g d
tijdschrift voor de afdeling psychologie
k s
q
t
b xe
v r
o
n
a
z
M a g ie
r
l
e k f d x c nb m a h p n i k f c a u e w t s o m n c gx n n f
j u
w
t
j
y
u
v
d
v
z
t
d
p
r
t
i
t
n
w
d
x
i
t
z
t
u
b
h
k
q
j
s
b
r
december 2013 • jaargang 41 • nummer 358
r
Colofon: 41e jaargang nr. 358, december 2013 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de afdeling psychologie, Universiteit van Amsterdam
Diamantbeurs Kamer 5.02 Afdeling Psychologie Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam t: 020 - 525 67 58 e: spiegeloog-fmg@uva.nl w: spiegeloog.tumblr.com
Hoofd-/Eindredactie Joël Davidson & Bart Lichtenveldt. Gasthoofd-/Eindredacteur Tessa Velthuis. Redactie Jihane Chaara, Gea-marit Dekker, Brenda van de Leemkolk, Emma Laura Schouten, Alicia de Vries.
04.00 uur Cup-a-Soup Het thema ‘Magie’ zat al zo'n anderhalf jaar in het collectieve geheugen van Spiegeloog. Bijna pulserend stond de titel van dit nummer te wachten op het juiste moment om op de cover te verschijnen. En toen was eindelijk het juiste moment daar: de herintroductie van het nachtnummer. Elf jaar geleden waagde toenmalig hoofdredacteur Sharon Klinkenberg zich met zijn redactie nog aan deze speciale uitgave. Een zware klus, zo bleek gedurende de dag en nacht. Niet verwonderlijk als je bedenkt dat dit zogeheten nachtnummer in z'n geheel in elkaar gezet moet worden – van brainstorm tot verzending naar de drukkerij – in slechts 24 uur. Met frisse moed begonnen wij om dinsdag twaalf uur 's middags aan deze magische editie, om slaapdronken op woensdag half twaalf 's ochtends op de knop ‘verzenden’ te drukken: nummer 358 is naar de drukkerij. In deze nacht schreef Alicia over de magie van tweelingen en zocht Geamarit uit wat maakt dat slogans zo pakkend zijn. Brenda verdiepte zich in sektes en Jihane begaf zich in dromenland tijdens het lezen van het boek De dromenwever. Emma Laura recenseerde de film Now You See Me en in de Bacchus brengt Tessa haar vroegere buurvrouw in verband met hekserij. Eerlijk is eerlijk; niet álles in dit nummer is binnen die 24 uur gemaakt. De fotoshoot en het interview met niemand minder dan Hans Kazàn vond al een maandje eerder plaats, omdat de goochelaar het grootste gedeelte van zijn tijd doorbrengt in zijn woonplaats in Spanje. Wij danken hem ten zeerste dat hij tijd vrij wilde maken om ons deelgenoot te maken van zijn goochelgeheimen en zijn visie op het vak.
Bart en Joël (en Tessa)
Aan dit nummer werkten mee Denny Borsboom, Huib van Dis, Harrie Vorst. Met dank aan Caspar Groeneveld, Cok Koeleman, Paul Lodder, Rasika Yassine. Met speciale dank aan Hans Kazàn, InterContinental Amstel Hotel. Cover Saskia Loretta Garcia. Fotografie Saskia Loretta Garcia, Bart Lichtenveldt, Emma Laura Schouten. Opmaak en vormgeving Joël Davidson & Bart Lichtenveldt. Drukkerij Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.
Inhoud
10
5
32
Twee-eenheid
Lees dit!
Bacchus
De connectie tussen tweelingen
De werking van slogans
Zwarte magie
4
Op Kamers
14
Magisch denken
Verbanden verbeelden
20
Mededelingen
8
Tabula Rasa
16
@ internet
23
VSPA
Klaas Visser
De dromenwever
Verder dan het blad
Activiteiten voor studenten
Agenda van december
Rondvraag
17
N8NR
24
Interview met Hans KazĂ n
12
Filmrecensie
18
Sektes
30
Wandelgang
13
Ivoren Toren
9
Vorst aan Van Dis
Now You See Me
Verslag van de nacht
Kom maar binnen...
Magie die werkt
Like ons op Facebook
Lees ons op tumblr
De truc van het goochelen
Als jij kon toveren, wat zou je dan als eerste doen?
Op Kamers Tekst & foto's: Joël Davidson en Bart Lichtenveldt
Kamer: Diamantbeurs 1.07 Bewoner: Klaas Visser Klaas Visser is afgestudeerd in de psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna was hij werkzaam als onderwijscoördinator en studieadviseur psychologie aan de Universiteit Leiden. Sinds 1992 is hij verbonden aan de opleiding psychologie van de UvA, eerst als hoofd van de afdeling Onderwijs en Onderzoek en sinds 1997 als onderwijsdirecteur. In de zomer van 2015 verwacht Klaas met pensioen te gaan. Saut Dans Le Vide
Spiegeloog
‘Deze foto heb ik gekocht in een posterwinkel op het Max Euweplein, op de dag dat ik hier begon met werken. Vertaald staat er ‘sprong in de leegte’. Dat is precies zoals ik mij voelde toen ik hier begon. Ik kwam uit een functie als onderwijscoördinator in Leiden, en begon hier als hoofd van de afdeling Onderwijs en Onderzoek. Na vijf jaar werd ik directeur. Yves Klein is een kunstenaar die ik erg bewonder. Hij is een echte sensation seeker – iets wat ik zelf juist niet ben. Er doen meerdere verhalen de ronde over de betekenis van deze foto. Zo zou de man een zwarte band in judo hebben, en op het laatste moment een koprol of iets dergelijks maken om weer goed terecht te komen. Zelf geloof ik niet in al die verhalen. Ik vind het wel een fantastische foto. Laatst zei iemand: ‘Is het niet eens tijd voor iets anders?’ Dat vond ik niet, maar ik heb sinds die opmerking wel wat meer in mijn kamer opgehangen.’
4 december 2013
De inmiddels niet meer zo goed werkende Casio
‘Veel mensen zullen dit niet weten, maar naast mijn carrière hier heb ik nog een zangcarrière. Zo heb ik Kaiafas gespeeld in Jesus Christ Superstar, die hier op de UvA in 2009 is opgevoerd. Ik heb ook zes minuten op het operatoneel gestaan, in de voorstelling ‘Kitesj’. Voordat ik ga zingen oefen ik hier in mijn kamer, na een uur of vijf, mijn noten vaak nog. Deze Casio is inmiddels al twintig jaar oud en veel gebruikt. Ik heb al dertig jaar zangles, en zing nu onder andere in het Nederlands Concertkoor en in een koor in Wageningen. Dit laatste koor is ook regelmatig te horen op Radio 4.’
Nico Frijda Bokaal
‘Deze wisselbeker heb ik tweemaal gewonnen. Eerst in 1994 en afgelopen jaar, in 2012. De reden voor het krijgen van deze onderwijsprijs was beide keren dezelfde: het voorbereiden en begeleiden van de visitatiecommissie, die eens in de zes jaar onze studie komt bezichtigen. Ik heb een rapport moeten schrijven met een verantwoording voor het hele onderwijsprogramma, en ben daar zeker een jaar mee bezig geweest. In 1994 was het heel spannend, omdat dat mijn eerste keer was dat ik dat hier deed. Het was toen heel goed afgelopen: we werden eerste van heel Nederland. Deze keer hebben we een ‘goed’ gekregen, terwijl ze eigenlijk bijna alleen maar voldoendes uitdelen.’
De magische relatie tussen tweelingen
Tekst: Alicia de Vries
Spiegeloog
De relatie tussen eeneiige tweelingen wordt door mensen vaak als iets magisch gezien. Er heersen diepgewortelde ideeën over de speciale relatie tussen tweelingen en hun omgang met de buitenwereld. Waar komen deze ideeën vandaan en berusten ze op de werkelijkheid?
Tijdens mijn leven heb ik gemerkt dat eeneiige tweelingen fascineren. Zowel als jong meisje als in mijn fase als psychologiestudent werd bij mensen een merkwaardige interesse gewekt zodra ik vertelde dat ik een eeneiige tweelingzus heb. Hierbij kon ik meestal voorspellen wat de reacties zouden zijn. Ten eerste zou er een kreet van enthousiasme worden geuit omdat het zo gezellig is om met iemand door het leven te gaan die fysiek en emotioneel op je lijkt. Ik vermoed dat het hebben van een tweelingzus geassocieerd wordt met het ervaren van een hechte en intense vriendschap. Ten tweede vroegen mensen vaak of ik fysieke pijn of de emotionele toestand van mijn zus kon aanvoelen zonder in haar nabijheid te verkeren. Er werd dus gedacht dat mijn zus en ik over een telepathische communicatievorm beschikten. Mijn reactie was hierop altijd ontkennend, aangezien ik nog nooit paranormale signalen heb ontvangen van mijn zus. Deze terugkerende vraag wekte echter wel mijn nieuwsgierigheid. In de wetenschappelijke wereld houdt men zich ook bezig met tweelingen, waarbij vooral eeneiige tweelingen
als bijzonder worden beschouwd. Hebben eeneiige tweelingen inderdaad een onbewuste, speciale verbondenheid en is hier misschien een wetenschappelijke onderbouwing voor? Intuïtief versus wetenschappelijk Veel mensen hebben een zogenaamde ‘intuïtieve theorie’ over de relatie tussen tweelingen. Intuïtieve theorieën zijn theorieën die niet op de wetenschap berusten (ze zijn niet experimenteel onderzocht), maar beïnvloeden wel de ervaringen, het gedrag en de interacties tussen mensen (Gelman & Legare, 2011). Deze theorieën kunnen ook een aanleiding zijn voor het wetenschappelijk onderzoeken van een idee dat onder de bevolking heerst. Een dergelijke theorie betreft bijvoorbeeld het idee van een tweelingentaal of het bestaan van een Tweeling Sensorische Perceptie (TSP) (Twin Studies, 2013). Met betrekking tot het eerste concept zijn er mensen die suggereren dat tweelingen een aparte taal delen, een soort mix
- Tweelingen voegen zich naar de verwachting van hun omgeving -
december 2013
5
Afbeelding: tweelingen gaan vaak hetzelfde gekleed door het leven Bron: favim.com
Spiegeloog
6 december 2013
tussen de moedertaal en een eigen gecreëerde taal (Twin Studies, 2013). Hoewel uit onderzoek naar voren komt dat tweelingen niet een aparte tweelingentaal ontwikkelen blijkt wel dat ze, doordat ze een sociale context delen en zo'n hechte relatie hebben, beter in staat zijn om elkaars taal te interpreteren (Thorpe, 2006). Hierdoor lijkt het alsof tweelingen een andere en speciale tweelingentaal beheersen, terwijl dit eigenlijk een weergave is van taal in ontwikkeling. Het concept van Tweeling Sensorische Perceptie heeft betrekking op de paranormale notie van tweelingverbondenheid; namelijk het idee dat tweelingen telepathisch informatie aan elkaar kunnen overdragen (Blackmore & Chamberlain, 1993). Een vraag die mij vaak gesteld wordt illustreert dit: voel ik wel eens (fantoom)pijn wanneer mijn zus een fysieke kwaal heeft? Om dit te testen werd in een experiment van Blackmore en Chamberlain (1993) aan een van de tweeling gevraagd om zich te concentreren op een nummer van één tot tien dat random werd getrokken door de onderzoeker. Hierna werd gekeken of de andere helft van de tweeling het nummer correct geraden had. Het tweede deel van het experiment was identiek aan het eerste deel, alleen nu werd aan een van de tweeling gevraagd om zich te concentreren op een nummer van één tot tien dat als eerste in hem of haar opkwam. Uit de resultaten bleek dat tweelingen minder vaak het nummer raden als deze door de onderzoeker werd voorgesteld. Als ze echter zelf een nummer mochten kiezen, werd deze wel boven kansniveau
geraden. Deze resultaten geven aan dat tweelingen waarschijnlijk meer dan eenlingen overeenkomstige gedachten hebben – op basis van genetische aanleg of omdat ze in dezelfde omgeving zijn opgegroeid. Er is dus geen sprake van een telepathisch vermogen tussen tweelingen. Nu een aantal belangrijke intuïtieve theorieën over tweelingen door middel van wetenschappelijke onderzoeken zijn weerlegd, kunnen we ons richten op de volgende vraag: hoe zit het dan werkelijk tussen tweelingen? Tweelingidentiteit Tweelingen worden vaak gezien als één unit: onderdeel van een paar. Niet alleen ouders, maar ook tweelingen zelf ervaren vaak dat ze over een gedeelde identiteit beschikken. Zo ervaren tweelingen vaak troost door elkaars aanwezigheid; bijvoorbeeld wanneer tweelingbaby’s troosteloos blijven huilen totdat ze bij elkaar gelegd worden. Dit wordt soms versterkt doordat ouders actief aanmoedigen dat een van de tweeling als verzorger optreedt voor de ander (Lander, 2008). Ook al lijkt dit op het eerste gezicht een warme en verzorgende eigenschap, toch kan deze sterke hechting van tweelingen in een later stadium als een obstakel ervaren worden. Voornamelijk in de periode waarin jongeren zich van elkaar willen differentiëren en hun persoonlijke identiteit ontwikkelen, is dit juist gecompliceerd voor tweelingen (Cassell, 2011). Hierbij komen we bij een tegenstrijdige kwestie: hoewel tweelingen eronder kunnen lijden dat ze geen volledige zelfstandige identiteit hebben,
- Tweelingen hebben minder behoefte aan een eigen identiteit -
Tweelingschap als sociaal fenomeen Vanuit een sociaal perspectief, wordt het ‘tweelingschap’ gezien als een proces waarbij tweelingen zich aanpassen aan de rollen en verwachtingen die door de omgeving gecreëerd worden (Stewart, 2000). Volgens sommige theoretici is dit de reden dat de identiteit van tweelingen met elkaar vergroeid is: tweelingen groeien op in een sociale omgeving waarin ze verondersteld worden hetzelfde gedrag te vertonen. Een bekend voorbeeld hiervan is dat ouders hun tweelingzoons of -dochters hetzelfde kleden. Een ander belangrijk aspect is de invloed van stereotyperingen op tweelingen (Stewart, 2000). De stereotypen zijn gebaseerd op het idee dat tweelingen een sterke emotionele hechtenis hebben zoals beschreven in voorgaande alinea’s. De stereotiepe verbintenis tussen tweelingen kan echter consequenties hebben: bijvoorbeeld doordat ze onzeker worden als ze niet voldoen aan deze verwachtingen. Toen mijn zus besloot de toneelschool te doen en ik psychologie ging studeren, zijn we inderdaad vaak geconfronteerd met deze verschillende keuzes. Zo heb ik vaak de vraag gehad of ik over de ambitie of het talent beschik om, net als mijn zus, een acteercarrière na te streven. Mijn antwoord hierop was dat ik bewust niet dezelfde studiekeuze had gemaakt als mijn zus, juist om mij van haar te onderscheiden. Hieruit komt naar voren dat het tweelingschap ook duidelijk gevormd kan worden door de tweeling zelf. Kinderen en jongeren kunnen hun identiteit ook actief construeren
Hoe het écht zit Tweelingen hebben, zoals veel mensen intuïtief al aanvoelen, een andere, meer hechte relatie dan eenlingen of vrienden met elkaar hebben. Deze relatie wordt bepaald door verschillende factoren: de langdurige tijd die tweelingen met elkaar doorbrengen en socialisatieprocessen waar ze aan blootgesteld worden. Al met al is er dus sprake van een interactieproces waarbij tweelingen ook vaak bewust keuzes maken in het identificatieproces (door bijvoorbeeld andere kleding te dragen of niet hetzelfde te gaan studeren). Informatie omtrent de ingewikkelde verhoudingen tussen tweelingen en de omgeving kan wellicht bijdragen aan een afname van onrealistische ideeën over tweelingen. Zelfs dan blijft de relatie tussen tweelingen iets magisch hebben. <<
Bronnen
- Bacon, K. (2005). ‘It’s Good to be Different’: Parent and Child Negotiations of ‘Twin’ Identity. Twin Research and Human Genetics, 9, 141-147. - Blackmore, S. J., & Chamberlain, F. (1993). ESP and Thought Concordance in Twins: A Method of Comparison. Journal of the Society for Psychical Research, 59, 89-96. - Cassell, S. (2011). Examining the Twin Bond: A Look at the Psychological Development of Twins and the Differences in Individuality and Identity Differentiation between Fraternal and Identical SameSex Twins. American University. - Gelman, S. A., & Legare, C. H. (2011). Concepts and folk theories. Annual Review of Anthropology, 40, 379-398. - Lander, I. (2008). Using family attachment narrative therapy to heal the wounds of twinship: a case study of an 11-year-old boy. Child Adolescence Social Work Journal, 25, 367-383. - Stewart, E. A. (2000). Towards the social analysis of twinship. British Journal of Sociology, 51, 719-737. - Thorpe, K. (2006). Twin children’s language development. Early Human Development, 82, 387-395. - Twin studies. (2013). Opgehaald op 13 november 2013 van http:// social.jrank.org.
Spiegeloog
en zijn niet alleen afhankelijk van hun omgeving (Bacon, 2005).
7 december 2013
voelen ze (in vergelijking met eenlingen en twee-eiige tweelingen) ook minder behoefte om deze te ontwikkelen. Dit betekent echter niet dat tweelingen geen persoonlijke identiteitsontwikkeling doormaken, maar het betekent dat de transitie van ‘hetzelfde’ naar ‘verschillend’ niet lineair verloopt (Bacon, 2005). Tweelingen kunnen bijvoorbeeld een periode bewust niet dezelfde kleding dragen, waarna ze zich wel weer hetzelfde gaan kleden. De volgende vraag is waarom er sprake is van deze ‘magische’ vergroeiing in elkaars identiteit. Dit fenomeen kan niet enkel verklaard worden doordat tweelingen dichter bij elkaar staan; twee-eiige tweelingen vertonen namelijk niet een dergelijke ego-fusie. Een mogelijke verklaring ligt bij het socialisatieproces van tweelingen.
Tabula Rasa De dromenwever Douwe Draaisma
Tekst: Jihane Chaara
Spiegeloog
8 december 2013
Slaap is een onderwerp dat de aandacht van ons allen weet te trekken. Het is immers een bezigheid die we allemaal uitvoeren. Stel je voor dat je gemiddeld acht uur per nacht slaapt, en stel je voor dat je negentig jaar oud wordt voordat je het loodje legt. Dat betekent dat je dertig jaar van je leven geslapen hebt. Meer zelfs, waarschijnlijk, omdat je als baby en kind veel meer sliep dan als volwassene. Het boek van Douwe Draaisma wekt niet alleen daarom de interesse, maar ook omdat het over dromen in het bijzonder gaat. Hoe vaak worden mensen niet wakker waarna ze denken: ‘Dat was een rare droom!’, om hem vervolgens te delen met iedereen die in de buurt is? Een van de dingen die meteen opvalt aan het boek is dat het geen tunnelvisie laat zien. Er wordt openlijk gesproken over alles, zelfs over opvattingen die nu niet meer populair zijn. Zo vertelt dit boek veel over de psychoanalyse en over Freud, op een serieuze manier. Die visie van Freud mag dan wel verouderd zijn, Draaisma maakt duidelijk waarom het alsnog relevant is om te benoemen hoe er vroeger naar dromen gekeken werd. Als je wilt weten waarom er steeds een pratende komkommer in je nachtmerries voorkomt, dan zal dit boek je niet verder helpen. Zweverige betekenissen toekennen aan willekeurige tekens is niet wat Draaisma tracht te doen. Dit boek is verfrissend dankzij de hoeveelheid wetenschap die erin voorkomt. Het zit bomvol experimenten die fenomenen bevestigen of ontkrachten. De wetenschappelijk ingestelde zielen onder ons zullen dit erg op prijs stellen. Zo wordt er niet alleen gesproken over telepathische dromen, maar wordt er precies uitgelegd hoe streng onderzoekers zijn als ze dit soort fenomenen onderzoeken om uit te sluiten dat hen later verweten wordt dat het resultaat een broodjeaapverhaal is. In eerste instantie stond ik er een beetje cynisch tegenover, een boek over dromen. Ik heb, als psychologiestudent, meer dan genoeg over slaap geleerd. Ik was bang dat het vol informatie zou zitten die ik allang al had, wat dit boek voor mij overbodig en saai zou maken. Gelukkig bleek dit
niet zo te zijn. Het boek heeft het over profetische dromen, over nachtmerries, over waarom we zo vaak examendromen hebben, en dat allemaal op een manier die in de reguliere academische wereld niet vaak voorkomt. Het geeft aanvullende kennis aan mensen die al voorkennis hebben, en is tevens op een heldere manier uitgelegd voor de zogenoemde leken onder ons. Voor iemand die interesse heeft in psychologie is dit dan ook een prettig boek om te lezen. Niet alleen vanwege het leerzame karakter, maar ook omdat Draaisma een leuke schrijfstijl heeft; het boek leest makkelijk weg en alle moeilijk uitziende termen worden op een begrijpelijke manier door hem versimpeld. Een woord zoals ‘polysomnogram’ kan intimiderend lijken voor een ondeskundige, maar vaktermen zoals deze worden vlekkeloos uitgelegd. De dingen die je leert uit dit boek kun je fijn toevoegen aan je weetjesrepertoire. Van die leuke standaardfeitjes die je kunt opdreunen om aan anderen te bewijzen hoe slim en wereldwijs je bent. Wist je bijvoorbeeld dat beweerd wordt dat voormalig president Abraham Lincoln veertien dagen voor zijn dood droomde dat hij vermoord zou worden en zou eindigen in de East Room van het Witte Huis, waarna zijn lichaam inderdaad tentoongesteld werd in de East Room? Lees dit boek en ga naar een feestje met mensen waarop je graag een goede indruk wilt maken, vertel ze het een en ander over dromen en voel hoe je meteen een aanknoopingspunt hebt voor een gesprek. Iedereen slaapt, immers. Het is iets wat we allemaal met elkaar gemeen hebben.
De Rondvraag Beste Huib, Je bent een halve medicus en een hele psycholoog. Jij kunt deze vraag aan. Het gebruik van geneesmiddelen en psychofarmaca is de afgelopen tien jaar sterk toegenomen. Er schijnen in Nederland bijna twee miljoen mensen te zijn die cholesterolverlagers gebruiken. Is het waar dat bijna twintig procent van de Nederlanders psychofarmaca gebruikt? Daarnaast verschijnen er regelmatig berichten over bijwerkingen van psychologische aard van geneesmiddelen. Ik ben benieuwd hoe jij dat ziet. Harrie
Het antwoord van Huib van Dis (Brein & Cognitie) De door jou gesignaleerde trends zijn inderdaad zeer verontrustend. Er is op grote schaal sprake van overdiagnose, overmedicatie, polyfarmacie en psychische bijwerkingen van medicatie, zowel in de somatiek als in de geestelijke gezondheidszorg. Cholesterolverlagers In 2012 gebruikten 1,8 miljoen mensen in Nederland cholesterolverlagers. Als de trend zich voortzet is dit in 2013 dicht bij de twee miljoen gebruikers; een achtste van de bevolking. Boven de tachtig jaar is dit circa tachtig procent; boven de zeventig jaar circa zeventig procent, et cetera. Statines (of cholesterolremmers) zijn geen geneesmiddelen tegen een specifieke klacht, maar preventieve geneesmiddelen die een statistisch risico op hart- en vaatziekten verlagen. Een cholesterolspiegel van meer dan 6,5 mmol/l is een indicatie voor de behandeling van een statistisch risico, en het voorschrijven voor de rest van het leven. De lage drempel maakt dat vele eigenlijk gezonde patiĂŤnten geen baat hebben bij cholesterolverlagers, maar wel de bijwerkingen ervaren â&#x20AC;&#x201C; ook psychische bijwerkingen. Psychofarmaca De schatting van het aantal gebruikers van psychofarmaca in Nederland is wat complexer. Ten eerste: wat beschouw je als psychofarmaca? Moet je seksuele medicatie en pijnstillers nu wel of niet includeren? En moet je psychotrope medicatie, via de drogist over the counter of via internet verkregen,
meetellen of niet? En welke database neem je als uitgangspunt? De database van het College van Zorgverzekeringen (CvZ) geeft het totaalgebruik aan van medicatie die vergoed wordt door de zorgverzekeraar. De cijfers van het jaar 2012: antidepressiva meer dan 960.000 gebruikers, antipsychotica meer dan 280.000 gebruikers, en ADHD-medicatie meer dan 170.000 gebruikers. Interessant is de discrepantie tussen de gegevens van het CvZ en de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) voor kalmeringsmiddelen en slaapmiddelen: het CvZ noemt meer dan 390.000 gebruikers en de SFK meer dan 1,7 miljoen gebruikers. De meeste mensen betalen deze anxiolytica en slaapmiddelen namelijk zelf, buiten de zorgverzekeraar om. Onmiskenbaar is dat er de laatste tien jaar een zeer sterke stijging van het gebruik van psychofarmaca te zien is. Deels is dat terecht, maar ook zeer vaak ten onrechte. Met betrekking tot het effect van antidepressiva wordt vijfentwintig procent toegeschreven aan het effect van de medicatie, vijfentwintig procent aan een placebo-effect, en vijftig procent aan een natuurlijk beloop. Hierbij is het van belang in acht te nemen dat tachtig procent van de psychofarmaca wordt voorgeschreven door huisartsen. De meeste indicaties voor psychofarmaca worden dus gesteld op basis van een diagnose in een consult van zeven tot tien minuten. Antidepressiva, antipsychotica, anxiolytica en slaapmiddelen worden wederom (te) veel voorgeschreven bij ouderen. Het is dus niet verwonderlijk dat veel voorgeschreven psychofarmaca geen benefit geven maar wel harm veroorzaken: lichamelijke en psychische bijwerkingen.
Huib van Dis (Brein & Cognitie) geeft de Rondvraag door aan Arnold van Emmerik (Klinische Psychologie) Beste Arnold, Naast je universitaire werkzaamheden ben je ook bestuurslid van de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGCt). In dat kader heb je zicht op de recente ontwikkelingen van bezuinigingen en organisatiewijzigingen in de GGZ (verschuiving van taken naar de huisarts, ontwikkeling van de basis-GGZ, verkleining van de specialistische GGZ, overheveling van de jeugd-GGZ naar de gemeente). Wat vind jij de meest zorgelijke ontwikkeling, of zie je hierin wellicht ook nieuwe kansen voor psychologen?
Huib
9 december 2013
De vraag van Harrie Vorst (Methodenleer)
Spiegeloog
Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen
Een beetje van jezelf, en een beetje magie ‘Wasmachines leven langer met Calgon’, ‘Red Bull geeft je vleugels’ en ‘Jazeker. De Hypotheker!’. Spreuken die in het geheugen van veel mensen staan gegrift en die we ook niet snel zullen vergeten. Blijft een slogan steeds verrassend en is hij altijd voordelig? En wat is eigenlijk de psychologie achter een pakkende slogan?
Tekst: Gea-marit Dekker
Spiegeloog
10 december 2013
Grote kans dat je bij het lezen van de zinnen in het kader op de volgende bladzijde niet alleen de woorden in kan vullen, maar ook een ritme voelt, een achtergrondmuziekje hoort of een logo voor je ziet. Misschien roept een van de zinnen zelfs ergernis op. Voor een tentamen moeten we vaak uren blokken, een slogan zetelt vaak al na één keer horen voorgoed in ons geheugen. Wat is het recept voor een goede slogan en waarom is het zo makkelijk te onthouden? Een slogan is een korte zin waarvan het taalgebruik enigszins afwijkt van normaal. Het woord slogan is afgeleid van het Schots-Gaelische woord sluagh-ghairm, wat een samenstelling is van leger en kreet, oftewel oorlogskreet (Van der Sijs, 2010). Vooral in de reclamewereld worden slogans veel ingezet. Hierbij slaat een slogan als het ware een brug tussen een logo en het desbetreffende merk. Een slogan geeft in een korte zin informatie over het merk. Maar de oneliners worden breder ingezet. Denk bijvoorbeeld aan Obama die tijdens zijn campagne half Amerika ‘Yes we can!’ heeft laten roepen. Veel slogans zijn een vorm van een retorische figuur. Dit zijn taalvormen die op een kunstzinnige manier iets duidelijk proberen te maken. Het zijn als het ware versieringen in zinnen. Ze kunnen worden opgesplitst in schema’s en tropen. Een schema is een versiering in de stijl van de zin. Denk bijvoorbeeld aan rijmende zinnen (‘Q is good for you’ en ‘Jazeker. De Hypotheker!’) of een herhaling (‘Heerlijk, Helder, Heineken’ en ‘Lekker lekker, van Lassi’). Waar het bij een schema puur om de stijl gaat, gaat het bij tropen juist
om de inhoud van het retorische figuur. Tropen zijn minder duidelijk dan schema’s, en alleen wanneer de lezer de boodschap snapt zal het retorische figuur opvallen (‘Van boven tot onder goed’ (van een kledingwinkel) of ‘er gaat niets boven Groningen’). Er is gebleken dat retorisch taalgebruik ervoor zorgt dat zinnen beter onthouden worden. Dit geldt met name voor tropen. Hierbij is de boodschap namelijk niet altijd direct duidelijk en moet de lezer een soort cryptogram oplossen. Wanneer dit is gelukt zal dit een plezierig gevoel geven, waardoor de lezer ook een positiever gevoel over de advertentie en het merk krijgt. De overtuigingskracht van het reclamebericht wordt hier ook door versterkt (Jansen, 2010). Naast dat het gebruik van retorische figuren in slogans ervoor zorgt dat je ze beter kunt onthouden, kan het dus ook voor een positievere attitude ten opzichte van het merk zorgen. Volgens de Attention Explanation-theorie komt dit doordat retorische figuren de boodschap interessant maken om te bestuderen. Hierdoor besteedt de lezer meer aandacht aan de zin, zal de lezer de boodschap beter onthouden en ontstaat er een positieve houding ten opzichte van het merk (Jansen, 2010). Een goede slogan overtuigt de lezer dus om beter naar de reclameboodschap te kijken of te luisteren. Een ander veelgebruikte vorm is de drieslag. Deze wordt al sinds de oudheid gezien als een goede manier om iets op te sommen, denk bijvoorbeeld aan ‘veni, vidi, vici’ (ik kwam, ik zag, ik overwon) van Julius Caesar of ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Een drieslag is een zin die uit
- De lezer moet een soort cryptogram oplossen -
Spiegeloog
Afbeelding: Quintis Ristie. Lekker lekker, van ... Bron: retecool.com
Bronnen
- De slechtste slogan van Nederland 2013. (2013). Radio Veronica,. Opgehaald op 12 november 2013 van http://www.radioveronica. nl/specials/programma/de-veronica-ochtendshow/geen-categorie/deslechtste-slogan-van-nederland-2013/. - Jansen, C. (2010). Scoren met een hattrick: over de effectiviteit van drieslagen in slagzinnen. Opgehaald op 12 november 2013 van http://essay.utwente.nl/60505/1/MSc_Jansen,_J.C..pdf. - Laren, J., Dalton, A. N., & Andrade, E. B. (2011). The curious case of behavioral backlash: Why brands produce priming effects and slogans produce reverse priming effects. Journal of Consumer Research, 37(6), 999-1014. Opgehaald op 12 november 2013van http://www. bm.ust.hk/mark/staff/Amy/Amy-JCR-2011-April.pdf. - Van der Sijs, N. (2010). Slogan (Slagzin), etymologiebank. Opgehaald op 12 november 2013 van http://www.etymologiebank.nl/ trefwoord/slogan. Kan jij de woorden op de puntjes invullen en weet je van welk merk de slogans zijn? Geen punt, bij … … , er is geen betere. … het meest veelzijdige stukje vlees, … Ik wil … Dat zeg ik, … Geen fratsen, dat scheelt, …
11 december 2013
drie delen bestaat, waardoor het als een volledige en complete zin overkomt. Mensen lijken intuïtief een voorkeur voor dingen in drieën te hebben en dit ook beter te onthouden. Wanneer in een speech een drieslag gebruikt wordt, zal het publiek eerder en langer applaudisseren (Jansen, 2010). Ook de lijfspreuk van Obama (‘Yes we can!’) kan als een drieslag worden beschouwd. Met het gebruik van slogans moet echter wel opgelet worden. Vooral bij erg dwingende slogans bestaat de kans dat de consument juist het tegenovergestelde gedrag van wat de slogan wil bewerkstelligen laat zien. Dit komt doordat in deze gevallen de slogan door de lezer wordt gezien als marketingstrategie. De lezer doorziet als het ware de verkooptactiek en denkt ‘ik ben toch niet gek!’ De lezer gaat zich wapenen tegen de boodschap en voert hierdoor juist het tegenovergestelde gedrag uit (Laren, Dalton, & Andrade, 2011). Het feit dat we onze tentamenstof veel minder snel opnemen dan kunstzinnig geschreven slogans, lijkt dus te komen door het ontbreken van retorische figuren in de studieboeken. Slogans trekken de aandacht door het creatieve woordgebruik. Slogans trekken zelfs zo sterk de aandacht dat Radio Veronica een wedstrijd heeft uitgeschreven voor de slechtste slogan. Bakkerij Dam eindigde met ‘Hé, cake je naar mijn gebak?’ vlak achter de winnaar Joustra Schadeherstel: ‘Een deuk van heb ik Joustra’ (“De slechtste … Nederland 2013”, 2013). <<
Filmrecensie Tekst: Emma Laura Schouten
Now You See Me
Spiegeloog
12 december 2013
‘Hoe meer je denkt te zien, hoe makkelijker het is om je voor de gek te houden. Want wat is zien? Je kijkt, maar wat je eigenlijk doet is filteren, interpreteren, zoeken naar een betekenis. Mijn werk? Om het waardevolste geschenk dat je mij gegeven hebt, je aandacht, tegen je te gebruiken.’ Zo opent een goochelaar de film, waarin magie de hoofdrol speelt. Vier goochelaars die los van elkaar als straatartiest werken, worden op een mysterieuze manier samengebracht. Ze vormen een gezelschap: The Four Horsemen. Bij hun eerste grootse act doen ze het onmogelijke vanaf een podium in Las Vegas: voor de ogen van een miljoenenpubliek beroven ze een bank. Tot zijn ongenoegen krijgt FBI-agent Dylan Rhodes deze zaak toegewezen. Verspilling van zijn tijd, vindt hij, want magie bestaat niet; deze goochelaars zijn niets meer dan bedriegers en voor elke stap in hun truc is een logische verklaring te bedenken. Tot zijn frustratie blijken deze ‘bedriegers’ slimmer dan hij denkt, want op de een of andere manier blijven de goochelaars de FBI altijd één stap voor. Behalve de FBI zit ook Thaddeus Bradley The Four Horsemen op de hielen. Zijn doel is, door zijn eigen mislukte goochelcarrière, goochelaars te ontmaskeren door het publiek te laten zien hoe hun trucs werken. Met andere woorden: hij wil de magie onderuit halen. Het blijft niet bij die eerste act; een tweede en derde act volgen en ook daar wordt het publiek bedolven onder gestolen geld. Maar als The Four Horsemen niets van de gestolen miljoenen voor zichzelf houden, wat zit er dan voor hen in? Waarom jarenlange gevangenisstraf riskeren als het niet om het geld gaat? Toch zeker niet alleen om de FBI belachelijk te maken? Weten zij zelf het
regie: Louis Leterrier
doel eigenlijk wel, als ze niet eens weten voor wie ze werken? Anders dan de trailer doet vermoeden, gaat Now You See Me niet over hoe The Four Horsemen vanaf een podium in Las Vegas een bank in Parijs hebben weten te beroven, want dat is binnen de eerste twintig minuten gebeurd. De film bestaat uit het kat-en-muisspel tussen het groepje goochelaars en de FBI. Alles wordt aan elkaar verbonden door een opeenvolging van goocheltrucs, uitgevoerd door The Four Horsemen, en reconstructies van diezelfde trucs, uitgevoerd door de FBI. In die zin lijkt Now You See Me een beetje op de Sherlock Holmes-films van Guy Ritchie. Op het moment dat de truc wordt uitgevoerd gaat alles heel snel; pas later kom je erachter dat niets voor niets was, dat elke stap opzet was en dat toeval geen rol speelde. Met de originele verhaallijn en de leuke, bekende cast (met onder andere Morgan Freeman, Mark Ruffalo en Woody Harrelson) is Now You See Me een vermakelijke film. Met onverwachte trucs, de nodige actie en natuurlijk de niet te missen romantische lijn is er voor ieder wat wils. Het motto van de film is ‘hoe dichterbij je kijkt, hoe minder je ziet’, en dit wordt zeker waargemaakt door de onverwachte plotwending aan het einde. Toch mist deze film iets, iets wat moeilijk te benoemen is. Misschien zijn het de onbeantwoorde vragen die achterblijven, misschien is het de belofte van magie die niet helemaal waargemaakt wordt.
Now You See Me is verkrijgbaar op DVD en Blu-ray.
Ivoren Toren
zich op mysterieuze wijze aan ons manifesteren in observeerbare verschijnselen. Het enige verschil is dat deze principes empirisch worden getoetst, en zo gauw dat het geval is hebben we het niet meer over magische principes, maar over wetenschappelijke theorieën. Wetenschap is dus eigenlijk gewoon magie die wél werkt. De scheiding tussen magie en wetenschap is overigens vrij recent. Nog niet zo lang geleden deden magiërs meestal ook wat aan wetenschap, en wetenschappers aan magie. Paracelsus was bijvoorbeeld naast alchemist ook grondlegger van de toxicologie, en Isaac Newton deed naast natuurkunde ook aan bijbelstudies waarmee hij probeerde te voorspellen wanneer de wereld ten onder zou gaan. Ook in de psychologie was het occulte lang de gewoonste zaak van de wereld. Aan het einde van de negentiende eeuw waren vrijwel alle Noord-Amerikaanse psychologen lid van de Society for Psychical Research – zeg maar het genootschap voor parapsychologie. De voorzitter van dat genootschap was niemand minder dan William James. Ergens in de twintigste eeuw moeten het magische, het spirituele, en het paranormale zich definitief afgescheiden hebben van de wetenschap. Ik denk dat de oorzaak daarvan vrij prozaïsch is. In tegenstelling tot wat bijvoorbeeld vrijwel alle psychologen aan het eind van de twintigste eeuw verwachtten, bleven de vaardigheden van mediums, spiritisten, telekineten, en paragnosten simpelweg niet overeind onder gecontroleerde omstandigheden. De detecteerbare tekenen, die men als bewijs voor het bestaan van een magische orde achter de zichtbare werkelijkheid had gezien, bleken zonder uitzondering te berusten op boerenbedrog. Zo kliefde het empirisch onderzoek de gemeenschap in tweeën, zoals al zo vaak is gebeurd: je had degenen die hun theorie bijstelden en concludeerden dat de betreffende fenomenen blijkbaar niet bestonden, en degenen die er niet aan wilden, en in hun geloof volhardden. Het feit dat de laatste groep vele malen groter is dan de eerste vormt de verklaring voor het commerciële succes van spiritisme, magie, parapsychologie, en ook van gewone godsdienst, die in haar onredelijkheid natuurlijk niet onderdoet voor die andere onzin. Het helpt natuurlijk ook niet mee dat wetenschappelijke theorieën gaandeweg zo weinig te melden bleken te hebben over de zin van het leven en de betekenis van de dood. Daar was het bijvoorbeeld ook Newton eigenlijk om te doen. Wat dat betreft staan we aan het einde van de wetenschappelijke revolutie allemaal met lege handen.
Denny Borsboom
13 december 2013
Goed beschouwd is magie betrekkelijk saai. Als je een vuurdemon dood wil hebben moet je een ijsspreuk uitspreken; teken je een pentagram op de vloer, dan kan de boze geest daar niet uit; en wil je iemand pijn doen, dan moet je een speld in een poppetje steken. Het is niet erg spectaculair, wat de magisch geïnspireerde medemens bedenkt, en het is vooral ontzettend voorspelbaar. Dat komt omdat magische principes niets met de empirie te maken hebben. Deze zijn uitsluitend door mensen bedacht, en daardoor vertonen ze dezelfde hermetische betekenisvolheid als romans, schilderijen, en andere artistieke maaksels. Precies zoals religie, astrologie, en andere theorieën die zich empirisch gezien in het luchtledige bewegen, weerspiegelt het magische uitsluitend zijn bedenker – de menselijke geest. En omdat die geest meestal vrij saai is, wordt magie als vanzelf ook saai. Je hebt ook magische principes die bijgesteld worden als empirische waarnemingen daar aanleiding toe geven. Die magische principes doen net zo goed een beroep op krachtvelden en onzichtbare entiteiten, die
Spiegeloog
Magie die werkt
Magisch denken Als ik iemand opbel die ik echt dringend moet spreken, herhaal ik vaak in gedachten â&#x20AC;&#x2DC;neem op neem op neem op neem opâ&#x20AC;&#x2122;. Wanneer diegene dan vervolgens opneemt, schrijf ik dit echter niet toe aan mijn hoopvolle gedachten. Mensen die wel overtuigd zijn van een dergelijke connectie, ervaren een mogelijk pathologische vorm van magisch denken.
Spiegeloog
Tekst: Tessa Velthuis
14 december 2013
Je bent elf jaar oud en je ouders maken veel ruzie. Iedere avond om negen uur, als je in bed ligt, denk je aan hoe je ouders ooit veel van elkaar hielden en speel je in je hoofd een filmpje af van hoe ze elkaar glimlachend diep in de ogen kijken. Om precies vijf over negen doe je het licht uit en ga je slapen. Dan komt er een dag waarop je al om acht uur 's avonds doodmoe bent. Je bent gesloopt doordat die fanatieke nieuwe gymleraar je een halfuur liet ringzwaaien, of je voelt je niet zo lekker na het eten van een HEMA-rookworst. Maar om acht uur al slapen, dat kan natuurlijk niet! Als jij niet van negen uur tot vijf over negen je ouders in gedachten verliefd laat zijn, dan gaan ze misschien wel scheiden. Dus je blijft tegen heug en meug wakker om je verantwoordelijke taak te vervullen. En als je per ongeluk toch eerder in slaap valt, dan doe je het de volgende ochtend. Je trekt er dan voor alle zekerheid tien minuten voor uit, in plaats van vijf. Er is geen verband tussen de gedachten van een elfjarige en de beslissing van zijn of haar ouders om wel of niet bij elkaar blijven. Maar soms kan het voelen alsof
dat verband er wel degelijk is. Magisch denken houdt in dat je denkt dat je gedachten invloed uitoefenen op zaken die eigenlijk buiten jouw controle vallen. Met andere woorden: je gedachten kunnen gebeurtenissen veroorzaken of voorkomen. Dit gebeurt niet op het niveau van werkelijke oorzaken en gevolgen; als je bijvoorbeeld denkt dat je een cola uit de koelkast wilt pakken en je dit vervolgens ook gaat doen, valt dit niet onder magisch denken. Maar als je gelooft dat het denken aan kanker ervoor kan zorgen dat je kanker krijgt, leg je een verband dat niet bestaat. Een construct dat heel dicht bij magisch denken ligt, is thought action fusion: er wordt dan geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen gedachte en actie. Denken lijkt gelijk te staan aan doen. Thought action fusion bestaat uit twee componenten: het hebben van (in de meeste gevallen kwade) gedachten waarvan je gelooft dat ze een directe invloed hebben op de waarschijnlijkheid dat de (nare) gebeurtenis waarover gedacht wordt plaats zal vinden, en daarnaast de overtuiging dat het hebben van verwerpelijke
- Het verband dat er niet is, wordt toch keer op keer bevestigd -
Spiegeloog
Bron: ocdla.com
tot op bepaalde hoogte ook voor volwassenen, is het heel normaal (Reber, 1991). Soms kan magisch denken zelfs voordelen hebben. Als je zenuwachtig bent voor een presentatie en je je een voorstelling maakt van wat er allemaal mis kan gaan, dan kan dat ertoe leiden dat je extra goedbeslagen ten ijs komt. Je hebt dan namelijk in je gedachten alle mogelijke ellende al voorbij zien komen, waardoor je beter op mogelijke kinken in de kabel kunt anticiperen. Het paradoxale van magisch denken is dat het verband dat er niet is, toch keer op keer bevestigd lijkt te worden. Iedere dag dat je ouders niet gaan scheiden nadat jij netjes vijf minuten aan je verliefde ouders gedacht hebt, kun je jezelf vertellen dat dit allemaal te danken is aan het gedachteritueel. En steeds als het vliegtuig van je geliefde niet is neergestort, is het aantrekkelijk om te denken dat jouw gepreoccupeerde gedachten zin hebben gehad. Magisch denken kan een hardnekkig, moeilijk te veranderen patroon zijn. <<
Bronnen
- Bolton, D., Dearsley, P., Madronal-Luque, R., & Baron-Cohen, S. (2002). Magical thinking in childhood and adolescence: Development and relation to obsessive compulsion. British Journal of Developmental Psychology, 20(4), 479-494. - Einstein, D. A., & Menzies, R. G. (2004). The presence of magical thinking in obsessive compulsive disorder. Behaviour Research and Therapy, 42(5), 539-549. - Reber, A. S. (1991). Woordenboek van de psychologie: termen, theorieën en verschijnselen. Bakker. - Magisch denken. (z.j.) In Wikipedia. Opgehaald op 13 november 2013 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Magisch_denken.
15 december 2013
fantasieën moreel gezien even kwalijk is als het uitvoeren ervan. Natuurlijk is het een mogelijkheid dat het vliegtuig waar je geliefde zich op dat moment in bevindt neerstort in de Atlantische Oceaan. De ‘magisch denker’ is er echter van overtuigd dat deze kans groter wordt op het moment dat hij over de mogelijkheid na gaat denken. Ook geloven sommige magische denkers dat het denken aan een moord plegen even erg is als het echt plegen van een moord (Einstein & Menzies, 2004; Bolton, Dearsley, Madronal-Luque, & Baron-Cohen, 2002). Na het lezen van bovenstaande voorbeelden, kun je je wel voorstellen dat magisch denken leed kan veroorzaken. Mensen creëren een lijst met verboden onderwerpen waar absoluut niet aan gedacht mag worden, hetgeen onvermijdelijk leidt tot het ‘denk niet aan een roze olifant’effect. Want waar vestig je dan, hoe kort ook, al je aandacht op? Juist... Het tegenovergestelde komt ook voor; er wordt dan geloofd dat een gebeurtenis, door eraan te denken, juist voorkomen kan worden. In dat geval zit iemand soms uren op een dag obsessief aan een bepaalde gebeurtenis te denken. Met deze kennis is het niet verrassend dat iemand met een obsessief-compulsieve stoornis vaak geneigd is tot magisch denken. Ook bij mensen met een psychose of met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis wordt magisch denken vaak gevonden als prominent symptoom (“Magisch denken”, 2013), hoewel de onderwerpen waarover gedacht wordt dan meestal nog een stapje verder gaan. Tijdens een psychose kan iemand geloven in samenzweringen en bovennatuurlijkheden. Maar magisch denken hoeft niet problematisch of pathologisch te zijn. Voor kinderen, en
@ internet Verder dan het blad
Nachtredactie kiest: 'Halloween' Tekst: Gea-marit Dekker
Spiegeloog
16
Een van de eerste dingen die kinderen echt zelf verdiend hebben en dat dus ook heilig zal zijn: Halloweensnoep. Als een soort psychologisch experiment vertellen ouders aan hun kinderen dat ze al hun snoep hebben opgegeten. De reacties van de kinderen, die op dat moment in een nachtmerrie belanden, worden gefilmd. Stampvoeten, schreeuwen of juist een geruststellende ‘It’s okay’. De kinderen beleven een magisch moment wanneer de ouders vertellen dat het een grapje was. Bekijk de reacties van de kinderen via de website van Spiegeloog: spiegeloog.tumblr.com
december 2013 Nachtredactie kiest: 'McGurk-effect' Tekst: Jihane Chaara en Brenda van de Leemkolk Hoe onze zintuigen werken kan ons soms nog flink verbazen. In dit filmpje wordt een van de raadsels uitgelegd: het McGurk-effect. Hoe kan het dat als geluidloze lippen ‘ga ga ga’ zeggen, wij juist met gesloten ogen uit dezelfde mond ‘ba ba ba’ horen, en we ‘da da da’ horen als we meekijken? Zou het iets magisch zijn, of is het allemaal niet zo mysterieus als dat het lijkt? Bekijk het filmpje op de website van Spiegeloog: spiegeloog.tumblr.com
N8NR - Magie in 24 uur Het verslag van de nacht
17 december 2013
Nachtelijk tafeltennissen, tandenpoetsen op een kantoortoilet en om vier uur ’s ochtends een Cup-a-Soup-momentje. Op zichzelf zijn dit al vrij unieke gebeurtenissen, maar ze zijn helemaal speciaal als je bedenkt dat dit zich allemaal in de Diamantbeurs van de UvA heeft afgespeeld, in dezelfde 24 uur als waarin deze Spiegeloog in elkaar is gezet. Het begint allemaal op dinsdag 12 november. Stipt om 12.00 uur gaat de brainstorm met zeven, dan nog fitte en enthousiaste, redactieleden van start. Al snel staat het bord vol met ideeën en kiest iedereen een onderwerp om over te schrijven. Een strak tijdschema is opgehangen met hoe laat de vergaderingen, die normaal uitgesmeerd zijn over vijf weken, plaats zullen vinden. Bij het maken van dit nachtnummer gaat alles anders dan gewoonlijk. Het boek voor de Tabula Rasa wordt nu pas opengeslagen, de film wordt opgestart en de vraag van de Wandelgang wordt gesteld aan mensen die ons een hart onder de riem komen steken. De stemming zit er goed in, tot de eerste deadlinevergadering om 22.00 uur, wanneer we beseffen dat het nog twee uur duurt voordat we op de helft zijn. De zwaarste twaalf uur moeten dan dus nog komen. Deze resterende twaalf uur blijken aan de ene kant mee te vallen, mede dankzij opgewarmde worstenbroodjes, het halen van een frisse neus in slapend Amsterdam – inclusief een conversatie met een onvriendelijke zwerver – en een ontbijt met warme broodjes. Zware oogleden, cafeïne-bruistabletten (met afschuwelijk zoete energiedranksmaak) en de uitgeslapen UvA-medewerkers die het gebouw weer binnen komen druppelen maken de 24 uur achter elkaar werken tot een ware uitdaging. Neem het ons dus niet kwalijk als je in dit nummer een onverhoopte spelfout tegenkomt. Al met al was deze Spiegeloog-editie een bijzondere ervaring; de stressballen, een speciaal voor ons aanwezige portier en Denny Borsboom sleepten ons erdoorheen. En het feit dat Tessa speciaal voor dit nachtnummer heen en weer reisde vanuit Parijs maakte het pas echt magisch!
Spiegeloog
Tekst: Jihane Chaara, Gea-marit Dekker en Emma Laura Schouten
Schaamteloze samenzweringen Spannende sekten Onder de invloed van bepaalde machten kunnen gevaarlijke situaties ontstaan. Dit is bijvoorbeeld gebleken bij verschillende sekten. Hoe kan het dat sommige mensen zich aangetrokken voelen tot een sekte?
Spiegeloog
Tekst: Brenda van de Leemkolk
18 december 2013
Stel je voor: je leeft in de jaren zeventig, woont in de Verenigde Staten, en je wordt getreiterd door je landgenoten. Je bent ‘anders’, omdat je een ander geloof, een andere huidskleur of een andere nationaliteit hebt. En dan hoor je van een idyllische plek, een fantastische plek waar je niet meer anders zult zijn. Je kunt daar gelukkig worden en een prachtig leven leiden. Deze plek in Guyana, Jonestown, is gesticht door de charmante Jim Jones. Het is het paradijs van de sekte. Maar niets blijkt minder waar. Je ontdekt dat het paradijs niet zo is als je je had voorgesteld. Uiteindelijk komt het zover dat ook jij een slokje van het giftige drankje neemt, om te sterven voor je ‘ideaal’. De sekte People’s Temple bestond uit mensen met verschillende nationaliteiten. Dit in tegenstelling tot andere sekten waarvan de leden meestal blank zijn en uit de middenklasse komen. Eind vorige eeuw werd de sekte bekend doordat er meer dan negenhonderd mensen ‘vrijwillig’ zelfmoord pleegden. De sekte kreeg namelijk veel kritiek en Jim Jones wist dat het bedrog en de moord op congreslid Leo Ryan uit zouden komen, waardoor hij beval dat het einde der
tijden was aangebroken (Richardson, 1980). De meeste mensen zullen wel een beeld hebben van wat een sekte is. Een sekte wordt gezien als een georganiseerde groep mensen met ideeën die afwijken van de mainstream (Rijksoverheid, 2013). Een sekte is dan ook niet per definitie gevaarlijk en heeft niet altijd negatieve gevolgen voor de leden. Er is veel discussie rondom dit omstreden onderwerp, omdat er meestal een negatieve connotatie met de term ‘sekte’ verbonden is. Er zijn inderdaad ook sekten die er op zijn zachtst gezegd rare doctrines op na houden. Neem bijvoorbeeld de Church of Euthanasia. Dit is een religieuze groepering die in 1992 werd opgericht door Chris Korda. ‘Red de wereld en maak jezelf van kant’, is een van de geloofsbelijdenissen van deze sekte. Aanhangers willen de balans tussen mens en natuur herstellen door onder andere ‘vrijwillige’ zelfdoding, abortus, kannibalisme en sodomie (elke seksuele handeling die niet de voortplanting als doel heeft) (churchofeuthanasia.org). Waarschijnlijk heeft niemand het idee dat hij of zij zo makkelijk beïnvloed kan worden door anderen. Wij
- Uiteindelijk neem ook jij een slokje van het giftige drankje -
Spiegeloog
Afbeelding: the Church Universal and Triumphant Bron: alletop10lijstjes.nl/tienbizarre-sektes
Bronnen
- Asch, S. E. (1956). Studies of independence and conformity: I. A minority of one against a unanimous majority. Psychological Monographs: General and Applied, 70(9), 1-70. - Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117, 497–529. - IACSSO. (2008). Is dat een sekte? Een praktische handleiding. Brussel: Informatie- en Adviescentrum inzake Schadelijke Sektarische Organisaties. Opgehaald op 12 november 2013 van: http://www. iacsso.be/is_dat_een_sekte.pdf. - Milgram, S. (1963). Behavioral study of obedience. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 67(4), 371-378. - Richardson, J. T. (1980). People’s Temple and Jonestown: A Corrective Comparison and Critique. Journal for the Scientific Study of Religion, 19(3), 239-255. - Rijksoverheid. (2013). Onderzoeksrapport ‘Het warme bad en de koude douche’. Opgehaald op 12 november 2013 van: http:// www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/10/10/onderzoeksrapport-het-warme-bad-en-de-koudedouche.html.
19 december 2013
zullen ons toch nooit aansluiten bij zo’n sekte? Toch zijn er een aantal psychologische processen die ervoor zorgen dat ook wij soms buiten onze normen en waarden om handelen. Denk bijvoorbeeld aan het experiment van Milgram (1963) waarbij ‘normale’ mensen bereid bleken om een ander dodelijke elektrische schokken toe te dienen. Of denk aan mensen die onder groepsdruk hun eigen gedachtes aanpasten aan de norm van de groep (Asch, 1956). Tevens verlangen mensen ernaar om ergens bij te horen en zijn ze gemotiveerd om sociale relaties te vormen en te behouden, omdat mensen zich niet buitengesloten willen voelen (Baumeister & Leary, 1995). Bovendien gaat inwijding bij sekten meestal geleidelijk. Stap voor stap worden de volgelingen dieper de waanzin ingetrokken. Eerst worden de leden vriendelijk en warm onthaald, een fenomeen dat love bombing wordt genoemd (IACSSO, 2008), om er daarna vaak beschadigd en bedrogen uit te komen. Naast de psychologische processen, hebben sekten vaak een charismatische, autoritaire leider, waarvan wordt gedacht dat deze speciale profetische krachten heeft. Een belangrijk kenmerk van het charismatisch leiderschap is dat de leider nauwe, persoonlijke bindingen heeft met de volgelingen, zonder dat hij of zij daarbij zijn of haar imago als profeet of uitverkorene verliest. Tevens is van belang dat de volgelingen zich sterk identificeren met het ideaalbeeld van de leider (Rijksoverheid, 2013). Sekten kunnen een wonderlijke aantrekkingskracht hebben op mensen. Zolang mensen beseffen dat er buiten hun sekte nog een andere wereld bestaat en zij die niet buitensluiten, blijft het bij een onschuldige sekte en is er geen probleem. <<
het fysieke lijden van de bevolking, onpartijdig en neutraal. Dergelijke organisaties, zoals het christelijk geïnspireerde ZOA, Islamic Relief Nederland, maar ook levensbeschouwelijk gezien ‘neutrale’ organisaties zoals Rode Kruis of Artsen zonder Grenzen, zullen religie of etniciteit geen rol laten spelen bij het al dan niet geven van hulp.
Mededelingen voor nummer 359 kunnen tot 8 januari 2014 worden ingeleverd, liefst via e-mail. Spiegeloog
De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te korten. Nummer 359 komt eind januari uit.
Tegelijkertijd zullen humanitaire hulporganisaties in een land als Syrië wel te maken krijgen met vragen en dilemma’s rondom hun identiteit. Deze organisaties werken immers vaak samen met partnerorganisaties ter plekke, met soms een duidelijke religieuze of etnische voorkeur. Op deze avond wordt stilgestaan bij de vragen en dilemma’s rond het geven van humanitaire hulp
20
aan een bevolking in een religieus en etnisch verdeeld land als Syrië. Hoe werkt bijvoorbeeld de eigen levensbeschouwelijke of religieuze identiteit van de Nederlandse hulporganisatie door in de humanitaire hulpverlening? En waar ligt de gevarenzone wanneer existentiële gevoelens van medemenselijkheid, medelijden en/of solidariteit – waaruit humanitaire hulp voortkomt – zo ver gaat dat sommige mensen dicht- of voorbij de grens komen tussen meelijden en meestrijden? John Buijs, Mostapha Bouchallikh en Thea Hilhorst zullen hun visie geven op de vragen en dilemma’s die rondom dit thema spelen en hierover met elkaar en de zaal in gesprek gaan.
december 2013 SPUI25 is een academisch-cultureel centrum aan het Spui in Amsterdam. Het is een levendig podium dat een verbinding vormt tussen de Universiteit van Amsterdam en de wereld van de culturele praktijk in de breedste zin. De volledige agenda staat op www.spui25.nl (vooraf aanmelden)
woensdag 11 december 19:30 - 21:15 (toegang gratis) Meelijden of meestrijden? (In samenwerking met de Amsterdamse Universiteits-Vereniging en de Kring Religiestudies) In Syrië, een mozaïek van
etnische en religieuze stromingen, voltrekt zich een humanitaire ramp. Hoe vinden faith-based humanaire organisaties zich een weg in dit land? Humanitaire organisaties proberen in de landen waar ze werkzaam zijn het antwoord te vinden op
De Rode Hoed is een cultureel centrum waar debatten, lezingen, concerten, congressen en workshops plaatsvinden, gevestigd in een historische schuilkerk. Adres: Keizersgracht 102 1015 CV Amsterdam Inlichtingen: 020 6385606. Website: www. rodehoed.nl woensdag 11 december vanaf 19:00 (toegang gratis, vooraf aanmelden) Twintig over twintig Er komt weer een editie van Twintig over Twintig aan: op woensdag 11 december, gewoon weer in de Rode Hoed, gewoon weer onder leiding met Arie, en hopelijk weer met jullie. De
vorm zal iets anders zijn – daarover later meer. Leuk voor de psychologiestudent! maandag 16 december vanaf 20:30 (toegang gratis, vooraf aanmelden) Onbekend bemind Wie is de vrouw met wie je
Onbekend bemind poogt in een intieme talkshowachtige setting achter de verhalen te komen van de mensen met wie wij wonen, bij de bakker staan, op trams wachten. In het programma zullen per keer twee stadsgenoten dertig minuten worden ondervraagd door Corine Koole en Ronit Palache: mannen of vrouwen die tot een paar minuten voor aanvang van het gesprek, ook bij de interviewers, onbekend zijn.
Aanmelden is verplicht en kan via kaarten@rodehoed. nl. Plaatsen zijn beperkt.
De Balie is een platform voor een breed en vrijzinnig publiek. In de Grote Zaal, Kleine Zaal en in de Salon vinden vrijwel dagelijks debatten, seminars, theater- en filmvoorstellingen plaats, gericht op culturele, kunstzinnige, maatschappelijke en politieke kwesties. Adres: Kleine Gartmanplantsoen 10 1017 RR Amsterdam Inlichtingen: 020 5535151. Website: www.debalie.nl vrijdag 6 december 20:00 - 21:30 (normaal €9,50; voor student, CJP, Stadspas en Voucher: €5,00) Wij Zijn Hier coöperatie. Nieuw samenlevingsmodel tussen vluchtelingen en kunstenaars. Iets meer dan een jaar geleden organiseerde een groep van uitgeprocedeerde vluchtelingen zich in Amsterdam. Wat begon als een tentenkamp van
zeven bewoners in de tuin van de Diaconie groeide in enkele maanden uit tot een waarachtige politieke organisatie, die de naam ‘Wij Zijn Hier’ verkreeg. ‘Wij Zijn Hier’ ontwikkelde een voorstel voor een coöperatie in het centrum van Amsterdam: een gebouw waar 200 kunstenaars en 200 vluchtelingen gedurende drie jaar samen zullen leven en werken. Dat deden zij in samenwerking met de New World Academy,
een nieuwe school opgericht door beeldend kunstenaar Jonas Staal en Basis voor Actuele Kunst (BAK) – de school heeft als doelstelling politieke groepen samen te brengen met kunstenaars. Het project, met de naam ‘Wij Zijn Hier’, biedt een oplossing voor leegstand in Amsterdam en draagt collectief verantwoordelijkheid voor onderhoud. Daarnaast vormt zij een oplossing voor een tekort aan woonen werkruimte voor kunstenaars en, het belangrijkste, een structurele oplossing voor uitgeprocedeerde, niet uitzetbare vluchtelingen. Als zodanig bepleit zij een wederzijdse culturele integratie van kunstenaars en vluchtelingen, om de tragiek van het huidige asielbeleid te beantwoorden met een even ideëel als pragmatisch voorstel. Dit programma in de Balie vormt de start van een maandenlange campagne die financiële en logistieke steun voor het plan mogelijk moet maken. Keynote spreker is ‘Wij Zijn Hier’ woordvoerder Yoonis Osman Nuur, gevolgd door een presentatie van de coöperatie door het actiecentrum We Are Here to Support bij monde van Elke Uitentuis en Savannah Koolen, waarna onder leiding van dichter Quinsy Gario een debat plaats zal vinden met vertegenwoordigers van politieke partijen en woningbouwcorporaties. Mede initiatiefnemers Jonas Staal en Maria Hlavajova zullen als grondleggers van de New World Academy een inleiding verzorgen.
I.S.M. BAK, de New World Academy en Wij Zijn Hier (Een deel van de toegangskaarten is een donatie aan de Wij Zijn Hier Coöperatie) Over de ‘Wij Zijn Hier’ groep ‘Wij Zijn Hier’ brengt de fameuze slogan ‘I Am a Man’ in herinnering, die de Afrikaans-Amerikaanse gemeenschap met zich meedroeg tijdens demonstraties in Memphis in 1968. De slogan is geen eis, maar een feit, en vraagt van de Nederlandse samenleving erkenning van gelijkwaardig bestaan van illegaal verklaarde vluchtelingen. De inmiddels tweehonderd leden van ‘Wij Zijn Hier’ hebben verklaard in geen geval uit elkaar te gaan tot een collectieve oplossing voor hun gehele groep is gevonden. dinsdag 10 december 20:30 - 22:00 (normaal €9,50; voor student, CJP, Stadspas en Voucher: €7,00) Stadsgesprek: Amsterdam.
Geloof
in
In dit Stadsgesprek spreken we over de maatschappelijke rol van religie in de stad. Hoe draagt religie bij aan maatschappelijke participatie? En waar liggen de grenzen? Rol van de kerk in de maatschappij De overheid legt steeds meer verantwoordelijkheid bij haar burgers. Er wordt bezuinigd op veel sociale voorzieningen in de samenleving en er wordt steeds meer verwacht van het
Spiegeloog
We hebben eigenlijk geen idee van de mensen met wie we in de stad wonen. Maar iedereen heeft een verhaal, zielenroerselen, blijdschappen, angsten, liefdes, familie. Op televisie zijn doorgaans de BN’ers aan het woord. We vinden het interessant naar ze te luisteren, omdat ze BN’ers zijn, of omdat ze de actualiteiten duiden en voorzien van analyses. Toch zijn de ‘gewone’ voorbijgangers vaak net zo interessant, misschien wel interessanter. Want iedereen – bekend of
niet – heeft een verhaal.
21 december 2013
al drie jaar lang elke dag de tram deelt, de man met de hoed die je dagelijks voorbij ziet lopen met zijn hond? Is hij eenzaam, getrouwd, vader van zes kinderen?
sociale netwerk van burgers. Zwakkere groepen moeten ‘in hun eigen kracht worden gezet’ en rekenen op hulp van naasten. In een geïndividualiseerde samenleving waar de buurman een onbekende is lijkt deze vraag bijna onhaalbaar. Zeker voor kwetsbare mensen in Amsterdam is het moeilijk dergelijke netwerken op te bouwen en te onderhouden.
Spiegeloog
22
In de jaren voor de ontzuiling werden deze groepen door de kerk opgevangen en boden religieuze gemeenschappen hulp aan de eigen gemeenschap. Nu,
meer dan vijftig jaar later, heeft religie nog steeds een belangrijke maatschappelijke functie in Amsterdam. De diaconie vangt armen in de stad op en helpt vluchtelingen die nergens anders terecht kunnen en de islamitische gemeenschap zet zich in voor buur tg emeenschappen. dinsdag 17 december 20:00 - 21:30 (normaal €8,50; voor student, CJP, Stadspas en Voucher: €6,00)
CREA is het cultureel studentencentrum van de Universiteit en Hogeschool van Amsterdam. CREA organiseert onder andere cursussen, workshops, voorstellingen en lezingen. Adres: Nieuwe Achtergracht 170 1018 WV Amsterdam Inlichtingen: 020 5251400. Website: www.crea.uva.nl
De Vrijheidslezing #4 Turkse schrijver en journalist: Ece Temelkuran.
Het SPS-NIP is het studentenorgaan van het Nederlands Instituut van Psychologen en organiseert voor de student interessante activiteiten. Adres: Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam, kamer 1.01 Website: www.psynip.nl
december 2013
december 2013
23
Spiegeloog
De harten zeven Hans Kazàn speelt open kaart In de wereld van het goochelen draait alles om het schijnbaar onmogelijke. Vaak zit het publiek met open mond te kijken hoe kaarten lijken te verdwijnen en doekjes tevoorschijn worden getoverd. Maar waarom werken deze trucjes? Hans Kazàn; een van Nederlands beste en bekendste goochelaars, liet zich voor Spiegeloog in de kaarten kijken.
Spiegeloog
Tekst: Bart Lichtenveldt
24 december 2013
Vrijwel iedereen weet dat goochelen geen toveren is. Toch zijn mensen door middel van een goede goocheltruc makkelijk mee te slepen in de illusie die gecreëerd wordt. Hoe komt dat? ‘Dat is redelijk eenvoudig te verklaren. Dat komt doordat je – naarmate je ouder en slimmer wordt – heel snel aanleert om gevolgtrekkingen te maken. Dat oorzaakgevolg-systeem gebruiken volwassenen vrijwel vanzelf, terwijl kinderen en zwakzinnigen dat niet zo snel of zelfs helemaal niet gebruiken. Van die kennis maakt een goochelaar gebruik. Hij voert namelijk tussen alle normale handelingen een schijnhandeling uit, waardoor het lijkt alsof hij iets doet, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval is. De getrainde hersenen van een gemiddelde toeschouwer verbinden aan die schijnhandeling automatisch een gevolg. Daardoor komt diegene op een dwaalspoor. Ik zal je een voorbeeld geven.’
linkerhand, maakt daar een opwaartse beweging mee en vouwt zijn hand weer open. Het propje is verdwenen. ‘Een volwassene trekt hieruit de gevolgtrekking: als hij die opwaartse beweging maakt, gaat het papiertje de lucht in. Dan kijk je automatisch die kant op; waar je verwacht dat het propje heengaat. In werkelijkheid hou ik dat stukje papier achter de vingers van mijn rechterhand verborgen. En terwijl je ogen een fractie van een seconde omhoog gericht zijn kan ik dat propje – wat ik in mijn andere hand vasthad – snel wegwerken.’
- Volwassenen zijn makkelijker voor de gek te houden dan kinderen -
Hans Kazàn zoekt in zijn binnenzak naar, zoals hij het zelf noemt, een ‘flubbertje’. Hij neemt genoegen met het bonnetje van de taxi en maakt er een klein propje van. Vervolgens stopt hij het propje in zijn
Heeft dat iets met afleiding te maken? Of meer met vingervlugheid? ‘Het heeft niets met afleiding te maken en nauwelijks iets met vingervlugheid. Het heeft puur te maken met het feit dat ik een schijnhandeling laat zien. Een groot gedeelte van zo’n truc bestaat uit psychologische aspecten; je speelt namelijk met de gedachtegang van mensen. Je laat ze bepaalde conclusies trekken uit een schijnhandeling. En als je ze daaruit
Vergt het kunnen uitvoeren van zo'n schijnhandeling meer oefening? ‘Oefening baart kunst, dat geldt overal. In elk vak heb je mensen die goed zijn en mensen die slecht zijn. Dan heb je ook nog mensen die extreem goed zijn. Een heel goede goochelaar die het vak snapt, ook vanuit zijn gevoel, zal veel eerder psychologische kunstjes gebruiken. Als je mij bijvoorbeeld een willekeurig kaartspel geeft en ik laat jou een kaart trekken, weet ik van tevoren welke kaart jij zal gaan pakken. Niet omdat ik heel handig ben, want dat ben ik niet eens, maar omdat ik het zo weet te timen dat jij juist die kaart pakt die ik wil. Om dat te kunnen heb je de kennis en wetenschap van de werking van de truc nodig, maar ook het juiste gevoel. De juiste intuïtie eigenlijk.’ Wel opmerkelijk dat intuïtie daarbij komt kijken, terwijl goochelen heel theoretisch in grondslag is. ‘Maar het is niet theoretisch in grondslag. Het basisvak is theoretisch, want je kunt goocheltrucjes leren uit een boek. Net als pianospelen bijvoorbeeld. Iedereen kan dat leren, maar er zijn er maar een paar die exceptioneel goed kunnen spelen. Haal twee mensen van het conservatorium, zet ze achter een vleugel en geef ze een muziekstukje van Mozart. Ze spelen dezelfde noten op hetzelfde instrument met dezelfde akoestiek. In theorie zou dat hetzelfde moeten klinken. Maar de praktijk is dat je bij de een denkt: ‘Jemig, wat is dit goed.’ En
Behalve goochelaars zijn er ook illusionisten; mensen die beweren dat ze een gave hebben. Werkt het beter om te zeggen dat wat je laat zien echt is? ‘Als makkelijkste voorbeeld: Uri Geller. Hij buigt op televisie lepels en vorken krom. Er zijn een heleboel mensen die geloven dat hij een bijzondere kracht heeft. Andere mensen roepen: ‘Dat is gewoon een goocheltruc.’ Het is heel belangrijk dat Uri Geller zegt dat het echt is. Als hij zou zeggen: ‘Hallo, ik ben een goochelaar en ik ga deze lepel krom laten buigen,’ dan roept iedereen: ‘Haha, leuke truc.’ Leuke truc, meer niet. Maar op het moment dat hij zegt dat hij ooit geraakt is door een lichtflits van een ruimteschip dat overvloog en vanaf dat moment de gave had om alles van metaal krom te buigen, krijg je een heel ander en veel groter effect. Als hij daarna die lepel ombuigt, denk je: ‘Shit, hoe kan dat dan?’ Vervolgens gaat je fantasie werken en de kracht van dat trucje versterken, maar het blijft gewoon een trucje. Ikzelf heb ook mijn hele leven – nog steeds in mijn theaterprogramma trouwens – lepels kromgebogen.’ Waarom zeg je zelf dan niet dat het echt is? ‘Omdat ik daar niet van hou. Ik ben wat dat betreft erg eerlijk. Trouwens, als ik een meisje doorzaag weet het publiek heus wel dat het niet echt is. Ik hou er niet van om mensen voor de gek te houden, omdat je dan al gauw krijgt dat men je een speciale gave gaat toedichten. Daar zit ik helemaal niet op te wachten. Vroeger in mijn televisieshows deed ik vaak
Spiegeloog
bij de ander: ‘Meh, vind er niks aan.’ Het verschil ligt bij de persoon die het doet, de manier waarop diegene alles wat hij of zij geleerd heeft samenbrengt. En hoe diegene dat doet, dat hangt af van de intuïtie van die persoon; het gevoel dat hij of zij erin legt.’
25 december 2013
een conclusie laat trekken, dan snap je wel dat de gevolgtrekking al helemaal niet meer klopt; dan zijn ze de weg kwijt. En dat is de basis van het goochelen. Niet – wat veel mensen denken – enorme vingervlugheid. Ik kan niet zo snel een beweging maken dat jij het niet ziet. Dat is onmogelijk. Het is alleen wel de grootste misvatting die er is.’
Spiegeloog
26 december 2013
telepathische experimenten: iemand uit het publiek mocht bijvoorbeeld een boek uitkiezen en zocht daar een woord in. Dan moest diegene aan dat woord denken en wist ik welk woord dat was. Voor mij was dat natuurlijk gewoon een goocheltrucje. Maar toen kwam er een brief van een vrouw uit het publiek, en die luidde als volgt: ‘Beste meneer Kazàn, ik heb gezien dat u over een heel bijzondere gave beschikt en ik heb een probleem. Mijn man heeft een ziekte en (…) kunt u mij helpen?’ Dan schreef ik, keurig netjes als ik ben, een briefje terug: ‘Beste mevrouw Jansen, bedankt voor uw brief, maar ik heb geen speciale gave. Dus helaas, ik kan u niet helpen.’ En toen gebeurde het; er kwam een antwoord van die mevrouw Jansen: ‘Meneer Kazàn, waarom ontkent u dat u een speciale gave heeft? Die zou u juist moeten gebruiken om mensen te helpen!’ Vanaf dat moment drong het pas volledig tot me door wat een impact het heeft als je mensen wijs gaat maken dat je een speciale gave hebt. Van die vrouw heb ik niets meer gehoord; ze was ontdaan en zelfs beledigd. Ze vond mij maar een slechterik omdat ik mijn bijzondere gave niet ten dienste van haar probleem stelde. Ik zei zelf dat wat ik deed een goocheltruc was, maar ze geloofde heilig in mijn speciale gave. Stel je voor dat je bewust mensen voor de gek gaat houden zoals Uri Geller of Jomanda dat bijvoorbeeld doen. Dat zou ik niet willen.’
Hoe werkt zo'n truc dan in je eigen theatershow? ‘In de vijf minuten dat ik daar mee bezig ben breng ik het heel serieus. Ik haal iemand uit het publiek en die gaat op het podium op een stoel zitten. Diegene kiest een lepel uit en houdt deze gesloten in zijn of haar hand. Op dat moment begin ik met beïnvloeden: ‘Niks aan de hand, ontspant u zich, maar u moet proberen met uw geest die lepel in uw handen te laten krombuigen. Schrikt u niet als er wat gebeurt, u zult in het begin voelen dat hij ietsjes warmer wordt. Voelt u al iets?’ ‘Ja, ik voel al iets,’ zegt diegene dan. ‘Kijk, hier buigt hij al iets naar beneden, ziet u het gaan?’ vervolg ik dan. Ik weet zelf dat er helemaal niets beweegt aan die lepel, er kan ook helemaal niets bewegen aan een lepel, heel simpel. Maar zodra ik zeg dat hij beweegt, ziet diegene dat ook. Dat betekent eigenlijk dat diens geest onder invloed is. Je zou het een vorm van hypnose kunnen noemen. Ik ‘plant’ een suggestie in de hersenen. Die suggestie wordt geaccepteerd en tot een soort werkelijkheid vervormd. En omdat ik nu honderd procent zeker weet dat zoiets bestaat, want ik doe het elke avond op het podium, begrijp ik ook dat bijvoorbeeld getuigenissen van een misdaad heel dubieus zijn. Mensen kunnen namelijk dingen zien die er helemaal niet geweest zijn. Bijvoorbeeld een lepel zien bewegen, terwijl dat niet het geval is.’ Zijn er mensen die er niet aan toe willen geven? ‘Ja, die heb je ook, mensen die er niet op ingaan, die nemen die suggestie niet van mij over. Je zou het een soort weerstand kunnen noemen. Zodra dat gebeurt pas ik mijn techniek aan, zodat het publiek in de zaal er niets van merkt. Ik heb namelijk een microfoon en degene die ik op het podium roep niet, dat is mijn macht. Als ik tegen jou zeg: ‘Kun je het al voelen?’ en jij gaat ‘ja’ zeggen, dan hou ik die microfoon bij je mond. Op het moment dat ik aan jouw blik zie dat je ‘nee’ gaat zeggen, hou ik die microfoon niet bij je mond. Vervolgens zeg ik: ‘Prima, prima.’ Dat werkt op twee manieren. Het publiek denkt dat ‘prima’ slaat op het feit dat jij iets voelt en voor jou komt ‘prima’ over als ‘hou vol’, ‘blijf bezig’ en ‘het komt nog’.’
Hans Kazàn heeft mijn kaartspel in zijn handen genomen en laat de gesloten kaarten in een waaier langs elkaar heen bewegen. Ik trek zo willekeurig mogelijk een kaart, waarop de goochelaar, nog voor ik de kaart überhaupt heb kunnen omdraaien, vertelt welk figuur en cijfer erop staan. Verbijsterd breek ik mijn hoofd over wat er net gebeurd is.
- Ik hou er niet van om mensen voor de gek te houden -
Gaat dit principe ook op bij andere trucs? ‘Bij een kaarttruc gaat het ook wel eens mis. Stel jij pakt een kaart en het is niet degene die ik wilde dat jij zou pakken. Dat is dan mijn fout. Om dat op te lossen vraag ik: ‘Welke kaart had je dan getrokken?’ ‘Harten aas,’ zeg jij. Dan tik ik met mijn vingers op die kaart en verandert hij alsnog in harten aas. Het publiek denkt dan dat het erbij hoorde. Dat is wat wij in ons vak noemen: de way out.’
‘Harten zeven. Dit is dus wat ik bedoel. Laat ik je zeggen dat er maar heel weinig mensen zijn die dit kunnen. Het is namelijk geen truc. Dit heeft niets te maken met afleiding en ook niets met vingervlugheid. Dit is pure psychologie. Ik wilde namelijk dat jij die harten zeven pakte, want daarvan weet ik waar hij ligt. Meer is het niet. Nog een keer?’ Opnieuw zie ik de bewegende waaier voor me. Dit keer ga ik niet willekeurig kiezen, maar richt ik me puur op een kaart in het midden. Mijn hand gaat eropaf, pakt de kaart en draait hem om. ‘Weer de harten zeven. Laat ik je uitleggen wat ik doe: ik zie jouw hand komen en jouw blik gaan. Ik richt me volledig op waar jij naartoe gaat, op wat jij op dat moment uitstraalt. Dat kan van alles zijn: ik doe het wel, ik doe het niet, ik ga die kaart pakken, ik doe iets wat hij niet verwacht, enzovoort. Wanneer ik dit spelletje voor de derde keer doe, pakt tachtig procent van de mensen de bovenste kaart. Als ik zorg dat die harten zeven de derde keer bovenop ligt, worden ze helemaal gek. Het grote voordeel van deze psychologische trucjes is dat niemand achter het geheim van de truc kan komen, want er is niks te achterhalen. Je kunt niet zeggen: ‘Hij had ’m
Spiegeloog
Is zo'n misstap nog te herstellen? ‘Ja, maar dan moet je wel snel reageren. Stel ik vraag jou weer: ‘Voel je het al?’ en ik denk dat jij ‘ja’ gaat zeggen, dus hou ik de microfoon bij je mond. Onverwachts zeg jij toch ‘nee’. Wat doe ik dan? Dan zeg ik: ‘Dat is logisch, wacht nog maar even. Blijf volhouden. Blijf volhouden. Voel je al iets? Ja?’ En dan ga ik verder. Ik kan met mijn presentatie, de manier waarop ik praat, alles geloofwaardig maken voor het publiek. Alleen de persoon die naar voren is gekomen zal denken: ‘Maar ik heb helemaal niets gevoeld.’ Uiteindelijk is die lepel aan het einde van de truc toch krom en kan diegene dat niet verklaren. Daardoor zal die persoon aan het einde denken: ‘Shit, ik ben er ingetuind.’ En dat is het mooie; als alles goed gaat en de suggestie die je ‘plant’ geaccepteerd wordt, dan is het meeslepende effect van zo’n truc anderhalf tot twee keer zo groot. Stel dat het fout gaat en de toeschouwer op het podium blijft tegenstribbelen, is het effect alsnog onweerlegbaar. Want het is gewoon een goede truc, dat heeft niks met een geestelijk foefje te maken. Alleen kan de psychologie die erachter zit het mooier en sterker maken.’
Ik heb een kaartspel bij me, zou je me zo'n truc kunnen laten zien? ‘Prima, dan begrijp je waarschijnlijk ook beter wat ik bedoel. Anders denken ze: ‘Ja, die Kazàn die kletst maar wat.’ Goed, trek maar een kaart.’
27 december 2013
Gaat dat wel eens fout, bij het inschatten van zo'n moment? ‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat zelf weinig meemaak, maar iedereen gaat wel eens de fout in, ik dus ook.’
Spiegeloog
28 december 2013
in zijn mouw en haalt ’m er snel uit.’ Niks, ik zeg gewoon: ‘Pak maar een kaart.’ That’s it. Vervolgens pak jij wat je wil hebben, denk je. Alleen dat is helemaal niet zo; ik leid jou ertoe dat je denkt dat je een vrije keuze hebt, maar ik zorg ervoor dat je de kaart pakt die ik wil dat je pakt. Bij politiek zie je dat ook gebeuren, dat mensen denken dat ze een vrije keus hebben terwijl ze in feite gigantisch gemanipuleerd worden door allerlei dingen. Waarom denk je dat in al die oorlogen – al in ’40-’45 – iedere grootmacht de radio, televisie en kranten wilde hebben? Wat was meneer Berlusconi geworden als hij niet de macht over alle pers had gehad? Mussolini had daar ook wel een handje van en Hitler en trawanten deden precies hetzelfde.’
steeds kennen als balletje-balletje. Toen al werden de mensen met dat trucje bij de neus genomen. Tot op de dag van vandaag trappen ze erin. Je kunt de mensen wel uitleggen hoe het werkt, maar dan vergeten ze het weer. Dat is hetzelfde principe als met de Masked Magician, die een tijdje op televisie is geweest en trucs ging uitleggen. Dan vraag je jezelf af: ‘Schaadt dat het vak?’ Je zou denken van wel, maar in werkelijkheid is dat niet zo, want drie maanden later zijn de mensen weer vergeten wat het geheim van de truc is. Het is even een bevrediging van de nieuwsgierigheid en daar blijft het bij.’
- Je speelt met de gedachtegang van mensen -
Hoeveel procent van de goochelarij is daarmee bezig, psychologie bewust gebruiken? ‘Dat zijn er maar een paar. David Copperfield is er eentje, net als Paul Daniels uit Engeland. In China is er ook een jongen die het snapt en mijn grote voorbeeld Fred Kaps was er mee bezig. Verder zijn er nog wat minder bekende namen, maar op het totaal aantal goochelaars is het een verwaarloosbaar percentage.’ Beetje teleurstellend, daar zou toch juist de kracht liggen? ‘Ja, maar daarom zijn de meeste goochelaars in mijn ogen ook niet goed. Ik kan je zeggen dat ik – in alle bescheidenheid – heel veel weet van de geschiedenis van goochelen. Ik heb alles gelezen wat er maar over te vinden is, van honderd tot wel duizend jaar terug. Op de eerste wandtekeningen in de Piramide van Cheops staan hiërogliefen van meneer Dedi. Dat was een goochelaar, 2500 jaar voor Christus. Dat is nu dus vierenhalf duizend jaar geleden. Die wandtekeningen beschrijven wat meneer Dedi deed; een spel dat wij nog
Hoe komt het dan dat ze dat geheim weer vergeten? ‘Omdat de mensen geen daadwerkelijke interesse daarin hebben, ze zijn slechts nieuwsgierig. ‘Hoe doet ’ie dat dan?’ Als ik uitleg hoe de uitgekozen kaart van het ene op het andere moment opgevouwen in dat waterflesje terecht is gekomen, snappen ze het, maar doen ze er verder niks mee. Het is namelijk kennis waar je als leek niks aan hebt. Met goochelen wek je nieuwsgierigheid op, omdat je iets doet wat zogenaamd niet kan. Je verricht een ‘wonder’. Als je weet hoe het werkt denk je: ‘Ah, is dat alles?’ Zo is het gewoon.’ Is er een duidelijk onderscheid tussen trucs met betrekking tot de manier waarop ze werken? ‘Ik vind van wel, ja. Een illusionist is toch een goochelaar die zijn werk doet met de modernste apparatuur, kisten en kasten, spektakel en muziek. Daar is het meer de visuele misleiding dat een kast of tafel anders lijkt dan hij in werkelijkheid is. Zo kan je denken dat er nooit iemand in een kastje past, omdat het simpelweg veel te klein is. Het oog neemt een kistje van maar dertig bij dertig centimeter waar, terwijl het bij wijze van spreken tachtig bij tachtig is. Dat is ook psychologie, maar meer de psychologie van de waarneming. Wat ik gebruik is de psychologie van de geest.’
‘Het belangrijkste is: blijf dicht bij jezelf, want er zijn al anderen genoeg! Dat geldt voor iedereen, maar zeker voor goochelaars. Je moet niet heel raar of geheimzinnig gaan doen. Als ik goochel voor jou verander ik niet in hoe ik doe, en dat werkt. Dat versterkt het effect; ik ben een gewone meneer,
Hans Kazàn is vanaf 21 tot en met 29 december te zien met zijn show ‘Kerst met de familie Kazàn’ in Heerlen, Zeist, Venray, Zutphen, Drachten en Hoofddorp. Kijk voor meer informatie op hanskazan.nl.
Spiegeloog
Hans Kazàn legt de schoppen vijf uit het kaartspel op mijn uitgestoken hand en vraagt mij m’n andere hand daarboven op te leggen. Als ik mijn hand weer weghaal is de schoppen vijf veranderd in een ruiten acht.
waar je niks bijzonders aan ziet. Ik kan wel een mantel omdoen, een amulet dragen, lang wapperend haar hebben en heel geheimzinnig diep in je ogen gaan zitten kijken, maar dat is toneelspelen. Daarom hou ik ook niet van doen alsof ik bijzondere krachten heb. Ik ben gewoon wie ik ben: Hans Kazàn.’ <<
29 december 2013
Wat is het belangrijkste bij het performen van die vorm van goochelen? ‘Hou je hand, eens op als je wil.’
De Wandelgang Mensen fantaseren vaak over het hebben van magische krachten. Als je zou kunnen toveren zouden de mogelijkheden immers eindeloos zijn. Maar het is natuurlijk wel belangrijk om prioriteiten te stellen. Wat is het eerste wat je zou doen als je kon toveren? Spiegeloog stelde deze vraag in de wandelgang. Tekst & Foto's: Jihane Chaara en Emma Laura Schouten
Spiegeloog
Nina: ‘Als ik zou kunnen toveren, zou ik mezelf genoeg guts geven om operazangeres te worden. Dat lijkt me namelijk heel erg leuk. Thuis zing ik ook veel, maar ik vind het doodeng om te zingen voor veel mensen. Dus ik zou wel de moed willen hebben om voor een publiek te durven zingen. Per se opera? Nee, dat niet, maar dat lijkt me heel eng én heel tof om te doen.’
30 december 2013
Tim: ‘Als ik kon toveren is het eerste wat ik zou doen de teleport skill perfectioneren. Dat zou top zijn, als ik dan naar alle plaatsen waar ik moet zijn kan teleporteren. Dat scheelt reistijd, dus dan kan ik langer in bed blijven liggen.’
Denny: ‘Ik zou een duplicaat van mijzelf maken, een astraal lichaam, zodat die alle nare klusjes kan doen die ik nu zelf moet doen. Omdat ik dan op twee plekken tegelijk ben hoef ik niets te doen maar wordt alles toch gedaan. Dan kan ik de hele dag in bed blijven liggen, tv kijken en eten!’
Stefan: ‘Ik zou rust toveren zodat ik kan relaxen. Ik zou zorgen dat ik in een mooi gebied ben waar het lekker weer is, met een zonnetje en zonder bewolking. Of misschien is het beter als het altijd en overal mooi weer is. En daar hoort een mooi huis bij, een grote villa, waar ik lekker kan liggen en niks hoef te doen.’
Goof: ‘Ik zou mezelf naar België toveren omdat mijn vriendin daar zit. Het zou relaxed zijn als ik mezelf naar plekken kon teleporteren. Dat zou ik wel voor me houden om te voorkomen dat andere mensen die kracht zouden willen uitbuiten. Ik heb genoeg films gezien waar iets soortgelijks gebeurde.’
Jeroen B.: ‘Als eerste zou ik mezelf enorm rijk maken; dat zou ik dan wel geheim moeten houden om geen problemen te krijgen met bijvoorbeeld de Belastingdienst. Daarna zou ik in Amsterdam een huis kopen. Ik zou ook anderen helpen als ik kon toveren, bijvoorbeeld zwervers eten geven, maar het zou niet mijn eerste prioriteit zijn. Ik zou wel doorgaan met studeren, maar de druk om te presteren zou er wel af zijn.’
Spiegeloog
Alex: ‘Ik zou een vliegende auto toveren. Ik heb namelijk een hekel aan fietsen en dat je daarbij vaak een omweg moet nemen. Als ik een vliegende auto zou hebben, zou ik overal rechtstreeks naartoe kunnen. Een vliegende fiets zou dan ook kunnen, maar een auto is ook praktisch, bijvoorbeeld als het buiten koud is. Misschien dat zoiets over twee- of driehonderd jaar wel mogelijk is.’
Jill: ‘Ik zou heel graag door de tijd willen kunnen reizen, dat lijkt me heel vet. Dan zou ik naar interessante gebeurtenissen kunnen gaan en daar als het ware doorheen lopen zonder opgemerkt te worden. De toekomst lijkt me ook leuk om heen te kunnen reizen, maar ook eng vanwege het onbekende. Daarom zou ik liever naar het verleden gaan. De Romeinse tijd lijkt me bijvoorbeeld leuk om mee te maken, maar ook de Tweede Wereldoorlog.’
Peter: ‘Ik zou wereldvrede toveren. Als ik kan toveren, mag ik wel ambitieuze dingen waarmaken. Ik lees elke dag de krant en volg het nieuws en er gaat een hele hoop energie verloren aan onnodige dingen. Het zou dus beter zijn om deze energie in iets positiefs te stoppen.’
31
december 2013
Jeroen G.: ‘Er zijn zoveel dingen mogelijk als ik zou kunnen toveren. Het eerste wat ik zou doen is mezelf laten vliegen. Niet eens speciaal ergens naartoe, maar gewoon een beetje rondkijken. Geen openbaar vervoer of vertraagde treinen meer. Om te zorgen dat mensen me niet zien vliegen zou ik erg voorzichtig zijn door bijvoorbeeld boven de wolken te vliegen. Want als mensen me zouden zien zouden ze me misschien willen testen, of ze zouden denken dat ze gek zijn.’
Zwarte magie Had je in de zestiende eeuw een wat zonderlinge buurvrouw en stierf er van tijd tot tijd een van je geiten op mysterieuze wijze? Dan ging je bij de dorpspredikant klagen dat er een toverkol naast je woonde, en werd het vrouwtje net zo lang gemarteld tot ze toegaf een heks te zijn. Er werd geloofd dat de duivel aan sommige vrouwen kwade machten had gegeven om via hen het christendom te ondermijnen. Deze vrouwen dansten 's nachts naakt rond een vuur op een geheime plek, waar ze op een bezemsteel naartoe gevlogen waren. Ze maakten toverzalf van het vet van ongedoopte kinderen en hadden seks met satan himself. In hun vrije tijd veroorzaakten ze natuurrampen of maakten ze mannen impotent. Vaak was alleen de aanblik van de martelkamer al genoeg om een ‘heks’ te laten bekennen, waarna zij op de brandstapel terechtkwam of geboeid op de bodem van een meer eindigde. Zelf heb ik gedurende twee jaar naast Tinie, haar man – waarvan ik vermoed dat hij Nico heet, en hun twee keffertjes Princess en Sloeber gewoond. Tinie had de gewoonte om onze gemeenschappelijke gang te decoreren, meestal met equivalenten van het Huilende Zigeunerjongetje. Mijn persoonlijke lievelingsattribuut was een puzzel met een afbeelding van door de branding galopperende paarden, met op de achtergrond een verliefd stelletje dat een strandwandeling aan het maken is. Dit alles in pastelkleuren, met roze als boventoon. Ik verdenk Tinie ervan dat dit romantische plaatje was hoe zij zich haar leven voorgesteld had. Nico was echter overduidelijk nooit een beach hunk geweest, ook niet vijfenveertig jaar geleden. Af en toe verving Tinie de kunstwerken in de gang voor andere, maar de paardenpuzzel bleef altijd op dezelfde prominente plek hangen. Behalve met kerst natuurlijk,
Bacchus
want dan moest alles ‘kerst’ zijn. Ik had in die tijd een zwarte kat, die best vaak ziek was. Bij wijze van gedachte-experiment stel ik me voor dat ik het arme beest op een gegeven moment dood zou hebben aangetroffen, toevallig net de dag nadat ik Tinie erop had gewezen dat haar paardenpuzzel een beetje scheef hing. Zou ik dan een verband leggen tussen mijn dode kat en mijn opmerking tegen Tinie, die als onvriendelijk opgevat had kunnen worden? Tinies huid zag altijd een beetje oranje, ik denk van de zonnebank. En in haar decolleté pronkten twee getatoeëerde hondenpootjes, naar ik aanneem één voor Princess en één voor Sloeber. Of was ze lichtoranje door een toverzalf van geprakte gifkikker gemengd met de tranen van een maagd? En waren die tatoeages eigenlijk geheime tekens van haar lidmaatschap van een heksenkring? Waarschijnlijk zou ik na het verlies van mijn kat de proef op de som nemen wat betreft de magische krachten van Tinie. Ik zou drie nieuwe zwarte katten nemen en Tinie iedere dag vertellen dat er iets mis was met de paardenpuzzel. Een beetje heks neemt dan wraak. Toch valt het die zestiende-eeuwers niet kwalijk te nemen dat ze niet iets beter hebben onderzocht of hun dode geit werkelijk verband hield met de buurvrouw. Als de kerk je vertelde dat er vrouwen bestonden die heulden met demonen en jouw buurvrouw aan de beschrijving voldeed, dan ging je niet als een sukkel zitten wachten. Nee, dan haalde je gretig je hooivorken en fakkels uit de schuur. Gelukkig voldoet Tinie aan een hele andere omschrijving: een huid van leer, maar een hart van goud. Tessa Velthuis