tijdschrift voor de afdeling psychologie
Samenwerking
april 2014 • jaargang 41 • nummer 361
Colofon: 41e jaargang nr. 361, april 2014 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de afdeling psychologie, Universiteit van Amsterdam
Diamantbeurs Kamer 5.02 Afdeling Psychologie Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam t: 020 - 525 67 58 e: spiegeloog-fmg@uva.nl w: spiegeloog.tumblr.com
Hoofd-/Eindredactie Joël Davidson & Bart Lichtenveldt.
Met z'n allen staan we sterk ‘Er gaat niets boven Groningen,’ luidt de populaire leus van de noordelijke stad waar wij aan het begin van het jaar met een delegatie van Spiegeloog heenreisden. Dat deden we om kennis te maken met de redactie van het psychologieblad van de Rijksuniversiteit Groningen: Diemensies. Het was de eerste stap van een samenwerkingsverband, dat volledig tot uiting zou moeten komen in dit nummer. Met trots kunnen we je vertellen dat dat gelukt is! Na een brainstormsessie en heen en weer ge-e-mail en gechat, vind je in dit nummer een debat op papier, een artikel uit het Diemensiesnummer ‘Strijd’ en een Wandelgang vol ‘mensies’. Naast al deze bijzondere stukken zijn er, zoals je van ons gewend bent, ook genoeg andere artikelen en rubrieken te vinden. Simone vertelt je in haar artikel dat ruzie hebben in bepaalde situaties best voordelig kan zijn! Dus mochten je onderhandelingen dramatisch verlopen, kun je er altijd nog een slaatje uit slaan. Het zou natuurlijk beter zijn als je onderhandelingen direct al goed gaan, Tuni vertelt je hoe je dat voor elkaar krijgt. Marceline neemt je aan de hand in de wereld van kinderlogica en Alicia vertelt je over de ouderkindrelatie die wij hebben met ontwikkelingslanden. Binnen Spiegeloog is er overigens ook samenwerking geschied. Omdat de naam Tabula Rasa voor de boekrecensie heel wat spannender was dan de naam voor de zusterrubriek de Filmrecensie, hebben we democratisch voor een nieuwe naam voor de Filmrecensie gekozen: Camera Obscura. Jihane vulde deze eerste Camera Obscura met de film The Quiet Ones. Wist je trouwens dat Mariëtte een nieuwe rubriekvorm heeft gelanceerd? En dat Emma over Siamese tweelingen heeft geschreven? In de Bacchus vertelt Gea-marit je over haar basisschoolverwarringen en Willemijn laat ons massaal denken over groepsgedrag. Werp nog eens een blik op de cover, gekozen als de beste van de covers die de mensen uit onze redactie hebben gemaakt. Eén voor allen, en allen voor één! Bart en Joël
Redactie Simone Belt, Maaike Blok, Jihane Chaara, Gea-marit Dekker, Marceline van Eeden, Manouk van Egmond, Tuni Pasanea, Mariëtte Scholten, Emma Laura Schouten, Nikita Uijtewaal, Alicia de Vries, Willemijn Waterbolk. Aan dit nummer werkten mee Denny Borsboom, Elske Salemink, Bruno Verschuere, de redactie van Diemensies. Cover Jihane Chaara. Fotografie Gea-marit Dekker, Bart Lichtenveldt. Opmaak en vormgeving Joël Davidson & Bart Lichtenveldt. Drukkerij Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.
Inhoud
31
12
34
Kinderlogica
Roze voor jongetjes
Wandelgang
Voor ons een verloren wetenschap?
Hoe tinten ons leven inkleuren
Met wie zou jij wel eens willen samenwerken?
4
Op Kamers
14
Ivoren Toren
23
Melkende Mieren
5
Ruzie
15
Wij helpen jullie
Ontwikkelingshulp, is dat okĂŠ?
25
Voor altijd samen?
Practicumbegeleiders
Lang zo slecht nog niet
Termietenheuvels
Uit Diemensies
Het lot van Siamese tweelingen
Rondvraag
18
Wist je dat?
28
@ Internet
8
Dit voor jou en dat voor mij
20
Samen staan we sterk
29
Mededelingen
10
Spiegeloog versus Diemensies
22
Camera Obscura
36
Bacchus
7
Salemink aan Verschuere
Hoe moeten we onderhandelen?
Samenwerking versus Strijd
Like ons op Facebook
Dertien leuke feitjes over samenwerking Hoe de massa ons doet veranderen
The Quiet Ones
Lees ons op tumblr
Verder dan het blad
Activiteiten voor studenten
Kwalitijd
Op Kamers Tekst & foto's: Bart Lichtenveldt en Emma Laura Schouten
Kamer: Diamantbeurs 3.01 Bewoners: Jenny van Beek en Corine Geurts Jenny van Beek en Corine Geurts zijn coördinatoren van de practicumgroepen in het tweede studiejaar. Naast het geven van de practica ontwikkelen zij veel onderwijs voor deze werkgroepen. Hun kamer delen zij met de andere empathische schattebouten (aldus Klaas Visser) van practicumbegeleiders. Lepelplant
Spiegeloog
4
Werkgroepposters
Jenny: ‘Deze plant hebben we ongeveer een maand geleden gekregen van oud-begeleider Alex als afscheidscadeau voor de kamer. Zijn motto was: ‘Alles wat je aandacht geeft, groeit.’ Dat heeft hij ook op de pot geschreven. We hebben sinterklaas gevierd en daarmee hebben we een aantal grappige items bij elkaar gedobbeld. De dingen die echt niemand mee naar huis wilde nemen zijn hier op de kamer terecht gekomen. Zo ook een waterkaraf, die nu goed van pas komt om de plant water te geven. Als de plant slap gaat hangen dan weten we dat hij aandacht nodig heeft.’ Corine: ‘De plant leeft nog steeds, daar zijn we erg trots op. Alex was de eerste die zo’n cadeau gaf, maar het zou wel leuk zijn om een traditie te maken van het geven van een leuk afscheidscadeau voor de hele kamer.’
april 2014
Corine: ‘Mooie flip-overs die gemaakt zijn in de werkgroepen hangen hier in de kamer. De eerste poster die hier hing had ik meegenomen omdat ik er vrolijk van werd. Ik vond hem mooi omdat hij zo fleurig is – met bloemetjes, regenbogen en kleurtjes. Inmiddels hangen er al heel wat. Vanwege de anders lege, witte muren is dat wel leuk.’ Jenny: ‘Niet alle begeleiders nemen de posters mee, dan zouden alle muren allang bedekt zijn. Ik denk dat het afhankelijk is van hoeveel moeite de begeleider stopt in het bewaren van de posters. Ikzelf heb dan toch redelijk snel dat ik de flip-overs per ongeluk ergens achterlaat. Maar eigenlijk zou het wel een stimulans kunnen zijn voor de studenten om een soort wall of fame te creëren. Dan hangen we de mooie, goede posters op om onze kamer op te leuken.’
Weekendje weg
Jenny: ‘Aan het begin van het studiejaar hebben we met alle begeleiders een kick-start gehad. Dat was in Wijk aan Zee. We waren daar twee dagen lang met z’n allen bezig dit jaar voor te bereiden. Dat weekendje was deels voor teambuilding, maar we gingen ook inhoudelijk aan de slag. Zo gingen we bijvoorbeeld met z’n allen een verslag nakijken om te weten te komen wat het belangrijkste is bij het beoordelen van zo’n verslag.’ Corine: ‘We zaten in een hotel, en het was supermooi weer. Dat is wel fijn als je aan het strand zit. In de avonduren was er natuurlijk ook wel gezelligheid, het was niet alleen maar werken.’
Wonderlijk Gedonder
Tekst: Simone Belt
Spiegeloog
Ruzie wordt door veel mensen gezien als iets negatiefs; conflicten zouden zorgen voor een negatieve sfeer en gaan effectief functioneren in een groep tegen. Ruzie in relaties wordt gezien als een van de eerste tekenen van het einde van een relatie. Maar is dat wel zo?
Ruzie kan voordelen opleveren. Volgens dr. Pam Spurr kan ruzie in een relatie een positief teken zijn: ruzie kan betekenen dat men om elkaar geeft. Een discussie over het drankgebruik van de partner kan volgens Spurr bijvoorbeeld laten zien dat iemand om de ander geeft en wil dat deze gezond leeft. Een goede ruzie lucht op, en kan de betrokken personen de kans geven eerlijk te zijn over hun gevoelens. Hierdoor werkt een ruzie opbouwend voor de relatie. Wanneer er in een relatie geen conflicten voorkomen kan dit komen doordat men zich niet veilig genoeg voelt om zich eerlijk uit te drukken tegenover de ander (James, 2012). Niet alleen in relaties kan ruzie goed zijn, ook in het bedrijfsleven heeft het voordelen. Volgens De Dreu en Van de Vliert (1997) is een open aanpak tijdens ruzie goed voor het bevorderen van productiviteit in bedrijven. Een conflict met een outgroup bevordert de groepsidentiteit. Conflicten binnen groepen kunnen zorgen voor het ontstaan van subgroepen en hierdoor de grenzen van groepsgedrag aangeven. Ook wordt er door middel van een conflict duidelijk wat onderliggende problemen zijn en
wat de doelen zijn van individuen van een groep. De band tussen mensen in de groep wordt hierdoor sterker. Het vermijden van conflicten kan averechts werken: conflicten blijven onder de oppervlakte intact en kunnen op de lange termijn escaleren. Of je veel of weinig ruzie maakt, heeft veel met je persoonlijkheid te maken. Sommige combinaties van verschillende persoonlijkheidstypes maken veel ruzie, terwijl dezelfde persoonlijkheidstypes dit onderling juist niet doen. Volgens de Oude Grieken werd iemands persoonlijkheid bepaald aan de hand van vier humores – cholerisch, sanguïnisch, melancholisch en flegmatisch. Aan de hand van welk lichaamssap overheersend is werd vastgesteld van welk temperament iemand is (zie afbeelding). De vier lichaamssappen zijn zwarte gal, gele gal, bloed en slijm. Mensen met een overvloed aan gele gal hebben een cholerisch temperament. Zij zijn dominant en makkelijk prikkelbaar. Mensen met een overvloed aan bloed zijn sanguïnisch van temperament. Zij zijn openhartig, enthousiast en worden ook wel avontuurlijk genoemd.
- Mensen met veel zwarte gal zijn introvert en gevoelig -
april 2014
5
Spiegeloog
6 april 2014
Bron: poetry.rapgenius.com
Een teveel aan zwarte gal maakt iemand volgens de Oude Grieken van een melancholisch temperament. Deze mensen zijn introvert en gevoelig. Tot slot is er nog het flegmatische temperament. Dit zijn mensen met een overvloed aan slijm. Zij zijn kalm en weinig emotioneel. In relaties ziet men vaak ofwel tegenovergestelde types (dus cholerisch-flegmatisch of sanguinisch-melancholisch), ofwel dezelfde types (bijvoorbeeld twee flegmatische personen). Wanneer tegenovergestelde types een relatie hebben is het logisch dat zij het vaak oneens zullen zijn. Deze combinaties vullen en scherpen elkaar aan, hebben veel ruzie, en maken het daarna weer goed. Gelijke types maken juist geen ruzie. Zij steunen elkaar en zullen het vaker wel dan niet met elkaar eens zijn, waardoor er niet snel een ruzie ontstaat (Bor, 2009). Dat gelijke types weinig of nooit ruzie maken is niet erg; het is logisch dat er niet snel een conflict zal ontstaan, omdat zij op elkaar lijken en zich in elkaar kunnen verplaatsen. Er is dus ook geen sprake van conflictvermijding; er is simpelweg weinig conflict. Tussen tegenovergestelde types is conflict vaak onvermijdelijk. Deze
conflicten zorgen al snel voor ruzie. Zolang deze ruzie juist wordt opgelost is dat helemaal niet erg. Ruzie hoeft dus niet per se iets negatiefs te zijn en kan juist ervoor zorgen dat banden sterker worden tussen groepen, in relaties of in bedrijven. Zolang ruzie niet te vaak voorkomt of escaleert is het juist gezond om af en toe eens flink ruzie te maken. <<
Bronnen
- Bor, A. J. C. (2009). Waarom hebben sommige partners vaak ruzie, en anderen (bijna) nooit? Opgehaald op 25 maart 2014 van: http:// debomendoorhetbosch.blogspot.nl/2009/11/de-vier-temperamenten. html/. - De Dreu, C. K., & Van de Vliert, E. (Eds.). (1997). Using conflict in organizations. Sage. - James, G. (2012). Is Arguing The Key To A Long And Happy Relationship? Opgehaald op 25 maart 2014 van http:// www.huffingtonpost.co.uk/2012/01/31/arguing-key-to-happyrelationship_n_1243503.html#s651205&title=The_Top_5/.
De Rondvraag
Beste Bruno, De effecten van Cognitive Bias Modification-training op klinische variabelen worden veelal vastgesteld met zelfrapportagevragenlijsten. Echter kleven daar wel nadelen aan, zoals de kans op demand-effecten, sociale wenselijkheid bij antwoorden et cetera. Anders geformuleerd: er bestaat een kans dat deelnemers niet eerlijk antwoorden en zich anders voordoen dan ze daadwerlijk zijn. Nu beland ik bij jouw expertise. Denk je dat de kennis en technieken rondom leugendetectie hierbij van toegevoegde waarde kunnen zijn? Elske
Het antwoord van Bruno Verschuere (Klinische Psychologie) Wat jij te weten wil komen is wat iemand écht denkt en voelt. Heeft een verslaafde écht geen trek meer? Is je cliënt écht vrij van angst na je training? Zelfrapportage vertelt wellicht niet het hele verhaal, al is het maar omdat mensen het zelf niet zo goed weten. Zelfrapportage kan natuurlijk ook vertekend zijn omdat mensen bewust liegen over wat ze denken en voelen. Zo is het denkbaar dat je cliënt jou gunstig wil stemmen: ‘Het gaat al een stuk beter, dank je!’ Dat er mogelijk gelogen wordt, moet je evenwel overwegen, vooral wanneer er wat op het spel staat. Zo kan een verslaafde politieagent of een getraumatiseerde militair zijn of haar baan verliezen omwille van diens klachten. Indirecte maten (computertaken of fysiologische maten) kunnen daarom een zinvolle aanvulling zijn op zelfrapportage en een completer plaatje opleveren. Eigenlijk fungeren je indirecte maten als een soort leugendetector. Een torenhoge hartslag toont dat je klachtenvrije militair nog helemaal in de stress zit. Op deze manier zou je in de forensische context indirecte maten als leugendetectie kunnen inzetten. Denk bijvoorbeeld aan daders van seksueel kindermisbruik. Het gros van deze daders zal ontkennen zich primair aangetrokken te voelen tot kinderen, en dat is wellicht nog waar ook. Nochtans is het van groot belang te weten
welke pedoseksuelen pedofiel zijn, want een afwijkende seksuele voorkeur is een belangrijke voorspeller van criminele recidive. Fysiologie kan seksuele opwinding verraden, maar daar kleven nogal wat praktische en ethische bezwaren aan. Daarom is er recent interesse in computertaken zoals de kind-seks Implicit Association Test (IAT), die meet hoe sterk iemand kinderen met seks associeert. Indirecte maten kunnen dus discrepanties blootleggen tussen wat iemand zegt te denken of voelen en wat die persoon werkelijk lijkt te denken of voelen. Die discrepantie kan een aanwijzing voor liegen zijn. Zo bekeken, zijn leugentests efficiënt. Die vertellen je immers meteen wat iemand denkt, voelt of doet. De validiteit van vele leugentests is jammer genoeg bedenkelijk. Recent is er weer een nieuwe: de autobiografische IAT (aIAT) – en die lijkt het niet eens zo slecht te doen. Zo kan bij twee contrasterende autobiografische gebeurtenissen de aIAT helpen met het bepalen van de echte ten opzichte van de neppe. Zo zou de aIAT je kunnen vertellen of ‘Ik heb afgelopen week geen alcohol gedronken’, dan wel ‘Ik heb afgelopen week alcohol gedronken’, waar is. Dus ja, met de gepaste leugentest kun je meer te weten komen over wat iemand denkt, voelt, …en doet!
Bruno Verschuere (Klinische Psychologie) geeft de Rondvraag door aan Steven Scholte (Klinische Neuropsychologie) Beste Steven,
In 2001 verscheen de eerste publicatie waarin het liegende brein in kaart werd gebracht. Die leidde tot groot enthousiasme en een reeks vervolgstudies. Deze artikelen openden steevast met: ‘Leugendetectie werkt tot op heden niet, maar nu kunnen we in het brein kijken!’ Meer dan tien jaar en een boel kleurenplaatjes later, blijkt de verkregen accuraatheid niet veel beter dan die van bestaande leugentests. Moeten we het initiële enthousiasme over fMRI maar laten varen, of valt er toch nog winst te behalen denk je? Die vraag trek ik graag wat breder. In de populaire media worden allerlei bevindingen – van hallucinaties bij schizofrenen tot een gebrek aan empathie bij psychopatische gedetineerden – als ‘echt’ bestempeld als ze significant bleken in fMRI-onderzoek, maar dat zullen vast niet de meest belangwekkende fMRIbevindingen zijn. Kortom, wat heeft fMRI-onderzoek tot nu toe bijgedragen aan de psychologie en welke grote doorbraken staan er volgens jou nog voor de deur? Bruno
7 april 2014
De vraag van Elske Salemink (Ontwikkelingspsychologie)
Spiegeloog
Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen
De kunst van het onderhandelen Onderhandelen, het is een kunst, een kunst die je in ieder aspect van het leven waar geld bij gemoeid is kan gebruiken. Of je nu met je baas een gesprek aangaat voor een beter salaris of dat je op een markt in Turkije staat. Onderhandelen is een vaardigheid die een groot verschil kan maken.
Spiegeloog
Tekst: Tuni Pasanea
8 april 2014
Ondanks dat onderhandelen zo belangrijk is, is effectief onderhandelen een bekwaamheid die de meeste mensen niet bezitten. Onderhandelen is een discussie tussen twee of meer mensen met als doel het bereiken van een overeenstemming op kwesties die de partijen van elkaar scheiden. Het vindt plaats wanneer de partijen niet de macht hebben om hun eigen zin te krijgen (Byrnes 1987). Helaas ben ik ook een van die mensen die bekwaamheid niet bezitten. Wat ik ook doe, wat ik ook zeg, een gunstige uitkomst voor mij of mijn portemonnee zit er niet in. In een situatie waar ik iets gedaan moet krijgen van iemand in ruil voor een van mijn bezittingen of Godgegeven talenten weet ik simpelweg niet ‘hoe het moet’. Zo probeerde ik laatst nog onder een boete uit te komen omdat ik door rood licht rende (ja, ze worden nog gegeven!) om de tram te halen, maar het enige dat ik kreeg voor mijn inspanningen was een geel bonnetje van een boze agent. Ik kijk dan ook met een mengelmoes van verbazing en afgunst naar mensen die wel weten hoe je succesvol een onderhandeling ingaat, en vooral uitkomt.
Maar is er nog hoop voor mensen zoals ik om afgezien van de twee-voor-één-aanbiedingen in de supermarkt, een goede deal te krijgen? Onderhandelen is niet iets wat aangeboren is. Effectief onderhandelen is prima aan te leren, zo blijkt uit het onderzoek van Nadler, Thompson en Van Boven (2003). Maar dan moet je wel de juiste leerstijl gebruiken, anders kan onderhandelen niet aangeleerd worden. In het onderzoek van Nadler et al. zijn vier verschillende leerstrategieën bestudeerd: Principle Based Learning, Learning via Information Revelation, Observational learning en Analogical Learning. De eerste twee strategieën bleken niet goed te werken: Principle-Based Learning en Learning via Information Revelation zorgden er beide voor dat de informatie die iemand krijgt over hoe er effectief onderhandeld kan worden in een specifieke situatie alleen toegepast kan worden in die specifieke situatie. Maar zodra de situatie een klein beetje veranderde of er gebeurde iets onverwachts was het niet langer mogelijk om de juiste strategie toe te passen. Deze leerstrategieën zorgden er niet voor dat mensen de onderliggende mechanieken niet
- Goed onderhandelen kun je leren -
Bronnen
- Byrnes, J. F. (1987). Ten Guidelines for Effective Negotiating. Business Horizons, 30, 7-12. - Nadler, J., Thompson, L., & Van Boven, L. (2003). Learning Negotiation Skills: Four Models of Knowledge Creation and Transfer. Management Science, 49, 529-540. - Schneider, A. K. (2002). Shattering Negotiation Myths: Empirical Evidence on the Effectiveness of Negotiation Style. Harvard Negotiation Law Review, 7, 143.
9 april 2014
creativiteit is het vierde punt dat volgens Byrnes belangrijk is. Je moet jezelf dwingen om ook aan onconventionele oplossingen te denken. Het vijfde punt is het begrijpen van de kracht van een stilte. Volgens Byrnes zou je nooit meer dan vijftig procent van de tijd aan het woord moeten zijn. Dit omdat het anders zou lijken alsof jij de woorden van de andere partij niet belangrijk vindt. Nummer zes op de lijst is ervoor zorgen dat de ander het met je eens kan worden. Te veel onderhandelaars zouden zich alleen maar bekommeren om zichzelf, en hierdoor in een situatie terechtkomen waarbij de andere partij het nooit eens kan worden. Het zevende punt hangt samen met punt zes; een goede onderhandelaar moet compromissen kunnen sluiten. Het achste punt is het kunnen maken van notities. Het negende punt is tijdsbesef, hierbij gaat het erom dat een onderhandelaar deadlines moet kunnen stellen zodat onderhandelingen niet oneindig lang doorgaan. Het tiende en meest belangrijke punt van Byrnes is dat er nooit vanuit gegaan mag worden dat er een overeenstemming gaat komen. Als je dit namelijk wel doet geef je te makkelijk je eigen positie op. De sterkste onderhandelaars weten wanneer ze van de onderhandelingstafel moeten weglopen. Als je deze tien punten leert te gebruiken, zij het door gebruik te maken van Analogical Learning, zij het door Observational Learning, kan ook jij goed onderhandelen. Doe dat ook, want ongeacht waar je in de toekomst zult werken, goed onderhandelen zul je nodig hebben. <<
leren, maar veranderden ze enkel in papegaaien. Je kunt dit goed terugzien bij bijvoorbeeld telefonische verkoop waar de verkoper geen overtuigende technieken gebruikt maar simpelweg een script opleest. Als jij dan een vraag stelt die niet in het script staat weet de verkoper niet wat hij ermee doen moet. Bij Observational Learning kijk je naar een goede onderhandelaar en dat imiteer je. De imitatie zorgt ervoor dat je door krijgt wat precies de onderliggende strategieĂŤn zijn die de verkoper gebruikt. Dit is een van de redenen waarom de meeste bedrijven ervoor kiezen om medewerkers die beginnen aan een verkoopfunctie, eerst mee te laten lopen met een ervaren verkoper. Bij Analogical Learning pas je kennis van een bekend terrein toe op een terrein dat je niet goed kent; in dit geval onderhandelen. Dit werkt omdat je door de analoge kennis die je hebt de onderliggende mechanieken goed kan toepassen. Dit soort leren zie je bijvoorbeeld terug bij het leren van soortgelijke sporten. Mensen die al kunnen basketballen kunnen makkelijker leren korfballen. Wat maakt een effectief onderhandelaar? Er zijn veel verschillende stijlen, maar ze hebben allemaal een paar punten gemeen. Het belangrijkste is dat je je kunt inleven in de andere partij, dat je weet wat die wilt en wat jij ervoor kunt krijgen. Dit blijkt uit onderzoek van Schneider (2002) waarin onderhandelaars die empathie tonen gemiddeld effectievere onderhandelaars waren dan mensen die dat niet deden. Daarnaast geeft het onderzoek van Byrnes (1987) geeft tien punten waar een onderhandelaar aan moet voldoen wil hij of zij effectief zijn. Het eerste wat je als onderhandelaar moet doen is een goede voorbereiding treffen, waarbij je je afvraagt wat jij wilt bereiken maar ook waarom je dat precies wilt bereiken. Als tweede punt geeft Byrnes aan dat een onderhandelaar zich vooral moet kunnen inleven in de tegenstander. Het derde punt is het vermijden van doodlopende wegen. Dat wil zeggen dat je zowel jezelf als je tegenstander niet in een hoek moet drijven waardoor de onderhandeling persoonlijk wordt. Het gebruik maken van
Spiegeloog
Bron: nlm-development.com
Spiegeloog ver Samenwerking ver Spiegeloog en Diemensies (het psychologieblad van de Rijksuniversiteit Groningen) vouwden voor dit nummer hun hetzelfde met strijd.
Tekst: Jihane Chaara
Spiegeloog
10 april 2014
Samenwerking is beter dan strijd. Samenwerking is de fundering van onze samenleving en van onze belevenissen. Dit is op verschillende manieren terug te zien. Om te beginnen zit ons brein zodanig in elkaar dat samenwerking gemakkelijk is. In onze pariëtale kwabben en de premotorische hersenschors zijn spiegelneuronen te vinden. Spiegelneuronen zijn niet alleen actief als een persoon zelf een handeling uitvoert, maar tevens als iemand ziet dat een ander een handeling uitvoert (Iacoboni, 2009). Wij zijn geprogrammeerd om samen te werken. Ook doen we onbewust aan mimicry: het na-apen van elkaars bewegingen. Mimicry is een cruciaal, maar vaak over het hoofd gezien onderdeel van sociale interactie (Lakin, Chartrand & Arkin, 2008). Bovendien is het ook nog eens strategischer om samen te werken. Uit het onderzoek van Cooper en Kagel (2005) is gebleken dat teams van twee effectiever te werk gaan en strategischer zijn dan een individu. Dit is geen opmerkelijke bevinding – als je met iemand samenwerkt moet je je rommelige gedachten in woorden uitdrukken; je moet even bedenken hoe je al je ideeën overbrengt naar de ander. Je moet eigen plannen articuleren en je krijgt ook nog eens de kans om andermans gedachten te horen. We zijn allemaal uniek en hebben daarom dus verschillende visies op zaken. Een individu hoeft niet door dit duidelijke brainstormproces heen te gaan. Het alternatief voor samenwerken ziet er overigens niet rooskleurig uit. ‘Alleen zijn’ wordt doorgaans niet ervaren als een prettige belevenis. Hoewel een paar dagen rust wel aangenaam kan zijn en het ook zeer rustgevend is om soms je telefoon eventjes uit te zetten, is het al gauw teleurstellend om achteraf geen enkel gemist telefoontje of berichtje te zien verschijnen. Alleen zijn kan best fijn
en gezond zijn, maar te veel van het goede wordt slecht. Mensen ervaren isolatie als onplezierig – kijk maar naar de boodschap van de vele liedjes, gedichten, films, series en boeken die erover gemaakt zijn. Isolatie kan soms ook het gevolg zijn van een aandoening. Mensen met depressie bijvoorbeeld, krijgen al snel de neiging zich terug te trekken en alleen te zijn. Genoeg therapieën zijn erop gericht om mensen met zulke problemen terug in de samenleving te krijgen. Tot slot zijn mensen sterker in groepen. Als er een collectief doel bestaat, kunnen mensen er samen voor zorgen dat dat doel bereikt wordt. Doelen die anders te groot en te onbereikbaar zouden zijn voor een individu. Elke gewonnen strijd voor gelijkheid in de geschiedenis heeft altijd een sterke groep gehad die ervoor vocht. Een stem is slechts een stem, maar als honderden mensen hetzelfde roepen, wordt het een brul waarnaar wel geluisterd móet worden.
Bronnen
- Cooper, D. J., & Kagel, J. H. (2005). Are two heads better than one? Team versus individual play in signaling games. American Economic Review, 62(5), 477-509. - Iacoboni, M. (2009). Imitation, empathy, and mirror neurons. Annual review of psychology, 60, 653-670. - Lakin, J. L., Chartrand, T. L., & Arkin, R. M. (2008). I am too just like you nonconscious mimicry as an automatic behavioral response to social exclusion. Psychological science, 19(8), 816-822.
sus Diemensies sus Strijd handen ineen om samen een stuk te schrijven. Spiegeloog verdedigde het concept samenwerking en Diemensies deed
11 april 2014
voor lucht- en ruimtevaartuigen, radar- en radionavigatie, synthetisch rubber en olie, de straalmotor, penicilline en de allereerste computer. Zo’n vijfentwintig jaar later, in 1969 werd voor militaire doeleinden de grondslag gelegd voor wat nu het internet is. In datzelfde jaar: zonder de spacerace met de Russen waren we waarschijnlijk nooit op de maan geweest. Kijk maar naar hoe weinig ontwikkeling er heeft plaatsgevonden in de ruimtevaart in de jaren na de Koude Oorlog. Pas in de laatste jaren is de ruimtevaart weer wat op gang gekomen, en zijn ook commerciële bedrijven zich bezig gaan houden met ruimtevaart. Deze hernieuwde interesse heeft een hoop competitie met zich meegebracht, en competitie zorgt ervoor dat bedrijven hun producten steeds verbeteren. De krankzinnige vooruitgang in bijvoorbeeld computertechnologie de laatste tien jaar heeft zich alleen voorgedaan vanwege deze competitie, deze selectie. Als kers op de taart wil ik graag de wijdgeaccepteerde evolutietheorie aandragen als argument voor strijd. Als dieren met elkaar de strijd aangaan om te overleven krijgen alleen de sterkste dieren de kans zich voort te planten. Met elke generatie verbetert een soort langzaam richting een wezen dat is aangepast aan zijn leefomgeving (en deze uiteindelijk ontstijgt, bijvoorbeeld de mens). Strijd en competitie brengen de mensheid vooruit. Het creëert noodzaak voor creativiteit en nieuwe ideeën. Het is iets wat we altijd hebben gedaan en waarschijnlijk altijd zullen blijven doen. Gelukkig zijn er naast de verwoestende oorlog vreedzamere manieren om te strijden en zo de vooruitgang in werking te zetten, bijvoorbeeld vrije marktcompetitie of de Olympische Spelen, want het is wel zo fijn om nog een wereld over te houden om die mooie technologie in toe te passen. <<
Door de eeuwen heen hebben wij, de mens, nogal wat afgevochten. Onze geschiedenis is getekend door strijd. Deze strijd brengt onvoorstelbare gruwelen voort en gooit op vele manieren onze menselijke beschaving achteruit, dat moet een mens erkennen. Echter, zonder deze terugkerende vechtlust had onze samenleving er heel anders uit gezien. Neem de Tweede Wereldoorlog als voorbeeld – misschien wel de grootste strijd in de geschiedenis van de mens. Als deze nooit had plaatsgevonden zouden we een flink aantal elementen uit ons dagelijks leven moeten missen. Om te beginnen de atoombom. ‘Wablief ?’, denkt u nu misschien. ‘De atoombom een dagelijkse zaak? Ik dacht van niet.’ En gelijk heeft u. Gelukkig heeft dit doomsday device geen plek in onze samenleving, althans niet in die vorm. De nakomeling van de atoombom, de kernsplitsingreactor, heeft dat wel. Wereldwijd leveren kerncentrales veertien procent van de stroom, in Nederland is dat 3,9 procent. Dat laatste lijkt niet veel, maar men moet zich realiseren dat het hier om slechts een enkele centrale gaat. Het energierendement van kerncentrales is krankzinnig hoog vergeleken met andere vormen van energieopwekking. Zonder kernbom waren kerncentrales nooit mogelijk geweest. Nu is het misschien wat kort door de bocht om te zeggen dat de kernbom (en als gevolg daarvan de kerncentrale) nooit was uitgevonden zonder oorlog, maar de oorlog heeft wel degelijk de noodzaak gecreëerd voor een dergelijk wapen. De strijd voedt de noodzaak en de noodzaak voedt de vooruitgang. Maar naast deze kolossale stap in energieopwekking zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen. Alleen al door de Tweede Wereldoorlog zijn er talloze nieuwe dingen uitgevonden. Voorbeelden zijn de jerrycan, de drukcabine
Spiegeloog
Tekst: Alexander Meijer
De wijsheid van kinderlogica We leven tegenwoordig in een informatiemaatschappij waarin gebruik, integratie, manipulatie en verspreiding van allerlei vormen van informatie aan de lopende band plaatsvinden. Van jongs af aan worden kinderen geïndoctrineerd met een golf aan informatie om hen klaar te stomen voor de toekomst. Maar wordt in al deze kennisdrift niet vergeten dat onze jongste medemens volwassenen zelf ook nog een hoop kan bijbrengen?
Spiegeloog
Tekst: Marceline van Eeden
12 april 2014
Door het zogenaamde spelenderwijs leren wordt op een creatieve manier aan kinderen van alle leeftijden kennis van verschillende gebieden bijgebracht. Naarmate kinderen ouder worden, nemen ze door schoolonderwijs nog meer kennis tot zich, zodat ze uiteindelijk op hun beurt zelfstandig informatie kunnen gebruiken, integreren, manipuleren en verspreiden. We zouden bijna voorbij gaan aan het feit dat een wederzijdse kennisuitwisseling denkbaar is. Want juist door hun gebrek aan levenservaring beschikken kinderen over een zekere onwetendheid waardoor ze onbewust experts zijn op het gebied van bepaalde levenswijsheden. In de loop der jaren hebben veel volwassenen door negatieve ervaringen als teleurstellingen enige mate van faalangst opgebouwd. Hierdoor hebben ze geleerd bepaalde dromen of ambities los te laten omdat ze simpelweg niet eenvoudig of, in hun ogen, haalbaar zijn (Clayes, 2013). Door deze vorm van praktisch denken wordt de doelstelling vaak losgelaten. Kinderen hebben echter door hun jonge leeftijd weinig ervaring met tegenslagen (en dus teleurstellingen), en daardoor nog geen praktisch besef van (ir)realiteit. Ze beschikken over een denkwijze gericht op wat er allemaal wél kan en laten wetten en praktische bezwaren hun dromen en daden niet in de weg staan. Zo dromen zij ervan later kabouter of dolfijn te worden, zonder te beseffen of teleurgesteld te zijn dat dit in werkelijkheid nooit
kan gebeuren. Wanneer volwassenen iets meer van deze optimistische, hoopvolle mentaliteit zouden meekrijgen, bestaat de kans dat een hoop geabandonneerde dromen vooralsnog kunnen uitkomen in plaats van door levenslange teleurstellingen worden weggestopt. Een andere levensles die kinderen aan volwassenen kunnen meegeven, sluit aan op de zojuist genoemde vrije mentaliteit die kinderen bezitten. Kinderen zijn door deze zienswijze grenzelozer en daardoor bijzonder creatief, speels en spontaan. Het Museum of Glass in Washington speelt hierop in door educatieprogramma’s voor kinderen aan te bieden waarbij kinderen hun eigen glassculpturen mogen ontwerpen. Benjamin Cobb, hoofd van het project, stelt dat de kinderen slechts een paar minuten nodig hebben om de meest creatieve kunst te ontwerpen, waarna de glasblazers uren bezig zijn het ontwerp te realiseren vanwege de onrealistische dimensies, onregelmatige proporties en aparte kleurcombinaties. Door deze creativiteit kunnen kinderen volwassenen originele perspectieven en inventieve inzichten bieden, waar het voor volwassenen lastiger kan zijn zo grenzeloos te denken. Daarnaast staan kinderen op een manier in het leven waar menig volwassene tegenwoordig naar streeft, namelijk: mindful. Zoals een oud Tibetaans gezegde al verkondigde: ‘Children are our real teachers. Listen carefully what
Kids Design Glass: Banana Bam.
de manier waarop nu wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan (van der Kooij, 2012). Door hun minder praktisch ingestelde denkwijze, onbevangenheid, creativiteit, aandachtige levenshouding en probleemoplossend vermogen beschikken kinderen over bijzondere vaardigheden die veel volwassenen door de jaren heen, zonder zich hiervan bewust te zijn, vaak zijn verloren. Uiteraard kunnen kinderen een hele hoop essentiële zaken van volwassenen leren, zolang volwassenen maar beseffen dat ondanks de eenvoudige woordkeuzes en eigenzinnige belevingen van kinderen hun logica en blik op de wereld ons nog een hoop verademing kan verschaffen. Wederzijdse samenwerking is daarom een uitkomst! <<
- Kinderen staan mindful in het leven -
Bronnen
- Clayes, L. (2013). "Maak vandaag ... dromen waar". Opgehaald op 29 maart 2014 van http://www.goedgevoel.be/gg/nl/11/Psychologie/article/detail/1752798/2013/12/05/Maak-vandaag-nog-jedromen-waar.dhtml/. - Kratsborn, J. (2010). "Wat kunnen ... van kinderen". Opgehaald op 15 maart 2014 van http://www.parkstad-aachen.com/blog/watkunnen-we-leren-van-kinderen/. - Coelho, P. (z.j.). Opgehaald op 1 april 2014 van http://www.goodreads.com/quotes/119238-a-child-can-teach-an-adult-three-things-tobe/. - Van der Kooij, D. (2012). ‘De vroege mensch’. Opgehaald op 1 april 2014 van http://vindingrijk.wordpress.com/2012/11/13/devroege-mensch-roze-bril-knipsel/.
13 april 2014
they will teach you about the lost world of carefree being in the present moment.’ Kinderen accepteren mensen en situaties zoals ze zijn, ze weten immers niet beter. Ze kunnen zonder duidelijke reden gelukkig zijn (Coelho, z.j.). Dat is ook een mogelijke verklaring voor het feit dat kinderen vaak zoveel verschillende vriendjes en vriendinnetjes hebben. Volwassenen hebben door hun levenservaring kennis van verschillende mogelijkheden en alternatieve perspectieven, waardoor weerstand en bezwaren tegen de huidige situatie of mensen kan ontstaan. Kinderen zijn juist onbevangen, nemen hun eigen emoties serieus en zwakken deze niet af. De invloed van bijvoorbeeld sociale wenselijkheid is hen namelijk, in tegenstelling tot volwassenen, nog niet bekend. Hierdoor kunnen kinderen soms op pijnlijke wijze hun vinger op de zere plek leggen, maar ook de meest oprechte complimenten uiten. Tot slot zijn kinderen zeer leergierig aangelegd (Kratsborn, 2010). Dit is vanuit evolutionair oogpunt te verklaren met het feit dat het kind in een zo vroeg mogelijke levensfase geleerd moet worden zichzelf in veiligheid te kunnen brengen. Hierdoor hebben kinderen een groot probleemoplossend vermogen en zelfs een enigszins wetenschappelijke leerhouding: er wordt een observatie gedaan (‘Goh, wat zie ik daar voor een grappig beestje?’), een hypothese gesteld (‘Als ik hem oppak, loopt hij vast over mijn hand’), een actie uitgevoerd (‘Au, hij steekt me!’) en indien nodig aangepast voor de volgende keer (‘Zo’n geel-zwarte vlieg moet ik volgende keer maar niet oppakken’). Op deze manier leren kinderen van hun fouten. Het is in werkelijkheid ook de primitieve voorloper van
Spiegeloog
Ontworpen door Macay Fischer, acht jaar
Ivoren Toren Termietenheuvels
Spiegeloog
14
Is de wetenschap één geheel? De logisch positivisten, de eersten die, rond 1930, deze vraag serieus behandelden, dachten van wel. In hun optiek zou het universum zich uiteindelijk laten vatten in één enkel natuurwetenschappelijk bouwwerk. Dat bouwwerk bestond volgens de logisch positivisten uit elementaire waarnemingsfeiten (‘de weegschaal geeft bij Jan tachtig kilo aan’), die met theoretische begrippen verbonden werden via zogenaamde correspondentieregels (‘de waargenomen uitslag van de weegschaal is proportioneel aan de kracht die een object erop uitoefent’). Theoretische begrippen (kracht, massa, et cetera) werden dan weer aan elkaar geschakeld via formele, wiskundige relaties, beter bekend als natuurwetten. Zo kun je je voorstellen dat het geheel der wetenschap wordt opgebouwd als een enorme toren. Die toren begint aan de basis met kennis over elementaire deeltjes. Vervolgens worden op dat fundament nieuwe verdiepingen gemetseld: eentje voor de scheikunde, dan één voor de biologie, vervolgens via die van neurowetenschap de psycho-
april 2014
logieverdieping, verder tot in de sociologie. Als je zo over de wetenschap nadenkt, dan kom je vanzelf met de vraag te zitten hoe die verdiepingen nou aan elkaar vastzitten. In de logisch positivistische opvatting wordt het cement tussen de verdiepingen van het wetenschapsgebouw gevormd door reductiestappen. In die reductiestappen worden theoretische begrippen op een hoger niveau (bijvoorbeeld temperatuur) gelijkgesteld aan theoretische begrippen op een lager niveau (gemiddelde kinetische energie van deeltjes), waarna wetmatigheden die het hogere niveau kenmerken (ideale gaswetten, in dit voorbeeld) afgeleid worden uit wetmatigheden op het lagere niveau (hier de statistische mechanica). Een mooi idee, waar helaas niet veel van terecht is gekomen. Reductiestappen zijn schaars en zelfs de standaardvoorbeelden, zoals die van temperatuur, zijn omstreden. Daardoor kwam de filosoof Jerry Fodor op het idee dat de verdiepingen van de wetenschap misschien wel helemaal niet met reductiestappen aan elkaar vastzitten. Volgens hem zijn hogere-orde-entiteiten, zoals bergen, weliswaar opgebouwd uit lagere-orde-entiteiten, zoals graniet, maar zijn wetmatigheden waarin bergen voorkomen (bijvoorbeeld weermodellen die verklaren waarom wolken achter een berg blijven zitten) niet reduceerbaar tot wetmatigheden over graniet. Dat komt volgens hem omdat de hogere-orde-entiteiten meervoudig realiseerbaar zijn. Een berg op een eiland zorgt ervoor dat het aan de ene kant zonnig is en aan de andere kant bewolkt, maar het boeit verder niet of die berg van graniet, zandsteen, of kalk is gemaakt. Deze opvatting leidt tot een heel ander idee over de structuur van het wetenschapsgebouw. In plaats van één grote toren dringt zich eerder de metafoor van een vlakte met termietenheuvels op. In deze metafoor is ieder wetenschapsgebied een heuvel, waar termieten met de beschikbare materialen proberen hun toren zo hoog mogelijk de lucht in te krijgen. Die termietenheuvels grenzen soms aan elkaar, en op die plekken loopt het materiaal van de ene heuvel over in dat van de andere, waar ze op allerlei andere plekken helemaal niets met elkaar te maken hebben. Dat termietenveld vind ik zelf herkenbaarder dan het wetenschapsgebouw van de logisch positivisten. In interdisciplinaire samenwerkingsverbanden zie je best dat vakgebieden elkaar aanvullen, maar een reductiestap heb ik van mijn leven niet gezien en ik verwacht niet dat dat nog gaat veranderen. Sommige mensen vinden dat jammer, en willen toch graag blijven geloven dat de wetenschap één solide geheel is, waardoor reductie het leidend principe moet blijven. Op dat moment wordt de wetenschapsfilosofie een religie. Denny Borsboom
Ontwikkelingshulp Realiseerbare droom of utopie?
Tekst: Alicia de Vries
Spiegeloog
Ontwikkelingshulp is een vaak bediscussieerd onderwerp. Vrijwel iedereen heeft een opvatting over ontwikkelingshulp, waarbij de meningen van ‘noodzakelijk’ tot ‘zinloos’ uiteenlopen. Wat is het doel van ontwikkelingshulp en is het zinvol?
dat ze welvarend zijn. Het idee hierachter is dat er universele stadia bestaan die alle landen moeten doorlopen voor het bereiken van welvaart (Dong-Sun & Chang Moon, 1998). Op die manier wordt er een vergelijking getrokken tussen het Westen en ontwikkelingslanden, waarbij ontwikkelingslanden in een lager stadium verkeren maar wel aangemoedigd kunnen worden om een hoger stadium te bereiken. ‘Ze leven nu eenmaal nog in de middeleeuwen’ is een uitspraak die dit gedachtegoed weerspiegelt.
- Ontwikkelingshulp kan voor grote gezinsdruk zorgen -
Een andere kijk op ontwikkeling En heel andere kijk op ontwikkeling is het modernisatieperspectief. Vanuit dit perspectief wordt gesteld dat hoewel er veel nadelen zijn aan ontwikkelingshulp, academici en experts verenigd moeten blijven om strategieën voor nieuwe en effectieve interventies te ontwikkelen. Volgens deze theorie is er geen alternatief om armen te helpen. Dit is bijvoorbeeld het standpunt van de Wereldbank (De Vries, 2007). Radicale politieke economen zien ontwikkelings-
De achtergrond van ontwikkelingshulp Aanvankelijk was het idee achter ontwikkelingshulp het verbeteren van de levensstandaard van de armste mensen in een bepaalde samenleving tot een acceptabel niveau (Srinavasan, 1977). De eerste ontwikkelingsplannen waren vooral gericht op de toename van het nationaal inkomen van een ontwikkelingsland. Het idee hierachter was dat zelfs de armste laag van de bevolking zou profiteren van de economische groei en dat, zodra deze landen een stabiel stadium zouden bereiken, ze meer zouden lijken op de ‘volwassen’ economieën van het Westen (Srinavasan, 1977). Dit weerspiegelt een paternalistische kijk op ontwikkelingshulp: het idee dat de Westerse wereld als een ouderfiguur optreedt waar ontwikkelingslanden een voorbeeld aan kunnen nemen en zich aan op kunnen trekken. Er zijn verschillende theorieën omtrent ontwikkelingshulp. Vanuit een traditioneel perspectief wordt ontwikkelingshulp gezien als het overbrengen van kennis en ‘verlichting’. Rijke Westerse landen zouden beschikken over intellectuele en materiële overmacht die ervoor zorgt
april 2014
15
Spiegeloog
16
hulp echter als een manier waarop arme landen afhankelijk gemaakt worden van de kapitalistische wereld. Dit wordt de afhankelijkheidstheorie genoemd (Dong-Sun & Chang Moon, 1998). Voorstanders van de afhankelijkheidstheorie zijn van mening dat er een neoliberaal doel schuilgaat achter ontwikkelingshulp, namelijk het toetreden van arme landen tot een grote kapitaalmarkt, waardoor autonome en zelfvoorzienende gemeenschappen (lees: niet-kapitalistische markten) verloren gaan (De Vries, 2007). Het neoliberale beleid moedigt de internationale handel aan, mede door privatisering van bedrijven, minder regels in de financiĂŤle sector en een minimale invloed van de overheid (Brohman, 1996). Neoliberale economen stellen echter dat ontwikkelingshulp juist in het voordeel werkt van beide landen, namelijk doordat multinationals van rijke landen de productiviteit in ontwikkelingslanden vergroten en op deze manier aanzienlijk bijdragen aan de economische ontwikkeling (Dong-Sun & Chang Moon, 1998). Het openen van de deuren voor internationale handel zou de eerste stap zijn op weg naar de ontwikkeling van een arm land. Voorbeelden van landen die op deze manier een sterke economische groei hebben doorgemaakt zijn de Aziatische Newly Industrialized Countries: Taiwan, Hong Kong, Singapore en Zuid-Korea. Gematigde economen zijn van de genuanceerde mening dat ontwikkelingshulp niet per definitie goed of slecht is, maar dat het moet worden bezien in het licht van een sociale verandering, en de interesses die ermee gemoeid gaan (De Vries, 2007). Ten slotte zijn er ook verschillende vormen van post-ontwikkeling (post-development). Dit is een perspectief van post-structuralisten. De theorie bekritiseert ontwikke-
april 2014
Bron onder: wikimedia.org
lingshulp door te wijzen op de patriarchale en etnocentrische principes (De Vries, 2007). Met etnocentrisme wordt de neiging bedoeld andere culturen te beoordelen vanuit je eigen culturele perspectief, gebed in je eigen etnische groep, met zijn standaarden. Een mogelijke consequentie hiervan is dat je je eigen gewoonten en normen beoordeelt als superieur wanneer je een vergelijking maakt met andere (armere) samenlevingen (Brohman, 1995). De postontwikkelingspositie heeft veel kritiek losgemaakt. Zo beargumenteerden tegenstanders dat post-structuralisten voorbijgingen aan armoede en het kapitalisme, wat het daadwerkelijke achterliggende probleem zou zijn bij ontwikkeling en ontwikkelingshulp (Escobar, 1995). Tevens zouden ze lokale tradities romantiseren, waarbij ze negeren dat de lokale samenlevingen ook te maken hebben met een politieke structuur en onderlinge machtsrelaties (Escobar, 1995). Volgens antropoloog Pieter de Vries weerspiegelen de verlangens naar en het beeld van ontwikkeling een onmogelijke utopische wereld. Deze wereld moet echter wel serieus genomen worden. De grote vraag is waarom mensen in de eerste en derde wereld nog steeds in ontwikkelingshulp geloven ondanks de talloze mislukkingen. Wat zou er gebeuren als de deelname van de doelgroep daadwerkelijk serieus genomen zou worden en er geen regels door de Westerse wereld opgelegd zouden worden? Dit is een belangrijke vraag waar nog veel over gediscussieerd wordt. Instabiliteit door ontwikkelingshulp Hoewel het idee van ontwikkelingshulp een moreel prin-
Bron rechts: creativeuncut.com
Een realistische kijk op ontwikkelingshulp Het concept van ontwikkelingshulp maakt veel bij mensen los. Zowel individuen als organisaties en overheidsinstanties nemen vaak een duidelijke positie in over het verlenen van ontwikkelingshulp. Deze meningen zijn gebaseerd op theorieën, die weer sterk samenhangen met de geschiedenis en de economische basis van een land, met bijvoorbeeld een neoliberaal of socialistisch regeringssysteem. Ook verschilt de positie naar gelang het ontwikkelingsniveau van een land. Een Westers etnocentrisch perspectief kan
Spiegeloog
17 april 2014
ervoor zorgen dat er weinig aandacht wordt besteed aan verlangens, ambities en meningen van mensen in de derde wereld. Dit is voornamelijk het geval als ze afkomstig zijn uit achtergestelde sociale groepen, zoals een lage sociaaleconomische klasse of deel uitmaken van een etnische minderheid (Brohman, 1995). Een eerste stap in de richting van een realistische kijk op ontwikkelingshulp is het onderkennen dat er niet één universele oplossing is voor het ontwikkelingsprobleem. Hiermee negeer je namelijk de historische en sociaal-culturele context waarin ontwikkeling in specifieke samenlevingen plaatsvindt. Ontwikkelingsbenaderingen die daarentegen gevoelig zijn voor de behoeften en interesses van verschillende mensen, kunnen nieuwe en onconventionele oplossingen voortbrengen, doordat de ideeën van inheemse groepen meegenomen worden in het ontwikkelingsplan. <<
cipe heeft (het helpen van slachtoffers van armoede en uitbuiting), zijn de consequenties van ontwikkelingshulp vaak niet goed te overzien. Ten eerste is het erg ingewikkeld om de winst en het verlies van ontwikkeling in kaart te brengen. Dit komt onder andere door gebrekkige informatie en doordat er weinig programma's zijn die de verbeteringen na een aantal jaren evalueren (Jalan & Ravallion, 1998). Op het eerste gezicht kan een samenleving welvarender worden door de economische groei en industrialisatie die in gang wordt gezet met ontwikkelingsinitiatieven. Ontwikkeling kan echter ook een negatieve invloed hebben op samenlevingen, doordat bijvoorbeeld de familiestructuur drastisch verandert (Charlton, 1984). Hoe lager het ontwikkelingsniveau, hoe meer de (landbouw)productie en verdeling namelijk verbonden is aan de familie. In agrarische samenlevingen nemen alle leden van het gezin deel aan het werk in de gemeenschap; van het verzorgen van de kinderopvang tot het onderhouden van de landbouwgrond. Economische groei kan ervoor zorgen dat de rol van een gezinslid verandert, doordat de moeder bijvoorbeeld meer buitenshuis gaat werken of kinderen aangespoord worden om in een grote stad te gaan studeren. Dit kan de relaties in een gezin onder druk zetten waardoor de familie op zichzelf minder stabiel wordt (Charlton, 1984). Ontwikkelingshulp gaat dus samen met grote sociale en psychologische veranderingen, die verregaande effecten kunnen hebben.
Bronnen
- Brohman, J. (1995). Universalism, eurocentrism, and ideological bias in development studies: from modernization to neoliberalism. Third World Quarterly, 16, 121-157. - Brohman, J. (1996). Postwar development in the Asian NICs: does the neoliberal model fit reality? Economic Geography, 72, 107-130. - Charlton, S. E. (1984). Women in third world development. Boulder, Colorado: Westview Press. - De Vries, P. (2007). Don’t compromise your desire for development! A Lacanian/Deleuzian rethinking of the anti-politics machine. Third World Quarterly, 28, 25-43. - Dong-Sung, C., & Chang Moon, H. (1998). A nation’s international competitiveness in different stages of economic development. Advances in Competitiveness Research, 6, 5-19. - Escobar, A. (1995). Encountering Development. The making and unmaking of the third World. Princeton: Princeton University Press. - Jalan, J., & Ravallion, M. (1998). Are there dynamic gains from a poor-area development program? Journal of Public Economics, 65-85. - Srinavasan, T. N. (1977). Development, poverty, and basic human
Wist je dat... Tekst: Mariëtte Scholten
Spiegeloog
18
...samenwerking niet alleen door mensen vaak wordt toegepast, maar dat ook veel diersoorten met elkaar samenwerken? Zo wezen Plotnik en zijn collega's uit dat olifanten bijzonder goed zijn in het begrijpen en uitvoeren van samenwerking. Tijdens een experiment moesten de olifanten een barrière overwinnen voor ze bij hun eten konden. De enige manier om voorbij deze barrière te komen was door samen tegelijk aan een touw te trekken. De olifanten kwamen hier zo snel achter dat ze vaak niet eens aan de barrière begonnen als de andere olifant er nog niet was.
april 2014
...een deel van het succes van de Romeinse veldslagen te danken is aan de speciale vorm van samenwerking in het leger? De Romeinen maakten gebruik van de testudo-formatie, wat schildpadformatie betekent. Deze formatie houdt in dat iedere man beschermd wordt door het schild van een ander, waardoor het geheel eruit ziet als een doos. Dit beschermde de soldaten bijzonder goed tegen pijlen en werpsperen, wat veelgebruikte wapens van hun tegenstanders waren. Rare jongens, die Romeinen.
...mieren niet alleen ongelofelijk sterk zijn, maar ook hun krachten kunnen bundelen als dat nodig is? Zo kunnen ze met hun lichamen een brug maken, zodat de rest van de mierenkolonie gemakkelijk over hen heen kan lopen.
...het een mythe is dat verschillende delen van je tong verschillende smaken kunnen proeven? In werkelijkheid kan iedere smaakpapil alle vijf de smaken onderscheiden: zoet, zuur, zout, bitter en umami. Zo werken alle smaakpapillen samen om de geproefde smaak te herkennen.
...dat alhoewel de Egyptische piramides gigantisch zijn, het bouwen minder tijd heeft gekost dan men tot dusver dacht? Met een goede samenwerking en ongeveer 30.000 werkers is de geschatte bouwtijd van de grote piramide van Gizeh 23 jaar. Ter vergelijking: de bouw van de Sagrada Familia is begonnen in 1882 en tot op de dag van vandaag nog steeds niet klaar.
...het ijsmerk Ben & Jerry's niet alleen lekker ijs produceert, maar dat ze ook samen willen werken om een steentje bij te dragen aan een betere samenleving? Zo deden ze mee aan de strijd om het homohuwelijk legaal te maken in de Verenigde Staten en Engeland. Hier vernoemden ze twee ijssoorten naar: Apple-y Ever After in Engeland en Hubby Hubby in de Verenigde Staten; beide hadden een homokoppel op de verpakking.
...een appelboom nooit appels zal geven als er in de buurt niet een andere appelboom staat waardoor hij bestoven kan worden? Een mooi voorbeeld van samenwerking in de natuur.
19 april 2014
...een van de meest bijzondere samenwerkingen in de natuur plaatsvindt tussen de nijlkrokodil en de krokodilwachter. Aangenomen wordt dat de krokodil met zijn bek wijd open gaat zitten, zodat dit vogeltje in alle rust eventuele parasieten tussen de tanden van de krokodil uit kan pikken. Maar het verhaal wordt nog mooier: de vogel dankt zijn naam aan het feit dat hij de krokodil ook waarschuwt als er gevaar dreigt.
...de tweeling Tineke en Loes Fokkens vijftig jaar lang samen in de seksindustrie hebben gewerkt? Ze werden bekend door de documentaire ‘Ouwehoeren’. De documentaire vertelt hiermee het verhaal van de Rosse Buurt vanuit het oogpunt van de vrijgevochten prostituee.
Spiegeloog
...het schilderij De Staalmeesters van Rembrandt eerst een andere compositie had? De staalmeesters zelf wilden allemaal gelijkwaardig afgebeeld worden op het doek omdat ze samenwerkten op gelijke voet. Rembrandt vond het voor de compositie mooier als een van de staalmeesters stond. Uiteindelijk werd het compromis bereikt dat een van de staalmeesters bezig is te gaan zitten. Op röntgenfoto's is nog steeds Rembrandts eerste compositie te zien: met één rechtopstaande staalmeester.
...een van de meest hardnekkige mythes over samenwerking die is over de Denen tijdens de Tweede Wereldoorlog? Nog steeds wordt verteld dat na de Duitse bezetting de Deense koning uit solidariteit een Jodenster droeg. Hierop volgde het gehele Deense volk en zou iedereen een ster zijn gaan dragen. Dit is echter niet waar; de Duitsers hebben het dragen van een ster voor Joden in Denenmarken zelfs nooit verplicht.
...Frankrijk in 1886 het Vrijheidsbeeld aan de VS heeft geschonken om een jarenlange vriendschap en een goede samenwerking te vieren?
...de kleur rood van invloed kan zijn op het winnen van een competitie? Hier is onderzoek naar gedaan bij diverse vechtsporten zoals boksen, taekwondo en worstelen maar ook bij de teamsport voetbal. De teams met een rode outfit wonnen statistisch gezien vaker.
De kracht van de massa Grote groepen mensen, hoe vaak zien we ze wel niet en hoe vaak maken we er niet zelf deel van uit? Massa's mensen kunnen gevaren veroorzaken, maar kunnen soms ook juist heel nuttig zijn. Dat lijkt tegenstrijdig. Hoe zit dat nu eigenlijk?
Tekst: Willemijn Waterbolk
Spiegeloog
20 april 2014
Zonder dat we het zelf doorhebben, bevinden we ons vaak in een grote menigte, ook wel een mensenmassa: tijdens het winkelen in de Kalverstraat, in de Universiteitsbibliotheek, in college en in de kroeg. Dat klinkt allemaal vrij onschuldig. Denk je aan protesten op de Krim, voetbalsupporters van Feyenoord, het concert van Beyoncé en de Brabantse carnavalsmenigte, dan roept dat gelijk een heel ander beeld op over mensenmassa's. Er hoeft maar íets te gebeuren en de voetbalsupporters die eerst nog leuk met z’n allen in het stadion de wave deden, vliegen elkaar nu in de haren. Maar mensen kunnen ook kracht halen uit de massa om zo hun stem te laten horen in een politieke demonstratie. Mensenmassa's hebben verschillende gezichten. Wat gebeurt er in zo’n massa en hoe kan het bijbehorende gedrag van mensen verklaard worden? Niet elke mensenmassa of menigte is hetzelfde. Het stereotype van een massa is het beeld van een groot aantal mensen die fysiek dicht op elkaar staan en zich als mentale eenheid gedragen. Het individu is volledig opgegaan in deze eenheid en verliest elk gevoel van verantwoordelijkheid. Dit stereotiepe beeld lijkt in de 21e eeuw achterhaald. Mensen hoeven niet per se fysiek bij elkaar te zijn om een mensenmassa te vormen. Televisiekijkers en gebruikers van social media vormen vaak ook een ‘onzichtbare’ massa. Theorieën over massa's bestaan al jaren. Het volledig opgaan in de massa wordt ook wel deindividuation genoemd (Reicher, 1987). De eigen normen worden compleet overschaduwd door de groepsnormen en sociale identiteit van
de groep. Het enige wat dan nog telt is het gedrag van de mensen uit de groep. Deze normen kunnen razendsnel overgenomen worden en dat maakt een massa onvoorspelbaar en soms irrationeel en impulsief. Verdeling van verantwoordelijkheid speelt ook een grote rol, een voorbeeld hiervan is het bystander effect: Stel dat een man voor de supermarkt in elkaar geslagen wordt. Hoe meer mensen eromheen staan te kijken, hoe kleiner de kans is dat iemand zich verantwoordelijk voelt om in te grijpen. Uiteindelijk gebeurt er dus helemaal niets (Darley & Latané, 1968). De mensen kijken naar wat de anderen doen; neemt niemand initiatief, dan doet de rest dat ook niet. Tegenwoordig zijn psychologen van mening dat massagedrag naast deindividuation, normtheorieën en verdeling van verantwoordelijkheid nog iets ingewikkelder ligt. Niet alleen sociale omstandigheden spelen een grote rol, maar ook persoonlijkheidseigenschappen van de individuele groepsleden en situationele factoren lijken de massa te beïnvloeden. Mensen zijn onder andere op zoek naar leiding, informatie, een vijand en sensatie (Van de Sande, 2005). Laten we kijken naar wat voorbeelden van verschillende massa's. Zo ontstond er op 4 mei 2010 op de Dam in Amsterdam grote paniek toen tijdens de twee minuten stilte een luide schreeuw te horen was. Het gevolg? Mensen wisten niet wat er aan de hand was en sloegen op de vlucht. Ze namen het zekere voor het onzekere. Het gedrag van de andere mensen is in zo’n ambigue situatie vaak de enige bron van informatie. De ceremoniemeester op de Dam gaf
- Massagedrag ligt ingewikkelder dan altijd gedacht werd -
onafhankelijke mensen wordt gevraagd een voorspelling te doen, heffen de fouten die worden gemaakt elkaar op en is het gemiddelde zeer nauwkeurig. Zelfs beter dan een expert zou raden. Zodra de mensen met elkaar in contact komen en kunnen overleggen, vervalt dit effect echter. Ook zijn er een aantal voorwaarden waaraan de menigte moet voldoen, zoals decentralisatie. Daarbij moeten mensen zich wel specialiseren en gebruik maken van lokale kennis. Dit zie je dan ook terug bij Wikipedia. Van rumoerige voetbalsupporters tot de bijdragers aan Wikipedia, één ding is zeker: mensenmassa's zijn altijd in beweging. Dat kan negatieve gevolgen hebben, maar ook zeker positieve. Mensen worden niet alleen beïnvloed door de massa's, het individu zelf draagt ook zeker bij aan het geheel. De bovengenoemde voorbeelden geven verschillende uitersten weer van hoe een massa zich kan gedragen. Maar we moeten niet vergeten dat zoiets onschuldigs als winkelen in een overvolle Kalverstraat en het staan in een kroeg, ook weergeven hoe briljant mensen zich eigenlijk elke dag gedragen in een mensenmassa. Dat is best een pluim waard. <<
Bronnen
- Alberts, K. (2014). "Ook al ben ik Turk; vandaag zijn we allemaal Marokkanen". Opgehaald op 3 april 2014 van http://nos. nl/audio/626361-ook-al-ben-ik-turk-vandaag-zijn-we-allemaalmarokkanen.html/. - Darley, J. M., & Latané, B. (1968). “Bystander intervention in emergencies: Diffusion of responsibility”. Journal of Personality and Social Psychology 8: 377-383. - De Jong, S. (2010). Paniek op de Dam: dankzij de media stond de menigte op scherp. Opgehaald op 3 april 2014 van http://www. nrc.nl/opklaringen/2010/05/05/paniek-op-de-dam-dankzij-demedia-stond-de-menigte-op-scherp/. - NOS (2009). Geen uitpubliek bij Ajax-Feyenoord. Opgehaald op 3 april 2014 van http://nos.nl/artikel/83431-geen-uitpubliek-bijajaxfeyenoord.html/. - Reicher, S. D. (1987). Crowd behaviour as social action. Rediscovering the social group: A self-categorization theory, 171-202. - Steel, F. (z.j.). Jonestown Massacre: A 'Reason' to Die. Opgehaald op 3 april 2014 van http://www.crimelibrary.com/notorious_murders/mass/jonestown/index_1.html/. - Surowiecki, J. (2005). The wisdom of crowds. Random House LLC. Opgehaald op 3 april 2014 van http://www.wisdomofthecrowd.nl/. - Van de Sande, H. (2005). On crowds: The social psychology of crowd behaviour. Opgehaald op 3 april 2014 van http://www.ppsw. rug.nl/~vdsande/OC123.doc/.
21 april 2014
aan dat er iemand onwel was geworden en dat was volgens Hans van de Sande, hoogleraar massapsychologie, precies de informatie die de mensen op dat moment nodig hadden. Op die manier kon de ceremoniemeester de situatie nog enigszins controleren (De Jong, 2010). Ondanks dat dit soort momenten onvoorspelbaar zijn, houden steeds meer mensen zich bezig met crowd control en crowd management, juist om dit soort situaties in goede banen te leiden. Een ander bizar voorbeeld van wat er in een massa kan gebeuren, is de massa zelfmoordactie in 1978 waarbij maar liefst 900 mensen zelfmoord pleegden. De mensen van People’s Temple, een religieuze sekte, werden aangespoord door hun leider Jim Jones om zichzelf te vergiftigen. Dit was naar Jones' zeggen ‘de enige uitweg’ om te ontsnappen aan de onrechtvaardigheid van de wereld. De sekteleden lieten zich volledig leiden door de groepsnormen, zelfs met de dood als gevolg (Steel, z.j.). Zoals eerder al genoemd werd, kunnen voetbalsupporters zich tijdens en zelfs na een wedstrijd ook vreemd gedragen als massa. De sfeer daarbij is allesbepalend. Gaat het niet goed met het team, dan zijn de massa's fans tot alles in staat, van schreeuwen en vuurwerk afsteken tot geweld plegen en vernielingen aanrichten. De rellen die ontstonden bij de klassieker Ajax-Feyenoord in februari 2009, zijn destijds zo uit de hand gelopen dat beide clubs sindsdien geen uitsupporters meer toelaten (NOS, 2009). Tot nu toe hebben we negatieve kanten van massa's bekeken, terwijl er juist ook veel positieve kanten zijn. De massa kan ook veel kracht uitstralen. Toen Wilders zijn uitspraak deed over minder Marokkanen, kwamen mensen massaal in opstand en liepen er in Amsterdam meer dan 10.000 mensen mee in een demonstratieve optocht tegen het racisme en de discriminatie die in Nederland plaatsvinden (Alberts, 2014). En door de jaren heen zijn er vele van dit soort politieke demonstraties geweest die ons al heel wat veranderingen en rechten hebben opgeleverd, denk daarbij aan de Franse Revolutie en de Dolle Mina's. Ook is er niet voor niets het gezegde ‘vele handen maken licht werk’. Een mooi en modern voorbeeld daarvan is Wikipedia, de online encyclopedie waar iedereen zijn eigen bijdrage kan leveren. Dit wordt ook wel de wisdom of the crowds genoemd. James Surowiecki (2005) vertelt in zijn gelijknamige boek over een experiment van de wetenschapper Galton uit 1906. Galton vroeg mensen een voorspelling te doen over het gewicht van een os. De gemiddelde schatting van de menigte mensen was bijna precies het gewicht van de os. Toeval, zou je denken. Volgens Surowiecki was er iets anders aan de hand. Als een menigte van diverse en
Spiegeloog
Bron: maxgladwell.com
Camera Obscura Tekst: Jihane Chaara
The Quiet Ones
Spiegeloog
22 april 2014
The Quiet Ones past netjes tussen alle andere horrorfilms die matig van kwaliteit, maar toch vermakelijk zijn. Ook deze film maakt deels gebruik van de handheld camera-methode, wat inhoudt dat een deel van de film vanuit het perspectief van een camera van een van de hoofdpersonen wordt verteld. Dit format werd populair door films zoals The Blair Witch Project en de Paranormal Activity reeks, hoogstwaarschijnlijk omdat het een dimensie van authenticiteit toevoegt: als een personage het gefilmd heeft, schept het een illusie van waarheid. The Quiet Ones begin met het meest angstaanjagende zinnetje dat je te lezen kunt krijgen aan het begin van een horrorfilm: ‘Gebaseerd op ware gebeurtenissen.’ Dan schuifel je toch wel even nerveus heen en weer in je stoel, want nu is het moeilijk om jezelf te troosten met een dappere ‘het is allemaal maar fantasie!’ Samen met de plaatjes van Bijbelse figuren, gevolgd door consentformulieren voor een onderzoek, zorgen de filmmakers ervoor dat de kijker tijdens de begintitels al zenuwachtig wordt. Helaas wordt de film niet angstaanjagender dan dat. Het verhaal begint in 1974 op de Universiteit van Oxford, waar professor Joseph Coupland (Jared Harris) onderzoek doet naar verschijnselen die geclassificeerd worden als bovennatuurlijk of demonisch. Hij is ervan overtuigd dat deze fenomenen door het onderbewuste gecreëerd worden, en zich door middel van allerlei energieën kunnen materialiseren. De precieze werking van deze theorie blijft onhelder, maar dat neem ik de schrijvers van de film niet kwalijk. Het is immers erg lastig om het bovennatuurlijke wetenschappelijk te maken. Professor Coupland heeft een meisje – Jane Harper (Olivia Cooke) – gevonden dat demonische verschijnselen lijkt te vertonen. Hij besluit een team
regie: John Pogue studenten bij elkaar te zoeken en gaat vervolgens uitvogelen hoe hij haar kan genezen. Zijn team bestaat uit Kristina (Erin Richards), Harry (Rory Fleck-Byrne) en cameraman Brian (Sam Clafin). Het verhaal wordt grotendeels verteld vanuit Brians oogpunt. Brian is een innemende, stille jongeman die – net als de kijker – niet zo goed weet wat hij met de situatie aanmoet, maar steeds meer geïnvesteerd raakt in het onderzoek. Zoals je zou verwachten van een film waarin een handjevol studenten, een professor en een bezeten meisje tijdelijk samen gaan wonen in een groot pand, gebeurt er het een en ander op relationeel vlak. Harry en Kristina kunnen gedurende de film niet van elkaar afblijven, de professor en Kristina gaan op een seksueel avontuur, en Brian krijgt gevoelens voor proefkonijn Jane. Deze zijweggetjes van het echte verhaal zijn niet afleidend, maar zorgen juist voor een driedimensionale kijk op de personages. De speciale effecten vormen echter wel een doorn in het oog. Deze effecten zijn lachwekkend te noemen en zorgen er zelfs voor dat je als kijker even uit het verhaal gehaald wordt. Het ziet er erg goedkoop uit, wat jammer is. Een film heeft geen expliciete narigheden nodig om angst op te wekken – dat kan veel subtieler. Bovendien is er geen enkel schrikmoment, waardoor de spanning op een laag pitje blijft. Al met al is dit een run of the mill-horrorfilm. Het zal waarschijnlijk geen prijzen winnen, en geen hoger cijfer dan een 5,5 krijgen van IMDB. Maar het is zeker geen gruwelijke ervaring om te kijken, al was dat wellicht wel de bedoeling.
The Quiet Ones is vanaf 8 mei te zien in de bioscoop
Melkende mieren... ...en de hoeksteen van de samenleving
Tekst: Yfke van der Ploeg
Spiegeloog
Deel van de samenwerking met het Groningse faculteitsblad Diemensies bedraagt een uitwisseling van artikelen. Wij publiceren hier het stuk van Diemensiesredactielid Yfke van der Ploeg, die zich verdiepte in het strijdbare karakter van de evolutie.
gen, werkt nu aan The Rockefeller University en is vooral geĂŻnteresseerd in een deel van de evolutie dat helemaal niet over strijd gaat. Ze doet namelijk onderzoek naar mutualisme: het samenwerken van verschillende diersoorten ("Lab Members", 2013). Aan Labyrint vertelde ze over de rode bosmier die ze aantreft onder de stenen in het bos waar ze vaak rondloopt voor haar onderzoek. De beestjes houden zich net als de mens bezig met een vorm van veeteelt. Een groot deel van hun dagelijkse maal komt dan ook uit de spijsvertering van de luizen die bij hen leven en die ze in ruil daarvoor bescherming bieden. Door de samenwerking tussen beide soorten is het achterlijf van de luis zelfs zo gegroeid dat de mier zijn dagelijkse hapje poep gemakkelijk af kan nemen. Anderzijds is de mier zo sterk dat hij luizen op kan tillen en in veiligheid kan brengen, bijvoorbeeld wanneer de steen waaronder ze leven plotseling wordt opgetild. Door samen te spannen vergroten beide soorten zo op aanzienlijke wijze hun overlevingskans. Strijd is dus niet het enige karaktertrekje van de evolutie! Het onderzoek van de gedragsbioloog, primato-
- De mier kan gemakkelijk zijn dagelijkse hapje poep van de luis afhappen -
Een belangrijke theorie uit onze basisboeken, de evolutietheorie, bestaat bij de gratie van het thema â&#x20AC;&#x2DC;strijdâ&#x20AC;&#x2122;. Op microniveau is er de competitie tussen dieren om zich voort te planten en te overleven. In de genenpool van al die dieren samen vindt ondertussen op macroniveau de selectie plaats van het allerbeste DNA. Ook de omstandigheden waarin Darwin tot zijn evolutietheorie kwam leken wel een race; collega Wallace werkte tegelijkertijd aan hetzelfde idee, maar verloor de strijd om de eerste publicatie van Darwin (Fancher, 1996). Denkende aan de evolutietheorie of aan natuurlijke selectie zie ik dan ook dieren voor me die vechten voor hun leven, voor hun territorium, of voor de aandacht van hun tegenspeelster. Een heel ander beeld kreeg ik bij een uitzending van het (tot mijn spijt inmiddels gestopte) wetenschapsprogramma Labyrint van de VPRO en de NTR, helemaal gewijd aan concepten als mutualisme en cooperative breeding. Biologe Aniek Ivens vertelde daarin enthousiast over het onderzoek dat zij uitvoert in een laboratorium in de buurt van New York. Ivens was studente Evolutionaire Biologie in Gronin-
april 2014
23
Spiegeloog
24
Bron: dairymoos.com
april 2014
loog en onderzoeker Carel van Schaik komt misschien iets dichter bij de psychologie. Samen met collega Judith Burkart doet hij onderzoek naar een specifieke primatensoort, de klauwaapjes (callitrichinae), aan de Universiteit van Zürich. In Labyrint vertellen ze over hun fascinatie voor sociale evolutie, die ze op een hele andere manier benaderen dan Aniek Ivens. Van Schaik is namelijk op zoek naar dat wat er voor gezorgd heeft dat de mens zo anders is geworden dan zijn voorlopers, de mensapen. Hij is niet de enige bij wie deze vraag door het hoofd speelt: eerder stond hij al op de lijst van de 125 meest prangende wetenschappelijke vragen volgens tijdschrift Science (Culotta, 2005). Want als de mens het overgrote deel, 98 procent, van zijn DNA met de meest nabije apen deelt, wat maakt dan dat hij tijdens zijn evolutie zoveel van de apen is gaan verschillen? Heeft dat ook met strijd te maken? Van Schaik denkt van niet. Hij ziet het begin van een antwoord op deze vraag in het concept cooperative breeding. De genoemde klauwaapjes zijn namelijk een van de weinige primaten die hun kinderen samen opvoeden: niet alleen het mannetje helpt, ook de kinderen blijven lang ‘thuis wonen’ en dragen bij aan het overbrengen van vaardigheden op de jongste kinderen. Dat doen alle leden van het gezin op een speciale, actieve manier. Ze voeren bijvoorbeeld een taak half uit zodat het jongste kind het af kan maken. Uit ander onderzoek van Van Schaik blijkt dat de klauwapen samen met de mens ook de enige primaten zijn die uit zichzelf voedsel aanbieden aan soortgenoten met wie ze geen genen delen, terwijl ze er ook nog eens niks voor terug krijgen (Burkart, Fehr, Effersen & Van Schaik, 2007). Ze zijn met andere woorden dus net als wij soms altruïstisch: een pro-socialiteit die volgens de onderzoekers voortkomt uit het samen opvoeden.
Volgens Van Schaik bracht het cooperative breeding belangrijke psychologische veranderingen teweeg, waardoor de mens zich kon ontwikkelen tot wat hij nu is. Misschien lijken die veranderingen meer op dingen die we doorgaans zien als uniek menselijk: dingen als bewustzijn, intelligentie en rationaliteit – eigenschappen waarmee we de evolutionaire competitie kunnen winnen. Bij datgene wat ons tot mensen maakt denken we immers vaak eerder aan iets dat ons voordeel geeft in de evolutie ten opzichte van andere dieren, dan aan iets harmonieus als het samen opvoeden van de kinderen (hoewel het gezin volgens bepaalde politieke stromingen wel de hoeksteen van onze samenleving is). Toch ziet Van Schaik juist in het gezin het begin van de uitgebreide menselijke cultuur. Misschien is die focus op het belang van samenwerken en samen leven, zelfs in de evolutie, ook wel eens fijn. Het is in ieder geval weer eens wat anders dan de echtscheidingscijfers van het CBS! <<
Bronnen
- Burkart, J. M., Fehr, E., Efferson, C., & Van Schaik, C. P. (2007). Other-regarding preferences in a non-human primate: common marmosets provision food altruistically. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 104, 1976219766. - Culotta, E. (2005). What genetic changes made us uniquely human? Science, 309, 91. - Fancher, R. (1996). Pioneers of Psychology. New York, NY: Norton. - "Lab members" (2013). Opgehaald op 15 januari 2014 van http:// lab.rockefeller.edu/kronauer/members/. - Van Woensel, M., Van Hattum, R. (06 oktober 2013). Apen en mieren. VPRO/NTR, Labyrint. Hilversum, Nederland: VPRO/ NTR.
Tot de dood ons scheidt
Tekst: Emma Laura Schouten
Spiegeloog
Twee-eiige tweelingen delen wel iets, maar niet veel meer dan normale siblings: dezelfde ouders en een aantal uiterlijke en karakteristieke trekken die enigszins overeen zullen komen. Eeneiige tweelingen delen al aanzienlijk meer: het uiterlijk komt grotendeels overeen, evenals persoonlijkheidstrekken. Toch is dit nog niets vergeleken bij wat Siamese tweelingen delen: een lichaam, of in elk geval een deel daarvan.
te zien op tentoonstellingen. Mensen halen informatie over hun omgeving onder andere uit hun lichaam: de spierspanning en de houding van ledematen ten opzichte van elkaar spelen hierin een rol. Ook via de huid wordt door middel van tast en gevoel informatie verstrekt over de omgeving. Dit alles bij elkaar genomen heet proprioceptie en is cruciaal voor het effectief bewegen in en anticiperen op de omgeving (Stillman, 2002). Deze feedback vindt voor het overgrote deel onbewust plaats (Elder, 2013). De integratie van al deze informatie draagt bij aan het vormen van een body schema. Dit is een onbewust beeld van je lichaam zoals jij jezelf ziet en ervaart in verhouding tot de omgeving, wat bijdraagt aan je zelfconcept en je gevoel van individualiteit (Gerstmann, 1958). In het geval van Siamese tweelingen ligt dit wat ingewikkeld. Aangezien zij een gedeeld lichaam hebben, is het de vraag wat voor invloed dit heeft op proprioceptie en in hoeverre zij zich een individu voelen. Het blijkt dat Siamese tweelingen delen van het lichaam hebben waar gedeeld gevoel plaatsvindt. Dit bete-
- Voor de rechtbank maakt het nogal wat uit wat je onder identiteit verstaat -
Eeneiige tweelingen ontstaan doordat in het begin van het delingsproces twee losse groepjes cellen voortkomen uit de bevruchte eicel, in plaats van een enkel groepje cellen. Beide groepjes ontwikkelen zich tot een aparte embryo: een eeneiige tweeling. Siamese tweelingen beginnen ook als eeneiige tweeling, alleen zet in deze gevallen de deling, die zou zorgen voor twee losse groepjes cellen en daarmee twee losse embryo's, niet helemaal door. Hierdoor ontstaan er eeneiige tweelingen die aan elkaar vastzitten (Spencer, 1992). Dat een Siamese tweeling levend wordt geboren komt niet vaak voor. De overlevingskans van een Siamese tweeling ligt ergens tussen de vijf en 25 procent. Om een nog onbekende reden hebben meisjes een grotere kans op overleven dan jongens, waardoor er meer vrouwelijke Siamese tweelingen rondlopen dan mannelijke (2013, University of Maryland Medical Center). De benaming â&#x20AC;&#x2DC;Siamese tweelingâ&#x20AC;&#x2122; komt van de eerste vastgelegde en onderzochte Siamese tweeling, Chang en Eng Bunker (Aird, 1959). Zij werden in 1811 geboren in Siam, het huidige Thailand, en waren veel
april 2014
25
kent dat het niet duidelijk is voor de tweelingen waar de ene tweeling ophoudt en de andere begint (Murray, 2001). Wat wel of niet gedeeld gevoeld wordt, hangt af van hoe de tweeling aan elkaar vastzit. Sommige Siamese tweelingen hebben een gedeeld centraal zenuwstelsel, wat ervoor zorgt dat als de ene tweeling iets voelt, de ander het ook voelt. Ook zijn er Siamese tweelingen die een ledemaat delen, wat betekent dat ze beiden controle hebben over een gedeeld arm of been. Dit zit het gevoel eigenaar te zijn van het eigen lichaam in de weg en zorgt voor een body schema dat ambigu is, wat weer consequenties heeft voor het gevoel van individualiteit van elke tweeling. Je lichaam is en voelt immers als ‘van jou’ omdat jij de enige bent die beweging kan initiëren. Dit is ook terug te zien bij mensen die onvrijwillige bewegingen maken, bijvoorbeeld mensen met cerebrale parese. Deze mensen zien de ledematen die niet gehoorzaam zijn niet als deel van zichzelf (Stensman, 1989). Dat Siamese tweelingen een deel van hun identiteit aan elkaar ontlenen, wordt goed geïllustreerd door de Siamese tweeling Katie en Eilish (Murray, 2001). Na de operatieve scheiding had Eilish nog maar één been, waardoor ze krukken en later een prothese kreeg. Ze gaf de krukken en de prothese de naam van haar wederhelft en
ooit een verlenging van haar lichaam – Katie. Vanwege de praktische problemen en de problemen die het oplevert voor het zelfbeeld worden Siamese tweelingen vaak operatief van elkaar gescheiden. Dit gebeurt meestal wanneer de tweeling nog heel jong is, omdat de kans op complicaties dan het kleinst is. Opvallend en eigenlijk tegenintuïtief is dat de tweelingen zelf niet altijd blij zijn met de scheiding (Murray, 2001). Een deel van hun verdriet na de operatie is toe te schrijven aan het missen van de andere persoon, waarmee ze voorheen alles deelden. Volgens Murray (2001) is de reactie van de tweelingen echter ook te vergelijken met een rouwproces gelijk aan dat van mensen die een lichaamsdeel verloren hebben. Dit betekent dat Siamese tweelingen voor elkaar een ledemaatachtige functie hebben. Zij zien elkaar als verlengde van hun eigen lichaam, waardoor een scheiding ervaren wordt als een amputatie. Vanwege onduidelijkheden over het concept ‘Siamese tweelingen’ zit er ook een grote juridische kant aan de scheidingsoperaties. Bratton en Chetwynd (2004) stellen dat er drie manieren zijn om het begrip Siamese tweeling op te vatten. Bij de eerste manier was een helft van de tweeling bedoeld als individueel mens, maar door een foutje is er sprake van een aanhangsel, ofwel de andere helft van de tweeling. Bij de tweede soort Siamese tweeling gaat het om twee eenlingen die bedoeld waren als fysiek gescheiden mensen maar die door een foutje aan elkaar vastzitten. Bij de derde soort gaat het om twee individuen die psychologisch, maar niet fysiek, gescheiden zijn. Het verschil tussen de laatste twee soorten is dat de tweelingen bij de tweede soort worden gezien als twee personen met een eigen lichaam dat door een fout aan een ander lichaam vastzit, terwijl de derde soort het lichaam als gedeeld ziet door twee personen. Volgens Bratton en Chetwynd (2004) is de derde soort de meest logische en eerlijke manier om naar Siamese tweelingen te kijken, omdat beide helften van de tweeling eigen hersenen hebben en daarmee een eigen identiteit, ook al is die identiteit letterlijk onlosmakelijk verbonden met de andere helft van de tweeling. Een voorbeeld van een operatieve scheiding waar die definitie een grote rol speelde is de Siamese tweeling Mary en Jodie (Bosely, 2002). Van tevoren was duidelijk dat als er geen operatie plaats zou vinden, zowel Mary als Jodie zouden komen te overlijden. In het geval van een scheiding zou Mary komen te overlijden, omdat zij de zwakkere helft van de tweeling was en voor cruciale levensfuncties afhankelijk was van Jodie. De ouders waren tegen de operatie omdat ze vonden dat hun beide dochters recht hadden om te leven, en niet dat de ene dochter daar meer recht op had dan de andere. De rechtbank bepaalde echter dat een operatie de meeste humane optie was, omdat Mary een soort
- Eilish noemde haar prothese Katie, naar haar overleden tweelingzus -
Spiegeloog
26 april 2014
Spiegeloog
Bronnen
- Aird, I. (1959). Conjoined twins—further observations. British medical journal, 1(5133), 1313. - Boseley, S. (2002). Law decided fate of Mary and Jodie. The Guardian. Opgehaald op 29 februari 2014 van http://www.theguardian.com/uk/2002/feb/05/sarahboseley/.
- Bratton, M. Q., & Chetwynd, S. B. (2004). One into two will not go: conceptualising conjoined twins. Journal of medical ethics, 30(3), 279-285. - Conjoined twin facts (2013). University of Maryland Medical Center. Opgehaald van op 29 februari 2014 http://umm.edu/programs/conjoined-twins/facts-about-the-twins/. - Dreger, A. D. (2005). One of us: Conjoined twins and the future of normal. Harvard University Press. - Elder, A. (2013). Proprioception, Anosognosia, and the Richness of Conscious Experience. Journal of Consciousness Studies, 20(34), 3-4. - Gerstmann, J. (1958). Psychological and phenomenological aspects of disorders of the body image. The Journal of nervous and mental disease, 126(6), 499-512. - Murray, C. D. (2001). The experience of body boundaries by Siamese twins. New ideas in psychology, 19(2), 117-130. - Spencer, R. (1992). Conjoined twins: theoretical embryologic basis. Teratology, 45(6), 591-602. - Stensman, R. (1989). Body image among 22 persons with acquired and congenital severe mobility impairment. Spinal Cord, 27(1), 27-35. - Stillman, B. C. (2002). Making Sense of Proprioception: The meaning of proprioception, kinaesthesia and related terms. Physiotherapy, 88(11), 667-676.
april 2014
parasiet zou zijn, die ten koste van Jodie leefde. Hoewel dat fysiek het geval was, nam de rechtbank niet in overweging dat Mary een individu was met een eigen identiteit, die na haar dood zeer gemist zou worden door haar zus en ouders. Hoewel in veel gevallen een operatieve scheiding gewenst is voor het overleven van de tweeling, is het niet in alle gevallen duidelijk wat de meest ethische keuze is. Het blijft immers gaan om mensen met een eigen identiteit. Volgens Dreger (2005) zouden veel Siamese tweelingen zelf prima met de gegeven situatie – verbonden voor altijd – kunnen leven, maar is het de maatschappij die dat niet kan. Volgens sommigen zijn Siamese tweelingen abnormaal en freaks of nature, en moeten ze zo snel mogelijk gescheiden worden zodat ze eruit zien als normale mensen. Dreger stelt terecht: als zij er zelf mee kunnen leven, waarom wij dan niet? <<
27
Bron: sickchirpse.com
@ internet Verder dan het blad
Redactie kiest: 'Humores' Spiegeloog
28
Tekst: Simone Belt Volgens de Oude Grieken zijn mensen in te delen in vier persoonlijkheidstypen; cholerisch, sanguĂŻnisch, melancholisch en flegmatisch. Welk type je bent wordt veroorzaakt door de hoeveelheid gal, bloed of slijm die je in je lichaam hebt. Welk type ben jij? Doe de test op de website van Spiegeloog: spiegeloog.tumblr.com
april 2014 Redactie kiest: 'Brain Games' Tekst: JoĂŤl Davidson Als psychologiestudent leer je van alles over de manier hoe ons brein ons meerdere malen per dag fopt. Zelfs met die kennis zijn we nog altijd vatbaar voor de trucs die ons brein met ons uithaalt. In Brain Games, een serie geproduceerd door National Geographic, zie je hoe je zelf en anderen in de maling worden genomen. Bekijk de seriereeks op de website van Spiegeloog: spiegeloog.tumblr.com
Het SPS-NIP is het studentenorgaan van het Nederlands Instituut van Psychologen en organiseert voor de student interessante activiteiten. Adres: Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam, kamer 1.01 Website: www.psynip.nl
Mededelingen voor nummer 362 kunnen tot 7 mei 2014 worden ingeleverd, liefst via e-mail. De redac-
De Rode Hoed is een cultureel centrum waar debatten, lezingen, concerten, congressen en workshops plaatsvinden, gevestigd in een historische schuilkerk. Adres: Keizersgracht 102 1015 CV Amsterdam Inlichtingen: 020 6385606. Website: www. rodehoed.nl
SPUI25 is een academisch-cultureel centrum aan het Spui in Amsterdam. Het is een levendig podium dat een verbinding vormt tussen de Universiteit van Amsterdam en de wereld van de culturele praktijk in de breedste zin. De volledige agenda staat op www.spui25.nl (vooraf aanmelden)
29 april 2014
CREA is het cultureel studentencentrum van de Universiteit en Hogeschool van Amsterdam. CREA organiseert onder andere cursussen, workshops, voorstellingen en lezingen. Adres: Nieuwe Achtergracht 170 1018 WV Amsterdam Inlichtingen: 020 5251400. Website: www.crea.uva.nl
Nummer 362 komt eind mei uit.
Spiegeloog
tie behoudt zich het recht voor stukken in te korten.
De Balie is een platform voor een breed en vrijzinnig publiek. In de Grote Zaal, Kleine Zaal en in de Salon vinden vrijwel dagelijks debatten, seminars, theater- en filmvoorstellingen plaats, gericht op culturele, kunstzinnige, maatschappelijke en politieke kwesties. Adres: Kleine Gartmanplantsoen 10 1017 RR Amsterdam Inlichtingen: 020 5535151. Website: www.debalie.nl
juni 2013
30
Spiegeloog
Kleur door de jaren heen
Tekst: MariĂŤtte Scholten
Spiegeloog
Bruin en geel, roze en rood, pimpelpaars met een gifgroen randje. Kleurcombinaties waarvan vaak gezegd wordt dat ze samen niet mooi staan, dat ze vloeken. Ook worden bepaalde betekenissen voor kleur in de Westerse cultuur gezien als universeel: rode rozen als je verliefd bent. Roze is voor meisjes en blauw is voor jongens. Dat wordt algemeen erkend. Maar waarom eigenlijk? Wie heeft dat bepaald?
Na wat onderzoek blijkt de aanname dat roze een meisjeskleur en blauw een jongenskleur is, pas heel recent te bestaan. Om precies te zijn vanaf de jaren veertig. De eeuwen daarvoor was het omgekeerde gebruikelijker: roze was voor jongens en blauw paste meer bij meisjes. Dit had verschillende redenen. Ten eerste vond men de kleur blauw lieflijk en teder, en dat paste meer bij meisjes. De kleur roze werd als harder beschouwd, mannelijker en meer gepast voor jongens. Ten tweede werden jongetjes in die tijd gezien als kleine mannen. De mannen in Engeland droegen rode uniformen, hun kleinere versies droegen roze kleding. Bovendien werd blauw geassocieerd met de Heilige Maagd Maria en dit was meer iets voor meisjes. De wisseling van roze voor jongens naar roze voor meisjes is geleidelijk gegaan. Het is niet precies te zeggen wanneer en waarom. Sommigen denken dat het te maken heeft met de kosten, blauw was moeilijker om te produceren en dus duurder. Een meisje was vanwege de bruidsschat al duur genoeg dus begon men liever jongens in blauw te kleden dan meisjes. Of dat de werkelijke reden
was is niet bekend, maar duidelijk is het feit dat de wisseling voltooid was in de jaren veertig. De betekenis achter kleuren is niet tijdloos, en onderhevig aan heersende opvattingen. Kan je er eigenlijk Ăźberhaupt vanuit gaan dat mensen universeel dezelfde kleuren zien? Is mijn groen hetzelfde als jouw groen? Kan het niet zo zijn dat ik mijn hele leven een andere kleur voor blauw zie dan het blauw van iemand anders? Om deze vragen te beantwoorden moeten we eerst terug naar de basis. Hoe zien we kleur? In het netvlies van onze ogen zitten twee soorten cellen die het mogelijk maken dat we kunnen zien. Deze cellen worden staafjes en kegeltjes genoemd. Staafjes zijn gevoelig voor de hoeveelheid licht, maar niet voor kleur. Kegeltjes zijn daarentegen juist gevoelig voor kleur. Mensen hebben drie soorten kegeltjes: een kegeltje dat gevoelig is voor de kleur rood, een kegeltje voor groen en een voor blauw. Met deze drie samen kunnen we alle kleuren zien waar we bekend mee zijn. De meest voorkomende vorm van kleurenblindheid (de rood-groen-kleurenblindheid die vrijwel
- Russen zien meer soorten blauw -
april 2014
31
alleen bij mannen voorkomt) heeft te maken met het niet goed werken of zelfs het missen van een van de soorten kegeltjes. Maar wat een stuk minder bekend is, is dat het tegenovergestelde ook wel eens voorkomt: het hebben van een extra soort kegeltje. Dit komt vrijwel alleen bij vrouwen voor en zou gaan om een kegeltje gevoelig voor een oranje. Oftewel, deze vrouwen hebben een extra basiskleur waardoor ze meer soorten kleuren kunnen zien dan mensen met drie kegeltjes. Leuk hierbij is om te realiseren dat veel diersoorten niet hetzelfde aantal kegeltjes hebben en dus niet dezelfde kleuren zien als wij. Zo hebben honden maar twee soorten kegeltjes en hebben mantisgarnalen er zestien! Ervan uitgaande dat de meeste mensen gewoon in het bezit zijn van drie soorten goed werkende kegeltjes, zou bijna iedereen dezelfde kleuren moeten zien. Als mensen universeel dezelfde kleuren zien, vinden mensen dan ook universeel dezelfde kleuren vloeken? Al eeuwen kampen onderzoekers, schilders en filosofen met dit vraagstuk. Uit deze zoektocht zijn vele theorieën ontstaan. Zo kwamen Goethe (1810) en Chevreul (1839) met het idee dat er bepaalde vaste kleurcombinaties zijn die goed samen gaan. Ze dachten beiden dat de tegenovergestelde kleuren de ultieme harmonieuze combinaties waren. Tegenovergestelde kleuren zijn kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurcirkel. Claude Boutet maakte hier in 1708 al twee verschillende versies van, één met zeven en één met twaalf kleuren. In de kleurcirkels van tegenwoordig staan onder andere rood en groen primair tegenover elkaar, net als blauw en geel. Andere onderzoekers, zoals Munsell (1905, 1915 & 1921) en Ostwald (1916), dachten juist dat de meest harmonieuze combinaties niet tegenovergestelde kleuren maar juist opeenvolgende kleuren uit de kleurcirkel zijn. O’Connor (2010) kwam weer met een hele andere theorie: zij heeft een formule ontwikkeld waaruit blijkt wat de mooiste kleurcombinaties zouden zijn. De uitkomst van deze formule is f, de mate van harmonie van kleuren. Andere dingen die zij meeneemt in haar formule zijn: individuele smaak, leeftijd, geslacht, persoonlijkheid, affectiviteit, culturele ervaring, de context (zoals setting en licht) en de effecten die veranderen over tijd zoals trends.
hedendaagse onderzoekers hebben zich toch nog eens gebogen over het vraagstuk of het zien van kleuren wel universeel is. Winawer en collega's (2007) onderzochten mensen met als moedertaal óf Russisch óf Engels. Dit deden ze omdat Russen verschillende kleurnamen voor blauw hebben, terwijl Engelsen het licht- en donkerblauw zien als twee verschillende tinten van één kleur. Lichtblauw is in het Russisch: Голубой (goloeboy) en donkerblauw is Синий (siniy). Uit dit onderzoek blijkt dat Russischtaligen beter zijn in het herkennen van verschillende tinten blauw dan Engelstaligen. Dit onderzoek is in 2009 herhaald door Thierry en collega's maar dan met Griekse deelnemers. Ook in Griekenland zien ze lichtblauw en donkerblauw als twee verschillende kleuren (respectievelijk: γαλαζιο (galazio) en μπλε (ble)). Uit dit onderzoek bleek dat de Griekse deelnemers ook beter verschillende blauwtinten herkenden dan Engelstaligen. Misschien is het zien van kleuren toch niet zo universeel als in vroegere eeuwen verondersteld werd. Het zien van kleuren blijkt niet universeel. De betekenis achter kleuren is niet universeel en al helemaal niet tijdloos. Wetenschappers zijn er door de eeuwen heen niet in geslaagd te achterhalen welke kleuren het beste bij elkaar staan. Misschien komt O’Connor nog het dichtste in de buurt met haar formule. Harmonie tussen kleuren is een product van cultuur, trends, leeftijd, symboliek en taal, oftewel: subjectief. <<
- Mantisgarnalen onderscheiden zestien basiskleuren -
Spiegeloog
32 april 2014
Colour harmony = f (Col 1, 2, 3, . . . , n)· (ID + CE + P + T) Duidelijk is dat er nog geen consensus bereikt is welke kleuren precies mooi samen staan en welke niet. Een aantal
Bronnen
- Albert Henry Munsell. Opgehaald op 3 april 2014 van http:// en.wikipedia.org/wiki/Albert_Henry_Munsell/. - Burchett, K. E. (2002). Color harmony. Color Research & Application, 27(1), 28-31. - Color. Opgehaald op 3 april 2014 van http://en.wikipedia.org/ wiki/Color/. - Color wheel. Opgehaald op 3 april 2014 van http://en.wikipedia. org/wiki/Color_wheel/. - Goethes color theory. Opgehaald op 3 april 2014 van http://www. webexhibits.org/colorart/ch.html/. - O'Connor, Z. (2010). Colour harmony revisited. Color Research & Application,35(4), 267-273. - Pink. Opgehaald op 3 april 2014 van http://en.wikipedia.org/ wiki/Pink#From_the_ancient_world_to_the_Renaissance/. - Westland, S., Laycock, K., Cheung, V., Henry, P., & Mahyar, F. (2012). Colour harmony. JAIC-Journal of the International Colour Association, 1.
april 2014
33
Spiegeloog
De Wandelgang Samenwerken doe je met iedereen anders. Sommige samenwerkingen zijn daardoor inspirerender of leerzamer dan andere. Tijdens het bezoek aan de redactie van Diemensies, het psychologieblad van de Rijksuniversiteit Groningen, vroeg Spiegeloog aan deze redactie: ‘Met wie zou jij wel eens willen samenwerken?’ Tekst & Foto's: Gea-marit Dekker en Emma Laura Schouten
Spiegeloog
Anne: ‘Ik zou wel met een muzikant samen willen werken, Eddie Vedder bijvoorbeeld. Ik denk dat muzikanten meer open staan voor alles om hen heen en daardoor creatiever zijn. Dus eigenlijk gaat het me niet om het musiceren maar om een inzicht te verkrijgen van iemand die de wereld van een totaal andere kant bekijkt.’
34 april 2014
Alexander: ‘Ik zou wel met Batman willen samenwerken, maar dat is een einzelgänger en ik zou dan Robin zijn, dus dat is niet leuk. Dan wil ik weer samenwerken met Bram uit de redactie. We hebben laatst een stuk gemaakt voor Diemensies. Het ging om een verhaal en een tekening die elkaar aanvulden, dus het verhaal kon niet zonder de tekening en andersom. Het was mooi om samen iets te maken waarbij ieder een onmisbare bijdrage levert.’
Phil: ‘Ik zou met Rambo willen samenwerken. Hij lijkt me namelijk een fascinerend studieobject. Aan de ene kant is hij scarred for life omdat hij een slachtoffer van de Vietnamoorlog is, waardoor hij heel ruig is. Maar tegelijkertijd voelt hij zich vanbinnen een klein jongetje, alleen dus verpest door de omstandigheden. Daarnaast kleedt hij zich cool; een stuk van je T-shirt scheuren en dat om je hoofd binden – zo zou ik me ook wel willen kleden.’
Ilse: ‘Met Anton Corbijn samenwerken lijkt me interessant. Zijn stijl van fotografie vind ik namelijk heel mooi; het is heel donker, met veel zwart-wit. Daarvoor gebruikt hij zo’n oude camera; niets nieuws of digitaals. Hij werkt veel samen met bands omdat hij de foto’s maakt voor albumcovers, en daarnaast maakt hij films. Als fotografe van Diemensies zou ik veel van hem kunnen leren.’
Ingrid: ‘Ik zou wel met een neuropsycholoog willen samenwerken, bijvoorbeeld Joost Huetink. Dat is een docent aan de Rijksuniversiteit Groningen en zijn colleges zijn altijd heel interessant. Omdat ik ook de neuropsychologierichting op wil zou ik graag willen weten hoe je daar terechtkomt, van de studie Psychologie naar een carrière als neuropsycholoog.’
Fionneke: ‘Omdat ik depressie-onderzoek en cognitieve therapie interessant vind, zou ik graag met Aaron Beck willen samenwerken, omdat hij een expert is op dat gebied. Ik zou dan met hem onderzoek doen om te kijken wat zijn ideeën zijn en wat hij nog zou willen testen. Dan zou ik niet alleen therapie voor depressie willen onderzoeken maar ook etiologie, dus waarom sommige mensen een depressie ontwikkelen en anderen niet.’
Spiegeloog
Laura: ‘Het lijkt mij leuk om met Isa Hoes samen te werken; om samen met haar een boek te schrijven maar ook om te ontdekken hoe zij in het echt is. Ik vind het namelijk bijzonder hoe zij met de dood, of eigenlijk de zelfmoord van haar man, Antonie Kamerling, is omgegaan. Ze heeft er onlangs een boek over geschreven dat ik erg goed vond.’
Ruud: ‘Ik zou met Foucault willen samenwerken, of eigenlijk liever borrelen. Hij heeft namelijk een erg interessant perspectief op politiek en macht, bijvoorbeeld de macht van het labelen van mensen. Omdat ik een master filosofie doe heb ik een boek van hem gelezen: The Order of Things. In dat boek maakt hij een heel interessant punt, maar het boek zelf was niet te lezen. Ik zou hem wel willen vragen waarom hij zijn ideeën zo onduidelijk heeft opgeschreven.’
Isabelle: ‘Met de Beatles zou ik zeker wel eens willen samenwerken. Simpelweg omdat ik al jaren fan van ze ben. Daarnaast ben ik ook ontzettend benieuwd naar de tijd waarin zij leefden. Ik zou ze ook eens willen ontmoeten omdat, als het om liefde, vrede en samenwerking gaat, van alle mensen Paul, John, George en Ringo er wel iets vanaf zullen weten.’
35
april 2014
Yfke: ‘Douwe Draaisma is voor mij wel iemand met wie ik zou willen samenwerken. Ik heb een keer college van hem gehad, heb boeken van hem gelezen en kijk best wel tegen hem op. Ik zou samen met hem boeken willen uitzoeken, om te zien wat hij allemaal interessant vindt, en ik zou met hem willen schrijven. Zijn schrijfstijl vind ik heel bijzonder; hij heeft veel mooie metaforen.’
Kwalitijd
Mijn allerbeste vriendinnetje was Anneliet, omdat ze net als ik goed kon giechelen. Ze had twee vlechtjes in haar haar, een wipneus en ze hield van eierkoeken met chocopasta. In de eerste week van groep drie mochten Anneliet en ik samen op de gang extra rekensommetjes maken. Een hele eer, want dit betekende dat juf Hanna ons vertrouwde. We waren twee slimme, maar naïeve meisjes en we werden die dag voor de eerste keer geconfronteerd met het verschil tussen samenwerken en samen werken. Eenmaal op de gang maakte Anneliet het rijtje plussommen onder de tien en maakte ik het rijtje minsommen. Vervolgens schreven we de rijtjes van elkaar over, brachten we onze schriftjes naar de toen nog lieve juf Hanna en straalden we vol trots. Wat waren we slim en we waren twee keer zo snel klaar! Maar we wisten nog niet dat samenwerken iets heel anders is dan samen werken. Het lijkt een verschil van één onnozele spatie, maar dit kleine verschil zorgde er wel voor dat lieve juf Hanna met haar bloemetjesjurk ineens een stomme juf werd. Die ene spatie kan je uitdrukken in wat ik de kwalitijd zou noemen. Samenwerken kost veel tijd, maar het zorgt voor een betere kwaliteit. Je overlegt en vult elkaar aan; het is in feite een soort vermenigvuldiging van elkaars kennis. Samen werken heeft eigenlijk niets met een som te maken. Je werkt toevallig in dezelfde ruimte, maar van overleggen is geen sprake. Het gaat hierdoor sneller, maar het zorgt niet voor een betere kwaliteit. Elke extra persoon in een samenwerking zorgt ervoor dat het maken van een besluit misschien
Bacchus
wel twee keer zo lang duurt. Maar de beslissing wordt ook steeds beter. Kortom, een compagnon meer betekent een verdubbeling van de kwalitijd. Helaas zit er, zoals aan bijna alles, wel een limiet aan de kwalitijd. Want hoewel de tijd maar blijft verdubbelen, zit er wel een maximum aan de kwaliteit. Als Anneliet en ik hadden samengewerkt, hadden we er waarschijnlijk langer over gedaan, maar hadden we misschien geen fouten gemaakt. Als juf Hanna nog een extra giechelkont op de gang had laten samenwerken, hadden we er nog weer langer over gedaan, maar beter dan foutloos kan je je sommetjes niet maken: dat is dan ook het maximum van de kwalitijd. Het is dus de kunst om met precies zoveel mensen te werken als voor de kwaliteit nodig is en niet met meer. Juf Hanna zag meteen dat we samen hadden gewerkt. Ze had ons geen enkele keer zien overleggen en mijn rijtje minsommen stond boven de plussommen, terwijl bij Anneliet de plussommen bovenaan stonden. Overigens wonden we ook geen doekjes om onze werkwijze; we waren ons van geen kwaad bewust. Toch was juf Hanna boos. Haar ogen keken opeens niet meer zo vrolijk en voor straf mochten we voorlopig niet meer buiten het klaslokaal werken. In groep drie mag je geen werk van elkaar overschrijven en juf was het vertrouwen in ons kwijt. Al wisten we nog niet helemaal wat deze woorden betekenden, een juf die iets kwijt was kon nooit iets goeds betekenen. Gea-marit Dekker