Boek 357: Rijkdom

Page 1

tijdschrift voor de afdeling psychologie

Rijkdom november 2013 • jaargang 41 • nummer 357


Colofon: 41e jaargang nr. 357, november 2013 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de afdeling psychologie, Universiteit van Amsterdam

Diamantbeurs Kamer 5.02 Afdeling Psychologie Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam t: 020 - 525 67 58 e: spiegeloog-fmg@uva.nl w: spiegeloog.tumblr.com

Hoofd-/Eindredactie Joël Davidson & Bart Lichtenveldt. Redactie Simone Belt, Jihane Chaara, Gea-marit Dekker, Lindsey Krak, Brenda van de Leemkolk, Tuni Pasanea, Emma Laura Schouten, Alicia de Vries.

Gelukkig is er geld Het is zoals altijd druk bij de metro. We lopen al discussiërend over volgende edities van Spiegeloog de brede trap op bij Weesperplein, richting de uitgang. De mensenmassa beweegt gestaag omhoog, tot ze ineens aan één kant zuchtend om twee stilstaande personen heen moet. Ja, dat zijn wij. Joël heeft namelijk een muntje van twintig cent gespot en zit al op zijn hurken om zich het glinsterende cirkeltje toe te eigenen. Nu denk je misschien: ‘Wat een schooiers.’ Maar niets is minder waar. Voor hetzelfde geld komt dit ene muntje wel uit Vaticaanstad! En dan hadden we ons toch mooi even een bedrag oplopend tot €65 door de neus geboord. Zelfs al was het muntje zoveel waard geweest (het bleek een saaie Italiaanse versie), écht gelukkig zouden we niet van die €65 geworden zijn. Of juist wel? Je leest het in Gea-marit haar artikel. Alicia leidt ons in haar stuk langs de verschillende fases die kinderen doorlopen om de waarde van en het idee achter geld te begrijpen. Denk je eraan om een gokje in het casino te wagen? Zorg dan dat je Tuni zijn analyses in je achterhoofd houdt. Jihane vertelt je hoe het komt dat mannen meer verdienen dan vrouwen en pleit voor een betere wereld. Lindsey legt uit waarom we alsmaar meer willen en Simone vraagt zich af of we niet al genoeg hebben. In de Wandelgang kwamen Joël en Brenda erachter wanneer de psychologiestudent zich rijk voelt. Bart las voor de Tabula Rasa de bestseller Mark Rutte is lesbisch en Emma Laura sluit het nummer af door in de Bacchus stil te staan bij echte rijkdom: geluk. Wat die echte rijkdom betreft zijn wij de koning te rijk. Nadat achter de schermen de plannen in werking zijn gezet, kunnen wij dan nu met een gerust en enthousiast hart mededelen dat het volgende nummer een nachtnummer zal zijn: in 24 achtereenvolgende uren flansen wij het komende meesterwerk, zoals dat tot tien jaar geleden eenmaal per jaargang gebruikelijk was, in elkaar. Hou de bakken dus goed in de gaten! Bart en Joël

Aan dit nummer werkten mee Matthijs Baas, Denny Borsboom, Harrie Vorst. Cover Michelle Verhoeks. Fotografie Joël Davidson. Opmaak en vormgeving Joël Davidson & Bart Lichtenveldt. Drukkerij Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.


Inhoud

14

8

25

Gokverslaving

Het inkomensverschil

VSPA

Een kijkje in het casino

Waarom mannen meer verdienen

Agenda van november

4

Maakt geld gelukkig?

17

Tabula Rasa

23

7

Rondvraag

18

Relativiteit van rijkdom

26 De Wandelgang

Wanneer voel jij je rijk?

Hebzucht

28

Bacchus

De kleine dingen

10

11

Eudaimonia versus hedonic geluk

Baas aan Vorst

Ivoren Toren Rijkelui

20

Mark Rutte is lesbisch

Hoe rijk zijn we eigenlijk?

Uitpluizing van een hoofdzonde

Hoe leer je wat geld is?

Het concept geld bij kinderen

Like ons op Facebook

Lees ons op tumblr

Mededelingen

Activiteiten voor studenten


Geld: een geluk of een gevaar? Van ruilen komt huilen en van lenen komt wenen. Zoals in de meeste uitdrukkingen zit ook in deze twee een kern van waarheid. Maar zorgt geld nu voor geluk of juist voor ongeluk? Wellicht dat deze vraag niet zo zwart-wit kan worden beantwoord.

Spiegeloog

Tekst: Gea-marit Dekker

4 november 2013

Knisperende briefjes, rammelende munten en digitale cijfertjes. Ponden, euro’s, roepies of een simpel pasje met een code. Geld: het bestaat in vele vormen en soorten, en tegenwoordig kunnen we niet meer zonder. De periodes van het jagen en verzamelen en het ruilen hebben we achter ons gelaten, en we regelen alles met geld. We kopen er onze eerste levensbehoeften mee en dus helpt geld ons overleven. De doorsnee student kijkt tegen het einde van de maand weer gelukkig naar zijn saldo. Maar, is de student op het moment van het bijstorten van de studiefinanciering daadwerkelijk gelukkiger? Is geluk te koop? Binnen de filosofie worden twee bronnen van geluk en blijdschap onderscheiden. De Griekse filosoof Aristoteles was ervan overtuigd dat de bron van geluk en blijdschap van binnenuit komt. Dit heet ook wel eudaimonia: geluk wordt verkregen door middel van activiteiten waarbij iemands talent naar voren komt en waarbij iemand het gevoel heeft dat zijn leven de moeite waard is (Waterman, Schwartz, & Conti, 2006). Tegenover dit eudaimonia staat het hedonic geluk, waarbij het genot en geluk juist uit externe bronnen wordt verkregen. Geluk zou voortkomen uit het vervullen van wensen en bezit. Het hedonic geluk is dus materialistischer dan het eudaimonia. Beide stromingen sluiten elkaar echter niet uit, ze kunnen naast elkaar bestaan en elkaar versterken.

We kennen allemaal het gelukzalige, blije gevoel dat we krijgen wanneer blijkt dat een paar dagen hard leren voor een tentamen zich vertaalt naar een mooi cijfer. Deze blijdschap komt doordat we een uitdaging succesvol hebben volbracht en het individuele talent hierbij hebben ingezet. Dit valt dus binnen het eudaimonia. Maar wanneer we net een nieuwe telefoon of een paar nieuwe schoenen hebben gekocht, kunnen we ditzelfde gelukkige gevoel ervaren. Dit valt juist onder het hedonic geluk. Echter, de hedonic blijdschap lijkt soms erg snel weer te zijn verdwenen. Even zijn we blij met onze nieuwe mobiele telefoon, maar na een poosje blijkt de telefoon toch niet meer zo mooi en verlangen we alweer naar een nieuwe. Dit is precies wat de hedonic treadmill voorspelt. Het zorgt er als het ware voor dat we in een molen terechtkomen, waarbij het verlangen niet helemaal vervuld wordt, doordat de bron van blijdschap (de nieuwe telefoon) aanvankelijk werd geassocieerd met geluk, terwijl dit later toch tegen blijkt te vallen (Diener, Lucas, & Napa, 2006). De mate van geluk is een relatief stabiel niveau waar we telkens weer op terug vallen. Volgens de hedonic treadmill is het hedonic geluk dus maar kortstondig, en kan het worden gezien als tegenargument voor het hedonic geluk. Echter, volgens aanhangers van het hedonic geluk kan hetzelfde principe worden toegepast op het eudaimonia. Bijvoorbeeld wanneer de blijd-


cludeerd dat de rijkdom van een land mensen echt gelukkig maakt. Wellicht beïnvloedt de rijkdom namelijk indirect, bijvoorbeeld via een goed bestuur, vrijheid of gelijkheid, de gelukservaring. Ook is het mogelijk dat geluk leidt tot meer rijkdom. Uit het feit dat mensen in rijke landen gelukkiger zijn dan in arme landen, kunnen we dus nog geen antwoord geven op de vraag of geld gelukkig maakt. Niet alleen de verschillen in rijkdom tussen landen, maar ook binnen een land moeten worden meegenomen. Uit deze vergelijkingen blijkt dat de individuele rijkdom in een arm land invloed heeft op de gelukservaring, waarbij rijke mensen gelukkiger zijn. In een rijk land is het effect van individuele rijkdom nauwelijks aanwezig (Veenhoven, 2011). Maar met de definitie van geluk en het soort rijkdom kan nog steeds geen antwoord worden geformuleerd op de vraag of geld gelukkig maakt. Er is namelijk gebleken dat hoe mensen hun geld besteden minstens zo belangrijk is als hoeveel geld men besteed. Mensen blijken gelukkiger te worden wanneer ze geld besteden aan een ander, zoals in de vorm van cadeautjes of schenking aan een goed doel, dan wanneer ze het geld zelf houden (Dunn, Aknin, & Norton, 2008). Dit blijkt overigens tegen de menselijke intuïtie in te gaan; we denken gelukkiger te worden als we het geld zelf mogen houden. Al met al moeten geld en geluk dus niet te zwartwit worden bekeken. Op de vraag of geld nu wel of niet gelukkig maakt is maar één passend antwoord: het hangt ervan af.

- Hedonic blijdschap is maar tijdelijk -

5 november 2013

schap na het volbrengen van een uitdagende situatie tegenvalt. De vraag of geluk te koop is valt duidelijk binnen het raamwerk van hedonic geluk. Maar om deze vraag te kunnen beantwoorden moet het begrip geluk eerst gedefinieerd worden. Kahneman en Deaton (2010) onderscheiden twee aspecten, namelijk het emotionele welzijn en de levensevaluatie. Het emotionele welzijn staat voor de emotionele kwaliteit die een persoon ervaart. Het gaat om de frequentie en intensiteit van het ervaren van emoties. De levensevaluatie gaat over hoe een persoon over zijn eigen leven denkt. Uit onderzoek is gebleken dat deze twee aspecten van welzijn beide verschillend correleren met inkomen. Het blijkt dat het inkomen en de levensevaluatie dicht aan elkaar gerelateerd zijn en dat iemand met een hoog inkomen zijn leven positiever evalueert. Het emotionele welzijn stijgt ook naarmate de inkomsten groter zijn, maar boven een bepaald punt stijgt deze echter nauwelijks meer. Met geld kan je dus een hogere levenstevredenheid kopen, terwijl het emotionele welzijn maar in beperkte mate te koop is. Of geld gelukkig maakt lijkt dus af te hangen van wat je precies onder geluk verstaat. Daarnaast zijn er niet alleen verschillende soorten geluk te onderscheiden, ook het begrip rijkdom kan op verschillende dingen duiden. De rijkdom van een land heeft namelijk een andere invloed op ons geluk dan de individuele verschillen binnen een land. Uit onderzoek is gebleken dat mensen uit rijke landen gelukkiger zijn dan mensen in arme landen. Echter, hieruit kan niet zondermeer worden gecon-

Spiegeloog

Afbeelding links: blijdschap is makkelijker te bereiken dan je denkt Bron: bubblews.com


Spiegeloog

6

Geluksbeleving In Bhutan, een klein land in AziĂŤ, ziet men de geluksbeleving van de inwoners als belangrijkste indicator om te kunnen stellen hoe goed het met het land gaat. Wordt in Nederland en andere westerse landen juist vaak het Bruto Nationaal Product (de totale waarde van alle goederen en diensten die in een jaar worden gemaakt) per inwoner gezien als een maatstaaf voor hoe goed het met een land gaat, in Bhutan wordt gesteld dat economische factoren niet kunnen gelden als meetlat voor het nationaal welzijn. Het land heeft hiervoor een handleiding van 750 bladzijden om het geluk van de staat te meten. Hier zit onder andere een vragenlijst in die verschillende factoren meet, zoals psychisch welzijn, gezondheid en tijdgebruik (Steenvoort, 2012).

november 2013

Rijk versus gelukkig De top tien van rijkste en gelukkigste landen overlapt enigszins zoals in de rijtjes te zien is. Nederland staat op de twaalfde plek van rijkste landen en op de achtste plek van gelukkigste landen. Wel bestaat er een redelijk grote inkomenskloof: de rijkste twintig procent van de Nederlanders verdient vijf keer zoveel als de armste twintig procent van de Nederlanders! <<

Rijkste 1. Qatar 2. Luxemburg 3. Singapore 4. Noorwegen 5. Hong Kong 6. Brunei 7. Verenigde Staten 8. Verenigde Arabische Emiraten 9. Zwitserland 10. Kuweit

Gelukkigste AustraliĂŤ Zweden Canada Noorwegen Zwitserland Verenigde Staten Denemarken Nederland IJsland Verenigd Koninkrijk

http://www.alletop10lijstjes.nl/top-10-rijkste-landen/ http://www.elsevier.nl/Nederland/nieuws/2013/5/Nederland-intop-10-gelukkige-landen-1266625W/

Bronnen

- Diener, E., Lucas, R. E., & Napa, C. (2006). Beyond the Hedonic Treadmill: Revising the Adaptation Theory of Well-Being. American Psychologist, 61(4), 305-314. - Dunn, E. W., Aknin, L. B., & Norton, M. I. (2008). Spending money on others promotes happiness. Science. Opgehaald op 13 oktober 2013 van http://research.chicagobooth.edu/cdr/docs/spendingmoneynorton.pdf. - Kahneman, D., & Deaton, A. (2010). High income improves evaluation of life but not emotional well-being. Proceedings of the National Academy of Sciences, 107(38), 16489-16493. - Steenvoort, M. (2012). Hoe meet je Nationaal Geluk? Bhutan denkt het te weten. Volkskrant, opgehaald op 15 oktober 2013 van http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2668/Buitenland/article/ detail/3235255/2012/04/03/Hoe-meet-je-Nationaal-GelukBhutan-denkt-het-te-weten.dhtml. - Veenhoven, R. (2011). Maakt geld gelukkig. Uit Wat iedereen moet weten van de menswetenschappen: De gammacamon. Amsterdam, Meulenhof, 150-153. - Waterman, A. S., Schwartz, S. J., & Conti, R. (2006). The implications of two conceptions of happiness (hedonic enjoyment and eudaimonia) for the understanding of intrinsic motivation. Journal of Happiness Studies, 9, 41-79.


De Rondvraag Beste Harrie, Elk jaar lijken docenten te verzuchten (of zich te verheugen) dat de nieuwe lichting studenten mondiger, gemotiveerder, veeleisender, minder geïnteresseerd (…vul het lijstje maar aan met elk bijvoeglijk naamwoord dat je kunt bedenken) is. Kun jij hier aan de hand van het vragenlijstonderzoek uit de testzittingen iets zinnigs over zeggen? De testzittingen worden al meer dan vier decennia afgenomen. Weet jij of er veranderingen in scores op de persoonlijkheidsvragenlijsten zijn? En zo ja, welke veranderingen zijn dat dan? Ik ben zeer benieuwd. Matthijs

Het antwoord van Harrie Vorst (Methodenleer)

Dank voor deze uitnodiging om iets te zeggen over hoe je de testweekgegevens kunt gebruiken. Hoewel je spreekt over studenten die ‘mondiger, gemotiveerder, veeleisender, minder geïnteresseerd’ zouden zijn geworden, ga ik je een voorbeeld geven van veranderingen in persoonlijkheid. Dat is veel spectaculairder, omdat de algemene veronderstelling is dat persoonlijkheid een combinatie is van stabiele eigenschappen. Er is cohort-onderzoek uitgevoerd met testweekdata (Smits, Dolan, Vorst, Wicherts, & Timmerman, 2011). Het onderzoek is als volgt uitgevoerd.

scores over cohorten studenten en sekse moet eerst aangetoond worden dat de test elk jaar en voor sekse telkens hetzelfde meet. Dat wordt meetinvariantie (geen variatie van de meting) over cohort en over sekse genoemd. Het is mogelijk dat sommige items in de loop der jaren verschillend geïnterpreteerd worden. Dat geeft dan vertekening in de meting. Dat bleek ook het geval te zijn. Elf items voor vrouwen en twee items voor mannen gaven een vertekening in de meting van de vijf eigenschappen. De betreffende items werden verwijderd en de metingen waren daarna invariant. Verschillen van persoonlijkheid over jaargangen en over tijd: Van de vijf eigenschappen lieten er drie duidelijke verschillen zien in de tijd: sociabiliteit, conscientieusheid en neoroticisme. Geen verschuiving in de tijd was te vinden voor de eigenschappen extraversie en nieuwsgierigheid (voor afbeeldingen zie pagina’s 1113 en 1134 van het artikel). Dus Matthijs, de docenten kunnen opgemerkt hebben dat de studenten langzamerhand meer sociaal, veel meer conscientieus en minder neurotisch zijn geworden. Zij hebben weinig verschil kunnen zien in openheid (nieuwsgierigheid). Maar dan moeten ze wel een lange aanstelling hebben aan de UvA en goed de persoonlijkheid van studenten kunnen evalueren. Ik geloof er niets van. Veel imposanter vind ik dat over dertien cohorten gedurende 25 jaar de metingen tot op itemniveau hetzelfde zijn geweest. Uitgezonderd die dertien items die vertekening gaven. Ik vind het een hele opmerkelijke prestatie van de eerstejaars, en van de test.

Vraagstelling Zijn de vijf persoonlijkheidsfactoren stabiel in de tijd voor elke cohort mannelijke en vrouwelijke psychologiestudenten?

Bronnen

Methode Deelnemers: Cohorten psychologiestudenten van de UvA tussen 1982-2007; hun leeftijd varieerde van 18 tot 25 jaar. In totaal zijn er 2752 gegevens van mannen en 6202 gegevens van vrouwen in de analyses opgenomen. Ten behoeve van de analyses zijn twee jaargangen gecombineerd. Er waren dus in totaal dertien cohorten. Test: De Vijf Persoonlijkheid Factoren Test (5PFT) van Akkerman en Elshout (1973) is de eerste gepubliceerde ‘Big Five’ test ter wereld. Deze test bestaat uit zeventig items, twaalf per eigenschap: extraversie, sociabiliteit, conscientieusheid, neuroticisme en openheid. De test is schriftelijk gemaakt tijdens groepsgewijze afnamen in oktober.

Harrie Vorst (Methodenleer) geeft de Rondvraag door aan Huib van Dis (Brein & Cognitie)

Resultaten Meetinvariantie van de 5PFT: Voor een vergelijking van de

Smits, I. A., Dolan, C. V., Vorst, H., Wicherts, J. M., & Timmerman, M. E. (2011). Cohort differences in Big Five personality factors over a period of 25 years. Journal of personality and social psychology, 100(6), 1124-1138..

Beste Huib, Je bent een halve medicus en een hele psycholoog. Jij kunt deze vraag aan. Het gebruik van geneesmiddelen en psychofarmaca neemt sterk toe de afgelopen tien jaar. Er schijnen in Nederland bijna twee miljoen mensen te zijn die cholesterolverlagers gebruiken. Is het waar dat bijna twintig procent van de Nederlanders psychofarmaca gebruiken? Daarnaast verschijnen er regelmatig berichten over bijwerkingen van psychologische aard van geneesmiddelen. Ik ben benieuwd hoe jij dat ziet. Harrie

7 november 2013

De vraag van Matthijs Baas (Arbeids- en Organisatiepsychologie)

Spiegeloog

Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen


De reden dat ik een gokker ben Ik ga wel eens naar het casino toe om poker te spelen. Als je lang genoeg naar het casino toegaat kun je op een gegeven moment alle bezoekers in een oogopslag stereotyperen. Die stereotypering maak je op basis van een combinatie van hun uiterlijk en het spel dat ze spelen. Maar waarom gokken deze mensen eigenlijk?

Spiegeloog

Tekst: Tuni Pasanea

8 november 2013

Bezoekers waaraan je twijfelt of ze wel aan de minimumleeftijd om het casino in te mogen voldoen, zijn altijd achttienjarigen die met het geld van paps en mams een leuk avondje casino willen beleven. Ze zijn altijd overdressed, onzeker en ontzettend traag. Meestal doen ze een spelletje roulette, maar helaas komen ze ook nog wel eens een pokertafel vertragen. Blackjack en poker wordt vooral gespeeld door rijke zakenmannen. Je herkent ze doordat ze meestal dure, maar lichtelijk casual kleding aanhebben, en omdat ze met meer alcohol dan gezond verstand in zich de casinovloer bewandelen. Met ieder drankje dat ze nemen hechten ze minder waarde aan hun geld. Niet dat ik dat erg vind; als pokerspeler is dat makkelijk geld verdienen. De gokkasten zijn het domein van de senioren die hun pensioen komen vergokken aan deze eenarmige bandieten. Een waarschuwing voor als je ooit naar het casino toe gaat: begin geen gesprek met deze ouderen, want je wordt de rest van de avond achtervolgd.

Ook zijn er genoeg gokverslaafden. Deze mensen zitten iedere dag in het casino. Je kunt ze meestal niet herkennen aan een bepaald soort uiterlijk, hoewel ze er meestal niet erg verzorgd uitzien. Je herkent ze juist doordat ze altijd allerlei bijgelovige routines hebben die plichtmatig uitgevoerd moeten worden. Zo heb ik eens naast iemand aan de pokertafel gezeten die eerst drie slokken van zijn drank moest nemen en zich twee keer op de borst moest kloppen voordat hij zijn kaarten ging bekijken, want ‘anders verlies ik te veel geld,’ wist hij me te vertellen. Er zijn nog veel meer verschillende stereotyperingen die ik op basis van jarenlang casinobezoek heb kunnen vormen. De stereotypes zijn zeer verschillend van elkaar, maar wat alle bezoekers met elkaar gemeen hebben is de reden waarom ze gokken en waarom ze dat blijven doen. Iedereen die gokt, gokt omdat hij of zij een illusie van controle heeft over de situatie (Langer & Roth, 1975). Die illusie van controle hoeft niet per se iets heel uitgebreids te zijn zoals

- Begin in een casino geen gesprek met ouderen -


de complexe rituelen die gokverslaafden hebben. Dit kan ook iets heel simpels zijn, zoals denken dat jij de uitkomst van een spel kunt beïnvloeden door pas op het allerlaatste moment in te zetten. Dit gevoel van controle zorgt ervoor dat mensen blijven gokken. Mensen denken namelijk dat het niet echt gokken is, maar juist een bijna zekere winst. Mensen die gokken worden ook beïnvloed door de availability bias. De availability bias zorgt ervoor dat meer saillante gebeurtenissen, zoals winst in een bepaald spel, makkelijker onthouden worden dan minder saillante gebeurtenissen zoals verlies (Tversky & Kahneman, 1973). Als je het vraagt zal iedereen in het casino aangegeven dat ze op lange termijn toch echt wel winst maken. Ook de gamblers fallacy beïnvloedt mensen om te gaan gokken (Delfabbro, 2004). De gamblers fallacy is de overtuiging dat als iets vaker gebeurt dan normaal gesproken verwacht kan worden, het dan minder vaak in de toekomst zal gebeuren. Dit kun je terug zien in het casino bij bijvoorbeeld de roulettetafel; als daar zes keer achter elkaar de uitkomst rood is zie je opeens dat iedereen zijn geld op zwart inzet. Dat komt omdat de gokkers de overtuiging hebben dat zwart nu toch wel móet vallen omdat het al zo vaak achter elkaar rood is geworden. Dit terwijl de kans nog steeds vijftig procent is dat het zwart wordt. Ook hebben gokkers net zoals andere mensen de neiging om de attributional bias toe te passen. Hierdoor schrijven ze een gewonnen spel toe aan interne factoren, zoals eigen kunde of ervaring, en de keren dat ze verliezen aan externe factoren (Gilovicht, 1983). Wat ik vaak terugzie in het casino is dat zodra een pokerspeler iets wint, er direct

door die pokerspeler geclaimd wordt dat het aan zijn superieure rekenkunde en/of mensenkennis lag. Maar als diezelfde speler op dezelfde manier speelt maar dan verliest ligt het opeens aan iets wat buiten die speler zijn controle ligt. Bijvoorbeeld de dealer die niet op de juiste manier een kaart omdraait of puur toeval. Gokkers houden zichzelf dus voor de gek door illusies te creëren. Voordat ik onderzoek deed naar dit onderwerp wist ik het eigenlijk al; de meeste mensen waarmee ik praat in een casino denken niet redelijk na over feitelijke kansen en zitten puur te gokken. Ik niet natuurlijk. Immers, poker is geen spel van kans maar juist van skill (Dedonno en Detterman, 2008) en ik ben natuurlijk een zeer skillvol persoon... <<

Bronnen

- Delfabbro, P. (2004). The Stubborn Logic of Regular Gamblers: Obstacles and Dilemmas in Cognitive Gambling. Research Journal of Gambling Studies, 20, 1-19. - Dedonno, M. A., & Detterman, D. K. (2008). Poker is a skill. Gaming law review, 12, 31-36. - Gilovich, T. (1983). Biased evaluation and persistence in gambling. Journal of Personality and Social Psychology, 44, 1110–1126. - Langer, E. J., & Roth, J. (1975). Heads you win, tails it’s chance: the illusion of control as a function of the sequence of outcomes in a purely chance task. Journal of Personality and Social Psychology, 32, 951-955. - Tversky, A., & Kahneman, D. (1973). Availability: a heuristic for judging frequency and probability.Cognitive Psychology, 5, 207-233.

Spiegeloog

9 november 2013

Afbeelding boven: gokken aan de roulettetafel Bron: hollandcasino.nl


Ivoren Toren Rijkelui

Spiegeloog

10

Als iemand mij in een gesprek vraagt waar ik vandaan kom, dan voel ik mij altijd ongemakkelijk. Ik kom namelijk uit Wassenaar. Dan heb je wat uit te leggen. Want ik kom dus weer net niet uit het stukje Wassenaar dat iedereen kent uit de Quote 500, maar uit een veel minder bekend stukje, waar de mensen in rijtjeshuizen wonen zoals er in Nederland zoveel van zijn. Ik voel altijd de behoefte om dat erbij te zeggen. Dat komt omdat ik, zoals sociologen dat noemen, een ‘sociale stijger’ ben. Mijn vader was brandweerman, mijn moeder werkte bij de sociale dienst. Op een aangetrouwde oom na kende ik als kind niemand die had gestudeerd. De ouders van mijn vriendjes waren politieman, schilder, of loodgieter, en in mijn klas gingen de meeste kinderen naar de toenmalige lts of mavo (zeg maar vmbo). Rijke mensen

november 2013

waren kakkers en daar hoorde ik niet bij. Maar dat gaf niets, want dat gold voor bijna iedereen die ik kende. Dat veranderde toen ik naar de middelbare school ging. Dat was wel even wennen. Op mijn eerste schooldag kreeg ik een scheldwoord naar mij toegeslingerd dat ik verstond als ‘arp’. Ik durfde niet te vragen wat men daarmee bedoelde, maar vermoedde dat het om een dier ging. Thuis zocht ik het woord vergeefs op in het woordenboek. Het heeft een paar dagen geduurd voordat ik begreep dat het ging om het woord ‘arb’ – een afkorting van ‘arbeider’. De aanpassing aan mijn nieuwe omgeving verliep dus niet vlekkeloos, maar zoals dat gaat zoekt een kind toch zijn weg. Op den duur wist ik als een soort knuffelarbeider een plekje te veroveren in het Wassenaarse, en de vrienden die ik dwars door die sociale barrières heen maakte heb ik nog steeds. Een probleem van sociale stijgers is dat ze zichzelf moeilijk kunnen zien als onderdeel van hun nieuwe omgeving. Dat heb ik ook. Zo wees mijn vrouw mij er onlangs op, dat ik eens op moest houden met dat knuffelarbeiderscomplex, omdat rijke mensen toch eigenlijk maar heel gewoon zijn. Zo gewoon zelfs, dat ze tegenwoordig bij mij in huis wonen. Je representatie als lid van een bepaalde sociale groep raakt blijkbaar vroeg in het leven gefixeerd, ver voordat je daar een verstandige keuze in kan maken. De rest van je bestaan moet je het er dan maar mee doen. Voor mensen die op een of andere manier breken met die identiteit blijft dat vaak hun leven lang belangrijk. Je ziet dat ook bij mensen die uit strenge geloofsgemeenschappen zijn getreden of die ergens in hun leven van ideologie zijn gewisseld. Vroeger kwam dat type conflict denk ik vaker voor dan nu. Als je in 1970 de leeftijd van dertig jaar had, dan leken je opvattingen waarschijnlijk in geen enkel opzicht meer op die van je ouders, toen zij die leeftijd hadden. Het was destijds bijvoorbeeld veel zeldzamer dan nu dat ouders en kinderen dezelfde muzieksmaak of politieke overtuigingen hadden. Toen had iedereen een identiteitscrisis. Het onderscheid tussen mij en mijn vriendjes van de lagere school is inmiddels veel groter dan het onderscheid tussen mij en de ouders van mijn vriendjes van de middelbare school. Ik ben, gezien door de ogen van mijn tienjarige ik, zonder twijfel een kakker geworden. Tegelijkertijd blijf ik, in een ander stukje belevingswereld, een trotse ‘arb’. Denny Borsboom


De betekenis van geld... ...in de loop van onze ontwikkeling

Tekst: Alicia de Vries

Spiegeloog

Geld is een van de meest raadselachtige concepten van een economisch systeem: van het oude Griekenland tot de moderne gemeenschappen houdt men zich bezig met de betekenis van dit ruilmiddel. Hoe leren we in de loop van onze ontwikkeling het concept van geld en wat is de rol van geld in onze samenleving?

De stadia in de ontwikkeling van het concept geld Verschillende onderzoekers, waaronder Piaget, beschreven al de ontwikkelingsstadia die kinderen doormaken in het verwerven en toepassen van noties over geld. Berti en Bombi (1981) onderzochten de economische ideeĂŤn van kinderen met leeftijden tussen de drie en acht jaar, en bekeken in welke volgorde deze ideeĂŤn verworven worden. Volgens deze onderzoekers kan de ontwikkeling van het concept geld geĂŻnterpreteerd worden als een proces waarin het kind leert om gebruiksregels toe te passen. Deze regels worden met de ontwikkeling van het kind complexer en preciezer. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen zes verschillende stadia in het verwerven van de betekenis van geld. In het eerste stadium (op ongeveer driejarige leeftijd) is het kind zich alleen vaag bewust van het feit dat geld iets te maken heeft met kopen en verkopen. Een kind wat bijvoorbeeld speelt dat het naar een winkel gaat om een chocoladereep te kopen, herkent het geld en zegt dat het dient om iets te kopen, maar neemt de reep chocolade mee zonder te betalen.

Het tweede stadium (op ongeveer vierjarige leeftijd) bestaat uit een preciezere regel: je moet betalen wanneer je iets koopt. Het kind onderscheidt echter geen soorten geld, ondanks de verschillen in grootte, materiaal en vorm. Het kind is ook niet in staat om uit te leggen waarom deze verschillen bestaan. Een voorbeeld hiervan is wanneer een kind consequent te veel geld teruggeeft wanneer gespeeld wordt dat hij of zij de verkoper is in een winkel. Kinderen kunnen dit beargumenteren door te zeggen dat er in alle winkels altijd geld teruggegeven wordt. Ze kunnen echter niet uitleggen waarom verkopers dit doen. Het derde stadium (tussen vier- en vijfjarige leeftijd) wordt gekenmerkt door het bewustzijn dat er andere regels bestaan, maar dat deze niet bekend zijn. Zo kunnen kinderen in sommige gevallen ontkennen dat een bepaalde geldsoort de aankoop van een object toelaat. Een kind kan bijvoorbeeld zeggen dat je met tien euro alleen een chocoladereep en een speelgoedauto kan kopen, en met vijf euro alleen een stripboek. Kinderen gebruiken daarbij algemene criteria om verschillende soorten geld te onderscheiden,

- Een chocoladereep kun je alleen met een briefje van vijf kopen, niet met een briefje van tien -

november 2013

11


Afbeelding links: kinderen leren spelenderwijs met geld om te gaan Bron: brookstone.com

Spiegeloog

12 november 2013

zoals papiergeld ten opzichte van muntstukken (papiergeld is meer waard dan munten, afgezien van de hoeveelheid) of door alleen te letten op het aantal muntstukken (zonder rekening te houden met de waarde van het muntstuk). In het vierde stadium (kinderen zijn dan ongeveer vijf jaar oud) begrijpt het kind een regel die het hiervoor niet begreep: het feit dat het gegeven geld soms niet voldoende is. Kinderen herkennen in dit stadium dat sommige producten meer kosten dan andere producten, en dat sommige soorten geld niet voldoende zijn. Het maakt hierbij echter niet uit of de waarde van het geld hoger is dan de prijs van het product. Het kind houdt bij het geven van wisselgeld nog steeds rekening met andere redenen. Een kind kan bijvoorbeeld zeggen, als het de eigenaar van de winkel speelt, dat tien euro niet voldoende is om een product te kopen. Met vijftien of twintig euro kan echter wel alles gekocht worden. Als winkeleigenaar geeft het kind echter wisselgeld terug wat niet gebaseerd is op de waarde van het ontvangen bedrag, maar omdat het ‘gezien heeft dat dit ook in andere winkels gebeurt’. In het vijfde stadium (kinderen zijn dan ongeveer zes jaar oud) is er een strikte overeenkomst tussen de waarde van het geld en de prijs van de objecten. Als er met een correct bedrag wordt betaald, kan het kind alsnog wisselgeld geven om dezelfde reden als hierboven beschreven werd. Een kind zegt bijvoorbeeld dat je met vijf euro één chocoladereep kan kopen en met tien euro twee chocoladerepen of één stripboek. Als een klant echter één chocoladereep wilt kopen met tien euro is dit niet mogelijk; dit kan alleen met een briefje van vijf euro. In het zesde stadium (rond zevenjarige leeftijd) weet het kind wel correct wisselgeld te geven. Kinderen worden zich ervan bewust dat het teveel aan ontvangen geld

gecompenseerd kan worden doordat de winkeleigenaar het verschil teruggeeft aan de klant. Al met al zien hele jonge kinderen de uitwisseling van geld voornamelijk als een rollenspel bestaande uit betekenisloze rituelen. Naarmate kinderen ouder worden begrijpen ze het concept van geld steeds beter. Dit is duidelijk te zien wanneer kinderen zich bewust worden van conflicten die gepaard gaan met geldtransacties (bijvoorbeeld het rekening moeten houden met twee dimensies, zoals de hoeveelheid geldstukken en de waarde van deze geldstukken). Rond elfjarige leeftijd zijn kinderen zich bewust van deze conflicten, proberen ze die op te lossen en zijn ze hier over het algemeen succesvol in (Leiser, 1983). Maar hier stopt de ontwikkeling van het begrip over geld nog niet. De ontwikkeling van een economisch begrip Als kinderen in staat zijn de waarde van geld in te schatten en geldtransacties correct kunnen uitvoeren, betekent dit nog niet dat ze een economisch begrip ontwikkeld hebben. Leiser (1983) vroeg in een onderzoek aan zeven- tot zeventienjarige kinderen wat een schoenwinkelier zou denken als hij hoort over een daling van schoenprijzen. Een goed antwoord zou de inachtneming van twee factoren inhouden: de daling in winst per schoenpaar (1) en een toename in schoenverkoop (2). De eerste factor werd door de kinderen van alle leeftijdsgroepen herkend. Echter, bij alle leeftijdscategorieën was er een percentage kinderen dat niet tot de tweede redenering kon komen (dit percentage werd echter wel kleiner naarmate kinderen ouder waren). Het verschil tussen de twee factoren is vrij duidelijk: een winstdaling is een directe consequentie van een prijsdaling, maar een toename van de schoenverkoop niet. Hierbij moeten kinderen reke-ning houden met de besluiten van heel veel consumenten om schoenen te gaan


De betekenis van geld in een sociale context Het al dan niet ontwikkelen van een economisch begrip heeft niet alleen te maken met de cognitieve capaciteiten van kinderen. Individuen zijn ingebed in een sociale structuur waarin geld een belangrijke rol speelt. Geld kan zelfs gezien worden als een sociale relatie die de interactie tussen mensen medieert (Wennerlind, 2001). Denk maar aan het geven van fooi aan serveersters (door sommige mensen wordt dit be-

Bronnen

-Berti, A. E., & Bombi, A. S. (1981). The Development of the concept of Money and Its Value: A Longitudinal Study. Society for Research in Child Development, 52, 1179-1182. - Furnham, A., & Cleare, A. (1988). School Children’s Conceptions of Economics: Prices, Wages, Investments and Strikes. Journal of Economic Psychology, 9, 467-479. - Leiser, D. (1983). Children’s Conceptions of Economics- The constitution of A Cognitive Domain. Journal of Economic Psychology, 4, 297-317. - Wennerlind, C. (2001). Money talks, but What is it Saying? Semiotics of Money and Social Control. Journal of Economic Issues, 35, 557-574.

Spiegeloog

schouwd als blijk van machtsverschil), het trakteren op een biertje (uit solidariteit of het versterken van een gemeenschapsgevoel tussen vrienden) of het uitlenen van geld (vertrouwen in iemand uiten). Geld kan hier vergeleken worden met taal. Er zijn grote overeenkomsten tussen een conversatie en de uitwisseling van geld. Beide zijn ten eerste symbolische systemen die als communicatiemiddel tussen individuen dienen. Bovendien heeft een woord geen betekenis buiten een bepaalde taal en kan geld ook niet begrepen worden buiten een geldcultuur. Zowel taal als geld zijn dus systemen waarin het bestaan van het symbool geïnterpreteerd moet worden door te refereren naar datzelfde systeem (je kan het alleen over geld als ruilmiddel hebben in culturen die dit ruilmiddel kennen, anders heeft geld geen waarde of betekenis). Dit begrip van geld is abstract en lastig om te verwerven voor kinderen. Hierbij moet het kind namelijk beseffen dat geld arbitrair is en dat mensen een betekenis aan geld verlenen (de waarde van geld is niet inherent aan het symbool geld). Hoewel kinderen zich in hun ontwikkeling steeds meer bewust worden van het concept ‘geld’, is het dus van belang rekening te houden met de context waarin dit symbool gebruikt wordt. Het begrijpen van geld is immers een ontwikkeling die men doormaakt omdat, in deze culturele, politieke en sociale context, enige kennis van het economische systeem essentieel is om te kunnen overleven. <<

13 november 2013

kopen. Kinderen kunnen de beweegredenen van individuen wel begrijpen, maar vinden het nog lastig om het effect van collectieve acties te voorspellen. Als het gaat om grote hoeveelheden geld of grote aantallen consumenten kunnen kinderen dus moeilijk overzien wat de consequenties van geldstromen zijn en dus maar moeilijk een uitleg geven. Een reden hiervoor is dat kinderen de economie nog niet als een systeem zien. Kinderen vinden het makkelijker om fenomenen te verklaren aan de hand van een doelgerichte en concrete entiteit, zoals de overheid of een bank, in plaats van abstracte ‘marktkrachten’. Hierdoor is het begrijpen van concepten als inflatie en winst een ingewikkelde vaardigheid, die pas later verworven wordt. Bij het begrijpen van inflatie moet rekening gehouden worden met twee verschillende concepten en hun samenhang: winst en prijsstijging. Jongeren tot wel zestien jaar hebben moeite met het begrijpen van deze samenhang, waarbij ze zeggen dat inflatie een ‘prijsstijging’ is (een beschrijving van inflatie) en tegelijkertijd de reden is waarom prijzen stijgen (een causale inferentie). Opmerkelijk is dat wanneer kinderen rond achten negenjarige leeftijd begrijpen wat ‘winst’ betekent, ze deze kennis niet kunnen generaliseren. Zo zijn de meeste kinderen wel in staat om te begrijpen wat winst met betrekking tot winkelprijzen is (een deel van het gegeven geld is bestemd voor de winkelier), maar niet wat de winst van fabrieksprijzen is. Om deze reden argumenteren Furnham en Cleare (1988) dat economisch begrip niet ‘globaal’ is, maar juist specifiek (de concepten kunnen in bepaalde situaties begrepen worden en in andere situaties niet). Hierbij is het van belang niet uit het oog te verliezen dat het gebruik van geld in een bepaalde culturele, sociale en politieke context plaatsvindt.


Geen babymachines maar mensen Het inkomensverschil tussen mannen en vrouwen Uit cijfers is gebleken dat vrouwen niet hetzelfde verdienen als mannen, maar waar komt dit door? Komt het door oneerlijkheid, of is er een andere verklaring voor?

Spiegeloog

Tekst: Jihane Chaara

14 november 2013

Ik kan niet voor iedereen spreken, maar is eerlijkheid niet iets waar we allemaal naar streven? We willen allemaal dezelfde kansen; dezelfde middelen tot onze beschikking hebben om te bereiken wat we willen. Ons succes en falen zou niet moeten afhangen van arbitraire factoren, maar zou moeten afhangen van onze competenties en van ons karakter. Wij zouden elkaar moeten behandelen als mensen. Hier streven we met z’n allen naar, toch? Dat is een van onze collectieve doelen, toch? Waarom zijn we er dan nog steeds zo ver van verwijderd? Er lopen genoeg mensen op deze wereld rond die het idee hebben dat we inmiddels allemaal gelijke kansen hebben. Dit is de 21ste eeuw, namelijk. Het is vaak genoeg gebeurd dat ik, nadat ik iemand vertelde dat ik een feminist ben, te horen kreeg dat seksisme iets is van het verleden. We kunnen in dit land immers allemaal stemmen. Wat is dan het probleem? Het probleem is dat de gedachte dat alle sociale onevenheden intussen gladgestreken zijn, een waan

is. Een zeer simpel aantoonbaar voorbeeld hiervan is het inkomensverschil tussen mannen en vrouwen. Voordat ik dit verhaal voortzet, wil ik eerst een belangrijke kanttekening plaatsen bij de vorige zin. Gender is een ingewikkeld concept (Chaara, 2012), maar wat wel duidelijk is, is dat er veel meer bestaat buiten slechts twee hokjes. De wereld bestaat uit meer dan mensen die zich identificeren als man of vrouw. Dat gezegd hebbende zal dit stuk wel verdergaan met spreken over ‘mannen’ en ‘vrouwen’, omdat op die manier het punt makkelijker gemaakt kan worden. Er bestaat een inkomensverschil tussen mannen en vrouwen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft afgelopen maart cijfers naar buiten gebracht die dit feit onomstotelijk aan het licht brengen. Als je de cijfers in een oogopslag bekijkt, zie je dat vrouwen in Nederland gemiddeld 55 procent minder verdienen dan mannen. Echter, als er gecontroleerd wordt voor ervaring,

- Mannen zouden ook zwangerschapsverlof moeten krijgen -


Spiegeloog

Afbeelding rechts: weegschaal die het verschil in inkomens tussen mannen en vrouwen symboliseert Bron: content.time.com

Hier is een raadsel: er is een kindje dat Adam heet. Adam en zijn vader zitten in een auto en ze maken een ongeluk mee. De vader van Adam is meteen buiten bewustzijn en wordt door de ambulance meegenomen. Adam blijkt ook ernstig gewond en ook hij wordt naar het ziekenhuis gebracht. Eenmaal in het ziekenhuis, wordt er gezocht naar een chirurg die Adam met spoed kan opereren. De chirurg die momenteel dienst heeft, kan Adam echter niet opereren. ‘Ik kan mijn eigen zoon niet opereren, dat is etnisch onverantwoord!’ zegt de chirurg. De vraag is: wie is de chirurg? Niet Adams vader, want die ligt bewusteloos, ergens in een ziekenhuisbed. Denk er maar even over na.

Een ander argument tegen dat het inkomensverschil seksistisch is, is dat vrouwen wellicht minder geld toegeschoven krijgen omdat er altijd een kans is dat ze besluiten om een kind te krijgen. Dit zou vrouwen dus minder waardevol maken op de werkvloer, aangezien ze op ieder moment ‘adieu’ kunnen zeggen om zichzelf in een kraambed te positioneren en te wachten tot het minimensje eruit komt kruipen. Het probleem met deze redering is dat vrouwen worden gezien als babymachines – dat er gekeken wordt naar hun baarmoeders en niet naar hun competentie. Ook deze redenering is seksistisch. Naast het feit dat vrouwen hetzelfde zouden moeten verdienen als hun mannelijke collega’s omdat dat eerlijk is,

15 november 2013

De oorzaak van dit inkomensverschil is een complexe kwestie omdat er zoveel factoren meespelen. Zo moet er in gedachten gehouden worden dat mannen en vrouwen niet altijd dezelfde carrièrepaden bewandelen, dat ze niet altijd dezelfde posities innemen en dat mannen en vrouwen in bepaalde omstandigheden andere carrièrekeuzes maken. Voor factoren zoals functie is al gecontroleerd in de hiervoor genoemde cijfers, en andere factoren zijn het resultaat van een seksistische samenleving – een samenleving waarin vrouwen benadeeld worden en mannen, per definitie, daar de vruchten van plukken.

Het antwoord is dat het Adams moeder is. Adams moeder is de chirurg. Het interessante aan dit raadsel is dat mensen, in mijn ervaring, allerlei andere antwoorden gaan bedenken op de vraag wie de chirurg is. Iets zoals ‘Adam heeft twee vaders!’ wordt dan bijvoorbeeld geroepen. Er wordt vrijwel altijd vanuit gegaan dat een chirurg een man is, dus gaat men vanuit dat raamwerk een oplossing zoeken. Dit is precies wat er bedoeld wordt als er gezegd wordt dat mannen en vrouwen wellicht andere carrièrepaden bewandelen: bij doktoren, bestuursvoorzitters of bankdirecteuren wordt aangenomen dat het om een man gaat. Als het een vrouw is, is het verstandig om dat er even bij te vermelden. Andersom gaat men er bij verpleegkundigen, secretaresses en receptionisten vanuit dat het vrouwen zijn. Dit contrast wordt wel eens aangehaald als verklaring voor het inkomensverschil: het ligt gewoon aan welke carrières mannen en vrouwen kiezen! Zoals al gezegd, is hier voor gecontroleerd. Het zet je echter wel aan het denken over de ingebedde seksistische ideeën die rondgaan als het gaat om carrièrekeuzes (Hodge, 2012).

opleidingsniveau, leeftijd en functie, en als er alleen gekeken wordt naar fulltime-werkers, is dit verschil 15,0 procent. De cijfers zijn vergeleken met statistieken van andere Europese landen. Gemiddeld verdienen mannen in Europa 16,2 procent meer dan Europese vrouwen (Zandstra, 2013). Dit fenomeen van inkomensverschil wordt over de hele wereld waargenomen.


Afbeelding links: verschil in inkomens Bron: intermediair.nl

Spiegeloog

16

zouden mannen even lang op zwangerschapsverlof moeten kunnen als vrouwen. Als dat de regel was, zouden alle werknemers als potentiële ouders gezien worden, waardoor het niet meer uit zou maken wie een baarmoeder heeft.

november 2013

Het inkomensverschil is dus wel degelijk het resultaat van een seksistische maatschappij. Bovendien is er recent een onderzoek gedaan naar hoe mannen het ervaren als hun vrouwelijke romantische partners succesvol zijn. Ratliff en Oishi (2013) hebben aangetoond dat het een barst in het zelfvertrouwen van mannen veroorzaakt als hun romantische partner succes beleeft – dus als zij bijvoorbeeld een promotie krijgt. Het is een geaccepteerd idee dat een vrouw in de schaduw staat van een succesvolle man, maar een man in de schaduw van een succesvolle vrouw? Ho maar! Dit is het resultaat van een maatschappij die mannen van het begin af aan aanleert dat zij de broodwinner dienen te zijn; dat zij degenen moeten zijn die succes behalen. Dat klinkt niet als een maatschappij die uit zichzelf het inkomensverschil zal rechttrekken. Dat zullen wij moeten doen – de mensen met een kritische blik en een idealistisch verlangen naar gelijkheid. Het inkomensverschil bestaat dus zeker en er zijn meerdere factoren die hieraan meespelen, waar kritisch naar gekeken zal moeten worden. Het zal vast lang duren voordat we ons collectieve doel van gelijkheid bereikt hebben, maar de eerste stap is erkenning. Zeg het met me mee: ‘Ik erken dat er een probleem is.’ Laten we nu samen nadenken over een oplossing, oké? <<

Bronnen

- Chaara, J. (2012). Geslachtsverwarring. Spiegeloog, 347, 20-22. - Hodge, J. (2012). Feminism F.A.Q.s: Is there really a gender wage gap? Opgehaald op 7 oktober 2013 van http://www.gender-focus. com/2012/09/05/feminism-f-a-q-s-is-there-really-a-gender-wagegap/. - Ratliff, K. A., & Oishi, S. (2013). Gender differences in implicit self-esteem following a romantic partner’s success or failure. Journal of Personality and Social Psychology, 105(40), 688-702. - Zandstra, P. (2013). CBS: vrouwen verdienen 15 procent minder dan mannen. Opgehaald op 7 oktober 2013 van http://www.nrc.nl/ carriere/2013/03/06/cbs-vrouwen-verdienen-15-procent-minderdan-mannen/.


Tabula Rasa Mark Rutte is lesbisch Raoul Heertje

‘CLICHEERTJE Heertjes nieuwste boek hangt van de clichés aan elkaar. Met zinnen als ‘In de toneelstukken die we met elkaar opvoeren

17 speelt taal een cruciale rol’ krijgt hij de lezer niet mee. Misschien dat zijn rtl4-fans hem dit soort zinnen vergeven als hij daarna schuddebuikend een PVV’er nadoet. De oplettende lezer zal zich er niet door laten ringeloren. Heertjes boek heeft dringend een lachband nodig. De koopjesjagers die willen wachten tot Heertjes wanproduct wat goedkoper bij De Slegte ligt zijn gewaarschuwd. Ik denk niet dat iemand de moeite gaat nemen Heertjes boeken daarnaartoe te brengen.’ Desondanks (ik doe nu alsof ik bovenstaande kritiek zelf heb geschreven) raad ik dit boek aan bij eenieder die graag eens verder kijkt dan alle sociale regeltjes en juist die regeltjes eens onder de loep wil nemen. Als je besluit dit boek te willen gaan lezen is het wel belangrijk dat je stil durft te staan bij waar we eigenlijk mee bezig zijn op het gebied van presentatie, in de meest brede betekenis van het woord. Het is dan ook af te raden als je liever niet inziet dat veel nep is, niet alleen in de Verenigde Staten, maar overal ter wereld – ja, ook in Nederland. Op een gegeven moment heeft Raoul het over broodje bapao verhalen. Dat zijn verhalen waar je eerst een tijdje aan vaag, taai deeg zit te knabbelen en waar je dan plotseling het gehakt proeft. Mark Rutte is lesbisch is een broodje bapao zonder vaag, taai deeg. Puur koosjer kwaliteitsgehakt.

november 2013

Eigenlijk heb ik een sterke afkeer om nu een recensie te schrijven van het boek van Raoul Heertje. Het is niet zo dat ik daar geen zin in heb omdat ik lui ben of omdat het een saai boek zou zijn, maar omdat ik dan onverbiddelijk de rol van recensent ga spelen. In Mark Rutte is lesbisch wordt – op een typerende Raoul Heertje-manier – namelijk benauwend duidelijk dat we de hele dag toneelstukjes opvoeren. Van nonchalante student tot enthousiaste docent en van behulpzame kassamedewerkster tot nietsvermoedende voorbijganger. Dit is meestal niet wie we echt zijn. De nonchalante student is vaak stiekem een gestreste betweter en we kennen vrijwel allemaal de voorbijganger die ‘toevallig’ de andere kant opkijkt als jij net struikelt over een losliggende tegel. In zijn boek beschrijft Raoul een situatie waarin hijzelf, bij het uitstappen uit de tram, per ongeluk de verkeerde kant oploopt. In plaats van direct rechtsomkeert te maken betrapt hij zichzelf erop eerst overdreven op zijn horloge te kijken. Dan gaan zijn wenkbrauwen omhoog en verschijnt er een blije blik. Ten slotte draait hij zich demonstratief om terwijl hij met zijn hoofd knikt. Dit noemt hijzelf de ooo-ikheb-nog-wel-tijdact. Voor mij een herkenbaar fenomeen. Dit soort gedragingen worden door iedereen uitgevoerd, in vrijwel elke context. Waarom ze plaatsvinden? Omdat de toneelstukjes houvast bieden. Ze zitten diepgeworteld in onze samenleving. Zo werd ik me er tijdens het lezen van het boek bewust van dat ik in de rol van geïnteresseerde lezer gekropen was. Dat houdt in dat ik met een lichte frons en permanente glimlach op mijn gezicht mijn blik door het boek liet glijden. Een vrij ongemakkelijke, maar verhelderende, situatie. Nu moet er een stukje kritiek komen op het boek van Raoul Heertje. Gelukkig heeft hijzelf al op pagina 62 een kant-en-klaar stuk voor de recensent beschikbaar gesteld:

Spiegeloog

Tekst: Bart Lichtenveldt


Relativiteit van rijkdom Meer, meer, meer. Dat is wat veel mensen willen. Een nieuwe telefoon, een tweede auto, een groot huis. Zelfs de allerrijksten zijn steeds op zoek naar manieren om nog meer rijkdom te vergaren. Maar zijn we niet al rijk genoeg?

Spiegeloog

Tekst: Simone Belt

18 november 2013

Toen ik klein was en me afvroeg of iets niet te duur was voor mijn ouders, dan zei mijn vader altijd tegen mij: ‘Simone, maak je daar maar geen zorgen over, wij zijn namelijk stínkend rijk.’ Lang ben ik in de waan geweest dat mijn ouders miljonairs waren. Later bleek echter dat mijn vader hiermee bedoelde te zeggen dat ze genoeg geld hadden om de meest essentiële dingen te kopen, en dat ze daarnaast nog geld over hadden voor leuke dingen, zoals cadeautjes, bezoekjes aan Artis en een vakantie. Mijn vader wilde mij het gevoel geven dat je niet meer dan dat nodig hebt om jezelf ‘rijk’ te voelen. En dat is gelukt. Mensen zijn altijd al bezig geweest met het verkrijgen van rijkdom. Geld is nodig om te overleven, mensen moeten immers hun gezin onderhouden, en voor voedsel en veiligheid is geld nodig. Tegenwoordig wil een groot deel van de mensen in onze maatschappij echter meer. Geld wordt vooral verdiend om jezelf van meer gemakken – afwasmachines, magnetrons en kant- en klaarmaaltijden – te voorzien. Dit is echter een

nutteloze bezigheid; men geeft geld uit aan gemakken, om tijd te besparen. Deze bespaarde tijd wordt weer gestoken in meer werken, zodat men weer meer geld uit kan geven aan allerlei gemakken. Hiermee win je uiteindelijk niet heel veel tijd... Hoewel we niet méér rijkdom nodig hebben om te overleven, blijft men gefocust op steeds meer groei. Onze basisbehoeften – voedsel, onderdak, onderwijs, et cetera – zijn niet meer een privilege, maar daar hebben we recht op. Dingen die eerst als luxe werden gezien, worden nu als nodig beschouwd. Zo gaf bijvoorbeeld 37% van de Amerikanen al in 1996 aan een tweede auto noodzakelijk te vinden, en 51% van de Amerikanen vond airconditioning een noodzaak (Schor, 1998). Volgens Alexander (2011) heeft de huidige generatie, geboren tussen 1982 en 2001, over steeds meer behoeften het idee er recht op te hebben. Dit wordt entitlement mentality genoemd. Uit onderzoek van Campbell, Bonacci, Shelton, Exline en Bushman (2010) bleek dat een entitlement mentality samen-

- Dingen die we vroeger als luxe zagen zien we nu als noodzakelijk -


Spiegeloog

Afbeelding boven: luxe villa vol weelde in Qatar Bron: home-designing.com

hangt met negatieve eigenschappen zoals hebzucht, egoïsme in romantische relaties, en agressiviteit bij het ontvangen van kritiek. Een achterliggende term is affluenza. Affluenza is het verlangen steeds meer te willen en nooit ergens genoegen mee te nemen. Affluenza wordt veroorzaakt door het idee dat geld, rijkdom en materie leiden tot geluk. Wanneer men erachter komt dat men hier niet gelukkig van wordt, wordt men angstig en ontevreden (O’Neill, 2013). Harmon (2001) wilde de relatie tussen media-invloed en affluenza onderzoeken. Volgens hem zorgt het vergelijken van het eigen leven met die van rijke, succesvolle mediapersoonlijkheden voor een verhoogde affluenza. In een onderzoek vond hij dat mensen die veel televisie kijken, vaker aangeven dat ze het belangrijk vinden om mooie spullen en een hoog inkomen te hebben dan mensen die weinig televisie kijken. Het idee dat er steeds meer materie nodig is om ‘rijk’ te worden of te blijven kan tot veel mentale stress leiden. Misschien is het dus voor sommige mensen tijd om zichzelf niet meer met tv-persoonlijkheden of met die ene vriendin met een vakantiehuisje te vergelijken, maar met onszelf, twee generaties terug. Dan zullen de mensen zich beseffen dat ze het zo slecht nog niet hebben, en dat ze, in de woorden van mijn vader, eigenlijk stinkend rijk zijn. <<

Bronnen

- Alexander, C. S. (2011). A study of the cognitive determinants of generation y’s entitlement mentality. Academy of Educational Leadership, 16(1), 1-6. - Campbell, W. K., Bonacci, A. M., Shelton, J., Exline, J. J., & Bushman, B. J. (2004). Psychological entitlement: Interpersonal consequences and validation of a self-report measure. Journal of personality assessment, 83(1), 29-45. - O’Neill, J. (2013). What is Affluenza? Opgehaald op 9 oktober 2013 van http://www.theaffluenzaproject.com/home/affluenza/. - Harmon, M. D. (2001). Affluenza: Television use and cultivation of materialism. Mass Communication & Society, 4(4), 405-418. - Schor, J. B. (1998). The overspent American. New York: Basic Books

‘Unsere Reichen, das sind die Ärmsten! Der eigentliche Zweck alles Reichtums ist vergessen!’ Onze rijken, dat zijn de armsten! Het werkelijke doel van alle rijkdom is vergeten! Friedrich Nietzsche

november 2013

19


Hebzucht Hebzucht. Een van de zeven hoofdzondes. Iedereen maakt zich er wel eens schuldig aan, of we het nou willen of niet. Maar daar is een verklaring voor. Een verklaring is echter geen excuus, en het zal je niet vrijwaren van je hebzucht.

Spiegeloog

Tekst: Lindsey Krak

20 november 2013

Hebzucht is het verlangen om iets te bezitten. Dit gaat vrijwel altijd over iets wat aantrekkelijk wordt gevonden. Wat aantrekkelijk is, is voor iedereen anders, maar het gaat om het hebben van iets wat jij als mooi of fijn ervaart. Doordat hebzucht zich veelal richt op bezittingen, komt rijkdom vaak voor bij mensen met veel hebzucht (Bruhn & Lowrey, 2012). Verder is hebzucht gericht op het ‘nu’. Je wilt iets nu bezitten. Hierbij wordt geen rekening gehouden met eventuele gevolgen in de toekomst: als je al je spaargeld uitgeeft aan een mooie auto en kort daarop gaat de wasmachine stuk, dan was het niet zo slim om al je geld in die auto te investeren. Ook al leidt hebzucht tot rijkdom, het staat niet garant voor geluk (Cafaro, 2005). Zo vertelt wetenschapper Gentry (2009) in zijn boek dat sommige mensen die een grote mate van rijkdom bezitten, zichzelf terugvinden als cliënt voor een behandeling. Volgens wetenschapper Ineke (2013) komt geluk voort uit een evenwicht in de wereld. Met evenwicht wordt bedoeld dat mensen in harmonie moeten samenleven. Hebzucht brengt de wereld juist

uit evenwicht, want maar al te vaak zijn hebzuchtige mensen zo gefocust op het vervullen van hun eigen verlangens, dat het welzijn van de medemens en dat van de samenleving daar ondergeschikt aan worden gemaakt. Denk daarbij aan het nieuws dat directieleden zichzelf vaak hoge bonussen toekennen, terwijl het bedrijf vanwege financiële redenen mensen heeft moeten ontslaan. Verklaring Er zijn verschillende verklaringen voor waarom mensen hebzuchtig zijn. Een daarvan is gebaseerd op de evolutietheorie. Op basis van deze theorie wordt beweerd dat hebzucht al vanaf de geboorte in ons allen aanwezig is (van Wolkenten, Brosnan, & de Waal, 2007). Stel, je hebt een studiegenoot met veel dure spullen en merkkleding, en een studiegenoot die in minder luxe leeft. Je zou op basis daarvan eerder een relatie aangaan met de studiegenoot die veel dure spullen en merkkleding heeft. Deze relatie kan zowel een sociale, zakelijke als een liefdesrelatie zijn.

- Hebzucht is al vanaf de geboorte aanwezig -


Spiegeloog

Afbeelding links: Dagobert Duck met een taart van geld Bron: duckipedia.de

Vanuit een evolutionair perspectief willen wij namelijk meer hebben en beter leven dan anderen – zo vergroten wij onze overlevingskansen. Dit maakt het weer aantrekkelijk voor anderen om met ons een relatie aan te gaan. Hebzucht is in dit geval dus voordelig. Evolutionair gezien heb je anderen nodig om te overleven, vele handen maken tenslotte licht werk. Omdat wij anderen nodig hebben zullen wij ons sociaal gedrag hierop richten en aanpassen. Sociaal gedrag is het gedrag dat betrekking heeft op een groep mensen (Brown, Nesse, Vinokur, & Smith, 2003). Hierdoor komt ons hebzuchtig gedrag minder aan het oppervlak. Een andere verklaring is gebaseerd op social comparison (Festinger, 1954). Social comparison houdt in dat jij jezelf en jouw positie met anderen om jou heen en hun positie vergelijkt. Een voorbeeld hiervan is als je voor een examenvak een acht hebt gehaald. Je vergelijkt dit cijfer met andermans cijfers om te bepalen hoe goed je het werkelijk hebt gedaan. Wanneer de rest gemiddeld hoger heeft dan een acht, voel je jezelf minder blij dan als de rest

gemiddeld lager heeft dan een acht. Dit is vreemd, omdat jouw behaalde cijfer hetzelfde is in beide gevallen. Wanneer jij lager hebt dan gemiddeld, komt hebzucht om de hoek kijken: je verlangen om een hoger cijfer dan anderen te halen. Nu denkt niet iedereen zo over een examencijfer, maar hetzelfde fenomeen geldt voor het bezitten van elektronische apparatuur (laptop, iPad, ...) et cetera (Dirne, 2011). Wat houdt hebzucht in stand Stel dat je een nieuwe motor hebt gekocht, en twee weken later heeft je buurman ook een nieuwe motor die net iets beter is. Dan ben je opeens niet meer zo blij met jouw motor. Dit heeft te maken met je referentiepunt. Je referentiepunt verandert steeds, omdat iedereen interessant gevonden wil worden. De lat wordt daardoor steeds hoger gelegd (Dirne, 2011). Dit is terug te zien in het voorbeeld van de motor. Jouw referentiepunt is veranderd toen je buurman zijn nieuwe motor kocht. De algemene standaard van wat een motor moet hebben is ver-

- Iedereen wil interessant geworden worden -

november 2013

21


Spiegeloog

22 november 2013

Afbeelding boven: de zeven hoofdzondes: hebzucht - nijd - gulzigheid woede - onkuisheid - gemakzucht - hoogmoed Bron: comicvine.com

anderd: jouw motor voldoet niet meer aan de algemene standaard (de motor van je buurman) en daardoor ben je zelf minder blij met jouw nieuwe motor. Hierbij speelt hebzucht een rol, in dit geval de motor die voldoet aan de algemene standaard. Doordat het referentiepunt steeds veranderd, wordt hebzucht in stand gehouden. Hebzucht is dus evolutionair gezien handig om je overlevingskansen te vergroten. Ook kan het je helpen om een grotere mate van rijkdom te bezitten, maar hiervoor staat je geluk op het spel. Is dat het waard? Of kunnen we maar beter onze hebzucht in bedwang proberen te houden door ons minder met anderen te vergelijken? <<

Bronnen

- Brown, S. L., Nesse, R. M., Vinokur, A. D., & Smith, D. M. (2003). Providing Social Support May Be More Beneficial Than Receiving It Results From a Prospective Study of Mortality. Psychological Science, 14(4), 320-327.

- Bruhn, J. G., & Lowrey, J. (2012). The good and bad about greed: How the manifestations of greed can be used to improve organizational and individual behavior and performance. Consulting Psychology Journal: Practice and Research, 64(2), 136. - Cafaro, P. J. (2005). Gluttony, arrogance, greed, and apathy: an exploration of environmental vice. Environmental virtue ethics. Lanham, Md: Rowman & Littlefield Publishers, 135-158. - Dirne, S. (2011). De 7 zonden. Opgehaald op 15 oktober 2013 van www.psyblog.nl/2011/10/03/de-7-zonden-4-hebzucht/. - Festinger, L. (1954). A theory of social comparison processes. Human relations, 7(2), 117-140. - Gentry, W. D. (2009). Geluk voor Dummies/druk 1. Pearson Education. - Ineke, T. (2013). Kwaliteit: op weg naar geluk. Opgehaald op 15 oktober 2013 van http://perspectievenopkwaliteit.nl/kwaliteit-opweg-naar-geluk-tanja-ineke/. - van Wolkenten, M., Brosnan, S. F., & de Waal, F. B. (2007). Inequity responses of monkeys modified by effort. Proceedings of the National Academy of Sciences, 104(47), 18854-18859.


korten. Nummer 358 komt begin december uit.

De Rode Hoed is een cultureel centrum waar debatten, lezingen, concerten, congressen en workshops plaatsvinden, gevestigd in een historische schuilkerk. Adres: Keizersgracht 102 1015 CV Amsterdam Inlichtingen: 020 6385606. Website: www. rodehoed.nl zondag 3 november 15:00 (van tevoren aanmelden, toegang gratis) De zin van werk Werken voor brood op de plank. Werken om je leven zin te geven. Werken voor de collega's. Werken voor je ontplooiing. Werken graag, maar waar is die baan? Vormt werk in tijden van ontkerkelijking en individualisering ook een bron van zingeving? En zo ja, hoe moeten werkgevers, werknemers en hun

organisaties daar dan mee omgaan? In tijden van crisis en werke-loosheid is de economische noodzakelijkheid van werk overduidelijk. Maar hoe ziet de FNV-voorzitter Ton Heerts zingeving en ontplooiing op het werk? Is werk de nieuwe zingever nu steeds minder mensen naar de kerk gaan – werk als levensopdracht? Of is zingevend werk een overbodige luxe, moet wie werk heeft maar blij zijn met zijn of haar werk? Als zinvol werk wel belangrijk

vrijdag 15 november 20:00 toegang: €10,- voor studenten

dinsdag 19 november 20:00 toegang: €10,Hoorcollege Oosterse filosofie India: Moderne filosofie Tien avonden nemen filosofen en deskundigen u mee naar verschillende filosofische en spirituele tradities in India, China, Japan en Tibet: hindoeïsme, boeddhisme, confucianisme en taoïsme.

SPUI25 is een academisch-cultureel centrum aan het Spui in Amsterdam. Het is een levendig podium dat een verbinding vormt tussen de Universiteit van Amsterdam en de wereld van de culturele praktijk in de breedste zin. De volledige agenda staat op www.spui25.nl (vooraf aanmelden)

Spiegeloog

De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te

november 2013 worden ingeleverd, liefst via e-mail.

Hebben we nog een vrije wil? Wat moeten we met bijna-doodervaringen? Zit God tussen onze oren? Op 15 november gaan neurowetenschappers, filosofen en psychiaters over dit soort vragen in debat. Een gezellige en boeiende avond over grote breinvragen, persoonlijke overtuigingen en hardnekkige neuromythes. Met: - Jeroen Geurts (hoogleraar Translationele Neurowetenschappen VUMC) - Leon de Bruin (neurofilosoof en senior researcher VU) - Iris Sommer (hoogleraar psychiatrie UMC) - Gerrit Glas (filosoof, psychiater, Bijzonder hoogleraar Dooyeweerd leerstoel VU) Onder leiding van Pia Dijkstra (Tweede Kamerlid D66 en journaliste)

23 november 2013

Mededelingen voor nummer 358 kunnen tot 12

is, waar moet het dan aan voldoen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat zinvol werk eerlijk verdeeld wordt? En is er, nu er weinig ruimte voor loonstijging lijkt te zijn, misschien wel mogelijkheid om zinvol werk in Cao-onderhandelingen een rol te laten spelen? Esther-Mir jam Sent is hoogleraar economische theorie en beleid aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast is ze Eerste Kamerlid voor de PvdA. Ze reageert op de speech van Ton Heerts. Marieke Grondstra is oprichter Generatie Storm en onderzocht hoe verschillende generaties hun werk ervaren. De generatie Y, geboren tussen 1985 en 2000, vindt het belangrijk om zinvol werk te doen, werk waar je achter kan staan. Omdat ze dat zo belangrijk vinden, knappen ze eerder af wanneer ze hun werk als niet zinvol ervaren. Ranfar Kouwijzeris is dominee en directeur van Stem in de Stad, oecumenisch diaconaal centrum in Haarlem. Presentatie: Marleen Barth


CREA is het cultureel studentencentrum van de Universiteit en Hogeschool van Amsterdam. CREA organiseert onder andere cursussen, workshops, voorstellingen en lezingen. Adres: Nieuwe Achtergracht 170 1018 WV Amsterdam Inlichtingen: 020 5251400. Website: www.crea.uva.nl

Spiegeloog

24

Het SPS-NIP is het studentenorgaan van het Nederlands Instituut van Psychologen en organiseert voor de student interessante activiteiten. Adres: Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam, kamer 1.01 Website: www.psynip.nl

SPIEGELOOG is op zoek naar nieuwe redactieleden!

De Balie is een platform voor een breed en vrijzinnig publiek. In de Grote Zaal, Kleine Zaal en in de Salon vinden vrijwel dagelijks debatten, seminars, theater- en filmvoorstellingen plaats, gericht op culturele, kunstzinnige, maatschappelijke en politieke kwesties. Adres: Kleine Gartmanplantsoen 10 1017 RR Amsterdam Inlichtingen: 020 5535151. Website: www.debalie.nl

Ben je psychologiestudent en zou je wel eens op een andere manier tegen de psychologie en de faculteit aan willen kijken? Dan ben je in de Spiegeloog-redactie op de juiste plek!

Als redacteur van Spiegeloog houd je je onder andere bezig met het schrijven van artikelen, het houden van interviews en het redigeren van door collega’s geschreven stukken. Ervaring is geen vereiste, enthousiasme en nieuwsgierigheid zijn belangrijker. Ben je geïnteresseerd of wil je meer informatie? Mail ons op: spiegeloog-fmg@uva.nl

november 2013


november 2013

25

Spiegeloog


De Wandelgang De crisis heeft zijn langste tijd wel gehad, en de kranten komen langzaam maar zeker met koppen als 'Nederland raakt uit de recessie'. Wij bij Spiegeloog voelen ons echter nog steeds niet Quote 500-waardig en vroegen ons af hoe dat bij de andere studenten zit. Vandaar dat we aan de langskomende student vroegen: 'Wanneer voel jij je rijk?' Tekst & Foto's: Joël Davidson en Brenda van de Leemkolk

Spiegeloog

Esther: ‘Wanneer ik mij rijk voel? Dat hangt af van de definitie. Als je geld bedoelt dan voel ik me rijk wanneer mijn salaris net gestort is. Als je niet naar geld zou kijken dan voel ik mij rijk door mijn familie en vrienden. Die laatsten zijn voor mij ook belangrijker. Geld is wel nodig, want zonder geld kun je niet leven. Maar als ik geen salaris meer zou ontvangen dan zou ik wel geld van mijn ouders krijgen en steun van mijn familie en vrienden, waardoor ik mij dan ook weer rijk zou voelen.’

26

november 2013

Jonathan: ‘Het moment waarop ik heel veel geld verdien voel ik mij rijk. Geld betekent zekerheid en vrijheid. Daarom vind ik geld belangrijk. Ik kan dan bijvoorbeeld reizen. En je kan zelf kiezen waar je wilt werken en wonen. Dan hoef je niet de eerste de beste baan aan te nemen die je eigenlijk liever niet wilt, om maar een inkomen te hebben.’

Karlijn: ‘Wauw, het is wel vreemd dat je dat nu toevallig vraagt. Ik heb laatst een zware hersenschudding gehad waardoor ik heel lang niets meer heb kunnen doen. Ik voel me rijk nu ik weer langzaamaan dingen kan doen zoals studeren, werken en met vrienden afspreken. Ik waardeer de kleine dingen in het leven nu ook meer. Simpelweg op de fiets zitten bijvoorbeeld. Normaal sta je niet stil bij die dingen, maar als je ernaartoe leeft om het weer te kunnen, dan voelt het geweldig als het weer lukt.’


Jan: ‘Ooh dit is echt niet het juiste moment voor zo’n vraag. Ik ben in een melige bui! Oké, nu voel ik me eigenlijk vrij arm. Ik voel me niet rijk. Misschien komt dat wel doordat ‘rijk’ zo’n abstract begrip is. Ik denk nooit in termen van rijk, dus kun je je dan wel rijk voelen? Voor mij voelt dat net zoals dat je me zou vragen: ‘Wanneer voel je je geel?’’

Spiegeloog

Mandy: ‘Als ik dronken ben. Zo dronken dat ik de volgende dag niet meer weet wat ik gedaan heb en wat er gebeurd is. Voor mijn gevoel kan ik dan alles doen. Ik heb dan een excuus om me helemaal uit te leven en me niet te hoeven schamen.’

Emma: ‘Als ik kleren koop op het internet, die ik eigenlijk niet kan betalen. Ik weet altijd precies wat ik wil hebben, maar als ik het in de stad zou moeten zoeken moet ik al die winkels af ! En passen vind ik ook maar niks. Op internet kun je ook makkelijk naar korting zoeken, en waar ik naar op zoek ben is er altijd in de goede maat en kleur. Ik kan er uren aan besteden, en ga voor kleding dan ook vrijwel nooit meer de stad in.’

november 2013

27 Marjolein: ‘Ik voel mij rijk als het goed gaat met mijn kinderen en ze thuis zijn. De poes en mijn man erbij en ik ben gelukkig. Je hebt dan natuurlijk nog wel geld nodig om de rekeningen te betalen. Mijn dochter is een jaar weggeweest en dat vond ik wat minder. Ze heeft vrijwilligerswerk gedaan in een kindertehuis in Roemenië. Ik ben blij dat ze weer terug is.’

Frits: ‘Ik voel me rijk als ik gelukkig ben. Ik voel me gelukkig wanneer ik mijn vrienden en familie bij me heb. Als we samen zijn, iedereen gezond is en alles goed met ze gaat. Geld is slechts tijdelijk. En, als het slecht met iemand gaat dan heb je vrijwel niks aan geld.’


De kleine dingen

Bacchus

De ongelijke verdeling van geld over mensen is altijd al een probleem geweest, en dat zet aan het denken. Ik stel me dan ook voor dat de vraag of geld gelukkig maakt al kort na de uitvinding van geld, zo’n 2500 jaar geleden, ontstond.

geen enkele manier bijdraagt aan geluk. Maar het is niet waarschijnlijk dat die verbastering iets te maken heeft met de werkelijkheid, aangezien dat zou betekenen dat mensen tegenwoordig minder materialistisch zijn dan mensen vroeger waren.

Er bestaat geen twijfel over of geld handig is. Als je denkt dat die nieuwe iPhone je écht gelukkig zou maken helpt een beetje geld namelijk wel. Maar geld is dan dus een middel, en niet het doel. Het zijn niet de stukjes goud, zilver of de in wezen waardeloze papiertjes zelf die ons gelukkig maken; het is wat we ermee kunnen kopen. Maar dat is geen antwoord op de vraag of geld gelukkig maakt, want dan kom je weer op de al even onbeantwoordbare vraag of alles te koop is. Niet voor niets is er de uitdrukking ‘geld alleen maakt niet gelukkig’.

Het tegenovergestelde lijkt echter waar te zijn. Het aantal reclames, winkels en producten is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Er is altijd wel iets te koop wat mooier, nieuwer en vooral duurder is dan wat je al hebt. De maatschappij van nu lijkt te zeggen dat er niet zoiets als ‘te veel’ bestaat. En om steeds meer te kopen, heb je uiteraard steeds meer geld nodig.

Sommige dingen in deze wereld zijn namelijk niet in geld uit te drukken. Bijvoorbeeld een kind dat zijn of haar lievelingsknuffel kwijt is geraakt. Alle knuffels in de wereld – in geld uitgedrukt veel meer waard dan die ene knuffel met dat afgekauwde oor – zouden het pluche beestje niet kunnen vervangen. Soms heeft het niets met de echte waarde te maken, maar is iets onbetaalbaar alleen vanwege de waarde die we er zelf aan hechten. Opvallend is alleen wel dat veel mensen de bovenstaande uitdrukking tegenwoordig niet meer goed kennen. Het lijkt verbasterd te zijn naar ‘geld maakt niet gelukkig’. Laat het woordje ‘alleen’ weg en de betekenis is compleet veranderd. De uitdrukking lijkt zelfs bijna het tegenovergestelde te impliceren: dat geld ongelukkig maakt, of in ieder geval op

Maar maakt geld zelf nou gelukkig? Ben ik gelukkig als ik zie dat de studiefinanciering weer op mijn rekening is beland, als ik twintig cent op straat zie liggen, of de kassière een aankoop vergeet aan te slaan? Ik denk het niet. Gelukkig ben ik wanneer ik twee minuten te laat ben voor een trein die er toevallig toch nog blijkt te staan, wanneer ik een kind met een puppy zie spelen en wanneer ik op een regenachtige dag mijn broek droog houd omdat ik eens niet een plastic tas voor om mijn fietszadel ben vergeten. Dat zou een praktische definitie zijn van geluk. Want het zou betekenen dat we elkaar een beetje kunnen helpen met gelukkig zijn. Iemand voor laten gaan in de rij bij de kassa, wanneer je zelf wat minder haast hebt. Dat oude echtpaar bij het zebrapad toch even laten oversteken. Ik denk dat het de kleine dingen zijn, waar geluk in zit.

Emma Laura


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.