Het Spoor

Page 1

Het Spoor

mei 2013 • jaargang 40 • nummer 354


40e jaargang nr. 354, mei 2013 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de Afdeling Psychologie, Universiteit van Amsterdam

Kamer 5.02 Diamantbeurs Afdeling Psychologie Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam t: 020 - 525 67 58 e: spiegeloog-fmg@uva.nl

Hoofd-/Eindredactie Joël Davidson & Tessa Velthuis. Redactie Lisa Baart, Jihane Chaara, Gea-marit Dekker, Lindsey Krak, Bart Lichtenveldt, Tuni Pasanea, Emma Laura Schouten, Kirsten Vegt. Medewerkers Denny Borsboom, Lindy-Lou Boyette, Carsten de Dreu, Richard Ridderinkhof.

Op het goede spoor

Fotografie Joël Davidson, Tessa Velthuis.

Er liggen blaadjes op de rails, de goederentrein had voorrang, deze trein rijdt niet verder op last van de politie. Vervelend, maar niet dramatisch. Het komt echter ook meer dan tweehonderd keer per jaar voor dat het treinverkeer is verstoord door een aanrijding met een persoon. Een dergelijke ervaring kan voor het NS-personeel zo schokkend zijn dat zij getraumatiseerd raken. Tessa interviewde GZ-psycholoog Yvonne Menzel van het Instituut voor Psychotrauma over hoe deze NS-medewerkers begeleid worden.

Cover Menno Alberts - www.mennoalberts.nl

Maar Spiegeloog was nog veel meer interessante zaken op het spoor! Kirsten doorgrondde de elegante manier van spoorzoeken van Sherlock Holmes. Emma spoort je aan om de nachttrein naar Lissabon te nemen. Joël en Gea-marit verplaatsten de Wandelgang naar de metro. Bart interviewde Anna die door haar paniekstoornis moeite heeft met reizen met het openbaar vervoer. Lindsey raakte bijna het spoor bijster in de supermarkt en legt uit waarom je met veel meer dingen thuiskomt dan waar je voor ging. Weet jij trouwens hoeveel kinderen Frans Bauer, Ruud Gullit, Marco Borsato en Robert ten Brink gezamenlijk hebben? Wil van Zijl-Barbe, hoofd gebouwbeheer van het Roeterseiland, weet dat zeer zeker wel! Zij wist zich in het televisieprogramma Miljoenenjacht met haar razendsnelle, goede antwoord te selecteren voor de tweede ronde. En uit welk land komt de nieuwe paus? Peru? Nee helaas, het goede antwoord is Argentinië. De hoofdredactie leefde intens mee met Wil op dit spannende moment en is benieuwd waar ze haar gewonnen duizend euro aan heeft gespendeerd.

Tessa en Joël

Lay-out Joël Davidson & Tessa Velthuis. Druk Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Een abonnement op Spiegeloog kost € 15,- per jaar. Indien geïnteresseerd, stuur een bericht met uw naam en adres naar de redactie. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.


Inhoud

4

23

34

Deductie en inductie

Filmrecensie

Wandelgang in de metro

Spoorzoeken met Sherlock Holmes

Night Train to Lisbon

Waar ga jij naartoe?

8

19

28

Psychologische dienstkeuring

Consumentenpsychologie

In hoeverre heb je een vrije wil?

Ivoren Toren

Leren is niet leuk

Expres doen alsof je niet spoort

11

Rondvraag

20

The right to research

Gelijkheid in de wetenschap

31

Op Kamers

12

SuĂŻcide op het spoor

24

CliĂŤnt Bekent

Traumabegeleiding bij de NS

32

Mededelingen

@ internet

27

36

Bacchus Geprop

16

17

De Dreu aan Ridderinkhof

Verder dan het blad

Het stockholmsyndroom Een benauwende romance

Anna (17) heeft een paniekstoornis

Kirsten zoekt een baan Deel 6 van haar zoektocht

Max van der Linden

Activiteiten voor studenten


De deductieve detective? Spoorzoeken met Sherlock Holmes Een bekendere detective bestaat bijna niet: Sherlock Holmes. Deze briljante detective spreekt nog steeds bij veel mensen tot de verbeelding, ondanks dat het meer dan honderd jaar geleden is dat zijn schepper, Sir Arthur Conan Doyle, hem bedacht en beschreef. Sherlock Holmes' vermogen om op basis van scherpe waarnemingen en een geniaal intellect misdrijven op te lossen lijkt hem buitengewoon populair te maken in de huidige tijd. Hoe doet hij dit precies en in hoeverre is het mogelijk om zelf ook zijn technieken toe te passen? Spiegeloog

4

Tekst: Kirsten Vegt

mei 2013

Het eerste boek over Sherlock Holmes, A Study in Scarlet schreef Sir Arthur Conan Doyle in 1887. Hierna volgden nog drie boeken (The Sign of the Four, The Hound of the Baskervilles en The Valley of Fear) en 56 korte verhalen over het leven van Sherlock Holmes. Aanvankelijk was Doyle na zes jaar wel klaar met de eigengereide detective en liet hij hem aan het einde van het korte verhaal The Final Problem sterven tijdens een gevecht met zijn aartsrivaal professor Moriarty. Echter, onder grote druk van de fans van Sherlock Holmes en geldproblemen pakte Doyle toch de pen weer op en liet hij Sherlock Holmes samen met dr. Watson nog een flink aantal misdrijven oplossen. Voordat hij begon met zijn verhalen over Sherlock Holmes, studeerde Sir Arthur Conan Doyle geneeskunde aan The University of Edinburgh. Daar ontmoette hij zijn mentor, professor dr. Joseph Bell, wiens scherpe observaties en deductieve manier van redeneren later een grote inspiratie zouden zijn voor het karakter van Sherlock Holmes. Al tijdens zijn studietijd bleek de jonge Arthur zich erg aangetrokken te voelen tot de wereld van het spiritisme en paranormale. Dit is opvallend, omdat de detective die hij creëerde juist vaak optrad als een debunker (ontmaskeraar) van

op het eerste gezicht bovennatuurlijke zaken. Later in zijn leven ging Sir Arthur Conan Doyle zelfs op een spirituele bedevaart naar Nederland en schreef hij meerdere boeken waarin hij zijn geloof in het bestaan van feeën, kabouters en elfjes uiteenzette. Toch bleef de Sherlock Holmes in zijn boeken (zeker in de eerdere verhalen) nuchter en vastberaden dat er een wetenschappelijke, aardse verklaring te vinden was voor vreemde zaken. In het verhaal The Adventure of the Sussex Vampire zegt de detective zelfs: ‘This agency stands flat-footed upon the ground, and there it must remain. The world is big enough for us. No ghosts need apply.’ Geen wonder dat de verhalen van Sherlock Holmes vaak juist een grote aantrekkingskracht uitoefenen op wetenschappers en sceptici (Wagner, 2006).

- Een brief leest hij niet alleen, hij ruikt er ook aan -

Deductie en inductie Bij het hebben van een kritische houding ten opzichte van de wereld en haar verschijnselen zijn twee redeneervormen erg belangrijk: deductie en inductie. In zijn detectivewerk zegt Sherlock Holmes voornamelijk gebruik te maken van deductie. Deductie is een methode in de filosofie en logica, waarbij er gebruik wordt gemaakt van premissen: basisregels


Alle mensen zijn sterfelijk (premisse) Ik ben een mens (premisse) Ik ben sterfelijk (conclusie)

Zien én observeren Echter, voordat er überhaupt conclusies kunnen worden getrokken moet er iets zijn waar je die conclusies uit kan trekken: een waarneming. En laat de kunst van het observeren en het onthouden van waarnemingen nou net de specialiteit van Sherlock Holmes zijn. In het verhaal A Scandal in Bohemia legt Sherlock aan dr. Watson uit wat het verschil is tussen iets zien en iets observeren:

Maar als je goed leest wat Sherlock Holmes doet bij zijn detectivewerk, volgt zijn conclusie niet altijd zonder meer op basisregels die per definitie waar zijn. Veel vaker gaat de detective uit van een aantal waarnemingen en trekt daar vervolgens een conclusie uit. Zoals hij zelf zegt: ‘When you have eliminated all which is impossible, then whatever remains, however improbable, must be the truth.’ (Sherlock Holmes: The Sign of Four). Wat Holmes hier doet noemen we inductie: na het herhaaldelijk observeren van een verschijnsel binnen situaties, ga je ervan uit dat het verschijnsel met de situatie samenhangt. Een voorbeeld: Socrates was een Griek (premisse) De meeste Grieken aten vis (premisse) Socrates at vis (conclusie) Het kan natuurlijk heel goed zijn dat het bovenstaande voorbeeld van een visetende Socrates waar is. Maar stel nou dat Socrates een uitzondering op de regel was, een visallergie had en de schaal sardientjes maar al te graag aan zich voorbij liet gaan? Dat is tegelijkertijd precies het risico van inductief redenen: het kan zo zijn dat de werkelijkheid, ondanks je herhaaldelijke waarnemingen, toch anders in elkaar zit en dat je een verkeerde conclusie trekt. Sherlock Holmes heeft daar in zijn verhalen zelf maar weinig last van. Bijna altijd blijken zijn inductieve redeneringen uiteindelijk waar te zijn. Hij redeneert dan ook vaak op een manier waarop volledige zekerheid niet gegarandeerd is, maar de aannamen die hij doet wel de meest waarschijnlijke lijken in die situatie. De enkele keer dat hij ernaast zit, vertrouwt hij dr. Watson toe: ‘Watson, if it should ever strike you that I am getting a little overconfident in my powers, or giving less pains

Holmes: ‘You see, but you do not observe. The distinction is clear. For example, you have frequently seen the steps which lead up from the hall to this room’ Watson: ‘Frequently.’ Holmes: ‘How often?’ Watson: ‘Well, some hundreds of times.’ Holmes: ‘Then how many are there?’ Watson: ‘How many? I don’t know.’ Holmes: ‘Quite so! You have not observed. And yet you have seen. That is just my point. Now, I know that there are seventeen steps, because I have both seen and observed.’ dr. Watson wordt er hier door zijn goede vriend fijntjes op gewezen dat de scherpte van zijn observatievermogen nogal wat te wensen overlaat. Sherlock zelf kent echter wel de hoeveelheid trappen tussen de hal en de kamer waar hij en dr. Watson zich in het verhaal bevinden. Hij kijkt niet alleen, maar observeert ook. Psychologe Konnikova (2013) identificeert in haar boek Mastermind: how to think like Sherlock Holmes de kenmerken van Holmesiaans observeren: Wees selectief In feite is dit een paradoxaal kenmerk, want het lijkt juist alsof Sherlock Holmes helemaal niet selectief observeert, maar werkelijk álles om hem heen ziet en onthoudt. Toch selecteert Holmes ook bepaalde informatie: hij definieert zijn doelen en de elementen die nodig zijn om ze te bereiken. Bijvoorbeeld in het verhaal Silver Blaze waar hij een stukje

Spiegeloog

to a case than it deserves, kindly whisper ‘Norbury’ in my ear, and I shall be infinitely obliged to you.’ (Sherlock Holmes: The Yellow Face).

5 mei 2013

die per definitie waar zijn. Als je iets deductief beredeneert, trek je een conclusie uit meerdere premissen, waardoor de conclusie ook per definitie waar zal zijn. Bijvoorbeeld:


Spiegeloog

6 mei 2013

bewijs vindt dat de inspecteur van de politie gemist heeft en vervolgens opmerkt: ‘I only saw it because I was looking for it.’ Dit komt overeen met een strategie die psycholoog Peter Gollwitzer (1999) ontwikkelde om doelgeoriënteerd gedrag effectief in te zetten. Hij merkte op dat vooruitdenken, specifiek zijn in het uitkiezen van doelen, als-dan-hypothesen, het opschrijven van gedachten, en consequenties van succes of falen uitdenken cruciaal zijn om focus te houden en het uiteindelijke doel te bereiken. Wees objectief Het eerste wat Holmes doet als hij een kamer binnentreedt is erachter komen wat er is gebeurd. Wie heeft wat aangeraakt, wat is er wat er niet zou moeten zijn en vice versa. Allemaal voornamelijk feitelijke observaties. Ook reconstrueert hij eerst wat er precies gebeurd is, aan de hand van de feiten die voorhanden zijn. Oftewel, hij laat eerst de feiten spreken en daarna pas zijn eigen gedachten over de situatie. Wees inclusief Wat voor de meeste mensen in de verhalen van Sir Arthur Conan Doyle slechts triviale gebeurtenissen zijn, is voor Holmes een sleutelelement in het oplossen van de zaak. Als hij een brief bekijkt (zoals in The Hound of the Baskervilles) leest hij hem niet alleen, hij ruikt er ook aan. Hij gebruikt al zijn zintuigen, ook de minder voor de hand liggende. Daarnaast besteedt Holmes niet alleen aandacht aan wat er wel is, maar ook aan wat er niet is (bijvoorbeeld in het verhaal Silver Blaze: ‘I’d like to draw your attention to the curious incident of the dog in the nighttime.’ ‘The dog did nothing in the night-time.’ ‘That was the curious incident.’) Wees betrokken In het verhaal Silver Blaze denkt Holmes op een gegeven moment dat hij de zaak heeft opgelost en sluit zo zijn ogen voor andere opties. Deze fout kost hem uiteindelijk bijna het leven van één van zijn hoofdverdachten. Hoe komt het dat Sherlock Holmes, die normaal dit soort beginnersfouten niet maakt, toch zo de mist ingaat? Hij geeft in het verhaal zelf het antwoord: hij was niet meer zo geïnteresseerd in de zaak. In zijn hoofd had hij het al opgelost, tot en met het

laatste detail. Zijn aandacht verslapte en zo miste hij cruciale informatie. Ook in psychologisch onderzoek blijkt keer op keer dat motivatie een grote factor is in het voorspellen van nauwkeurigheid (Tetlock, 1983; Tetlock 1985; Kunda 1990; Westen, Blagov, Harenski, Kilts & Hamann, 2006). Oftewel, het gaat erom dat je nauwkeurig wilt zijn en de waarheid boven tafel wilt krijgen, ook als dat betekent dat je eerdere aannamen toch niet blijken te kloppen. The brain attic Het zien én observeren van je omgeving is één ding, maar het ook allemaal onthouden is een tweede. Toch blinkt Sherlock Holmes ook hier in uit. Hoe doet hij dit? Konnikova (2013) legt dit uit aan de hand van de brain attic-metafoor, oftewel ‘de zolder in je hersenen’, afgeleid van een uitspraak van Sherlock Holmes in A study in Scarlet (‘I consider that a man’s brain originally is like a little empty attic, and you have to stock it with such furniture as you choose.’). Sherlock Holmes beschrijft hier eigenlijk een bepaalde manier van informatieverwerking waar Konnikova twee componenten in identificeert: structuur en inhoud. De structuur van de brain attic is hoe onze hersenen werken: hoe informatie wordt opgenomen, wordt verwerkt, wordt onthouden of vergeten, en of het geïntegreerd wordt met componenten die al aanwezig zijn in de ‘zolderruimte’. De inhoud draait om de dingen die we in onszelf opnemen vanuit de wereld tijdens ons leven: onze herinneringen, ons verleden en onze kennis. Zowel de structuur als de inhoud staat niet vast en verandert of kan veranderd worden, volgens Konnikova. Kort samengevat staat een brain attic dus vol met spullen (de inhoud) die op een bepaalde manier georganiseerd zijn (de structuur). Zodra ons gedachteproces begint, wordt de inhoud met de structuur gecombineerd waarbij de externe omstandigheden voor het grootste deel bepalen welke spullen vanuit de zolder worden teruggehaald. Sherlock Holmes’ brain attic lijkt gebaseerd te zijn op de methode van loci, namelijk het herinneren van zaken door deze te koppelen aan een locatie, bijvoorbeeld in een

- Vijfhonderd willekeurige cijfers onthouden, dat kan -


Spiegeloog Denken als Sherlock Holmes Zoals je ziet zijn de technieken die Sherlock Holmes toepast echt niet helemaal onbereikbaar in onze non-fictiewereld. Met een beetje oefenen kan je je omgeving zowel zien als observeren en door slim met je brain attic om te gaan onthoud je ook nog eens alles. Is het ook simpel? Volgens een beroemde (en niet helemaal kloppende) uitspraak van de beroemde detective zelf wel: ‘Elementary, my dear Watson’. <<

Bronnen

-Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation intentions: Strong effects of simple plans. American Psychologist, 54(7), 493-503. -Konnikova, M. (2013). Mastermind. How to think like Sherlock Holmes. New York: Viking. -Kunda, Z. (1990). The Case for Motivated Reasoning. Psychological Bulletin, 108(3), 480-498. -Maguire, E. A., Valentine, E. R., Wilding, J. M., & Kapur, N. (2002). Routes to remembering: the brains behind superior memory. Nature neuroscience, 6(1), 90-95. -Tetlock, P (1983). Accountability and the perseverance of first impressions. Social Psychology Quarterly, 46(4), 285–292. -Tetlock, P (1985). "Accountability: A social check on the fundamental attribution error". Social Psychology Quarterly, 48(3), 227–236. -Wagner, E.J. (2006). The Science of Sherlock Holmes – From Baskerville Hall to the Valley of Fear, the real forensics behind the great detective’s greatest cases. New Jersey: John Wiley & Sons, Inc. -Westen, D., Blagov, P. S., Harenski, K., Kilts, C., & Hamann, S. (2006). Neural Bases of Motivated Reasoning: An fMRI Study of Emotional Constraints on Partisan Political Judgment in the 2004 U.S. Presidential Election. Journal of Cognitive Neuroscience, 18 (11), 1947–1958.

7 mei 2013

imaginair huis (Maguire, Valentine, Wilding & Kapur, 2002). Het voordeel van een huis is dat er een groot aantal ‘vaste’ spullen in staan, bijvoorbeeld een tafel, een bed, een stoel of een gasfornuis. Aan al deze voorwerpen kunnen herinneringen worden gekoppeld. Als je bepaalde herinneringen wilt terughalen, hoef je slechts aan het huis te denken en aan de voorwerpen die daarin staan, om de specifieke herinnering terug te halen. Bij de ‘World Memory Championships’ wordt deze methode breed toegepast, al gebruiken de deelnemers vaak een geheugenpaleis in plaats van een huis. Niet verwonderlijk, gezien een van de wedstrijdonderdelen het onthouden van vijfhonderd willekeurige cijfers in vijftien minuten is. Die extra kamers komen in dat geval goed van pas! Natuurlijk passen deze geheugenkampioenen ook vaak een slimme structuur in hun brain attic toe, door bijvoorbeeld de vijfhonderd cijfers op te delen in grotere getallen waaraan een bepaalde betekenis kan worden toegedicht in het geheugenpaleis.


De keuze is al bepaald Als consument heb je geen vrije wil Het is je vast wel eens overkomen: thuiskomen met een tas vol producten terwijl je nog zo van plan was om niets te kopen. Hoe kan het dat je jezelf, ondanks je voornemen geen geld uit te geven, hebt laten verleiden diverse producten te kopen. Je koopt toch alleen maar wat je nodig hebt? Je bent toch kritisch in wat je koopt en laat je niet gek maken door al die acties en commercials waar we elke dag mee worden overspoeld? Er zijn echter zoveel manieren om jou als consument te prikkelen tot het doen van aankopen, dat het vrijwel onmogelijk is om hierdoor niet beïnvloed te worden. Spiegeloog

8

Tekst: Lindsey Krak

mei 2013

Inzichten uit de consumentenpsychologie worden steeds meer toegepast in de marketing. De marketing probeert onze keuzes via ons onbewuste te beïnvloeden. Dit fenomeen klinkt misschien vreemd, maar tachtig procent van onze beslissingen wordt genomen buiten ons bewustzijn (Bruins, de Vries, Lier, & Heijblom, 2012). Je laat jezelf dus meer leiden door emoties dan door verstand. Ondernemers zijn hiervan maar al te goed op de hoogte. De inrichting van de winkel wordt afgestemd op emoties. Neem bijvoorbeeld de verlichting van de winkel; naast de functionele rol alles goed te kunnen zien, speelt de verlichting ook een andere belangrijke rol. De kleur van het licht bespeelt ons gevoel en speelt zo een affectieve rol, waardoor de consument beïnvloed wordt. Een voorbeeld hiervan is dat geel licht in combinatie met blauw het product goedkoop laat overkomen (Visser, 2009). Dit kan ook bereikt worden door middel van muziek en geur (Beck, 2006). De winkels proberen ons dus te beïnvloeden via ons onbewuste, waardoor ze zich van andere winkels kunnen onderscheiden.

binnenstapt. Stel dat je door het winkelcentrum loopt met het doel om een nieuwe tandenborstel en tandpasta te kopen. Nietsvermoedend krijg je een folder van een supermarkt aangereikt. Je pakt hem aan. Op de folder is aan de rechterkant een aantrekkelijke vrouw te zien met vitaminepillen, een zonnige achtergrond en de slogan van de supermarkt die je al vaker in de reclame hebt gezien. Dit is de eerste stap, je aandacht trekken. De aantrekkelijke vrouw valt onder de aantrekkelijkheidsheuristiek. Mensen hebben een positieve attitude tegenover aantrekkelijke mensen. Door middel van evaluatieve conditionering associëren mensen dat positieve gevoel met de supermarkt. Daarnaast zorgt de zonnige achtergrond voor een positieve stemming en je koppelt de positieve stemming aan het object, dus in dit geval de supermarkt. Dit wordt ook wel de mood-heuristiek genoemd. De slogan op de folder is herkenbaar. Dit is bewust zo gedaan, want hoe vaker mensen hetzelfde zien, hoe positiever de attitude. Dit principe staat ook wel bekend als de familiariteitsheuristiek (Smith & Mackie, 2007). Onderzoek van Chae en Hoegg (2013) toont aan dat de plaats van het product op de folder invloed heeft op hoe wij het product verwerken. Onze hersenen hebben de aanname dat geschiedenis aan de

- Als je een product 30 seconden vasthoudt, is de kans groter dat je het koopt -

Heuristieken De beïnvloeding begint al voordat je überhaupt de winkel


Gehecht Door de folder besluit je die supermarkt binnen te gaan. Het eerste wat je ziet is een verkoopster met een vriendelijk gezicht die je begroet en een product aan jou geeft. Terwijl zij vertelt wat het product allemaal kan, zit je het product een beetje te bestuderen. Zonder dat je het door hebt, wordt de kans al groter dat je dit product gaat kopen, zo blijkt uit onderzoek van Wolf, Arkes en Muhann (2008). Mensen raken meer gehecht aan een product naarmate ze het langer vasthouden, waardoor het koopgedrag toeneemt. Dit effect treedt al op bij slechts dertig seconden vasthouden. Dus voordat je het doorhebt ben je al zo gehecht aan het product dat je het wilt kopen.

De illusie Nu heb je al twee producten op zak. Je loopt langs een mand waar allemaal zakken snoep in liggen. Er staat een bord naast waarop staat: ‘Van 2,25. NU! Voor 1,99’. De meeste mensen zijn al bekend met deze methode, maar velen zijn er nog van overtuigd dat het komt door de 99 cent die staat weergegeven. Dit is echter niet het geheim achter deze methode. Je neemt de 2 in het bedrag van 2 euro 25 als ankerpunt. Dit is je eerste indruk van het bedrag. Dus wanneer er 1 staat, geeft dat jou het gevoel dat het goedkoper is. In feite is dit dus een illusie. Dit wordt ook wel de verankeringsheuristiek genoemd (McShane & Von Glinow, 2010).

- Laat jij je te grazen nemen door een commerciële machine? -

Disrupt then reframe-techniek Met al één product op zak loop je verder de winkel in. Je loopt langs een opgezet kraampje waar zich een andere verkoper bevindt. De verkoper zegt: ‘Douchegel, kost 350 cent. Dat is maar drie euro vijftig. Een koopje dus!’ Deze techniek heet disrupt then reframe. Het doel is om je in verwarring te brengen. Zeg nou zelf, wie gaat er nou in centen praten?

Productpresentatie Je hebt nu al drie producten op zak! Je loopt verder en je ziet allemaal tandenborstels en tubes tandpasta staan. Eindelijk iets wat je echt nodig hebt. Het merk tandpasta dat je normaal neemt zit er niet tussen, dus bekijk je de overige opties. Je ziet vijf soorten tubes staan. Op één daarvan staat ‘voor een beter gebit’. Op de andere vier staat ‘voor een gezonder gebit’. De kans dat je die van een beter gebit neemt is maar

Spiegeloog

Jij bent dus verward, dat is het disrupt-gedeelte. Tijdens dat je even verward bent, hoor je het laatste gedeelte van de boodschap: ‘Een koopje dus!’ Dit is het reframe-gedeelte. De verwarring in het eerste gedeelte zorgt voor een langere verwerking in de hersenen. Wanneer dat gebeurt zijn mensen makkelijker te beïnvloeden. Dus wanneer mensen horen dat het een koopje is, wordt dit aangenomen als de waarheid (Davis & Knowles, 1999). Uit onderzoek van Fennis, Das en Pruyn (2004) blijkt dat deze techniek ervoor zorgt dat er anderhalf keer zoveel verkocht wordt.

9 mei 2013

linkerkant moet worden weergeven. In landen waar van links naar rechts gelezen wordt, visualiseren mensen de tijd als een horizontale lijn. Het is een soort tijdlijn, waarbij links de geschiedenis staat weergegeven en rechts de toekomst. Het meeste effect is dus te bereiken door een oude auto links op de folder te plaatsen en de vitaminepillen spelen het best in op ons brein aan de rechterkant. Vitaminepillen hebben namelijk een positieve invloed op ons in de toekomst. Wanneer er op de juiste manier rekening gehouden wordt met de plaats, dus links of rechts, gaan we het product meer waarderen.


liefst 77 procent. Dit komt doordat het product afwijkt van de andere producten en daardoor aantrekkelijker is. Deze keuze wordt gemaakt op basis van intuïtie en daardoor heb je de neiging om te grijpen naar het product dat opvalt. De verkopers zijn hiervan op de hoogte; het heeft als doel dat je de tandpasta neemt ‘voor een beter gebit’ (Ebbekink, 2010).

Spiegeloog

10

Daarnaast staan de tandenborstels. Op ooghoogte bevinden zich de dure tandenborstels maar je weet dat dat een bekende truc is, dus je kijkt ook naar boven en naar beneden voor andere mogelijkheden. Toch kies je een dure op ooghoogte! Dit komt omdat vijf seconden voordat je een keuze maakt, je naar het midden van het schap kijkt. Dit doen we van nature. Onze hersenen verklaren de keuze vervolgens als toeval of geven het een andere rationele reden. Dit blijkt uit het eye tracking-onderzoek van de Aston Business School (Feiereisen, Wong, & Broderick, 2008).

mei 2013

Verliestaal Je hebt gevonden waar je voor kwam en met vijf producten op zak houd je het voor gezien. Je gaat naar de kassa. Je wilt afrekenen, maar voordat de verkoopster het totaalbedrag noemt vraagt ze: ‘Heeft u al een lidmaatschap bij onze winkel?’ In eerste instantie zeg je nee en dat je er ook geen behoefte aan hebt. Dan begint de verkoopster een verhaal over waarom je dit beter wel kunt aanschaffen: ‘Zo mist u niks van onze nieuwsbrieven, loopt u geen kortingen mis en mist u niks over onze tips voor het gebruik van de producten.’ Ze maakt hier gebruik van verliestaal. Uit onderzoek van Kahneman (1979) blijkt verliestaal twee keer zo effectief als winsttaal. Bij winsttaal moet er gedacht worden aan zinnen als ‘profiteer van onze kortingen’. Verliestaal is afgeleid van het principe loss aversion. Dit principe houdt in dat je veel moeite doet om verlies te voorkomen. Want als je iets verliest kan dat stress opleveren, en dat wordt liever vermeden. Dus wat doe je? Juist, je neemt het lidmaatschap. Slachtoffer of volgzaam? Ben je met die tas vol boodschappen nu slachtoffer geworden van een commerciële machine die jou, de onschuldige shopper, op alle denkbare manieren te grazen heeft genomen? Of ben je een volgzaam persoon die alle vormen van verleiding over zich heen laat komen? Echt onzinnig zijn de aankopen niet en je hebt toch maar mooi gebruik gemaakt van fantastisch voordeel of superieure kwaliteit, toch? <<

Bronnen

- Bruins, R., de Vries, K., Lier, H. H., & Heijblom, R. (2012). Marketingstrategie: van brein tot besluit. Amsterdam: Pearson. - Beck, L. (2006). De invloed van zintuiglijke marketing op de consument. Gevalstudie: Chocolaterie "Boon". - Chae, B., & Hoegg, J. (in press). The Future Looks “Right”: The Impact of Spatial Position of Advertising Images on Product Attitude. Journal of Consumer Research. - Davis, B. P., & Knowles, E. S. (1999). A Disrupt-Then-Reframe technique of social influence. Journal of Personality and Social Psychology, 76(2), 192–199. - Ebbekink, M. (2010). Beïnvloed de keuze van een klant onbewust met de product presentatie. Opgehaald op 6 maart, 2013, van http://www.maudebbekink.nl/ - Feiereisen, S., Wong, V., & Broderick, A. J. (2008). Analogies and mental simulations in learning for Really New Products: The role of visual attention. Journal of Product Innovation Management, 25(6), 593-607. - Fennis, B. M., Das, E. H. H. J., & Pruyn, A. Th. H. (2004). If you can’t dazzle them with brilliance, baffle them with nonsense: Extending the impact of the Disrupt-Then-Reframe technique of social influence. Journal of consumer psychology, 14(3), 280–290. - Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect Theory: An Analysis of Decision under Risk. Econometrica, 47(2), 263-292. - McShane, S. L., & Von Glinow, M. A. (2010). Organizational Behavior: Emerging Knowledge and Practice for the Real World, 5th Ed. (Boston: McGraw-Hill). - Smith, E. R., & Mackie, D. M. (2007). Social Psychology (3rd ed.). Philadelphia, PA: Psychology Press. - Visser, W. (2009). Psychologie en kleur. Opgehaald op 25 maart, 2013, van http://www.kenniscentrumpsychologie.nl/Artikelen/ Kleurrijke-emoties-%E2%80%93-Psychologie-en-kleur.html - Wolf, J. R., Arkes, H. R., & Muhann, W. A. (2008). The power of touch: An examination of the effect of duration of physical contact on the valuation of objects. Judgment and Decision Making, 3(6), 476–482.


De Rondvraag

Beste Richard,

Wetenschap brengt ons naar alle uithoeken van de wereld en we zijn dan ook regelmatig op weg naar een congres of collega elders in de wereld. Veel van die trips zijn niet zo betekenisvol, sommige daarentegen wel. Heb jij zo'n reis, die indruk maakte, inspireerde, of zich om andere redenen onderscheidt van de rest? En waar ging de reis dan heen, wat maakte het bijzonder?

Carsten

Het antwoord van Richard Ridderinkhof (Ontwikkelingspsychologie) De meeste trips staan me nog best goed bij eigenlijk, als ik er zo eens over nadenk. Misschien ook omdat ik die trips geregeld aangrijp om er een paar dagen aan vast te plakken. Rijk word je niet van de wetenschap, maar door dit soort geneugten weet je je toch bevoorrecht. De eerlijkheid gebiedt trouwens ook te zeggen dat het vaak de gebeurtenissen in de periferie zijn die de reis memorabel maken. Zo kan ik me van een trip naar Cuba in 2005 nog vrijwel álles herinneren, behalve waar de praatjes over gingen. Overigens heeft wetenschappelijk onderzoek al onthuld hoe bar weinig wetenschappers onthouden van wat ze horen op congressen – dus daar verschuil ik me graag achter. Op mijn allereerste congres ooit (het Wintercongres van de Nederlandse Vereniging voor Psychonomie, Noordwijk 1989) werd ik door de toenmalige paus (Prof. Sanders) onder de zoden geschoffeld omdat ik het waagde met EEG cognitieve functies te willen bestuderen. Sanders was roomser dan Paus Franciscus – gedweep met hersenen werd

Richard Ridderinkhof (Ontwikkelingspsychologie) geeft de Rondvraag door aan Anouk van Loon (Brein & Cognitie) Beste Anouk, Je was al eens een poosje in Cambridge, en nou wil je weer postdoccen in Berlijn. Waarom in vredesnaam – Amsterdam is toch de leukste stad ter wereld? Habemus A’dam! Wat heeft Berlijn wat wij niet hebben? En waarom kom je uiteindelijk toch weer terug bij UvA-Psy? Richard

11 mei 2013

De vraag van Carsten de Dreu (Arbeids- en Organisatiepsychologie)

gezien als frivoliteit, zo niet heiligschennis. Maar dezelfde dag nog hoorde ik praatjes, zag ik posters, beluistervinkte ik conversaties tussen Grote Namen, en bezatte me met Leuke Jonge Collega´s; ik deed zoveel inspiratie op dat ik ´s nachts tot half vier op een hotel-blocnootje ultieme experimenten heb zitten ontwerpen. Nooit uitgevoerd natuurlijk, maar nog altijd is het NVP Wintercongres mijn favoriete congres, en tussen Sanders en mij is het later ook nog goed gekomen. Na een symposium in Gent (waarvan ik niet meer weet waar het over ging), bekokstoofde ik met bevriende collega’s (een Duitse Belg en een Italiaanse Fransoos) in de kroeg een plan voor nieuw onderzoek: de invloed van alcohol op free won’t – het uit jezelf besluiten iets niet te doen. Whatever that may mean. Leek ons toen heel aardig. Tijdens de volgende ontmoeting, op het strand (San Sebastian, Spanje; ik herinner me mijn eigen praatje, en zeker twee posters), leek het nog steeds een strak plan, en hebben we de details grondig uitgedokterd. Later, tapas in Barri Gotic (spectaculair praatje: muizen wier ruggenmerg zonder hersens leerde lopen; en iets vaags over de Baskische keuken in relatie tot het brein), werd het plan grondig herzien; vervolgens in Londen (onverstaanbare Zwitser met onbegrijpelijk praatje) het taakdesign dichtgespijkerd. En laatst op Texel (schaatsen tussen de duinen) het definitieve plan de campagne. Chasing Memo, we zijn net begonnen met pilots, keep you posted. Nee, geen kwaad woord over congrestrips.

Spiegeloog

Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen


Trauma op de trein Professionele hulp na suïcide op het spoor Yvonne Menzel werkt bij het Instituut voor Psychotrauma (IVP). Een deel van haar werk bestaat uit het begeleiden van NS-medewerkers die getraumatiseerd zijn na het meemaken van een heftig incident, bijvoorbeeld een zelfdoding op het spoor.

Spiegeloog

12

Tekst: Tessa Velthuis

mei 2013

Je begeleidt conducteurs en machinisten die een zelfdoding op het spoor hebben meegemaakt. Hoe komen die mensen bij het IVP terecht? ‘Hoofdconducteurs en machinisten worden geconfronteerd met suïcides, ongevallen en agressie. Suïcides op het spoor komen helaas veel voor, volgens mij zijn het rond de 250 gevallen per jaar. Vrijwel altijd zijn het de hoofdconducteurs die gaan schouwen, zoals dat heet. De machinisten hebben een andere beleving, omdat die soms niet echt wat zien, maar zich wel verantwoordelijk voelen. Het IVP heeft een samenwerking met de NS, hetgeen er in de praktijk op neerkomt dat de NS na schokkende incidenten altijd de verwerkingsscan inzet. Dat is een online scan met tien vragen waarna een stoplichtuitslag - groen, oranje of rood - aangeeft in hoeverre iemand klachten heeft. Die verwerkingsscan wordt één week na het incident ingevuld. Waarom na één week? Omdat het in de eerste week heel normaal is dat je klachten hebt. Die kun je ook niet gelijk wegnemen, want er is nu eenmaal iets heel schokkends gebeurd. De allereerste opvang en de allereerste begeleiding en ondersteuning, doet de NS in principe zelf. En middels die verwerkingsscan meten zij vervolgens of het de goede kant opgaat met

iemand. Wat mooi is, is dat tegen de tachtig procent van de scans die worden ingevuld na één week groen is. Dus gelukkig lang niet alle mensen die geconfronteerd worden met zoiets naars als een suïcide ontwikkelen daarna langdurige klachten. Het IVP komt in beeld wanneer mensen professionele zorg nodig hebben.’ Wat voor klachten zijn normaal in de eerste week? ‘Wat veel voorkomt is dat je het incident herbeleeft op verschillende manieren: eraan denken terwijl je er eigenlijk niet aan wil denken, ervan dromen, de behoefte hebben om er veel over te praten. Naast dat herbeleven hebben mensen vaak de behoefte om er juist niet mee bezig te zijn, om te gaan vermijden. Dan willen ze er niet over praten, niet aan de plek denken en vaak ook even afstand nemen van het werk. Beide aspecten, het vermijden en het herbeleven, zijn op zich hele gezonde aspecten van het verwerken wanneer ze elkaar afwisselen. Wat wij doen, is de persoon in eerste instantie steunen en volgen in zijn eigen natuurlijke verwerkingsproces. Dus als iemand de behoefte heeft om er veel over te praten, dan is het goed om iemand erkenning te geven en die aandacht ervoor te hebben. Als

- De conductrice had haar eigen schrikreactie onderschat -


En als mensen na een week een oranje of een rode uitslag hebben op de verwerkingsscan, dan zou dat een indicatie kunnen zijn voor een posttraumatisch stresssyndroom? ‘Ja een indicatie, je zegt het heel goed. Heel voorzichtig, want PTSS kun je pas na vier weken vaststellen. Bij een oranje of een rode uitslag belt een professional van het IVP met de betrokkene en daarna ook met de leidinggevende. Dan worden de klachten besproken, wat iemand er zelf aan doet, eventueel tips te geven wat je nog meer zou kunnen doen of hoe je het anders zou kunnen doen. Er wordt een inschatting gemaakt van hoe het gesteld is met iemand. Gelukkig komt het vaak voor dat iemand wel een oranje scan heeft, maar dat je aan de telefoon toch duidelijk de indruk krijgt dat het met iemand wel de goede kant op gaat. Wanneer je hoort dat iemand zelf al de goede dingen doet en er ook vertrouwen in heeft dat het goed komt, bijvoorbeeld.’ Wat zijn die goede dingen die iemand kan doen? ‘Afleiding zoeken, dat is heel belangrijk. Het is goed als mensen proberen om actief te blijven overdag en ze zich niet afsluiten van de omgeving of op de bank gaan zitten hopen dat het overgaat. Het is het beste om te proberen door te gaan met de dagelijkse bezigheden.’ Betekent dat ook dat mensen doorgaan met werken? ‘Als het mogelijk is wel, ja. Onze insteek is dat mensen zo snel mogelijk de dagelijkse gang van zaken weer hervatten. Iemand hoeft niet meteen weer volledig aan het werk, maar hij of zij kan bijvoorbeeld meerijden op de trein met iemand anders.’

Wat voor andere dingen kunnen er dan aan de hand zijn bij gecompliceerde PTSS? ‘Er kunnen depressieve kenmerken zijn, of problemen in de omgang met collega’s of privé.’ Is er iets bekend over waar het van afhangt dat de ene persoon wel en de andere geen PTSS ontwikkelt? ‘Daar is veel onderzoek naar gedaan, maar ze hebben nooit een een-op-eenrelatie kunnen leggen. Er zijn wel factoren die bijdragen aan de kans om PTSS te ontwikkelen, maar dat zijn altijd kleine percentages.’ Je beantwoordt de vraag nu vanuit de wetenschappelijke literatuur, maar heb je misschien vanuit de praktijk zelf ervaring met dat je een bepaald soort mensen vaker ziet of dat er bepaalde situationele factoren een rol spelen? ‘Het is niet zo dat ik een bepaald soort mensen vaker zie. Situationeel zien we dat het een rol speelt hoe sterk iemand mentaal in z’n vel zit. Als iemand al wat kwetsbaar is door eerdere incidenten of doordat er in de privé-situatie iets stressvols speelt waardoor iemands mentale weerbaarheid wat minder is, dan is een schokkend incident moeilijker te

Spiegeloog

Als blijkt dat iemand het toch niet zonder professionele hulp kan verwerken, wat gebeurt er dan? ‘Wij maken onderscheid tussen opvang en therapie. Als je na twee weken merkt dat het klachtenniveau nog zodanig hoog is dat iemand in een vicieuze cirkel raakt en om hulp vraagt, dan ga je niet nog weken wachten tot je wat doet. Maar eigenlijk mag je dan nog niet spreken van PTSS, want de tijdsduur is te kort. Er mogen vijf opvangcontacten plaatsvinden. Soms passen wij ook al binnen die opvangcontacten EMDR [Eye Movement Desensitization and Reprocessing, red.] toe, als de gruwelijke beelden niet van het netvlies af willen en er veel herbelevingen zijn. EMDR is dan een goede methode om dat snel op een aanvaardbaar niveau te krijgen, zodat mensen vanuit daar weer op de natuurlijke manier kunnen gaan verwerken en herstellen. Als iemand echt PTSS ontwikkelt, dan starten wij een therapietraject. Bij een eenvoudige PTSS, dus als er geen extra factoren bijkomen, gaan wij ervan uit dat we iemand binnen tien sessies kunnen behandelen. Dan wordt EMDR of cognitieve gedragstherapie ingezet, vaak een combinatie van beide. Bij gecompliceerde PTSS, dus als er nog andere dingen aan de hand zijn, gaan we uit van vijftien sessies.’

13 mei 2013

iemand juist de behoefte heeft om er niet over te praten, dan ondersteunen we daarin. We horen ook vaak dat er na een heftig incident veel spierspanning is de eerste dagen, vanwege de overmatige adrenaline. De alarmbellen die zijn gaan rinkelen, rinkelen dan de eerste dagen nog wat door. Dan is iemand erg schrikachtig of opgefokt. Ook dat hoort erbij. Maar als iemand daar in blijft hangen, is er blijkbaar iets nodig om een stapje verder te komen. Sporten is heel goed om de adrenaline wat kwijt te raken. Wij maken een inschatting of de klachten die horen bij de eerste dagen passen in een normaal proces. Wanneer iemand erg in een bepaald symptoom blijft hangen, kun je daarin wat bijsturen.’


verwerken.’ En hoe diep gaan jullie dan in op die andere klachten, als die aanwezig zijn? ‘Als het even kan gaan wij daar niet op in. We doen er alleen iets mee als het zo samen vervlochten is dat je er niet omheen kunt. Het Instituut voor Psychotrauma beperkt zich tot de gevolgen van de schokkende gebeurtenis, dat is ook de afspraak die wij met de NS hebben en dat is ons expertisegebied.’

Spiegeloog

14

Wat zijn over het algemeen de meest voorkomende nachtmerries waar mensen mee komen? ‘Meestal zijn het intrusieve beelden van wat ze gezien hebben, van het slachtoffer dus. De nachtmerries kunnen bizarre vormen aannemen. Zo vertelde iemand die eerder suïcides had meegemaakt me laatst dat ook alle eerdere incidenten weer terugkwamen in zijn nachtmerries, en dat het een soort cabaret werd van aangereden personen die in een kamer zaten. Dat zijn natuurlijk heel heftige, bizarre dromen.’

mei 2013

Als mensen meerdere incidenten hebben meegemaakt, komen ze dan na ieder incident bij jullie terug? ‘Iedere case staat wat dat betreft op zich. Het kan zijn dat iemand het acht keer heeft meegemaakt en er acht keer goed overheen is gekomen, en de negende keer lukt het niet. Waar hem dat in zit, wordt niet altijd duidelijk. Ik had een conductrice in behandeling die al verschillende suïcides had meegemaakt, en daar ook goed overheen was gekomen. Maar bij de derde of vierde suïcide ontwikkelde ze toch daarna klachten. Eerder had ze er lichtvaardig ingestaan, zo van: ach, ik heb het al verscheidene keren meegemaakt en het doet me niks. Dus die derde keer was ze eigenlijk ook weer heel onbevangen de trein uit gestapt om te helpen. Toen ze met haar neus bovenop de gevolgen stond, zag ze bepaalde dingen die ze niet kon plaatsen, onder andere dat er heel veel water lag en ze zich afvroeg waar dat in hemelsnaam vandaan kwam. En er lag geld op de rails. Die aspecten kon ze niet begrijpen en haar eigen schrikreactie op die onverwachte dingen, had zij zelf van tevoren niet ingeschat. In de behandeling kwamen we erachter dat het met name het feit was dat ze schrok van haar eigen schrikreactie, dat ervoor zorgde dat het moeilijk was voor haar. En dat moest een plekje krijgen.’ Hoe bevalt het jou om dit werk te doen?

‘Heel goed! Het klinkt misschien een beetje raar, maar het is erg leuk werk. Want je kunt mensen gewoon heel concreet en heel goed helpen. En het is iedere keer weer erg boeiend. Je zou misschien denken het is iedere keer hetzelfde maar dat is absoluut niet het geval. Als je met EMDR werkt, ga je steeds door een ander individueel proces. Ik vind het mooi dat je iedere keer weer de vinger op de zere plek legt en precies datgene kunt behandelen wat het voor die persoon het moeilijk maakt. Soms is dat duidelijk en zijn het de intrusieve beelden, maar soms zit het hem ook in andere aspecten waar je gaandeweg pas achterkomt, zoals bij die conductrice bijvoorbeeld. Bij haar was het probleem niet de gruwelijkheid van het beeld, maar zijzelf die omsloeg van een onbevangen iemand naar iemand die geschokt was. Dat zijn boeiende dingen. Het is zeker niet van tevoren altijd te bedenken hoe zo’n behandeling gaat verlopen, het is nooit routine.’ Zijn er ook dingen moeilijk aan je werk? ‘Bedoel je belastend? Doorgaans vind ik de contacten met de cliënten niet belastend. Bij mij overweegt het gevoel dat het prettig werk is, waarbij je iets voor een ander kunt betekenen. Nou oké, ik vind dit bijna de moeite van het benoemen niet waard, maar het is natuurlijk wel zo dat je bij de een wat meer een klik hebt dan bij de ander. Ik behandel ook mensen met wie het contact wat lastiger of wat stroever verloopt, dan wordt het wel wat moeilijker.’ Maar dat zou je in een andere psychologenpraktijk ook hebben. ‘Natuurlijk. En misschien zelfs nog wel meer, want in principe werken wij met mensen die psychisch gezond zijn. Het zijn geen mensen met heftige persoonlijkheidsproblematiek. Deze mensen functioneren goed, want ze hebben een baan. Het is eigenlijk een heel gezond gedeelte van de populatie waar wij mee te maken hebben.’ Heb je bij het IVP wel eens meegemaakt dat je iemand niet hebt kunnen helpen? ‘Nee, het komt niet voor dat je niets voor iemand kunt doen. Bij het verwerking van die nare ervaring kunnen wij altijd van dienst zijn.’ Gaan jullie ook weleens met iemand het veld in om bijvoorbeeld de plek bezoeken, als een soort exposure? ‘Het veldwerk is iets dat door de NS wordt gedaan. De


Hoeveel verschillende cliënten zie jij gelijktijdig? ‘In mijn werk als psycholoog besteed ik een derde van mijn tijd daadwerkelijk aan de hulpverlening. Ik heb tussen de tien en de vijftien mensen in mijn case load zitten.’

Waar let je dan op als je kijkt of mensen er op de juiste manier doorheen gaan? ‘Waar je sowieso op let is of er een belevingsaspect bij komt kijken. Soms kunnen mensen heel goed het verhaal vertellen, maar dan is het een verhaal dat los is komen te staan van hun beleving. En het gaat niet om het verhaal, want alleen het verhaal vertellen heeft geen effect. Als je ziet dat iemand er bij bepaalde stukken sneller overheen wil gaan, dan is het van belang vragen te stellen die maken dat iemand juist wel met z’n aandacht bij dat stuk blijft. Dan zeg ik: ‘Waar ben je nu? Kijk om je heen. Wat zie je nu? Wat voel je nu? Blijf daar eens bij. Vertel me eens wat er nu in je omgaat?’’

Behandel je wel eens twee mensen samen, als ze bijvoorbeeld samen uit de trein zijn gegaan en samen het schokkende gedeelte gezien hebben? ‘Het is altijd individuele therapie. IVP biedt ook groepsopvang, maar bij de NS komt dat niet zo vaak voor. We doen dat bijvoorbeeld wel bij supermarkten als er een overval geweest is of iets anders wat een hele groep heeft meegemaakt. Dan is het wel zinvol om die groep de gelegenheid te geven om de beleving met elkaar te delen.’ Kun je me concreet vertellen wat er in een sessie cognitieve gedragstherapie gebeurt? ‘De kern van cognitieve gedragstherapie als je het hebt over traumabehandeling is de imaginaire exposure. De bedoeling is dan dat iemand imaginair, dus in gedachten, teruggaat naar datgene wat als traumatisch beleefd is. En je wordt daar dan als het ware in slow motion, in detail, aan blootgesteld. Die blootstelling wordt net zolang gedaan totdat alle lading uitgedoofd is. Alles is dan volledig uitputtend aan de orde gekomen, met alle emoties die daarbij horen. Het is dus net wat anders dan EMDR. Bij EMDR haal je als de meest beladen herinneringsbeelden eruit, en daar focus je op. De momenten van echte blootstelling zijn korter.’ Is het bij die imaginaire blootstelling de bedoeling dat mensen jou dingen vertellen of beleven ze het in zichzelf ? ‘Ze vertellen wat er gebeurt, wat ze zien, wat ze voelen, wat ze beleven. Maar het gaat met name om de emotionele beleving, en dat is niet altijd iets dat gepaard gaat met heel veel woorden. Als iemand angst voelt of verdriet, dan is het de beleving die op dat moment de aandacht vraagt.’ Wat is dan precies jouw rol als psycholoog? ‘Ik ondersteun en zorg dat iemand er niet te snel doorheen gaat, maar ook niet te langzaam. Als psycholoog heb je de rol om mensen bij die beleving te houden. Men moet een emotionele beleving ervaren, maar het is ook niet de

Er is een diagnose nodig om het behandeltraject te starten? ‘Ja, want wat behandel je dan als behandelaar als je geen diagnose kunt stellen?’ Is de diagnose altijd PTSS? ‘Bij ons doorgaans wel. Dat is wat wij doen.’ Maar ik kan me voorstellen dat er soms net niet wordt voldaan aan de DSM-criteria van PTSS. ‘Dan komt de diagnose Angststoornis NAO het dichtst in de buurt.’ Heb je het idee dat de NS meer zou kunnen doen qua preventie? ‘Nee, ik heb niet het idee dat zij meer of iets beter zouden kunnen doen qua preventie.’ Denk je, los van de NS, dat het mogelijk is om je op een bepaalde manier te wapenen tegen dat soort incidenten? ‘Nee. Al heb je nog zoveel kennis en nog zo’n goed opvangsysteem, het kan gebeuren dat je na een schokkende ervaring klachten ontwikkelt. Er is geen enkel bedrijf in Nederland dat zo veel te maken heeft met zulke schokkende ervaringen als de NS. Het is een gegeven dat NSpersoneel risico loopt op traumatisering. Ja, als je het aantal incidenten naar beneden haalt, dan haal je het risico naar beneden.’ <<

Spiegeloog

bedoeling dat men erin verzuipt. De sturing van de psycholoog moet zodanig zijn dat de imaginaire blootstelling functioneel is.’

15 mei 2013

teamleider begeleidt de cliënt, rijdt een aantal keren mee, en zorgt dat het traject weer wordt afgelegd samen. Maar dat gebeurt wel in overleg met ons.’


@ internet Verder dan het blad

Docent kiest: Verloren Jaren Tekst: Lindy-Lou Boyette

Spiegeloog

16

Jaarlijks krijgen in Nederland zo’n drieduizend jongeren een eerste psychose. Omdat de voortekenen vaak niet worden herkend (of foutief worden geduid, als bijvoorbeeld angstklachten of gedragsproblemen), is hun leven vaak al behoorlijk ontwricht wanneer ze geschikte behandeling krijgen. Hoe eerder een psychose behandeld wordt, hoe beter de prognose en hoe minder belastend de gevolgen voor de cliënt en diens omgeving.

mei 2013

Het doel van de film Verloren Jaren is aandacht te vragen voor de eerste tekenen van een psychose. Je ziet in deze film (duur: ruim een uur) de ontwikkeling van een eerste psychose door de ogen van de hoofdrolspeler. Het script is gebaseerd op de persoonlijke ervaringen van regisseur Bas Labruyère, die zelf de ziekte schizofrenie heeft. Bij de eerste psychose van dhr. Labruyère heeft het drie jaar geduurd voor hij behandeling kreeg. Bekijk de film op de website van Spiegeloog: spiegeloog.tumblr.com

Redactie kiest: Inlevingsvermogen Tekst: Jihane Chaara

Zwart-witbeeld, een Franstalige monoloog en opnames van een kat die er niet bepaald vrolijk uitziet. Dit is Henri: de intussen beroemde, depressieve Franse kat. Waarschijnlijk kan Henri wel een psycholoog gebruiken om hem door zijn dagen heen te slepen. Bekijk het filmpje op de website van Spiegeloog: spiegeloog.tumblr.com


Belle en het stockholmsyndroom

Tekst: Jihane Chaara

Spiegeloog

Belle en het Beest – een verhaal over een eng beest dat de arme Belle een jaar lang opsluit in zijn kasteel, waarna ze drie dagen terug naar huis mag. Ze heeft de optie om voor altijd weg te blijven, maar dat doet ze niet. Ze keert terug naar het Beest, redt zijn leven en hij verandert in een prins. Een liefdesverhaal! Zo hoort romantiek eruit te zien! Toch?

Het lijkt erop dat het sprookje van Belle en het Beest een verhaal is over het stockholmsyndroom, vermomd als echte liefde. Dat is precies hoe het stockholmsyndroom eruit ziet: alsof het slachtoffer plotseling van de crimineel is gaan houden. De definitie van de term ‘stockholmsyndroom’ stelt dat het slachtoffer van een misdrijf sympathie gaat voelen voor de crimineel die het delict heeft gepleegd. Het kan gaan om misdrijven variërend van seksuele aanranding tot kidnapping. De term komt van een bankberoving in de Zweedse hoofdstad Stockholm in 1973. De overvaller, genaamd Janne Olson, liep gewapend met een machinegeweer de bank binnen. Hij gijzelde vier bankmedewerkers en liet de autoriteiten weten wat zijn eis was. Hij wilde namelijk dat zijn celgenoot – die, voor alle duidelijkheid, nog in de gevangenis zat – naar hem toe gebracht werd zodat ze deze beroving samen konden uitvoeren. De autoriteiten gaven hier toestemming voor en lieten de celgenoot van Olson de bank binnen. Toen ze eenmaal verenigd waren, sloten de twee criminelen zichzelf en hun vier gijzelaars op in een kluis. Binnen deze

kluis begonnen de gijzelaars een band te vormen met Olson en zijn partner. De gijzelaars wilden niet meer van de gijzelnemers gescheiden worden en zeiden dingen zoals: ‘In deze kluis verblijven om te overleven. Dit is nu ons leven. Iedereen die dat leven bedreigt is een vijand van ons.’ Uiteindelijk duurde de gijzeling zes dagen, maar zelfs nadat de gijzelaars vrij waren, bleven zij de gijzelnemers verdedigden. Zo werd de term ‘stockholmsyndroom’ geboren (Namnyak et al., 2007). De uitspraken van de gijzelaars van Olson lijken vreemd, maar het ontwikkelen van het stockholmsyndroom is geen bewuste beslissing (de Fabrique, Romano, Vecchi & van Hasselt, 2007). Slachtoffers van een traumatisch misdrijf ervaren intense gevoelens van vrees en verschrikking. Over het algemeen zijn er vier fasen die doorlopen worden. De eerste fase is schok en ongeloof – de ontkenningsfase. Deze ontkenning wordt kort daarna overweldigd door de realiteit van het delict. De derde fase is traumatische depressie; het delict wordt geanalyseerd en herbeleefd in het hoofd van het

- Het slachtoffer wil het beste maken van de ongunstige situatie -

mei 2013

17


Spiegeloog

18 mei 2013

slachtoffer. Dit gaat meestal gepaard met gedachten zoals ‘ik ben dom’, omdat het slachtoffer allerlei acties bedenkt die hij of zij had kunnen doen om de situatie een andere richting op te sturen. Uiteindelijk bereikt het slachtoffer de vierde fase. Dit is de fase van resolutie en integratie. De waarden en normen van het slachtoffer zijn aangepast door het delict en het slachtoffer zal defensieve mechanismen ontwikkelen om soortgelijke delicten te voorkomen in de toekomst. Dit gebeurt doorgaans in de vorm van voorzichtigheid en extra alertheid. Bij traumatische misdrijven komt een hoop angst kijken. Deze angst kan zich tijdens het misdrijf op verschillende manieren manifesteren. Een van de verschijnselen is frozen fright. Frozen fright houdt in dat de angstige gevoelens van het slachtoffer vervlakken, waardoor het slachtoffer zich open en vriendelijk kan opstellen tegenover de crimineel. Dit is dan pseudokalm gedrag, een copingmechanisme voor de situatie. Als je naar het sprookje van Belle en het Beest kijkt met het stockholmsyndroom in gedachten, kan het pseudokalm gedrag verklaren hoe Belle vriendelijk kon zijn tegen het Beest. Een ander verschijnsel is pathological transference, dat plaatsvindt op het moment dat de crimineel iemands leven bedreigt, erover nadenkt en besluit diegene niet te vermoorden. Het slachtoffer krijgt dan het gevoel dat de crimineel hem/haar leven heeft gegeven. Ook dit valt terug te vinden in Belle en het Beest – in het verhaal probeert Belle te vluchten, maar ze wordt aangevallen door wolven. Het Beest redt haar van de wolven en neemt haar mee terug naar het kasteel zodat hij haar wederom kan opsluiten. Dit is het moment waarop Belle besluit dat ze het Beest leuk vindt. Ze heeft het idee dat hij haar leven gered heeft, terwijl ze aan het vluchten was van hem toen ze aangevallen werd. Deze verschijnselen

kunnen leiden tot de ontwikkeling van het stockholmsyndroom (Symonds, 1980). Een belangrijke vraag is waarom sommige slachtoffers het stockholmsyndroom ontwikkelen en andere niet. Er is gesuggereerd dat de tijdsduur van het delict een rol speelt. Dit is echter geen bepalende factor – er zijn namelijk gevallen waarin mensen wekenlang in gevangenschap hebben gezeten, maar geen stockholmsyndroom hebben ontwikkeld. Aan de andere kant zijn er gevallen waarbij het delict een paar uur duurde en resulteerde in het stockholmsyndroom. Een andere suggestie is liefdadigheid vanuit de crimineel. Hiermee wordt bedoeld dat de crimineel geen fysiek of verbaal misbruik maakt van het slachtoffer. Ook dit lijkt geen bepalende factor te zijn, omdat er gevallen zijn waar het slachtoffer wel fysiek en/of verbaal misbruikt werd, maar het slachtoffer alsnog het stockholmsyndroom ontwikkelde. Het antwoord ligt bij de vrije communicatie tussen het slachtoffer en de crimineel. Als het slachtoffer zich gedurende de gehele periode in complete isolatie bevindt, ontwikkelt het stockholmsyndroom zich niet. Pas als er sprake is van vrije communicatie tussen de crimineel en het slachtoffer wordt de deur naar het stockholmsyndroom geopend (De Fabrique, Romano, Vecchi & Van Hasselt, 2007). Communicatie is niet de enige belangrijke factor. Angst voor de politie kan ook een rol spelen, vooral tijdens gijzelingssituaties. Gijzelaars ervaren namelijk niet alleen angst voor degene die hen gijzelt, maar ook voor de politie. De angst om door een politieaanval te sterven is voor de slachtoffers even groot als de angst om door de crimineel vermoord te worden. Op het moment dat dit gekoppeld wordt aan vrije communicatie en frozen fright, kan het

- Vrije communicatie is een voorwaarde voor het stockholmsyndroom -


De ivoren toren

Bronnen

- De Fabrique, N., Romano, S. J., Vecchi, G. M., & Van Hasselt, V. B. (2007). Understanding Stockholm Syndrome. FBI Law Enforcement Bulletin, 76, 10-15. - Namnyak, M., Tufton, N., Szekely, R., Toal, M., Worboys, S., & Sampson, E. L. (2007). Stockholm syndrome: psychiatric diagnosis or urban myth?. Acta Psychiatrica Scandinavica, 117, 4-11. - Plaatje Belle en het Beest [afbeelding]. Opgehaald 8 april 2013, van http://solitarymama.com/2012/02/5-reasons-beauty-and-the-beastis-the-wackest-disney-movie-ever/. - Strip stockholmsyndroom [afbeelding]. 2013. Opgehaald 8 april 2013, van http://www.explosm.net/comics/3111/. - Symonds, M. (1980). Victim responses to terror. Annals of the New York Academy of Sciences, 347, 129-136. - Wesselius, C. L., & DeSarno, J. V. (2006). The anatomy of a hostage situation. Behavioral Sciences & the Law, 1(2), 33-45.

Denny Borsboom

19 mei 2013

slachtoffer onbewust besluiten om de crimineel in een beter daglicht te zien. Dit wordt gedaan om de overlevingskansen te vergroten. Het slachtoffer heeft geen contact met de politie en kan dus niets veranderen aan een mogelijke dood door een politieaanval. Het slachtoffer kan echter wel communiceren met de crimineel, dus daar wordt alle moeite in gestopt. Daar draait het uiteindelijk om bij het stockholmsyndroom – het is een verdedigingsmechanisme tegen gevaar. Onbewust wordt ervoor gekozen om het beste te maken van een ongunstige situatie. Het slachtoffer probeert zichzelf dus simpelweg te beschermen. Dit proces verloopt doorgaans niet bewust, waardoor het slachtoffer zelf ook verrast kan zijn omwille van zijn/haar eigen gedragingen en pseudokalmte (Wesselius & DeSarno, 2006). Waarschijnlijk hebben Belle en het Beest niet lang en gelukkig geleefd, als hun relatie gebaseerd was op een copingmechanisme. Een betere titel voor het sprookje zou ‘Belle en het stockholmsyndroom’ geweest zijn. Wat vind je ervan, Walt Disney? <<

Als onderzoeker begeef je je vrijwel constant op de grenzen van je kennis, wat betekent dat je altijd het spoor bijster bent. Goede ideeën zijn vaak pas achteraf als zodanig herkenbaar, en in de tussentijd moddert de onderzoeker voort in een moeras van onkunde en onbegrip. Zoals de immer optimistische Einstein zei: ‘If we knew what we were doing, it wouldn’t be called research.’ Een van de vervelende bijverschijnselen van het pionieren, dat onderzoek doen vrijwel per definitie is, is dat je continu nieuwe dingen moet leren. Ik heb vaak de grootste moeite om de ontwikkelingen in de literatuur bij te benen, en het komt regelmatig voor dat ik mijn eigen promovendi en studenten niet meer begrijp (hoewel dat ook aan hen kan liggen, zelfs dat weet ik niet zeker). Vooral mijn roestige wiskunde speelt mij vaak parten. Ik heb mijn vroegere zelf om die reden al vaak vervloekt: waarom moest ik als student nou zo nodig elke avond met een glas goedkope Roemeense rode wijn Flashback spelen? Waarom heb ik geen Calculus gevolgd toen ik er de tijd voor had? Waarom heb ik nooit behoorlijk leren programmeren? Waarom heb ik destijds die cursus logica niet afgemaakt? Het antwoord is simpel: ik heb een hekel aan leren. Soms heb ik wensdromen, waarin mijn hersenen aangesloten worden op een supercomputer die in een nanoseconde al die ellendige kennis in mijn hoofd injecteert. Zodat ik dat hele leerproces kan overslaan. Want iets weten, iets kunnen, iets verzinnen: dat is nou ontzettend geweldig fantastisch. Maar leren? Nee. Om deze reden krijg ik altijd ongelooflijke jeuk van allerlei onderwijskundig aangelegde types die steeds maar blijven verkondigen dat leren ‘leuk moet zijn’. Kwezelend over aansluiten bij de belevingswereld grossieren ze in lesmethoden met gezellige plaatjes en andere onzin, waarmee ze het studentenhart week houden. Je vraagt je af wat al die mensen op hun vrije zondag doen. Ik durf te wedden dat ze niet met een calculusboek op schoot zitten. Eigenlijk zijn er maar twee mogelijke verklaringen van hun gedrag: ofwel ze hebben überhaupt nog nooit echt iets geleerd, ofwel ze zijn vergeten hoe ellendig dat was. Leren, dat is afzien. Bloed, zweet, en tranen. Jezelf pijnigen. Boeken door de kamer smijten, hartgrondig vloeken, en het nog een keer proberen. Jezelf voor de twintigste keer dwingen om dat ingewikkelde concept in je hoofd te installeren. Mentale discipline: dat is waar het bij leren echt om gaat.

Spiegeloog

Leren is niet leuk


The right to research Het spoor van de wetenschap Voor studenten is toegang tot academisch onderzoek essentieel voor hun onderzoek, het schrijven van papers en hun educatie in het algemeen. Helaas zijn academische journals niet toegankelijk voor iedere student. De organisatie Right to Research pleit voor open access tot alle wetenschappelijke artikelen voor iedereen op de wereld.

Spiegeloog

20

Tekst: Lisa Baart

mei 2013

Stel je voor: je zit in de beginfase van je bachelorthese. Je hebt al een aantal artikelen gevonden over je onderwerp, maar om precies de invalshoek te belichten die jij voor ogen hebt mist er nog iets. Je verandert nog wat zoektermen in je web of science-zoekopdracht en dan valt je oog op een veelbelovend artikel. De titel wijst erop dat dit precies het artikel is dat je nodig hebt en na het lezen van de abstract weet je zeker dat je met dit artikel minstens een negen gaat halen. Wanneer je echter op de link klikt zak je teleurgesteld op je stoel; ‘access denied’ staat er, ‘buy instant access to search for only $41’. Grote kans dat bovenstaand scenario jou niet heel bekend in de oren klinkt. Als student aan de Universiteit van Amsterdam hebben wij toegang tot bijna elk academisch journal. De UvA heeft namelijk de financiële middelen om dure abonnementen op academische journals te betalen. Helaas geldt dit niet voor elke universiteit. Studenten in ontwikkelingslanden, waar een universiteit de hoge a b o n n e m e n t s ko s t e n vaak niet kan opbrengen, zijn ernstig gelimiteerd in hun toegang tot artikelen. Hierdoor moeten zij zich neerleggen bij datgene waar ze toegang tot kunnen krijgen, en niet wat ze nodig hebben. Dit geldt niet alleen voor de studenten, maar ook voor de onderzoekers zelf. Dit resulteert in ongelijke

concurrentie waardoor onderzoekers uit ontwikkelingslanden niet mee kunnen doen op wereldniveau. Hoe komt het dat toegang tot onderzoeksartikelen iets is waar universiteiten op bezuinigen? Dit heeft grotendeels te maken met de torenhoge prijzen van academische journals. De afgelopen twee decennia is de prijs voor journals enorm gestegen. Inmiddels is het punt bereikt waar zelfs financieel bevoorrechte universiteiten zoals het Massachusetts Institute of Technology en de University of California, Berkeley zich genoodzaakt zien te schrappen. Veel journals kosten rond de $10.000 per jaar, met een paar uitschieters van wel $25.000 (The Chronicle of Higher Education, 2010). Dit is niet alleen een probleem voor universiteiten. Ook buiten het klaslokaal heeft een gelimiteerde toegang tot onderzoek impact op het leven van mensen. Denk bijvoorbeeld aan artsen die geen toegang hebben tot nuttige medische onderzoeken of bedrijven die mogelijkheden om te vernieuwen mislopen. Ook hier geldt weer dat het probleem het grootst is in de armere landen. Hoe is het mogelijk dat academische journals zoveel winst maken op publicaties die nota bene met belastinggeld betaald worden? De markt voor publicatie is enorm scheef.

- Vrij beschikbare artikelen worden 25 tot 250 keer vaker geciteerd -


Wat is hier tegen te doen? Gelukkig voor studenten, dokters, patiënten en ieder ander die afhankelijk is van academische journals is er een goede oplossing voor dit probleem: Open Access. Dankzij het internet kan onderzoek verspreid worden onder een breed publiek tegen relatief lage kosten en vaak zelfs gratis worden aangeboden. Er zijn verschillende manieren waarop een onderzoeker zijn artikel via Open Access kan aanbieden. Allereerst kan een onderzoeker zijn artikel publiceren in een Open Access journal, dat is een academisch journal dat werkt met de kwaliteitsnormen van een closed access journal, dus peer reviewed, maar geen geld vraagt voor toegang tot zijn inhoud. Een voorbeeld van zo’n journal is het Journal of European Psychology Students (JEPS), speciaal gericht op studenten die willen publiceren. Een tweede mogelijkheid is een open digitale opslagplaats (voor een overzicht zie: www.opendoar. org). Bij deze methode wordt een artikel gepubliceerd in een journal met een winstoogmerk maar daarnaast ook toegankelijk gemaakt op internet. Vervolgens is het artikel weliswaar vindbaar via het journal of services zoals Google Scholar, maar is het ook toegankelijk voor geïnteresseerden zonder abonnement. Publicatie via Open Access is niet alleen gunstig voor de lezer. Voor de onderzoeker zelf is het een manier om de impact van zijn of haar artikel drastisch te verhogen. Immers, door je gepubliceerde werk vrij toegankelijk te maken vergroot je je publiek en de mogelijkheid geciteerd te worden. Artikelen die vrij beschikbaar zijn worden 25 tot 250 procent vaker geciteerd (Wagner, 2010) dan artikelen waarbij dit niet het geval is.

Wij vroegen ons af in hoeverre de psychologiewetenschappers aan de Universiteit van Amsterdam op de hoogte zijn van de mogelijkheid tot Open Access-publicatie en in hoeverre zij daar gebruik van maken. dr. Peter Starreveld, Brein & Cognitie ‘Ik ken Open Access en ik vind het een prima idee. Zelf gebruik ik het niet, dat heeft te maken met de huidige praktijk. De belangrijkste publicaties in mijn vakgebied staan in de traditionele bladen. Die worden veel gelezen, die lees je ook zelf en daar wil je in staan. Waren alle publicaties Open Access dan zou ik mijn werk daar aanbieden.’ prof. dr. Denny Borsboom, Methodenleer ‘Ik ben bekend met Open Access en ik vind het een heel goede zaak. Het is raar dat onderzoek, dat door de belastingbetaler gefinancierd is, door dezelfde belastingbetaler niet kan worden ingezien omdat het achter de digitale muur van een uitgever verstopt is. Ik maak zelf af en toe gebruik van Open Access. Niet te vaak want het is duur. Je kunt de publication fee vaak wel terugkrijgen maar het is een gedoe met bonnetjes bewaren en declareren. Bovendien spelen veel discussies zich gewoon nog af in gesloten tijdschriften, dus daar wil je aan meedoen.’ prof. dr. Eric-Jan Wagemakers, Methodenleer ‘Iedere wetenschapper is tegenwoordig bekend met Open Access. Open Access zou gewoon standaard moeten zijn. De staat subsidieert wetenschappelijk onderzoek; de uitkomsten van dit onderzoek worden gereviewed door wetenschappers; de beslissing om een artikel al dan niet te publiceren wordt genomen door een wetenschapper. In dit hele proces is de uitgever nagenoeg onzichtbaar. Vrijwel het enige dat

Spiegeloog

Het Open Access-model ontvangt steun van een groot aantal academici en onderzoekers alsmede van grote onderzoeksinstituten zoals de Europese Commissie, de United States National Institutes of Health en de Welcome Trust. Maar Open Access is grotendeels afhankelijk van studenten en onderzoekers die bereid zijn hun onderzoek openbaar toegankelijk te maken, voor een beter onderzoeksklimaat.

21 mei 2013

Het product, het onderzoek, wordt geproduceerd door onderzoekers waarna de uitgever het onderzoek gratis mag publiceren, om vervolgens voor heel veel geld te verkopen aan universiteiten. Natuurlijk kost het geld om te publiceren, maar de prijzen die door journals gevraagd worden staan op geen enkele manier in verhouding tot de kosten van het publiceren (Bergstrom & Bergstrom, 2004). Zo kost een pagina neuroscience bij een non-profit uitgever gemiddeld $0.10, terwijl dezelfde pagina bij een winstgevende uitgever $0.89 kost. Dit is bijna negen keer zoveel!


Spiegeloog

22 mei 2013

een uitgever doet is (1) een website opzetten om het review proces gemakkelijker te maken; (2) het artikel typesetten. Het is een gotspe dat het juist de uitgevers zijn die geld als water verdienen aan dit hele systeem. Ik vind het daarnaast ongewenst dat de belastingbetalers geen kennis kunnen nemen van het onderzoek dat zij mede hebben gesubsidieerd, om nog maar niet te spreken over de situatie van onderzoekers en studenten in arme landen. Overigens proberen uitgevers nu alsnog een slaatje te slaan uit het Open Access systeem bij veel academische journals kun je tegenwoordig Open Access kopen, tegen veel te hoge prijzen. Een alternatief en beter systeem is dat een journal de eerste zes maanden het artikel mag beschermen en verkopen, maar dat het na die zes maanden automatisch omgezet wordt in Open Access. Ik maak af en toe gebruik van Open Access. Helaas staan de Open Access journals nog niet zo goed aangeschreven als de commerciële concurrenten. De oude journals hebben een voorsprong wat reputatie betreft.’ prof. dr. Maartje Raijmakers, Ontwikkelingspsychologie ‘Ik ben bekend met Open Access maar ken de details van het systeem niet goed. Ik heb niet zoveel inzicht in hoe het werkt. Ik zou de cijfers willen zien om te kunnen oordelen over de werking van het systeem. Ik ben een voorstander van uitgevers die niet zoveel geld verdienen aan de weten-

schappelijke publicaties terwijl de wetenschappers er op alle niveaus tijd en geld in stoppen. In mijn huidige perceptie is dat systeem nog niet ondervangen. Ik heb zelf een artikel Open Access gepubliceerd, dat lag aan de keuze voor het blad, niet aan het feit dat het Open Access was.’ << Zie voor meer informatie: Directory of Open Access Journals: www.doaj.org Informatie over Open Access en studenten: www.righttoresearch.org.

Bronnen

- Bergstrom, C.T., & Bergstrom, T.C. (2004). The costs and benefits of library site licenses to academic journals, PNAS, 3, 897902. - Sparc. (2010). Right to Research Coalition. Righttoresearch.org. Opgehaald 29 Maart, 2013 van www.righttoresearch.org. - Semper Tool. (2013). DOAJ, directory of open access. doaj.org. Opgehaald 29 maart, 2013 vanwww.doaj.org. - Wagner, A. B. (2010). Open Access Citation Advantage: An Annotated Bibliography. Issues in Science and Technology Librarianship. Available: http://www.istl.org/10-winter/article2.html - We Must Stop the Avalanche of Low-Quality Research, (2010). The Chronicle of Higher Education, opgehaald April 9, 2013 van http://www.arl.org/r2research/learn/problem/index.shtml#2


Filmrecensie Tekst: Emma Laura Schouten

Spiegeloog

het Lissabon van de eenentwintigste eeuw maar ziet het Lissabon van Amadeu, al die jaren geleden. Het was een woelige periode waarin het verzet tegen de dictatuur van Salazar broeide. Ook Amadeu zat in het verzet. Hij en zijn vrienden werden nauw in de gaten gehouden door de Portugese geheime politie die van een revolutie bepaald niet gediend was. Naarmate Raimund meer en meer mensen uit Amadeu's verleden spreekt, wordt het duidelijk dat ook zij niet alle antwoorden hebben op Raimunds vragen. Het mag dan wel deels om hun eigen geschiedenis gaan, het lijkt erop dat ze zelf ook niet precies weten hoe alles is afgelopen destijds. Vastbesloten die tragische geschiedenis te achterhalen, gaat Raimund zelf op zoek naar de ontknoping. De film speelt zich afwisselend in het nu en in het verleden af, waarbij Raimund de plekken bezoekt waar Amadeu’s leven zich afspeelde. Precies zoals Raimund zich zonder plan in een avontuur stort, zo voelt de kijker zich bij deze film ook. Je weet niet wie Raimund nog meer te spreken krijgt, hoe Amadeu aan zijn einde kwam en waarom de mensen het Raimund kwalijk nemen dat hij deze tragische maar boeiende geschiedenis probeert op te rakelen. Waarom doet de zus van Amadeu net alsof hij nog leeft? En wat heeft het allemaal te maken met de vrouw die van de brug wilde springen? Mooie beelden van Lissabon in combinatie met een zeer goede cast, schitterende muziek en natuurlijk een ongelooflijk boeiend verhaal, zorgen ervoor dat je deze film niet snel vergeet. Alleen de soms wat al te diepe teksten die uit het boek van Amadeu worden voorgelezen zijn misschien wat te veel van het goede, hoewel het goed past bij de filosofische sfeer van de film. Of de film beter is dan het boek van Pascal Mercier weet ik niet, maar dat deze film de moeite waard is weet ik zeker.

23

De dag die het leven van de Zwitserse Raimund Gregorius voorgoed verandert, begint als alle andere dagen. Terwijl de leraar Klassieke Talen onderweg is naar zijn werk, ziet hij een vrouw op de reling van een brug staan. Nog net weet hij haar te redden voordat ze springt. De vrouw maakt zich snel uit de voeten maar vergeet daarbij haar jas. In een van de jaszakken vindt Raimund een boek. Tussen de bladzijdes blijkt een kaartje voor de nachttrein naar Lissabon te zitten voor diezelfde avond. 's Avonds gaat Raimund naar het station in de hoop de vrouw tegen te komen om haar jas en kaartje te kunnen teruggeven; tevergeefs. Als de trein bijna wegrijdt doet Raimund iets wat hem zelf ook verbaast: hij laat alles achter en stapt zonder plan in de trein. Onderweg leest hij het boek waar het allemaal mee begon. Het is het enige dat hij bij zich heeft aan bagage. Het blijkt een filosofisch boek te zijn van een Portugees genaamd Amadeu de Prado. Tegen de tijd dat Raimund in Lissabon is aangekomen, is hij zo gegrepen door het boek dat hij besluit meer te willen weten over deze Amadeu. Zijn avontuur begint zodra hij het adres van Amadeu weet te achterhalen. Bij het huis aangekomen treft hij echter niet Amadeu, maar de zus van Amadeu aan. Zij vertelt hem dat de schrijver vandaag niet thuis is en stuurt hem weg. Als Raimund op het punt staat het huis te verlaten fluistert de dienstmeid hem toe dat hij Amadeu kan vinden op de begraafplaats. Amadeu, de nieuwe grote held van Raimund, is al overleden. Toch wil hij meer weten over deze fascinerende man. Langzaam maar zeker weet Raimund de levensgeschiedenis van Amadeu te achterhalen. Hij spreekt allemaal verschillende mensen wier levens ooit dat van Amadeu kruisten en die allemaal iets over hem kunnen onthullen: de zus, de dienstmeid, vrienden, vijanden, en een leraar. Hij loopt door

mei 2013

Night Train to Lisbon

regie: Bille August


..

Client bekent Afgelopen zomer is er bij Anna (17) een paniekstoornis geconstateerd. Door deze paniekstoornis heeft ze moeite met het ondernemen van uitjes en is met het openbaar vervoer reizen voor haar een echte uitdaging.

Spiegeloog

24

Tekst: Bart Lichtenveldt

mei 2013

Waar heb je last van? ‘Al sinds de eerste klas van de middelbare school kan ik niet zo goed omgaan met stress. Een aankomende presentatie kon ik maar moeilijk uit mijn gedachten krijgen. Vorig jaar ging het omgaan met stress nog best goed; het schoolwerk was te overzien. Maar aan het einde van het jaar stapelde het werk zich op en kreeg ik last van een benauwd gevoel. Vanaf toen kreeg ik meer en meer moeite met ademhalen, vooral in de klas, en voelde het net alsof er iets vastzat in mijn buik. Niet in m'n onderbuik, juist meer rond het middenrif. Sinds afgelopen zomer heb ik last van een chronische hyperventilatie. Bij mij is dat geen korte en snelle ademhaling, maar een ontregeling van de ademhaling. Zo voel ik een constante spanning tijdens alles wat ik doe. Een paniekaanval volgens de boekjes heb ik zes keer gehad.’

Als ik dan buiten het lokaal was geweest, ging het ademen weer goed. De symptomen werden alleen steeds erger en ik kreeg het alsmaar benauwder. Ik vond dat doodeng, want ik wist niet wat dat gevoel veroorzaakte en waarom ik zo’n last had met ademen. Uiteindelijk kreeg ik zelfs moeite met slikken en ervaarde ik een continu spanningsgevoel.’ Hoe kwam je erachter dat jouw klachten niet gewone stresssymptomen waren? ‘Voordat het dramatisch erger werd, was er een periode dat ik dacht dat het nog wel ging. Zo had ik met mijn moeder, tante en zusje een trip naar Parijs gepland. De benauwdheid weerhield me er niet van om te gaan, want ik wilde dolgraag mee! Maar ook in Parijs kreeg ik last van de drukte. Het is daarna zo snel gegaan; een paar weken na die reis durfde ik niet meer naar school. Eerst ging ik toch, dan zei ik tegen mezelf: ‘Niet zo raar doen! Gewoon doorgaan met wat je doet!’ Buiten school probeerde ik dan relaxter proefwerken te leren. Maar dat werkte totaal niet en toen ging ik

- Ik doe geen spontane dingen -

Hoe begonnen de symptomen? ‘Toen ik voor het eerst last kreeg van de symptomen, voelden ze niet als iets ernstigs. Het was tijdens een lesuur op school. ‘Het gaat gewoon even niet lekker,’ dacht ik toen.


Gaf het rust om te horen dat je klachten een oorzaak hadden? ‘Ja en nee, om eerlijk te zijn. Van de huisarts kreeg ik het te horen: ‘Dat is dan wat wij noemen, een paniekstoornis.’ Toen hij dat zei dacht ik eerst: ‘Oké, het is dus echt iets en mensen weten ook wat het is. Dus er is iets aan te doen! Het bestaat!’ Dat vond ik wel fijn om te weten: dat ik me al die klachten niet verbeeld en me niet aanstel. Dat laatste wist ik eigenlijk al, ik ben geen aanstelster, maar het is toch prettig om van een arts te horen dat mijn klachten echt zijn. Aan de andere kant dacht ik: 'Het is dus niet iets tijdelijks...’ Paniekstoornis vond ik best ernstig klinken. Toch was ik nog in de veronderstelling dat de klachten over zouden gaan.’

Heb je jezelf trucjes geleerd om de klachten tegen te gaan? ‘Ik merkte dat ik beter met de spanning om kan gaan wanneer ik bepaalde dingen altijd hetzelfde doe. Als ik nu uit huis ga, dan bereid ik me altijd eerst goed voor. Ik doe geen spontane dingen. Als bijvoorbeeld een vriendin mij nu zou opbellen: ‘Ga je straks mee naar de film in Amsterdam? We zien je over een halfuur!’ Dan zou ik dat niet doen, ik moet dat goed voorbereiden. Ik moet weten hoe laat ik wegga en ik neem altijd een flesje water mee. Door de spanning krijg ik vaak een droge mond en dan is het een fijn idee als ik m'n flesje water of kauwgom mee heb. Vaak neem ik ook mijn telefoon mee, dan ga ik whatsappen ter afleiding als ik onderweg ben. Ook heb ik altijd mijn iPod mee en luister ik een muziekstuk. Vrijwel altijd luister ik hetzelfde liedje. Het geeft me rust dat ik, waar ik ook ga, altijd mijn vertrouwde spullen bij me heb. Zo heb ik een beetje houvast, een soort ritueel.’

Wilde je zelf in therapie? ‘Al vanaf de brugklas vonden mijn ouders dat ik te gestrest was en vroegen ze of ik niet beter een keer naar een psycholoog kon gaan. Dat wilde ik helemaal niet! Ik wilde gewoon zelf mijn problemen oplossen, maar toen het mijn leven ging beheersen wilde ik er alles aan doen om ervan af te komen. Dit keer legden m'n ouders de druk iets hoger: ‘Nu moet je wel echt hulp gaan zoeken!’ Op dat punt wilde ik het zelf ook en zo ben ik bij de therapie gekomen. De eerste keer therapie vond ik moeilijk, omdat ik toen al erg ziek was. Ondanks dat ik samen met mijn ouders met de auto naar de eerste sessie ging, vond ik het doodeng. Ik was erg gespannen voor het gesprek daar. Erover praten viel wel mee, vanaf het eerste moment had ik een klik met de psycholoog.’ Wat zei de psycholoog over de therapie? ‘De psycholoog vertelde dat men wist wat een paniekstoornis inhield en hoe ermee geleefd kon worden. Dat proces zou niet makkelijk zijn en ik zal altijd gevoelig blijven voor stress. Ook is het niet zeker of ik nooit meer last zal hebben van die spanning. Van de therapie leer

Wat is het ergste wat je onderweg is overkomen? ‘Twee weken geleden was ik op weg naar mijn dansles. Dat is ongeveer drie kwartier rijden met de bus vanaf mijn huis en daarna nog een kwartiertje lopen. Normaal ga ik daar samen met mijn zusje heen, maar deze keer was ze ziek en moest ik in mijn eentje. Dat was onverwacht, dus dat vond ik al moeilijk. Vervolgens had ik mijn eerste bus gemist, waardoor ik ook gelijk mijn tweede bus zou missen. Toen stond ik daar en dacht: ‘Oké... dan moet ik met de trein en metro.’ Ik ga nooit met de trein en metro! In het begin was ik nog vrij rustig, het eerste stuk kon ik nog in mijn vertrouwde bus rijden. Maar toen ik eenmaal uit de trein stapte, voelde ik hoe ik meer en meer gespannen werd. ‘Eigenlijk gaat het niet,’ zei ik tegen mezelf, ‘maar ik kan nu beter doorgaan dan terug.’ Vervolgens stond ik bij de metrohalte te wachten, dat was slechts tien minuten wachttijd, maar dat station kende ik niet. Ik was er nooit geweest. Van tevoren dacht ik dat ik zo'n spon-

Spiegeloog

ik wel veel, dus ik gok dat als ik eenmaal goed weet hoe ik ermee om moet gaan, de klachten niet zo snel terug zullen komen. Maar dat kan ik niet voorspellen natuurlijk, je weet het maar nooit. Het relativeren van gedachtes zal ik de rest van mijn leven moeten blijven toepassen.’

25 mei 2013

helemaal niet meer naar school. Vanaf dat moment werd het wel duidelijk dat het niet niks was. Via de huisarts ben ik uiteindelijk bij een psycholoog terechtgekomen. Daar werd bevestigd dat er meer aan de hand was dan alleen stress.’


Spiegeloog

26 mei 2013

tane reis wel kon maken... dat viel nogal tegen. Het was een verkeerde inschatting, terwijl het aan de andere kant wel goed was dat ik het zo spontaan had opgelost. Die tien minuten leken wel twintig minuten en ik raakte langzaamaan in paniek. Ik kon mezelf niet meer tot rust brengen en op een gegeven moment heb ik mijn ouders gebeld: ‘Ik sta hier nu, het gaat niet goed, ik weet niet wat ik moet doen!’ Zo heb ik best een tijdje met mijn moeder aan de telefoon gepraat over andere dingen, puur om mezelf af te leiden. Toen eindelijk de metro aankwam, zakte het paniekgevoel nog steeds niet. Pas toen ik bij mijn vertrouwde halte kwam en het stuk moest lopen dat ik altijd loop, ging het beter.’

sche zaken. Ik zou zelf niet zo snel iemand uitnodigen om zoiets te ondernemen, tenzij ik met mijn psycholoog heb overlegd dat het een goede oefening is.’

Hoe kijk je daarop terug? ‘Zo'n nieuwe plek en onverwachte reis waren achteraf toch moeilijker dan ik had gedacht. De week daarna werd het moeilijker, terwijl ik gewoon weer met de bus kon. Dat heb ik wel vaker; als het niet goed ging, herinnert de keer erna me aan de vorige keer. Vooral als ik alleen ben op zo'n groot station. Al die drukte en onrust komen heel erg binnen.’

Gebruik je medicatie? ‘Ja, ik neem elke dag twee sint-janskruidpillen, een natuurlijke variant antidepressivum, omdat het waarschijnlijk werkt. Ik weet niet heel zeker in hoeverre het echt helpt, want ook met de medicatie kan de spanning behoorlijk oplopen. Experimenteren doe ik niet; ik neem niet ineens veel meer als ik me rot voel, want dat rotter voelen dan normaal hoort er nou eenmaal bij.’

Zijn er dingen die je absoluut niet doet? ‘Ja, ik ga nog steeds maar twee uur per dag naar school en maak geen huiswerk en toetsen. Binnenkort gaat de vijfde klas naar Rome, maar ik ga niet mee. Naar schoolfeesten ga ik ook niet, net zoals naar festivals en concerten. Sommige dingen doe ik wel, maar vind ik heel moeilijk, zoals bijvoorbeeld naar de bioscoop gaan. Als ik dat ga doen, dan zie ik dat als een oefening, niet als ontspannen uitje. Ik moet in ieder geval van tevoren gepland hebben hoe ik er kom, wie ik bel als het niet gaat en al dat soort prakti-

Zou je ‘normaal’ willen zijn? ‘Natuurlijk zou ik willen dat al mijn klachten gelijk over zouden zijn en dat ik ze nooit gehad zou hebben! Maar nu er toch al een paniekstoornis bij mij geconstateerd is, heb ik wel steeds meer geleerd om de positieve kant ervan in te zien. Het klinkt misschien een beetje suf, maar ik kan nu wel blij zijn met de dingen die ik ervan leer. Door al het gedoe ontdek ik dingen over mezelf waar ik de rest van mijn leven wat aan heb. Ik weet nu veel beter hoe ik in elkaar zit en hoe ik in het leven sta.’ <<

Heeft de therapie jou geholpen? ‘Ik ga weer naar school, ook al zijn het maar twee uurtjes, dans twee keer per week en ga zelfs naar vioolles. Dus ja! Ik spreek ook weer met vrienden af, ook al kost het veel moeite. Tijdens therapie hebben we het niet alleen over praktische dingen, maar ook over hoe ik in elkaar zit. Mezelf beter leren kennen werkt heel goed, ook al duurt het lang met een paniekstoornis om te leren gaan.’

- Mijn ouders vonden al vanaf de brugklas dat ik te gestrest was -


29 26 5

Erg veel schot zit er niet in de zaak. Natuurlijk heb ik (zoals altijd) wel een aantal dingen lopen op sollicitatiegebied, maar op dit moment kan ik eigenlijk alleen maar de reacties op mijn sollicitaties afwachten. Ondertussen werk ik me suf als projectsecretaresse, medisch secretaresse en stuiter ik rond op mijn werkervaringsplek. Her en der doe ik vertaalof transcribeerklussen. Daarnaast ben ik ook als vrijwilliger aan de slag gegaan bij de Kindertelefoon en probeer ik mezelf via een gratis online cursus het schrijven van code in JavaScript aan te leren. Ook volg ik een naaicursus en schrijf ik voor Spiegeloog. Maar een baan op niveau die me wat focus geeft in deze jungle van activiteiten, ho maar.

bood mijn netwerk wederom uitkomst; via via kon ik iemand benaderen die voor mij een huisstijl en logo heeft ontworpen. Hij kende weer een websitebouwer die er voor een zacht prijsje voor zal zorgen dat volgende maand mijn website de lucht in zal gaan.

Daarom heb ik besloten dat het genoeg is geweest. Is er geen baan voor Kirsten? Dan maakt Kirsten haar baan zelf wel. Tijd om te ondernemen! Al een tijdje loop ik met deze gedachte rond. Want als ik goed bij mezelf te rade ga over wat ik écht graag doe, dan is dat schrijven. Bijvoorbeeld ’n column of blog, maar ik tik het liefste artikelen waarin ik dagelijkse fenomenen vanuit een wetenschappelijke invalshoek beschrijf. Denk maar aan de Quest of Psychologie Magazine; bladen waarvoor ik graag eens als wetenschapsjournalist op onderzoek uit zou willen gaan. Of artikelen waarin ik nieuwe onderzoeksresultaten op een voor leken begrijpelijke manier beschrijf en koppel aan eerder onderzoek. Ik heb mijn enthousiasme voor schrijven een lange tijd beschouwd als een hobby; iets om ergens naast te doen. Maar als ik ernaast niets kan vinden, kan ik net zo goed (voorlopig) van mijn hobby mijn werk maken. Maar ja, hoe begin je een onderneming? Een beginnend wetenschapsjournalist heeft per definitie een website nodig (iets wat eigenlijk voor iedere ondernemer en zijn of haar bedrijfje geldt). Hoewel ik lekker bezig ben met mijn JavaScript-cursus, ben ik nog niet zover dat ik op een regenachtige zondagmiddag een website in elkaar knutsel. Gelukkig

De voordelen van het starten van een onderneming bij langdurige werkloosheid zijn groot. Ook al verdien je aanvankelijk weinig met je producten of diensten, toch loont het om aan de slag te gaan als freelancer of kleine zelfstandige. Ten eerste laat je aan potentiële werkgevers zien dat je je niet op de kop laat zitten door de moeilijke economie en banenmarkt. Het gebrek aan gaten op je cv zorgt ervoor dat je bij een eventueel sollicitatiegesprek kunt vertellen over je onderneming in plaats van je uitkering. Je laat zien dat je doorzettingsvermogen, zelfstandigheid en een algehele afkeer van stilzitten hebt (oké, oké, het is heerlijk om zo nu en dan stil te zitten, maar neem maar van deze werkloosheidsveteraan aan dat het op een gegeven moment gaat vervelen). Ten tweede heb je een goede reden om aan jan en alleman je blitse visitekaartjes uit te delen (opdrachten!). Hier komen weer gesprekken van waarin jij kunt aangeven dat je in principe je vrijheid als zzp’er erg waardeert, maar absoluut je neus niet ophaalt voor de zekerheden van een vaste baan. Kortom, mijn onderneming ‘Kirsten Vegt Journalistieke Producties’ is bijna een feit. Binnenkort ga ik bij de KvK langs om me in te schrijven als zzp’er. Mijn portfolio met de artikelen die ik al geschreven heb is bijna klaar. Laat dus maar komen die opdrachten! (Heb jij, lezer van deze Spiegeloog, behoefte aan schrijfsels van mij? Contacteer mij dan op Twitter @kirstenvegt, zolang mijn website nog under construction is. Het zou natuurlijk toevallig zijn, maar niet geschoten is altijd mis…) Kirsten Vegt

27 mei 2013

Aantal weken officieel werkloos: Brieven verstuurd: Uitgenodigd voor gesprek:

Spiegeloog

Kirsten zoekt een baan


Expres doen alsof je niet spoort De MMPI als keuringsinstrument voor dienstplichtigen Je vader kent ze ongetwijfeld, de sterke verhalen van jongemannen die tijdens hun dienstkeuring deden alsof ze mentaal instabiel waren. Zouden ze door de mand gevallen zijn als de keuringsartsen gebruik hadden gemaakt van de persoonlijkheidstest MMPI?

Spiegeloog

28

Tekst: Tessa Velthuis

mei 2013

Tot 1997 kende Nederland de militaire dienstplicht, hetgeen inhield dat jonge mannen voor een periode van een aantal maanden verplicht deel uit moesten maken van de Nederlandse krijgsmacht. Vele van deze jonge mannen zagen deze ‘opleiding tot moordenaar’ echter absoluut niet zitten; uit angst, door gewetensbezwaren of omdat ze gewoon liever andere dingen wilden doen met hun leven. Het was mogelijk om de dienstplicht te weigeren of te ontduiken. Een populaire manier om er onderuit te komen, was je opzettelijk te laten afkeuren door de keuringsartsen die je van top tot teen onderzochten volgens het classificatiesysteem ABOHZIS. Hierbij stond de S voor (geestelijke) Stabiliteit. Als je het predicaat S5 kreeg, betekende dat dat je psychisch ongeschikt was bevonden om in dienst te gaan. Een dienstplichtige kreeg S5 als hij leed aan een psychische stoornis, of wanneer hij mentaal niet sterk genoeg geacht werd om zich staande te houden in stressvolle situaties. Een soldaat die door het lint gaat, daar wordt niemand beter van. Wat je tot de tweede helft van de jaren zeventig ook een S5 opleverde, was homoseksualiteit. In het Militair Keuringsreglement stond dat de notoire homoseksueel niet in het leger opgenomen diende te

worden. De passieve feminiene homoseksueel, die voor zijn omgeving het minst gevaarlijk is, zou gemakkelijk worden herkend – aldus het Militair Keuringsreglement – terwijl de actieve homoseksueel vaker onopgemerkt blijft, en deze nu juist in de eerste plaats buiten het leger moet worden gehouden! Het was onder de mannen die S5 hoopten te krijgen welbekend dat dit doel bereikt kon worden door het faken van homoseksuele neigingen. Acteur Jeroen Krabbé vertelt in de documentaire Voorgoed ongeschikt dat hij naar zijn dienstkeuring kleding droeg die normaliter alleen door nichten in donkere kroegen werd gedragen; een zwarte coltrui, bruine bordeelsluipers en de haren getoupeerd. Vlak voor de keuring had hij een in water opgeloste sigaret gedronken, waardoor hij kotsmisselijk was. Hij gedroeg zich labiel en barstte bij alles in huilen uit. Toen de keuringsarts, die niet op z’n achterhoofd gevallen was, opmerkte dat Krabbé een toneelopleiding deed, barstte Krabbé wederom in huilen uit. Snikkend zei hij dat de toneelschool de keuze van zijn moeder was en dat hij altijd alles deed wat zijn moeder wilde. Toen de keuringsarts vroeg wat hij nog meer wilde met zijn leven, antwoordde hij ‘misschien iets in de mode…’ Latente

- Als homoseksueel was je psychisch ongeschikt voor het leger -


Spiegeloog

het predicaat S5, is een fake bad-profiel met elkaar tegensprekende antwoorden te verwachten. In de testresultaten van deze personen zouden we op verschillende schalen bijzondere scores tegenkomen. De L-schaal (Lie scale) van de MMPI was ontwikkeld om buitengewone deugdzaamheid te detecteren; mensen die hierop hoog scoren hebben een lage bereidheid om persoonlijke tekortkomingen toe te geven. In een fake bad-profiel speelt de L-schaal geen grote rol en de score hierop zal dan ook waarschijnlijk rond het gemiddelde liggen. De F-schaal (Infrequency scale) detecteert afwijkende, atypische antwoordpatronen. De items waaruit deze schaal is samengesteld, werden door minder dan tien procent van de Minnesota normals aldus beantwoord. Een hoge F-score kan erop wijzen dat iemand werkelijk heel veel verschillende ernstige klachten heeft, maar het kan ook een indicatie zijn voor een fake bad-profiel. Om hier meer duidelijkheid in te krijgen, kunnen we kijken naar de score op de subschaal Fp. Bij een hoge F-score kan het zo zijn dat de testnemer klachten simuleert of overdrijft, maar het kan ook zo zijn dat iemand daadwerkelijk significante psychopathologie heeft. De Fp-schaal is gemaakt om fake bad-profielen als zodanig te identificeren; een fake bad-profiel zal een hoge Fp-score laten zien, een profiel met werkelijke psychopathologie een gemiddelde Fp-score. De K-schaal (K correction) was bedoeld als een meer subtiele L-schaal voor het onderscheiden van zowel fake good- (hoge K) als fake bad-profielen (lage K). Er is echter weinig empirisch bewijs voor de bruikbaarheid van de K-correctie. Ik heb de validiteitsschalen besproken die ik van belang acht voor het kunnen identificeren van simulerende dienstplichtigen, waarbij voornamelijk de score op Fp het verschil zal laten zien tussen werkelijk en gesimuleerd lijden. Ondanks dat de validiteitsschalen meesterlijke uitvindingen zijn, denk ik toch niet dat het daar op aan zou komen bij het terecht of onterecht uitdelen van het predicaat S5. Het allermooiste aan de MMPI is dat er voor de constructie van deze test gebruik is gemaakt van experts, maar ook van zogenaamde known groups (groepen met een bekende diagnose). De experts deden aan rationele schaalconstructie, ze zetten face valid symptomen behorende bij een bepaalde

29 mei 2013

homoseksuele neigingen, gecombineerd met nog een handjevol andere eigenaardigheden, stonden garant voor S5. Bij het ‘scoren’ van deze trekken ging de keuringsarts echter vooral af op zijn onderbuikgevoel en maakte hij geen gebruik van een werkelijke test. Het gebruiken van een test was in principe wel mogelijk geweest, want zo’n test bestaat. De Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI), wereldwijd een van de meest gebruikte persoonlijkheidstests, bevat namelijk items die seksestereotypie meten. De MMPI-schaal MasculinityFemininity was oorspronkelijk ontwikkeld om bij mannen homoseksualiteit en problemen met de genderidentiteit te meten. Hoge scores voor mannen zouden wijzen op passiviteit, afhankelijkheid, non-stereotype interesses, gevoelens van minderwaardigheid, zelfkritiek, en geremde agressie. Vandaag de dag wordt er weinig gewicht meer aan de Masculinity-Femininity-schaal gehangen; hoogstens zal er een subtiele behandelindicatie uit worden afgeleid, zoals dat het bij een laag scorende man (type rude, crute and brutish) waarschijnlijk weinig zin zal hebben in het intakegesprek te vragen naar zijn relatie met zijn moeder. Had de MMPI wellicht van nut kunnen zijn voor de keuringsartsen van toen? Ik denk dat de MMPI inderdaad gebruikt had kunnen worden bij het keuren van de dienstplichtigen. De MMPI heeft namelijk een gigantisch voordeel: validiteitsschalen. Behalve een indicatie van de persoonlijkheid van de testnemer, kan uit de resultaten op de MMPI ook de attitude waarmee de testnemer de test benaderde worden afgeleid. Een keuringsarts kan vermoeden dat iemand simuleert of overdrijft, maar hij kan het niet hard maken. De MMPI kan fake good- en fake bad-profielen detecteren, evenals elkaar tegensprekende antwoorden. Een fake good-profiel houdt in dat de testnemer zijn psychologische problemen ontkent of minimaliseert. Een fake bad-profiel houdt in dat de testnemer zijn psychologische problemen simuleert of overdrijft. Elkaar tegensprekende antwoorden wijzen erop dat de testnemer niet op de inhoud van de vragen gereageerd heeft; wellicht omdat hij de vragen niet begreep, maar in de meeste gevallen wijst het op een gebrek aan bereidheid om mee te werken. Bij de fakende dienstplichtigen die hoopten op


Spiegeloog

30 mei 2013

stoornis op een rijtje. De known groups werden gebruikt voor het construeren van klinische schalen, waarbij verschillende items naar voren kwamen die kenmerkend bleken voor deze specifieke groep, maar waarvan de inhoud niet door de experts was beschreven. Deze tweeledige methode maakt het moeilijk om psychiatrische ziektebeelden te faken op de MMPI. Met logisch nadenken en psychologische literatuur bestuderen kom je waarschijnlijk een heel eind in het nabootsen van de theoretisch logische symptomen. Maar de uit de klinische groepen gedestilleerde kenmerken, die kun je niet weten! Dus begin er maar aan, als achttienjarig groentje dat is opgeroepen om in dienst te gaan, om op de MMPI geloofwaardig te faken dat je mentaal niet in orde bent. Dan is een keuringsarts tegenover je toch makkelijker te misleiden, nietwaar? Mensen sliepen expres dagen niet om zo in verwarde staat de keuring te ondergaan. Of ze plasten over het bureau van de keuringsarts, namen een levend schaap mee, smeerden pindakaas in hun bilspleet en namen af en toe met hun vinger een likje. Persoonlijk denk ik dat het de keuringsartsen wel duidelijk geweest moet zijn wie de S5-neppers waren. En ik denk dat het een juiste beslissing was om deze mensen af te keuren, ook al waren ze psychisch gezond. Juist dergelijke overdreven acties brachten de boodschap zeer krachtig over: deze jongen wil hier absoluut niet zijn. En dat het dan een motivatieprobleem betreft in plaats van een psychisch probleem, het zij zo. Een leger heeft niks aan onwillige soldaten. <<

Bronnen

- ABOHZIS. (z.j.). In Wikipedia. Opgehaald op 04-03-2013 van http://nl.wikipedia.org/wiki/ABOHZIS - Brugsma, C. (Researcher), & Hoffmann, H. (Regisseur). (2006). Dokwerk: Voorgoed ongeschikt [documentaire]. Nederland: VPRO. - Burke, T. J. (2007). Detecting Malingering on the MMPI-2: An Examination of the Utility of Combining the Validity Scales in a Non-Compensatory Model. Masters Theses & Specialist Projects. Paper 27. - Dienstplicht. (z.j.). In Wikipedia. Opgehaald op 04-03-2013 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Dienstplicht - Dienstweigering. (z.j.). In Wikipedia. Opgehaald op 04-03-2013 van http://nl.wikipedia. org/wiki/Dienstweigering Groth-Marnat, G. (2003). Handbook of psychological assessment, 4th edition. New Jersey: John Wiley & Sons, Inc. - Hoorcollege op 18-022013 en bijbehorende sheets van Jan Henk Kamphuis, Universiteit van Amsterdam.

- Alleen de theoretisch logische symptomen kun je nabootsen -


Op Kamers Tekst & Foto's: Tuni Pasanea

Kamer: Diamantbeurs 1.01 Bewoner: Max van der Linden Max van der Linden is coördinator en docent van het Honoursprogramma Psychologie. Sinds september 2010 werkt hij daarnaast aan een proefschrift over de geschiedenis van diepe hersenstimulatie bij psychiatrische aandoeningen.

‘Deze poster is van een oud-collega. Ik heb haar een paar keer gemaild voor onze verhuizing naar de Diamantbeurs, maar ze heeft hem nooit opgehaald. Toen heb ik hem hier opgehangen. De poster gaat over de ontwikkeling van voor mij belangrijke menselijke activiteiten, zoals wetenschap en kunst, en probeert die in verschillende tijdslijnen weer te geven. Ik kijk zelf vooral naar (natuur)wetenschap en filosofie, maar er staat ook een tijdslijn van bijvoorbeeld religie en letterkunde op. Omdat er zoveel op staat raakt het ook veel interesses die ik heb. Ik speur de poster niet systematisch af, maar als ik een minuutje over heb, kijk ik er graag op. De leukste dingen die op de poster staan, vind ik de onderwerpen waar ik nog niet zoveel van af weet. Er staat ook informatie op waar ik het niet mee eens ben; dat zie ik dan vooral bij onderwerpen waar ik meer van af weet. Niet dat de informatie onjuist is, maar meer dat ik me afvraag of het wel de allerbelangrijkste artikelen, ideeën of personen zijn.’

Ingelijst tijdschrift

‘Dit plaatje heb ik uitgeknipt uit een Frans tijdschrift en ingelijst als herinnering aan de voor mij belangrijke keuze die ik in het tweede jaar van mijn studie Psychologie moest maken. Ik moest destijds kiezen welke richting ik op zou gaan en ik zat te twijfelen tussen Psychonomie (nu Brein en Cognitie) en Klinische Psychologie. Aan het einde van mijn tweede jaar was ik met mijn ouders een weekend in Parijs en daar had mijn vader uit zo'n straatkioskje een tijdschrift voor mij gekocht. Het was een thema-uitgave van een populairwetenschappelijk tijdschrift dat volledig over de hersenen ging. Ik vond het fantastisch om te lezen. Dat was voor mij dan ook het keerpunt, vanaf dat moment wilde ik Psychonomie doen. Ik heb het tijdschrift altijd bewaard, maar meerdere verhuizingen later raakte het in steeds slechtere staat. Dus heb ik het toen in een lijstje gedaan.’

31 mei 2013

Poster 'World History Timeline'

‘Dit zijn allemaal breintjes van verschillende dieren geprepareerd op sterk water met de ogen er nog aan vast. Ik heb dit gekocht in een antiekzaak in Utrecht. De dieren die er in zitten zijn vooral kleine reptielen en kleine zoogdieren, zoals een kameleon en een rat of muis. Wat ik hier zo ontzettend leuk aan vind is het evolutionaire aspect: het idee dat wij een deel van onze hersenorganisatie delen met allerlei dieren die een veel simpeler brein hebben dan wij. (Neo)cortex hebben ze nauwelijks, maar de lagere delen komen goed overheen met wat wij hebben. Dat schept voor mij een verbondenheid tussen de verschillende wezens op deze planeet. Wat ik ook mooi vind, is dat je aan deze hersenen op sterk water kan zien dat wetenschappers zo’n honderd jaar geleden – en nog verder terug natuurlijk – ook al zo druk bezig waren met het opdoen van kennis over de natuur. Iets wat ik heel inspirerend vind.’

Spiegeloog

Hersenen op sterk water


Mededelingen voor nummer 355 kunnen tot 14 mei 2013 worden ingeleverd, liefst via e-mail. De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te korten. Spiegeloog

Nummer 355 komt begin juni uit.

hebben studenten samen een visie geformuleerd. In de week van de actieve student biedt de ASVA deze Studentenvisie Amsterdam 2025 aan aan Pieter Hilhorst (wethouder onderwijs gemeente Amsterdam). Tijdens deze bijeenkomst presenteert ASVA de studentenvisie en biedt deze aan aan Pieter Hilhorst (wethouder onderwijs), namens het college van burgemeesters en wethouders. woensdag 8 mei vanaf 20:00 (toegang gratis)

32

mei 2013 CREA is het cultureel studentencentrum van de Universiteit en Hogeschool van Amsterdam. CREA organiseert onder andere cursussen, workshops, voorstellingen en lezingen. Adres: Nieuwe Achtergracht 170 1018 WV Amsterdam Inlichtingen: 020 5251400. Website: www.crea.uva.nl

vrijdag 3 mei vanaf 16:00 (toegang gratis)

lands? What is the state of gay representation in Dutch television and movies?

Gay Representation in Media In March 2013 Amy Pascal, co-chair of Sony Pictures Entertainment, Inc., asked Hollywood to eliminate gay stereotypes from movies. Is this a feasible request? How does it relate to the current situation in the Nether-

maandag 6 mei vanaf 17:30 (toegang gratis) Studentenvisie Amsterdam 2025 Hoe moet Amsterdam eruit zien in 2025? Tijdens een brainstormsessie in april

The Brain Explained #5 - Illusions and Inconsistencies It is well-known that we can play tricks on our senses that lead to perceptual illusions. These illusions give us vital clues into how sensory information is handled by the brain. The conclusion is that the brain does not care about building a coherent internal representation of the world around us, but only cares about finding answers to questions such as "where is the apple?". This lecture will discuss experiments and theory about how illusions affect our behavior. maandag 13 mei vanaf 14:00 (toegang gratis) Wetenschapsfraude

Wetenschapsfraude: een uitzondering of onvermijdelijk toekomstbeeld? Sinds Diederik Stapel is er veel te doen over dit onderwerp. Is die fraude alleen Stapel aan te rekenen of zijn wij hier allen debet aan door publicatiedruk? Wat is de oorzaak van fraude en hoe behouden wij integriteit van wetenschap? In dit debat belichten we het thema vanuit verschillende perspectieven. Sprekers o.a. Maarten Keulemans, Rene van Hezedijk en Jelte Wichters. I.s.m. VSPA.

SPIEGELOOG is op zoek naar nieuwe redactieleden! Ben je psychologiestudent en zou je wel eens op een andere manier tegen de psychologie en de faculteit aan willen kijken? Dan ben je in de Spiegeloog-redactie op de juiste plek! Als redacteur van Spiegeloog houd je je onder andere bezig met het schrijven van artikelen, het houden van interviews en het redigeren van door collega’s geschreven stukken. Ervaring is geen vereiste, enthousiasme en nieuwsgierigheid zijn belangrijker. Ben je geïnteresseerd of wil je meer informatie? Mail ons op: spiegeloog-fmg@uva.nl


vrijdag 31 mei t/m zondag 2 juni Weekendje weg Het Weekendje Weg is hèt weekend waarop de VSPA haar actieve en betrokken leden wil bedanken. Voor een bijzonder zacht prijsje

Met vijftig studenten gaat de VSPA naar het Poolse Krakau. Hier zullen we haast dagelijks kenmerkende plaatsen bezoeken, waaronder de zwarte geschiedenis van Auschwitz maar ook het mooie operahuis. Verder zullen we het studentenleven van Krakau op zowel cultureel als sociaal gebied onder de loep nemen. Een indrukwekkende en mooie studiereis gegarandeerd!

woensdag 15 mei vanaf 20:00 Themaborrel in Café de Heffer (adres: Oudebrugsteeg 7) dinsdag 21 mei vanaf 21:00 Jamsessie in Café Maloe Melo (adres: Lijnbaansgracht 163) donderdag 23 mei vanaf 21:00 Stedenkroegentocht Maastricht

in

woensdag 15 mei vanaf 13:15, zie schema hiernaast voor de specifieke tijden van elke activiteit Op 15 mei organiseert het SPS-NIP UvA de Master your Future-dag. Bij deze activiteit proberen we studenten duidelijk te maken welke master ze kunnen kiezen en wat zij hier later mee kunnen doen.

13:15-14:15 - Promotieonderzoek in zaal M.3.01 14:30-15:30 - Carrièrecoach: Leer solliciteren! in zaal M.1.03 - GZ-opleiding: Kom, kijk, luister, vraag… in zaal M.3.01 15:45-16:45 - Organisatieadvies en coaching in zaal M.1.03 - Ondernemerschap: eigen praktijk in zaal M.3.01

Spiegeloog

vrijdag 3 t/m zondag 12 mei Studiereis Krakau

Het SPS-NIP is het studentenorgaan van het Nederlands Instituut van Psychologen en organiseert voor de student interessante activiteiten. Adres: Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam, kamer 1.01 Website: www.psynip.nl

33 mei 2013

Activiteiten onder voorbehoud, voor de meest actuele activiteitenkalender en voor meer informatie bezoek www.vspa.nl of voeg ons toe op Facebook! Adres: Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam, kamer 2.02

hebben wij een weekend lang een locatie gehuurd, ruim voldoende eten en drinken ingeslagen en activiteiten bedacht! Geïnteresseerd? Mail dan naar Weekendjeweg@vspa.nl


de Wandelgang Met de trein, de metro of de tram leggen we heel wat kilometers af over het spoor. Voor de Wandelgang spoorde Spiegeloog deze reizigers op, stapte bij hen in de metro en vroeg: waar ga jij naartoe? Tekst & Foto's: Joël H. W. Davidson & Gea-marit Dekker

Spiegeloog

Daniël: ‘Ik ben met deze hoed op weg naar een hoedenwinkel. Het is een speciale opvouwbare en oprolbare hoed van het merk Peter Fleming. Ik heb hem uit Frankrijk gehaald en ga nu voor mijn studie proberen om dit merk op de Nederlandse markt te brengen. En niet alleen hoeden, ook windstoppers en magnetische spullen. Deze magnetische spullen kunnen tijdens het sporten helpen tegen vermoeidheid. Ook ben je met magnetische bandjes beter in balans tijdens het golfen’

34 mei 2013

Thomas: ‘Ik ben nu onderweg naar mijn werk. Wat voor werk ik doe? Ik werk gewoon een beetje in een magazijn. Ik heb trouwens een magnetisch bandje van het merk Peter Fleming en het werkt heel erg goed voor mij. Ik sta nu veel stabieler in de metro!’

Robin: ‘Waar ik nu naar toe ga? Ik kom net van school en ben nu onderweg naar mijn huis in Amstelveen. Als ik straks thuis ben, ga ik eerst een broodje eten. Daarna even relaxen en dan weer aan het werk voor mijn studie. Ik studeer sportmarketing en ben nu bezig met een project.’

Luca & Foogje: ‘We hebben net een excursie gehad en zijn nu weer op weg naar huis in Amsterdam. Wij doen de minor Business of Sports and Events en hadden vandaag een excursie naar Papendal. We kregen een rondleiding door dit nationale sportcentrum op de Veluwe. Hier verblijven allemaal olympische sporters intern, ze trainen heel hard voor een olympische gouden plak en eten vooral veel koolhydraten en eiwitten. Vitesse was aan het trainen, er waren volleyballers, badmintonners, atleten, echt van alles!’


Wibout: ‘Ik ben nu onderweg naar huis. Ik ga dan eerst wat drinken en dan even chillen; op de playstation spelen of televisie kijken. Dat is eigenlijk wat ik altijd doe als ik thuis ben. Of soms ga ik voetballen. Na het eten ga ik waarschijnlijk verder met school.’

Glenn: ‘Ik ben onderweg naar mijn werk, ik ben engineer. Ik werk er nu negen maanden en ik zorg ervoor dat wanneer een website eenmaal in de lucht is alles ook blijft draaien. Ik begin vandaag pas heel laat met werken, want gisteren heb ik tot vier uur ’s nachts doorgewerkt. Ik zit namelijk in een internationaal team en gister was er een overleg met collega’s in Amerika. Vannacht ga ik niet weer de hele nacht door, het is natuurlijk niet de bedoeling dat we altijd ’s nachts werken! Vanavond hebben we nog wel een etentje.’

Spiegeloog

Iris: ‘Ik ben nu onderweg naar mijn stage. Ik zit nu in het tweede jaar van mijn studie Pedagogiek en loop twee dagen in de week stage hier in Amsterdam. Op woensdag werk ik als huiswerkbegeleider op een middelbare school en op donderdag werk ik op een basisschool in groep acht. Maar mijn trein komt er nu aan, dus ik moet snel gaan!’

Remco: ‘Ik kom nu van school en ben op weg naar huis. Als ik thuis ben moet ik direct weer aan de slag met een project voor mijn studie. Ik zit nu in het derde jaar van de studie Informatica. Mijn studie bevalt redelijk, het is soms wel een handige studie. Ik zou ook iets anders kunnen gaan doen, maar het is nu wel goed zo.’

Nina: ‘Omdat ik last van mijn rug heb, ben ik nu onderweg naar de fysiotherapeut. De fysiotherapeut gaat mij masseren en ik moet oefeningen doen. Daarna ga ik even langs huis en dan bij mijn buurvrouw eten. Ik woon sinds kort op kamers en één keer per week gaan we samen eten. Vanavond komt mijn vriend ook nog gezellig langs.’

De Handhavers: ‘Wij zijn nu onderweg naar District 3, de Bijlmer. We pendelen de hele dag op en neer tussen District 3 en het Amstelstation. We krijgen nooit speciale opdrachten, maar stappen zo af en toe een keertje in of uit de metro. Dan lopen we een rondje over het station en kijken we of alles nog in orde is. Dan pakken we weer de metro. Op naar een volgend station!’

mei 2013

35


bacchus Geprop ‘Komen er bij jou geen treinen dan?’ vragen mijn medestudenten verbaasd als ik ze uitleg dat ik slechts met de bus en metro hoef te reizen als ik van huis naar de UvA ga. Een reis van toch een flink uur. ‘Er is geen treinstation in Mijdrecht,’ vertel ik. ‘En er komen maar een paar bussen.’ Ik woon namelijk in zo'n dorp waar je weet dat het binnenkort gaat regenen als een penetrante mestlucht je huis binnendringt. Oké, dat is overdreven: in het centrum ruik je de geur van de weilanden nauwelijks. Daar in het centrum stap ik altijd in de vertrouwde bus die me naar de metrohalte Poortwachter brengt. Vanaf die halte reis ik in één keer naar Weesperplein of Amstelstation. Hierdoor kom ik dus vrijwel nooit op Amsterdam Centraal, waar het échte spoor zich bevindt. Daar staan de sprinters en intercity's, veel minder hobbelend en schuddend dan de metro. Nog niet zo lang geleden wurmde ik me bij binnenkomst in de metro langs twee hipsters en ging ik op de laatste nog vrije plek zitten - een halve plek althans. De meneer naast mij was zo omvangrijk dat een homp bil mij een deel van de zitting ontnam. Het tweetonige trompetgeluidje klonk en langzaam maar zeker kwamen we in beweging. Ik besloot dat een studieboek pakken alleen maar tot narigheid zou leiden en begon met een bezigheid die ik iedereen aan kan raden: mensen kijken. In het gangpad bij de deuren stond een mevrouw met haar dochtertje in een buggy. Een oudere dame naast de vrouw sprak het meisje in de buggy aan met Roxy. Het meisje kreeg een waarschuwing van de oude vrouw - waarschijnlijk haar oma - toen ze met gebalde vuistjes aan de handtas van de oude vrouw sjorde. Oma legde vervolgens uit dat Roxy best met de tas mocht spelen als ze daarom zou vragen. Het meisje kreeg de tas op haar schoot en begon dankbaar aan het hengsel te knagen. Dit was niet de bedoeling en vrijwel direct werd de tas weer afgepakt, en werd Roxy beloond met een cracker. Ik zette er mijn vraagtekens bij, net

als zo te zien de vrouw tegenover het generatiestel, die afkeurend het tafereel gade sloeg. Naast haar stond een man apathisch naar buiten te kijken, hij had een muts op met de tekst ‘Brrrrr... ood’. Bij de volgende halte drukte de mutsman op de knop die de deuren opent, niet om uit te stappen, maar om onder veel lawaai een enorme rochel naar buiten te werpen. De vrouw keek opnieuw afkeurend, net als de rest van de reizigers. Op één oudere meneer na, die in slaap was gedommeld. Ik vroeg me af of hij niet wakker gemaakt zou moeten worden, maar de studente naast hem had alleen oog voor haar telefoon. Achter me hoorde ik een jongetje dat zijn oppas ervan probeerde te overtuigen dat hij niet hoefde te douchen die avond, want dat had hij eergisteren al gedaan. Mijn blik dwaalde af en kruiste die van een nors kijkend ginger meisje in het reflecterende plexiglas. Een halte later stapte ze uit. Een bedelende zwerver, een bang hondje en een zich verontschuldigende buurman verder stond ik op een vertrouwd perron: Poortwachter. Het trompetgeluidje klonk, de deuren sloten en piepend verdween de metro uit het zicht. Door omstandigheden mocht ik laatst met een echte spoorrijder, zo een waar je kunt kiezen of je boven of beneden wilt zitten. Ik noem het graag een stapeltrein. Na even denken besloot ik dat het boven schoner moest zijn, en ging ik naast een raampje zitten. Wat zat dat lekker zeg! Het viel me op hoeveel ruimte er was, en onder het raampje zat zelfs een klein tafeltje. Ondanks een flinke twintig minuten verliep de reis smetteloos en voor ik het wist moest ik alweer uitstappen. Dit kon toch niet waar zijn; zo snel en comfortabel? Ik voelde dat er iets niet klopte, en toen ik op de terugreis net op tijd ‘mijn’ metro binnensnelde wist ik direct wat ik op het échte spoor miste: het geprop.

Bart Lichtenveldt


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.