Carrière maart 2012 • jaargang 39 • nummer 346
39e jaargang nr. 346, maart 2012 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de Afdeling Psychologie, Universiteit van Amsterdam
Kamer 5.02 Diamantbeurs Afdeling Psychologie Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam t: 020 - 525 67 58
Hoofd-/Eindredactie Mariska Dijkstra & Tessa Velthuis. Redactie Morgan Cavallo, Annemiek Crouzen, Joël Davidson, Annemiek Hell, Freya van der Meer, Rezk Mohamed, Vera van der Molen, Bianca Muurman, Myrthe van Stralen, Alicia de Vries. Medewerkers Denny Borsboom, Frenk van Harreveld, Eric-Jan Wagenmakers. Met bijdragen van Hans Beerekamp, Nynke Chin-A-Fat, Charlotte Gaasterland, Marieke Holterman, Richard de Nooy, Steven Pont, Mandy van Pooij.
Wij, de Prestatiegeneratie Weet jij al wat je gaat doen na je studie? En liggen de keuzes die je nu maakt wel of niet in één mooie rechte lijn met je doel van later? Wij maken deel uit van een generatie die heel veel mogelijkheden heeft en die ook de druk voelt al die mogelijkheden tot de laatste snik uit te buiten. Dat dit tegelijkertijd een vloek en een zegen is, bespreekt Annemiek C. in haar artikel over keuzestress. Studenten die wel al een gericht toekomstbeeld hebben, kunnen hun verwachtingen toetsen aan het artikel van Vera, Alicia en Bianca. Zij verraden waar een P&O-manager nu écht op let, of bestuursfuncties en buitenlandervaringen werkelijk zo waardevol zijn voor je cv, en hoe je jezelf op de juiste manier in the picture zet voor een aio-plek. Als psycholoog kan je carrière alle kanten op gaan, vooral als je je in je studententijd ook op andere vlakken hebt ontwikkeld. Spiegeloog vroeg drie van haar oud-redactieleden waar ze nu terechtgekomen zijn, en wat het voor ze betekend heeft dat ze zich tijdens hun studie psychologie intensief beziggehouden hebben met het maken van een tijdschrift. Een carrière verloopt lang niet altijd gesmeerd; ook op jonge leeftijd ligt een burn-out op de loer. Tessa interviewde een cliënt over die moeilijke tijd in zijn leven. Leerzaam leesvoer voor hulpverleners in de dop! Uiteraard is dat nog lang niet alles; deze editie van Spiegeloog staat weer bol van de verdiepende artikelen, nuttige tips en interessante weetjes. Veel leesplezier!
Tessa en Mariska
Fotografie Morgan Cavallo, Joël Davidson, Tessa Velthuis. Cover Michelle Verhoeks. Lay-out Mariska Dijkstra & Tessa Velthuis. Druk Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Een abonnement op Spiegeloog kost € 15,- per jaar. Indien geïnteresseerd, stuur een bericht met uw naam en adres naar de redactie. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.
Inhoud
12
31
38
Cliënt Bekent
De Prestatiegeneratie
Wandelgang
Max (32) had een burn-out
Keuzestress galore
Vroege carrièreplannen
Hoe krijg jij die aio-plek 4 En waar let een P&O-manager op?
Workshops en trainingen Het aanbod van de UvA
Werk maakt sterk Wat werkloosheid met je doet
9
Filmrecensie Shame
Op Kamers Hillie Aaldering
11 Psycholoog aan het werk GZ-psycholoog
Ivoren Toren En Charlotte slaat terug
33
24
Euthanasie Psychiaters weigeren het
34
25
Rondvraag 37 Wagenmakers aan Van Harreveld
Psychologie in Buenos Aires 15 Het SPS-NIP stelt zich voor De normaalste zaak van de wereld De voordelen van lid zijn
28
Bacchus Topsport
Oud-redactieleden blikken terug Hoe verliep hun carrière?
30
18 Mededelingen Activiteiten voor studenten
23
40
Hoe krijg jij die aio-plek? Wat je tijdens je studie kunt doen om je kansen te vergroten Studenten hebben vaak een duidelijk beeld van wat ze kunnen doen om hun cv er zo goed mogelijk uit te laten zien. Denk maar aan een bestuursjaar, een lange reis, hoge cijfers en het liefst nog een relevant bijbaantje naast je studie. Maar wat als je een academische carrière ambieert en na het behalen van je diploma gaat solliciteren op een aio-plek? Is je bestuursjaar dan ook nog relevant? En hoe hoog moeten je cijfers precies zijn om je te onderscheiden? Spiegeloog interviewde studenten van de Research Master Psychologie over hun verwachtingen en professor Reinout Wiers over wat hij daadwerkelijk belangrijk vindt.
Spiegeloog
4
Tekst: Vera van der Molen, Bianca Muurman en Alicia de Vries
De studenten
maart 2012
Loes (22) en Sacha (26) zitten respectievelijk in hun eerste en tweede jaar van de Research Master Psychologie en denken er allebei over om na hun studie te gaan promoveren. Hoewel Loes er pas sinds kort over denkt, is Sacha al sinds het eerste studiejaar zeer zeker van zijn zaak. Sacha: ‘Meteen toen we het vak Methoden van Onderzoek I (nu: Onderzoeksmethoden en Statistiek I, red.) kregen wist ik: hierin wil ik promoveren. De academische wereld van het steeds doorleren sprak me erg aan. In de psychologie is nog veel te ontdekken en ik wil graag proberen de wereld een beetje beter te maken. Daarnaast was de Testweek een inspiratie voor me. Die zette me telkens aan het denken: wat proberen ze hier nou te meten en is deze test wel valide?’ Vrijwillig onderzoek doen Wanneer ik Loes en Sacha onafhankelijk van elkaar vraag wat zij denken dat het belangrijkst is om te doen als student om later een aio-plek te bemachtigen, antwoorden ze eigenlijk hetzelfde: ervaring opdoen met het doen van onderzoek. Loes stapte een half jaar geleden naar haar docent Frenk van Harreveld toe, omdat ze enthousiast was over zijn vak. ‘Ik vertelde hem dat ik graag op de een of andere manier betrokken wilde zijn bij het onderzoek waarover hij verteld had. I want in, zei ik. Op dat moment hadden ze net een review van een artikel teruggekregen, naar aanleiding waarvan ze nog een experiment wilden doen. Ik mocht dat
experiment op me nemen. Ik kreeg niet betaald, maar in ruil voor mijn werk zou ik wel mede-auteur worden van het artikel waar mijn experiment in zou komen te staan! Dat heb ik meteen gedaan. Niet in de laatste plaats omdat het goed staat op mijn cv, maar vooral omdat het me spannend en leerzaam leek. Het is mooi als dingen die ik leuk vind om te doen me later misschien meer kans geven op een baan.’ Sacha raakte op een vergelijkbare manier betrokken bij een onderzoek. ‘Drie jaar geleden ben ik naar Denny Borsboom gestapt om te zeggen dat ik zijn college erg interessant vond en om te vragen of ik ergens bij kon helpen. Ik zei: ik heb nu veel tijd, wat kan ik doen? Ik heb eerst een tijdje vrijwillig geholpen, later kreeg ik er ook voor betaald. Veel werk als student-assistent verrichten naast je studie staat natuurlijk goed op je cv, maar het is het belangrijkst om publicaties te hebben.’ Volgens Loes is het waardevol om goed contact te hebben met je programmagroep. ‘In mijn specialisatiejaar zat ik in de studentenfractie van Sociale Psychologie. Hierdoor en door samen onderzoek te doen heb ik verschillende onderzoekers wat beter leren kennen buiten colleges en werkgroepen om, en zij mij. Goed contact met docenten is leuk en geeft je beter inzicht in het vak en het werk. Daarnaast kan het waardevol zijn als er later bij een sollicitatie om referenties wordt gevraagd of als een hoogleraar in zijn omgeving naar je vraagt.’
Cijfers Bij Loes moet ik het onderwerp cijfers zelf ter sprake brengen. Een hoog cijfergemiddelde is volgens haar dan ook niet doorslaggevend. ‘Maar het is natuurlijk wel mooi meegenomen. Echt lage cijfers staan niet zo mooi, maar een gemiddeld gemiddelde is ook best. Ik werk zo hard als ik kan met de tijd die ik heb. Ik zou nog meer leuke dingen kunnen laten voor mijn studie, maar dat wil ik niet. Ik sta nu gemiddeld ongeveer een acht en dat vind ik prima.’ Sacha vindt cijfers iets belangrijker, maar volgens hem gaat het vooral om de kennis die je opdoet. ‘Het is belangrijk om goed bezig te zijn met je studie. Je cijferlijst is belangrijk, maar je kennis is nog belangrijker. Het staat toch alleen op je cv als je cum laude of met genoegen slaagt en ze vragen waarschijnlijk niet om een cijferlijst. Ik probeer vooral gewoon om alles mee te krijgen. Als ik een negen haal, dan kijk ik ook wat ik fout heb gedaan, want blijkbaar heb ik dan niet alles begrepen. Ik doe liever uitdagende vakken waar ik veel van leer, dan dat ik een makkelijk vak volg waarvan ik zeker weet dat ik er een hoog cijfer voor kan halen. Op mijn cv staat ook mijn kennis van bepaalde statistische analyses, waardoor ik beter laat zien
Honoursprogramma Over het belang van het volgen van een Honoursprogramma zijn Sacha en Loes het niet eens. Loes volgde het Honoursprogramma vanaf het tweede jaar en vond er niet erg veel diepgang inzitten. ‘Hoewel het uiteraard wel laat zien dat je een hogere studiedruk aankunt.’ Sacha: ‘Ik denk dat het volgen van een Honoursprogramma vergelijkbaar belangrijk is als meehelpen bij een onderzoek. Helaas heb ik het zelf niet gedaan, omdat het vroeg in het eerste jaar begon en ik toen nog niet doorhad wat voor student ik was en dat ik het eigenlijk wel zou kunnen.’ Gepassioneerd Tot slot zijn Loes en Sacha het helemaal eens over wat de motivatie van iemand moet zijn om te promoveren. Loes: ‘Je moet gepassioneerd zijn en plezier hebben in onderzoek doen. Je moet dingen willen onderzoeken, omdat je wilt weten hoe het zit – niet alleen om je geld te verdienen.’ Volgens Sacha zou dat ook niet verstandig zijn, want echt rijk word je er niet van. ‘Het is veel en zwaar werk en je verdient een stuk minder dan in het bedrijfsleven. Het belangrijkste is dan ook dat je het leuk vindt. Natuurlijk wil ik graag een vaste baan met een vast inkomen, maar ik wil vooral gewoon doen waar ik in geloof.’
- Als ik een negen haal, kijk ik ook wat ik fout gedaan heb -
De hoogleraar Reinout Wiers is hoogleraar bij de programmagroep Ontwikkelingspsychologie. Inmiddels heeft hij al zo’n tien tot twintig aio’s aangenomen. Wat vindt professor Wiers nou belangrijk als een pas afgestudeerde solliciteert op een aioplek? Een goede onderzoeker ‘Je wilt een goede onderzoeker aannemen, iemand die goed
Spiegeloog
Bestuur Loes benadrukt ook het belang van het welbekende bestuursjaar. ‘In mijn tweede jaar heb ik in het bestuur van de VSPA gezeten. Ik dacht toen: er zijn zoveel psychologiestudenten, ik moet me toch op de een of andere manier onderscheiden. Het was zwaar, maar leerzaam om in het diepe te worden gegooid en een jaar lang op een heel andere manier te werken dan voor mijn studie. Zo heb ik onder andere goed leren organiseren, plannen, samenwerken, leidinggeven en nog veel meer. Ik weet niet of hoogleraren een bestuursjaar mee laten wegen bij een sollicitatie, maar ik zou het wel goed vinden. Hoewel het voor de een natuurlijk leerzamer is dan voor de ander.’
5
Onderzoeksveld Naast onderzoek doen denkt Sacha dat het erg belangrijk is om een onderzoeksveld te zoeken dat je interesseert. ‘Je moet je in die wereld verdiepen door bijvoorbeeld regelmatig een wetenschappelijk tijdschrift te lezen, je vakkenpakket goed te kiezen en onderzoek te doen in dat veld. Bij een sollicitatie kan het belangrijk zijn om ergens al veel van af te weten. Zelf ben ik bijvoorbeeld zeer actief in de R-community (van de programmeertaal R, red.) door op internet veel vragen van anderen te beantwoorden. Verder ga ik binnenkort voor de tweede keer naar een psychometriecongres in Duitsland, waar ik vorige keer ook een praatje heb gehouden. Daar leer ik veel van en ik leg alvast goede contacten.’
wat ik weet.
maart 2012
Loes en Sacha deden hun werk als student-assistent deels of volledig vrijwillig. Of vrijwilligerswerk in het algemeen nuttig is als je aio wilt worden, hangt volgens hen beiden af van het soort vrijwilligerswerk en van wat je later wilt gaan doen. Sacha: ‘Ik heb vrijwillig een cursus in de programmeertaal LaTeX gegeven, wat zeer leerzaam en nuttig was. Maar maatschappelijk vrijwilligerswerk is voor mij niet nodig. Als je echter wilt promoveren in bijvoorbeeld de antropologie, dan kan het natuurlijk wel weer een pluspunt zijn.’ Loes: ‘Natuurlijk ligt het eraan wat het is, maar het laat in elk geval zien dat je actief bent en inzet en betrokkenheid kunt tonen. Je wordt niet alleen als aio aangenomen, maar ook als collega en mens.’
Reinout Wiers, Bron: UvA
Spiegeloog
6 maart 2012
kan nadenken. Daarbij spelen algemene en domeinspecifieke eigenschappen een rol. Aan de ene kant wil je dat iemand goede algemene onderzoeksvaardigheden heeft: hij of zij moet statistisch goed zijn, logisch kunnen nadenken over het ontwerpen van een experiment en goed en met plezier kunnen schrijven. Aan de andere kant is het handig als iemand al iets van het specifieke onderwerp af weet. Als ik een project heb waarbij genetica en fMRI belangrijk zijn, dan neem ik niet zo snel iemand aan die van beide niets af weet, omdat diegene dan al begint met een achterstand van bijna een jaar. In de praktijk kijk ik altijd eerst of er indicatoren zijn dat iemand een goede algemene onderzoeker is. Ik heb dan bijvoorbeeld dertig of veertig sollicitanten, waarvan vijf mensen de Research Master cum laude hebben afgerond. Die mensen wil ik dan eerst wel even verder bekijken. Maar er kan ook iemand zijn die niet cum laude is afgestudeerd en ook geen Research Master heeft gedaan, maar wel veel van het onderwerp af weet en een betrouwbare en slimme student is gebleken toen ze haar werkstuk bij mij of een van mijn aio’s deed. Het is dan niet evident of de algemene of de domeinspecifieke vaardigheden belangrijker zijn. Hoewel ik persoonlijk meestal wel geneigd ben iemand met goede algemene vaardigheden aan te nemen, ook al moet diegene dan nog veel leren.’
met een betrokken persoon te maken hebt die wil meedenken over de inhoud. Als die persoon dan ook betrouwbaar en geïnspireerd overkomt, dan is dat wel een pre. Maar er zijn ook sollicitanten die vertellen dat ze al jaren bij een paardrijclub zitten. Dan denk ik echt: who cares? Net zoals wanneer sollicitanten vermelden dat ze graag reizen of lezen. Jongens, jongens, wat moet ik met die informatie? Soms springt er wel iets uit, zoals een debatteerclub. Maar of ze nou graag roeien of wandelen, dat is gewoon irrelevante informatie.’ Motivatie ‘Op basis van een motivatiebrief is moeilijk te zien wie geschikt is en wie niet. Iedereen snapt dat je moet opschrijven dat je heel gemotiveerd bent. Of dat echt zo is, moet nog blijken. Wat kan helpen, is om een referentie vragen. Zeker als die geschreven is door iemand die ik ken, dan bel ik vaak even. Hoe slim was deze student eigenlijk? En hoe snel werkte ze? Als ik echter van een onbekend persoon in China een brief krijg waarin staat dat de student briljant is en zeer goed Engels spreekt, dan moet dat nog maar blijken. Als diegene voor me zit, kan ze misschien alleen maar ‘yes’ en ‘no’ zeggen – iets wat we echt een keer hebben meegemaakt. En dat schiet natuurlijk niet op.’
- Alleen in de les een goede student zijn zegt mij niet zo veel -
Niet via de achterkamer ‘Het is bij mij niet het geval dat als je mij al kent, dat je dan per definitie een grotere kans maakt om de plek te krijgen. Als ik nu kijk naar mijn aio’s, dan kende ik de helft al wel van tevoren, maar de andere helft nog helemaal niet. En ook als er een goede, geïnteresseerde student bij mijn colleges zit, dan wil dat nog niet veel zeggen. Wel komt het voor dat zo’n student naar me toekomt om te vertellen dat ze het domein interessant vindt. Ik zeg dan dat het mogelijk is om een werkstuk te doen bij een van mijn aio’s. Als diegene dat dan heel goed doet, dan heb je wel een positieve indicatie. Maar alleen in de les een goede student zijn, dat zegt mij niet zo veel.’ Bestuur en hobby’s ‘Eigenschappen van studenten die niet zo veel met onderzoek te maken hebben, zijn niet zo belangrijk voor mij. Voor een onderzoeker is het geen aanbeveling om een jaar veel bier te hebben gedronken in het bestuur van een gezelligheidsvereniging. Het is iets anders als zo’n bestuur inhoudelijk met het vak te maken heeft, dan weet je dat je
Opdracht ‘Als ik met de sollicitanten van mijn shortlist – meestal een stuk of zes – een gesprek heb gehad en twee daarvan zijn erg geschikt, dan moet ik een manier verzinnen om tussen hen te kiezen. Ik geef dan vaak een opdracht mee. Een week later hebben we dan weer een gesprek waarin ik kan zien wat die persoon daar in korte tijd mee heeft gedaan en hoe ze reageert als je daar kritische vragen over stelt. Als iemand een heel mooie scriptie heeft geschreven, dan weet je nooit hoe lang iemand daar aan gewerkt heeft, wat de rol van de begeleider is geweest, etc. Zo’n opdracht geeft dan een beter beeld, zowel van haar kunnen als van haar motivatie. Als iemand bij het noemen van de opdracht bijvoorbeeld al gaat zuchten en klagen, weet ik genoeg. Het is lastig om snel te zien of iemand een goede
onderzoeker zal zijn. Sommige mensen hebben een leuke babbel, maar als ik ze vraag iets te schrijven, dan lijkt dat nergens op. Als ik vervolgens doorvraag en ze slaan alleen wartaal uit, dan is het wel duidelijk. Ik heb echter ook wel eens gehad dat iemand schuchter overkwam bij een gesprek, maar voor de opdracht niet alleen een prachtig design voor een studie had bedacht, maar ook een taakje had geprogrammeerd. Die persoon is inderdaad een zeer succesvolle aio gebleken.’ De conclusie Een kant-en-klaar recept voor de activiteiten die je tijdens je studie moet ondernemen om meer kans te maken op een aio-plek blijkt er helaas niet te zijn. Een bestuursjaar wordt niet aanbevolen door hoogleraar Reinout Wiers en je zorgvuldig opgebouwde goede contacten hoeven niet per se voordelig te zijn. Hoewel sommigen hier anders
over denken (zie de Ivoren Toren door Denny Borsboom). Bovenal is het volgens professor Wiers belangrijk dat je goede algemene onderzoeksvaardigheden bezit, maar hoe verkrijg je die? In elk geval kan het geen kwaad om de Research Master te doen en cum laude af te studeren. En meedoen aan een lopend onderzoek, zoals Loes en Sacha deden en aanraadden, is natuurlijk ook een effectieve manier om algemene als ook bepaalde domeinspecifieke onderzoeksvaardigheden te verwerven. Daarnaast is het volgens Sacha en Loes belangrijk om gepassioneerd te zijn over het onderzoek dat je wilt doen. Dus niet alleen gemotiveerd lijken, wat iedereen volgens Wiers kan en doet, maar het ook echt zijn. En als je net als Loes duidelijk kunt maken dat je heus niet alleen bier hebt gedronken in je bestuursjaar, maar ook essentiële vaardigheden hebt opgedaan, dan kan dat misschien ook nog wel in je voordeel werken. <<
Channa de Mooij is de manager van de afdeling Personeel en Organisatie van Medisch Orthopedagogisch Centrum ‘t Kabouterhuis, een GGZ- en Jeugdzorg-instelling voor ingewikkelde diagnostiek en opvoedvragen met betrekking tot kinderen van nul tot zeven jaar met ernstige gedrags- en/of ontwikkelingsproblematiek. Welke activiteiten die iemand naast zijn studie heeft gedaan vinden jullie belangrijk en geven iemand een grotere kans op een baan? ‘Bij ons is het erg belangrijk dat je in elk geval wat ervaring hebt met jonge kinderen. Dat kan op verschillende manieren geweest zijn, bijvoorbeeld door te hebben gewerkt bij een kinderdagverblijf of een zomerkamp voor kinderen. Het is belangrijk dat je de wereld van kinderen begrijpt en dat je laat zien dat je daar interesse in hebt. Ook als je bijvoorbeeld je afstudeeronderzoek hebt gedaan op het gebied van kinderen, dan valt dat zeker op. Verder kijken we naar wat voor stage iemand heeft gedaan. Het is ook mogelijk om als psycholoog bij ‘t Kabouterhuis zelf stage te lopen Het voordeel is dan dat de organisatie en jij elkaar sneller kunnen leren kennen. Je komt dan ook iets eerder in aanmerking als er een vacature vrijkomt. De laatste tijd wordt het voor ons steeds belangrijker om GZ-psychologen aan te nemen, wat net afgestudeerde psychologen natuurlijk nog niet zijn. Wel proberen we nog differentiatie aan te brengen in onze organisatie, door toch net afgestudeerde psychologen te laten starten. Innoveren is momenteel ook een van onze grootste speermoment, waarbij de frisse en open blik van net afgestudeerde studenten erg belangrijk is. Het is dan echter wel essentieel dat je je diagnostiekaantekening hebt gehaald. Zonder dat kom je echt niet binnen.’
Kijken jullie ook naar wat voor student iemand is geweest, bijvoorbeeld met betrekking tot cijfers of bestuurswerk binnen een vereniging? ‘De huidige rol van hulpverlener vraagt meer dan alleen hulpverlener zijn. Als hulpverlener moet je namelijk zelfstandig, flexibel en creatief zijn en vaak zelf initiatief nemen. De dingen die je als student naast je studie doet die deze competenties vergroten zijn daarom waardevol voor ons, en belangrijk om bij een sollicitatie te benadrukken. Naar hoge cijfers kijken we niet zozeer. Natuurlijk valt het op als op je diploma ‘cum laude’ staat vermeld, maar over het algemeen geldt dat als je een diploma hebt, je gewoon goed genoeg bent. Ervaring is echt het belangrijkste. Wel heeft ’t Kabouterhuis ook een aantal leidinggevende functies, waarvoor het hebben van bestuurservaring zeker een pre is. Psychologen hebben vaak meer ambitie om met de inhoud aan de slag te gaan en minder op organisatorisch of leidinggevend vlak. Er is echter wel behoefte aan psychologen die die verantwoordelijkheid nemen, dus als je leidinggevende ambities en capaciteiten hebt, moet je dat zeker laten zien. Daarnaast moet elke psycholoog hier natuurlijk zijn werk kunnen managen en weten hoe het is om aan verschillende taken te werken, deze te ordenen en prioriteiten te stellen. Als je bestuurswerk hebt gedaan, laat je zien dat je dat kunt.’ Heb je een voordeel als je contacten hebt bij ’t Kabouterhuis? ‘Als er een vacature vrijkomt, gaan interne kandidaten altijd voor. Maar ook als externe kandidaat kan het helpen als je vermeldt dat je al iemand van de organisatie kent. Soms ontvangen we wel honderd brieven en dan worden de brieven van bekenden toch met iets meer aandacht bekeken.
7 maart 2012
De manager P&O
Spiegeloog
Ook studenten zonder aio-ambitie helpen we op weg!
Natuurlijk moeten de brief en het cv dan ook goed zijn; we geven niemand zomaar voorrang!’ Meer informatie over ‘t Kabouterhuis is te vinden op de website www. kabouterhuis.nl
De loopbaancoach Tosca Gort is afgestudeerd als arbeids- en organisatiepsycholoog en coacht mensen op verschillende vlakken, zoals loopbaan, persoonlijke ontwikkeling, ondernemen en burnout.
Spiegeloog
8
Wat kunnen studenten tijdens hun studietijd doen om na hun studie meer kans te maken op een baan? ‘Persoonlijke ontwikkeling wordt vaak vergeten tijdens de studie, maar het is erg belangrijk om ook cursussen te doen waardoor je beter wordt als mens en deze op je cv te zetten. Je kunt hierbij denken aan coachopleidingen, Neurolinguïstisch Programmeren, mindfullness en andere technieken die worden gebruikt bij therapie of coaching. Vaak zijn psychologen nog ‘te jong’, omdat ze niet genoeg aan persoonlijke ontwikkeling hebben gedaan en dus niet weten wie ze zelf zijn en hoe ze overkomen. Hoe belangrijk dit is, verschilt echter wel per baan. Hoe minder ‘psychologisch’ de functie die je beoogt, hoe onbelangrijker. Een recruiter is bijvoorbeeld niet erg met psychologische processen bezig, maar een loopbaanadviseur juist weer wel. Daarnaast is het hebben van een relevante bijbaan erg belangrijk, iets wat vaak onderschat wordt door studenten. Waarom zou je in de horeca gaan werken als je ook
als receptionist in een psychiatrische kliniek kunt werken, een plek waar je veel dichter bij het vuur zit? Veel relevante werkervaring is nog altijd het aantrekkelijkst voor werkgevers.’ Van welke activiteiten overschatten studenten het belang vaak? ‘Reizen. Natuurlijk is het leuk om te reizen, maar na de tweede lange reis heb je wel door hoe het trucje werkt. Doe het vooral omdat je er plezier in hebt, maar verwacht niet op je reis tot diepe inzichten te komen. Sowieso worden bij psychologen de standaard dingen, zoals hoge cijfers, commissies en bestuurswerk een beetje overschat. Het is goed om te doen, maar je hoeft het niet te overdrijven.’ Wat als je tijdens je studie geen relevante extra activiteiten hebt gedaan? ‘Ook na je studie kun je nog werkervaring opdoen door stage te lopen. Dit kan ook helpen om beter uit te zoeken wat voor baan je wilt, als je daar nog over twijfelt.’ Meer informatie over de praktijk van Tosca Gort is te vinden op de website www.gortcoaching.nl. Speciaal voor lezers van Spiegeloog houdt Tosca Gort een actie waarmee je nu voor € 29,- (i.p.v. € 83,-) een gesprek met een loopbaancoach kunt uitproberen. Je kunt direct een afspraak in de agenda plannen via de website: coach-praktijk-amsterdam.nl/agenda. Vermeld bij je aanmelding 'Actie Spiegeloog gesprek voor 29,-’.
maart 2012
Werk maakt sterk
Uit onderzoek blijkt dat werklozen een slechtere psychische en lichamelijke gezondheid hebben dan mensen die wel werken of studeren (Di Tella, MacCulloch & Oswald, 2001). Het is namelijk belangrijk dat iemand een vaste basis heeft vanuit waar de persoon werk kan verrichten en waaraan een gevoel van productiviteit en eigenwaarde kan worden ontleend. De duur van werkloosheid bepaalt voor een deel hoe gezond iemand psychisch en fysiek is: hoe langer iemand werkloos is, hoe slechter het gaat met zijn gezondheid. Het type persoon bepaalt ook voor een deel hoe snel de achteruitgang van de gezondheid zal zijn. Een schoolverlater kan bijvoorbeeld sneller achteruit gaan dan een persoon die ontslag genomen heeft en weer werk zoekt (McKee-Ryan, Song, Wanberg, Kinicki & Angelo, 2005).
traal deel moet uitmaken van zijn of haar leven. Bij een lage werk-rol centraliteit vindt iemand dat werk geen belangrijke positie inneemt in diens leven, hetgeen ervoor zorgt dat werkloosheid als minder erg wordt ervaren. Persoonlijke copingstrategieĂŤn zoals een dagindeling maken waarin hobbyâ&#x20AC;&#x2122;s en passies verwerkt worden, kunnen er ook voor zorgen dat iemand zich beter voelt. Dagelijks een lijstje maken waarop staat wat je die dag wil bereiken, is hier een voorbeeld van (McKee-Ryan et al., 2005).
- Jongeren zijn kwetsbaarder dan ouderen -
Gelukkig zijn er een aantal dingen die een halt toe kunnen roepen aan de achteruitgang van de psychische gezondheid en deze zelfs kunnen verbeteren. Het krijgen van complimenten zorgt er bijvoorbeeld voor dat iemand zich gewaardeerd voelt, waardoor diegene meer en beter werk zal verrichten. Naast complimenten is ook de mate waarin iemand werk belangrijk vindt van belang. Dit wordt werkrol centraliteit genoemd. Als iemand een grote werk-rol centraliteit ervaart, identificeert die persoon zich heel erg met zijn of haar werk, waarbij het een belangrijk en cen-
Jonge mensen zijn doorgaans kwetsbaarder voor de gevolgen van werkloosheid dan ouderen. Doordat ze een gevoel van zekerheid missen en minder ervaring hebben, is de kans groter dat jongeren de toekomst negatiever inzien dan ouderen, in tijden van werkloosheid. Jonge werklozen hebben een lager gevoel van eigenwaarde en hebben minder zelfvertrouwen dan oudere werklozen met dezelfde vaardigheden. Uit onderzoek blijkt ook dat schoolverlaters die werkloos zijn, depressiever en angstiger zijn dan mensen die vroeger wel werkten maar nu werkloos zijn. Ook hadden zij een hogere kans om lichte psychische klachten zoals stress en slaapproblemen te ontwikkelen. Jonge werkloze vrouwen lieten hierbij zien dat ze een minder goed psychisch welzijn hebben dan jonge werkloze mannen (Donovan & Oddy, 2007).
9 maart 2012
Tekst: Rezk Mohamed
Spiegeloog
Voor velen is werk iets wat er gewoon bij hoort. Naast het verdienen van geld is het iets wat niet als heel belangrijk wordt gezien maar toch een groot deel van je leven inneemt. Als je dan vakantie hebt, is dat de tijd om pauze te nemen en eindelijk dingen te doen die je echt graag wilt. Dit is voor de meeste mensen fijn, mits het tijdelijk is. Het niet hebben van een vaste bezigheid kan namelijk zorgen voor problemen met de gezondheid. Problemen die werklozen maar al te goed kennen.
Werkloosheid kan echter ook een aantal voordelen met zich meebrengen. Zo heeft een werkloze doorgaans meer tijd om dingen te doen waar hij of zij zin in heeft waarbij er meer tijd en energie gestoken kan worden in het sociaal leven. Maar deze voordelen zorgen er niet voor dat de achteruitgang van de psychische gezondheid wordt tegengehouden. Zolang een persoon niet voelt dat hij of zij productief werk verricht, zal de psychische gezondheid verslechteren, hetgeen de kans op ziektes zoals depressie vergroot (Nordenmark, 1999).
Spiegeloog
10
Op landelijk niveau zijn er een aantal interessante ontdekkingen gedaan. Zo zorgde een verhoging van het landelijk aantal werklozen, niet voor een daling van het gemiddelde niveau van subjectief welzijn (Böckerman & Ilmakunnas, 2006). Met andere woorden: een stijging in het aantal werklozen zorgde niet voor een daling in de mate van nationaal subjectief welzijn. Als iemand persoonlijk te maken krijgt met werkloosheid terwijl diegene wel wil werken, dan verlaagt dit de tevredenheid met zijn of haar leven (Clark & Oswald, 1994). Echter, dit heeft geen effect op hoe gelukkig een persoon zijn of haar leven ervaart. Er werd ook een onderzoek gedaan waarbij men zichzelf een geluksscore moest toekennen. Het interessante is dat als men zichzelf een lage geluksscore toekende, werkloosheid daar wel effect op had. Werkloosheid had echter totaal geen effect bij een hoge geluksscore. Dit betekent dat als iemand zich gelukkig voelt, er blijkbaar bepaalde factoren zijn die iemand enigszins kunnen beschermen tegen de negatieve effecten van werkloosheid (Böckerman & Ilkunnas, 2006).
Al met al kan gesteld worden dat werklozen een slechtere psychische en lichamelijke gezondheid hebben dan mensen die werken. Jongeren hebben hier meer moeite mee dan ouderen met dezelfde vaardigheden en werkzaamheden. Uiteindelijk zijn verschillende factoren zoals het type persoon, de copingstrategieën die iemand gebruikt en het werkverleden bepalend voor hoe erg iemand het vindt dat hij of zij werkloos is. <<
Bronnen - Böckerman, P., & Ilmakunnas, P. (2006). Elusive Effects of Unemployment on Happiness. Social Indicators Research, 79, 159169. - Clark, A., & Oswald, A. (1994). Unhappiness and Unemployment. The Economic Journal, 104, 648-659. - Di Tella, R., MacCulloch, R., & Oswald, A. (2001). Preferences over Inflation and Unemployment: Evidence from Surveys of Happiness. The American Economic Review, 91, 335-341. - Donovan, A., & Oddy, M. (2007). Psychological aspects of unemployment: an investigation into the emotional and social adjustment of school leavers. Journal of Adolescence, 5, 15-30. - McKee-Ryan, F., Song, Z., Wanberg, C., Kinicki, R., & Angelo J. (2005). Psychological and Physical Well-Being During Unemployment: A Meta-Analytic Study. Journal of Applied Psychology, 90, 53-76. - Nordenmark, M. (1999). Unemployment, Employment Commitment and Well-being: The Psychosocial Meaning of (Un)employment among Women and Men. Doctoral theses at the Department of Sociology, 10, 1104-2508.
maart 2012
Op Kamers Tekst & Foto's: Tessa Velthuis
Kamer: D 4.01 Bewoner: Drs. Hillie Aaldering Hillie Aaldering doet promotieonderzoek bij de afdeling Arbeids- en Organisatiepsychologie. Haar onderzoek gaat over onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van groepen, en de rol van de achterban in het onderhandelingsproces en de onderhandelingsuitkomst. Ze deelt haar kamer sinds de verhuizing naar de Diamantbeurs met Özüm Saygi, Marieke Roskes en Daniël Sligte.
Thee, ontbijtkoek en mandarijnen
‘Ik ontbijt altijd met één ontbijtkoek en een kop thee. We drinken heel veel thee, zeker meer dan een liter per dag. Vaker dan eens per uur doet een van de kamerbewoners een refill-ronde. Als mijn grote kop aan de beurt is, is er daarna nog maar heel weinig over voor de anderen... Deze kop was eerst van Bram, die ruim een jaar geleden is gestopt met zijn promotieonderzoek. Zijn oude kamergenootjes hebben mij toen deze kop gegeven- ze vonden hem wel bij me passen omdat ik van katten houd. Of ik hem mooi vind? Mooi, mooi, wat is mooi… Het is voornamelijk gewoon fijn dat ie zo groot is. Mandarijnen zijn ook altijd aanwezig in onze kamer, het hele jaar door. Alleen oktober en november waren moeilijke maanden, want toen was er een mandarijnentekort. Ze waren tijdelijk niet meer lekker, we moesten het doen met plakkerige groene van de AH.’
Kleurplaat
‘Tijdens een overleg met mijn promotor kwam deze ongebruikte kleurplaat van zijn dochter tussen een stapel papieren vandaan, die hij aan mij gaf. We hebben hem op onze kamer opgehangen omdat onze toenmalige kamergenoot Tim promotieonderzoek deed naar similarity-attraction en het leek ons grappig om onszelf terug te zien in de figuren. Het slaat natuurlijk nergens op, maar het waren er mooi vier. Femke is stoer, Özüm heeft krullen, ikzelf houd van katten. En tja, dan bleef Tim over. De kleurplaat hoeft wat mij betreft niet ingekleurd, dat zou alleen maar afleiden van de boodschap. Hij is goed zo.’
11 maart 2012
'Inma is de naam van een geliefde ex-kamergenoot die een tijdelijke postdocpositie had aan de UvA. Ze heeft nu een goede baan als assistent professor in Spanje. We missen haar en daarom is dit ‘haar’ boom. Zo leeft ze toch nog een beetje voort. De boom was van een collega die hem lelijk vond en die hem daarom weg wilde gooien. Nou is het inderdaad niet echt een mooi ding, en we zouden hem ook wel iets vaker water mogen geven. Toen Inma jarig was postten we op haar Facebook 'we geven de boom een dikke knuffel’. Of we schrijven soms gewoon dat het goed gaat met de boom. In de boom hangen ‘wensservetjes’ – een idee van Özüm. Je doet een wens, knoopt een servetje in de boom, en dan komt je wens uit. Van mijn twee wensen die ik in de boom heb gehangen, is er een uitgekomen.’
Spiegeloog
Inma-boom
..
Client bekent Max (32) kreeg in de zomer van 2009 een burn-out. Hij werkte toen als producent in de televisiewereld. Na succesvolle therapie is Max er weer helemaal bovenop en kan hij oprecht zeggen dat zijn burn-out een van de beste dingen is die hem is overkomen.
Tekst: Tessa Velthuis
Spiegeloog
12 maart 2012
Hoe zag jouw leven eruit voordat je een burn-out kreeg? ‘Na heel veel onbetaalde projecten die ook nog eens weinig erkenning opleverden, kreeg ik een baan in de televisiewereld. Eindelijk, na zoveel jaar, had ik een échte, volwassen baan. Het voelde als een kans om te bewijzen wat ik in huis had. Ik wilde niets liever. Alleen had ik op dat moment een relatie met een meisje dat verwachtte dat ik ‘s avonds om zes uur thuis zou zijn. Dat vond ik heel moeilijk, want ik wilde binnen dat bedrijf laten zien wat ik kon. Als je jezelf wilt bewijzen, dan moet je ook een keer om zeven uur thuis zijn, en ook een keer om acht uur. Je moet de dingen die je wilt doen af kunnen krijgen, en dat gaat in de televisiewereld alleen wanneer je ietsje meer werkt dan dat je eigenlijk contractueel zou moeten.’
En dat ging goed? ‘Dat ging heel goed, ik had nergens last van. Toen werd ik verliefd en kreeg ik een kortstondige relatie. Dat ging uit en daar had ik best veel verdriet van. Om afleiding te zoeken ging ik nog een beetje harder werken dan ik al deed. Dat vond ik toen prettig; gewoon lekker hard werken, geen vakantie opnemen, doorgaan. Op een gegeven moment werd de afdeling groter en gingen we meer programma’s maken. Er kwam een tweede, meer ervaren producent bij. Die producent kwam van een heel groot programma en hij was eigenlijk nog niet klaar om over te stappen naar een volgend project. Hij had rust nodig, maar kwam in plaats daarvan terecht op onze afdeling, waar de werkdruk hoog was en waar veel negativiteit heerste. Het was te zwaar voor hem; hij kreeg een burn-out.’
Dus je wilde graag langer doorwerken, maar je relatie beperkte je daarin? ‘Ja, maar die relatie ging uit en toen zat er geen rem meer op hoe hard ik kon werken. In het begin viel het allemaal nog wel mee, want ik behoorde tot een team dus ik deed dingen met meerdere mensen. Maar op een gegeven moment was ik dat zat en wilde ik meer. Ik wilde doorgroeien en leren. Dus toen ik hoorde dat er intern een andere functie beschikbaar kwam, solliciteerde ik daarop. Ik kreeg de baan en voordat ik het wist zat ik samen met een eindredacteur zes dagen per week aan een programma te werken, omdat het niet anders kon. Dat programma moest met heel weinig middelen gemaakt worden en ik had niemand direct boven me.’
Wat betekende dat voor jou? ‘De werkdruk en de stress namen toe. En mijn prestatiedrang ook. Die collega was een soort van buffer geweest; totdat hij wegging kon ik op mijn eigen niveau functioneren, daarna moest ik van mezelf op een hoger niveau gaan functioneren om te compenseren voor zijn vertrek. Ik ging harder werken, in plaats van aan te geven dat ik onmogelijk het werk kon doen van twee mensen, waarvan de een ook nog eens veel meer ervaring had dan ik. In het begin ging ik harder werken omdat ik het leuk vond, omdat ik mezelf wilde bewijzen. Op een gegeven ogenblik zei ik te weinig nee en haalde ik mezelf daardoor nog meer werk op de hals. En uiteindelijk was ik alleen nog maar hard aan het werken, omdat ik steeds verder
Hoe zou jij het principe van een burn-out uitleggen aan iemand die het nooit gehad heeft? ‘In therapie werd het me als volgt uitgelegd: je bent een balletje en in dat balletje zit een kern. Wat er gebeurt als je normaal werkt, is dat het laagje energie om die kern een klein beetje slinkt en als je ‘s avonds naar bed gaat groeit het weer terug tot het oorspronkelijke niveau. Doordeweeks krimpt het misschien iets verder dan dat het teruggroeit, maar in het weekend groeit het weer terug tot een volledig balletje. Op het moment dat je structureel over je grenzen heen gaat, krimpt dat balletje steeds verder omdat het niet de kans krijgt om voldoende aan te groeien. Je wordt dus een steeds kleiner balletje en je verbruikt al je reserves, totdat je op je kern zit. Als je laagje energie tot op de kern gekrompen is, dan kun je niks meer. Dan kom je thuis en val je om. Het balletje groeit wel een beetje bij als je slaapt, maar de volgende dag slinkt het weer helemaal tot die kern. Je wordt geen enkel moment meer een normaal groot balletje, je groeit alleen net genoeg aan om weer één dag verder te kunnen. Totdat het moment komt dat zelfs dat niet meer lukt. Dat is het moment dat je gaat zitten en niet meer opstaat.’
- Waarom heb ik niet gedacht: pff, het is maar werk -
Wat waren jouw meest extreme werktijden? ‘Het ging natuurlijk geleidelijk, maar het meest extreme was dat ik voor negenen aanwezig was en dan hoopte dat ik de laatste trein van kwart over elf zou halen, omdat ik anders niet meer thuis kon komen. Voor sommige projecten werkte ik zelfs door in het weekend. Ik kan me een project herinneren waarvoor ik van donderdag tot en met zondag zestien uur per dag werkte op locatie. En op maandag ruimde ik op, en ging ik weer verder. Dat hakt er in, zeker aangezien ik daarvoor al een ander zwaar project had gedaan.’ Hoe kijk je daar nu op terug? ‘Dat bewuste project was niet erg om te doen, want het was een leuke klus en ik haalde veel voldoening uit het feit dat we iets moois aan het neerzetten waren. Maar eigenlijk heeft een mens na zo’n project gewoon twee of drie dagen rust nodig om goed te herstellen. En niet alleen rust van dat je thuis bent, maar ook rust in je hoofd. Je moet de kans krijgen je op te laden, in plaats van steeds te denken: ik moet dit project nog doen en dat project nog doen. Op zich heb ik geen moeite met overwerken; ik vind dat er een soort van marge is, net als met te snel rijden. Zolang het overwerk binnen die marge valt is het prima, maar als je daar structureel overheen gaat, is er iets mis. Dan zit je misschien niet op de goede plek, of je zit met te weinig mensen te veel werk te doen. Ook bij het bedrijf zitten er dan fouten.’
Was er voor jou inderdaad een specifiek moment dat je bent ingestort? ‘Ik was op mijn werk en ik merkte dat ik het niet meer trok, dus ik dacht: ik ga even naar het toilet, even rust. Ik voelde dat er iets aan de hand was en ik wilde niet op de werkvloer gaan huilen ofzo. Ik ging op het toilet zitten en kon niet meer opstaan. Ik heb daar een hele tijd gezeten. Ik moest ook huilen. Ik heb alleen nog een vage herinnering aan dat moment, maar ik wist dat het helemaal mis zat en ben naar huis gegaan.’ En toen? Ik heb geen idee wat ik gedaan heb toen ik thuiskwam. Die hele periode is een blur. Ik was zo vermoeid dat ik vrijwel niks heb opgeslagen in mijn geheugen. Volgens mij heb ik twee weken geslapen en me heel kut gevoeld. Die breakdown was vlak voor mijn vakantie, dus ik heb me eerst een paar weken ziek gemeld, vervolgens ben
Spiegeloog
Hebben collega’s nooit opmerkingen gemaakt zoals: ‘Goh, je bent als eerste aanwezig en je gaat als laatste weg, gaat het wel goed?’ ‘Nee, er was vrijwel geen controle. Niemand wist precies hoe vroeg ik binnenkwam en hoe laat ik vertrok. Volgens mijn contract moest ik iets meer dan zeven uur per dag werken en had ik een pauze. Dus de werknemers bij dat bedrijf beginnen gemiddeld om kwart voor tien en werken tot iets na vijven. In mijn eerste week deed ik dat ook, want dan is er nog niet zoveel te doen. Heel veel mensen gaan altijd om die tijd naar huis, want die hebben kinderen. Of ik een half uur langer werkte of vijf uur - dat zag niemand.’
Je collega ging weg met een burn-out. Wist jij toen wat het inhield? ‘Niet echt, maar ik denk ook niet dat je kunt bevatten wat het is als je het zelf nooit hebt gehad. Ik dacht altijd dat een burn-out zoiets als Pfeiffer was, dus dat je heel erg moe bent. Maar dat dekt bij lange na de lading niet, weet ik nu.’
13 maart 2012
achter kwam, omdat ik mijn deadlines niet meer haalde en het niet meer voor elkaar kreeg om mijn werk af te krijgen. Zelfs niet als ik ‘s ochtends om acht uur begon en ‘s avonds om elf uur met de laatste trein naar huis ging. En zelfs niet als ik op zaterdag en zondag ook nog werkgerelateerde dingen deed.’
ik een paar weken op vakantie gegaan en daarna ging ik, stronteigenwijs als ik ben, gewoon weer werken. Meteen toen ik terugkwam, kreeg ik te horen dat mijn contract niet verlengd werd, dus mijn laatste twee maanden daar heb ik gebruikt om lopende projecten af te ronden. Daarna had ik dus geen werk meer en besloot ik via de huisarts therapie te zoeken.’
Spiegeloog
14 maart 2012
Had je iets aan die therapie? ‘In het begin had ik totaal niet het idee dat die gesprekken iets opleverden. Dat lag niet aan die therapeut, maar aan mijn eigen terughoudendheid. In het begin erkende ik mijn probleem niet en was ik niet bereid in de therapie te investeren. Toch ging ik er mee door, gelukkig. Ik wist dat ik een probleem had, maar ik weigerde het te accepteren en eraan te werken. Ik vertelde van alles in die therapie, het gesprek werd wel gaande gehouden, maar ik vertelde niet de dingen waar het eigenlijk om draaide. Op een gegeven moment had ik voor mezelf besloten dat ik nog één sessie zou doen en als dat niks zou worden, dan zou ik tegen die therapeut zeggen ‘Sorry, maar ik denk dat het ‘m niet wordt, laten we er mee stoppen’. Maar precies in die sessie ging ik door de barrière heen die ik zelf had opgebouwd. Ik liet mijn ontkenning van het probleem varen. Het duurde vrij lang voordat ik dit kon. Ineens zag ik in dat het probleem veel dieper zat dan puur op werkniveau. In allerlei aspecten van mijn leven pakte ik dingen op dezelfde, verkeerde manier aan. Ik kwam tot de conclusie dat ik heel veel moeite had met nee zeggen; binnen de context van mijn werk, maar bijvoorbeeld ook in sociale interacties. Als je geen nee kunt zeggen, dan ga je op meerdere vlakken continu over je grenzen heen. Als je dat tot in het extreme doorvoert, dan ga je stuk. En dat gebeurde dus bij mij. Ik denk dat het niet respecteren van mijn grenzen de basis van het probleem was, geholpen door het feit dat de kans op werk tegenwoordig beperkt is en nog wat andere sociale factoren. Als je die dingen combineert, dan ligt daar een heel mooie blauwdruk om helemaal stuk te gaan.’
maal negeert. Je maakt jezélf gek, het is niet je baas of de maatschappij die dat doet. Veel mensen die een burn-out hebben gehad kijken terug op die tijd en denken: wie is die persoon die het zover heeft laten komen?’ Denk jij dat nu ook? ‘Ja, ik denk als ik nu terugkijk ook: wie is dat? Waarom heeft die persoon dit zo gedaan? Waarom heb ik geen grenzen gesteld? Waarom heb ik niet vaker nee gezegd, waarom heb ik niet gedacht: pff, het is maar werk!’ Denk je dat het je nog een keer zou kunnen overkomen? ‘Ik weet dat het me nog een keer zou kunnen overkomen, omdat ik qua persoonlijkheid niet ben veranderd. Maar ik heb er wel wat van geleerd. Persoonlijk denk ik dat de burnout een van de beste dingen is die me is overkomen, raar genoeg. Als het je op je dertigste overkomt, in plaats van op je 55ste, dan kún je er namelijk iets mee en heb je een heel waardevolle les geleerd. Als je op je 55ste een burnout krijgt, heb je je je hele leven naar de klote gewerkt. En als je dan opeens helemaal stukgaat kun je bijna niet meer terugkomen in het arbeidsproces, omdat je geen werk meer krijgt en omdat het veel langer duurt om te herstellen. Dus wat dat betreft denk ik dat het heel voordelig is dat het me op dit moment in mijn leven is overkomen. Ik ben er op een heleboel vlakken wijzer van geworden en ik heb geleerd waar mijn grenzen liggen. En als je je grenzen kent, dan weet je wat je kunt en wilt. En dan heb je een goede buffer om dingen tegen te gaan.’
- Ik ging op het toilet zitten en kon niet meer opstaan -
Hoe groot is die rol van de maatschappij volgens jou? ‘We leven in een maatschappij met een relatief hoge werkloosheid, waarin iedereen ambitieus is. Maar toch denk ik dat het zwaartepunt echt in je persoonlijkheid ligt. Er zijn externe omstandigheden die bij kunnen dragen aan een burn-out, maar in principe doe je het jezelf aan. En er zijn genoeg waarschuwingsmomenten, die je zelf alle-
Het is misschien zwart-wit, maar zou ik kunnen zeggen dat je jezelf vroeger niet goed kende en na de burn-out een stuk beter? ‘Ik denk niet dat dat heel zwart-wit is, ik denk dat dat gewoon klopt. Ik heb mezelf inderdaad heel lange tijd niet gekend en ik ondernam ook niks om daar wat aan te veranderen. Ik kwam niet verder, omdat ik daar geen behoefte aan had om wat voor reden dan ook. Toen ik door die burn-out eenmaal door de nul ging, móést ik ineens wel over alles gaan nadenken en toen heb ik gewoon heel simpel gezegd: dit vind ik wel leuk en dit vind ik niet leuk aan mezelf. En als ik iets niet leuk of prettig vind, waarom doe ik het dan? Ik zeg veel gemakkelijker: tot hier en niet verder. Ik ben mezelf gaan definiëren en daar heb ik heel veel voordeel van.’ <<
Psychologie in Buenos Aires Wekelijks naar je therapeut voor een innerlijke check-up
Tekst: Marieke Holterman
Spiegeloog
Bij Argentinië denk je aan uitgestrekte landschappen, gaucho's, steaks… en psychologen. Blijkbaar, want psychotherapie is een zeer populair thema in de media, boekwinkels en als dagelijks gespreksonderwerp. Waar we in Nederland nog vaak huiverig zijn voor het openlijk vertellen dat we in therapie zijn, lijkt in Argentinië het tegenovergestelde aan de hand te zijn.
Sebastian (midden dertig, politicoloog): 'Veel van mijn vrienden hebben contact gehad met een psycholoog of psychiater. Meestal ging het daarbij om 'levensproblemen': ik voel me niet gelukkig in mijn werk, ik weet niet welke kant ik op wil in het leven, dat soort dingen. Maar ik heb ook een vriend die al twee keer een suïcidepoging heeft gedaan, die heeft ook contact met een psychiater op regelmatige basis.' Argentinië heeft meer psychologen beschikbaar per aantal inwoners dan waar dan ook ter wereld. Onderzoekscijfers uit 2008 vermelden dat Argentinië 145 psychologen telt per 100.000 inwoners (ter vergelijking: voor Nederland waren dat er volgens een studie van de World Health Organization 28 per 100.000 in 2005). Josephina (begin dertig, werkt voor een nietgouvernementele organisatie in Buenos Aires) kent inderdaad veel mensen die in therapie zijn geweest. 'Ik ben zelf ook vier keer in mijn leven een tijdje in therapie geweest. De eerste keer was toen ik zeventien jaar was. Ik voelde me niet zo gelukkig, gewoon onzeker zoals je dat hebt in de puberteit. Toen heb ik tegen mijn moeder gezegd dat ik eens met iemand wilde gaan praten.
De andere keer was na een relatiebreuk.' Had ze niet het gevoel dat ze met dit soort problemen bij vrienden terecht kon? Josephina vindt dat dat toch heel anders is, lachend: 'Ik zeg altijd: een psycholoog is eigenlijk beter dan een vriendin want je kunt je eigen verhaal kwijt en hoeft niet naar haar problemen te luisteren'. Gemiddeld duurde de therapie zo'n twee jaar. Alles bij elkaar is Josephina acht jaar in therapie geweest. Het ging in alle gevallen om een psychoanalytische therapievorm. 'De eerste keer zaten we gewoon tegenover elkaar. Maar het ging wel de hele tijd over je jeugd en hoe je ouders zijn. Dat vond ik wel eens irritant, want dan dacht ik: mijn jeugd was best oké, dus wat ik moet ik daar nog meer over zeggen? De laatste keer dat ik in therapie was, zijn we na een half jaar overgegaan op de traditionele analyse. Ik lag op de divan en de therapeute zat achter me.’ Een klassieke psychoanalyse duurt gemiddeld zeven jaar, het is ongebruikelijk om vooraf een einddoel of einddatum af te spreken. Hoe weet je wanneer je kunt stoppen? Josephina: 'Na een jaar of drie heb ik mezelf 'beter verklaard'. Ik denk niet dat een therapeut snel zal zeggen dat het klaar is, dus ik besloot dat op een gegeven moment gewoon zelf.'
- Een psycholoog is eigenlijk beter dan een vriendin -
maart 2012
15
Spiegeloog
16 maart 2012
Josephina praat heel open over haar ervaringen. 'We zien het bezoeken van een psycholoog niet als een taboe. Als je met dingen zit is het gewoon fijn om er met een objectieve buitenstaander over te kunnen praten. Wat de drempel eveneens verlaagt, is het feit dat therapie vergoed wordt in de basisverzekering. Uiteraard kan niet iedereen in Argentinië zich die veroorloven, maar de middenklasse heeft er vaak wel één. Dan worden de sessies ongelimiteerd vergoed. In een uitgebreid verzekeringspakket wordt plastische chirurgie trouwens ook vergoed.’ Lachend: 'Maar ik heb mijn eigen borsten nog.' Met moderne en in Europa veelgebruikte psychologische behandelmethoden, zoals cognitieve gedragstherapie, is Josephina niet bekend. 'Alles is hier meer psychodynamisch georiënteerd, gericht op het verleden, je jeugd... Ik weet eigenlijk niet waarom dat zo is.’
op ieder moment stopzetten om het op een later tijdstip weer op te pakken. 'We zijn immers nooit klaar met onze persoonlijke ontwikkeling,’ vertelt ze, 'en daarom heeft het dus ook geen zin om tegen een cliënt te zeggen hoe lang een behandeling gaat duren, of om specifieke doelen te stellen.'
Sophia (31), zelf psycholoog met een eigen praktijk, heeft wel een idee: 'We houden ervan om terug te kijken! En te reflecteren. Ik denk dat het voor Argentijnen heel belangrijk is om zich bewust te zijn van hun geschiedenis. Om niet te vergeten wat er is gebeurd tijdens de dictatuur. We hebben zware tijden gekend met militaire coups, ontvoeringen van vele onschuldige mensen, angst. Ik denk dat we door te herinneren willen voorkomen dat het opnieuw gebeurt. En daarnaast helpt terugkijken om te begrijpen hoe onze huidige samenleving en cultuur in elkaar steekt.' Dat geldt volgens Sophia eveneens op individueel niveau: zij geeft aan dat naar de psycholoog gaan iets is wat er in Argentinië gewoon bij hoort. De huidige populariteit van psychotherapie kan niet worden afgedaan als modeverschijnsel, maar komt voort uit een reeds lang bestaande traditie. Sinds de oprichting van de Psychoanalytic Association Argentina in 1942, steeg het aantal psychologen gestaag. Tussen 1974 en 1985 verviervoudigde de beroepsgroep zelfs van 5.500 naar 20.100 geregistreerde psychotherapeuten.
Ook Pablo (35 jaar, gids voor toeristen in Patagonië) zoekt de verklaring voor het feit dat zoveel mensen in therapie zijn in de geschiedenis van het land en het gebrek aan ‘Argentijnse identiteit’. 'We hebben als volk natuurlijk veel meegemaakt: ten gevolge van el proceso en de Falklandoorlog zijn veel mensen getraumatiseerd. En recentelijk de economische crises waardoor mensen in één klap al hun geld en vertrouwen in de staat kwijtraakten. Al met al genoeg redenen om in therapie te gaan.’ Maar als belangrijkste verklaring noemt Pablo eveneens de ‘identiteitscrisis’ van zijn land. ‘We beschouwen onszelf als ‘duidelijk anders’ dan de rest van Zuid-Amerika. Omdat onze voorvaderen uit Europa kwamen voelen velen van ons zich sterk verbonden met Europa en, in mindere mate, met de VS. We cultiveren dit ook erg: we scheppen graag op over onze Italiaanse of Spaanse roots: je ziet het terug in de muziek, het eten en de taal. De meest gebruikte afscheidsgroet in Argentinië is ciao. Aan de andere kant zijn we natuurlijk geen Europeanen en maakt die zucht naar verbintenis met het oude emigratieland ook dat er minder ruimte is voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijke Argentijnse identiteit.' Volgens Pablo is die er eigenlijk niet: 'Vraag drie Argentijnen om hun mening over wat belangrijk is voor dit land en iedereen roept wat anders. We denken alleen in kortetermijnoplossingen, want alles is over vijf jaar toch weer anders. Dat laat de historie ook telkens weer zien. Tel daarbij de vaak wisselende politieke koers en de corruptie die hoogtij viert en je begrijpt dat Argentijnen weinig vertrouwen hebben in het land en dat het hen aan een wij-gevoel ontbreekt. Dat maakt
Een andere veelgehoorde verklaring voor de massale gang naar de psycholoog is het gebrek aan Argentijnse identiteit. Miguel Tollo, voormalig president van de Argentina Psychology Association, beschreef Argentinië ooit als een 'boom zonder wortels en zonder een gemeenschappelijke bestemming'. De oorzaak lag volgens Tollo in de emigratiegeschiedenis. De grondleggers van Argentinië bestonden uit een mix van Europese migranten die allen hun eigen sociaal-culturele geschiedenis en gewoonten meebrachten en deze bleven koesteren.
- Er is geen gemeenschappelijke Argentijnse identiteit -
'Mensen willen zichzelf beter leren kennen en begrijpen en gaan daarom in analyse', legt Sophia uit. Dit geldt ook voor mijzelf. Juist omdat ik zelf psycholoog ben, vind ik het belangrijk om in analyse te gaan. Dat heeft Freud immers ook voorgeschreven.' Sophia is een aantal keer begonnen met een analyse. Als ze op reis ging of geen geld meer had om voor de therapie te betalen, laste ze een pauze in. Volgens Sophia gebeurt dit veel; er zit geen officieel ‘einde’ aan een psychoanalyse en je kunt de therapie
dat we ook op individueel niveau nogal zoekende zijn'. Die zoekende geest wordt echter niet als probleem gezien, maar eerder als prettige aanleiding om te investeren in persoonlijke groei. Adriana (46 jaar, makelaar) verwoordt het als volgt: 'Het is hier in ArgentiniĂŤ iets heel gewoons. Zoals je naar de sportschool gaat, ga je ook wekelijks naar je therapeut. Soms jaren achtereen. Het is een soort innerlijke schoonmaakbeurt die door velen noodzakelijk wordt geacht om gezond en goed in je vel te zitten'. Zelf is ze drie keer in haar leven in behandeling geweest bij een psycholoog vanwege relationele problemen, waarvan een keer in een groep voor gescheiden vrouwen. Enthousiast laat ze de Spaanse versie van het klassieke Amerikaanse zelfhulpboek Als hij maar gelukkig is zien, dat werd gebruikt als leidraad in de groep. Het heeft haar zeker geholpen, vertelt ze.
Voor een Argentijn is de gang naar de psycholoog dus geen taboe. Integendeel: het hebben van een psycholoog is als een onmisbare gadget. Ieder zichzelf respecterend individu gaat op zijn minst eenmaal in zijn leven in therapie, wil hij niet het risico lopen versleten te worden voor oppervlakkig en onwetend. Bovendien spreekt hij er zonder gĂŞne over. Daar worden wij met onze befaamde Nederlandse openheid dan toch weer beetje stil van... << Marieke Holterman is afgestudeerd aan de UvA, ze is nu werkzaam als psycholoog in een tweedelijns GGZ-instelling.
Bronnen - eigen interviews met Argentijnen, 2011 - Mental Health Atlas, 2005 - onderzoek Modesto Alonso and Paula Gago, 2008 - studie World Health Organization, 2005
Oud-redactieleden blikken terug Spiegeloog kent een lange geschiedenis: volgend jaar bestaan we veertig jaar! Vele redactieleden passeerden in die jaren de revue. Sommigen werken nog op de UvA zoals Sharon Klinkenberg en Han van der Maas, sommigen schrijven nu boeken of werken in de journalistiek. Spiegeloog dook de archieven in en benaderde een aantal redactieleden met de vraag: Hoe is jouw carrière verlopen, en heeft Spiegeloog daar een rol in gespeeld? Tekst: Hans Beerekamp, Richard de Nooy en Steven Pont
Spiegeloog
18
Hans Beerekamp is sinds 1979 redacteur van NRC Handelsblad, vanaf 2003 als televisie- en mediarecensent. Hij schreef van 1973 tot 1982 voor Spiegeloog en was de eerste betaalde hoofdredacteur.
maart 2012
Carrière Schmarrière… Met de wetenschap van nu was mijn eerste betaalde baan, als hoofdredacteur van Spiegeloog, een beslissende stap in mijn journalistieke carrière. Alleen noemden we het toen niet zo: ‘carrière’ was beslist een vies woord. Je deed alleen dingen omdat je ze belangrijk, ‘relevant’ of leuk vond, en niet om er geld mee te verdienen. En verder vooruitkijken dan een paar jaar, was ook erg burgerlijk. Nu was ik verwend: ik werd altijd voor leuke werkjes gevraagd. Als ik er eens over nadenk, dan heb ik geloof ik nog nooit in mijn leven gesolliciteerd. Dat kan geluk zijn geweest, of een uitstekend netwerk, maar ik denk zelf nog steeds dat als je iets heel goed en met plezier en grote inzet doet, dat vroeg of laat vanzelf opgemerkt en beloond zal worden.
De eerste twee nummers van Spiegeloog werden gemaakt door Peter Utrecht, die op de rand van studievereniging VSPA opereerde. Hij vond dat in die studeerfabriek aan het Weesperplein te weinig sociale cohesie bestond en dat een subfaculteitsblad als smeerolie kon dienen. Het initiatief werd snel omarmd door de ASVA-afdeling psychologie, het zogeheten Open ASVA Werk Komitee (OAWK). Dat was een marxistisch georiënteerde vakbondscel, die vond dat 99 procent van de betrokkenen bij een universiteit uitgebuit werden door de bovenste procent van de samenleving (Shell, derde geldstromen, het Amerikaanse monopoliekapitalisme, dat soort werk). Ik hoorde bij die club en werd geacht het best te kunnen schrijven. Dus werd er een plan gemaakt om de subfaculteit te laten betalen voor de exploitatie van het blad en werd ik naar voren geschoven als hoofdredacteur, die niet ongevoelig zou zijn voor het bij gelegenheid plaatsen van actieoproepen.
- Carrière was een vies woord -
Tot mijn niet geringe verbazing hing aan de verantwoordelijkheid voor Spiegeloog een loonbriefje. Ik had nog geen kandidaatsexamen gedaan, maar kon desondanks voor de helft van de tijd als student-assistent worden aangesteld. Ik weet niet meer hoeveel ik verdiende, maar het was een voor die tijd belachelijk hoog bedrag, misschien wel driehonderd of vierhonderd euro. Het schrijven, organiseren en redigeren deed ik voornamelijk thuis. Tien keer per jaar trokken vormgevers JeanPaul Birkhoff en Jan Willem de Groot zich een weekend lang met mij terug op een zolderkamer met bier en pizza’s. Daar plakten we de teksten op offsetvellen, bedachten de koppen en plaatsten die met wrijfletters op horizontale papierstroken. Alles werd waterpas gemaakt en maandagochtend ingeleverd bij de drukker.
Ik zal haar naam niet noemen, want ik denk dat haar trauma tot op de dag van vandaag nog groter is dan het mijne. De eerste dag zat ze me op te wachten, achter de rode IBM. Ze droeg in mijn herinnering een wollen jurk en een armband met grote kralen, had de armen over elkaar geslagen en vroeg wat ze moest doen. Ik was een hippie met woeste baard en anarchistische inslag. Van leidinggeven had ik geen verstand en delegeren lag evenmin in mijn aard. Ik raakte in paniek, zij kon alleen nog maar huilen. Om eerlijk te zijn: ik heb sindsdien nooit meer een secretaresse gehad en doe, zoals de meeste journalisten, bijna alle administratieve en verzorgende klussen zelf. Ik herinner me het maken van Spiegeloog vooral als een leuk werkje, iets van jongens onder elkaar. Het blad had inderdaad een bindende rol in die roerige jaren. Op zeker moment werd het gezag van de ASVA uitgedaagd, doordat zich bij de subfaculteitraadsverkiezingen een ‘rechtse’ (lees: sociaal-democratische) tegenlijst aandiende, onder de aan een boekje van Jan Blokker ontleende naam Ben ik eigenlijk wel links genoeg?. Spiegeloog versloeg de verkiezingsstrijd en organiseerde een uitslagenavond, die ik mocht presenteren. Ik moet er nog steeds aan denken als ik de tegenkandidaten van toen (Guusje ter Horst, tbs-psycholoog Ernst Ameling, Martijn den Uyl) in
- Sinds mijn dertiende leidde ik een geheim driedubbelleven -
Maar op een gegeven moment bedacht Benno Ruland, de beheerder van de subfaculteit die ons altijd welgezind was geweest, dat het tijd was om een beetje te professionali-
19
seren. We kregen een kamertje in de ‘doodskist’ aan het Weesperplein en een parttime secretaresse. Die zou voortaan ook alle teksten intypen, met een elektrische IBM typemachine, die voor verschillende lettertypes verwisselbare bolletjes had.
maart 2012
Ik moet misschien eerst even uitleggen hoe mijn dagen er toen ongeveer uitzagen. In de ochtend sliep ik, de middagen waren voor boodschappen doen, kranten lezen en een beetje studeren. Tegen de avond werd het pas echt druk, met concurrerende bezigheden zoals vergaderen, naar het café gaan, bioscoopbezoek en sociale verplichtingen. Werkelijk belangrijke zaken deed je ’s nachts: studeren voor een tentamen, praten over het leven en de wereld, filmencyclopedieën van voor naar achter lezen, een subfaculteitsblad maken.
Spiegeloog
Hans Beerekamp, Foto: Janine Prins
Spiegeloog
20
de media langs zie komen. In mijn herinnering haalden ze een of twee zetels, maar scoorde de ASVA een overwinning met Oost-Europese cijfers. Maar dat kan vertekening zijn…
Richard de Nooy is schrijver. Momenteel werkt hij aan de Nederlandse versie van zijn derde roman (werktitel: Zendingsdrang) die in het najaar zal uitkomen. Ook is hij vertaler en blogger. Hij is van 1989 tot 1993 bij de Spiegeloog betrokken geweest.
Na mijn kandidaats stroomde ik door naar een echt kandidaatsassistentschap, bij Co van Calcar op het Research Instituut voor Toegepaste Psychologie (RITP). Hoe we daar het basisonderwijs ‘toegankelijker’ probeerden te maken, met vaak desastreuze gevolgen, dat is weer een andere bekentenisroman.
Een dure inburgeringscursus
maart 2012
Intussen had ik meegedaan aan een filmquiz op televisie (Voor een briefkaart op de eerste rang) en was uit de kast gekomen als cinefiel, want in feite leidde ik sinds mijn dertiende een geheim driedubbelleven: voor film, politiek en wetenschap (in die volgorde). Het leidde tot een onbetaalde stage als filmrecensent van Volksdagblad De Waarheid en anderhalf jaar later tot een medewerkerschap bij de filmredactie van NRC Handelsblad, steeds zonder er zelf actief naar te hebben gestreefd. Diploma’s hadden nog vrij weinig betekenis, en toen ik op mijn 26ste een aanstelling kreeg als filmredacteur bij NRC Handelsblad besloot ik dat doctoraal maar te laten zitten. De enige die zeurde dat het voor mijn carrière wel eens onverstandig kon zijn om alle wetenschappelijke schepen achter mij te verbranden, was mijn moeder. Spijt heb ik er nog steeds niet van.
Spiegeloog heeft een bijzondere rol in mijn leven gespeeld. Ik heb in Zuid-Afrika journalistiek gestudeerd en ben in 1986 vertrokken omdat ik daar in militaire dienst moest onder het apartheidsregime. Toen ik in Nederland aankwam was ik twintig, sprak ik slecht Nederlands en schreef ik eigenlijk alleen maar in het Engels. De studie psychologie was voor mij een soort inburgeringscursus – heel intensief en kostbaar – maar ook een kans om een Nederlandse bul te halen, want niemand in Nederland leek te begrijpen wat mijn Zuid-Afrikaanse bachelor waard was. Nadat ik mijn propedeuse haalde, stuurde ik een aantal striptekeningen naar de Spiegeloog, want tekenen deed ik er altijd naast. Ik werd uitgenodigd op de redactie (een grote eer, vond ik) en kreeg daar te horen dat ik ook stukken in het Engels mocht schrijven. Samen met oudhoofdredacteur en goede vriend Martin Broekhuis heb ik in de daaropvolgende jaren vele uren doorgebracht in het redactielokaal, waardoor ik echt alle aspecten van het productieproces heb leren kennen en bovendien Nederlands heb leren schrijven. Dat laatste gaat nog steeds niet helemaal foutloos, maar gelukkig heb ik een heel goede redactrice bij Nijgh & Van Ditmar (ik drop effe wat names).
- Spiegeloog brandt als een warm vuurtje in mijn hart -
Ik kwam in de media steeds meer mensen tegen uit mijn studententijd, de linkse babyboomers die de wereld hadden willen veranderen en ontdekt hadden dat de media daar misschien de beste plek voor waren. Maar het waren ook stuk voor stuk goede journalisten, gerespecteerd in hun specialisme: buitenlandverslaggever Paul Brill, het politicologenpaar Max van Weezel en Anet Bleich, de neerlandica Elsbeth Etty, op wie de hele ASVA-beleidsraad verliefd was. Ik weet zeker dat bij geen van ons ooit de gedachte is opgekomen dat we met een carrière bezig waren. <<
Aan het eind van mijn studie was het duidelijk dat ik schrijven en bladen maken het allerleukst vond. Ik besloot mijn carrière als romanschrijver te financieren met vertaalwerk, maar ik heb ook DTP-werk (desktoppublishing, red.) gedaan en strips getekend. Ik schreef toen nog steeds vooral in het Engels. Mijn eerste roman is dan ook eerst in het Engels uitgekomen in Zuid-Afrika en pas daarna in Nederlandse vertaling. Ik heb vervolgens een beurs van het Nederlands
Richard de Nooy, Foto: Chris van Houts
Letterenfonds gekregen om mijn tweede roman eerst in het Nederlands te schrijven. Daarna heb ik de roman vertaald en herschreven in het Engels. Die is eind 2011 in ZuidAfrika uitgekomen. Ik ben nu met de derde bezig. Kortom, de Spiegeloog en de vrienden die ik daar heb ontmoet hebben een zeer belangrijke rol gespeeld in het maken van de juiste keuzes. Daarom zal dit blad altijd als een warm vuurtje branden in een hoekje van mijn hart. <<
Steven Pont is ontwikkelingspsycholoog en systeemtherapeut en schrijft wekelijks een column over kinderen in het Parool en het AD. Hij studeerde in 1992 af aan de UvA. Als je de bal wilt krijgen, moet je zorgen dat je in het veld staat. Dat klinkt simpel, maar dat is het niet. Er is namelijk helemaal geen garantie dat je de bal krijgt als je in het veld staat. Er is alleen de garantie dat je hem niet krijgt als je er niet staat.
Je moet dus in het veld staan. Maar hoe doe je dat? Het antwoord lijkt wederom simpel: door activiteiten te ontplooien waardoor mensen zien dat je in het veld staat. Zo werkte ik tijdens mijn studie voor het Kinderkookkafé, was ik trainer van een jeugdtennisteam en werkte ik in een speeltuin. Ik wilde met kinderen werken en liet zien dat ik er was. Met andere woorden; ik stond in het veld. Ook schreef ik in die tijd al graag. Dus meldde ik me aan bij de Spiegeloog. Daar schreef ik mijn eerste columns. Maar daar bleef het niet bij. Jaren later schreef ik een opiniestuk voor de Volkskrant. De redactie wilde het niet plaatsen. Ik belde ze op en vertelde dat ze de boodschap van het stuk niet helemaal te pakken hadden. Ze waren het eigenlijk wel met me eens en plaatsten het alsnog. De nieuwe hoofdredacteur van het Parool, Barbara van Beukering, las het, belde me op en bood me aan om een column te schrijven. Als ik me door de Volkskrant ‘uit het veld had laten slaan’, was ik nu geen columnist geweest. Dat had ik erg jammer gevonden, want ik schrijf die wekelijkse column met heel veel
maart 2012
21
Steven Pont
Spiegeloog
22
plezier en inzet. Ik heb net een boek geschreven, dat Mensenkinderen! heet. Het gaat over de zeventien belangrijkste ontwikkelingsgebieden van kinderen tussen nul en vier jaar oud. Nu sta ik dus in dat veld en ben ik sinds kort met een televisieproducent bezig om een programma over de ontwikkeling van jonge kinderen te maken. Toeval? Of misschien omdat ik in het veld sta?
Ik weet niet wat voor carrière je voor jezelf weggelegd ziet. En ik weet ook niet hoe je die moet bereiken. Ik weet alleen dat je op je eigen gebied een veld moet zoeken waar mensen elkaar de bal toespelen. En daar moet je in gaan staan. En dan hoop ik van harte voor je dat je hem op een goed moment krijgt. Gewoon, omdat je door je eigen activiteiten â&#x20AC;&#x2DC;toevalligâ&#x20AC;&#x2122; op de goede plek staat. << Voor meer informatie over Mensenkinderen!, ga naar www.mensenkinderenboek.nl
maart 2012
Workshops en Trainingen Verzorgd door het Trainingscentrum Studenten Services UvA
Studeren aan de universiteit betekent vaak dat je je door grote stapels boeken, verslagen en syllabi heen moet werken. Omgaan met dergelijke grote hoeveelheden informatie is niet voor elke student even makkelijk. Studenten die moeite hebben met het verwerken van grote hoeveelheden informatie, kunnen de workshop De stapel te lijf - studievaardigheden volgen.
Data en tijd Zes bijeenkomsten op vrijdag van 14.00-15.30 uur op 16, 23 en 30 maart, 6, 13 en 20 april . Kosten Deelname aan de training is gratis. Voor meer informatie en aanmelden kijk op: www.student.uva.nl/a-z/workshops.cfm
Hanteren van studiestress Stress en spanning tijdens het studeren of het doen van tentamens is nodig om te komen tot de prestaties die bij een studie van je verwacht worden. De spanning kan echter zo hoog oplopen dat het je studie negatief beïnvloedt. Zo kun je erg opzien tegen het studeren en het doen van tentamens, van alles verzinnen om het niet meer te ‘hoeven’ doen of juist alles tot op de letter in je hoofd willen krijgen. Vaak overheerst de gedachte dat het niet zal lukken. De training biedt: • inzicht krijgen in gedachten en opvattingen die je over je studie en presteren hebt en deze herformuleren • beter om leren gaan met de verhouding (in)spanning / ontspanning • aandacht voor het maken van een realistische studieplanning Data Tien bijeenkomsten op donderdag van 15.00 - 17.00 uur 22 en 29 maart, 12, 19 en 26 april. De laatste 5 data worden in overleg gepland. Kosten Deelname aan de training is gratis. Voor meer informatie en aanmelden kijk op: www.student.uva.nl/a-z/workshops.cfm
In deze workshop staan de volgende aspecten centraal: • Hoe ga je grote stapels boeken en syllabi te lijf ? • Hoe kun je de leerstof het beste benaderen? • En hoe zorg je ervoor dat wat je hebt geleerd ook blijft hangen? Datum Donderdag 12 april, van 9.30-13.00 uur. Kosten Deelname aan de training is gratis. Voor meer informatie en aanmelden kijk op: www.student.uva.nl/a-z/workshops.cfm
Sollicitatietraining Solliciteren is meer dan alleen vacatures zoeken en een brief en cv sturen. De training begint bij jezelf. Een realistisch zelfbeeld en je toekomstwensen helder krijgen zijn belangrijk om de stage of werkplek te vinden die bij je past. Vervolgens ga je aan de slag met het verkennen van je eigen arbeidsmarkt, netwerken, brief en cv schrijven en is er de gelegenheid om een sollicitatiegesprek te oefenen. Het is een intensieve training bestaande uit vier bijeenkomsten van een dagdeel en huiswerkopdrachten die circa acht uur per week vragen. Data Iedere eerste dinsdag van de maand tot en met juni 2012 van 9.30 - 13.00 uur. Kosten De training kost €50,- incl. de syllabus Sollicitatietraining. Bron: Trainingscentrum Studenten Services
23
De stapel te lijf - studievaardigheden
Het kan voorkomen dat je studie gedurende een langere periode niet helemaal soepel loopt. Misschien wil je verandering aanbrengen in je studiepatroon, maar weet je niet precies waar je moet beginnen. Professionele begeleiding en contact met andere studenten die zich in dezelfde situatie bevinden kan dan uitkomst bieden.
maart 2012
Studie op de rails
Spiegeloog
Ook aan jouw carrière heeft Spiegeloog gedacht! Onderstaande workshops en trainingen kun je volgen om je vaardigheden met betrekking tot studeren en het leren solliciteren (verder) te ontwikkelen.
Filmrecensie Tekst: Freya van der Meer
Shame
Spiegeloog
24 maart 2012
Shame is een intense film waarin je meeleeft met zakenman Brandon (Michael Fassbender) die een seksverslaving heeft. New York is de dealer en seks het verdovende middel. Brandon ziet er echter niet uit als een verslaafde; meer als een ideale schoonzoon. Hij is keurig gekleed en woont in een brandschoon appartement. Niemand anders dan de kijker ziet dat de dagen van Brandon bestaan uit het zoeken naar bevrediging door het bekijken van pornofilms en -blaadjes, zowel op het werk als thuis. Verder wordt hij regelmatig bezocht door verschillende prostituees. Brandons routine wordt verstoord door onaangekondigd bezoek van zijn zus Sissy (Carey Mulligan). Zij is de tegenpool van Brandon, als een bohemien gaat ze door het leven. Ze is een extraverte, ietwat labiele zangeres en woont overal en nergens. De enige overeenkomst die Brandon en Sissy lijken te hebben, is dat ze beiden geen sociale contacten hebben. Sissy wil koste wat het kost een deel van Brandons leven zijn, ze zijn tenslotte familie. Brandon doet zijn best maar de te lang uitblijvende bevrediging wekt ongeremde frustratie bij hem op. De aanwezigheid van Sissy werkt verstikkend; elke gelegenheid die hij kan vinden om zijn behoeften te bevredigen wordt door haar verpest. Zij verlangt naar een vorm van intimiteit waar Brandon ongemakkelijk van wordt. Vervolgens betrapt Sissy hem tijdens het masturberen in de badkamer. Brandon wordt woest. Hij zoekt steeds meer extremen op in een stad waar de mogelijkheden oneindig zijn. Brandon doet alles om zijn behoeften te kunnen bevredigen, het lijkt een aanloop naar een overdosis seks. Je wordt meegezogen in de wanhoop van zijn verslaving. Als een wild
regie: Steve McQueen
dier trekt hij door de stad, alwaar hij gedeeltelijke bevrediging vindt in zowel high class bordelen als ranzige dark rooms. De muziek verandert mee met de gemoedstoestanden van Brandon. Ook het camerawerk is beangstigend goed, zowel snelle beelden als ononderbroken shots maken je deelgenoot van Brandons gevoel. Michael Fassbender is op zijn 34ste een beetje een laatbloeier met het laten zien van zijn acteertalent. Op zijn 23ste speelde hij in Spielbergs televisieserie Band of Brothers, maar daarna volgden er zeven jaren van stilte. Een omslagpunt in zijn carrière was de film Hunger, McQueens debuutfilm. Hierin speelt hij het in hongerstaking zijnde IRA-lid Bobby Sands, een rol waarvoor hij veertig kilo moest afvallen. Door deze comeback is hij ineens weer terug aan de top. In A Dangerous Method, een film die gelijktijdig met Shame in de bioscoop is verschenen, vertolkt hij de rol van Carl Jung. Ironisch genoeg gaat hij hier samen met Sigmund Freud op zoek naar een behandeling die seksuele driften moet temmen. Vergeleken met A Dangerous Method is Shame een film die onder je huid gaat zitten, terwijl de eerste meer een mooi, beschouwend kostuumdrama is. Shame is een rauw drama waarin het sociale isolement, de wanhoop en de eindeloze zoektocht naar bevrediging constant aanwezig zijn. Een indrukwekkend realistische film met een beschamende nasmaak: door scènes waarin de seks weinig van porno weg heeft, maar meer te vergelijken is met een heroïneverslaafde die een spuit zet in z’n rottende arm. Shame is nu te zien in de bioscoop.
Psycholoog aan het werk: GZ-Psycholoog in vrijgevestigde praktijk
'Ik dacht, misschien moet ik maar iets heel anders gaan doen. Me om laten scholen tot leraar of iets in die trant. Ik was zo vaak afgewezen, na twee jaar solliciteren zag ik het niet zomaar meer gebeuren.' Hanni Katerberg is 29 jaar oud, woont in Amsterdam en werkt als GZ-psychologe bij de vrijgevestigde Praktijk voor Eerstelijnspsychologie en Psychotherapie (PEP). In deze praktijk wordt zowel eerste- als tweedelijnszorg verleend, individueel en in groepsverband. Dit is haar tweede baan, hiervoor werkte ze bij Psychologenpraktijk Bos en Lommer.
loog dus. Omdat ik ervan baalde dat ik geen passende baan kon vinden, had ik me aangemeld bij een eerstelijnspsycholoog. Na vijf à zes gesprekken ging het beter met me en sloten we het contact af. Mijn psycholoog zei: ‘Als ik nog vacatures tegenkom, dan stuur ik ze naar je door.’ Ik kreeg een mail van haar met een vacature waar ik op solliciteerde. In eerste instantie werd ik afgewezen, maar toen een geselecteerde kandidaat zich terugtrok werd ik alsnog uitgenodigd. Ik ging op gesprek en er was een goede klik. Ik paste binnen het team en ze zagen het wel zitten om mij het vak te leren. En het was mogelijk om de GZ-opleiding te gaan doen. Supertop natuurlijk! Het hing van toevalligheden aan elkaar hoe ik daar opeens binnenkwam, het had net zo goed niet kunnen gebeuren. Ik vond het zo fantastisch, ik heb een half jaar op een roze wolk geleefd!’
- Ik vind dat basispsychologen onderschat worden -
Twee jaar solliciteren is niet niks; het was niet eenvoudig om een baan te vinden? 'Nee, zeker niet. Ik heb veel gesolliciteerd en ben vaak afgewezen. Zonder werkervaring kom je nergens binnen. Het was moeilijk om zo vaak te worden afgewezen; ik werd er onzeker van. Het is ook lastig om te solliciteren op een baan waar je niet precies van weet wat er van je verwacht wordt en welke competenties je moet hebben.’ Hoe heb je uiteindelijk toch een baan gevonden? ‘Ik werkte destijds bij een pensioenfonds, niet als psycho-
Waarom is het zo moeilijk om zonder GZ-opleiding een baan te vinden? ‘Voor een werkgever is het van belang dat je je hebt bewezen in de praktijk. Je kunt wel een universitaire opleiding afronden, maar dat sluit – afgezien van je stage – heel magertjes aan op de enorme breedte van het werkveld. Iemand die een GZ-opleiding heeft gedaan, heeft in ieder geval de prak-
25 maart 2012
Tekst: Mariska Dijkstra
Spiegeloog
Hoe meer je afstudeerdatum in zicht komt, hoe prangender de vraag: hoe kom ik aan een baan? De spookverhalen liegen er niet om; als klinisch basispsycholoog kun je het wel shaken! Hoe kom je zonder werkervaring toch aan een baan? En hoe haal je die zeer gewilde GZ-opleidingsplaats binnen? Hanni Katerberg deelt haar ervaringen.
tische vaardigheden in de vingers. En het is ook een verzerkingskwestie: als je geen GZ-opleiding hebt, vergoeden verzekeraars in principe geen eerstelijnsconsulten. Ik vind het helemaal niet fijn om uit te dragen dat die GZopleiding zo noodzakelijk is, dat wil je natuurlijk niet horen als je afstudeert van de universiteit. Je hebt dan een titel waar je in principe iets mee zou moeten kunnen. Het is heel vervelend dat dat in veel gevallen niet voldoende is. Maar de opleidingsplaatsen zijn wel flink aan het toenemen, dus in die zin is er wel een verandering gaande. Dit probleem is natuurlijk niet nieuw, er is al heel lang een tekort. Er worden steeds meer nieuwe opleidingsplekken gecreëerd, met name in de vrijgevestigde hoek.’
Omdat je naast je opleiding werkt, kun je de dingen die je leert meteen toepassen, of de dingen waar je in vastloopt tijdens je les als casus inbrengen. Die koppeling tussen theorie en praktijk vind ik heel nuttig. Toch is het niet zo dat ik voor die opleiding niks kon. Ik vind dat basispsychologen onderschat worden. Je intuïtie en de kennis die je hebt opgedaan op de universiteit zijn het voornaamst. Niet in de kennis per se, maar je basishouding naar mensen toe. Je moet contact kunnen maken, want dat is het meest werkzame ingrediënt van een behandeling. Ik geloof niet dat je dat uit een boek kunt leren. Waar de GZ-opleiding mij ook erg bij geholpen heeft, is het vergroten van mijn zelfvertrouwen. Als ik terugkijk was ik wel heel onzeker toen ik begon met werken. Je zit tegenover iemand die z’n levensverhaal doet en er zelf niet meer uitkomt. Dat vond ik wel eens beangstigend: heb ik wel iets te bieden? Als ik nu terugkijk denk ik: goh, ik deed het eigenlijk best goed. Door in de GZ-opleiding veel rollenspellen te doen en onder supervisie te werken, kreeg ik steeds meer het idee: ik kan dit. Ik heb iemand iets te bieden. Nee, die GZ-opleiding had ik niet willen missen.’
- Je weet nooit wanneer je het goed doet -
Spiegeloog
26 maart 2012
Heb je tijdens je studie dingen gedaan om relevante werkervaring op te doen? ‘Jawel, maar ik vond het heel lastig om een relevante bijbaan te vinden. Ik heb wel wat vrijwilligerswerk gedaan en ik heb een keer meegelopen in een verzorgingstehuis op de psychogeriatrische afdeling (afdeling voor ouderen met psychische of gedragsstoornissen, red.). Aan m’n stage heb ik uiteindelijk het meeste gehad om te snappen hoe het werk van een psycholoog er van dag tot dag uitziet.’ Zijn er dingen die je, als je terugkijkt op je studie, anders had willen doen? En die je studenten wellicht kunt adviseren? ‘Achteraf gezien had ik graag verschillende psychologen willen spreken. Je hoeft niet per se het werk van een psycholoog te doen, of ergens te werken waar psychologen werken, als je maar contacten hebt en vragen kunt stellen. Dus wat jij nu doet, een interview afnemen, dat had ik als ik terugkijk ook heel graag willen doen. Dan had ik een beeld kunnen vormen van het werk: wat zijn je taken, hoe ziet je dag eruit en welke competenties moet je hebben om ergens te solliciteren.’ Stel je voor dat je de GZ-opleiding niet had hoeven doen, had je hem zelf dan toch willen volgen? ‘Ik heb er heel veel aan gehad, vooral de supervisie was erg leerzaam. Je werkt dan onder begeleiding van een professional en met hem of haar neem je regelmatig bepaalde behandelingen door. Ook de lessen in methodiek waren erg nuttig.
Terug naar je eerste baan. Je zat op een roze wolk, en toen? Hoe heb je het ervaren om voor het eerst als psycholoog aan het werk te gaan? ‘Nou, ik vond het spannend! Ik dacht vaak: oké, een intake kan ik wel doen. Ik kan namelijk goed luisteren, doorvragen en een beeld krijgen van wat er met iemand aan de hand is. Maar dan heb je die intake gedaan, en dan? Dat was steeds mijn grote vraag: en dan? Ik werd eigenlijk ook een beetje in het diepe gegooid. Ik weet nog dat m'n baas letterlijk zei: ‘Je moet het gewoon maar ervaren, wat het is om therapie te gaan geven.’ Ik moest erg zoeken en dat was stressvol en zwaar. Ik wist nooit precies: als ik het zo doe, dan doe ik het goed. Dat is ook het moeilijke aan dit vak, je weet nooit wanneer je het nou goed doet. Het is moeilijk meetbaar en knettersubjectief. Ik ging boeken en protocollen lezen, in de hoop daar wat van op te steken. Al met al was die enorme zoektocht emotioneel zwaar; ik werd er moe van. En tegelijkertijd voelde ik me vaak ook ontzettend vereerd dat ik al die verhalen mocht horen van mensen. Dat ze vertrouwen in me hadden, terwijl ik nog hartstikke jong was. In totaal heb ik ruim vier jaar bij Psychologenpraktijk Bos en Lommer gewerkt. In 2010 ben ik bij PEP begonnen.’
Je werkt dus redelijk solitair. ‘Ja, iedere psycholoog die hier werkt heeft zijn eigen cliënten en in principe spreken mijn collega’s mijn cliënten niet en andersom. Cliënten melden zichzelf aan, je weet van tevoren niet wie je gaat treffen. Ik heb een eigen kantoor en omdat ik zes cliëntgesprekken op een dag heb, breng ik meer tijd door met cliënten dan met collega’s. Ik vind het wel leuk om zo solitair te werken, zolang ik maar back-up heb zodat ik inhoudelijk kan overleggen over behandelingen en mensen makkelijk kan doorverwijzen als het me niet helemaal ligt of als ik vastloop. Naast mijn collega psychologen en psychotherapeuten werkt er bij PEP ook een psychiater waarmee ik kan overleggen. Behalve inhoudelijk overleg vind ik het ook gewoon gezellig om tussendoor even met m’n collega’s te kletsen. Het is wel zo dat je zelf verantwoordelijk bent voor je cliënt. Dus als een cliënt heftig is, suïcidaal bijvoorbeeld, dan is er niet automatisch iemand die ook weet van het verhaal van die cliënt. Je draagt de behandeling van een cliënt en de verantwoordelijkheid daarvoor in je eentje, dat is wel een nadeel. Maar het voordeel is dat je de vrijheid hebt om in je eentje de boel vorm te geven. En je zit niet vast aan afspraken met andere mensen of tijdsdruk, afgezien van het aantal zittingen dat de verzekeraar vergoedt. Je kunt één op één met je cliënt bepalen: wat gaan we samen doen.’
Wat drijft jou in je werk? ‘Mensen helpen. Uiteindelijk komt het daar toch op neer. Het gaat erom contact te maken met mensen. Als dat lukt, als ik écht contact met mensen kan maken, dan geeft dat veel voldoening. Ik denk dat ieder mens de behoefte heeft om wezenlijk contact te kunnen maken met een ander. Nu klinkt het net alsof ik als een vriendin ben voor mijn cliënten. Dat is niet zo, maar de basis van de behandelrelatie is wel contact. Als iemand bijvoorbeeld alleen maar heel veel klaagt, klaagt en nog eens klaagt, dan heb je geen contact. Want als je wel contact zou hebben, dan zou het veel meer gaan over: wat maakt nou dat iemand zo moet klagen? Voelt iemand zich niet gehoord? Of is er te veel pijn om het te kunnen benoemen? Als je voorbij die brij van vervelende klaagzang kunt komen en dat patroon kunt doorbreken, dan kun je het hebben over waar het daadwerkelijk om gaat. Dat zijn vaak heel angstige, beladen of verdrietige dingen. Als er voldoende vertrouwen is en het contact het toelaat om het daarover te hebben, dan heb ik het gevoel dat ik iets bereikt heb. Dat geeft mij voldoening. Ik denk trouwens dat mijn verhaal niet heel typerend is voor een GZ-psycholoog, misschien is dit toch meer de wannabe psychotherapeut in mij die spreekt (Hanni start binnenkort met een opleiding tot psychotherapeut, red.). De meeste GZ-psychologen zijn volgens mij meer gericht op het geven van protocolaire behandelingen. Bijvoorbeeld iemand met een paniekstoornis uitleggen wat een paniekaanval is, oefenen om de vermijding te doorbreken en dan afsluiten. Dat vind ik veel minder leuk. Ik neig meer naar cliënt centered (Rogers, red.) of psychodynamisch werken. Het past niet bij me om aan geïsoleerde klachten een geïsoleerde behandeling te koppelen, ik zie de mens meer als een geheel. De behandelrelatie ervaar ik als een samenwerking. Ik ben niet de expert die alle antwoorden heeft en met sommige mensen werk je gewoon lekker en met andere niet. Dat betekent dat je ook bij jezelf te rade moet gaan: wat maakt nou dat ik dit lastig vind? Met dit werk kom je toch altijd weer bij jezelf uit en dat vind ik heel boeiend. Je bent altijd in ontwikkeling, je leert je valkuilen en sterke punten kennen, je bent je eigen instrument. Al met al vind ik het een fantastisch vak en ik ben heel blij dat ik het mag doen!’ <<
27 maart 2012
Wat zijn jouw werkzaamheden bij PEP? ‘Ik begin vaak al vroeg om acht uur. Ik check altijd het antwoordapparaat voor berichten van cliënten, want er zijn altijd mensen die afbellen. Dan kijk ik in m’n agenda wie ik die dag zal zien en leg alle dossiers alvast klaar. Voor de afspraak met een cliënt lees ik vaak nog even door waar we de vorige keer mee geëindigd zijn. Als ik iemand alleen nog maar voor een intake gezien heb neem ik wat meer tijd om na te denken over het tweede gesprek. Om negen uur komt de eerste cliënt. Ik spreek drie kwartier met een cliënt, daarna heb ik een kwartier om het dossier bij te werken, even een kopje koffie te halen en me voor te bereiden op de volgende persoon. En dat doe ik zes keer op een dag. Daarnaast heb ik twee uur per dag de tijd voor administratie, waarin ik bijvoorbeeld intakes uitwerk en aanmeldings- en/ of afmeldingsbrieven voor de huisartsen schrijf. Een enkele keer overleg ik met een collega: ‘goh, hoe zou jij dit doen?’ We hebben als collega’s ook regelmatig intervisiebijeenkomsten en behandelplanoverleg om behandelingen te bespreken.’
Spiegeloog
Hanni Katerberg
Platform UvA SPS-NIP Wat is het, en waarom is het wat voor jou? Mandy van Pooij is 'PR-extern' van Platform UvA SPS-NIP. Ze beschrijft wat het SPS-NIP voor haar betekent. Nynke Chin-A-Fat is 'PR-intern' en zet de voordelen van lid worden voor je op een rijtje.
Tekst: Nynke Chin-A-Fat en Mandy van Pooij
Spiegeloog
28 maart 2012
Aan het begin van mijn studie concentreerde ik mij voornamelijk op het behalen van mijn diploma. Toch wilde ik wel graag iets meer toevoegen, maar ik merkte dat het moeilijk is om met hard werken iets te bereiken. Ik weet dat er op dit moment nog steeds veel studenten zijn die graag hard willen werken om iets te kunnen bereiken. Het is echter moeilijk om uit te vinden waar dit harde werken dan loont, dat was het voor mij ook. Bovendien demotiveert verspilde moeite enorm. Hierdoor is het makkelijk om op te geven, maar dat is niet wat ik jullie zou adviseren. Ik heb namelijk in de loop van de tijd gemerkt dat het zeker weten loont om hard te werken. Daarnaast heb ik ook gemerkt dat overal wel iets toe te voegen is. Als je echter nog niet weet wat er precies toegevoegd kan worden, hoe je die toevoeging brengt en wie je precies om advies kan vragen is het best zwaar, zo in je eentje. Dat was het voor mij ook de eerste twee jaar van mijn studie. Het leek onmogelijk om iets toe te voegen. Om die reden ging ik ook eigenlijk liever na college gelijk terug naar huis om mij met heel iets anders bezig te houden, dan ook maar een beetje energie te verspillen.
Tot ik op een dag mezelf aan het oriÍnteren was op welke richting ik graag zou willen doen binnen de psychologie en ik daar Titia (voormalig lid van Platform UvA SPS-NIP) tegenkwam. Zij overtuigde mij om actief lid te worden binnen het SPS-NIP. Op dat moment wist ik nog niet echt wat dit nou zou toevoegen aan mijn carrière. Nu weet ik dat het mij het zelfvertrouwen heeft gebracht om een eigen bedrijfje te beginnen. Vorige week ben ik begonnen met dit bedrijf en terwijl ik daar nu zo mee bezig ben, merk ik heel goed hoe de ervaringen die ik heb opgedaan bij het SPS-NIP mij hierbij helpen. Wanneer je bezig bent met je eigen bedrijf is het heel belangrijk om goed te presteren. Als er namelijk iets mis gaat, ben jij zelf degene die op de blaren moet zitten. Bovendien is er niet zomaar iemand in je omgeving die je erop kan wijzen wanneer je de verkeerde richting op gaat. Je eigen bedrijf beginnen is daarom een heel moeilijke stap. Mijn bedrijf heeft eigenlijk niet zoveel met psychologie te maken, ik heb dit bedrijf opgezet om te leren ondernemen. Wat naar mijn idee belangrijk is om je bedrijf draaiende te maken, is het kunnen overtuigen van anderen. Dit is een van de kwaliteiten die ik door actief lid
- Je hebt anderen nodig die in jouw toevoeging geloven -
te zijn, heb verbeterd. Als actief lid is het belangrijk om studenten bekend te maken met en enthousiast te maken over het SPS-NIP, zodat het SPS-NIP kan blijven bestaan. Bij een eigen bedrijf is dat ook het geval. Doordat het SPS-NIP zo groot is en je met elkaar kunt praten over wat nou precies de toegevoegde waarde is van het SPS-NIP, leer je deze waarde te erkennen en te verwoorden. Deze kennis opdoen is wat wij zien als de toegevoegde waarde van netwerken. Binnen het SPS-NIP is dit gemakkelijk omdat iedereen daar hetzelfde probeert te leren, waardoor je elkaar kunt helpen. Op een gegeven moment ging mij dit best voorspoedig af. Toch was het voor mij, zelfs toen ik al succes had, nogal moeilijk om te geloven dat ik echt iets toe te voegen had. Via het SPS-NIP heb ik toen de mogelijkheid gekregen om met een senior adviseur te praten. Die senior adviseur die zelf al heel wat bereikt had in zijn leven, heeft mij het vertrouwen gegeven dat het echt mogelijk is om van waarde te zijn. Het klinkt misschien als vanzelfsprekend dat je van waarde kunt zijn, maar het was voor mij heel moeilijk om te geloven dat ik mensen kan inspireren en dat mensen echt menen dat datgene wat jij doet, goed is.
SPS-NIP: De brug naar je toekomst Deze leus heb je wellicht wel eens voorbij zien komen op een poster in de wandelgangen of in een van onze massamails. Wij vertegenwoordigen het NIP, het Nederlands Instituut van Psychologen. Het NIP is de beroepsvereniging van psychologen. Deze vereniging streeft naar belangenbehartiging, kwaliteit, inlichting en professionele begeleiding. Zo is er onder andere een dienstmerk ‘Psycholoog NIP’ waarmee de herkenbaarheid van een universitair opgeleide psycholoog wordt bevorderd. Dit dienstmerk beschermt zowel de beroepsgroep als de cliënt. De Sectie Psychologie Studenten (SPS) is onderdeel van het NIP en de sectie voor aankomend psychologen. Wij organiseren lezingen, workshops en excursies om de studie en het toekomstige werkveld dichter bij elkaar te brengen. Tevens
kun je (actief) lid worden van het NIP zodat je je kunt onderscheiden van de andere vele psychologiestudenten. Voordelen van lidmaatschap - Je maakt actief kennis met het toekomstige werkveld - Je kan plaatsnemen binnen organen van het NIP (bijvoorbeeld in het SPS, Nationale Congres Commissie of Uitwisselingscommissie) - Je krijgt iedere maand wetenschappelijk maandblad ‘De Psycholoog’ in de bus - Je mag gratis of met grote korting naar activiteiten van het SPS-NIP - Dienst van senior adviseurs: psychologen die werkzaam zijn in het werkveld en je bijvoorbeeld kunnen helpen bij het maken van je cv of een goede sollicitatiebrief - Je krijgt voorrang op het Nationaal Congres, georganiseerd door het SPS-NIP - Je krijgt ruime kortingen op uitwisselingen van het SPSNIP - Je ontvangt informatie over de laatste ontwikkelingen binnen het vakgebied Kortom, er zijn vele voordelen voor (actief) lidmaatschap en dus is het SPS-NIP een pre op je cv. Wil je meer weten? Bezoek onze Facebookpagina SPS NIP Platform UvA en like ons om op de hoogte te blijven van de komende activiteiten. Of neem een kijkje op onze Blackboardpagina. Meer informatie over het NIP kun je vinden op www.psynip.nl
29 maart 2012
Wat ik jullie wil meegeven is: ook al heb je misschien niet de wens om een eigen bedrijf op te bouwen, het is nog steeds belangrijk dat je op je eigen benen kunt staan. Daarnaast is het zo mooi als je iets kunt bereiken of toe kan voegen. Hierbij is de kans dat jou dit gaat lukken zoveel groter wanneer je je aansluit bij het SPS-NIP, of een andere actieve organisatie binnen je studie. Niet omdat wij niet geloven dat je het alleen zou kunnen. Juist niet, want wij weten dat je het alleen gaat doen. Wij vertellen dat het goed is om je aan te sluiten, omdat je anderen nodig hebt die in jouw toevoeging geloven, om van deze toevoeging een succes te maken. Daarom zeggen we ook dat het SPS-NIP ‘de brug naar jouw toekomst’ is en niet de brug naar de toekomst van het SPS-NIP. Het SPS-NIP gelooft in jou. <<
Mededelingen voor nummer 347 kunnen tot 23 maart 2012 worden ingeleverd, liefst via e-mail. De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te Spiegeloog
30
korten. Nummer 347 komt begin april uit.
maart 2012
CREA is het cultureel studentencentrum van de Universiteit en Hogeschool van Amsterdam. CREA organiseert onder andere cursussen, workshops, voorstellingen en lezingen. Adres: CREA, Nieuwe Achtergracht 170 (Roeterseiland), 1018 WV Amsterdam Inlichtingen: 020 5251400. Website: www.crea.uva.nl donderdag 15 maart gehele CREA-gebouw 20.00 - 03.00 (gratis) CREA-fest We zijn verhuisd naar het Roeterseiland en willen dat graag met jullie vieren. Daarom houden we een heus CREA-fest. Iedereen is welkom! De feestelijke verkenningstocht vindt plaats tussen 20.00 en 03.00 uur en bestaat uit diverse, typische CREA-optredens. Over de avond en door het gebouw heen zijn mini-acts verspreid. Zoek ze en laat je amuseren en verwon-
deren! Ook aan de inwendige mens wordt gedacht: er is catering van MGFood en het CREA Café zet zijn beste barmensen in. Plaats: CREA Theater, Muziekzaal, Café en diverse andere locaties in het gebouw. Reserveren is niet mogelijk. Programma: 20.00 uur Muzikale opening door straatorkest Toeters en Bellen. 20.30 - 23.00 uur Mini-acts In het café kan je je anekdotes of gedachtespinsels kwijt, sneldichter David Mulder maakt er ter plekke een gedicht van. Probeer
daarnaast je lach in te houden bij Herman in een Bakje Geitenkwark. Om hun hilarische sketches moet zelfs de meest cynische bezoeker gniffelen. Singer-songwriter Cato Fluitsma a.k.a. MC Kato begeleidt haar eigen rapnummers met accordeonspel en kan zelfs No Limits van 2Unlimited uitvoeren. Absurdisme is onmisbaar bij een CREA-fest, neem dus een kijkje nemen bij de muzikale performance van Prof. Russolo & His Noise Intoners. Deze dadaïst maakt daar een bizar schouwspel van, bijgestaan door breakdancers. Improvisatiepianist Freek Zwanenberg hoeft maar één blik op je te werpen en hij voelt aan wat voor pianospel je nodig hebt. Laat je meesleuren door zijn spontane, op jou geïnspireerde partij. 20.30 - 23.00 uur Open Podium (CREA Theater) Van der Laan & Woe (Geen Familie), winnaars van de cabaretprijs Neerlands Hoop 2011 en regelmatig in CREA te bewonderen bij Goedkoop Cabaret, vertonen een aantal van hun komische sketches. Eva Bos, als singer-songwriter winnares van het Amsterdams Studentenfestival speelt een aantal liedjes over 'de mooie dingen in het leven' en kleinkunstenaar Thijs Maas brengt maatschappelijk betrokken liederen, overgoten met een goede dosis humor. De enige sport waar CREA aan doet is theatersport en daarom vindt er
een improvisatiewedstrijd plaats. Theatervereniging Placebo staat al in de startblokken en jij bent de kritische doch eerlijke jury. 21.00 - 22.00 uur CREA Quiz (Muziekzaal) Pronk met je triviale kennis en win een cultureel verantwoord prijzenpakket! De quiz wordt geleid door niemand minder dan cabaretière Nina de la Croix. Mail naar creaquiz@ crea.uva.nl om je in te schrijven met je team. 22.00 - 23.00 uur Ninetieskaraoke (Muziekzaal) In de jaren '90 keken we MTV voor onze dagelijkse dosis muziekkennis en wisten we precies wat er op nummer 1 in de Top 40 stond. Herleef deze tijden door de microfoon te pakken en je innerlijke Whitney Houston tevoorschijn te halen. vanaf 23.00 uur Dansen! (Muziekzaal) Om 23 uur beklimt de band THE BENELUX het podium. Deze club rockers zorgen met hun live uitgevoerde elektronische muziek voor een besmettelijk dansbare sound. Ze geven om middernacht het stokje over aan de discopunkers Fata 'el Moustache' Morgana. Bereid je voor op een energieke liveshow en een dampende zaal. Hierop aansluitend kan je tot in de kleine uurtjes je beste dance moves tonen op de muziek van de Boston Strip-deejays Alex Charry en Ruben X.
De Prestatiegeneratie Gewoon normaal zijn is geen optie
Tekst: Annemiek Crouzen
Spiegeloog
In het buitenland studeren, stage lopen bij een multinational, een bestuursfunctie vervullen, een eigen bedrijf op poten zetten: voor de twintigers van nu is niets onmogelijk. Deze grenzeloosheid kent echter ook een keerzijde; steeds meer twintigers lijden onder keuzestress, carrièredrang en komen soms zelfs terecht in een quarterlife crisis. Maar hoe kan het dat onze generatie in crisis zit, terwijl de wereld aan onze voeten ligt?
Generation Y, The Strawberry Generation, de netwerkgeneratie of de prestatiegeneratie. De generatie twintigers van nu heeft vele bijnamen, die allemaal teruggeleid kunnen worden naar het scala aan mogelijkheden die deze generatie heeft. De focus ligt hierbij op het benutten van zoveel mogelijk opties en daardoor zo vroeg mogelijk ongegeneerd carrière maken. Iedereen kent tegenwoordig wel twintigers die uitermate succesvol zijn op het gebied van hun studie, sport of carrière. De opties zijn eindeloos en iedere twintiger kan tegenwoordig succesvol worden; niets staat je in de weg. Uit onderzoek naar de huidige generatie twintigers concludeerde onderzoeksbureau Motivaction dat onze generatie erg verschillend is van de vorige generatie. Zij doopten onze generatie 'De BV IK’. Hiermee beschrijven zij een cultuur die veel minder gericht is op de ander of op de maatschappij, maar veel meer ondernemingsgericht met zichzelf bezig is (VPRO, 2011). De twintigers van nu zijn constant bezig met het verkopen van zichzelf, als een merk. ‘Het is scoren of verzuipen’ zegt Jordy ten Nijenhuis, een twintigjarige mede-eigenaar van meerdere bedrijven, in de documentaire
genaamd 'De BV IK'. ‘Als jij een goed idee hebt en je zet je schouders eronder heb je binnen een maand gewoon een bedrijf staan.’ Dus wat houdt je dan nog tegen? Het klinkt allemaal perfect; als je lid bent van de prestatiegeneratie ligt de wereld aan je voeten, de mogelijkheden zijn eindeloos en als je iets wilt hoef je het maar te grijpen. Toch heeft deel uitmaken van deze schijnbaar ideale generatie zijn keerzijde. Door de ongekende prestatiedrang die verwacht wordt van deze generatie lijkt ‘gewoon normaal’ zijn haast geen optie meer. De twintigjarige Roos van Ees, presentatrice van de eerdergenoemde documentaire 'De BV IK', denkt er ook zo over: ‘Als ik eraan denk dat ik een gewone student zou zijn, heb ik het idee dat ik mijn leven aan het verpesten ben.’ Je moet ‘anders’ zijn en de druk om je te onderscheiden van de rest is hoog. En zo verandert prestatiedrang in prestatiedwang.
- Het is scoren of verzuipen -
De vele keuzemogelijkheden die de prestatiegeneratie heeft, lijken te helpen bij dit onderscheiden. Maar meer keuze is
maart 2012
31
niet altijd beter. Probeer maar eens te kiezen tussen een internship bij een hoogstaande psychologenpraktijk, een semester studeren aan een uitmuntende universiteit of het opzetten van je eigen bedrijf. Het kiezen van de ene optie betekent namelijk dat je alle andere opties de deur moet wijzen. Dit wordt ook wel The Paradox of Choice genoemd; veel keuzes hebben lijkt misschien fijn, maar het maakt niet gelukkiger en vaak zelfs ongelukkiger door de stress die het maken van zo'n beslissing met zich meebrengt (Schwarz, 2004). Doordat er uit ontzettend veel opties een keuze gemaakt moet worden, kunnen de keuzes niet uitgebreid tegen elkaar afgewogen worden, waardoor een uiteindelijke beslissing vaak van mindere kwaliteit is en achteraf meer ontevredenheid met zich meebrengt (Iyengar & Lepper, 2000).
Spiegeloog
32
Onderzoeksbureau Motivaction concludeerde recentelijk dat de keuzestress die wij als twintigers ervaren ook te maken kan hebben met de opvoeding die onze generatie heeft gekregen (VPRO, 2011). Zo bleek dat in deze gehaaste tijden ouders steeds minder tijd hebben voor hun kinderen en zich hier soms schuldig over voelen. Om deze schuldgevoelens de kop in te drukken hebben zij sneller de neiging om hun kinderen hun zin te geven, om ze op deze manier toch te vriend te houden. Aangezien onze generatie dus niet gewend is aan het niet mogen of niet kunnen van dingen, ervaren wij keuzestress wanneer wij ons realiseren dat we niet alles kunnen en dus dingen moeten uitsluiten. Het is opeens ‘of-of ’ in plaats van ‘en-en’ en dit is de prestatiegeneratie niet gewend.
maart 2012
Al deze keuzestress kan negatieve gevolgen met zich meebrengen. Zo blijkt dat één op de tien werknemers tussen de 15 en 25 jaar last hebben van een burn-out (CBS, 2011). Dat is meer dan ooit tevoren. Daarnaast blijkt dat de prestatiegeneratie niet alleen vaker last heeft van een burn-out, maar ook depressiever en angstiger is dan alle generaties voor hen (Twenge, 2006). Deze angst blijkt ook uit het antwoord van Brigitte Borm, actrice uit het toneelstuk De Russen, wanneer er gevraagd wordt naar haar grootste angst: ‘Alles willen doen door angst om iets te missen en daardoor juist alles te missen’ (Toneelstuk De Russen – zie kader). Wanneer er niet adequaat op zulke gevoelens van angst en depressie wordt gereageerd, kunnen deze leiden tot een quarterlife crisis: een identiteitscrisis onder twintigers en begin-dertigers die voortkomt uit een onduidelijkheid over wie je bent en waar je naartoe wilt in je leven, en die zich uit in gevoelens van onrust, onzekerheid, spanningsklachten, somberheid en twijfels over de toekomst (Quarterlife Quest). Als twenty-something je hoofd boven water houden in de huidige maatschappij is overduidelijk makkelijker gezegd dan gedaan. Het leven van de twintigers in de prestatiegeneratie gaat niet over rozen. Keuzestress, angstgevoelens, en prestatiedrang die om kan slaan naar prestatiedwang, zorgen ervoor
dat depressie en een quarterlife crisis op de loer liggen. Het is echter belangrijk om te benadrukken dat niet elk lid van de prestatiegeneratie de negatieve gevolgen van de huidige grenzeloosheid ondervindt. Dit bleek ook toen dit artikel gelezen werd door de andere redactieleden van Spiegeloog; velen herkenden zich in de beschrijving van de gestreste, opgejaagde twintiger die in dit stuk wordt beschreven, maar enkelen ook totaal niet. En dat is maar goed ook. Ten slotte voor alle door keuze gestreste, angstige, in quarterlife crisis verkerende twintigers onder ons: vergeet vooral niet te blijven ademen en stil te staan bij wat je zelf het liefste zou doen. Accepteer dat je niet alles tegelijk kan doen en focus op waar je gelukkig van wordt. En onthoud: gewoon normaal zijn is zo gek nog niet. <<
Bronnen - Iyengar, S. S., & Lepper, M. R. (2000). When choice is demotivating: Can one desire too much of a good thing? Journal of Personality and Social Psychology, 79, 995 1006. - Schwartz, B. (2004). The Paradox of Choice: Why more is less. Ecco, New York. Twenge, J. M. (2006). Generation Me: Why today’s young Americans are more confident, assertive, and entitled—and more miserable than ever before. Free Press, New York - Centraal Bureau voor de Statistiek (2011). Meer werknemers met burn-outklachten. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/ gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2011/20113493-wm.htm - VPRO Thema (15 december 2011). De BV IK [Videobestand]. Geraadpleegd via http://programma.vpro.nl/themadebvik/ - Quarterlife Crisis. Geraadpleegd op 8 feburari 2012: http://www. quarterlifequest.nl/quarterlife-crisis-dertigersdilemma-dertigersdip. html 'Wat is erger: niets meer willen of alles willen?' Het toneelstuk De Russen van de Studenten Toneelvereniging Amsterdam (STA!) gaat op een indrukwekkende manier in op de depressiviteit, angst en vraagstukken die spelen in de huidige prestatiegeneratie. In het stuk nemen de jonge acteurs het publiek mee in hun zoektocht naar antwoorden op vragen als ‘Wanneer ben je succesvol?’ en ‘Wat kiest een generatie zonder beperkingen?’. Kortom; een voor onze generatie herkenbaar stuk over twintigers die vastgeroest zijn in vroegere keuzes en ten onder gaan aan mogelijkheden. De voorstelling wordt niet meer gespeeld, maar is wel te koop op dvd! www.derussen.sta-toneel.nl
De ivoren toren Reactie van Charlotte Gaasterland op de Loopbaanadvies ingezonden brief van Denny Borsboom, te lezen in het vorige nummer van Een misverstand dat veel voorkomt onder studenten is Spiegeloog.
Waar ik tegen wil ageren is dogmatisch denken in het algemeen. Wat ik in mijn eerdere reactie ook al noemde, is dat ik in mijn omgeving meer dogmatische wetenschappers zie dan dogmatische gelovigen. Wetenschappers vergeten namelijk nogal eens dat ook wetenschap stoelt op aannames die je niet kunt bewijzen, zoals bijvoorbeeld die van empirie. Wetenschap en religie maken allebei gebruik van dit soort aannames. Ze zijn in mijn ogen daarom qua waarheidsbenadering even waardevol. Alleen door te beseffen dat wetenschap en religie beide benaderingen zijn van de waarheid, en niet de waarheid zelf, kan ik ze combineren. Ik geef Denny Borsboom dus gelijk in de zin dat dit alleen mogelijk is als niet-dogmatische gelovige. Ik denk echter ook dat dit alleen mogelijk is als niet-dogmatische wetenschapper, maar is dat niet juist wat een goede wetenschapper behoort te zijn?
Charlotte Gaasterland
Zo gaan die dingen. Studenten die een stapje harder willen lopen en dat ook doen worden snel opgemerkt. Ongeveer de helft van de mensen vindt een baan via via. Dat kan door stages, maar ook via docenten binnen de opleiding zelf. Daarbij moet je als student zorgen dat je in het geheugen van docenten blijft zitten, bijvoorbeeld door naar praatjes te gaan en door activiteiten te organiseren. Als de telefoon gaat met de vraag of de docent in kwestie nog iemand weet voor dit of dat, dan zit jij vooraan in de hippocampus. Naast enige intellectuele capaciteit (een weliswaar belangrijke, maar onder studenten ietwat overschatte factor) is het belangrijk om je zaakjes op orde te hebben. Ook de meest briljante student beveel ik niet graag aan als hij of zij altijd te laat komt en niet in staat is zelf te bedenken dat een verslag paginanummers behoeft. Of als een student zodanig dyslectisch blijkt, dat hij of zij zelfs de spellingchecker in Word niet vinden kan. In zulke gevallen kun je, ook al ben je Einstein, niet om een pakje boter worden gestuurd. Zeker als je de wetenschap in wilt, is het belangrijk op de details te letten. Wetenschap is topsport voor de geest. De intellectuele verschillen tussen onderzoekers zijn niet zo groot, en daardoor zijn andere factoren van groot belang. Doorzettingsvermogen is waarschijnlijk het belangrijkst, maar punctualiteit is ook essentieel. Als je een carrière in de wetenschap ambieert, dan kun je dus maar beter niet je neus ophalen voor paginanummering en spellingcheck. Want je carrière is al lang begonnen. Denny Borsboom
Spiegeloog
Wat mij opvalt is dat Denny Borsboom in dit onderscheid weinig kleurschakering aanbrengt. De wereld van religie is niet in een dichotoom model te vangen. Natuurlijk zijn er binnen religies dogmatische en gematigde aanhangers, maar dat lijkt me eerder een continuüm dan een zwart-wit onderscheid.
Eerder kan ook. Ik gaf in de propedeuse colleges methodenleer, maar werd daarbij steeds onderbroken door een jongen in een rode trui. Die jongen had last van overmatig kritisch vermogen. Na colleges stuurde hij emails waarin hij allerlei vraagtekens plaatste bij mijn onnadenkende voordrachten. Hij ondertekende die emails met ‘die gast in die rode trui’. Ik werd er horendol van, maar moest toegeven dat er met zijn hersenen niets mis was. Die jongen promoveert nu aan de VU.
33 maart 2012
Denny Borsboom merkte in de vorige Spiegeloog op dat ik niet heb verteld wat ik zelf geloof. Hierdoor wordt het moeilijk zijn hypothese dat religieuze wetenschappers een wekelijkse identiteitscrisis doormaken, te testen. Denny Borsboom maakt een onderscheid tussen empirisch inhoudsloze religies (gepredikt door wat hij grachtengordelpredikanten noemt) en ‘ouderwetse’ religies, waarbij men wordt geacht zaken te geloven op basis van een religieuze autoriteit. Ik denk dat ik volgens dit dichotome onderscheid het best te definiëren ben als grachtengordelreligieuze.
dat je carrière pas begint na je studie. Dat is niet het geval. Voor de meeste mensen begint hun carrière ergens in het tweede of derde jaar van hun studie. Dat is het moment waarop je als student voor het eerst opgemerkt wordt door potentiële kruiwagens – docenten en hoogleraren.
Mag ik dood? Euthanasie in de psychiatrie Jaarlijks verzoeken maar liefst 520 psychiatrische patiënten om euthanasie. In totaal is tot nu toe in slechts vijf gevallen het verzoek daadwerkelijk ingewilligd. Spiegeloog vroeg zich af waarom er zo zelden gehoor wordt gegeven aan de weloverwogen vraag om een menswaardig levenseinde.
Spiegeloog
Tekst: Annemiek Hell
34 maart 2012
Je vraagt je misschien af waarom dit onderwerp voor jou als psychologiestudent relevant is. Je kunt immers geen medicijnen voorschrijven en dus ook geen euthanasie verrichten. Toch is het niet onwaarschijnlijk dat, wanneer je als psycholoog in de geestelijke gezondheidszorg komt te werken, een patiënt aan je zal vragen: ‘Mag ik dood?’. Negeer je, zoals vele andere hulpverleners, deze hulpkreet? Of neem je deze vraag serieus en probeer je de patiënt zo goed mogelijk bij te staan?
binnen de psychiatrie (Folder euthanasie in de psychiatrie, z.j.). Een totaal van vijf dus, terwijl de wet al sinds 2002 van kracht is. Dat er maar zo weinig euthanasieverzoeken worden ingewilligd heeft inmiddels al tot veel discussie geleid. In 2008 maakte Evelyne van Dijck de documentaire Mag ik dood. Dit deed ze naar aanleiding van de zelfdoding van haar zus die na jarenlang depressief te zijn geweest en vele behandelingen te hebben gehad niet meer wilde leven. Deze documentaire laat zien hoe psychiaters tekortschieten bij de vraag naar stervenshulp van hun patiënten. Carine de Vries en Jeannette Croonen hebben beiden hun kind verloren aan zelfdoding. Beide kinderen hadden psychiatrische stoornissen en er was geen hoop meer op verbetering. Toch werd hun verzoek om euthanasie genegeerd. Als reactie richtten zij de stichting Euthanasie in de Psychiatrie op en schreven ze het boek De strijd voorbij. In het boek komen vele verhalen naar voren over doodswensen die ongehoord bleven, met zelfdoding tot gevolg.
- Psychiaters klampen zich te veel vast aan nieuwe ontwikkelingen -
In Nederland is het legaal om hulp bij zelfdoding te verlenen. De euthanasiewet stelt dat levensbeëindigend handelen door een arts op verzoek van een patiënt, met als doel een einde te maken aan het uitzichtloos en ondraaglijk lijden, toegestaan is (Brochure euthanasie wet- en regelgeving in de praktijk, z.j.). Deze wet is hiermee toepasbaar voor zowel lichamelijk als psychiatrisch zieken. In de praktijk pakt dit echter anders uit: ondanks de vele verzoeken waren er in 2008 maar twee meldingen van hulp bij zelfdoding in de psychiatrie. In 2009 waren er geen meldingen en in 2010 waren er drie meldingen van euthanasie
Een euthanasiekit uit Zwitserland (Reuters)
Toch kan een betrokken psychiater wel degelijk een menswaardig levenseinde bewerkstelligen. Johan Huisman (in Croonen & de Vries, 2010) is de eerste psychiater die meldde hulp bij zelfdoding te hebben verleend aan een psychiatrisch patiënt. Hij geeft aan dat terecht moet worden stilgestaan bij de wilsbekwaamheid van de patiënt, maar dat psychiaters een te grote barrière opwerpen wanneer ze dit toetsen. In feite is er al aan wilsbekwaamheid voldaan wanneer er een aanhoudend en consequent en duidelijk beargumenteerd verzoek is. ‘Het is zeker te rechtvaardigen dat een patiënt die langere tijd chronisch depressief is of al lang lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, zelf kan reflecteren op de duur van de stoornis, de behandelresultaten tot dat moment en de vooruitzichten.’ Om het ondraaglijk lijden te beoordelen geeft Huisman aan dat respect voor de belevingswereld van de patiënt cruciaal is: ‘Het is uiteindelijk de patiënt die bepaalt of het lijden onaanvaardbaar is’. Voor het uitzichtloze lijden is het belangrijk dat ervan uit wordt gegaan dat volgens huidige inzichten en richtlijnen alle redelijke behandelingen hebben plaatsgevonden. Doordat de psychiatrie een jonge wetenschap is, hebben psychiaters de neiging zich te veel vast te klampen aan nieuwe ontwikkelingen die in de toekomst plaats zullen gaan vinden. Een patiënt die al vele behandelingen ondergaan heeft, moet nog éven afwachten want binnenkort zullen er nieuwe en betere methoden zijn die wellicht wel werken. Verder geeft Huisman aan dat het belangrijk is dat de psychiater de doodswens serieus neemt en een luisterend oor biedt. Iemand met een aanhoudende doodswens is in nood. Door er serieus mee om te gaan, bestaat ook nog de kans dat een patiënt toch weer een behandeling wil proberen. Het negeren van de wens komt voor een patiënt erg hard aan. Hierdoor kan de deur open worden gezet naar een eenzame, inhumane dood. Ook dr. Schulkes-Van de Pol geeft aan dat er binnen de psychiatrie aan de zorgvuldigheidscriteria kan worden voldaan. Als lid van de Toetsingscommissie Euthanasie heeft zij meldingen van euthanasie binnen de psychiatrie beoordeeld. Een van deze meldingen betrof een depressieve vrouw. Doordat zij duidelijk had kunnen maken dat zij op onaanvaardbare
Spiegeloog
Er zijn ook psychiaters die wel bereid zijn om hulp bij zelfdoding te verlenen. Helaas kennen zij vaak het traject van hulp bij zelfdoding niet goed, waardoor zij niet in staat zijn de patiënt te helpen. Een arts die euthanasie uitvoert, moet zich houden aan een aantal zorgvuldigheidscriteria (Brochure euthanasie wet- en regelgeving in de praktijk, z.j.). Nadat euthanasie is verricht, wordt door een toetsingscommissie gekeken of de behandelend arts daadwerkelijk aan de criteria heeft voldaan. De wettelijke zorgvuldigheidseisen houden in dat de arts: 1) De overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt; 2) De overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt; 3) De patiënt heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten; 4) Met de patiënt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was; 5) Ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de bovengenoemde zorgvuldigheidseisen; 6) De levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd. De beoordeling van de wilsbekwaamheid van de patiënt is een van de lastige punten bij verzoeken om euthanasie binnen de psychiatrie. Hoe bepaal je of een geestelijk zieke patiënt in staat is om een verantwoord en weloverwogen besluit te nemen over zijn levenseinde? Hiernaast is het uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt moeilijk te beoordelen. Hoe beoordeel je dat een redelijke oplossing om het lijden, en daarmee het leven, dragelijk te maken ontbreekt? Dit, samen met de angst dat de euthanasie door de toetsingscommissie als niet overeenkomstig met de zorgvuldigheidscriteria wordt gezien en dus verder door justitie
beoordeeld zal worden, kan een welwillend psychiater ervan weerhouden om hulp bij zelfdoding te verlenen.
35 maart 2012
Zowel Van Dijck als De Vries en Croonen zoeken antwoord op de vraag waarom de doodswens binnen de psychiatrie zo onbespreekbaar is. Er zijn psychiaters bij wie euthanasie niet binnen hun beleid past. In het boek van de Vries en Croonen wordt een psychiater geciteerd die letterlijk zegt: ‘Wij verlenen nooit hulp bij zelfdoding aan een psychiatrisch patiënt.’ Een mogelijke verklaring is dat hulp bij zelfdoding lijnrecht tegenover de verplichting van een arts staat om het leven van de patiënt te behouden. Tevens kan het inwilligen van de doodswens worden ervaren als falen; ik, de psychiater, heb deze persoon niet beter kunnen maken. Dr. Joke SchulkesVan de Pol (lid Toetsingscommissie Euthanasie en huisarts) geeft aan dat het moeilijk is om een doodswens te accepteren wanneer een persoon niet terminaal ziek is. ‘Iemand die psychiatrisch ziek is, zal niet aan zijn ziekte sterven. Hierdoor alleen al is het lastig om vast te stellen of deze uitbehandeld is. Mede daarom is het moeilijk om een doodswens van een psychiatrische patiënt te accepteren.’
wijze leed onder haar depressie, zowat alle mogelijke behandelingen had ondergaan en de verzoeken om euthanasie helder en consistent had herhaald was het duidelijk dat deze vrouw echt dood wilde en ondraaglijk leed.’ Bovendien had de meldend arts in dit geval twee onafhankelijke collega’s gevraagd om hun beoordeling van de wens van de vrouw en beiden oordeelden dat aan de zorgvuldigheidscriteria was voldaan. Euthanasie werd hier door de toetsingscommissie dan ook als zorgvuldig beoordeeld. Verder geeft dr. Schulkes-Van de Pol aan dat het gemakkelijker is om de zorgvuldigheidscriteria te beoordelen wanneer je als psychiater betrokken bent en je je in een patiënt kunt inleven: ‘Als je je kan inleven in een situatie begrijp je waarom een patiënt dood wil en ben je ook eerder bereid om euthanasie te overwegen. Dan kun je ook tot het inzicht komen dat er voor een patiënt echt geen andere behandelmethoden meer zijn.’
honderden langdurig en consistente verzoeken om hulp bij zelfdoding waaraan geen gehoor wordt gegeven. Wanneer psychiaters, om wat voor reden dan ook, euthanasie niet willen of kunnen honoreren kan vanaf 1 maart 2012 de Levenseindekliniek uitkomst bieden. Wanneer een psychiatrisch patiënt aan de zorgvuldigheidscriteria voldoet, kan een ambulant team (bestaande uit een arts en een verpleegkundige) hulp bij zelfdoding verlenen. Zo kan een psychiatrisch patiënt met een langdurige en consistente doodswens alsnog een menswaardig levenseinde krijgen en behoed worden voor een inhumane dood. <<
- Vanaf 1 maart 2012 kan de Levenseindekliniek uitkomst bieden -
Spiegeloog
36 maart 2012
Er wordt de laatste jaren steeds meer geprobeerd om psychiaters beter te informeren over het traject van hulp bij zelfdoding in de psychiatrie. Zo streven de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) en de Stichting Euthanasie in de Psychiatrie ernaar om euthanasie in de psychiatrie beter bespreekbaar te maken. In de Richtlijn voor hulp bij zelfdoding in de psychiatrie (NVvP, 2009) staat duidelijk beschreven hoe hulpverleners in de psychiatrie om moeten gaan met verzoeken om euthanasie binnen de psychiatrie. Hiernaast kan een psychiater bij een verzoek om hulp bij zelfdoding de Steungroep Psychiaters raadplegen voor steun en consultatie. Veel psychiaters zijn echter nog niet op de hoogte van deze richtlijn of steungroep. Croonen en De Vries (2010) benadrukken daarom in hun boek het belang voor iedere psychiater om de richtlijn te kennen. Ook is het belangrijk dat er aandacht aan de richtlijn wordt geschonken in de opleiding psychiatrie. Ook dr. Schulkes-Van de Pol geeft aan dat veel psychiaters onwetend zijn over de richtlijnen van euthanasie, maar zij ziet wel een positieve ontwikkeling. ‘In het begin heeft men de neiging om overmatig zorgvuldig te zijn hetgeen sterk belemmerend werkt; doordat er nu een aantal voorbeeldgevallen zijn van euthanasie in de psychiatrie wordt het voor psychiaters duidelijker hoe ze moeten handelen.’ Hoewel er wordt geprobeerd om euthanasie in de psychiatrie beter bespreekbaar te maken, zijn er nog steeds jaarlijks
Bronnen - De Boer, A.P., Oei, T.I. (2011). Hulp bij zelfdoding in de psychiatrie; stand van zaken en bespreking van een recente casus. Tijdschrift voor psychiatrie, 53, 543-550 - Brochure euthanasie wet- en regelgeving in de praktijk (z.j.), opgehaald op 31 januari 2012 van http://euthanasiecommissie.nl/ Images/Euthanasiefolder%20VWS_tcm52-27053.pdf, - Croonen, J., de Vries, C. (2010). De strijd voorbij; Euthanasie in de psychiatrie. Veghel, Libra & Libris. - Folder euthanasie in de psychiatrie (z.j.), opgehaald op 31 januari 2012 van http://www.euthanasieindepsychiatrie.nl/images/stories/ PDF%20Bestanden/foldereuthanasieindepsychiatrie.pdf. - Jaarverslag NVVE (2010), opgehaald op 31 januari 2012 van http://www.nvve.nl/assets/nvve/over/jaarverslagen/Jaarverslag_2010.pdf. - htt://www.leveneindekliniek.nl - Tholen, A.J., Berghmans, R.L.P., Huisman, J., Legemaate, J., Nolen, W.A., Polak, F., & Scherders, M.J.W.T. (2009). Richtlijn omgaan met het verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënten met een psychiatrische stoornis. Opgehaald op 14 februari 2012 van http:// www.nvvp.net/publicaties/richtlijnen/ - Van Dijck, E. (2008). Mag ik dood? Opgehaald op 01 februari 2012 van http://tvblik.nl/mag-ik-dood Dat euthanasie binnen de psychiatrie moeilijk bespreekbaar is, blijkt wel uit het feit dat het Spiegeloog voor dit artikel niet gelukt is met een psychiater in contact te komen om te spreken over dit onderwerp. Bij het benaderen van meerdere psychiaters en psychiatrische instellingen werd er niet gereageerd of er werd verwezen naar de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (de NVvP). De NVvP verwees vervolgens door naar de Steungroep Psychiaters en de NVVE. Deze beide instellingen hebben tot op heden nog niet gereageerd.
*
De Rondvraag Beste Frenk, Ik weet dat het ongebruikelijk is om op hetzelfde thema te blijven hangen, maar ik ga het toch doen. De affaire Stapel is ingeslagen als een bom en ik wil graag weten wat jij van de hele situatie vindt. Hoe kan het voorkomen dat een hoogleraar zo lang ongestoord op grote schaal bedrog heeft kunnen plegen? Als de resultaten van Stapel telkens niet te repliceren zijn dan moet dit op een gegeven moment toch argwaan wekken – maar in de media heb ik eigenlijk niets gehoord over mislukte replicaties van Stapels werk. Eric-Jan *Eric-Jan Wagenmakers bevond zich ten tijde van het beantwoorden van de Rondvraag in Australië.
Het antwoord van Frenk van Harreveld (Sociale Psychologie) Niets schreeuwt zo hard om een verklaring als een ramp. Of het nu gaat om een ontploffende chemische fabriek, een bankencrisis of een prins die bedolven raakt onder een lawine; we willen weten hoe het toch zo ver heeft kunnen komen. Dit zoeken naar verklaringen komt mede voort uit de fundamentele menselijke behoefte om de wereld te zien als een ordelijke en begrijpelijke plek waarin geen plaats is voor toeval, onrechtvaardigheid en willekeur. Deze behoefte aan orde zien we ook terug in de reacties op de fraude van Diederik Stapel. Hierin was duidelijk de behoefte aan een verklaring voor het kunnen optreden van een dergelijke omvangrijke fraude terug te zien. Vooral sociaal psychologen richtten zich op vraag of het plegen van fraude gemakkelijker gemaakt wordt door de focus op kort, oppervlakkig maar mediageniek onderzoek (zie de ‘vleeshufters’) waar vooral Psychological Science mee gevuld wordt. Sommige van hen stellen daarom dat wij ons beter zouden kunnen richten op slow science met langere reeksen studies. Hoe goed bedoeld deze aanbevelingen ook zijn, oppervlakkig dient niet verward te worden met frauduleus. Dit blijkt al uit het feit dat Stapel de laatste jaren minstens zo vaak in Journal of Personality and Social Psychology publiceerde als in Psychological Science.
Naast het willen verklaren van onheil is het willen uitoefenen van controle een bekend gevolg van percepties van wanorde. De roep om meer controle over perfide bankiers en hogere straffen voor criminelen zijn voorbeelden van de menselijke behoefte in een ordelijke wereld te leven. Ook in de reacties op de fraude van Stapel was de roep om meer controle om vergelijkbare gevallen in de toekomst te voorkomen zichtbaar. Tot de aanbevelingen behoren onder meer het standaard openbaar maken van datasets en het instellen van een meldpunt voor wetenschappelijk wangedrag. De veronderstelling dat meer controle een effectief middel is om wetenschappelijke fraude terug te dringen is op zijn best optimistisch en op zijn slechtst naïef. Het openbaar maken van datasets zal fraudeurs hoogstens dwingen de vragenlijsten uit hun kofferbak niet naar de papierbak te brengen maar even de moeite te nemen ze zelf in te vullen. Zolang het loont om te winnen, loont het ook om vals te spelen en iemand die vals wil spelen zal altijd een weg vinden dat ook te doen. Een minder individualistisch georiënteerd subsidieklimaat zou in dat opzicht wellicht effectiever zijn dan het maximaliseren van toezicht en controle. Een andere oplossing is wellicht gelegen in de door jou genoemde afwezigheid van replicaties van het onderzoek van Diederik. Misschien is het juist nu de tijd om daarmee te beginnen, al was het maar om de percepties van wanorde binnen de psychologie te herstellen. De subsidieaanvraag schrijft zich vanzelf.
Frenk van Harreveld (Sociale Psychologie) geeft de Rondvraag door aan Carsten de Dreu (Arbeids- en Organisatiepsychologie) Beste Carsten, Een consequentie van de affaire Stapel zou kunnen zijn dat onderzoekers zich bij het analyseren van hun data in toenemende mate de vraag stellen wat toegestaan is en wat niet. Waar zelfkritiek belangrijk is, kan een overdaad daaraan wellicht tot verkramping leiden. Hoe denk jij dat we hierin de balans kunnen vinden? Moeten psychologen hun leven beteren of is dit een freak occurence waar niet teveel consequenties aan moeten worden verbonden? Frenk
37 maart 2012
De vraag van Eric-Jan Wagenmakers (Methodenleer)
Spiegeloog
Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen
de Wandelgang Jong en onbezonnen, nog geen weet hebbende van lotingen, baanperspectieven en inkomens, wisten velen van ons al stellig wat ze later wilden worden. Toch ambiëren maar weinig studenten nu nog de droombaan uit hun jeugd. Spiegeloog was benieuwd naar jouw vroegste carrièreplannen en stelde daarom de vraag: ‘Wat wilde jij vroeger worden?’ Tekst & Foto's: M.R. Cavallo & J.H.W. Davidson
Spiegeloog
38 maart 2012
Anja: ‘Vroeger wilde ik actrice worden en dat heb ik ook een tijdje gedaan. Daarna wilde ik eigenlijk iets heel anders: lama’s hoeden, in mijn eentje in de bergen van Peru. Het is een ontsnappingsplan; nu ben ik nog bezig met de Research Master. Het is eigenlijk begonnen als een grap, maar na verloop van tijd ben ik er steeds serieuzer in geworden. Dus mocht mijn master mislukken, dan verkoop ik later wol in Peru.’
Can: ‘Ik wilde maritiem bioloog worden. Dat idee kreeg ik doordat ik boeken las van Clive Cussler, een Amerikaanse schrijver van avonturenromans. Ik wilde net als de personages in deze boeken de bodem van de zee verkennen in een onderzeeër. Rond mijn elfde raakte ik daarin geïnteresseerd. Later bedacht ik me dat ik beter was in communiceren dan in het spelen van een avonturier, dus ben ik psychologie gaan studeren. Overigens ben ik nog altijd wel geïnteresseerd in het onderwaterleven.’
Lotte: ‘Toen ik in groep 1 zat wilde ik dokter worden. Het hele ziekenhuisgebeuren trok me en ik heb nog heel lang gedacht dat ik dokter zou worden. Het fascineerde me. Als ik moet kiezen welke richting ik op zou zijn gegaan, zeg ik huisarts. Het was me echter toch iets te praktisch en ik wilde me niet binden aan één beroep. Ik wilde iets studeren waar ik meerdere kanten mee uit kon.’
Jan: ‘Powerranger! Dat was toen ik zeven was. Het was mijn favoriete serie en ik keek het altijd. Ik wilde de witte worden natuurlijk. Dat was de beste, de sterkste, de baas! Ik zou niet willen zeggen dat ik het nu nog wil worden. Tegenwoordig doe ik de master Cognitive Neuroscience.’
Tom: ‘Ik wilde vroeger dirigent worden. Ik vond het er altijd heel mooi uitzien. Fascinerend, zo’n man die van die bijzondere armbewegingen maakt. Ik was toen vier; later werd het minder. Het was te moeilijk om te worden, maar het was wel mijn eerste droom. Mijn ouders waren geïnteresseerd in orkestrale muziek, misschien heb ik er daarom wat van meegekregen.’
Sjoerd: ‘Vroeger wilde ik piloot worden. Ik vond vliegtuigen erg indrukwekkend en speelde ook vaak flight simulator op de computer. Uiteindelijk, zo rond mijn zestiende, heb ik zelf een beetje leren vliegen in kleine vliegtuigjes. Maar rond dat moment begon ik toch de uitdaging te missen; het beroep piloot voelde eigenlijk meer als een taxichauffeur in de lucht. Die uitdaging vond ik wel op de universiteit.’
Spiegeloog
Elvira: ‘Toen ik twaalf was wilde ik rechten studeren en advocaat worden. Mijn vader is opsporingsambtenaar dus hij zit een beetje in dat wereldje. Invallen doen en bewijsstukken zoeken; dat zag er allemaal heel tof uit. Tot mijn examenjaar wilde ik nog rechten studeren, maar mijn docent raadde het toen af. Ze dacht dat psychologie meer iets voor mij was omdat ik beter kan praten dan lezen. Dat was ik wel met haar eens.’
Myrthe: ‘Ik wilde vroeger professioneel schaatser worden. Ik ben er helaas ook weer vrij snel mee gestopt, wat achteraf heel zonde is. Toen ik er een aantal jaar geleden weer mee begon, was het al te laat om nog op hoog niveau te kunnen schaatsen. Achteraf vind ik het niet heel erg dat ik geen topsporter ben geworden. Je moet namelijk heel monomaan zijn, helemaal gefixeerd op de sport. Ook de constante druk en concurrentie waren niks voor mij.’ Liam: ‘Ik wist het eigenlijk al vanaf mijn vroege jeugd; ik word croupier. Ik zag mezelf al helemaal achter de roulettetafel staan. Mensen hun verlies innen en een lager bedrag uitkeren. Winst voor het casino. Mijn casino, want ik wilde een casino/hotel in Las Vegas aan The Strip. Nieuw, groots en met fantastische watershows. Daarom zou ik economie gaan studeren. Economie viel echter tegen, dus ben ik overgestapt op psychologie.’
39
maart 2012
Jihane: ‘Vanaf mijn twaalfde wist ik zeker dat ik schrijfster wilde worden. Ik had toen zelfs een griezelverhaaltje geschreven en het naar een uitgeverij gestuurd. Dat waren ongeveer tien pagina’s, maar het leek toen natuurlijk heel wat. De uitgever had nog een heel lief briefje teruggestuurd waarin stond dat ik vooral zo door moest gaan. Ik vind schrijven nog steeds leuk en zou het later nog wel naast mijn vaste baan willen doen, maar niet fulltime.’
bacchus Topsport Ooit wilde ik topsporter worden. Dan zou ik iedere dag een flinke dosis endorfine door mijn lijf voelen gieren, zou ik belangrijke wedstrijden winnen met alle gelukzalige emoties van dien en volop shinen in mijn element. Ja, ik zag het wel gebeuren. Helaas voor mij zijn er weinig sporten waarbij je nog een kans maakt wanneer je pas op je vijftiende echt begint te investeren. Het vergt jarenlange, onafgebroken toewijding om in een sport de top te bereiken. Zuur, maar zo is het en dat is nu net wat het zo mooi maakt. Eigenlijk doen velen van ons aan topsport zonder dat we het doorhebben. Toen mensen nog in grotten woonden en moesten jagen om in hun levensbehoeften te kunnen voorzien, was stress iets dat ontstond in gevaarlijke situaties. Er trad dan een lichaamseigen verdedigingsmechanisme in, de zogenaamde fight-or-flight response. Deze zorgt voor een toename in uithoudingsvermogen, energie, kracht en doorzettingsvermogen. Tegenwoordig nemen gevaar en stress heel andere vormen aan, minder intens maar vaker en vooral veel langduriger. Voor hen die niet hebben gekozen voor een carrière in de topsport ontstaat zo rond het twintigste levensjaar een bepaalde motivatie en druk om er op studie- en werkgebied alles uit te halen wat er in zit. Later mag je lanterfanten, maar pas als je iets hebt bereikt. Het lijf presteert net als bij topsporters geruime tijd op de toppen van zijn kunnen. Het is niet makkelijk om jong en ambitieus te zijn in een tijd die geen grenzen kent, in een wereld met ongelooflijk veel mogelijkheden. Want als alle mogelijkheden er zijn, waarom zou je het dan niet groots maken? Al je dromen verwezenlijken? En ben je als het niet lukt dan niet gewoon een loser? Om geen last te krijgen van RSI, burn-out-verschijnselen en andere kwalen lijkt het mij van belang
niet te blijven hangen in de vraag wat je allemaal zou kunnen doen of welke kansen je allemaal hebt laten liggen. Oké, topsporter word ik niet meer, nu zit de toekomst vol met andere mooie mogelijkheden. En die zal ik met een topsportmentaliteit aanpakken. Soms raken we geobsedeerd door wat er allemaal moet. We moeten carrière maken, hard werken, slagen in het leven, sociaal zijn en aantrekkelijk voor de mensen om ons heen. Dat legt de maatschappij ons op en maakt dat wij overbelast raken. Toch hebben we onze reactie op druk van buitenaf zelf in de hand. De oplossing zit in onze eigen perceptie. Zo is ‘moeten’ een woord met een zeer negatieve lading. Vervang ‘moeten’ door ‘mogen’ of ‘kunnen’ en je boodschap krijgt een veel positievere lading. Je eigen interpretatie van een situatie bepaalt hoe je presteert. Als jij je gedwongen voelt en denkt dat je geen of weinig controle hebt over de wereld om je heen, dan zal je motivatie veel lager zijn dan wanneer je bedenkt dat jij degene bent die heeft gekozen voor de situatie waarin je zit. Wees kapitein van je eigen schip en vaar je eigen koers. Als sportpsycholoog in spe kan ik mijzelf en anderen het volgende aanraden: kijk niet te ver vooruit, maar probeer elke dag kleine stappen te zetten richting een hoger doel waar je enthousiast van wordt en houd je tijdens dit proces niet teveel bezig met jezelf vergelijken met anderen. Natuurlijk is dit allemaal makkelijker gezegd dan gedaan, maar het gaat er vooral om dat we ons niet laten ontmoedigen door stressvolle omstandigheden. Zonder mammoeten en sabeltandtijgers raakt een mens snel verveeld. Geniet dus bovenal van deze fase in je leven, het is er een van grote en bijzondere ontwikkelingen. Myrthe van Stralen