naast bijvoorbeeld functie- en methodenleer, persoon-

lijkheidsleer in het leven. Die moest zich nadrukkelijk bezig houden met de gapende kloof tussen algemeen en bijzonder, tussen theorie en individu. Een onmogelijke maar o zo cruciale opgave, om het bijzondere in theorie vangen. Geen van de gedoceerde persoonlijkheidstheorieën ontdoet mensen echter van hun individualiteit, geen ervan reduceert hen tot een of andere essentie. Integendeel, de rode draad van Freud tot en met Eysenck is het niet-kennen van essentie, hetzij als Onbewuste, hetzij als interactie van nature en nurture. Dat maakt persoonlijkheidsleer complex, een vak waarbij je, om een vaak gehoorde verzuchting van studenten te roemen, ‘moet nadenken’. Want in persoonlijkheidsleer gaat het om de ongrijpbaarheid van het individu, dwars tegen elke essentialistische, simplistische tendens, die een alwetende ‘look and see’ wetenschap aan den dag zou kunnen leggen, in. Het verdwijnen van persoonlijkheidsleer uit de opleiding psychologie is al met al zéér te betreuren. De risee van deze beslissing is de wetenschappelijke psychologie zelf. Als zij in naam der kenniseconomie kennis heilig verklaart en de spanning die het niet-kennen typeert, de spanning die inherent is aan persoonlijkheidsleer, uitbant, dan moet ik constateren dat de woorden waarmee wijlen Christiaan Hamaker in 1999 mijn propedeuse inluidde, namelijk dat psychologie een kwestie is van going beyond the information given, elf jaar na dato exact dit betekenen: niets. Mark Leegsma Op 20 december spreken Mark Leegsma en Pleun van Vliet in CREA, zie Mededelingen

15 december 2010

Dit cursusjaar is het propedeusevak persoonlijkheidsleer uit het curriculum verdwenen. Herinrichting Propedeuse heet het officieel, en: acht-acht-vierstructuur. Leuk galgjewoord. Maar ‘structuur’ rechtvaardigt op zichzelf geen ingrijpende verandering van het curriculum. Structuur zonder inhoud is niets. Het deed me daarom deugd dat in Spiegeloog 335 Floor van Alphen de reflectie op het verdwijnen van persoonlijkheidsleer aanzwengelde. Vat ik haar boodschap samen, dan raakt de opleiding psychologie met persoonlijkheidsleer het laatste restje filosofische diepgang kwijt. Consequentie: echte mensenkennis heeft het Roeterseiland niet meer te bieden. Weemoed is echter onterecht, zo stelt Peter Starreveld in hetzelfde nummer van Spiegeloog. Psychologie aan de UvA is een empirische wetenschap, wat wil zeggen: ‘look and see’. Dit in tegenstelling tot persoonlijkheidsleer, waarvan het uitgangspunt ‘think and see’ heet te zijn. Aangezien het laatste principe niet met het eerste te verzoenen valt, is het dus maar beter dat die ‘oncontroleerbare’ persoonlijkheidsleer verdwijnt. Zaak gesloten. Hoewel ik blij ben dat Floor van Alphen en Peter Starreveld de stilte hebben verbroken, vind ik niet dat hun reacties recht doen aan wat persoonlijkheidsleer is. Beide schrijvers slaan de plank mis wanneer zij persoonlijkheidsleer in één adem noemen met ‘filosofie’ of ‘think and see’. Minstens zo hachelijk is Starrevelds beschrijving van empirische wetenschap als ‘Ga kijken, dan zie je vanzelf hoe het zit’. Bestaat er heus een ‘zuivere waarneming’, zonder cognitie, zonder theorie? De empirische wetenschap is net zo min ‘look and see’ als de persoonlijkheidsleer ‘think and see’.

Spiegeloog

Ingezonden door Mark Leegsma, docent Persoonlijkheidsleer 2009/2010


..

Client bekent Als je Willem (41) nu zou ontmoeten, zou je maar moeilijk kunnen geloven dat hij twintig jaar geleden gebukt ging onder een zeer ernstige obsessief-compulsieve stoornis. Hij was bang voor zijn eigen lichaamsvochten en moest zichzelf daarom voortdurend wassen. Na vele onsuccesvolle behandelingen is hij - tegen alle verwachtingen in - door middel van flooding genezen van zijn ‘wasdwang’.

Spiegeloog

16

Tekst: Tessa Velthuis

december 2010

Wanneer wist jij dat er iets met je aan de hand was? ‘Op mijn dertiende, dus bijna twintig jaar geleden, ontwikkelde ik een extreme ordeningsdwang. Alles moest bijvoorbeeld recht liggen en ik moest om exact tien over half tien naar bed. Dwangrituelen zijn op je dertiende in principe niet zo raar. Iedereen dacht daarom dat het wel weer over zou gaan. Ik was heel gedisciplineerd en werd daar ook om geprezen, maar ik deed het niet uit vrije wil. Ik was altijd al vrij precies, maar op een bepaald moment voelde ik me echt opgesloten in een systeem van dwang. Ik wist meteen dat het grondig fout zat en dat ik hulp nodig had. Ik had tevens sterk het gevoel dat er iets anders aan de hand was, dat de dwang niet mijn echte probleem was. Ik heb aangeklopt bij het Riagg en zo precies mogelijk verteld wat er aan de hand was. Het feit dat ik mezelf met die precisie diagnosticeerde, maakte dat ze mij niet geloofden. Er werd mij gezegd dat ik moest overwegen om naar de toneelacademie te gaan, omdat ik een heel goede acteur zou zijn.’

hem als het genie van de familie. Ik voelde me thuis niet serieus genomen. Het Riagg dacht wellicht dat ik jaloers was, ze luisterden ook niet echt naar mijn verhaal. Dit heeft mijn dwang verergerd, want net als thuis voelde ik me ook hier niet serieus genomen. Ik heb wel therapie gekregen, maar die was niet primair gericht op de dwangneurose (zoals de obsessief-compulsieve stoornis in die tijd nog genoemd werd, red.). Er werd gedacht dat ik overgevoelig was, dus ik kreeg gedragstherapie - helaas van een onbekwame therapeut - die moest zorgen dat ik wat ‘losser’ zou worden en wat minder gevoelig zou reageren. Ik was inderdaad erg gevoelig, ik trok me het leed van de hele wereld aan. Maar wat er in therapie werd behandeld, was niet het werkelijke probleem, en ik voelde me niet begrepen.’

- Ik moest van mezelf acht uur per dag onder de douche staan en zeepsop drinken -

Het Riagg beschouwde jouw klachten als aanstellerij? ‘Dat vermoed ik. Ze dachten dat ik aandacht wilde. Mijn oudere broer mocht bijna alles van mijn ouders en ik mocht bijna niks. Ik keek tegen hem op. Iedereen beschouwde

Wat voor invloed had de therapie op je? ‘Mijn dwang werd steeds erger. Het was inmiddels duidelijk dat die gedragstherapie niet aansloeg. Ik ben vervolgens naar psychoanalytici geweest, heb rationeel-emotieve therapie gehad, gesprekstherapie – het hele scala. Ik heb zelfs Haldol geslikt (een zwaar antipsychoticum, red.), dat ik kreeg van een psychiater nadat ik hem had verteld dat ik bang was om gek te worden. Thuis zocht ik natuurlijk op wat voor middel het was en dacht: zie je wel, hij denkt dus ook dat ik gek ben. Mijn ordenings- en controledwang


evolueerde en veranderde in poets- en wasdwang. Dat is begonnen na mijn eerste zaadlozing. Ik werd fobisch voor mijn eigen lichaamsvochten en ik moest van mezelf acht uur per dag onder de douche staan en zeepsop drinken. Dag en nacht was ik bezig om mezelf schoon te maken. Op een gegeven moment kwamen er monteurs langs om een nieuwe watermeter te installeren, want ons adres had een industrieel verbruik. Ze dachten dat die meter kapot was, maar het kwam doordat ik de hele dag onder de douche stond en poetste. Ik had letterlijk nooit rust, het putte me totaal uit.’

een hopeloos geval. Via via ben ik toen bij de in dwang en fobieën gespecialiseerde kliniek Overwaal (tegenwoordig centrum voor angststoornissen, red.) terechtgekomen. Ook voor hun begrippen was ik er zeer ernstig aan toe. Het is gek genoeg mijn geluk geweest dat zelfs de specialisten op Overwaal twijfelden of ik wel te helpen was. Ik besef nu dat ik voor het eerst in mijn leven een uitdaging op mijn niveau kreeg. Ze zeiden: ‘Áls de therapie al aanslaat, zul je er altijd iets aan overhouden. En bovendien zul je heel zware medicijnen moeten slikken om de angstpieken van de therapie aan te kunnen.’ Ik dacht: dat zullen we nog weleens zien.’

Wanneer werd de situatie onhoudbaar? ‘Toen mijn huid zo goed als weg was door het vele wassen, gingen mensen de ernst van de situatie inzien. Er moest iets gebeuren, anders zou ik het alleen al fysiek niet redden. Ik was toen negentien jaar oud, van school geschopt en mijn laatste therapeut beschouwde me als

Waarom had je nu dan wel het gevoel dat de therapie zou werken? ‘Ik had het intakegesprek met de geneesheer-directeur van de kliniek. Ik zag hem en wist meteen: dit is de man die weet waar ik het over heb. Hij straalde een enorme intelligentie uit, en bleek gepromoveerd te zijn op de behandeling van dwang. Dat was een heel emotioneel moment. Ik besefte intuïtief dat het nu erop of eronder was. Overwaal zou mijn redding worden of mijn eindstation. Ik wist ook meteen dat manipuleren mij hier niet zou gaan lukken. Ik vertelde dat ik een systeem van dwang had en hij veerde meteen op: ‘Waarom noem je dat een systeem?’ Ik zei: ‘Ik ervaar dat als een systeem, het hangt allemaal met elkaar samen.’ Ik begreep zijn verbazing pas toen hij vertelde dat het ook in de literatuur een systeem genoemd wordt. Eindelijk voelde ik me serieus genomen. Ook kon ik me vinden in de visie van de kliniek: de patiënt moet de verantwoordelijkheid over zijn leven terugkrijgen. Als dat lukt, is al de helft van het probleem opgelost. Ik heb mijn 21ste verjaardag gevierd in de kliniek en ik heb heel bewust de beslissing genomen: nu is het mijn leven.’ Overwaal gebruikte flooding om jou te genezen. Dat is nogal een heftige therapie. ‘Het principe van flooding is dat je alle stimuli die betrekking hebben op de dwang of fobie zo extreem mogelijk maakt. Mijn angst was voortdurend zeer hoog, daar moest ik simpelweg doorheen. Dan zie je dat de angst vanzelf daalt en dat er boven komt wat er echt aan de hand is. Ik had een heel programma met dingen die ik moest doen. Het belangrijkste was dat ik al die stoffen

17 december 2010

Hoe reageerden je ouders hierop? ‘Mijn ouders waren ten einde raad. Ze wilden me helpen door het mij zo gemakkelijk mogelijk te maken, maar daarmee hielden ze mijn systeem natuurlijk juist in stand. Mijn ziekte had mij uiterst manipulatief gemaakt en ik kon iedereen voor mijn karretje spannen. Ik haalde voordeel uit mijn stoornis, zo leerde ik later in therapie. Als kind had ik niks te zeggen en nu was ik opeens de baas in huis en bepaalde ik wat iedereen deed. Ik liet mijn ouders werken voor mijn dwangsysteem. Dan zei ik: ‘Ik heb er niet om gevraagd om geboren te worden. Als je een kind krijgt, neem je een risico dat er iets mee aan de hand is. En met mij is iets aan de hand, dus poets maar mee.’ Mijn vader betaalde onder andere de chirurgenkleding die ik vanaf een bepaald moment ging dragen. Bij een medische winkel kocht ik mondkapjes en steriele handschoenen. Ook droeg ik altijd twee onderbroeken over elkaar om de besmetting te beperken. Alles moest volgens een vast ritueel. Door het vele wassen was mijn huid ernstig aangetast, waardoor ik me makkelijk tot bloedens toe bezeerde. Als ik dan niet thuis was en ik het niet volgens de rituelen schoon kon maken met zeepsop, dan moest ik het thuis weer opensnijden. Dat was geen automutilatie, maar als het niet volgens mijn systeem schoongemaakt was, dan gold het voor mij als besmet.’

Spiegeloog

- Nuchter zag ik de keuze voor me: mezelf doodmaken of gaan bouwen aan het leven -


Spiegeloog

18

waar ik bang voor was - mijn lichaamsvochten dus - moest oplossen in water. Dit moest ik ook zelf doen, vanwege het terugkrijgen van die verantwoordelijkheid. Mijn eigen plas, poep en sperma moest ik mengen en aanlengen met water. Dat moest ik vervolgens in een plantenspuit doen en daarmee mijn hele kamer in de kliniek bespuiten. Er bleef natuurlijk maar een heel lage dosering over, maar voor mijn gevoel was de hele wereld smerig. Ik moest het mengsel ook in een heel dikke crème doen, waarmee ik me moest insmeren. Alle kranen in mijn kamer waren afgesloten. De crème was expres zo dik, dat zelfs áls ik ergens water zou vinden, ik het toch nooit weg kon wassen. Later moest ik met de plantenspuit ook mijn ouderlijk huis – in mijn beleving de laatste schone plek op aarde – van zolder tot kelder inspuiten. Daarna moest ik met mijn therapeut door het dorp lopen en iedereen vertellen wie hij was. Dat was bedoeld om mijn geheimhouding te doorbreken.’

december 2010

Hoe was het om deze behandeling te ondergaan? ‘De totale ervaring was een soort trip: ik werd als het ware opnieuw geboren in de kliniek. Alles wat ik op mijn dertiende tegen het Riagg gezegd had klopte, alleen werd het niet erkend. Toen ik op mijn twintigste bij de specialisten kwam, gaf dat zo’n boost dat ik dacht: het gaat lukken. De behandeling was absoluut extreem; ik lag in bed te hyperventileren en te shaken van angst. Ik wilde die pillen om de angstpieken te dempen niet eens nemen, want ik dacht gewoon: het gaat me lukken, het gaat me allemaal lukken. Ik had een enorme gedrevenheid én een heel goede therapeut. Ik was binnen zeven maanden volledig hersteld. Ik was euforisch. Als ik terugkijk lijkt het of de tijd heeft stilgestaan, die acht jaar van mijn dertiende tot mijn genezing. Dat bedoel ik letterlijk, want mijn mentale problemen hadden mijn fysieke ontwikkeling zodanig onderdrukt dat ik pas op mijn 21ste in de puberteit kwam. Op Overwaal ben ik tien centimeter gegroeid binnen een half jaar. Ik heb daar de baard in de keel en baardgroei gekregen. Vanuit de kliniek ging ik in mijn eentje naar het golfslagbad in Scheveningen en dacht: wat is dat bad hier ondiep. Maar dat bad was niet ondiep; de laatste keer dat ik in een zwembad was geweest, was ik een halve meter kleiner.’ Je was toen genezen van je dwang, maar was de diepere oorzaak ook aangepakt? ‘Na Overwaal heb ik nog twee jaar in een therapeutische gemeenschap gewoond. Daar leerde ik pas dat mijn dwang een symptoom was van mijn negatieve zelfbeeld. Eerder kon ik dat niet voelen, omdat het te bedreigend was. Nu

zat ik in een gezonde omgeving en openbaarde het zich. Ik voelde dat ik deze wereld niet waard was. Nuchter zag ik de keuze voor me: ofwel mezelf doodmaken, ofwel gaan bouwen aan het leven. Ik heb die twee jaar hard gewerkt aan mijn zelfbeeld en bewust gekozen voor het leven.’ Waarom denk je dat je negatieve zelfbeeld heeft geleid tot die ernstige dwang? ‘Ik denk dat het de combinatie was van een overbezorgde moeder en een vrijwel afwezige vader. Ik heb nooit echt sociale vaardigheden kunnen opdoen met vriendjes, omdat ik vrijwel nooit ergens naartoe mocht. Ik was eenzaam en ik had niks anders te doen dan lezen en nadenken. Ik had niet in de gaten hoe intelligent ik was, omdat ik altijd bezig was met de grenzen van het weten. Voor mij was het heel natuurlijk om daarmee bezig te zijn. En aangezien ik de vraagstukken die ik had niet op kon lossen, dacht ik juist dat ik een beperkt brein had. Vorig jaar heb ik bij het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek ontdekt dat ik hoogbegaafd ben en dat heeft ervoor gezorgd dat er veel woede in mij is verdampt. De dingen vielen op hun plek. Ik heb inmiddels meerdere studies cum laude afgerond, ik heb mijn ambities verwezenlijkt, heb geweldige vrienden en een extreem lieve vriendin.’ Op welke manier is de periode dat je ziek was waardevol voor jou? ‘De les die ik heb geleerd, is dat ik verantwoordelijk ben voor mezelf. Hoewel ik destijds ziek was, heb ik de gevolgen van mijn dwanggedrag naar de hele familie toe goedgemaakt. Ik ben geen slachtoffer. Daar heb ik ook nu nog wat aan, daar ben ik me bewust van. Ik kan vrij goed relativeren en ik ga soepel om met tegenslagen. Mijn ziekteperiode is tevens waardevol geweest voor hoe ik tegen psychische stoornissen aankijk. Lijdensdruk en de essentiële rol die verantwoordelijkheid speelt in welke stoornis dan ook, daar zou ik graag ooit een boek over schrijven. Nog niet al mijn ambities zijn verwezenlijkt.’ <<


De Rondvraag Beste Sennay, Jij komt vanuit een heel andere hoek dan de meeste mensen bij psychologie, namelijk van de patroonherkenning. Wat valt je op aan het onderzoek aan deze faculteit in vergelijking met het onderzoek bij informatica, waar jij vandaan komt? Steven

Het antwoord van Sennay Ghebreab (Brein en Cognitie) Patroonherkenning refereert naar de identificatie van betekenisvolle regulariteiten in complexe of ruisvolle processen. In de jaren zestig is patroonherkenning een serieus onderzoeksveld geworden in het onderdeel van de informatica dat zich bezighoudt met perceptie en actie. De eerste patroonherkenners, waaronder de Perceptron, waren gebaseerd op neurale processen. Het idee was na te bootsen wat er in ons hoofd gebeurt. Met de tijd zijn er fundamenteel andere patroonherkenners bijgekomen, gebaseerd op evolutionaire, wiskundige en natuurkundige processen, en zelfs scheikundige gedragingen. Je zou kunnen stellen dat de informatica al vroeg inspiratie voor patroonherkenning zocht in processen buiten het hoofd. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een enorme waslijst aan complexe patroonherkenners, vaak met marginale successen. Vanaf midden jaren negentig is in de informatica de nadruk steeds meer komen te liggen op de data waarop patroonherkenners werden toegepast. Patroonherkenning kwam dus geleidelijk in dienst van de data in plaats van andersom. Aan deze verschuiving lag de explosie van acquisitie-, reken- en opslagcapaciteit ten grondslag. Denk aan muziek, beelden en video’s van de natuurlijke omgeving die mensen massaal op het internet zetten. Wat blijkt, simpele patroonherkenners doen het net zo goed als de meest exotische varianten, als de data maar een goede representatie vormen van de buitenwereld. In computer vision bijvoorbeeld, heeft de toepassing van simpele patroonherkenners op miljoenen beelden representatief voor wat wij dagelijks zien, geleid tot waardevolle inzichten over welke visuele informatie essentieel is voor navigatie. Ook in de Psychologie lijkt mij een goede representatie van de wereld om ons heen essentieel voor het begrijpen van

Sennay Ghebreab (Brein en Cognitie) geeft de Rondvraag door aan Lourens Waldorp (Methodenleer) Beste Lourens, fMRI-onderzoek naar wat er zich afspeelt in ons brein heeft de laatste decennia een enorme vlucht genomen. De meeste onderzoeken vergelijken condities die verschillen in een vermeend mentaal proces en detecteren hersengebieden waarin de fMRI-activiteit verschilt tussen condities. Aangenomen wordt dat die gebieden betrokken zijn bij dat mentaal proces. Een alternatieve en opkomende aanpak is brain reading. Hierin wordt een verband geleerd tussen een mentaal proces en specifieke multivariate patronen in fMRIdata, en wordt dit verband vervolgens gebruikt om mentale processen te voorspellen uit nieuwe fMRI-data. Critici zeggen dat voorspellingen vaak beperkt zijn tot een aantal mogelijkheden en de nauwkeurigheid ervan vaak maar net boven kansniveau valt. Andere denken dat brain reading zal leiden tot radicaal nieuwe inzichten in hoe ons brein werkt. Hoe denk jij hierover? Sennay

19 december 2010

De vraag van Steven Scholte (Brein en Cognitie)

menselijke perceptie en gedrag. Gibson benadrukte in de jaren zestig al dat perceptie te verklaren is op basis van de bron van informatie die onze omgeving bevat. Zijn ecologische benadering wordt vaak samengevat als 'Ask not what is inside your head, but what your head is inside of!' Hoewel het mij te ver gaat om te stellen dat signalen uit de omgeving alle antwoorden bevatten over perceptie en actie, vind ik het zeer aannemelijk dat deze signalen de ruimte van mogelijke antwoorden enorm vereenvoudigen. Door een juiste representatie van de buitenwereld, komen betekenisvolle regulariteiten als het ware vanzelf boven water drijven. Simpele patroonherkenners voldoen dan om deze vast te leggen. De informatica heeft zich de afgelopen decennia nadrukkelijker gericht op de representatie van wat er buiten het hoofd aanwezig is, om vervolgens te komen tot simpele maar effectieve patroonherkenners. De psychologie lijkt echter steeds dieper in het hoofd te kijken met technieken als fMRI, en daarmee de complexiteit van het patroonherkenningsprobleem te vergroten. Juist tegen deze achtergrond is de buitenwereld essentieel voor het vinden van betekenis in gedrag, hersenactiviteiten en andere metingen. Ik zie overigens ook een voorzichtige en interessante trend richting een veld dat gedrags- en neurowetenschappen en computationele wetenschappen bijeen brengt. Ik kijk daar naar uit.

Spiegeloog

Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen


Saamhorigheid in het lab Harmen Vuijk (26) wil na zijn bachelor Sociale geografie gaan reizen door Zuid-Amerika, maar een ticket heb je niet zomaar bij elkaar gespaard. Harmen besloot mee te doen aan een medisch experiment. Hij moest daarvoor vijf dagen doorbrengen in een onderzoekscentrum en kreeg hier 917 euro voor. Harmen kreeg een medicijn tegen een cocaïneoverdosis of -verslaving. Vijf dagen lang met een onbekende groep in het lab wonen, afgesloten van de buitenwereld. Wat betekent dat voor de groepsbanden? Harmen besloot dagelijks een dagboek bij te houden om ons verslag te doen van de saamhorigheid. Tekst & foto: Tess Hol

Spiegeloog

20

Dag 1

december 2010

Ik reis af naar Groningen, waar het instituut zich bevindt. De groep bestaat uit elf ‘proefpersonen’, waarvan er uiteindelijk maar acht mogen deelnemen aan het experiment. Er zijn er dus drie reserve, omdat er rekening gehouden moet worden met uitval van proefpersonen. Als voorbereiding op het experiment mocht ik 48 uur van te voren geen alcohol, cafeïne, theïne, maanzaad en grapefruit gebruiken en niet sporten. Dit om afwijkende bloedwaardes te voorkomen.

14.00 aankomst Ik kom aan in het instituut. Mijn eerste indruk: werkweek (door de slaapzalen) en gevangenis (er staat een bruine schutting om het complex heen). Ik vind het spannend, maar heb er wel zin in! Nadat ik me bij de receptie gemeld heb, word ik naar mijn kamer gestuurd. Op het bed ligt een polsbandje met mijn naam. Alleen klopt mijn achternaam niet! Ik controleer het bij de receptie en er blijken twee Harmens deel te nemen aan dit experiment. Ik word een beetje zenuwachtig; als hier al fouten in gemaakt worden…het is toch een medisch experiment. Ik ontmoet de dokter en ze zegt dat ze kan zien dat ik voor het eerst ben. Ik schijn een ietwat onzekere en onwennige indruk te maken. Op mijn kamer ontmoet ik mijn kamergenoot; Rudolpho. Een donkere, kale man van ongeveer veertig jaar. Hij heeft

een gouden tand. Mijn eerste indruk van Rudolpho blijkt totaal verkeerd te zijn. Ik dacht aan een luie ‘gangster’, maar ik zit er compleet naast. Hij is zelfs marathonloper, dus alles behalve lui! Rudolpho blijkt heel sportief, enthousiast en vrolijk te zijn, waardoor we meteen een klik hebben. Rudolpho is hier omdat hij sportfysiotherapeut wil worden en zijn tweede studie moet betalen. Eerste indruk Mensen hebben altijd een eerste indruk van een persoon. Hoewel indrukken van mensen suggestief zijn, blijken eerste indrukken lang niet altijd verkeerd. Mensen kunnen bijvoorbeeld accurate oordelen vormen over vreemden door hun sociale gedrag te beoordelen na een paar minuten van observatie. Onze kennis over de karakteristieken van een persoon en de manier waarop ze gerelateerd zijn aan elkaar is een vorm van cognitieve representatie. Dit is een term voor de verzameling van kennis die een individu in zijn geheugen heeft opgeslagen. We hebben cognitieve representaties over situaties, mensen en sociale groepen. Onze impressie van specifieke individuen zijn cognitieve representaties van onze eigen overtuigingen over leden van een specifieke groep. Onze opgeslagen kennis beïnvloed al onze sociale overtuigingen en gedragingen naar een individu. Rudolpho riep bij Harmen direct een bepaalde cognitieve representatie op. Omdat Harmen en Rudolpho al snel in gesprek raakten, kon Harmen zijn sociale overtuiging enigszins aanpassen en een nieuwe indruk vormen. *

- De dokter zegt dat ze kan zien dat ik voor het eerst ben -


Het is tijd voor het avondeten. Ik kom de eetzaal binnen en zie dat Wolf, Harmen II en Xander bij elkaar zitten. Ze kennen elkaar via hun Groningse studentenvereniging. Ik schuif bij ze aan en leer ze tijdens het eten een beetje kennen. Het eten is vanavond helaas echt kantine magnetronvoedsel. Groepsvorming Mensen identificeren individuen als leden van een sociale groep, omdat ze betekenisvolle kenmerken delen. Dit heet sociale categorisatie. Sociale categorisatie is handig, omdat het ervoor zorgt dat mensen efficiënt en gepast met elkaar om kunnen gaan. Harmen voelde zich gelijk thuis tussen de studenten, omdat hij bepaalde kenmerken met hen deelt. Toch kan sociale categorisatie er ook voor zorgen dat de overeenkomsten binnen een groep overdreven worden en de verschillen tussen groepen groter worden. *

00.15 snackmoment Tijd voor een snackmoment! We kunnen in de kantine twee glazen fris drinken en verder mogen we kiezen uit een zakje chips of een koek. We zijn verplicht het eten in de eetzaal op te eten, want we mogen het natuurlijk niet opsparen of verkopen aan een ander. Ik geniet er nog even van, want hierna moeten we veertien uur vasten! De zuster kijkt toe hoe wij als laboratoriumratten onze snack opeten.

Dag 2 11.00 prikdag en vasten De drie reserve proefpersonen gaan naar huis. Vandaag krijgen we het medicijn toegediend. We moeten vier uur lang op bed blijven liggen. Dit is heel saai, want je kunt eigenlijk niks doen nu. Om het kwartier staat er een zuster aan mijn bed om bloed te prikken of hartfilmpjes te maken; dit om me te controleren op mogelijke bijwerkingen van het medicijn. Ik heb nu wél tijd om mijn kamergenoot beter te leren kennen. Rudolpho blijkt dit soort onderzoeken al vaker

Harmen II (26) Masterstudent Rechten. Hij heeft halflang haar en is een typische student; type slome duikelaar. Harmen en Xander hebben zich echt samen voor het experiment opgegeven. Wolf (23) Masterstudent Rechten. Hij heeft kort blond haar, is intelligent, sociaal en heeft humor. Wolf en Harmen II kenden elkaar al, maar wisten niet van elkaar dat ze aan dit onderzoek mee gingen doen. Piet (25) Student oudheidkunde. Hij is erg saai en heel erg op zichzelf. (Reserve) Rudolpho (40) Fabrieksmedewerker. Een getinte man, hij heeft een gouden tand en is bezig met zijn tweede studie. Hij is grappig, praat veel en is mijn kamergenoot. Calvin (23) Een donkere jongen. Hij is rustig en lijkt zich nergens druk om te maken. Hij heeft een klik met Rudolpho. (Reserve) Indo (40) Verpleger in een ziekenhuis. Hij heeft geen inhoud, maar is wel aardig. Hij is erg op zichzelf. Belg uit Gent (32) Hij lijkt niet erg geïnteresseerd in ons en houdt zich liever afzijdig. Rob (40) Heftruckchauffeur. Hij heeft een oorbel, is de hele dag aan het pokeren en heeft zijn laptop mee waarop hij zijn eigen planeet bouwt. Hij praat makkelijk en is sociaal. Hij doet me denken aan een groot kind. Ray (42) Fabrieksmedewerker. Hij is een sportschoolfiguur, heeft kort geblondeerd haar, tatoeages en is zonnebankbruin. Hij is erg sociaal, maar blijft uiteindelijk toch meer op de achtergrond.

Spiegeloog

19.30 avondeten

Xander (26) Masterstudent Geschiedenis. Hij is sociaal en open. (Reserve)

21

We gaan lunchen in de lunchzaal. Hier krijgen we uitleg over het instituut en kunnen we vragen stellen over het onderzoek. Er wordt ons verteld dat onze maaltijden op vastgestelde tijdstippen zullen plaatsvinden en beperkt zullen worden tot bepaalde hoeveelheden. Ik praat met de rest van de proefpersonen over hun reden van deelname aan het onderzoek. Veel proefpersonen willen met het experiment uit de kosten komen; het betalen van de studie blijkt een veelgenoemde reden. Ook is er iemand die voor het betalen van zijn reis mee doet, net als ik. Ik zit aan tafel naast Harmen II en Xander. We zijn alle drie studenten, dus dat schept een band. Xander blijkt op de reservelijst te staan en nu hij er eenmaal is wil hij niet meer weg. We maken grappen over de reservelijst. Xander grapt dat hij de boel gaat saboteren, zodat hij mag blijven.

Groepsleden

december 2010

16.00 lunchtijd


gedaan te hebben, dus hij kan me een beetje uitleggen wat me allemaal te wachten staat de komende dagen. Hij heeft veel te vertellen. Het blijkt dat één proefpersoon een placebo toegediend krijgt. Ik heb dus 1/6 kans dat ik deze vijf dagen hier helemaal niets toegediend krijg!

14.30 lunch We mogen eindelijk weer eten! Na veertien uur gevast te hebben, rennen we bijna naar de eetzaal voor een onbeperkte lunch! We vallen met zijn allen aan. Iedereen is enthousiast. Ik voel nu dat er verbondenheid ontstaat, omdat we allemaal honger hebben en al de hele dag uitkijken naar dit moment. Het ontstaan van saamhorigheid!

Spiegeloog

22

In ’t zelfde schuitje Groepsleden die zich in dezelfde vervelende situatie bevinden, oftewel in hetzelfde schuitje zitten, voelen zich meer tot elkaar aangetrokken dan groepsleden die zich in een neutrale situatie bevinden. Groepsleden die samen iets vervelends beleven zullen elkaar en de groep ook hoger waarderen dan groepsleden die samen iets neutraals beleven. De proefpersonen in het lab moeten allemaal veertien uur vasten, wat voor hen een vervelende situatie is. Alle leden zitten in hetzelfde schuitje, waardoor er een groepsband ontstaat. Harmen ondervond tijdens de lunch dus dat er saamhorigheid ontstond door deze gedeelde vervelende situatie. **

15.30 pingpong

december 2010

Wolf en ik gaan pingpongen op de pingpongtafel die voor het complex staat. We dubbelen tegen Indo en Harmen II. Vanuit de kamers heb je uitzicht op de pingpongtafels, waardoor er steeds meer groepsleden bij komen zitten. Tussen mij en Wolf ontstaat een band. We blijken dezelfde humor te hebben en ook wel op hetzelfde niveau te zitten. Ik merk dat ik meer naar de studenten in de groep toe trek. Het is dus echt soort zoekt soort.

19.30 avondeten Rudolpho beweert veel mensenkennis te hebben. Hij begint aan tafel iedereen te analyseren. Mij omschrijft hij als een avonturier; door mijn baard en mijn backpack die ik mee heb. Ik ben me gewoon vergeten te scheren en ik had geen fatsoenlijke andere rugzak. Rudolpho is wel de centrale persoon in de groep. Hij neemt geen blad voor de mond en heeft een aanstekelijke lach. Ook is hij het meest bekend met dit soort onderzoeken. Ik merk dat een centraal persoon in de groep voor binding zorgt tussen de proefpersonen. Rudolpho stelt tijdens het eten ook voor corveegroepjes te maken, omdat anders de afwasmachine niet wordt ingeruimd. Hij heeft gelijk, want altijd ruimen dezelfde mensen de afwas op.

Leider in de groep Groepen gaan vaak door verschillende stadia met betrekking tot relaties tussen de leden. Het betrokken raken bij elkaar heet socialiseren binnen een groep. Leden krijgen toegang tot de groep, rollen komen tot leven en soms wordt er zelfs iemand uit de groep gezet. Groepen gaan door formaties, conflicten en ontwikkelen normen. Een leider in een groep maakt de beslissingen in een groep en houdt de groep bij elkaar. Er kan geen specifieke persoonlijkheid omschreven worden die een leider karakteriseert. Wel is het zo dat leiders in een bepaalde situatie effectieve leiders kunnen zijn, maar in een andere situatie juist heel ineffectief zijn. Een leider moet zich aanpassen aan de situatie waar leiding in nodig is. Zo is Rudolpho aan tafel een socio-emotioneel georiënteerde leider, omdat hij voor persoonlijke interactie, het behouden van positieve gevoelens en groepscohesie zorgt. Dit doet hij door de groepsleden te analyseren, waardoor iedereen meer over elkaar te weten komt. Aan de andere kant is Rudolpho ook de taakgeoriënteerde leider in de groep. Een taakgeoriënteerde leider zorgt dat met behulp van de groep, een bepaalde taak volbracht wordt. In dit geval zorgt Rudolpho dat de afwas gedaan wordt door de groep. Leiders die taakgefocust en relatiegeoriënteerd zijn, blijken het meest geschikt om leider te zijn van groepen. *

20.30 Voetbal Vanavond is er een voetbalwedstrijd op televisie; MoldaviëNederland. Iedereen kijkt mee, behalve Rob, want hij vindt voetbal niet boeiend. De wedstrijd zorgt voor verbroedering in de groep, omdat we natuurlijk allemaal voor Nederland zijn. Ook sluiten we voor de grap weddenschappen af over wie de placebo-proefpersoon zal zijn. We komen er niet uit, want niemand heeft last van bijwerkingen.

Dag 3 07.30 Ik ben klaarwakker. Maar wat ga je doen hier? Dus ik probeer door te slapen.

10.30 Alweer pingpong De groep is verdeeld. De Belg en Harmen II doen alles twee uur eerder, dus zij eten ook twee uur eerder. Hierdoor spreken we ze nauwelijks en merk ik dat we geen band opbouwen. Wolf lijkt me erg slim en vertelt me dat hij een burgerlijk type is. We spelen weer een potje pingpong en zitten samen in de zon. Rudolpho beweert naast mensenkennis ook veel levenservaring te hebben. Zo leert hij me vandaag hoe ik mijn onderbroek in de douche kan wassen.

- We maken grappen dat we stiekem gaan wegrennen of bier gaan drinken -

Avondeten 19.30 Rob wordt altijd als laatste van de groep gemeten. Hij is dus telkens de laatste van onze groep. Dat betekent dat hij


ook als laatste in de eetzaal verschijnt. Vanmorgen was het bruine brood op, en vanavond is de saus van het eten op. We maken met de groep grappen over Rob. Hij krijgt de rol van de ‘onnozele Rob’, maar kan er zelf wel om lachen. Ik merk dat het goed is voor de saamhorigheid om een pispaal in de groep te hebben.

we stiekem gaan wegrennen of bier gaan drinken. Ze vindt het grappig. Er zijn allemaal leuke bandjes in de stad. We mogen een uur buiten blijven. Ik voel ineens hoe gevangen we hebben gezeten. Overal zie je de verleidingen des levens; vrouwen, hamburgers, bier.. Veel verleidingen waar wij alleen maar van kunnen dromen.

Pispaal in de groep Vaak wordt een persoon in een groep tot pispaal van de groep gemaakt. Deze persoon is de zondebok en wordt anders behandeld dan de rest van de groepsleden vaak ongeacht of deze persoon echt anders of niet. Een pispaal in de groep zorgt ook voor een betere groepsbinding, omdat de groep iets gemeen heeft, en dat is lachen om Rob. *

Dag 5 12.00 Vertrek

Dag 4 Vandaag is het een chilldag. Voor het instituut zijn zaterdag en zondag identieke dagen. We ondergaan veel routinechecks. Ik zit even aan mijn scriptie en speel weer pingpong met Wolf. Wolf en ik hebben de sterkste band. Er wordt ook geroddeld in de groep, vooral over Rob, de pispaal. Hij wordt een beetje onnozel gevonden, maar erg serieus is het allemaal niet.

14.00 Lunch Rob komt weer te laat binnen vandaag. We hadden twee soeppannen, waarvan eentje net leeg is. De andere volle soeppan hadden we voor de grap verstopt. Rob dacht dat alles alweer op is, wat erg grappig was. Ik merk dat je uiteindelijk toch een beetje gaat klieren, omdat je elkaar verder niks te vertellen hebt. Je maakt namelijk helemaal niks mee. Rob als pispaal hebben blijkt goed te zijn voor de saamhorigheid. Er wordt veel meer gelachen tijdens het eten. Ook zeuren we veel met elkaar over het voedsel hier.

15.00 Proefpersonen in ‘t wild We mogen naar buiten! Onder begeleiding van een zuster mogen we de stad in. Met de zuster maken we grappen dat

Harmen

Bronnen * - Smith, E. R., & Mackie, D. M. (1997). Social psychology. (3rd ed.) New York: Psychology Press. ** - Aronson, E., & Mills, J. (1959). The effects of severity of initiation on liking for a group. Journal of Abnormal and Social Psychology, 59, 177-181.

23

Het was erg interessant om mee te doen aan dit experiment. Hoewel het een leuke groep was, had ik er meer van verwacht. Ik dacht dat er meer studenten zouden deelnemen, waardoor het gezelliger zou zijn. Bijna iedereen was gemakkelijk in de omgang en sociaal, maar het waren niet de personen die ik zelf uit zou kiezen om bevriend mee te zijn. Ik zou het niet trekken om drie weken in dit instituut te wonen. Je bent toch een nummer in het onderzoek. Je mag alleen eten op de tijden dat de verpleegkundigen je eten opdienen en je gaat om met de mensen die er zijn, dat is een beperkte keus. Ook mag je niet naar buiten, dus je bent wel erg op elkaar aan gewezen. Het eten vond ik een van de ergste dingen. Je bent zo afhankelijk; je mag geen biertje of een cola, want daar zit alcohol of cafeïne in. Hoewel het contact uiteindelijk oppervlakkig was, is er toch wel enige saamhorigheid ontstaan. Deze saamhorigheid ontstond vooral door het karige eten wat iedereen met elkaar gemeen had. Daar werd veel met elkaar over gepraat. Het schept een band als je in hetzelfde schuitje zit, hoe verschillend we allemaal ook waren. <<

Spiegeloog

Eindoordeel

december 2010

Ray vertelt tijdens het eten dat hij twee kinderen heeft. Hij heeft een vriendin en de ex van zijn vriendin is aan een hersentumor overleden, dus zijn vriendin is hyperverzekerd voor de hele familie. Daardoor betaalt hij zich blauw aan de verzekeringen, en dat is ook de reden dat hij meedoet aan het onderzoek. De groep reageert geschokt. Vooral dat Ray gedwongen is mee te doen aan dit onderzoek, omdat hij anders het hoofd niet boven water kan houden. Daar kom ik met mijn reisje naar Zuid-Amerika… Na het eten gaan we met z’n zessen film kijken. Voor het eerst vallen de reclames over eten me erg op. Normaal merk ik ze niet eens op, omdat je eigenlijk altijd kan eten wanneer je wilt. Nu wordt ál je eten gecontroleerd en mag je niet eens zelf bepalen wat je eet. Met de groep beginnen we te fantaseren over wat we als eerst gaan verorberen als we weer worden losgelaten in het wild.

Vandaag is de dag van vertrek! We mogen weer naar huis! Nog even gratis volproppen bij het ontbijt. We gaan met z’n allen met de bus weg, behalve Wolf, die fietst naar huis.


Tabula Rasa Nieuw boek Helder denken - de routeplanner voor je brein Kees Kraaijeveld & Suzanne Weusten

Tekst: Vera van der Molen

Spiegeloog

24

december 2010

Heb je wel eens nagedacht over hoe je eigenlijk nadenkt? Orden jij bijvoorbeeld eerst alle informatie die je leest? Of kan het je juist niet zo veel schelen of iemand er vaag taalgebruik op nahoudt? Kraaijeveld en Weusten betogen in hun boek Helder denken dat het belangrijk is om op een heldere manier na te denken als we goed willen omgaan met de grote hedendaagse informatiegolf. Enerzijds geven de schrijvers je technieken om op een juiste (of heldere) manier om te gaan met informatie, anderzijds laten ze zien waar het vaak misgaat. Welke denkfouten maken mensen en hoe worden die veroorzaakt? Op deze manier wordt het mogelijk om zelf helder te leren denken en om niet helder denken bij anderen te herkenen. Hierdoor komen veel voor de psychologiestudent herkenbare onderzoeken en theorieën ter sprake. Zo maken mensen denkfouten, omdat ze gehoorzamen (denk aan het Milgram of het Stanford Prison experiment), of omdat ze denken dat iemand die goed is in het ene, meteen ook goed is in het andere (het halo-effect). Kraaijeveld en Weusten leven hun eigen credo van geordende informatie zeker na, want hun boek heeft een zeer duidelijke opbouw en structuur. Het lezen ervan is hierdoor erg plezierig; het is volledig en overzichtelijk, waardoor je niet blijft zitten met onbeantwoorde vragen.

Het boek is levendig geschreven en gaat verder dan de theorieën door in elk hoofdstuk verschillende oefeningen te bieden en vragen te stellen. Zo kun je bijvoorbeeld oefenen met het ordenen in categorieën, met een principe om zaken beter te onthouden en kun je een quiz doen om te kijken of jij al in staat bent om helder te denken, en zo niet, waar dan de verbeterpunten liggen. Ik was bijvoorbeeld al best goed in het ordenen van informatie, maar mijn observeervaardigheid liet nog heel wat te wensen over. Verder bestaat het gehele laatste hoofdstuk uit oefeningen en vragen. Zo leer je met argumentenladders, waarin argumenten voor en tegen een bepaalde stelling ordelijk worden weergegeven, andermans teksten zorgvuldig te analyseren. En daar komt dan ook het nadeel van dit boek om de hoek kijken: wie helder wil kunnen denken zal moeten oefenen, veel moeten oefenen. Helder denken is dan ook niet geschikt als luchtige lectuur voor het slapen gaan. Maar Helder denken is een onmisbaar boek voor hen die inderdaad (willen) voldoen aan het profiel van de echte denker, voor hen die op een vurige, heldere en vrije of zelfstandige manier op zoek willen gaan naar de waarheid. En wanneer willen we dat eigenlijk meer dan wanneer we het gedrag en de gedachten van de mens aan het onderzoeken zijn? Helder denken is uitermate geschikt voor de aankomende psycholoog.


Our Iceberg is Melting

ramsj!

John Kotter & Holger Rathgeber

leesvoer voor psychologen

Waterschapsheuvel, Richard Adams (1994) Dierenverhalen spreken altijd tot de verbeelding. Van de fabels van Aesopagus tot die van De la Fontaine, en van de sprookjes van Moeder de Gans tot de verhalen van Winnie the Pooh of De wind in de Wilgen - zowel kinderen als volwassen kunnen er met volle teugen van genieten. Eén van de beroemdste boeken over dieren uit de moderne literatuur is Waterschapsheuvel. Lezers van alle leeftijden raken in de ban van de hoofdpersonages in dit boek: een groep konijnen die op zoek gaat naar een veilige plek om gezamenlijk te wonen. Dit is zeker geen lief en onschuldig sprookje, maar een epische roman vol avontuur en strijd, vreugde en verdriet, met bijna menselijke personages. Een klassieker voor bij de kerstboom. Amsterdam: Prometheus, van €15,00 voor €6,90, 481 p.

Bovenstaande boeken zijn gezien bij Selexyz Scheltema, Amsterdam

Spiegeloog Spiegeloog

Mag ik even jouw hippocampus zien?, Griet van Vaerenbergh e.a. (2006) Voor kinderen is de wereld en hun rol daarin elke dag weer opnieuw een verrassing. Wat voor raadsels zien kinderen in de ogenschijnlijk gewone dagelijkse gang van zaken? Een team van psychologen en studenten uit Antwerpen verzamelden een jaar lang de meeste gestelde vragen van kinderen over zichzelf en hun omgeving. Dit boek is om inspiratie op te doen voor kinderen en volwassen, om samen of alleen met een glimlach van herkenning te lezen. Mooi vormgegeven en met kleurige illustraties. Geschikt vanaf tien jaar. Leuven: Davidsfonds, van €17,50 voor €5,00, 111 p.

2525

In het boek Our Iceberg is Melting vertellen John Kotter en Holger Rathgeber door middel van een moderne fabel hoe men via acht stappen een positieve verandering teweeg kan brengen in een situatie of organisatie. De hoofdlijn van het verhaal gaat over een groep pinguïns die op een ijsberg leven. De hoofdpersoon Fred komt erachter dat de ijsberg aan het smelten is en dat daarmee de hele pinguïnkolonie in gevaar is. Zijn positie in de kolonie is echter niet zo belangrijk dat hij zijn vermoedens kan delen met de Leiderschapsraad. Daarnaast weet hij dat zijn reputatie binnen de groep niet goed genoeg is om serieus genomen te worden tijdens een groepsvergadering. De pinguïnkolonie is een hechte groep en Fred wil zichzelf niet belachelijk maken, maar toch zal hij iets met zijn vermoeden moeten doen als hij de groep niet ten onder wil laten gaan. In dit boek wordt op een overzichtelijke manier de kracht van netwerken en teambuilding getoond. Het verhaal is toegankelijk geschreven zodat de perikelen van Fred en de andere pinguins een feest van herkenning worden. Zeker voor iedereen die in verenigingen, organisaties of andere groepen ooit veranderingen heeft proberen door te voeren en begroet werd met het nodige cynisme. Aangezien het een vrij dun boekje is en de pagina’s veel illustraties bevatten kan het verhaal binnen een uur of twee worden uitgelezen. Ondanks dat het geen boek is waar een complete regenachtige zondag mee kan worden opgevuld, is het een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in het creëren van draagvlak voor veranderingen binnen organisaties. Het laat zien dat met de juiste strategie kleine of grote veranderingen ondanks aanvankelijke weerstand wel degelijk kunnen worden gerealiseerd!

Ontwaken in verbijstering, Oliver Sacks (1987) Eén van de eerste boeken van Oliver Sacks over bijzondere neurologische aandoeningen. Hierin beschrijft Sacks op meeslepende wijze zijn ervaringen met de mysterieuze ziekte Encephalitis lethargica, ofwel de slaapziekte, die in de eerste helft van de twintigste eeuw epidemische vormen aannam. In de jaren zestig verloste men deze patiënten met het middel L-Dopa van hun apathie. Het ontwaken werd niet in alle gevallen een zegen. Dit boek werd in 1990 verfilmd onder de titel Awakenings. Amsterdam: Meulenhoff, van €9,00 voor €3,50, 333 p.

Tekst: Kirsten Vegt

Tekst: Joost Molenaar

december 2010 september 2010

Themaboek


Scholieren over de streep Het Amerikaanse fenomeen ‘Challenge Day’, waarbij middelbare scholieren een dag lang intensief met elkaar omgaan, werd dit jaar voor het eerst naar Nederland gehaald. Deze dag blijkt zeer succesvol voor het creëren van een gevoel van saamhorigheid. Wat is het geheim achter dit beschermde concept?

Tekst: Lisanne Peschier

Spiegeloog

26 december 2010

Ieder jaar rond december groeit de behoefte aan saamhorigheid, geluk en gezelligheid weer tot een hoogtepunt. Helaas hebben veel pubers wel iets anders aan hun hoofd. Vooral pesten, familie- en identiteitsproblemen zijn voor velen aan de orde van de dag. In het nieuws komen berichten voorbij over geweld en schietpartijen op scholen, vaak omdat de daders zich niet begrepen of niet gehoord voelen. Hierbij aansluitend vonden Flander, Marijanovic en Spoljar (2007) dat afgewezen kinderen vaker pesten dan geaccepteerde kinden. Volgens de Amerikaanse Rich en Yvonne Dutra-St. John ontstaat een negatieve houding tegenover anderen doordat mensen veel te weinig van elkaar weten. Daarom bedachten zij 23 jaar geleden het nu beschermde concept Challenge Day.

onzekerheid ondanks dat het lijkt of ze enorm veel zelfvertrouwen hebben. Daarna neemt iedereen plaats aan één kant van de zaal en kan het onderdeel waar het allemaal om draait beginnen: het blootgeven van jezelf door de letterlijke maar ook figuurlijke lijn over te stappen. ‘Stap over de lijn als een familielid dat heel dichtbij je stond is overleden’ klinkt uit de speakers. Met gebogen hoofd lopen enkele kinderen naar de andere kant van de zaal, over de streep heen. Achter deze lijn is verbondenheid. Vanaf de andere kant laten de andere kinderen weten dat ze hen steunen, hen respecteren en om hen geven door het afgesproken gebaar (I love you in gebarentaal) in de lucht te tonen. Er wordt de leerlingen gevraagd om na te denken over hoe het zou zijn voor de mensen die de lijn over gelopen zijn. Velen snikken en omhelzen hun buurman of buurvrouw. Iedereen gaat terug naar één kant van de zaal om antwoord te kunnen geven op de volgende vraag. Onderwerpen zoals discriminatie, pesten, geweld, dood, angst, verwaarlozing en familieproblemen komen aan bod. Hierdoor horen leerlingen van hun klasgenoten wat zij hebben meegemaakt en wat zij allemaal wel eens voelen: verdriet. Ze krijgen respect voor wat de ander doorstaan heeft en begrijpen beter wat de consequenties kunnen zijn van bepaald gedrag. Zo beseffen pesters ook de impact van pesten. Aan het eind van de dag krijgen de leerlingen zelf de microfoon om te zeggen wat er op hun hart ligt. Pesters staan spontaan op om hun excuses aan het door hun gepeste kind aan te bieden en hem of haar in de armen te sluiten.

- Kinderen beseffen dat er meer overeenkomsten dan verschillen zijn -

Als je mij echt zou kennen... Wat is Challende Day eigenlijk? Deze 6,5 uur durende dag brengen leerlingen van één of meerdere klassen samen door in de gymzaal. De twee coaches die de dag leiden zijn speciaal daarvoor opgeleide mensen. Zij beginnen de dag met verschillende spelletjes, zoals het overspelen van een grote bal en lekker gek dansen op muziek. Zodra de leerlingen een beetje losgekomen zijn, worden zij in een groepje met vier onbekende personen geplaatst dat begeleid wordt door een volwassene. Ze krijgen allen twee minuten de tijd om over zichzelf te vertellen, beginnend met de zin: ‘Als je mij echt zou kennen, zou je weten dat…’. Al snel vertellen kinderen persoonlijke verhalen waar anderen niets vanaf weten. Sommigen vertellen bijvoorbeeld over overleden familieleden die ze missen en anderen over hun enorme


Bron: www.challengeday.org

Positief effect Waarom is Challenge Day zo succesvol? Het idee achter Challenge Day is dat de interactieve manier van met elkaar omgaan sociale en etnische barrières doorbreekt door de leerlingen met elkaars persoonlijke verhalen te confronteren. Doordat de kinderen bewust worden van het feit dat er meer overeenkomsten dan verschillen zijn tussen henzelf en hun medescholieren, zullen zij elkaar beter begrijpen en accepteren. Volgens onderzoek onder de deelnemers, uitgevoerd door de makers van Challenge Day, verhoogt het programma zelfvertrouwen, wordt negatieve druk van leeftijdsgenootjes omgezet in positieve ondersteuning en vermindert het de acceptatie van geweld, pesten en onderdrukking. Maarliefst 80,9 procent van de deelnemers zegt te willen veranderen na Challenge Day. Ze voelen zichzelf na deze dag veiliger en meer geaccepteerd en ze beloven daarnaast anderen met respect te behandelen, open te staan voor nieuwe mensen en niet te pesten. Sherer en Nickerson (2010) deden onderzoek naar de werking van verschillende anti-peststrategieën. Het praten met pesters over het voorgevallen incident, meer supervisie van volwassenen en het toekennen van zware consequenties aan pestgedrag

Challenge Day klinkt als een geweldige formule. Het hopen is nu natuurlijk op een Nederlandse versie die gebruikt kan worden voor alle scholen tegen de aanwezige haat en nijd onder Nederlandse jongeren en voor een gevoel van eenheid. Dit kunnen we altijd goed gebruiken in een land waar zoveel verschillende mensen wonen. Ook al zijn die verschillen misschien wel minder aanwezig dan we denken. <<

Bronnen - http://player.omroep.nl/?aflID=11009069 - http://www.ijburgcollege.nl - http://www.challengeday.org - http://overdestreep.nl - Sherer, Y. C. & Nickerson, A. B. (2010). Anti-bullying practices in American schools: Perspectives of school psychologists, Psychology in the Schools 47, 217-229. - Flander, G. B., Marijanovic, Z.D., & Spoljar, R.C. (2007). Bullying in Croatian schools with regard to gender, age and acceptance/ rejection in school, drustvena istrazivanja, 16, 157-174.

27

zijn de tot nu meest gebruikte strategieën. Het inzetten van leeftijdsgenootjes wordt het minst gebruikt. Het meest effectief bleken het door de school aanmoedigen van goed gedrag en het direct handelen en confronteren van een pester na een pesterij. Het vermijden van contact tussen de pester en het slachtoffer bleek het minst effectief, wat aansluit bij het idee van Challenge Day: het leren kennen van elkaar zorgt voor het verdwijnen van eventuele illusoire verschillen tussen mensen. Door kinderen uit hun comfort zone te halen, herkennen zij de aanwezigheid van stereotypes en labels die op mensen geplakt zijn. Zodra de kinderen hierbij stilstaan en beseffen niet anders te zijn dan de andere mensen, verdwijnen de stereotyperingen. Ook de zero tolerance-aanpak bleek niet effectief, wat eveneens aansluit bij de ideeën van de makers van Challenge Day. Zij vinden dat iedereen open moet staan voor elkaar – zo ook de slachtoffers van pesterijen, en dat iedereen een eerlijke kans moet krijgen, dus óók de pesters.

december 2010

Challenge Day is een fenomeen geworden in Amerika. Naast reeds tweemaal op de bank bij Oprah Winfrey te hebben gezeten, schreven Rich en Yvonne Dutra-St.John ook het boek Be the hero over de talloze succesverhalen van mensen die aan deze alles veranderende dag hebben deelgenomen. Na de documentaires ‘Teen Files: Surviving High School’, die een Emmy Award won, en ‘Bully Solution’, die de Canadian Blue Ribbon Award in de wacht sleepte, is er ook een Nederlandse documentaire ‘Over de streep’ verschenen. Deze documentaire gaat over de tot nu toe enige in Nederland georganiseerde Challenge Day, die dit jaar plaatsvond op het IJburgcollege in Amsterdam. De twee aanwezige Amerikaanse coaches waren ervan overtuigd dat het concept ook voor de nuchtere Nederlanders zou werken. ‘Waarom? Omdat het gewoon werkt’, zegt de vrouwelijke coach voor de camera. En het werkte inderdaad. Ook enkele weken later rapporteerden de derdeklassers zich meer verbonden te voelen met elkaar en zeiden ze dat het pesten niet meer plaatsvond. De Amerikaanse organisatie wordt sinds de uitzending overspoeld met aanvragen van andere Nederlandse scholen. Er wordt momenteel gekeken naar de mogelijkheden om Challenge Day vaker te organiseren.

Spiegeloog

Fenomeen


Op Kamers Tekst & Foto's: Silvija Licina

Kamer: A 8.27 Bewoner: Corine Dijk Corine Dijk geeft het vak stemmingstoornissen en is daarnaast onderwijscoordinator van de afdeling Klinische Psychologie. Zij houdt zich voornamelijk bezig met onderzoek over interpersoonlijke processen bij (sociale) angst en depressie. Zo is Corine gepromoveerd op het onderwerp blozen. Heymans' huis

Spiegeloog

‘Op dit schilderij zie je het huis van Heymans, de grondlegger van de experimentele psychologie. Wegens gebrek aan onderzoeksruimte op de universiteit in Groningen heeft hij in zijn eigen huis een laboratorium gebouwd. Het is een beetje een duister huis, omdat er door de bomen weinig zon op valt, maar ook vanwege het idee dat hier experimenten werden uitgevoerd. Ik heb zelf tien jaar in Groningen gewoond, mijn ouders wonen er nog steeds. Ik zie mijzelf ook als een echte Groningse en wil er zeker wel naar terug. Toen ik wegging uit Groningen heb ik het schilderij gekregen van mijn promotor Peter de Jong als aandenken aan de stad. Ik heb daar echt een supertijd gehad en mis de gezelligheid vaak wel. Als AIO kon ik daar toch wat meer freeweelen, nu ben ik veel meer serieus aan het werk. ’

28

De kopjes van tante Anna

december 2010

‘Mijn tante Anna is een soort surrogaatoma. Ik heb een hele hechte band met haar. Tante Anna stuurt mij altijd hele snoezige kaartjes, beschreven in een sierlijk, ouderwets handschrift. Ook deze kopjes heb ik van haar gekregen. Ik vind ze zelf heel mooi. Aan deze kopjes is een grappig verhaal verbonden. Ooit moest mijn schoonzus foto’s maken voor een AT5-programma. Ik was toen op vakantie en had mijn schoonzus toestemming gegeven om mijn houten tafel te gebruiken voor de shoot. Toen ik terugkwam zag ik overal in de stad grote reclameposters hangen waarop onder andere deze kopjes te zien waren. Eerst dacht ik toevallig dezelfde kopjes te hebben. Toen viel me op dat ik ook dezelfde klok had en zo herkende ik steeds meer dingen op de poster. Uiteindelijk bleek dat de foto’s in mijn huis waren genomen. Het grappigste was nog wel dat deze foto’s gebruikt werden om pure armoede af te beelden.’

To Blush ‘Ik ben gepromoveerd met een onderzoek over blozen. Thomas Burghes deed in 1839 onderzoek naar blozen en publiceerde daarover een manuscript. Burghes dacht dat blozen ons door god gegeven is om ons aan de morele waarden te houden. Darwin heeft onder andere aan de hand van dit boek blozen uitgebreid besproken, maar hij was ervan overtuigd dat blozen geen functie heeft en dat het uiteraad niet van god komt. Mijn proefschrift ‘To Blush’ gaat ook over de functie van blozen, want blozen heeft wel degelijk een functie, Andere mensen zien en waarderen het als jij bloost en je dus schaamt of geneert wanneer dat gepast is. Nou ben ik natuurlijk niet van god, maar van de evolutietheorie. Toch vind ik het wel mooi dat met mijn proefschrift het idee van een functie voor blozen toch weer ondersteund wordt. '


januari 2011 worden ingeleverd, liefst via e-mail. De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te korten. Nummer 338 komt eind januari uit. zaterdag 11 december Amsterdam RAI 09.00 - 16.00 Publieksdag 'Open Mind 2010' De publieksdag is voor iedereen die vanuit ervaring, werk of anderszins ge誰nteresseerd is in psychische gezondheid en psychische ziekten. Er staan vierentwintig minisymposia op het pro-

gramma, met lezingen, presentaties en discussies, workshops en films. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld: behandelvormen, beeldvorming en stigma, hulp bij zelfdoding, het belang van ervaringsdeskundigheid, preventie en psychische ziekten en herstel. Ook is er een informatiemarkt. Aanmelden via www.psychischegezondheid.nl

Kleine Hans is een aan de VU verbonden commissie, die maandelijks lezingen organiseert over onderwerpen uit de kinderpsychiatrie. De lezing is altijd gratis en voor iedereen toegankelijk. Voor meer informatie: kijk op www.kleinehans. nl. vertelt over haar leven met woensdag 8 december autisme en kinderpsychiVrije Universiteit - kijk voor ater Stockmann belicht de precieze locatie op www. wetenschappelijke kant van kleinehans.nl het onderwerp. De organi17.00 satie zorgt voor broodjes (gratis) en drinken. Autisme Studente Birsen Basar

Stand van de Wetenschap. Leermeester en gezel over psychologie In Stand van de Wetenschap presenteren duo's van UvA-wetenschappers samen de stand van zaken op hun vakgebied. Twee wetenschappers die hun vakgebied delen en een generatie schelen, houden ieder een minicollege en gaan vervolgens in gesprek over hun discipline. Hoe heeft die zich de afgelopen decennia ontwikkeld? Hoe

verschillen de onderzoeksmethodieken? Wat zijn de baanbrekende ontdekkingen, wat de vernieuwende inzichten? In deze aflevering gaat het om het vakgebied psychologie. Victor Lamme (1959) is hoogleraar Cognitieve Neurowetenschap aan de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Nico Frijda (1927) is psycholoog en emeritus hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam.

CREA is het cultureel studentencentrum van de Universiteit en Hogeschool van Amsterdam. CREA organiseert onder andere cursussen, workshops, voorstellingen en lezingen. Adres: CREA, Turfdraagsterpad 17, 1012 XT Amsterdam Inlichtingen: 020 5251420. Website: www.crea.uva.nl maandag 20 december CREA Theater 20.00 (gratis) Authenticiteit in de Psychologie Is karakter aangeboren? Moet je je persoonlijkheid alleen zo goed mogelijk ontplooien, of ontstaat je karakter pas door je eigen inspanningen? De persoonlijkheidsleer biedt verschillende wegen naar

authenticiteit. Iedere route biedt mogelijkheden, maar ook valkuilen. Niet kiezen is echter geen optie. Lezing door Pleun van Vliet, auteur van het handboek Wat drijft de mens? en docent Psychologie (UvA en Universiteit Utrecht) en Mark Leegsma, docent Psychologie (UvA). Beide sprekers doceren in de persoonlijkheidsleer.

29 december 2010

Mededelingen voor nummer 338 kunnen tot 13

maandag 6 december 20.00 - 22.00 (gratis)

Spiegeloog

SPUI25 is een academisch-cultureel centrum aan het Spui in Amsterdam. Het is een levendig podium dat een verbinding vormt tussen de Universiteit van Amsterdam en de wereld van de culturele praktijk in de breedste zin. De volledige agenda staat op www.spui25.nl


de Wandelgang Rond de feestdagen willen we graag tijd doorbrengen met diegenen waarmee we ons verbonden voelen zoals vrienden, familie en geliefden. Bij een knetterend haardvuur of knus rond de kerstboom groeit het gevoel van geluk en verbondenheid. Spiegeloog vroeg in de wandelgang: Met welke groep voel jij je het meest verbonden? Tekst & Foto's: Lisanne Peschier

Spiegeloog

Iris: ‘Ik voel mij nog zeer verbonden met m’n oude hockeyteam. Zo’n drie jaar geleden werden we kampioen en dit schiep een geweldige band. Niemand van ons zal dat ooit vergeten. Velen van ons zijn in deze drie jaar onze eigen weg gegaan. Het was daarom speciaal om te zien, hoewel tragisch, dat wij een maand geleden na het overlijden van iemand die dichtbij ons stond, we allemaal weer bij elkaar kwamen.'

30 december 2010

Daniël: ‘Het klinkt misschien wat afgezaagd, maar ik voel me vooral verbonden met studenten. Daarom vind ik het ook leuk om me in te zetten voor de Centrale Studenten Raad. Ik heb veel kenmerken van een student en doe dingen die andere studenten ook doen, zoals uitgaan op plekken waar andere studenten zijn. Als ik op straat loop voel ik me daarentegen echt een Amsterdammer. Het is dan niet zo dat ik me onderscheid van andere mensen op straat, maar ik heb juist sterk het gevoel bij deze Amsterdammers te horen.' Bas: 'Met voetballers voel ik mij het meest verbonden. Ik voetbal al sinds ik een jaar of vijf oud ben, ik doe het vaak en vind het echt heel leuk. Het is niet zo dat ik me anders voel dan anderen of me onderscheid van andere sporters maar voetballers zitten denk ik toch wat anders in elkaar. Ze zijn misschien wat asocialer dan andere sporters. Niet dat ik dat ben natuurlijk!'

Tjitse: ‘Ik voel me verbonden met alternatieve mensen. Mensen die van festivals houden, die niet overal een probleem van maken en zich lekker vrij voelen. Ik ben drie keer op lowlands geweest en om dan met mensen die je een seconde geleden hebt ontmoet arm in arm te staan en een feestje te vieren, dat is toch geweldig?'


Josine: ‘Ik voel me heel erg verbonden met mijn familie. Niet alleen tijdens feestdagen maar eigenlijk ben ik altijd close met hen. Ik breng graag veel tijd met geliefden door. Ik kom uit een groot gezin en mijn twee oudere zussen hebben allebei al superlieve kindjes: samen drie jongens en drie meisjes. Ik pas graag op ze om samen Disneyliedjes te zingen, te kleuren en te dansen. Ik doe dit om bij elkaar te kunnen zijn en stiekem ook omdat ik hier zo zelf gek op ben en ik me even ongegeneerd kind kan voelen.’ Phillip: ‘Tot drie maanden geleden woonde ik in Duitsland. Daar werd ik altijd als de Nederlander gezien omdat mijn moeder Nederlands is en ik ook de taal met haar spreek. Het grappige is dat ik me hier juist het meest verbonden voel met de Duitse studenten. We trekken toch naar elkaar toe omdat het fijn is om gewoon lekker in het Duits te kunnen praten en het Nederlands af en toe wel vermoeiend kan zijn.'

Spiegeloog

Jolien: ‘Ik voel me toch het meest verbonden met studenten. Tegen andere mensen zeg ik ook vaak dat ik ‘student’ ben. We moeten allemaal de balans weten te vinden tussen werken, studeren en het leuke studentenleven. Voor mij is het het ultieme studentengevoel ’s morgens blut en brak in de collegezaal te zitten.’

Joakim: ‘Ik voel mij eigenlijk met meerdere groepen verbonden. Ik meng me graag in groepen met verschillende mensen. Naast dat ik natuurlijk student ben en me met het verbonden voel, bind ik me ook snel aan sporters. Ik voetbal, maar ik heb bijvoorbeeld vroeger ook gebasketbald. Met mensen uit studentenverenigingen heb ik niet zo veel. Ik zoek meestal wel mensen uit met dezelfde interesses.' Renske: 'Toen ik in Cusco in Peru was heb ik andere uitwisselingsstudenten uit Nederland leren kennen. Met hen vorm ik een hechte groep. We hebben samen bijzondere dingen meegemaakt zoals sandboarden in de woestijn en het opvoeren van een Peruaanse dans voor zo’n tienduizend toeschouwers. We kunnen grapjes met elkaar maken over onze tijd in Peru die anderen natuurlijk niet begrijpen. Daarnaast begrijpen we elkaar als we het even moeilijk hebben om weer terug te zijn in Nederland.'

31

december 2010

Todor: ‘Als ik hier op straat loop ben ik echt een toerist. Ik kom uit Bulgarije en bezoek in Nederland veel toeristische plekken als musea en bekende plekken. Nu bezoek ik dus ook een Universiteit. Nederland is vrijheid en de Nederlanders zijn ruimdenkend, maar het eten bevalt me echt niet. Die gekookte aardappels… geef mij maar die goede musaca van thuis!'


bacchus Rivaal in de concertzaal ‘Welkom bij Fans. We zijn vandaag in Groningen. Hier woont de 33-jarige Edje, samen met haar moeder Henny en haar vader Appie. Edje en Henny zijn fan van volkszanger Stef Ekkel, een zanger die weinig mensen kennen. Vader Appie vindt het helemaal niks en weigert mee te gaan naar de optredens.’ Of wat dacht u van deze: ‘Welkom bij Fans. We zijn vandaag in Luttelgeest. Hier woont het echtpaar Fedde en Michaëla. Zij zijn fan van de altijd gewoon gebleven zanger Jannes.’ Voordat ik het televisieprogramma Fans kende, dacht ik altijd dat fan zijn van dezelfde artiest mensen samenbrengt. Dat er saamhorigheid heerst tussen de fans onderling: samen al carpoolend naar een concert, meerstemmig alle hits zingen tijdens het wachten tot de zaal opengaat, de laatste roddels over het liefdesleven van de artiest doornemen, elkaar op interfora tips geven waar de cd’s het goedkoopst zijn, samen schelden op de security als je niet backstage mag. Ik had de boel een beetje geromantiseerd, zo weet ik nu dankzij SBS6. Fans zijn elkaars grootste rivalen. Een échte fan wil maar één ding: aandacht van zijn idool. En dan natuurlijk liever de onverdeelde aandacht dan slechts een knipoog vanaf het podium die voor de hele zaal bedoeld zou kunnen zijn. In Fans willen twee fans van Frans Bauer allebei bij hem in de tuin kamperen. ‘Hoe gaan jullie elkaar helpen om jullie droom te laten uitkomen?’ vraagt de interviewer. Jacqueline, die ervan overtuigd is dat Marcel haar idee gestolen heeft, antwoordt met een zuur gezicht: ‘Nou, vind je het erg dat ik voor mezelf ga?’ Uiteindelijk rijdt de auto met Frans Bauer erin de fans voorbij zonder te stoppen en krijgen ze geen van tweeën hun zin.

Ook Fedde, die als Jannes-fan wordt gevolgd voor het programma, is ooit door Frans Bauer teleurgesteld. ‘Van wie ben je dan grotere fan, van Frans of van Jannes?’ vraagt de interviewer. ‘In het begin was het Frans, en dat is nou allemaal overgegaan naar Jannes want ik heb een nare ervaring gehad met Frans.’ Die nare ervaring bestond eruit dat Frans een handtekening beloofde, maar die vervolgens niet gaf. Fedde had geduldig staan wachten en zag zijn idool in de auto stappen en wegrijden. ‘Zo ga je niet met je fans om,’ zegt hij met een serieus gezicht. ‘Ik heb ze allemaal op m’n rug getatoeëerd.’ Aan zijn tatoeage is te zien dat Frans er eerder opstond dan Jannes. ‘Had je met de kennis die je nu hebt over Frans Jannes een grotere plek gegeven op je rug?’ vraagt de interviewer vilein. ‘Ik denk het wel,’ zucht Fedde. De uitspraken van de fans laten op een schrijnende manier de ‘eisen’ zien die ze stellen aan hun idool. De liefde is namelijk niet zo onvoorwaardelijk als die lijkt. Fans willen beloond worden voor de moeite en de aandacht die ze aan hun idool spenderen. Ze willen serieus genomen worden. Ze willen even belangrijk zijn voor de artiest als dat die voor hen is; een doel dat natuurlijk onhaalbaar is. Nu ik het ware gezicht van de fans gezien heb, maak ik in gedachten de vergelijking met twee pubermeisjes die verliefd zijn geworden op dezelfde jongen en onderling vechten om zijn aandacht. Daar is de saamhorigheid ook ver te zoeken, want denk maar niet dat die twee dan nog vriendinnen kunnen blijven... Tessa Velthuis


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.