Damsko

Page 1

DAMSKO

oktober 2012 • jaargang 40 • nummer 349


40e jaargang nr. 349, oktober 2012 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de Afdeling Psychologie, Universiteit van Amsterdam

Kamer 5.02 Diamantbeurs Afdeling Psychologie Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam t: 020 - 525 67 58 e: spiegeloog-fmg@uva.nl

Hoofd-/Eindredactie Joël Davidson & Tessa Velthuis. Redactie Jihane Chaara, Annemiek Crouzen, Mariska Dijkstra, Bianca Muurman, Kirsten Vegt. Medewerkers Denny Borsboom, Marijke Engels-Freeke, Victor Lamme, Lourens Waldorp.

Verleden, heden, toekomst Reeds ver voordat wij waren geboren, las de Amsterdamse psychologiestudent de Spiegeloog. Maar de huidige redactie is trots alsof ze vanaf de eerste seconde bij dit blad betrokken is geweest. We doken de archieven in om de meest opmerkelijke momenten uit de geschiedenis van Spiegeloog te vinden. Dit studiejaar zal er in ieder nummer aandacht zijn voor het verleden, steeds op een andere manier. De cover van deze Spiegeloog is bedoeld om de nieuwe psychologiestudenten wegwijs te maken door onze prachtige hoofdstad. In combinatie met de tips van hard//hoofd, Overdose.am, de VSPA, UvA Pride en Spiegeloog hoef je nooit meer verloren te lopen. Naast het checken van alle hotspots, moet er natuurlijk ook nog gestudeerd worden! Weet je niet goed waar je moet beginnen met het opzuigen van alle studiestof, lees dan eerst het artikel Leerstijlen van Jihane. Ondanks plattegrond en tips kan de stad soms toch ongrijpbaar zijn, bijvoorbeeld omdat je geen straattaal verstaat, of omdat je Friesland gewend bent. En als je na een tochtje door de Kalverstraat weer overgehaald bent tot het kopen van die leuke schoenen, die eigenlijk veel te duur zijn, kun je denken dat het komt omdat je eigenlijk nog niet genoeg schoenen hebt. Na het lezen van Stress in de stad zal je tot een heel andere conclusie komen. Neem het ervan, zolang het kan, in Amsterdam. Maar verlies je toekomstdoel, de titels BSc en MSc, vooral niet uit het oog.

Tessa en Joël

Met bijdragen van Brankele Frank (hard//hoofd), Laura Inzaurralde (Overdose.am), Sanne Pols (UvA Pride), Neddo Siebum en Leanne de Vries (VSPA). Fotografie Bianca Muurman, Tessa Velthuis. Cover © 2012, Gemeente Amsterdam, DBI. Lay-out Joël Davidson & Tessa Velthuis. Druk Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Een abonnement op Spiegeloog kost € 15,- per jaar. Indien geïnteresseerd, stuur een bericht met uw naam en adres naar de redactie. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.


Inhoud

4

14

22

De geschiedenis van Spiegeloog

Nieuw in Amsterdam?

CliĂŤnt Bekent

Veertig jaar is niet niks!

De beste tips op een rij

DaniĂŤl had een randpsychose

7

Ivoren Toren

19

Rondvraag

28

Mededelingen

8

Straattaal

20

Stress in de stad

30

Wandelgang

10

Leerstijlen

25

Kirsten zoekt een baan

32

Bacchus

13

Op Kamers

26

College in de kerk

Visiteren

Kun jij meepraten?

Hoe leer jij?

Jan Henk Kamphuis

Lamme aan Waldorp

De psychologische gevolgen ervan

Deel 1 van haar zoektocht

Marijke had een zwaar jaar

Activiteiten voor studenten

Bang voor de boete?

Geef mij maar Amsterdam


De geschiedenis van Spiegeloog Zoals in elk jubileumjaar, of bij elk jubileumnummer, de gelegenheid wordt genomen om de geschiedenis van ons onovertroffen blad weer naar het heden te halen en de psychologiestudent en –medewerker te overrompelen met de trotse emotie dat hun faculteitsblad al zoveel jaar bestaat, zijn we wederom bij een heuglijk moment aanbeland: Spiegeloog viert haar veertigste jaargang!

Spiegeloog

Tekst: Joël H. W. Davidson Archiefonderzoek: Joël H. W. Davidson, Mariska Dijkstra en Tessa Velthuis

4 oktober 2012

Was het een huwelijksjubileum geweest, wat het eigenlijk ook een soort van is (Spiegeloog is onlosmakelijk verbonden met de psychologiefaculteit, door ruzies, bijnascheidingen en hoogtepunten), dan had het de aanduiding robijn of smaragd gekregen. Een jaargang om te koesteren als een juweel. In dit eerste nummer neemt Spiegeloog je mee in haar turbulente verleden. Het prille begin (1973 – 1975) In 1946, lang voor de oprichting van Spiegeloog, werd Psychologie een zelfstandige studierichting aan de Universiteit van Amsterdam. Tot 1946 was Psychologie ruim twintig jaar een hoofdvak binnen de studie Filosofie geweest. Omdat studenten ingelicht moesten worden over colleges, leerstof, het wel en wee van het studentenleven et cetera, bestond er een mededelingenblad. Dit mededelingenblad kwam eenmaal per twee weken uit en werd door mijnheer Meijer, portier van het psychologisch laboratorium op de Keizersgracht, verzorgd. Toen

de beste man met pensioen ging, kwam bij student Peter Utrecht het idee op om een blad te starten. Utrecht, die al een tienjarige carrière in de journalistiek achter de rug had, wilde een bedrijfsblad oprichten voor de studenten en medewerkers van de faculteit. Hij was van mening dat er een gebrekkige communicatie binnen de subfaculteit was. Soms was het niet eens goed duidelijk wat welke specialisatierichting inhield. Het blad werd Spiegeloog genoemd omdat Utrechts’ buurmeisje het beroep van haar vader, die psycholoog was, niet goed uit kon spreken en er spiegeloog van maakte. Later kreeg de betekenis dat de ogen de spiegels van de ziel zouden zijn, de overhand. Het eerste nummer werd gefinancierd uit het kantinepotje, en er was vijfduizend gulden voor vrijgemaakt. Al na het eerste nummer ontstonden er geldproblemen en het zou maanden duren voordat er weer een nummer uitkwam. Na het tweede nummer wilde Utrecht zich er eigenlijk niet meer zo veel mee bemoeien. Op een borrel

- Zonder schaamte werden facultaire misstanden openbaar gemaakt -


Communistische praktijken (1975 – 1982) Na de turbulente eerste jaren waarin Spiegeloog door de Evaluatiecommissie als een blad met ‘eenzijdige, rancuneuze revolverjournalistiek’ werd beschouwd, kwamen er relatief rustigere tijden waarin de toekomst zekerder werd. Men heeft geprobeerd Spiegeloog te veranderen in een krantje met alleen maar positief nieuws; leuke verhaaltjes schrijven over jubilarissen, onder toeziend oog van de directie (eenzijdig bestuursblaadje waarin studenten geen mogelijkheid tot verspreiden van de waarheid hadden, red.). Maar dit was niet succesvol, want er werden nog altijd stukken geschreven met de onenigheden tussen staf

Spiegeloog

te hebben dat dit geld beter besteed had kunnen worden aan een flipperkast – ‘daar haal je tenminste weer geld uit!’ De VSPA stond daarentegen aan onze zijde. Niet gek, als je nagaat dat Beerenkamp VSPA-lid was. Er werd zelfs een Evaluatiecommissie Subfaculteitsblad opgericht, om over de (volgens Elshout) ‘hopelijke ondergang’ van het blad te praten. De angst bestond dat Spiegeloog haar einde naderde.

5 oktober 2012

van de VSPA werd overactief lid Hans Beerekamp door mede-VSPA-lid en redacteur van Spiegeloog Martha Meerman gevraagd of hij dat ‘flauwe blad’ niet van Utrecht wilde overnemen. Beerekamp zag daar wel wat in. Vanaf het derde nummer was hij de hoofd-/eindredacteur van Spiegeloog. Het blad, dat op lange witte vellen door de secretaresse van Beerekamp op een IBM-schrijfmachine-metdrie-bolletjes werd uitgetypt, was al snel onderhevig aan ernstige kritiek. Spiegeloog, door Beerekamp omschreven als ‘een blad vol politieke propaganda, persoonlijke en inhoudelijke stukken (en iedere maand een rel)’, werd al gauw onderwerp van discussie. De kritiek was niet mis: Spiegeloog zou slechts links activistisch nieuws behandelen – een eenzijdig studentenblaadje waarin aangevallen personen geen mogelijkheid tot weerwoord kregen. De meest aangevallen persoon en groot tegenstander van het blad, Jan Elshout van de afdeling Gedragsleer, begon zich al snel als ‘aartsvijand nummer één’ van Spiegeloog te ontwikkelen. Maar ook Nico Frijda van de afdeling Functieleer had geen goed woord over voor Spiegeloog; hij schijnt gezegd


Spiegeloog

6 oktober 2012

en studenten in het middelpunt. Ingezonden brieven volgden elkaar op en ontpopten zich soms tot ware polemieken (openlijk gevoerde pennenstrijd). Maar ook de luchtige artikelen deden hun intrede. In de jaren zeventig fungeerde Spiegeloog als ‘een linkse pitbull die rukte aan het facultaire vlees tot het rode bloed tevoorschijn kwam’. Het waren de jaren waarin linkse sympathieën uitgroeiden tot communistische idealen. Er gingen zelfs geruchten dat de VSPA achter de schermen werd bestuurd door diehards van de Communistische Partij Nederland. VSPA en Spiegeloog werkten intensief samen en bundelden hun krachten tegen het bestuur. Toch was in statuten vastgelegd dat medewerkers een vaste plaats hadden in het blad: de redactie moest uit een gelijk aantal studenten, stafleden en leden van de technische administratie bestaan. Hieruit volgde ook de eerste samenwerking met de rest van de faculteit: er kwam vanaf nummer 28 een vaste columnist, een functie vervuld door een medewerker van de faculteit. Tegenwoordig is dat Denny Borsboom met de Ivoren Toren (vanaf nummer 279). Om niet alleen maar externe ontwikkelingen te volgen, maar ook een eigen lijn uit te zetten, besloot de redactie Spiegeloog nummer 44 te dopen tot het eerste themanummer. Het thema was ‘Onderzoek’.

dan voorheen. Nummer 160 was het laatste nummer dat traditioneel met de typemachine in elkaar geflanst werd. 161 was het eerste nummer dat volledig door middel van de computer (door de Sint geschonken) gemaakt werd. De hoofdredactie snapte nog niet helemaal hoe ze dat voor elkaar zouden krijgen, maar daar werd nog aan gewerkt. Het leven begint bij veertig (2000 – nu) Er is veel veranderd de afgelopen veertig jaar. In de jaren zeventig en tachtig waren het vooral mannen die de redactie bevolkten; tegenwoordig zouden er wel wat meer mannelijke schrijvers bij mogen. De faculteit heeft vele verhuizingen meegemaakt. Van de Doodskist op de Weesperstraat (waar geen raam open kon en de schimmels hun intrede deden middels de airco) naar het Roeterseilandcomplex, en weer terug naar de Weesperstraat, nu in de voormalige Diamantbeurs. Spiegeloog begon als een blad waarin vooral de mening van fanatieke studenten centraal stond en de misstanden in en rond de faculteit zonder enige schaamte, dan al niet met een eenzijdige blik, openbaar werden gemaakt. Waarin het bestuur van de faculteit niet welkom was, maar toch enkele malen in de geschiedenis (zonder veel succes) schrijfrecht kreeg. Nee, zo gaat het er niet meer aan toe. Spiegeloog onderhoudt al jaren vrijwillig nauwe banden met docenten en andere verenigingen: elk nummer wordt een docent met een leuke kamer geïnterviewd, docenten stellen wetenschappelijke vragen aan elkaar en de mededelingen worden met plezier, van wie ze ook afkomstig zijn, geplaatst. Toch hebben we nog altijd onze zelfstandigheid behouden. Geen eigen kamer meer, maar iedereen heeft concessies moeten doen na de verhuizing van gebouw A naar de Diamantbeurs. De Methodologiewinkel, waar we tegenwoordig onze redactieruimte mee delen haar hocus pocus zien uitvoeren, is dan ook bepaald geen straf. Jaren van crisis in de economie heeft ertoe geleid

- Na nummer 160 werd de typemachine niet meer gebruikt -

Ontwikkeling en vernieuwing (1982 – 2000) Aan de vernieuwingen van Spiegeloog kwam geen eind, en op een gegeven moment sloeg het bijna volledig door naar de verkeerde kant. ‘Spiegeloog wil niet nog eens 100 nummers Spiegeloog heten’, en dus kwam er een prijsvraag. Verzin een nieuwe naam en win dat de volgende honderd nummers jouw bedachte naam dragen. Spiegeloog dreigde te verdwijnen! Maar gelukkig kunnen we uit de naam van dit nummer opmaken dat dit om wat voor reden dan ook niet doorgegaan is. Betere veranderingen vanaf nummer 100 zaten hem in de kleur die het zwart-witte blad verfraaide: geel. Ook het papier was van een fractie hogere kwaliteit


De ivoren toren Visiteren U studeert psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, en daar boft u maar mee. Uit de meest recente onderzoeksvisitatie blijkt namelijk dat de Universiteit van Amsterdam het beste onderzoek van Nederland heeft.

Het huidige logo siert de cover van het blad al sinds nummer 307 en zal dit jaar vertrouwd hetzelfde blijven. Niets veranderd dus in dat opzicht. Wel veranderd is dat het huidige nummer weer een klein beetje teruggaat naar de activistische periode: Denny is significant minder melig in zijn column en Marijke beklaagt zich (terecht) over de logistieke organisatie van het afgelopen jaar. De redactie heeft in 2011 soms getwijfeld of publicatie van bepaalde artikelen wel een goed idee was. In het themanummer Chemie werden mensen onder invloed van verschillende drugs onderworpen aan intelligentie- en aandachtstests. Wij vreesden dat het idee misschien een beetje te gewaagd was voor onze lezers, maar na alle positief verraste reacties én de recent verworven wetenschap hoe wild Spiegeloog in het verleden was houdt niets ons meer tegen om gewoon te doen wat wij denken dat interessant is. De toekomst van het blad ziet er stabiel uit; laten we dat gevoel vasthouden en zorgen dat die stabiliteit ook terugkeert in andere aspecten van het studentenwezen. Laten we vooral de veertigste jaargang met trots en plezier inluiden! <<

‘Hebben ze daar dan een visitatiecommissie voor nodig?’, hoor ik u denken. Een begrijpelijke vraag, waarop twee antwoorden mogelijk zijn. Ten eerste: ‘Nee, want net als al het onderzoek in Nederland is het onderzoek aan hun universiteit best goed en dat weten ze wel.’ Ten tweede: ‘Ja, want de verschillen tussen Nederlandse universiteiten zijn zo klein dat er een commissie voor nodig is om ze in kaart te brengen.’ Allebei waar. Het is maar hoe je het bekijkt. ‘Maar we moeten dus belastinggeld uitgeven om iets aan te tonen dat iedereen al weet?’, hoor ik u denken. Heel in het kort is het antwoord: ‘Ja’. ‘Waarom dan?’, hoor ik u denken (met enige vertwijfeling). Nou, bijvoorbeeld omdat universiteitsbestuurders op die manier iemand ánders kunnen laten zeggen dat het goed gaat met hun onderzoek. Dat is net iets geloofwaardiger dan zelf voor de twintigste keer roepen dat je een topuniversiteit met toponderzoekers en topdocenten voor topopleidingen aan topstudenten bestuurt. (Daar moeten ze ook eens mee ophouden, trouwens). ‘Dat is toch geen geldige reden!’, hoor ik u denken. Dat ligt genuanceerd. Als je niet oppast word je dezer dagen zomaar wegbezuinigd ten faveure van een zwaartepunt, topsector of aandachtsgebied. Met een visitatierapport echter kun je tegen de minister zeggen dat die op moet passen met bezuinigen en het herparkeren van geld, omdat het onderzoek in Nederland op aantoonbaar hoog niveau staat. Dat is zowel een ware uitspraak als een goed doel, en als het ware in dienst staat van het goede kan dat toch niet verkeerd zijn. Bovendien: je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. Wees dus maar gewoon trots dat je aan de Universiteit van Amsterdam studeert. Die trots is terecht en daar gaat het toch om. Denny Borsboom

Spiegeloog

‘Weet je dat dan niet?’, hoor ik u denken. Zeker weet ik dat. Iedere onderzoeker weet wie in zijn of haar vakgebied de lakens uitdeelt en wie niet. Maar de informatie in zo'n rapport is ook helemaal niet voor mij bedoeld. Die is voor de universitaire bestuurders.

7 oktober 2012

dat studenten maar één studie mogen volgen en razendsnel af moeten studeren of anders een onbetaalbaar bedrag moeten betalen. Spiegeloog komt deze jaren van crisis vooralsnog goed door. Dit jaar zullen wij ons archief digitaliseren, maar blijven wij voor de student die lekker in de trein wil lezen of gewoon graag een eigen exemplaar in handen heeft toch ook nog gewoon op papier! Ook wordt op 8 november de tweede Spiegeloog-avond in samenwerking met CREA georganiseerd: rondom een relevant thema uit de psychologie wordt een avond gevuld met lezingen en lol, gratis toegankelijk voor studenten.

‘Wat is dat, een onderzoeksvisitatie?’, hoor ik u denken. Welnu: bij een onderzoeksvisitatie komt een commissie van geleerde professoren bekijken hoe het staat met het onderzoek dat aan Nederlandse universiteiten wordt uitgevoerd.


Kwekku in Damsko De taal van de straat Het zou je zomaar ter ore kunnen komen tijdens een wandeling over de Amsterdamse grachten: ‘Ewa spange chick, de umpielumpie van mijn bika is kapot. Ik breek geen fatoe met jou, help me loese gaan dan krijg je mijn soete’. Sorry? Wat zeg je? Amsterdamse straattaal is niet voor iedereen makkelijk te volgen. Had je nu maar geweten dat hij bedoelde dat zijn fietsband stuk is en dat, als je hem besloot te helpen, je het laatste hijsje van zijn sigaret mocht hebben. Daarom speciaal voor de nieuwe studenten: een crashcourse straattaal uit Damsko. Spiegeloog

8

Tekst: Annemiek Crouzen

oktober 2012

Het effect van taal Taal heeft meer functies dan enkel communicatie. De taal die een persoon spreekt zegt namelijk veel over de groep waarmee deze persoon zich identificeert. De talen die gesproken worden door minderheidsgroeperingen, bijvoorbeeld allochtonen, onderscheiden zich vaak van de officiële taal door het aanbrengen van subtiele verschillen, een andere uitspraak of het gebruik van totaal andere woorden (Cornips, 2002). Op deze manier tonen de sprekers hun groepslidmaatschap aan hun omgeving en geven zo trotse gevoelens weer over hun minderheidsidentiteit (Vermeij, 2002). Het taalgebruik laat zien tot welke groep een bepaald persoon behoort. Zo wordt er een eenheidsgevoel gecreëerd waarbij niet-groepsleden buitengesloten worden (Boumans, Dibbits & Dorleijn, 2001). Straattaal kan echter ook een distantiërende werking hebben. Wanneer straattaal op zo’n manier gebruikt wordt kan dit zijn om de spot te drijven met de groep mensen die normaliter de taal spreekt. Zo kan het gebruik van straattaal zelfs een racistisch randje krijgen, wanneer een niet-groepslid de spot drijft met een groepslid door in zijn of haar taal te praten (Bucholtz 1999; Ronkin & Karn, 1999). Straattaal kan dus verschillende sociale functies hebben, maar waar vindt deze taal zijn oorsprong? Jongerentaal Vroeger waren dingen ‘te gek’ en wanneer we nog verder teruggaan in de tijd waren zaken zelfs ‘mieters’ te noemen.

Tegenwoordig willen we van elkaar weten of alles ‘chill’ is of ‘spang’ en daar komen we achter door de woorden ‘fawaka’ uit te spreken naar een van onze ‘bradas’. Deze straattaal komt voort uit een mix van verschillende jongeren- en minderheidstalen en wordt daarom, ook in Amsterdam, voornamelijk gesproken door allochtone jongeren. Volgens Hoppenbrouwers (1991) praten jongeren in hun eigen taal om zich te identificeren met hun leeftijdsgroep en zo het wij-gevoel aan te wakkeren. Jongerentaal verschilt per generatie en soms zelfs per decennium. Deze taal vormt zich tussen het veertiende en zeventiende levensjaar van de spreker, maar verdwijnt daarna nooit helemaal. Bepaalde woorden blijven bestaan binnen de opgroeiende leden van een generatie, waardoor bepaalde woorden een echt generatiekenmerk worden. Zo verraadt het woord ‘vet’ dat iemand wel eens een kind uit de nineties zou kunnen zijn. Jongerentaal die door een grote groep jongeren wordt overgenomen, waardoor er een semiofficieel vocabulair ontstaat, wordt ook wel straattaal genoemd. Straattaal versus ABN De jongerentalen waarop de straattaal gebaseerd wordt bevatten vaak woorden uit de taal van Nederlandse immigranten. Naast de slechte uitspraak die de Nederlandse immigranten er soms op nahielden, werden er ook vaak woorden expres fout uitgesproken (Appel, 1999). Mede om deze redenen was straattaal vroeger in de volksmond ook


Bronnen - Appel, R. (1999). Straattaal. De mengtaal van jongeren in Amsterdam. Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, 62, 39-57. - Boumans, L., Dibbits, H., & Dorleijn, M. (2001). Jongens uit de buurt: Een ontmoeting met Güray, Naraen, Hasan, Youssef, Mustafa, Azzadine, Badir en Rachid. Amsterdam: Stichting Beheer IISG. - Bucholtz, M. (1999). Mock Ebonics: Linguistic racism in parodies of Ebonics on the Internet. Journal of Sociolinguistics, 3, 443460. - Cornips, L. (2002). Een buurt in beweging: Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal. Hans Bennis, Guus Extra, Pieter Muysken en Jacomine Nortier (red.). Amsterdam, Stichting Beheer, IISG, 285-302. - Hoppenbrouwers, C. (1991). Jongerentaal. De tipparade van de omgangstaal. Hoogezand: Stubeg. - Jongetjes, R., Rommes, M., & Schiphorst, I. (1999). Rapclass: rijm en ritme in de klas. Utrecht: LOKV. - Kempen, Y. van (2000). Taal mixen is dope, is basis, is spang. Straattaal van Amsterdamse jongeren. Ons Erfdeel, 3, 331-338. - Nortier, J. (2001). Murks en straattaal. Vriendschap en taalgebruik onder jongeren. Prometheus, Amsterdam. - Ronkin, M., & Karn, H. E. (1999). Mock Ebonics: Linguistic racism in parodies of Ebonics on the Internet. Journal of Sociolinguistics, 3, 360-380. - Vermeij, L. (2002). De sociale betekenis van straattaal: Internetisch taalgebruik onder scholieren in Nederland. Pedagogiek, 22, 260-273.

Crashcourse Murks

afoe: stukje, helft; trek van een stickie boeloe: gek, raar, vaag boeng: goed chickie: meisje doekoe: geld faja: heel erg fawaka: hoe gaat het habibi: liefje how's the dope: hoe staan de zaken kardash: makker kill: jongen kon ta bei: hoe gaat het loesoe: weg mi gado: mijn god mi lobo joe: ik hou van jou no fasa stof sisca/brada: blijf van me af wijfie/jochie osso: huis skootoe: politieagent tezz/tazz: shit woella: ik zweer het Dus mocht je worden aangesproken door een fietser in nood, dan kun je je vanaf nu redden met de woorden: ‘Natuurlijk help ik jou loesoe gaan, ik hoef er geen doekoe voor. Alles komt boeng, je kunt zo weer naar osso!’

Spiegeloog

Deze woorden zijn een kleine greep uit het vocabulair van de meest gesproken straattaal in Amsterdam. Murks is een mengelmoes van Nederlands, Turks, Marokkaans en Surinaams, vrij aangevuld met Amerikaanse slang. In een multiculturele stad als Amsterdam kan men natuurlijk niet achterblijven. Vandaar een crashcourse straattaal uit Damsko:

9 oktober 2012

wel bekend als ‘Smurfentaal’ (Appel, 1999; Van Kempen, 2000). Smurfen gebruiken voor elk werkwoord een vervoeging van het woord ‘smurfen’, waardoor men een overeenkomst zag in de taalarmoede die beide talen uitstraalden. Door felle reacties verdween deze denigrerende naam snel en werd deze vervangen door de term ‘straattaal’. Voor de verloedering van de Nederlandse taal is bijzonder hoogleraar Tweedetaalverwerving Rene Appel niet bezorgd: ‘Verwar jongeren- of straattaal niet met een geringe taalvaardigheid. Om zo creatief en effectief buitenlandse woorden door het Nederlands te kunnen mengen, moet je het Nederlands juist bijzonder goed beheersen. Allochtone jongeren die slecht Nederlands spreken, behoren niet tot de groep van straattaalsprekers. Er zal op den duur vast wel een woord (…) van die straattaal doordringen in het ABN. Niets om je druk over te maken, want de invloed zal klein zijn en niet bepaald dodelijk voor het Nederlands.’ (Taalvorming en Taaldrukken, 2012). Tegenwoordig wordt straattaal dan ook vaak gezien als een positief, vriendschappelijk fenomeen en wordt het meer dan eens gebruikt in Nederlandstalige – of moeten we zeggen ‘straattalige’ – rap en hiphop (Jongetjes, Rommes & Schiphorst, 1999). Nu we meer weten over hoe straattaal ontstaat en welke functies het kan hebben, is het tijd om ons straattaalvocabulair uit te breiden. <<


Leer jij effectief? De ene student vindt het handig om uitgebreide samenvattingen te maken, een ander scant de tekst of acht het praktisch om zelf over de stof te filosoferen. Al deze manieren schijnen te werken voor verschillende mensen, maar waar komt dat door? Heeft iedereen daadwerkelijk een eigen effectieve leerstijl?

Spiegeloog

Tekst: Jihane Chaara

10 oktober 2012

Niet iedereen studeert op dezelfde manier, dat is duidelijk. Studenten zoeken een methode waarmee ze gewenste resultaten behalen en houden die vast. Een methode hangt niet alleen samen met of je het hele boek letter voor letter in je opneemt – in feite, de hoeveelheid tekst is irrelevant. Het gaat om de manier waarop je de stof absorbeert en hoe je met de informatie omgaat. De methode waarmee informatie geabsorbeerd wordt is duidelijk niet voor iedereen gelijk. Het idee dat er verschillende leerstijlen bestaan is aantrekkelijk, omdat het een verklaring biedt voor de discrepanties tussen studenten die wellicht niet evenveel tijd steken in de studie en desondanks gelijkwaardige cijfers halen. Tot circa drie decennia geleden ging al het onderzoek over deze discrepanties enkel over het motivatieniveau en de intellectuele capaciteit van de studenten in kwestie. Uiteraard zijn motivatieniveau en intellectuele capaciteit nog steeds de belangrijkste indicaties van studiesucces voor studenten – in dat opzicht is er niet veel veranderd door de jaren heen. Later draaide het onderzoek over leerstijlen veelal om welke specifieke

methoden studenten toepassen om effectief te studeren. Zo identificeerde Pask (1988) een seriële en een holistische leerstrategie; ontdekten Marton en Säljö (1984) een deep en een surface verwerkingstrategie; ontdekten Geisler-Brenstein , Schmeck en Hetherington (1996) vijf soorten cognitieve leerstrategieën en vond Biggs (1987) drie leerstrategieën, namelijk deep, surface en achieving (Vermunt & Vermetten, 2004). Voortbouwend op deze theorieën heeft Vermunt vier leerstijlen geïdentificeerd. Studenten met een undirected leerstijl hebben bijvoorbeeld moeite met het verwerken van hun studiemateriaal, hebben moeite met het omgaan met de studielast en vinden het lastig om te onderscheiden welke studiestof belangrijk is en welke niet. Studenten met een reproduction directed leerstijl zorgen ervoor dat ze de stof reproduceren. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld samenvattingen te maken of door vraag-en-antwoord-kaartjes te maken. Studenten met een application directed leerstijl proberen de

- Ook met oppervlakkige verwerking wordt het tentamen gehaald -


- De undirected leerstijl correleert negatief met academisch succes -

Er is veel onderzoek gedaan naar de bovengenoemde leerstijlen van Vermunt. Busato et al. (1999) hebben een onderzoek gedaan om te bestuderen of persoonlijkheid een rol speelt in welke leerstijl zich manifesteert in welke mensen. Dit deden zij door gebruik te maken van de Big Five persoonlijkheidstrekken. De Big Five bestaat uit: extraversie, goedaardigheid, zorgvuldigheid, neuroticisme en openheid. De meaning directed leerstijl bleek positief te correleren met extraversie en zorgvuldigheid, en negatief met neuroticisme. Dit gold ook voor de reproduction directed en de application directed leerstijlen, met als enige verschil dat de laatste twee ook positief correleerden met goedaardigheid. De undirected leerstijl correleerde negatief met zorgvuldigheid en positief met neuroticisme. Ook is gebleken dat een verstorende angst voor mislukken positief verbonden was met de undirected leerstijl. Last hebben van faalangst kan leiden tot onzekerheid en twijfel over hoe het verder moet met de studie. Het is niet verbazingwekkend dat deze eigenschappen overeenkomen met de undirected leerstijl – deze studenten hebben doorgaans veel te kampen met onzekerheid waardoor zij wellicht niet weten hoe zij adequaat om moeten gaan met de leerstof. Verder was de sterkste correlatie tussen openheid en de meaning direc-

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de undirected leerstijl geen geschikte stijl is om te hanteren. Deze conclusie is correct omdat uit onderzoek van Busato, Prins, Elshout & Hamaker (2000) gebleken is dat geen enkele leerstijl positief correleerde met academisch succes, maar dat de undirected leerstijl wel negatief correleerde met academisch succes. Omdat het kritisch denken expliciet gekoppeld

Spiegeloog

ted leerstijl. Ook dit is geen verrassing: openheid gaat over het openstaan voor nieuwe ervaringen en nieuwe invalshoeken. Deze eigenschap is onmisbaar voor studenten die een kritische blik trachten te ontwikkelen. Een leerstijl is dus duidelijk geen keuze maar eerder een verwerkingsmethode. Dit wil niet zeggen dat er geen overlap bestaat tussen leerstijlen, noch wil het zeggen dat er geen verandering mogelijk is. Studenten met een undirected leerstijl en met faalangst kunnen mogelijk aan het faalangstprobleem werken, wat eventueel de leerstijl kan beĂŻnvloeden.

11 oktober 2012

studiestof zodanig te verweven in een ervaring in de echte wereld, zodat ze het kunnen toepassen en relateren aan de werkelijkheid. Studenten met deze leerstijl passen een bestudeerde theorie toe op gebeurtenissen die ze meemaken – dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door na het leren van een psychologische theorie, de gedragingen van buitenstaanders te linken aan wat er eerder geleerd is. Ten slotte proberen studenten met een meaning directed leerstijl uit te zoeken wat er precies bedoeld wordt in het bestudeerde studiemateriaal en trachten zij deze nieuwe informatie in verband te brengen met wat ze al eerder wisten. Op deze manier wordt er een kritische visie gegenereerd bij de studenten met een meaning directed leerstijl (Busato, Prins, Elshout & Hamaker, 1999).


Bron: mees.ws

Spiegeloog

12

wordt aan de meaning directed leerstijl, valt deze leerstijl te zien als de meest aantrekkelijke leerstijl. Per slot van rekening is het kritisch denken een belangrijke eigenschap waarvan er gehoopt wordt dat universitaire studenten die onder de knie krijgen. Echter, in het onderzoek van Busato et al. (2000) bleken studenten die de meaning directed leerstijl hanteerden het niet beter te doen dan studenten die de reproduction of de application directed leerstijl toepasten. Dus hoewel de meaning directed leerstijl het beste lijkt te zijn, is er geen verschil in resultaten tussen die studenten en de studenten die de reproduction directed of de application directed stijl gebruiken.

oktober 2012

Dit leidt tot een belangrijke kwestie binnen het huidige onderwijs. Eerder zijn de surface en de deep verwerkingsstrategieÍn genoemd. Hoeksema associeert de undirected en de reproduction directed leerstijlen met de surface verwerkingsstrategie, en de meaning directed leerstijl met de deep verwerkingsstrategie. De surface verwerkingsstrategie houdt in dat het verwerken van de stof, zoals de naam al impliceert, voornamelijk oppervlakkig blijft. Bij de deep verwerkingsstrategie gaat de verwerking veel dieper en grondiger; er is sprake van analyse. En toch is er geen verschil te vinden tussen de tentamencijfers van de studenten die de meaning directed leerstijl gebruiken en de studenten die de application of de reproduction leerstijl gebruiken. Dit zegt iets over het onderwijssysteem dat wij hanteren in Nederland (Busato, Prins, Elshout & Hamaker, 1998). Het is namelijk niet meer nodig om een kritische blik te hebben, want met oppervlakkige verwerking wordt het tentamen ook wel gehaald. Dit is problematisch omdat het ervoor kan zorgen dat studenten het niet meer nodig achten om diepgaand aan de slag te gaan met de studiestof. Het onderwijs is weliswaar gebrekkig op dat vlak, maar het is wel gebleken dat meaning directed studenten meer van succes genieten in het werkleven (Busato et al. 2000). Kortom, het idee dat het kritisch denken onnodig is omdat de tentamens er niet van afhankelijk zijn is perfide. Het hanteren van een meaning directed leerstijl levert uiteindelijk het meeste succes op – het is alleen maar goed om de kritische kwaliteiten te ontwikkelen en aan te scherpen tijdens de studeerjaren. Verder kunnen studenten die zich beseffen dat ze een undirected leerstijl hanteren met een studieadviseur overleggen hoe dit veranderd kan worden. <<

Studieadviseurs Psychologie: Rosemarijn Franses en Maartje Prevosth zijn te bereiken op studieadviseur-psy-fmg@uva.nl en houden dagelijks inloopspreekuur van 10.00 tot 14.00 op Weesperplein 4, kamers 1.05 en 1.15.

Bronnen - Busato, V. V., Prins, F. J., Elshout, J. J., & Hamaker, C. (1998). Learning styles: a cross-sectional and longitudinal study in higher education. British Journal of Educational Psychology, 68, 427-441. - Busato, V. V., Prins, F. J., Elshout, J. J., & Hamaker, C. (1999). The relation between learning styles, the Big Five personality traits and achievement motivation in higher education. Personality and Individual Differences, 26, 129-140. - Busato, V. V., Prins, F. J., Elshout, J. J., & Hamaker, C. (2000). Intellectual ability, learning style, personality, achievement motivation and academic success of psychology students in higher education. Personality and Differences, 29, 1057-1068. - Vermunt, J. D., & Vermetten, Y. J. (2004). Patterns in student learning: relationships between learning strategies, conceptions of learning, and learning orientations. Educational Psychology Review, 16, 359-384.


Op Kamers Tekst & Foto's: Joël H. W. Davidson en Tessa Velthuis

Kamer: Diamantbeurs 5.13 Bewoner: Jan Henk Kamphuis Jan Henk Kamphuis is hoogleraar Psychodiagnostiek en Persoonlijkheid, en geeft over die onderwerpen colleges (vooral in de Bachelor) en werkgroepen (vooral in de Master). Zijn onderzoek gaat over innovaties in de psychodiagnostiek en heeft als speciaal aandachtspunt het verbeteren van de klinische bruikbaarheid ervan.

Amerikaanse weldaad ‘Bovenop een van mijn ingelijste diploma’s staat de motorkapversiering van de Cadillac die ik had toen ik in Minnesota woonde. Het was een witte auto met een zwart leren dak en interieur die ik voor achthonderd dollar gekocht had. Helaas kon ik hem niet meenemen uit Amerika. Een jongen waarmee ik schaakte heeft hem van me overgenomen, maar drie maanden later reed hij hem in de prak. In Austin, waar ik ook nog gewoond heb, had ik een zilvergrijze Chevy met van binnen rood velours. Je kon er alles instoppen wat je maar wilde en dan zat je nog ruim. De Amerikanen verklaren je voor gek met zo’n grote, brede auto, maar voor mij als Europeaan was dat geweldig. Ik heb altijd al wat gehad met die auto’s. Mooie tijden waren dat.’

Dagje Blijburg ‘Deze foto is gemaakt tijdens een vakgroepuitje naar Blijburg. Ik vind het een mooi plaatje: de vier vuilnisbakken daar en iets sculptuurachtigs op de achtergrond, eindigend bij het blauwe water... Ik heb een zonnebril op vanwege migraine. Mark Spiering, een van mijn dierbaarste collega’s, was er zelfs op gekleed om te zwemmen en te volleyballen! Eigenlijk is Mark wel echt een vriend te noemen. Waar we het over hadden toen deze foto gemaakt werd? Ik weet het niet meer. Over het leven, waarschijnlijk. Dat moet haast wel.’

13 oktober 2012

‘Dit gipsen opschrift heb ik zes jaar geleden uit de vuilcontainer gered. Mijn zwager vond hem in zijn oude huis in België toen hij ging verhuizen. Hij wilde hem niet houden, maar ik dacht: wat een prachtige, verlichte tekst staat daarop. Er is helaas wel een klein stukje afgebroken. Ik heb hem direct meegenomen naar mijn kantoor op de universiteit, thuis zouden ze hem niet serieus hebben genomen. Hij past hier precies goed: mooi zo tussen de ramen in. De aanwezigheid van dit opschrift in mijn kamer maakt dat menig student denkt dat ik erg religieus ben, maar dat is niet zo. Integendeel. Ik kan niet met zekerheid zeggen of ik de spreuk waarmaak.’

Spiegeloog

Verlicht opschrift


Spiegeloog

14

oktober 2012


oktober 2012

15

Spiegeloog


Spiegeloog

16

oktober 2012


oktober 2012

17

Spiegeloog


Spiegeloog

18

oktober 2012


De Rondvraag Beste Lourens, In The small world of psychopathology stel je dat veel van de zogenaamde DSM-ziektebeelden geen enkelvoudige achterliggende oorzaak hebben, maar eerder constellaties van symptomen zijn die elkaar via feedback loops versterken. Je verbindt daar de conclusie aan dat medicatie tegen bijvoorbeeld depressie zinloos is, omdat de oorzaak niet simpelweg een verstoring van een of ander neurotransmittersysteem is. Jouw voorstel is een behandeling waarbij de kernsymptomen worden bestreden, om zo de negatieve feedback te onderbreken. Maar kan het niet zo zijn dat het feit dat de patiënt zich depressief voelt - of een ander symptoom - zich uit in een verstoring van een neurotransmittersysteem? Dat die twee gelijk met elkaar oplopen? En dat als je dat symptoom met een pilletje bestrijdt je net zo goed die negatieve feedback loops onderbreekt? Misschien zelfs sneller en effectiever? Kun je niet zeggen dat jouw pleidooi voor symptoombestrijding eigenlijk juist een pleidooi is voor farmaceutische behandeling? Victor

Het antwoord van Lourens Waldorp (Methodenleer) Het grappige is dat de traditionele kijk op stoornissen het sterkste pleidooi is voor het gebruik van medicijnen. In die traditionele kijk is er namelijk één onderliggende oorzaak voor alle symptomen van depressie, bijvoorbeeld. Dus als je die oorzaak aanpakt, dan verdwijnen alle symptomen. Dat kan vaak prima met medicijnen. Maar kun je die ene onderliggende oorzaak daadwerkelijk bestrijden? Of gebeurt er iets anders? We kunnen niet direct de onderliggende oorzaak van depressie observeren. Wat er gebeurt is dat een combinatie van symptomen het label depressie krijgt en dat is dan meteen de oorzaak van de symptomen. Als iemand vier van de negen symptomen van depressie heeft, het functioneren beïnvloed wordt en de klachten niet direct toe te schrijven zijn aan een gebeurtenis, dan is iemand depressief en is er ineens een mysterieuze onderliggende oorzaak. Maar wat die dan precies is, dat is niet echt duidelijk. Het doet me denken aan die strip van Sidney Harris waarin een wiskundige afleiding staat met halverwege de tekst ‘then a miracle occurs’. In het netwerkmodel is die algemene oorzaak niet nodig. De symptomen doen eigenlijk het werk en die observeren we. Stel ik krijg flinke ruzie met een goede vriend. Dan slaap

ik daardoor slecht, omdat ik er steeds aan moet denken. Vervolgens kan ik me slecht concentreren op werk doordat ik slecht slaap. En dan slaap ik nog slechter omdat ik ook inzit over werk, enzovoort. Dat is precies hoe het netwerkmodel het beschrijft. En een diagnose zou je dan niet alleen vaststellen aan de hand van een combinatie van symptomen, maar ook door te kijken naar de relaties tussen die symptomen. Dit geeft je een hoop voordelen boven het traditionele model. Zo kun je onderzoeken of het hebben van suïcidale gedachten samenhangt met slecht slapen of met een ander symptoom. Dat is interessant, want als die samenhang er lijkt te zijn dan kun je de slapeloosheid aanpakken (bijvoorbeeld met een slaappilletje) en daarmee direct de suïcidale gedachten verminderen. Maar het kan ook zijn dat de suïcidale gedachten samenhangen met weinig belangstelling voor aangename activiteiten. In dat geval is er wellicht geen pilletje dat effectief is en kun je een andere aanpak proberen; therapie bijvoorbeeld. Dus in het algemeen is het netwerkperspectief niet een pleidooi voor de farmaceutische industrie. Het belangrijkste is dat het netwerkmodel je meer informatie geeft over de patiënt. Het geeft inzicht in wat er aan de hand is en hoe je beter en efficiënter te werk zou kunnen gaan als therapeut.

Lourens Waldorp (Methodenleer) geeft de Rondvraag door aan Maartje Raijmakers (Ontwikkelingspsychologie): Beste Maartje, ‘Bij kinderen van rond de drie à vier jaar lijkt het alsof ze overal regels in ontdekken en ze die vervolgens te pas en te onpas gebruiken. Ik zie het bijvoorbeeld in de ontwikkeling van taal. In eerste instantie lijkt het allemaal prima te gaan: werkwoorden worden correct vervoegd, ook voltooid deelwoorden zoals ‘ik heb gelopen’. Maar dan ineens gaat het mis, en wordt het ‘ik heb geliept’. Dat is natuurlijk allemaal heel schattig, maar het lijkt erop dat ze op een of andere manier een regel afleiden uit wat ze kennen en die dan proberen toe te passen. En dat gaat niet altijd goed. Ik vraag me af of er rond de drie à vier jaar een algemene ‘ontdekkingsfase naar regels’ is, of zoiets. Met andere woorden, is er een gevoelige periode voor het ontdekken van regels in systemen in het algemeen, ook in abstracte relaties? Dat zou denk ik toch gevolgen moeten hebben voor het onderwijs, waar dan eerder moet worden ingesprongen op deze fase.’ Lourens

19 oktober 2012

De vraag van Victor Lamme (Brein en Cognitie)

Spiegeloog

Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen


Stress in de stad Het zijn niet alleen de boerengeur en een moeilijk verstaanbaar accent die je voor lief zult moeten nemen wanneer je de stad voor het platteland verruilt, of de kleine huizen en luchtvervuiling wanneer je juist naar de stad migreert. Je woonplaats kan je leven ook op psychologisch vlak beïnvloeden.

Spiegeloog

Tekst: Joël H. W. Davidson

20 oktober 2012

Leven in een stad is leven in de drukte. Tijdens een korte wandeling door de straten komen er al tal van prikkels op je af. Genoeg afleiding, maar door al deze prikkels kun je moeite hebben om je te focussen op waar je mee bezig bent. Je moet je aandacht verdelen. Voor het verdelen van je aandacht is onder meer de prefrontale cortex nodig. Deze heb je overigens ook nodig voor impulscontrole. Lehrer (2009) beargumenteert dat door een drukke (winkel)straat lopen ons sneller overhaalt tot koopjes die we eigenlijk niet willen. Door zo gericht te zijn op het verdelen van de aandacht in alle drukte zijn we minder goed in staat om onze impulsen te controleren. Het blijft echter niet bij dit relatief onschuldig soort effecten. De kans op stoornissen is groter voor mensen die in een stad opgroeien. Voor de ontwikkeling van schizofrenie bijvoorbeeld, is opgroeien in een stad één van de belangrijkste omgevingsfactoren. Samen met de genetische predispositie, bepalen tal van omgevingsfactoren (de een prominenter dan de ander, afhankelijk van de stoornis) of

je wel of geen schizofrenie ontwikkelt (Krabbendam en Van Os, 2005). Een meta-analyse van Peen, Schoevers, Beekman en Dekker (2010) bevat studies waarin bij meerdere ontwikkelde landen is gekeken naar het voorkomen van veelvoorkomende psychologische stoornissen in geürbaniseerde gebieden. De conclusie is eveneens in het nadeel voor de stadsbewoners: stoornissen, met name stemmings- en angststoornissen, komen meer voor in de stad dan op het platteland. Middelenverslaving bleek overigens evenveel op het platteland als in de stad zijn vernietigende kracht te hebben. De reden dat de kans op deze stoornissen groter is in de stad dan op het platteland is natuurlijk niet ‘de stad zelf ’. Er zijn een aantal factoren die hier de mogelijke oorzaak van zijn, en meer aanwezig zijn in de stad dan op het platteland. Geweld, overbevolking en drukte op straat om er een paar te noemen – allemaal factoren die stress kunnen veroorzaken en/of verhogen.

- Iedereen heeft behoefte aan privacy -


Spiegeloog

Bronnen - Krabbendam, L., & Van Os, J. 2005. Schizofrenia and Urbanicity: A Major Environmental Influence – Conditional on Genetic Risk. Schizofrenia Bulletin, 31-4, 795-799. - Lederbogen, F., Kirsch, P., Haddad, L., Streit, F., Tost, H., Schuch, P., Wüst, S., Pruessner, J. C., Rietschel, M., Deuschle, M., & MeyerLindenberg, A. 2011. City living and urban upbringing affect neural social stress processing in humans. Nature, 474, 498-501. - Lehrer, J. 2009. How the city hurts the brain. Boston globe newspaper community. Opgehaald op 02-09-2012 van http://www.boston. com/bostonglobe/ideas/articles/2009/01/04/how_the_city_ hurts_your_brain/?page=1 - Peen, J., Schoevers, R. A., Beekman, A. T., & Dekker, J. 2010. The current status of urban-rural differences in psychiatric disorders. Acta Psychiatrica Scandinavia, 121, 84-93.

21 oktober 2012

In een recentelijk gepubliceerd artikel in Nature (Lederbogen, Kirsch, Haddad, Streit, Tost, Schuch, et al., 2011) wordt beargumenteerd dat bij mensen die opgroeien in een stad de hersenactiviteit in de amygdala toeneemt wanneer ze geconfronteerd worden met sociale druk (het gevoel hebben door anderen beoordeeld te worden en aan 'de norm te moeten voldoen). Terwijl de activiteit bij mensen die opgroeien op het platteland niet toeneemt. Een toename van activiteit in dit hersengebied duidt op stress en een negatief affect. Voor stadsbewoners is de sociale druk dus belangrijk bij het doen ontstaan van stress, iets wat veel in de stad voorkomt door het grote bevolkingsaantal. Die stress zorgt er vervolgens weer voor dat de kans op stoornissen toeneemt. Bekend is dat stress een rol speelt bij angst- en stemmingsstoornissen. Het kan meehelpen de stoornis te doen ontstaan of in stand te houden en eventueel te versterken. Een andere psychologische consequentie van de drukte en overbevolking komt voort uit het feit dat iedereen behoefte heeft aan privacy. Een verwant concept is je persoonlijke cirkel. Iedereen heeft behoefte aan ruimte voor zichzelf en heeft een (abstracte, niet zichtbare) cirkel om hem of haar heen waarin anderen tot op een bepaalde afstand welkom zijn (afhankelijk van de persoon). Wanneer mensen te dichtbij komen kan er een onprettig, angstig en onveilig gevoel ontstaan. Iets wat maar al te snel kan gebeuren in de overvolle trams, metro’s en andere stadseigenheden. Gelukkig wonen er niet alleen maar angstige, depressieve, of anderszins aangedane mensen in de stad. Iedereen heeft zijn of haar eigen manier van omgaan met stress en het niveau dat je daarvan aankan. Daardoor zal ook niet iedereen die in de stad opgroeit een verhoogd risico hebben op een stoornis of een onveilig gevoel hebben. Wanneer de drukte je teveel wordt, je omwegen neemt om niet met de volle metro’s te hoeven, of je alweer uit je slaap wordt gehouden door het feestje op de hoek, is het misschien verstandig om de stad te verlaten en je heil te zoeken op het platteland. <<


..

Client bekent Toen hij begin twintig was, zag en hoorde Daniël (32) soms dingen die er niet waren. Omdat zijn waarneming blijkbaar niet altijd te vertrouwen was, leerde hij zichzelf aan om de wereld rationeel te benaderen. Aan Spiegeloog vertelde hij hoe zijn leven is beïnvloed door de randpsychotische ervaringen die hem plaagden.

Spiegeloog

22

Tekst: Tessa Velthuis

oktober 2012

Wat was het moment dat je dacht ‘er is iets aan de hand met mij’? ‘Er komen twee momenten in me op, ongeveer tien jaar geleden. Dat ik op straat naar een gebouw met heel veel ramen keek en in al die ramen mensen zag staan, terwijl ik wist dat ze er niet waren.’ Hoe wist je zo zeker dat ze er niet waren? ‘Als iedereen tegelijkertijd uit het raam kijkt dan is daar een reden voor, dan gebeurt er iets op straat ofzo. Maar er was niks. Ik hoorde ook niks. Een seconde later, toen ik nog een keer goed keek, waren ze weg. Een andere keer zat ik in mijn kamer op bed en hoorde ik een soort klikjes. Ik dacht: ‘Wat is dat geluid toch?’ Ik probeerde een aannemelijke geluidsbron te verzinnen. Is iemand met stalen naaldhakken boven me aan het lopen? Nee, daar is het te snel voor. Ik ging een mentaal lijstje met opties af, maar geen enkele verklaring paste. Ik liep mijn kamer uit en toen ik terugkwam was het weg.’ Maakte je een koppeling tussen die twee incidenten? ‘Niet meteen, maar na enige tijd vond ik wel dat het vaak voorkwam. Het waren geen ingrijpende dingen, het was niet alsof mijn dode oma ineens voor me stond. Op een gegeven moment ging ik op vakantie met mijn moeder en mijn nichtje, die werkzaam is als psychiater. Ik ver-

telde haar over bepaalde ervaringen. Ze zei: ‘Het klinkt verdacht veel alsof je op de rand van een psychose zit. Blow je nog?’ Ja, ik blowde ongeveer een gram per dag. ‘Dan heb ik een heel gemakkelijke keuze voor je. Je kunt nu stoppen met blowen en als je geluk hebt, dan kun je het zelf afhandelen. Of je gaat lekker door en dan nemen we je over drie maanden op om je te behandelen voor een psychose.’ Dat was wel even slikken, want volgens mij kom je niet zo makkelijk van een psychose af.’ Ben je toen direct gestopt met blowen? ‘Nee, terug in Amsterdam heb ik nog een week of twee geblowd. Op een avond had ik geen sigaretten meer en ging ik stoned naar de avondwinkel. Ik had in die tijd last van een paniekstoornis en was in behandeling geweest voor agorafobie. Ik kon inmiddels redelijk normaal functioneren, maar ik had nog wel pleinvrees en vond het dus niet zo prettig om naar buiten te gaan. Al helemaal niet terwijl ik stoned was, maar ik moest die sigaretten kopen. Op weg naar de avondwinkel liep mij een man tegemoet en ik was ervan overtuigd dat hij mij iets aan zou doen. Met elke stap dat hij dichterbij kwam, dacht ik: ‘Fuckfuckfuck – wat gaat ‘ie doen?’ Natuurlijk liep hij gewoon rustig langs me, en ik liep ook gewoon rustig door. Ik kocht zo normaal mogelijk een pakje sigaretten en op weg naar huis was ik er klaar mee. Ik ben naar m’n kamer gegaan, heb mijn wiet aan een huisgenoot gegeven en gezegd: ‘Rook


Het lijkt mij best beangstigend. Hoe ging je hiermee om? ‘Ik vermeed situaties die me konden triggeren, winkelstraten bijvoorbeeld. Verder ging ik ermee om zoals ik eigenlijk met alles omga: het gewoon even aankijken. Ik stond er heel nuchter in. Ik wist ook elke keer dat het niet kon kloppen, dat het mijn zintuigen waren die me bedrogen. Ik leerde dat je niet altijd volledig kunt vertrouwen op je waarneming, en dat gegeven accepteerde ik. Het heeft wel allemaal interessante vragen bij me opgeroepen. Wat is realiteit? Wat is waarheid? Als je nooit hebt moeten worstelen met realiteit en de waarneming ervan, dan denk je daar misschien niet zo over na. Ik vond het heel interessant om erachter te komen dat de werkelijkheid alleen zo werkelijk is als je waarneming ervan. Dat is een wijsheid die in veel dingen doorwerkt. Ik kan je vertellen dat het ongelooflijk naar is als je weet dat je niet op je waarneming kunt vertrouwen. Als je je waarneming al niet kunt vertrouwen, kun je dan mensen wel vertrouwen? Kun je situaties wel vertrouwen? Vertrouwen is iets heel basaals, je neemt voortdurend beslissingen op basis van vertrouwen. Ik heb vertrouwen in

Jij moest een andere manier vinden om met de wereld om te gaan? ‘Inderdaad. Ik had problemen met vertrouwen op mijn gevoel, dus ik ging voor de zekerheid voor alles wat er gebeurde een rationele verklaring zoeken. Het was een mechanisme dat ik had ingebouwd om die periode te overbruggen, maar dat mechanisme is blijven werken. Ook toen ik al jaren geen rare dingen meer waarnam, ging ik nog steeds bij alles wat ik zag een denkbeeldige checklist af: ik zie iets, maar klopt het wel? Ik kon inmiddels mijn zintuigen weer vertrouwen, maar ik wist niet dat ik ze kon vertrouwen. Om even terug te komen op het voorbeeld van die elektriciteitskast; ik zag iets en dan dacht ik na. ‘Hm, een man hoort te bewegen. Dit beweegt niet. Dan zal het dus waarschijnlijk iets anders zijn. Een persoon is tenslotte niet helemaal statisch. Is het wel zo dat dit helemaal statisch is? Ja, het is helemaal statisch. Dan is het dus geen persoon.’ Dit is nu een beredenering van tien seconden, maar in je hoofd gebeurt dat razendsnel. Je doet een meting, en als daar iets raars uitkomt ga je je meetinstrument meten. Nu weet ik: gereedschap om je meetinstrument te meten is handig, maar ik hoef het alleen te gebruiken als ik het nodig heb. Een paar weken geleden scheen de zon door het raam en viel er een schaduw van bladeren op de vloer. Ik keek naar de vloer en dacht: ‘Wat doet die poes hier? Nee wacht, dat kan niet, ik heb helemaal geen poes.’ En daar is het dan mee afgedaan.’

- Wat is realiteit? Wat is waarheid? -

Ben je er helemaal van af ? ‘Sinds december ben ik weer in therapie, voor andere dingen. Ik merk dat die ervaringen nu weer wat vaker voorkomen. Mijn therapeut vindt dat een positieve ontwikkeling. Ik durf klaarblijkelijk mijn gevoel weer ruimte te geven. Jarenlang was ik namelijk ook tegenover mijn vrienden erg rationeel. Ik kon moeilijk liefde voelen. Maar het leeft toch een stuk prettiger als je dat wel kunt. Ik

Spiegeloog

Merkte je effect van het stoppen met blowen? ‘De eerste paar weken waren best wel kut vanwege ontwenningsverschijnselen. Het horen en het zien van dingen die er niet waren kwam minder frequent voor dan toen ik nog blowde, maar ik had nog steeds wel momenten. Ik kan me herinneren dat ik op straat in het donker naar een elektriciteitskast aan het kijken was en me afvroeg: ‘Is dit nu een man of een elektriciteitskast?’ Het was wel erg statisch voor een man… Dan deed ik een paar stapjes dichterbij en zag ik dat het gewoon een elektriciteitskast was. Ik had trouwens ook een pesthekel aan etalages, omdat ik soms dacht dat er een dode man naar me stond te kijken.’

mijn inschatting, dus ik kan nu de straat oversteken.’

23 oktober 2012

het, verkoop het, flush it, maakt mij niet uit.’ Na die avond heb ik vijf jaar lang geen joint meer aangeraakt.’


denk dat ik er nooit helemaal van af zal zijn. Ach, het zijn maar kleine dingen en in de tussentijd weet ik dat ik me niet druk hoef te maken. Als er een keer een twijfelachtige waarneming is, dan weet ik precies waar de gereedschapskist staat.’

Spiegeloog

24

Praatte je met mensen over je ervaringen? ‘Nee, absoluut niet. Pas achteraf heb ik het met een paar mensen gedeeld. Als iemand mij nu een joint aanbiedt, leg ik wel uit dat ik niet blow omdat ik op het randje van een psychose heb gezeten. Ik heb tijdens de afgelopen tien jaar wel nog af en toe geblowd, maar mijn huidige therapeut heeft gezegd: ‘Als je slim bent, raak je dat spul nooit meer aan.’ Ik vond het een erg goed advies want laten we wel wezen, je hebt er een uurtje of twee lol aan maar je activeert mogelijkerwijs iets in je brein waardoor je meer kans hebt op een psychose. Dat is het niet waard.’ Ben je bang voor een psychose? ‘Ik ben er niet per se bang voor, want ik weet dat ik het voor een groot deel zelf in de hand heb. Ik heb het heel erg zwaar gehad om een depressie, m’n paniekstoornis en de randpsychose te overwinnen. Ik zou het vast nog wel een keer kunnen doen hoor, mezelf uit de shit slepen. Maar liever niet.’

oktober 2012

Je bent er op eigen kracht uit gekomen. Denk je dat het had kunnen helpen als je therapie had gehad? ‘Mijn ervaring met therapeuten was op dat moment niet heel erg goed. Ik had in de periode dat ik therapie had voor mijn paniekstoornis al een studentenpsycholoog, een psychiater en een psychotherapeut versleten. Ik zocht een therapeut waarbij ik de controle uit handen kon geven. Dat ik kon gaan zitten en kon zeggen: ‘Hier, neem maar, pak jij maar. Ik vertrouw je, je bent competent. Ik wil met je meegaan.’ Als iemand dat niet uitstraalt of mij niet van die competentie of vaardigheid kan overtuigen, dan krijgt hij mij niet mee. Dan heb ik het gevoel dat ik het beter weet, terwijl het niet eens mijn vak is. Er was overigens wel een hypnotherapeut waar ik wat aan heb gehad. Bij het intakegesprek vroeg ze hoe ik me voelde. Vervolgens begon ik een half uur te praten en dingen uit te leggen met eindeloze beredeneringen. Daarna zei zij: ‘Dat klinkt als een goed verhaal, maar ik heb op geen enkel moment gehoord hoe jij je voelt. Ik vind het prima hoor, jij kunt hier best zitten en mij honderdtwintig euro per sessie betalen en gewoon wat gaan lullen. Maar het lijkt me op zich wel leuk als je er ook iets mee opschiet.’ Toen wist ik: met jou kan ik werken.’

Maar van de vier therapeuten vond jij er drie niet competent? ‘Inderdaad. Met die psychotherapeut wilde ik het graag over mijn paddotrip hebben. Ik gaf duidelijk aan dat ik daar over wilde praten, omdat ik dacht dat het belangrijk was. Ik geloof in dingen uitzoeken, en in confrontatie. Hij zei: ‘Die hallucinogene middelen die jij hebt genomen, die moeten we beschouwen als een scherpe vaas met allemaal kleuren. Als je die vaas vastpakt ga je je snijden. Dus misschien is het beter als wij die vaas gewoon in de kast zetten, dan kunnen we er naar kijken. Maar het is niet handig om hem uit de kast te pakken en er aan te zitten.’ Ik zat daar en ik zei: ‘Tot ziens. Dit gaat ‘m niet worden.’ Ik vat de metafoor die jij beschrijft eerlijk gezegd anders op. Het vastpakken van de vaas kan het gebruiken van de paddo’s zijn. En de vaas bekijken was misschien wel ‘erover praten’? ‘Ik heb geen flauw idee hoe hij het bedoelde. Dit was ook niet het enige incident. Hij probeerde op een gegeven moment een vergelijking te maken met mijn brein en zijn tuin. Toen dacht ik: ‘Dude, ik ben twintig, ik heb geen tuin. Het boeit mij niet hoe jij je gras maait. Jij snapt mij niet, dus dit heeft geen nut.’ Ik wil mezelf niet moeten aanpassen om met een therapeut te kunnen communiceren. Voor mij leek het alsof die therapeut te slap was om er in te duiken. Ja, misschien zal de hel losbarsten... Misschien is dat juist nodig! Zijn aanpak was echter: laten we hier op onze tenen omheen lopen, want het zou weleens gevaarlijk kunnen zijn, en dan krijg je een sneetje in je vinger. Fuck dat. Al moet ik met mijn hele hand onder de sneeën en schaven!’ Dus je wilde wel hulp, maar wat je aangeboden kreeg sloot niet aan? ‘Ik was oprecht op zoek, maar ik kreeg niet wat ik nodig had. Je kunt het zo zien: je moet thuis een klusje doen en je hebt daarvoor een klopboor nodig. Dus je gaat naar de winkel voor een klopboor en in de winkel zeggen ze: ‘We hebben geen klopboren. Sterker nog, er zijn nergens klopboren. Klopboren bestaan niet.’ Ppff. Ja euh, mag ik dan wel die spijker en die hamer hebben? En die tang?’ Zou je ‘normaal’ willen zijn? ‘Ik ben hartstikke blij met wie ik nu ben. Maar als ik had kunnen zijn wie ik nu ben, zonder dit allemaal mee te hoeven maken, dan had ik daar meteen voor getekend.’ <<


7 (maar wel eerst op vakantie geweest) 2 0

Daar sta je dan: een knisperend vers masterdiploma Sociale Psychologie op zak en een rooskleurige toekomst voor je. Want al die jaren buffelen zullen zich toch ongetwijfeld wel gaan uitbetalen in de vorm van een toffe baan? Als kersverse, vijfentwintigjarige Master of Science liggen de werkgevers toch aan je voeten, al gooiend met geweldige secundaire arbeidsvoorwaarden en een royaal startsalaris? Toch?

Genoeg te kiezen voor een kritische werkgever, dus! Kom ik aan met mijn masterspecialisatie Sociale Psychologie, algemener kan bijna niet (bestaat er überhaupt niet-sociale psychologie?).

Na twee maanden zoeken en solliciteren weet ik wel beter: het valt absoluut niet mee een baan te vinden. Waarom had ik dan wel dat idee toen ik in mijn examenjaar voor Psychologie koos? Het zal ongetwijfeld voor een deel aan mijn eigen naïviteit hebben gelegen, maar de hoofdschuldige is natuurlijk de economie. De banen lagen toen nog voor het oprapen en na mijn middelbare school moest ik volgens zowel mijn ouders als leraren ‘vooral gaan doen wat ik leuk vond’. Omdat het aantal studies dat mij leuk leek boven de tien lag, werd het Psychologie: lekker breed, leuk en interessant. Nu, zes jaar verder, merk ik dat de uitspraak ‘het gaat er vooral om dat je een academisch denkniveau hebt, niet per se een specifieke studie’ niet echt meer opgaat. Werkgevers zijn tegenwoordig wel degelijk op zoek naar mensen met een bepaalde studieachtergrond en zij zijn ook zeer kieskeurig. Waarom? Omdat de keuze simpelweg ‘reuze’ is. De werkloosheid ligt volgens nu.nl bij net-afgestudeerden op bijna acht procent, een verdubbeling sinds 2008.

En met die kennis zit je dan achter je computer vacatures te scrollen tot je een ons weegt. Een mens zou er bijna een zeurderige zwartkijker van worden. Terwijl dat natuurlijk je kansen op een baan al helemaal tot nihil reduceert. Nee, ik merk zelf dat om de moed erin te houden het belangrijk is dat je niet cynisch wordt, je jezelf een schop onder de kont geeft als je al een uur mijnenveger speelt in plaats van solliciteert en dat je het vooral blijft proberen. En, hoe raar het ook klinkt, dat je er ook een beetje van probeert te genieten. Natuurlijk heb je geldgebrek, onzekerheid en is het veelvuldig afgewezen worden niet fijn, maar als werkloze heb je wel ruim de tijd om eens lekker los te gaan in de keuken, een marathontrainingsschema van heb-ik-jou-daar te volgen of gitaar te leren spelen. Ik ga in ieder geval proberen tijdens mijn zoektocht naar een leuke baan de moed erin te houden en zal jullie in deze column op de hoogte houden van mijn sollicitatieavonturen. En hopelijk kan ik voor het jaar voorbij is iets schrijven over mijn belevenissen bij mijn eerste baan! Stay tuned…

Kirsten Vegt

25 oktober 2012

Aantal weken officieel werkloos: Brieven verstuurd: Uitgenodigd voor gesprek:

Spiegeloog

Kirsten zoekt een baan


College in de kerk Zegeningen van de techniek en andere ongemakken Docent bij de vakgroep Methodenleer Marijke Engels-Freeke realiseerde zich hoe verwend ze was geweest. Het afgelopen studiejaar was namelijk verre van doorsnee: verhuizingen, computers met kuren en technische problemen dreven haar tot het uiterste.

Spiegeloog

Tekst: Marijke Engels-Freeke

26 oktober 2012

In augustus 2011 verhuisde de afdeling Psychologie wegens geluidsoverlast van de verbouwing van het Roeterseiland naar de Diamantbeurs. Dat wil zeggen, de medewerkers kregen een kamer in dit prachtige gebouw. Colleges werden verspreid door de binnenstad gegeven en de Technische Ondersteuning Psychologie (TOP) zat ergens achter Albert Heijn. Ik realiseerde me plotseling hoe verwend ik al die jaren was geweest: alles op één plek, gebouw A, met mijn eigen collegezaal B. Dat was voorlopig voorbij. Mijn fiets was verwijderd en overgebracht naar een industriegebied ergens ver weg. Een andere fiets dan maar en een pasje voor de fietsenkelder aanvragen, en een rugzak voor de laptop kopen. Maar de koffertjes met stemkastjes dan? Daarvoor regelde ik een aanhanger voor de fiets; een geweldige oplossing. Helaas paste de kar niet aan mijn fiets en was hij zeer gevoelig voor kleine oneffenheden in het wegdek. Dan kantelde de kar en liet hij los, en de inhoud vloog over straat. De kar was passend gemaakt door de heel handige Coos van de TOP, maar bleef helaas instabiel.

De Zuiderkerk als nieuwe collegezaal. Een prachtige kerk, maar oorspronkelijk niet bedoeld voor colleges; de studenten achter in de zaal zijn onzichtbaar, de voorste rijen leeg omdat het scherm erg hoog hangt. Maar de technische ondersteuning was prima en de koffie in de pauze zeer welkom. Na een paar weken was er zelfs een echt bord, zodat ik me eindelijk kon uitleven met impulsieve aanvullingen op de PowerPointpresentatie. Een stroomstoring verjoeg ons een keer naar de Mozes en Aäronkerk. Een nog mooiere kerk, maar de akoestiek is daar zo slecht dat je zeer lijzig moet praten, zodat zelfs een spannende regressieanalyse saai wordt. Traptreden op het podium zijn door vloerbedekking zo onzichtbaar geworden dat vallen een vanzelfsprekendheid is. Na enkele weken wist ik waar ik mijn fiets mocht zetten, genoot ik van het ritje en begon te ontspannen. Maar toen begon de verbouwing aan de Zuiderkerk. Waren wij niet juist uit de Roetersstraat gevlucht wegens een verbouwing? Er werd lustig getimmerd op de leien dakpannen, en in een kerk weerklinkt dat ongehinderd in alle hoeken. De ramen

- Er werd lustig getimmerd op de leien dakpannen -


- Mijn surveillanten zaten klem in de smalle gangetjes -

Spiegeloog

collegezaal was nog een kwartier lopen met de koffertjes. Stress! Door de steeds wisselende collegezalen waren er voortdurend opstartproblemen met de laptop, was er geen beeld of geen PowerPoint. Ik had een aantal strategieën, maar regelmatig schoten die tekort. De aanwezige deskundigen deden telkens hun best, maar vaak bleef er geen beeld. Dan maar gebruik maken van de aanwezige laptop met een usb-stick. Maar daarop had ik helaas geen SPSS, want INIT en Kriterion hebben geen UvA-werkplek. De keer daarop liep PowerPoint helemaal vast. Volgens de deskundigen was er uiteindelijk geen andere oplossing dan ‘spoelen’. En ja, na het spoelen deed PowerPoint het weer. Maar door het spoelen was de moeizaam verkregen ‘extra laag’ weer verdwenen. Dit was volgens de spoelers echter onmogelijk. Uiteindelijk bleek de extra laag nu toegewezen aan mijn verkeerd gespelde naam. Het college erna had ik na enige moeite beeld en PowerPoint op mijn eigen laptop gekregen. Nu kon ik eindelijk SPSS gebruiken. Fout. Door het spoelen was ook de tijdelijke termijn verdwenen. De studenten begonnen me meewarig aan te kijken. Als ik het woord SPSS liet vallen, klonk er besmuikt gegiechel. Een college daarna, waarschijnlijk door vergeefse pogingen van de ondersteuner van INIT, was er in zaal A op geen enkele wijze beeld te krijgen. René van de TOP schoot me te hulp, maar was tien minuten onderweg. Gelukkig wat handberekeningen achter de hand en een echt bord! Geen krijt natuurlijk, maar dat is op te lossen. Bovendien deed de microfoon het niet. In Kriterion was er net na het begin van een college brandalarm. Het bleek loos alarm te zijn. Door het alarm zou de microfoon binnen een tijdsbestek van een minuut achtereenvolgens geen, een zacht, en een heel hard geluid geven. Dit was het college daarna nog niet opgelost. Zonder microfoon werken dus. Dit was geen doorsnee jaar. De verhuizing, de verschillende locaties, de veranderingen van besturingssystemen, veiligheidsmaatregelen ten aanzien van virussen en ongebreideld gebruik - alles speelde een rol. Iedereen was zeer welwillend me te helpen. Ik heb veel hulp, excuses en bloemen gekregen, maar mis ging er veel. Op naar het nieuwe jaar! <<

27 oktober 2012

van de kerk werden bewerkt met een ijzeren driehoekschraper. Met het gekrrrssstt verdween het laatste restje verstaanbaarheid. Helaas kon deze verbouwing niet worden gestopt, om allerlei redenen die niet tot me doordrongen. Het is echt geprobeerd, alle mogelijke instanties hebben zich erover gebogen, maar het timmeren hield aan. Mijn enige hoop was stortregen, en gelukkig hadden we een slecht najaar. Het afsluitende tentamen van de cursus vond plaats op het Science Park. Helaas was mijn groep studenten verdeeld over twee zalen, en werden beide zalen ook gebruikt voor een ander tentamen. Wat een planning. De studenten van het andere tentamen mochten al om half negen naar binnen, al mijn studenten in hun kielzog meeslepend. Dat kon nauwelijks anders, want de gangetjes zijn daar zo smal dat passeren onmogelijk is. Dat ervoeren ook mijn surveillanten, die te laat de zaal bereikten omdat ze klem zaten in de gang. Het tweede semester ging ik vol vertrouwen tegemoet. Kriterion, INIT en zaal A waren mijn nieuwe collegelocaties. De Zuiderkerk was uit beeld, ik had een prachtige nieuwe laptop en ik had me aan alle veranderingen heldhaftig aangepast. Al snel kwamen er weer problemen. Een nieuwe laptop bracht onvoorziene gevaren met zich mee. Bovendien had Microsoft Office een mooie nieuwe versie met onbegrijpelijke ‘handigheden’ en een volslagen doorgedraaide versie van de ‘Equation Editor’. Wat eerst tien minuten duurde, kostte me nu ongeveer drie uur. SPSS mocht volgens nieuwe regels alleen aan het netwerk van de UvA gebruikt worden. Via een handigheidje is een termijn in te stellen, dat er buiten de UvA gewerkt kan worden. Voor het gebruik van de stemkastjes voor de training, had ik behalve de fietskar ook een computerprogramma nodig dat niet via de reguliere kanalen te verkrijgen is. Om zelf programma’s te mogen installeren moest ik een zogenaamde ‘extra laag’ aanvragen. Aanvragen, afwachten en uiteindelijk werd dat toegekend en kon ik het programma downloaden. Helaas wilde het programma niet werken met het nieuwe besturingssysteem van mijn laptop. Dan maar een laptop van de TOP lenen. Even proberen of het programma het daar wel op doet. Het starten van deze laptop kostte ongeveer een kwartier, omdat er op honderdduizend virussen werd gescand. Het college begon al bijna, en de


SPUI25 is een academisch-cultureel centrum aan het Spui in Amsterdam. Het is een levendig podium dat een verbinding vormt tussen de Universiteit van Amsterdam en de wereld van de culturele praktijk in de breedste zin. De volledige agenda staat op www.spui25.nl

maandag 8 oktober 20.00 - 22.00 (toegang gratis)

Mededelingen voor nummer 350 kunnen tot 16 oktober 2012 worden ingeleverd, liefst via e-mail. De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te Spiegeloog

28

korten. Nummer 350 komt begin november uit. zaterdag 6 en zondag 7 oktober 9.00 - 18.00 Mozeshuis Amsterdam

oktober 2012

Interdisciplinary Conference on Psychedelic Research With international researchers from a wide variety of academic disciplines, this two-day event is dedicated to scientific research into psychedelic substances and the psychedelic experience. The 2012 ICPR will feature current research into a wide array of psychotropic substances, such as psilocybin, LSD, ayahuasca, ibogaine, DMT, ketamine, MDMA, Salvia divinorum and even nitrous oxide. The ICPR provides a stage where researchers will present their studies on psychedelics and for scholars to reflect on the legal and philosophical implications thereof. The study of these substances is approached

from various angles: from psychophar macological research in human subjects to sociological and anthropological observations and groundbreaking neuropharmacological research. The interdisciplinary character makes this conference relevant to students and academics from a multitude of backgrounds. A substantial amount of contemporary research into psychedelic substances focuses on their potential (psycho)therapeutic use. This trend is reflected in the programme of ICPR. New therapeutic possibilities - for the treatment of conditions such as PTSD, depression, addiction and autism - will be explored, making this an informative and stimulating event for professionals working in health or psychiatric care as well. (Kosten €75,- voor studenten, voertaal is Engels)

Stand van de Wetenschap: Kinderpsychiatrie In deze bijeenkomst in de reeks Stand van de Wetenschap staat de kinderpsychiatrie centraal. Frits Boer en Arne Popma, die hun vakgebied delen en een generatie schelen, houden ieder een kort minicollege en gaan daarna met elkaar en de zaal in debat, onder leiding van een gespreksleider. Zo geven zij de actuele stand van wetenschap in de kinderpsychiatrie weer, met aandacht voor de ontwikkeling die de discipline de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. (Vooraf aanmelden via www.spui25.nl) donderdag 11 oktober 20.00 - 22.00 (toegang gratis) Wetenschap: een kwestie van vertrouwen? Kennis en wetenschappelijk onderzoek zijn belangrijk om goede antwoorden te vinden op maatschappelijke vragen. Maar de ooit vanzelfsprekende autoriteit van wetenschappers wordt nu vaak ter discussie gesteld. Dat bleek bij voorbeeld bij controversiële thema’s zoals klimaatverandering, gsm-

masten en vaccinatieprogramma’s. Geruchtmakende voorbeelden van wetenschappelijke fraude maken onderzoekers nóg kwetsbaarder in het publieke debat. Hebben Nederlanders en hun politici minder vertrouwen in de wetenschap dan voorheen? Zo ja, hoe komt dat, en is dat erg? Hoe kan de stem van de wetenschap aan overtuigingskracht winnen? Hoe moeten onderzoekers omgaan met een mondig en kritisch publiek? Moeten ze leren wetenschappelijk onderzoek meer te ‘verkopen’ en massaal gaan bloggen en twitteren? Of moeten ze juist terug de ivoren toren in? Deze en vele andere vragen komen aan de orde tijdens het KNAWdebat ‘Wetenschap. Een kwestie van vertrouwen?’ (Vooraf aanmelden via www.spui25.nl) donderdag 18 oktober 17.00 - 19.00 (toegang gratis) Sociologie van emoties: The Outsourced Self Ter gelegenheid van het lustrum van de Kring van Amsterdamse Sociologen (KAS) is de Amerikaanse hoogleraar Prof.dr. Arlie Hochschild (UCLA, Berke-


Ben je psychologiestudent en zou je wel eens op een andere manier tegen de psychologie en faculteit aan willen kijken? Dan ben je in de Spiegeloog-redactie op de juiste plek! Als redacteur van Spiegeloog houd je je onder andere bezig met het schrijven van artikelen, het houden van interviews en het redigeren van door collega’s geschreven stukken. Ervaring is geen vereiste, enthousiasme en nieuwsgierigheid zijn belangrijker. Ben je geïnteresseerd of wil je meer informatie? Mail ons op: spiegeloog-fmg@uva.nl

CREA is het cultureel studentencentrum van de Universiteit en Hogeschool van Amsterdam. CREA organiseert onder andere cursussen, workshops, voorstellingen en lezingen. Adres: Nieuwe Achtergracht 170 1018 WV Amsterdam Inlichtingen: 020 5251400. Website: www.crea.uva.nl dinsdag 2 oktober 16.00 uur (toegang gratis) Debat: Hoe Ouder, Hoe....? De mondiale gevolgen van vergrijzing Overal ter wereld wordt de mens ouder dan ooit tevoren. De consequenties daarvan zijn zowel op nationaal als internatio-

naal niveau voelbaar. Op 2 oktober kijken we naar de mondiale gevolgen van Global Ageing. Wat zijn de internationale implicaties van deze trend en hoe kunnen we daar het beste mee omgaan? De middag start met de overhandiging van het rapport Ageing in the Twenty-First Century: A Cel-

ebration and A Challenge, aan professor Sweder van Wijnbergen. Na zijn reflecties op het rapport zal in een debat tussen de sprekers en het publiek, het thema verder belicht worden. Het debat wordt gevolgd door een verrassende veiling onder leiding van Paul Schnabel (SCP), uniek entertainment en een netwerkborrel. woensdag 3 oktober 20.00 uur (toegang gratis) Greendocs – No Impact Man Op woensdag 3 oktober wordt de tweemaandelijkse duurzame docuavond Greendocs afgetrapt met No Impact Man, over een gezin dat een jaar lang zo duurzaam mogelijk leeft: geen afval, geen elektriciteit, en zelfs geen wcpapier... Groenten komen zonder verpakking van de markt, schoonmaakmiddelen worden zelf gemaakt met natuurlijke ingrediënten, en ze laten niet alleen de auto staan, maar ook treinen en roltrappen worden vermeden! Zou jij het kunnen? Hierna debatteren we met twee ervaringsdeskundigen over het nut van een verandering van persoonlijke leefstijl voor het milieu; helpt het echt als één iemand plastic zakjes en wc-papier vermijdt – brengen zulke kleine stapjes ons naar een duurzamere wereld? Of is dit een druppel op een gloeiende plaat en is het alleen maar nuttig wanneer we gezamenlijk actie ondernemen?

vrijdag 5 oktober 16.00 uur (toegang gratis) Let’s Talk About Gender! Masculinity, Femininity & LGBT emancipation In this first UvA Pride Lecture of the year, sociologist Laurens Buijs brings you to the core of LGBT and feminist theory: GENDER! This concept had a rock star career in social sciences in recent decades, and allows us to speak and theorize about the role masculinity and femininity play in society. But despite its success, it is at the same time highly debated and subject of multiple and often contradictory interpretations in the social sciences, making it a notoriously confusing term. Moreover, the term is not as successful in broader society as it is in science, which at least in the Netherlands results in a widening gap between the visions on emancipation of LGBT scholars on the one hand, and those of mainstream societal LGBT movements on the other. So, it’s about time we open the floor for some serious gender talk. Some of the questions that will be addressed are: what do we understand by gender? How does it relate to sex? What role can it play in studies and in LGBT emancipation? And why are sociological perspectives on gender still often incompatible with perspectives from the natural sciences? personen. Laurens Buijs is a PhD candidate at the Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR) of the UvA.

Spiegeloog

SPIEGELOOG is op zoek naar nieuwe redactieleden!

29 oktober 2012

ley) voor een tweedaags bezoek aan Nederland uitgenodigd. Zij is gespecialiseerd in de sociologie van emoties en heeft net een boek doen verschijnen met als titel The Outsourced Self. Intimate Life in Market Times (Metropolitan Books, New York 2012). Daarin bespreekt zij het verschijnsel dat allerlei activiteiten die traditioneel tot de privésfeer behoren en door familieleden of vrienden worden georganiseerd in toenemende mate worden uitbesteed aan commerciële marktpartijen. Waarden, normen en regels die voor de privésfeer gelden kunnen wringen met die van de markt. Een van de onderdelen van het programma is een forumdiscussie over politiek-ideologische aspecten van The Outsourced Self.


de Wandelgang ‘Je studententijd is de leukste tijd van je leven, dus geniet ervan zolang als je kan!’, wordt er vaak door werkende mensen geroepen. De overheid steekt hier echter een stokje voor door de langstudeerboete in te stellen. Maar niet alleen de ‘luie’ student, ook de student die extra dingen doet, of die er net iets meer tijd voor nodig heeft is er de dupe van. Spiegeloog vroeg in de wandelgang: ‘Maak jij je zorgen om de langstudeerboete?’ Tekst & Foto's: Bianca Muurman

Spiegeloog

Kiran: ‘Ja, ik maak me zorgen over de langstudeerboete. Niet zozeer voor mezelf, want ik val niet onder die regeling, maar ik maak me wel zorgen voor de samenleving. We moeten juist investeren in onderwijs om de economie een impuls te geven. Mijn tip zou zijn om, voordat je begint aan je studie, je beter te oriënteren op wat je echt wilt doen. Als ze de boete willen doorzetten moeten ze ook meer investeren in een goede studiekeuzevoorlichting op middelbare scholen.’

30 oktober 2012

Doenya: ‘Het is veel geld, dus ik maak me wel zorgen! Ik wil extra hard mijn best doen om de studie binnen de gestelde tijd te halen. Gelukkig helpt de digitale studieruimte, elke week hebben we een toets over de behandelde stof. Ik heb gehoord dat je voor het maken van samenvattingen betaald kunt krijgen. Dat motiveert, het zorgt ervoor dat je de stof bijhoudt en je hoeft ook geen ander bijbaantje te nemen dat afleidt van je studie.’

Fatima: ‘Ik maak me geen zorgen, je hebt toch één jaar extra om te studeren. Ik ben eerstejaarsstudent, dus ik ben er ook nog niet zo mee bezig. Aan de andere kant, als er wat mis gaat waar ze geen uitzondering voor maken, dan moet je wel veel geld betalen. Ik ga ervan uit dat het niet nodig is, ik houd alles bij en ben van plan om na elk college een samenvatting maken.’

Ihsane: ‘Op dit moment is het nog ver van mijn bed. Ik ben net begonnen met de studie en moet zoveel dingen uitzoeken dat het het laatste is waar ik me nu druk om maak. Ik hoop dat het tegen de tijd dat ik er mogelijk mee in aanraking kom weer is afgeschaft. Om op schema te blijven maak ik altijd een planning waarin ik één dag van de week leeg laat om de dingen op te vangen die in mijn planning niet zijn gelukt.’


Eveline: ‘Eerlijk gezegd niet. Ik vind het niet moeilijk om de vakken te halen. Binnen vier jaar moet ik mijn bachelor wel af hebben. Een jaar extra is ook best lang de tijd om alles in te halen, dus je moet echt wel veel vakken niet gehaald hebben om het binnen die vier jaar niet te halen!’

Mattis: ‘Ik maak me geen zorgen. Ik ga overal precies goed, want ik heb vier jaar over mijn bachelor gedaan. Ik doe nu de Research Master, die is twee jaar en daar mag ik dus drie jaar over doen. Dat hoop ik toch wel te halen. Ik haal gewoon het maximale uit mijn studie en benut de tijd die ervoor staat.’

Spiegeloog

Winke: ‘Ik maak me wel zorgen. Niet voor mezelf, want ik ben al afgestudeerd, maar wel voor andere mensen die hierdoor een probleem hebben. Het kan studenten ervan weerhouden om een master te gaan doen als ze al uitloop hebben bij de bachelor. Misschien zullen studenten eerder stoppen met hun master als ze daarin vertraging oplopen. Ook zullen mensen waarschijnlijk minder vaak twee masters doen’

Bahar: ‘Jazeker! Ik doe twee studies, Psychologie en Psychobiologie. Beide studies hebben verplichte vakken en practica. Nu kan ik bijvoorbeeld het Onderzoekspracticum niet volgen omdat ik ook practica bij Psychobiologie heb. Uitloop heb ik dus sowieso. De langstudeerboete neem ik voor lief. Dat is beter dan dat ik tienduizend euro extra moet betalen omdat ik een tweede bachelor wil volgen. Wel vind ik de uitzonderingen raar. Door gezondheidsproblemen werk ik niet, dus ik zal helaas moeten lenen.’ Nienke: ‘Nu niet meer want ik ben vandaag afgestudeerd. Maar daarvoor zeker wel! Ik heb de hele vakantie doorgewerkt om mijn scriptie af te maken. Als je je tentamenbriefje voor 14 september inleverde, dan zou de langstudeerboete nog niet gelden! Ik heb me er wel zorgen om gemaakt. Gelukkig heb ik een baan en dus een vast inkomen en betaal je de boete per maand. Ik had me voor de zekerheid wel ingeschreven, nu ga ik me weer uitschrijven!’

31 oktober 2012

Jannes: ‘Ja! Het feit dat er een extra schuld gecreëerd wordt naast een hypotheek en dergelijke. Een eindeloze spiraal van rente op rente werkt mensen alleen nog maar dieper in de schulden. Het is geen oplossing maar een verergering! Ik krijg er misschien ook mee te maken omdat ik al een jaar iets anders heb gestudeerd. Je weet niet wat ze allemaal nog meer bedenken…’


bacchus

Geef mij maar Amsterdam Als je in het hoge noorden woont lijkt Amsterdam avontuurlijk, ver weg en immens groot. Het duurde een jaar of twaalf voordat ik er voor het eerst naartoe ging. Dat weet ik, omdat mijn opa illegaal een railrunnerkaartje voor me kocht en me op het hart drukte tegen de conducteur te zeggen dat ik elf was. Ik herinner me verder weinig van deze eerste kennismaking, behalve dat ik mijn opa vroeg wat mensen doen bij zo’n sm-club. Opa legde uit dat mensen elkaar daar slaan – dat vond ik bijzonder raar. Oma maande opa verontwaardigd tot stilte en wees mij vol enthousiasme op de eerste gespotte zwerver: ‘Kijk, die man eet uit de prullenbak!’ Toen ik vanuit het noorden naar Amsterdam migreerde kreeg ik van mijn collega´s een stadsgids en een cd van Johnny Jordaan cadeau. Een overlevingspakket voor de grote stad zullen we maar zeggen. Ik ging hard op zoek naar een kamer, want Groningen - Amsterdam is niet echt te bereizen. Zo kwam ik voor het eerst in mijn leven in de Bijlmer, om een kamer in een flat bij Kraaiennest te bekijken. De dame die mijn huisgenote zou kunnen worden had een piercing in haar decolleté – ik wist niet eens dat dat kon. Via via ging ik een paar weken logeren in de Baarsjes. Toen ik na een lange reis met al mijn bagage in de overvolle stadsbus stond, zette ik mijzelf flink voor lul door heel hard te brullen of de deuren van de bus open konden, terwijl we nog niet bij de halte waren maar voor het stoplicht stonden. Gelukkig is Amsterdam een redelijk anonieme stad. Uiteindelijk vond ik een kamer boven de Oudemanhuispoort. Niet slecht, al zeg ik het zelf. Eenmaal verhuisd fietste ik wekenlang verloren door de stad,

ik raakte voortdurend de weg kwijt en de stadsplattegrond was een onmisbaar item in mijn tas. Menigmaal stond ik te knarsetanden op metrostation Overamstel – wéér in de verkeerde metro gestapt! In Damsko bleek het ook een stuk minder gemoedelijk te zijn dan in Grunn. Ik leende mijn mobiel uit aan een sjofele meneer, die er meteen mee vandoor ging. Die heb ik wel weer afgepakt natuurlijk; mijn Friese nuchterheid heeft mijn migratie overleefd. Maar soms moet je gewoon je mond houden leerde ik toen ik ruzie kreeg om een parkeerplaats bij de Jaap Edenbaan. Dat onze auto er al stond maakte niet uit, de kleerkast die vond dat hij er recht op had was niet gediend van mijn assertiviteit en stompte er vol op los. In het gezicht van mijn vriend ook nog, in plaats van het mijne, die armerd. Amsterdam, ik kon maar moeilijk grip op je krijgen. Je bent zo groot, er is zoveel te zien en zoveel te doen. Ik voelde me een beetje verloren en het duurde maanden voordat ik vaste ijkpunten vond zoals een goede haringkar en een betaalbare kapper (Studio 19 is the place to be). Amsterdam, prachtige stad, ik geniet het meest van je als ik in mijn eentje in het donker door de straten fiets. Langs de Amstel en dan vanaf de Amstelbrug naar het centrum kijken, ja dan voel ik me thuis. Zonder stadsgids in mijn tas, met de Rembrandttoren als oriëntatiepunt voel ik me niet langer verloren. Oma zou zeggen: het duurt even, maar dan heb je ook wat.

Mariska Dijkstra


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.