Spiegeloog 367

Page 1

Spiegeloog Tijdschrift voor de Afdeling Psychologie

Into The Wild

Maart 2015 - Jaargang 42 - Nummer 367


Colofon: 42e Jaargang nr. 367, Maart 2015 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de afdeling psychologie, Universiteit van Amsterdam

Diamantbeurs Kamer 5.02 Afdeling Psychologie Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam t: 020 - 525 67 58 e: spiegeloog-fmg@uva.nl w: spiegeloog.tumblr.com

Hoofd-/Eindredactie Bart Lichtenveldt & Emma Laura Schouten.

Waar het Gras het Groenst is

G

roen verkoopt niet, of in ieder geval een stuk minder goed dan andere kleuren. Deze stelling is er een die bij ons is blijven plakken. Niet per se omdat we dit gehoord hebben van vrienden die in de marketingbranche zitten, maar voornamelijk omdat de laatste Spiegeloog die de kleur groen in de cover had, dramatisch slecht meegepakt werd. Inmiddels zijn we vier jaar verder en durven we het weer aan; zeker met deze cover!

In dit nummer gaat Jihane in op het idee dat oorlogvoeren typisch menselijk zou zijn. Ook Alexandra richt zich op de menselijke natuur met haar stuk over de fight-or-flight-respons. Anna schreef een stuk over wolfskinderen en Maxime probeert te achterhalen waar onze Westerse romantisering van niet-Westerse volken toch vandaan komt. MariĂŤtte schetst het scenario van een schipbreuk om te kijken naar het totstandkomen van rolverdeling in nieuwe groepen, en Laury heeft voor dit nummer zes wilde weetjes opgezocht. Ook is dit het nummer waar de winnende propedeusethese van 2014, namelijk die van Danja van der Steeg, is geplaatst. Deze kan wellicht een mooie inspiratie vormen voor de huidige eerstejaars die binnenkort zelf aan deze opgave gaan beginnen. Met alle veranderingen die de UvA-gebouwen van Roeterseiland ondergaan zijn of nog te wachten staan, komt bij ons soms de vraag op wat de beste locaties zijn om Spiegeloog neer te leggen. Het nieuwe gebouw B/C, of toch nog maar gewoon J/K? We zien andere bladen liggen die worden meegepakt, en hopen dat Spiegeloog daar ook bij hoort. Maar ja, het gras lijkt natuurlijk altijd groener aan de overkant. Uiteindelijk is het altijd afwachten of de voorkant de aandacht van de langslopende student of medewerker trekt. Wat dat betreft gaan we eigenlijk altijd into the wild... Bart en Emma Laura

Redactie Jihane Chaara, Anna Deems, Olga Derks, Alexandra van Harten, Maxime Muller, Laury Peters, MariĂŤtte Scholten. Aan dit nummer werkten mee Denny Borsboom, Agneta Fischer, Astrid Homan, Elske Salemink, Danja van der Steeg. Cover Gea-marit Dekker (Fotografie), Sarie Anne Meindertsma (Model). Fotografie Bart Lichtenveldt, Laury Peters, Emma Laura Schouten. Opmaak en vormgeving Bart Lichtenveldt & Emma Laura Schouten. Drukkerij Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.


Inhoud

14

5 Westerse Romantisering

Van niet-Westerse volken

4

De Redactie

8

De Rondvraag

9

Feral Children

Wie zijn wij?

Fischer aan Homan

Wat kunnen we van hen leren?

Gestrand na Schipbreuk

Ivoren Toren

Wie neemt de leiding?

De wilde geest

Kamers 17 Op Elske Salemink

28 VSPA Agenda van maart

Brein in de Wildernis 18 Ons Fight or flight

Obscura 29 Camera The Voices

Hamakerprijs 21 Christiaan Propedeusethese van Danja

Wandelgang 30 De ‘Hoe zou jij overleven in de

van der Steeg

je dat...? 11 Wist Zes wilde weetjes

20

26 Mededelingen Activiteiten voor studenten

wildernis?’

32 Bacchus Mogen we nog wild zijn?

of Vrede 12 Oorlog Wat is menselijker?

Like ons op Facebook

Lees ons op tumblr

Universiteit van Amsterdam


De Redactie

Jihane Chaara 23 jaar Master, Klinische Neuropsychologie

Spiegeloog

Olga Derks 22 jaar Bachelor, Tweede Jaar

Anna Deems 26 jaar MSc, Medische Psychologie

Alexandra van Harten 20 jaar Bachelor, Propedeuse

4 Maart 2015

Bart Lichtenveldt 21 jaar Bachelor, Klinische Neuro-

Maxime Muller 22 jaar Bachelor, Klinische Ontwikkelingspsychologie

Laury Peters 24 jaar Master, Training & Development

MariĂŤtte Scholten 25 jaar Master, Klinische Neuropsychologie

Emma Laura Schouten 20 jaar Bachelor, Klinische Neuro-

Jouw naam hier? Hou je van schrijven? Mail naar spiegeloog-fmg@uva.nl


De Wilde Maatschappij... ...of de rust van de wilde natuur?

In het Westen staan wij onder invloed aan een tal van factoren, die bijdragen aan onze Westerse kijkwijze op de wereld. Niet-Westerse culturen worden sterk geromantiseerd. Waar komt dit vandaan en hoe uit dit zich?

in verschillende hedendaagse culturen te vinden zijn. Zo n 2007 kwam Into the Wild uit, een film gebaseerd op een vormen de Taiwanese Aboriginals een interessante bevolwaargebeurd verhaal uit de jaren ’90. De hoofdrolspeler kingsgroep om te bestuderen vanuit historisch taalkundig uit de film gaat – om zich af te zetten tegen de maatschapoogpunt, omdat zij waarschijnlijk de oorsprong vormen van pij en vooral ook tegen zijn ouders – op zwerftocht door de de Austronesische talen: een taalfamilie waarvan de talen Verenigde Staten. Zijn uiteindelijke doel van deze tocht is worden gesproken over een groot, uitgestrekt deel van de om een tijd helemaal op zichzelf in de wildernis van Alaska wereld – van Zuidoost-Azië tot ons eigen kikkerlandje (Paul, te leven. Daar in de wildernis van Alaska zou hij het leven en Simons, & Fennig, 2014). Ook vanwege het weinig tot niet niets anders dan het leven puur kunnen ervaren. Want verder in contact staan met de rest van de wereld en dus ook niet had hij niks nodig, of verder wilde hij niks nodig hebben. onder invloed hiervan staan, vormen de geïsoleerde volken De maatschappij was verkeerd; de natuur daarentegen zou interessante groepen voor onderzoek. Zo heb je bijvoorbeeld hem veel goeds brengen. Dit was het idee van een jongeman, onderzoeken die de universaliteit van bepaalde kenmerken opgegroeid in de hectische maatschappij van de Verenigde bestuderen, zoals onderStaten, die aangetrokken zoek naar basisemoties. werd door een geromanLange tijd werd aangetiseerd beeld van leven nomen dat gezichtsuitin de natuur zonder ver- Het niet-Westen gaat zich zo gedragen drukkingen aangeboren dere connectie met de als het Westen hen aftekent zijn, maar recent wordt buitenwereld. Op deze deze theorie in twijfel geïsoleerde wijze wordt getrokken. Zo werd bij vandaag de dag geleefd door meer dan honderd inheemse volken op volken. Het grootste deel van deze geïsoleerde volken leeft Borneo en Papoea-Nieuw-Guinea ontdekt dat inboorlingen die wel eens een Westerse film keken beter waren in het in het Amazoneregenwoud in Brazilië, maar ook in andere herkennen van emoties dan individuen die nog nooit een delen van de wereld zoals India en Papoea-Nieuw-Guinea Westerse film hadden gezien (Russell, 1994). Dit zou dus leven inheemse volken die (grotendeels) niet in contact staan met de buitenwereld (“Survival International”, z.j.). juist suggereren dat er toch sprake is van culturele invloed op emotieherkenning. Dit komt echter pas naar boven als je Westerse culturen met de geïsoleerde culturen vergelijkt, De geïsoleerde volken zijn erg interessant voor Westers vanwege het contrast in levenswijze tussen deze twee. Nog onderzoek. Let wel: er komt hierbij gelijk een bias om de een ander punt wat maakt dat het interessant is om de geïsohoek kijken. Het gaat namelijk om volken die geïsoleerd leerde volken te bestuderen, is dat in de Westerse maatschapzijn vanuit Westers oogpunt. Vaak hebben de verschillende pij sprake is van zoveel verschillende factoren die allemaal inheemse volken die een bepaald gebied bewonen wel cononder invloed van elkaar staan, dat de constructen die je tact met elkaar, maar niet met het Westen. In de rest van dit eigenlijk wilt onderzoeken lastig te bestuderen zijn. Bij de artikel zal met geïsoleerd dan ook bedoeld worden: geïsogeïsoleerde volken zijn er veel minder factoren van invloed; leerd van het Westen. De oorspronkelijkheid van de geïsohierdoor ligt de kern van bepaalde constructen meer aan de leerde volken maakt dat zij onderzoekers informatie kunnen oppervlakte en is daardoor ook makkelijker en helderder te verschaffen over de oorsprong van allerlei kenmerken die

5 Maart 2015

I

Spiegeloog

Tekst: Maxime Muller


bestuderen (Eriksen, 2001). Een voorbeeld hiervan zou erfelijkheidsonderzoek naar depressie kunnen zijn. De erfelijkheidsfactor is in de Westerse maatschappij ondergedompeld in nog een tal van andere factoren. Voorbeelden van deze factoren zijn psychosociale factoren, zoals echtscheiding en ontslag, en organische factoren, zoals alcohol- of drugsgebruik (“Brainclinics”, z.j.).

Spiegeloog

6

Maar niet alleen voor onderzoek wekken de geïsoleerde volken interesse hier in de Westerse cultuur. Eigenlijk is het geromantiseerde beeld ons met de paplepel ingegoten. Denk aan de Disneyfilm Pocahontas, een sprookje over een Indianenprinses die één met de natuur leeft; ze heeft dieren als vrienden en praat met een boom. Ook op andere mediafronten en in boeken wordt het Westen geconfronteerd met niet-Westerse schoonheden. Helemaal niet gek dus dat nietWesterse culturen een grote trekpleister zijn voor toeristen. Veel Westerse avonturiers zijn in hun reizen op zoek naar de authenticiteit van de culturen die zij bezoeken (Cohen, 1989); ze willen de enige zijn die op hike-schoenen de jungle van de Amazone in Brazilië trotseren en dit niet doen in een groep met nog twintig andere toeristen. Als veel toeristen een plek bezoeken kan het echter niet anders dan dat deze plek onder invloed hiervan zal veranderen. Zo wordt in

Thailand in de lokale restaurantjes waar vooral Thai komen gewoon met bestek gegeten, terwijl juist in de toeristische restaurants stokjes klaarliggen voor het ‘echte Aziatische gevoel’. Het niet-Westen gaat zich dus zo gedragen als het Westen hen aftekent. Wat er nu authentiek is aan deze situatie kun je je afvragen; de lokale bevolking die zich aanpast aan wat de toeristen als authentiek zien, is toch per definitie niet authentiek meer? Er zijn zelfs dorpjes in Thailand waar mensen nog op traditionele wijze leven, met traditionele gebruiken zoals het rijgen van ringen om hun nek (longnecks). Om deze dorpjes te bezoeken moet je echter betalen, wat de vraag oproept of deze traditionele leefwijze echt nog bestaat of dat deze enkel wordt gebruikt als toeristische attractie.

Maart 2015

De geïsoleerde volken staan vaak minder open voor bezoek (“Survival International”, z.j.); maakt dit ze dan exclusiever en aantrekkelijker? Waarschijnlijk wel. In die zin is het maar goed dat niet alle geïsoleerde volken even verwelkomend zijn voor buitenstaanders. Het lijkt soms wel of wij vanuit het Westen het liefst overal onze sporen zouden achterlaten en andere culturen als een poppenkast willen aanschouwen of erger nog, de touwtjes in handen willen nemen, ‘want wij hebben het zoveel beter in het Westen’. Deze kijk op de wereld, waarbij de Westerse ideeën als superieur worden gezien wordt ook wel eurocentrisme genoemd. Dat is een treffend begrip, want dat is eigenlijk wel een beetje hoe het zit; wij denken dat wij het allemaal beter weten en voorlopen ten opzichte van ‘de primitieve stammen in minder ontwikkelde gebieden’. Maar wat is nou eigenlijk het primaire concept dat wij nastreven in het Westen; is dat niet geluk? Dat geluk dat wij juist denken te kunnen vinden in de gebieden die wij primitief noemen. Want als wij het zo veel beter hebben hier in het Westen, waarom reizen we dan zo graag en het liefst zo ver mogelijk van onze Westerse wijsheid vandaan? Misschien is het omdat we onze werkelijkheid willen ontvluchten. Misschien is het om inspiratie en nieuwe ervaringen op te doen, om meer van de wereld te leren kennen of om je vrij en ongedwongen te voelen. Het zijn vaak juist de kenmerken die wij zien als primitief die ons aantrekken om af te reizen naar deze verre landen over zee, zoals het eten van rijst uit bananenbladeren en urenlange wandelingen te maken door de natuur zonder iets tegen te komen wat gebouwd is door de mens. Wij kunnen op deze verre reizen heel veel leren van de culturen die we bezoeken. De leefwijze van deze culturen laten ons die drie weken in de zomer-


De nare afloop van de film Into the Wild wijst erop dat het niet altijd werkt om koppig in te gaan tegen alles wat je hebt en je leven over een hele andere boeg te gooien, tenminste als dit niet alleen is omdat deze andere leefwijze je aantrekt maar juist ook om je tegen dat wat je verafschuwt af te zetten. Een wijze les die wij hier uit kunnen halen is dat het gras misschien helemaal niet altijd groener is aan de overkant als je het letterlijk bekijkt. Maar dat het in figuurlijke zin misschien des te meer opgaat: op het moment dat je het gras aan de overkant nadert, zal je ook hierin verdorde plekken ontdekken. Op dat moment zal het gras aan de andere kant weer

Spiegeloog

7 Maart 2015

groener lijken. Elke leefwijze en elke cultuur heeft haken en vakantie geluk proeven. Maar dit geldt dan weer alleen voor ogen, maar ook een heleboel pracht en praal. Nu is het de onze definitie van geluk en misschien ook alleen maar omdat kunst om niet alleen de onze reisbestemming schoonheid van andere niet onze dagelijkse werculturen te zien, maar kelijkheid is. De gelukcijHet is de kunst om juist de schoonheid juist ook de schoonheid fers wijzen namelijk juist van je eigen cultuur te uit dat wij in Nederland van je eigen cultuur te erkennen erkennen. Op die manier met een 7.6 toch gemidkan elke cultuur in haar deld gelukkiger zijn dan waarde gelaten worden in delen van bijvoorbeeld en kan er cross-cultureel heel veel geleerd worden. << Zuid-Oost Azië (met gelukcijfers rond de 6,0 – 6,5) en Zuid-Amerika (met cijfers rond de 6,5 – 7,0 met Brazilië als uitschieter richting ons met een 7,5) (Veenhoven, 2009). Er Bronnen bevinden zich dus een heleboel tegenstrijdigheden in deze - “A Kayan Lahwi woman” (z.j.). [Afbeelding]. Opgehaald op discussie. Basale kenmerken kunnen hierbij van invloed zijn, 13 februari 2015 van http://en.wikipedia.org/wiki/Kayan_ zoals dat Nederland een relatief erg veilig en welvarend land people_%28Burma%29#mediaviewer/File:Kayan_woman_with_ neck_rings.jpg/. is (“De Grote Bosatlas: 54e editie”, 2012). Maar ook diepere en minder duidelijke kenmerken kunnen hierbij een rol - “Brainclinics” (z.j.). Opgehaald op 2 februari 2015 van http:// spelen, zoals de subjectiviteit van geluk, evenals überhaupt www.brainclinics.com/depressie/. de subjectiviteit die altijd invloed heeft; de manier waarop - Cohen, E. (1989). Primitive and remote: Hill tribe trekking in geluk wordt gemeten en geïnterpreteerd verschilt sterk per Thailand. Annals of tourism research, 16 (1), 30-61. cultuur. Daarbij zijn de gelukcijfers van de landen in Zuid- “De Grote Bosatlas: 54e editie”, 2012. Groningen: Noordhoff Uitoost-Azië natuurlijk niet alleen gemeten onder de volken gevers. die in de natuur leven, maar ook bij de bevolking van grote - Eriksen, T. H. (2001). Small places, large issues: second edition. steden zoals Bangkok. UK: Pluto Press. - Paul, L. M., Simons, G. F., & Fennig, C. D. (2014). EthnoloDeze subjectiviteit zal altijd blijven bestaan. Wij kunnen het gue: Languages of the World, Seventeeth edition. Dallas, Texas: SIL onszelf ook niet kwalijk nemen dat wij de wereld vanuit ons International. eigen oogpunt interpreteren; dat wij onze eigen definitie van - Russell, J. A. (1994). Is there universal recognition of emotion from ‘primitief ’ hebben en deze baseren op vergelijkingen met facial expression? A review of the cross-cultural studies. Psychological onze eigen leefwijze. Iedereen beoordeelt altijd in eerste Bulletin, 115 (1), 102-141. instantie vanuit zijn eigen oogpunt en zelfs als je rekening - “Survival International” (z.j.). Opgehaald op 2 februari 2015 van houdt met andermans perspectieven is het lastig om deze http://www.survivalinternational.nl/stammen/. altijd goed waar te nemen en te interpreteren. Het enige wat - Veenhoven, R. (2009). Gemiddeld geluk in 148 landen 2000we als mensen kunnen doen is elkaar in onze waarde laten en 2009. World Database of Happiness, Collection of Correlational proberen bewust te zijn van onze gekleurde visies. UiteindeFindings. lijk zullen we het niet moeten zien als primitief versus ontwikkeld maar gewoon als diverse delen van de wereld met veel verschillen waar wederzijds van geleerd kan worden. We moeten ons echter ook niet dood staren op deze verschillen en inzien dat er overeenkomsten zijn die misschien niet in ons sprookjesbeeld passen. Zoals dat ze in Thailand ook met bestek (vork en lepel) eten omdat dit gewoon handiger is dan curry eten met stokjes.


De R ndvraag Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen

De vraag van Agneta Fischer (Sociale Psychologie) Beste Astrid,

Spiegeloog

8

Jij doet onderzoek naar diversiteit in werkteams en organisaties. Nu werken wij hier op de afdeling Psychologie aan de UvA in een weinig diverse organisatie lijkt me, als het gaat om etniciteit althans, en in de hogere rangen om sekse. Ik heb twee vragen: denk je dat meer diversiteit ook aan de universiteit tot betere resultaten (in onderwijs of onderzoek) zal leiden? En zijn er daarnaast bepaalde conclusies die je uit je onderzoek trekt die wij ook in onze eigen organisatie zouden kunnen toepassen? Agneta

Het antwoord van Astrid Homan (Arbeids- en Organisatiepsychologie)

Maart 2015

Diversiteit wordt vaak omschreven als een ‘double-edged sword’ wat inhoudt dat alhoewel verschillen tussen mensen tot veel potentiële opbrengsten kunnen leiden (meer creativiteit, hogere productiviteit, meer leren), deze verschillen er ook voor kunnen zorgen dat er conflicten, miscommunicatie, en verminderd vertrouwen ontstaan. Mensen vinden het nou eenmaal vaak fijner om met mensen te werken die op hen lijken. Deze tegenstrijdigheid is wat mij zo aantrekt aan het onderzoek naar diversiteit: hoe zorg je ervoor dat de mogelijke negatieve uitkomsten van verschillen tussen mensen voorkomen kunnen worden, en de positieve effecten van diversiteit benut kunnen worden? Daarnaast is het belangrijk dat mensen en organisaties beseffen dat diversiteit uit meer dimensies bestaat dan alleen demografische verschillen zoals etniciteit en sekse. Ook functionele verschillen (denk aan de verschillende vakgroepen, expertises en opleidingen) en bijvoorbeeld persoonlijkheid zijn van belang bij diversiteit, en wat betreft de aanwezigheid van verschillen op deze gebieden (en bijvoorbeeld ook op een dimensie als leeftijd) doet de afdeling Psychologie het behoorlijk goed. Nu lopen universiteiten (maar ook veel andere bedrijfstakken) inderdaad achter als het gaat om diversiteit in sekse en etniciteit, met name in de hogere functies in de organisatie. Het vergroten van diversiteit op die gebieden kan om verschillende redenen positieve effecten hebben. Allereerst kunnen positieve rolmodellen ervoor zorgen dat vrou-

wen of mensen met een andere etnische achtergrond meer zelfvertrouwen ontwikkelen om zelf een soortgelijke positie na te streven. Dit is niet alleen relevant voor onze medewerkers, maar ook voor de studentenpopulatie die langzaamaan diverser wordt op het gebied van etniciteit, met name in de Research Master. Ten tweede kunnen op deze manier dus meer verschillende perspectieven en capaciteiten worden benut, wat, indien adequaat aangestuurd, kan leiden tot meer leren, verhoogde creativiteit en betere prestaties. Tot slot is het dus van groot belang om deze verschillen effectief aan te sturen. Op basis van mijn eigen onderzoek zou ik als voornaamste aanbeveling geven dat het belangrijk is dat de organisatie waardering heeft voor verschillen, en dat deze waardering actief wordt uitgedragen. Het introduceren van meer diversiteit omdat dat eerlijk of legitiem zou zijn, is niet voldoende. Iedereen in de organisatie moet zich bewust zijn van de mogelijke waarde van diversiteit. Daarnaast is het belangrijk om bij die waardering ook de meerderheidsgroep te betrekken. Veel diversiteitsbeleid is te veel gericht op specifieke minderheidsgroepen, waardoor het overkoepelende doel vergeten wordt. Ook moeten mensen beseffen dat diversiteit tot frictie kan leiden, maar dat deze frictie juist de organisatie verder kan helpen (no pain, no gain). Effectief diversiteitsbeleid kan niet alleen de prestatie van de organisatie verbeteren, maar ook de ambitie van medewerkers en studenten van allerlei achtergronden stimuleren.

Astrid Homan (Arbeids- en Organisatiepsychologie) geeft De Rondvraag door aan Helga Harsay (Ontwikkelingspsychologie) Beste Helga, Sinds kort ben ik me steeds meer gaan interesseren in verschillen in leeftijd in het kader van mijn onderzoek naar diversiteit in groepen en organisaties. Een stereotype dat heerst in het werk naar leiderschap is dat oudere mensen meer ‘prototypische’, en daarmee meer effectieve leiders zijn dan jongere mensen. Kan jij op basis van jouw onderzoek misschien wat meer vertellen over of dit stereotype terecht is? Hebben oudere mensen daadwerkelijk eigenschappen die hen betere leiders maken? Of moeten we eigenlijk met zijn allen gaan streven naar meer jongere leidinggevenden? Astrid


Schaap in Wolfskleren Van Mowgli tot Genie, fictief en bestaand, wolfskinderen kennen we allemaal. De interesse in feral children is van vroege tijden, maar wat kunnen we van ze leren?

e fascinatie voor kinderen die in isolatie zijn opgeuitsluitend dieren zijn opgegroeid vertonen voornamelijk groeid bestaat al eeuwenlang. Zo schijnen koningen cognitieve problemen, zoals beperkingen in het basale taalals James IV (die in de 13e eeuw leefde) zelfs kinderen direct vermogen (McCrone, 2003; Andersen & Guerrero, 2008). De zogenaamde kritieke periode waarin mensen taal kunnen na de geboorte te hebben opgesloten om te ontdekken wat leren uiten en verwerken hebben deze kinderen gemist, er dan zou gebeuren (McCrone, 2003). Hoewel de meeste waardoor met name het aanleren van grammaticale regels verslaglegging over wolfskinderen uit de psychiatrische liteveel problemen oplevert. ratuur van de 19e eeuw stamt, zijn er ook de laatste decennia voorbeelden van wolfskinderen (denk aan Genie en de Naast cognitieve problemen hebben wolfskinderen, zoals je zusjes Amala en Kamala) en zelfs hoaxes (nepgevallen) die misschien al verwachtte, ook veel moeite met zich aanpassen de publiciteit haalden. Het is niet verrassend dat een kind aan menselijke sociale interactie (McCrone, 2003; Andersen dat qua gedrag en houding meer oogt als een dier dan een & Guerrero, 2008). Koegel (2008) vraagt zich af of de socimens interessant is voor een breed publiek. Wat het echter ale beperkingen het gevolg zijn van sociale isolatie, of dat voor gedragswetenschappers bijzonder interessant maakt, is sommige wolfskinderen dat een kind dat opgedeze isolatie opzochten voed wordt door dieren of werden uitgesloten en vervolgens de maatals gevolg van reeds schappij intreedt eigen- Het brein van wolfskinderen is kleiner bestaande beperkingen. lijk een ultieme case study dan dat van ‘normale’ kinderen Ongeacht de reden, ziet is met betrekking tot het zij duidelijke parallelnature vs. nurture-debat. len met het klassieke autisme, namelijk moeite Als het menselijk vermet communicatie, socialisatie en (her)aanpassing aan de stand aangeboren is, zou je verwachten dat een wolfskind bij gemeenschap. ontdekking al intelligente taal produceert en een compleet mentaal pakketje heeft, á la Mowgli en Tarzan. Als de mens echter een in principe dierlijk verstand heeft dat puur door De nadruk op de sociale en in mindere mate cognitieve taal en socialisatie menselijk wordt, zou je verwachten dat beperkingen waar wolfskinderen mee kampen komt al naar de wolfskinderen pas menselijk worden zodra ze zich onder voren in het verslag van Pierre-Joseph Bonnaterre uit 1800 over een van de eerste gedocumenteerde wolfskinderen, mensen begeven. De werkelijkheid blijkt in het midden te Victor van Aveyron: ‘Left by nature to instinct alone, this child liggen. performs only purely animal functions; his desires do not exceed his Uit MRI-onderzoek komt naar voren dat het brein van kinphysical needs. The only goods he knows in the universe are food, rest, deren die verwaarloosd zijn kleiner en minder ontwikkeld and independence.’ (Yousef, 2001). De moeite die Victor had is (Andersen & Guerrero, 2008). Zo is het brein van kindeom zich sociaal aan te passen werd door zijn omgeving ren die bijna geen positief fysiek contact hebben gehad zo’n beschouwd als een opzettelijk protest nadat hij van zijn vrij20 procent kleiner dan dat van kinderen die wel regelmatig heid was beroofd, in plaats van een onvermogen na jarenliefkozend zijn aangeraakt. Kinderen die geïsoleerd of met lange deprivatie. Jean Itard, een jonge dokter die tevergeefs

9 Maart 2015

D

Spiegeloog

Tekst: Anna Deems


jarenlang heeft geprobeerd om Victor te leren praten, vroeg zich zelfs af of het wolfskind beter af was geweest als ze hem in het bos hadden gelaten. Zou Victor te redden zijn geweest wanneer hij positiever was bekeken en benaderd? De ervaringen van later gevonden wolfskinderen lopen erg uiteen. Zo is Genie, die langer dan tien jaar opgesloten is geweest in een donkere kamer, nooit in staat geweest om te herstellen noch op het gebied van taal noch op het gebied van sociale vaardigheden (Andersen & Guerrero, 2008). Ook het verhaal van de zusjes Amala en Kamala, opgevoed door wolven, stemt treurig. Amala werd al snel nadat zij was gevonden ziek en overleed als gevolg. Kamala leerde uiteindelijk veertig woorden, maar was niet in staat om zinnen te vormen, laat staan gesprekken te voeren (McCrone, 2003).

Spiegeloog

10 Maart 2015

Kinderen die opgegroeid zijn in dierenfamilies (zoals wolven of honden) lijken echter meer in staat om sommige sociale vaardigheden aan te leren, zoals empathie en het vermogen om affectie te tonen, dan kinderen die in volledige isolatie zijn opgegroeid (Andersen & Guerrero, 2008). Ook het verhaal van Cammie brengt iets positiefs (Terr, 2003). Dit meisje werd als peuter gevonden in een omgeving waarin zij verwaarloosd werd door haar ouders en grootouders. Ze vertoonde veel kenmerken van een wolfskind: grommen, bijten, aan seksuele organen snuffelen en weinig tot niet praten. Waar het meisje als zwakbegaafd werd gezien en ook nadat zij werd opgenomen in een liefdevol pleeggezin weinig verbetering vertoonde, is zij uiteindelijk na jarenlange therapie zover gekomen dat ze nu als veertienjarige op het reguliere onderwijs mee kan komen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat Cammie al op zeer jonge leeftijd gered is

uit haar gedepriveerde omgeving en niet in volledige isolatie is opgegroeid. Hoe het hen ook vergaat, wolfskinderen lijken aan te tonen dat taal en cultuur essentieel zijn voor het vormen van het menselijk verstand. Tegelijkertijd kan het ook zo zijn dat bepaalde genetische programma’s nooit zijn ‘aangezet’ door het gebrek aan een sociale trigger op het juiste moment (McCrone, 2003). Hoewel we hiermee niet tot een eenduidig antwoord op de nature-nurture-kwestie komen, leveren de kinderen hier wel een interessante bijdrage aan. En we moeten natuurlijk vooral blij zijn dat het aantal ‘case studies’ maar beperkt is. <<

Bronnen

- Andersen, P. A., & Guerrero, L. K. (2008). Haptic behavior in social interaction. In Human Haptic Perception: Basics and Applications (pp. 155-163). Birkhäuser Basel. - Koegel, A. K. (2008). Evidence suggesting the existence of Asperger Syndrome in the mid-1800s. Journal of Positive Behavior Interventions, 10(4), 270-272. - McCrone, J. (2003). The last word: Feral children. The Lancet Neurology, 2, 132. - Terr, L. C. (2003). “Wild child”: how three principles of healing organized 12 years of psychotherapy. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 42(12), 1401-1409. - “Wild child”, (z.j.) [Afbeelding]. Opgehaald op 13 februari 2015 van http://windling.typepad.com/.a/6a00e54fcf7385883401901d 392540970b-pi/. - Yousef, N. (2001). Savage or solitary? The wild child and Roussea’s man of nature. Journal of the History of Ideas, 62(2), 245-263.


? Wist je dat... Tekst: Laury Peters

...Boa Sr een vrouw was die als enige persoon ter wereld de Bo-taal sprak? Boa Sr was het laatste levende lid van een stam genaamd de Bo. De Bo leefden 65.000 jaar lang op de Andaman-eilanden. De meeste leden van de Bo stierven rond 1858 tijdens de Britse kolonisatie op de Andaman-eilanden; veel werden gedood of stierven door overgebrachte ziektes. De vrouw Boa Sr voelde zich erg eenzaam doordat ze met niemand meer in haar vertrouwde Bo-taal kon communiceren. Ze stierf in 2010 en met haar overlijden verdween officieel de Bo-taal van de wereld.

...kannibalisme nog bestaat? Vijftienhonderd verschillende diersoorten eten bij gelegenheid hun soortgenoten. Sommige ijsberen eten hun eigen soort wanneer er te weinig voedsel beschikbaar is. Ook de spin, de vrouwelijke zwarte weduwe, eet af en toe door honger haar partner op na een vrijpartij. Mensen hebben tegenwoordig besloten dat kannibalisme verwerpelijk is. Nu zijn menselijke kannibalen dan ook bijna uitgestorven. De laatste kannibalistisch getinte stammen bestaan uit een paar kleine stammen in Afrika en de Korowai uit Papoea-Nieuw-Guinea.

...de primaire overlevingsdrang bij mensen vaak wordt verklaard met behulp van het reptielenbrein? Het brein kan onderverdeeld worden in drie evolutionair ontwikkelde lagen; het zoogdierenbrein (dat onbewuste processen zoals emoties regelt), de neocortex (die verantwoordelijk is voor rationeel redeneren) en het reptielenbrein (dat verantwoordelijk is voor de primaire overlevingsdrang). De rol van het reptielenbrein is door de jaren heen erg klein geworden. Wanneer we echter in gevaar zijn komt de primaire vecht- of vluchtreactie vaak naar boven. Dit kan voordelen opleveren bij gevaar, maar het heeft ook een schaduwzijde; wanneer basisbehoeftes van mensen wegvallen is het ieder voor zich om te overleven.

11

...tien procent van de 3.000 bewoners van Pingelap, een koraaleiland in het westen van de Grote Oceaan, kleurenblind is? Rond 1775 was er op Pingelap een verwoestende tyfoon genaamd Lenkieki waardoor veel inwoners kwamen te overlijden. Er bleven uiteindelijk twintig mensen over die bijna twee eeuwen lang geïsoleerd leefden. Eén man die de tyfoon overleefde was kleurenblind en nakomelingen erfden het gen dat kleurenblindheid veroorzaakt. Kleurenblindheid is een gerespecteerd onderdeel van de Pingelapese cultuur geworden.

Maart 2015

...de Kazakken, die leven in het westen van Mongolië, arenden gebruiken om mee te jagen? Ze proberen gedurende hun hele leven een sterke band met een uitgekozen arend te creëren. De Kazakken laten de arend naast zich slapen, voeren hem uit de hand en de vogel is van jongs af aan constant bij de jager te vinden. De vertrouwensband met de arend gaat vaak lang mee en levert veel succes op bij de jacht.

Spiegeloog

...de leden van de Awà-stam, een van de laatste stammen in Brazilië die gebruik maakt van jagen en verzamelen, een erg hechte band hebben met de natuur? Vaak gaat de hechte band zo ver, dat de vrouwen van de Awà-stam verweesde baby-aapjes onder hun hoede nemen. Ze verzorgen de aapjes en geven hen zelfs borstvoeding.


De Aard van het Beestje Vreedzaam of niet?

Het is een breed geaccepteerd idee dat het in de menselijke aard zit om oorlog te voeren. Kijk immers eens naar ons: agressief, brutaal en er staat altijd wel een deprimerend verhaal in de krant over hoe royaal we alles, en vooral elkaar, aan het verpesten zijn.

Tekst: Jihane Chaara

Spiegeloog

12

T

homas Hobbes, William James, Sigmund Freud – deze mannen vonden allemaal dat oorlogvoeren inherent is aan de menselijke natuur; dat we een oorlogsinstinct hebben dat niet te onderdrukken valt. Bewandel echter even een ander pad met mij. Oorlog staat namelijk niet tot vrede zoals duisternis tot licht staat. Niet alleen zou deze redenering een logicafout zijn, aangezien het vanzelfsprekend is dat vrede best kan bestaan zonder dat er ooit sprake is geweest van oorlog, maar tevens is het een fout bij het inschatten van de menselijke natuur.

maatschappijen die nooit gekoloniseerd zijn (Fry, 2008). Hij vond 74 maatschappijen die haast nooit oorlog voeren en liever vredige methoden zoeken om conflicten op te lossen. Als het feit geaccepteerd wordt dat niet alle maatschappijen oorlog voeren, is het makkelijker om tevens te accepteren dat het niet per definitie menselijk is om oorlog te voeren.

Maart 2015

Het argument dat veel gebruikt wordt ten gunste van het idee dat wij van nature oorlogvoerend zijn, is dat het evolutionair gezien eenmaal zo werkt. ‘Kijk maar naar chimpansees,’ wordt dan gezegd. Chimpansees kunnen vreselijk agressief zijn; zij vallen elkaar geregeld aan en omdat wij voorouders Als eerste moet er duidelijkheid zijn over wat oorlog premet hen delen, wordt hiermee gedemonstreerd dat het in cies is, en hoe we dat woord definiëren. Dit lijkt in eerste ons DNA zit om conflicten met geweld op te lossen. Het instantie een makkelijke opgave. Het Prisma woordenboek feit dat deze vergelijking definieert oorlog als continu gemaakt wordt, volgt: ‘Ernstige strijd zegt veel over dat zelfs tussen landen of volken wetenschappers, waarvan waarbij wapens worden - Oorlog staat niet tot vrede zoals men denkt dat zij in een gebruikt.’ Maar wat is duisternis tot licht objectief bubbeltje leven, ernstig precies? Is het toch wel degelijk deel ernstig als er een dode uitmaken van de maatvalt? Of pas als dit er schappij en daar dan ook meerdere zijn? Wat is allerlei raamwerken en ideeën aan overhouden. De mens een volk, en wat als slechts een klein deel van een volk agresdeelt namelijk een voorvader met zowel chimpansees als sie toont tegenover een andere groep? Tegen dit probleem bonobo’s, en het valt te bediscussiëren met welke primaatliepen ook de wetenschappers Carol en Melvin Ember (1992) soort wij het nauwst verwant zijn. Bonobo’s vechten bijna op, die wilden peilen hoeveel maatschappijen ter wereld nooit, hebben een grote mate van gelijkheid in hun groepen, oorlog voerden. Zij maakten een overzicht van 186 maaten zijn doorgaans lievere beestjes dan chimpansees (Inglisschappijen en vonden dat oorlog zeldzaam (minder dan één Arkell, 2011). Waarom worden we niet met deze primaten oorlog in de afgelopen tien jaar) of absent was bij slechts 28 vergeleken? Waarom maken we bonobo’s niet onze vergeprocent. Als ze alleen keken naar maatschappijen die nooit lijkingsstandaard, als we zo nodig een primaatsoort moeten gekoloniseerd zijn geweest, was dit 9 procent. Het probleem hebben als indicatie van onze inherente impulsen? met dit onderzoek was echter dat de gebruikte definitie van oorlog zo breed was dat hier ook wraakmoorden en dergeEen andere oorzaak die bijdraagt aan het idee dat de menslijke onder vielen, als deze werden uitgevoerd door meer dan heid gedoemd is oorlog te blijven voeren tot het einde der één persoon. Een andere onderzoeker, die kritiek had op het tijden, is het beeld dat de media schetsen. Vooral fictie overzicht van de Embers, heeft een lijst samengesteld van


Oorlog voeren – elkaar grootschalig pijn doen – zit niet in onze natuur, nee. Maar waarom wordt er dan altijd wel ergens een oorlog gevoerd? De reden daarvoor is zowel simpel als ontzettend ingewikkeld. Oorlog is een politiek instrument. Oorlog wordt gebruikt als gereedschap om een politiek doeleinde (macht; economische welvaart) te bemachtigen. Oorlogen zijn immers niet de gevechten van soldaten. Oorlogen zijn de gevechten tussen politieke leiders; soldaten zijn de pionnen die worden ingezet en de burgers die ondertussen lijden behoren tot de nevenschade. Als je oorlog op die manier ziet – als een schaakspelletje tussen politieke leiders – is het makkelijker in te zien dat het oorlog voeren an sich niet iets inherent menselijks is. En hoe zit het dan met de menselijke lust naar macht? Is dat iets wat in onze aard zit? Want als dat zo is, dan zal oorlog daar een ongelukkig bijproduct van moeten zijn. Als je het mij vraagt zijn er twee opties: iedereen moet consequent diplomatieke onderhandelingsmethoden verkiezen boven oorlog voeren, of de hele vorm van onze maatschappij moet anders in elkaar gezet worden, zodat geen enkel individu (of klein groepje) zoveel macht heeft om in eerste instantie een oorlog te starten. Denk aan Gandalf toen hij the ring of power niet eens wilde aanraken, omdat hij wist dat zoveel macht in zijn handen teveel potentiële schade zou kunnen aanrichten.

Bronnen

- Ember, C. R., & Ember, M. (1992). Resource unpredictability, mistrust, and war A cross-cultural study. Journal of Conflict Resolution, 36(2), 242-262. - Fry, D. P. (2007). Beyond war: The human potential for peace. Oxford University Press. - Fry, D. P. (2008). Worlds Without War. Opgehaald op 11 februari 2015 van http://greatergood.berkeley.edu/article/item/worlds_without_war/. - Inglis-Arkell, E. (2011). Are humans more like chimps or bonobos? The correct answer is changing. Opgehaald op 12 februari 2015 van http://io9.com/5794988/are-humans-more-like-chimps-or-bonobos-the-correct-answer-is-changing/. -“Peace”, (z.j.) [Afbeelding]. Opgehaald op 13 februari 2015 van http://www.toonpool.com/user/1949/files/peace_367115.jpg/. - Stanley, S. C. (2003). When Fiction is Reality: Critical Thinking and Popular Culture. Opgehaald op 11 februari 2015 van http:// www.angelfire.com/or3/tss4/fictreal.html/.

Spiegeloog

Dat is de aard van het beestje. Het alledaagse beestje is niet uit op oorlog, maar als je ’m plaatst in een ivoren toren en dronken voert met macht en economische honger... Dan worden slechte, verwoestende beslissingen gemaakt. <<

13 Maart 2015

heeft een grote impact op onze attitudes tegenover allerlei zaken. Dit klinkt wellicht contra-intuïtief, omdat iedereen van fictie weet dat het niet echt is, maar dit betekent juist dat we minder kritisch zijn op momenten dat we fictionele inhoud absorberen. Als we naar fictie kijken, zijn we kwetsbaarder dan wanneer we een documentaire bekijken (Stanley, 2003). Uit een studie waarin meer dan duizend televisieprogramma’s tussen 1973 en 1993 in de VS onderzocht zijn, bleek dat in meer dan 60 procent van de programma’s geweld voorkwam, en tevens dat maar liefst 50 procent van de hoofdpersonages verwikkeld was in gewelddadige zaken. Het continu zien van geweld op televisie draagt bij aan een onrealistisch gewelddadig beeld van de wereld. Onrealistisch omdat er inderdaad geweld voorkomt in de wereld, maar zeker niet zoveel als je zou denken. De meeste mensen krijgen het voor elkaar om een hele dag door te brengen zonder in aanraking te komen met geweld. En niet één hele dag, maar heel veel dagen op een rij zelfs! Vredige oplossingen worden continu gevonden voor allerlei problemen in het dagelijkse leven, maar deze halen natuurlijk het nieuws niet. Vrede is de norm; geweld is de schokkende uitzondering (Fry, 2007).


Schipbreuk

Met wie wil jij het liefst stranden? Het zal je maar overkomen: de cruise die je geboekt hebt eindigt drastisch in een schipbreuk. Je spoelt met een aantal anderen aan op een klein eiland met als enige beschutting de jungle. Hoe verloopt het verdelen van de groepsrollen? Hoe werkt deze anarchie? Wie pakt de leiding en wie juist niet? En nog belangrijker: wat zou je zelf doen?

Tekst: Mariëtte Scholten

Spiegeloog

14

M

Maart 2015

ijn hoofd doet pijn. Een stekende scherpe pijnscheut flitst af en toe achter mijn gesloten oogleden. Mijn mond voelt kurkdroog aan. Ik ben bang dat als ik mijn ogen opendoe ik misselijk word en moet braken. Dus ik blijf nog even liggen. Grappig hoe een kater je overgevoelig maakt voor alles. Mijn altijd heerlijk zachte bed ligt niet meer lekker. De matras voelt keihard aan. Nu ik er eigenlijk zo over nadenk kan ik me helemaal niet meer herinneren wat ik gisteravond gedaan heb. Mijn hand beweegt zich over de matras naar de rand van mijn bed, maar komt onderweg iets tegen wat niet in mijn bed hoort. Als mijn vingers zich om het voorwerp sluiten komt het vaag bekend voor, wat is dit? Het lijkt wel een tak. Een tak?! Plots sperren mijn ogen zich open, na een paar keer knipperen kijk ik tegen een dak van palmbladeren aan waar het zonlicht doorheen sijpelt. Palmbladeren? - Tampons kunnen Een tak? In één keer komen alle indrukken tegelijk: de snijdende hitte, het zonlicht door de tropische bomen, het zand in mijn mond, de roep van een aap. Aap? Waar ben ik en hoe ben ik hier in godsnaam beland?

Het plotseling belanden in een onbekende omgeving met een groep onbekende mensen is een interessant groepsconcept dat niet vaak voorkomt. Iedereen maakt wel eens mee dat hij of zij deel uitmaakt van een nieuwe groep of als nieuweling in een bestaande groep terechtkomt. Maar dit zijn meestal groepen op het werk, op de studie, een nieuwe schoonfamilie of een nieuw bootcamp-klasje. In deze groepen is een bepaalde rolverdeling al duidelijk: op werk wordt gedaan wat de leidinggevende zegt of je bent juist zelf de leidinggevende en verdeelt de taken. Ook op de studie is de rol van student duidelijk en tijdens bootcamp ben je netjes bezig met vijftig keer opdrukken als de instructeur dit vriendelijk over het grasveld brult (mocht je na dertig keer willen opgeven dan zal de instructeur je nog vriendelijker vermelden dat

opgeven voor watjes en vetjes is: doorgaan dus). Maar stranden op een onbewoond eiland met een onbekende groep en zonder vastgelegde rolverdeling zorgt voor een uitzonderlijke situatie. Dit vond ook een groep onderzoekers aan The Ohio State University (Brunell et al., 2008). Zij onderzochten wie uit de groep het meest waarschijnlijk de leiding zouden nemen in zo’n situatie, en of deze opgestane leiders ook betere leiders waren dan de anderen in de groep. Wat bleek was dat in een nieuwe groep, zoals na een schipbreuk op een onbewoond eiland, narcisten sneller de leiding nemen. Hier worden een aantal verklaringen voor geopperd. Ten eerste zullen narcisten hun talenten overdrijven; ze denken dat ze uniek, bijzonder en beter dan de rest zijn. Ze vinden je leven redden dus van zichzelf dat ze geknipt zijn voor de leidersfunctie. Om deze reden komen ze zelfverzekerd over, wat prettig is voor de groep in het onzekere begin (Brunell et al., 2008). Bovendien zijn narcisten vaak extravert, wat nodig is om op te vallen. In het begin worden de narcisten meestal ook gewaardeerd door de groep, maar naarmate de tijd verstrijkt verdwijnt deze waardering en ontstaat er ergernis. De werkelijkheid is tegenstrijdig met waar narcisten zelf overtuigd van zijn: ze zijn géén betere leiders. Sterker nog, in het begin zijn hun kwaliteiten nog vergelijkbaar met de groepsgenoten die niet de leiding nemen, maar uit het bedrijfsleven blijkt dat narcisten als leiders een organisatie juist allerlei problemen kunnen bezorgen. Het is dus altijd belangrijk kritisch te blijven naar degene die als eerst als leider opstaat! Terug naar de opvarenden van de cruise, die ondertussen


Spiegeloog

15 Maart 2015

nog steeds op dat eiland zitten. Het is nu duidelijk wie als zal proberen te verpakken in drie positieve, terwijl stereoeerst gaat proberen de leiderschapspositie te verwerven. typisch gezien Nederlanders, Duitsers, Israëliërs en Fransen Maar hoe zit het met het niet moeilijk zullen doen gedrag van de rest van de en je rechttoe rechtaan groep? Een belangrijke vertellen wat volgens vraag hiervoor is hoe hen niet goed is. Voor - Een voetbalvrouw is een van de betere het zit met de herkomst de Denen in de groep passagiers om mee te stranden van de verschillende zal egalitair leiderschap groepsleden. Grote kans waarschijnlijk bijzondat de opvarenden van der goed werken, maar een cruise uit verschilals er Russen aan boord lende uithoeken komen. En hiermee wordt niet bedoeld of waren zullen zij een egalitaire leider als zwak en incompeiemand uit Lutjebroek komt of uit de grote stad; hiermee tent zien (Meyer, 2014). Al deze verschillende vormen van wordt de culturele herkomst bedoeld. Verschillende mensen communicatie en verwachtingen kunnen leiden tot het voluit uiteenlopende culturen zullen op een andere manier met ledig disfunctioneren van een groep, en dat terwijl je op dat groepsrolverdeling omgaan. Nederlanders houden dooronbewoonde eiland al meer dan genoeg problemen aan je gaans van een egalitair systeem (iedereen is gelijk en zelfs de hoofd hebt! leider kan tegengesproken worden door diens ondergeschikten) terwijl Latijns-Amerikanen en Aziaten over het algeOm de groep toch nog enigszins functioneel te laten werken meen gewend zijn aan een sterk hiërarchisch systeem (Meyer, is een gevoel van eenheid in de groep van groot belang. Nu 2014). Dat dit lastig samen kan gaan ondervond de Mexiis er op zich een hele bekende methode om in zo’n kort caanse manager Carlos Gomes die in Amsterdam een team mogelijke periode zo efficiënt mogelijk een hoge mate van van Heineken ging leiden. Bij de eerste vergaderingen was eensgezindheid en hechtheid te creëren: ontgroeningspraktijhij stomverbaasd over het feit dat hij soms midden in zijn zin ken. Maar om net aangespoelde schipbreukelingen door het onderbroken werd door zijn Nederlandse collega’s die hiëzand en modder te laten kruipen is misschien niet helemaal rarchisch gezien onder hem stonden: ‘Waar was het respect?’ wenselijk. Een andere methode om eenheid in een groep (Meyer, 2015). Kort door de bocht komt het erop neer dat te creëren is een overkoepelende taak (superordinate task), de Amerikaan op het eiland iedere negatievere opmerking oftewel een bovenliggend doel (Gray, 2010; Sherif et al.,


1961). Dit overkoepelende doel moet alleen bereikt kunnen Bronnen worden door goede samenwerking. Als dit doel belangrijk - Brunell, A., Gentry, W., Campbell, W., Hoffman, B., Kuhnert, K., genoeg is, en het kan écht alleen bereikt worden door goed & Demarree, K. (2008). Leader emergence: The case of the narcissamen te werken zal dit sistic leader. Personality & ook zorgen voor eenheid Social Psychology Bulletin, tussen eventuele onder34, 1663-76. - Je prioriteit zou moeten liggen bij linge groepen. Aangezien - “Jack Sparrow”, (z.j.) overleven een onbetwist[Afbeelding]. Opgehaald het zoeken van onderdak baar belangrijk bovenligop 13 februari 2015 van gend doel is, wat tevens htt p://cdn.scr eenrant. moeilijk haalbaar is op com/wp-content/uploads/ een onbewoond eiland met weinig hulpbronnen, zou het in Pirates-of-the-Caribbean-4-Johnny-Depp-Shipwrecked.jpg/. ieder geval in het begin na de schipbreuk moeten zorgen - Meyer, E. (2014). The Culture Map: Breaking Through the Invisivoor een gevoel van eensgezindheid. ble Boundaries of Global Business. Public Affairs.

Spiegeloog

16 Maart 2015

Het laatste wat er dan nog rest zijn de individuen. Met wie wil je liever op een onbewoond eiland vastzitten? De bouwvakker die binnen een uurtje een pracht van een boomhut geknutseld heeft of de voetbalvrouw die met haar handspiegeltje vuur kan maken? Nu heb ik van mijn uren lang survivalprogramma’s bekijken een bepaalde volgorde geleerd van belangrijke zaken als je wilt overleven. In extreme weercondities is het lijstje ‘de drie regels van drie’ (Steward, 2012): 1. Onderdak (je overleeft circa drie uur zonder onderdak); 2. Water (je overleeft circa drie dagen zonder water); 3. Eten en vuur (je overleeft circa drie weken zonder eten). In dat geval zou de beste optie uit de twee bovengenoemde passagiers de bouwvakker zijn. Maar bij nadere beschouwing valt een tropisch strand niet helemaal onder de categorie ‘extreme weercondities’ en lukt het je waarschijnlijk wel om daar meer dan drie uur te overleven zonder onderdak. En alle schipbreukelingen hebben waarschijnlijk grote slokken zout zeewater gehapt dus de behoefte aan water is een stuk hoger dan normaal. In dat geval is de voetbalvrouw de betere passagier om mee te stranden, en wel om een aantal redenen: met een beetje geluk heeft ze in haar mooie krokodillenleren handtas een berg aan tampons bij zich. En tampons kunnen je leven redden (ja, echt!). Sterker nog, tampons kunnen op wel zeven verschillende manieren je leven redden, maar de belangrijkste heeft betrekking op water (Steward, 2012). Je hebt wel een tampon met plastic inbrenghuls nodig. Als je deze huls goed volpropt met het katoen van de tampon kan je op deze manier dit als een filterend rietje gebruiken om vies water te drinken. Een greep uit de andere mogelijkheden zijn: gemakkelijk vuur maken met het katoen, het touwtje gebruiken om vallen voor klein wild te maken en het katoen uitpluizen en als verband voor eventuele wonden gebruiken. Daarnaast heeft een beetje voetbalvrouw wel een puntenslijper in haar make-uptasje zitten (voor de onwetende lezers: dit is onder andere om oogpotloden mee te slijpen); hiermee kan je kleine takken scherp maken om mee te jagen. Die handspiegel kan voor vuur maken gebruikt worden en met de lippenstift kan je je weg markeren als je de jungle in gaat om te jagen. Dus laat mij maar schipbreuk lijden met bijzonder veel voetbalvrouwen en hun tampons! <<

- Meyer. E. (2015). Why a Mexican manager had a very hard time running a Dutch team. Business Insider UK. Opgehaald op 10 februari 2015 van http://uk.businessinsider.com/why-a-mexican-manager-had-a-very-hard-time-running-a-dutch-team-20152#ixzz3RMcBEZiY/. - Gray, P. (2010). Psychology (6e ed.). Worth Publishers Inc. - Sherif, M., Harvey, O. J., White, B. J., Hood, W., & Sherif, C. W. (1961). Intergroup Conflict and Cooperation: The Robbers Cave Experiment. Norman, OK: The University Book Exchange. pp. 155–184. - Steward, C. 2012. The CORE FOUR: Managing Your Top Survival Priorities. Willow Haven Outdoor. Opgehaald op 10 februari 2015 van http://willowhavenoutdoor.com/featured-wilderness-survival-blog-entries/the-core-four-managing-your-top-survival-priorities/. - Steward, C. 2012. Yes, that’s a Tampon in my mouth: The Swiss Army Survival Tampon: 7 Survival Uses. Willow Haven Outdoor. Opgehaald op 10 februari 2015 van http://willowhavenoutdoor.com/ featured-wilderness-survival-blog-entries/yes-thats-a-tampon-in-mymouth-the-swiss-army-survival-tampon-7-survival-uses/.


Op Kamers

Elske Salemink - Diamantbeurs 6.13 Tekst & Foto’s: Bart Lichtenveldt en Emma Laura Schouten

Elske Salemink werkt sinds februari 2009 als Universitair Docent bij Ontwikkelingspsychologie. Ze coördineert de vakken Interventies bij Kinderen & Jongeren 2, en het Research Master-vak Developmental Psychopathology. Haar onderzoek richt ze op het meten en modificeren van impliciete processen bij angst, depressie en verslaving. Ze deelt haar kamer met Marija Maric.

Australische Mok

‘Ik doe onderzoek naar cognitive bias modification-training. Toen ik daarmee startte was er nog niet veel onderzoek naar dat onderwerp gedaan. In Engeland en in Australië zat een clubje onderzoekers die met dergelijk onderzoek bezig waren, en als ik dan moet kiezen waar ik het liefst op werkbezoek ga... Laten we zeggen dat Australië iets hoger op mijn lijstje stond van landen waar ik ooit geweest wilde zijn. In 2005 heb ik daar drie maanden in het lab gewerkt. Zo begon mijn samenwerking met The University of Western Australia. Aangezien het aan de andere kant van de wereld is, is het soms lastig om Skype-sessies goed te timen vanwege het tijdsverschil. De eerste keer dat ik daar was had ik een mok gekregen; omdat ik die was kwijtgeraakt kreeg ik een nieuwe toen ik daar in oktober weer was.’

Spaarpunten

‘Het komt vaak voor dat als ik mijn kamer binnenloop nadat ik een tijdje weg ben geweest, er twee of drie lege doosjes Douwe Egberts-koffie op mijn bureau staan. Ik spaar namelijk die punten voor mijn moeder, dus toen ik ooit bij collega’s zag dat de lege doosjes in de prullenbak verdwenen, heb ik gevraagd of ik ze mocht hebben. Sindsdien brengen de mensen van de afdeling die ervan weten hun punten naar mijn kamer. Ik heb ze beloofd om een foto te maken van mijn moeder mét de aankoop van de punten, maar dat gaat nog wel even duren. Door het prehistorische spaarsysteem krijg je met 5000 punten volgens mij pas één euro korting, dus eer er daadwerkelijk iets leuks voor gekocht kan worden zijn we waarschijnlijk weer tien jaar verder.’

17 Maart 2015

‘Deze collage heb ik zelf vier jaar geleden gemaakt bij een UvA professionaliseringscursus, die mij aangeboden werd omdat ik een subsidie had binnengesleept. Het idee was om te visualiseren wat voor jou belangrijk is en waar je naartoe wilt, niet alleen binnen je werk, maar ook wat betreft persoonlijke zaken. Zo heb ik er bijvoorbeeld een jong eendje op geplakt omdat ik destijds zwanger was. De rode jurk staat voor vrouwelijkheid en pittigheid. De grootste foto, in het midden, herinnert mij eraan dat ik lol moet hebben in het onderzoek dat ik doe. Mensen kunnen onderzoek ervaren als stressvol en prestatiegericht – voornamelijk door de publicatiedruk – maar ik wil graag voor ogen houden hoe leuk het eigenlijk is om zaken uit te zoeken; om betaald te krijgen voor het doen van leuke experimentjes en het beantwoorden van vragen.’

Spiegeloog

Collage


Ons Brein in de Wildernis

Fight-or-flight-respons en onze instinctieve extinctieangst Elke dag verricht ons lichaam hard werk om ons in leven te houden. We ondervinden hierbij thermoregulatie voor handhaving van temperatuur, veranderingen in hartslag en ademfrequentie ter regulering van zuurstoftoevoer, honger en dorst om ons te voorzien van een redelijke buffer in concentratie van water en voedingsstoffen... Maar wat gebeurt er nu precies met ons lichaam in extreme situaties?

Tekst: Alexandra van Harten

Spiegeloog

18

L

Maart 2015

Wereldoorlog talloze gevallen van mensen die eerder neigaten we even, om te beginnen, de gemiddelde moderne den naar gedrag van gelijke aard als de reactie van onze Hollywood-superheld voor de geest halen. Waar denken gevluchte kapitein. Hetzelfde geldt voor verscheidene gevalwe aan? Juist: aan iemand met een enorme hoeveelheid zelflen in alledaagse situaties waar men plots in extreem gevaar controle die zichzelf uiterst tactisch uit de meest waanzinverkeert. Ook hier vindt men een scheiding tussen mensen nige levensbedreigende situaties weet te vechten – en die, die ervoor kiezen om te vechten en mensen die ter plekke niet te vergeten, in dit proces van zelfredding natuurlijk ook alles vergeten en ervoor kiezen om te vluchten. Laten we ze nog even een hoop onschuldige bange burgers meeplukt en voor het gemak even opdelen in twee groepen: de fighters en daarmee redt van een pijnlijke dood. Het is in ieder geval de flighters. duidelijk dat we waarde hechten aan het menselijk vermogen Elk moment van de dag is ons lichaam hard aan om tot de juiste handelswijze te komen in extreme situaties, het werk om allerlei evenwichten te optimaliseren en aan te en dat we mensen die gecontroleerd handelen in dergelijke passen aan iedere nieuwe situatie. Op het moment dat we situaties bewonderen en voorbeeldig achten. vervolgens oog in oog komen te staan met een situatie die Er zijn echter enorme individuele verschillen in op ons als dreigend overhoe mensen zich gedrakomt, slaat onze hormogen in extreme situaties. nale huishouding in zijn Zo waren er, om maar - We hebben een ingebouwde angst geheel om. Deze fysieke een extreem voorbeeld en mentale staat, de te noemen, meerdere voor annihilatie zogeheten fight-or-flightmeldingen van Sovjetse respons (Cannon, 1915) gevechtspiloten in de ontstaat door activatie Tweede Wereldoorlog van de hypothalamus, gevolgd door een kettingreactie van die hun neerstortende voertuig in plaats van deze snel te chemische processen en daaropvolgende zenuwcelreacties, verlaten, zo ver mogelijk van een dichtbevolkt gebied af die ons klaarmaken voor de dreigende situatie. Deze respons probeerden te sturen ten koste van hun eigen leven. Daarheeft onze primitieve voorvaderen helpen overleven, en kan tegenover staat het geval van de kapitein van het gezonken ons tot op de dag van vandaag van waanzinnige krachten cruiseschip Costa Concordia, die zichzelf razendsnel uit de voorzien. Het maakt dat simpele Jan een brandend gebouw voeten maakte en zijn passagiers aan hun lot overliet zodra inrent, en dat een moeder een rijdende auto die op het punt het schip begon te zinken. Wat ligt nu ten grondslag aan staat haar kind van het leven te beroven met puur haar eigen ons al dan niet morele gedrag, aangestuurd door oeroude fysieke kracht even van de grond weet te tillen – ook wel instincten? Er is natuurlijk een vrij groot verschil in context hysterical strength genoemd. als we het hebben over deze twee voorbeelden. In een oor We nemen nu een stap terug en werpen een blik logssituatie strijdt men immers voor een hoger doel; voor op bestaande theorieën omtrent instinctieve moraliteit. Er het overleven van het eigen volk, diens cultuur, ideologieën, zijn verschillende neurologische onderzoeken gedaan naar voor de toekomst van de toekomstige generaties. Of dit morele besluitvorming in extreme situaties. Hierbij onderbetekent dat onze oorlogshelden puur door een dergelijke scheiden we de utilitaire besluitvorming – gericht op het mindset aangestuurd werden tot hun heldhaftige gedrag is maximaliseren van geluk voor het grootst aantal mensen – en echter betwijfelbaar. Er waren immers ook in de Tweede


Bronnen

- Cannon, W. (1915). Bodily Changes in Pain, Hunger, Fear and Rage. New York, NY: Appleton; 1915. - Frey, B., Savage, D., & Torgler, B. (2010). Interaction of natural survival instincts and internalized social norms exploring the Titanic and Lusitania disasters. Current Issue, vol. 107 no. 11, 4862–4865, doi: 10.1073/pnas.0911303107. - Greene, D., Nystrom, E., Engell, D., Darley, M., & Cohen, D. (2004). The neural bases of cognitive conflict and control in moral judgement. Department of Psychology, Princeton University. Neuron, Vol. 44, 389-400. - Kamm, F. (2000). Nonconsequentialism. In: Hugh L, editor. The Blackwell Guide to Ethical Theory. Oxford: Blackwell. - Singer, P. (2005). Ethics and intuitions. The Journal of Ethics, 9: 331–352, doi: 10.1007/s10892-005-3508-y/.

Spiegeloog

voor de maximalisatie van onze overleving is onze ingebouwde angst voor annihilatie en de dood; de angst om niet meer te bestaan is de grootste en meest impactvolle angst waarover we beschikken, en die speelt op onbewust niveau in op diverse vormen van gedragingen. Deze gedragingen beginnen al vanaf de geboorte, wanneer het kind een sterke hechting ontwikkelt met de moeder die essentieel is voor zijn overleving. Echter lijkt er in sommige gevallen iets nog veel sterker te zijn dan de angst voor onze eigen dood, en dat is de dood van onze kinderen. Daarom is er waarschijnlijk geen enkel instinct dat kan tippen aan de kracht van moederlijke liefde die kan leiden tot het verrichten van ware heldendaden. Welke consequenties heeft dit nu voor ons vraagstuk? We weten allemaal dat mensen sneller geneigd zijn tot het nemen van risico’s voor henzelf wanneer ze hiermee iemand die hen dierbaar is goed kunnen doen. Sterker nog, hoe hechter de banden of dieper de gevoelens tussen mensen, des te korter zij hoeven na te denken alvorens zichzelf in een maakt dat simpele levensgevaarlijke situatie te storten voor hun gebouw inrent geliefde. Is het een diepgewortelde liefde voor het vaderland die de heldhaftige gevechtspiloot het vliegtuig deed besturen tot in zijn laatste ademtocht, en een ingebouwd egocentrisme, en daarmee gebrekkig begrip van liefde naar de medemens, wat de kapitein van het gezonken Costa Concordia voortijds zijn eigen hachje deed redden ten koste van 32 mensenlevens? Het zou zomaar kunnen dat deze verschillende vormen van liefde, bij de een naar buiten toe gericht en bij de ander voornamelijk naar zichzelf, het verschil verklaren tussen de fighters en de flighters. <<

19 Maart 2015

de deontologische (plichts-) besluitvorming. Morele dilemma’s werden in deze onderzoeken ondergebracht in gedachtenexperimenten. Een bekend voorbeeld is het volgende vraagstuk: is het moreel verantwoord om een vreemdeling te doden door deze voor een trein te duwen, wanneer dit de enige manier is om het leven van vijf anderen te redden? Wanneer men één leven opoffert om er vijf te redden is er sprake van handelen vanuit het utiliteitsprincipe: de visie dat de som van het welzijn moet worden gemaximaliseerd, ongeacht het proces dat nodig is om dit resultaat te bereiken (Singer, 2005). Daartegenover staan de deontologische ethische visies zoals die van Kant, die inhouden dat we ons strict aan bepaalde plichten moeten houden, ongeacht het eventueel slechtere resultaat. Vele deontologen zouden dan ook redeneren dat het moreel onverantwoord zou zijn om de vreemdeling te doden (Kamm, 2000). Recente neurologische onderzoeken omtrent morele besluitvorming in dergelijke extreme morele dilemma’s hebben deze verschillende principes kunnen linken aan ver- Hysterical strength schillen in neurologische activiteit (Greene et al., Jan een brandend 2004). Bij utilitaire oordelen werd een associatie gevonden met langere responstijd en toegenomen activiteit in de dorsolaterale prefrontale cortex en de inferieure pariëtale kwab. Deze gebieden zijn betrokken bij deliberative processing. Deontologische oordelen werden geassocieerd met toename in activiteit in gebieden die gerelateerd worden aan affective processing, zoals de ventromediale prefrontale cortex, de superiore temporale sulcus en de amygdala. Met deze bevindingen werd aangetoond dat er verschillende neurale subsystemen ten grondslag liggen aan utilitaire en deontologische morele oordelen, en niet alleen in dergelijke extreme contexten, maar ook in algemenere situaties. Er is dus een duidelijk verschil gevonden in neurale reacties tussen mensen die handelen volgens deze impliciete principes. Eveneens bleek uit onderzoek dat tijdsdruk een cruciale rol speelt bij gedrag in extreme situaties (Frey, Savage, & Torgler, 2010). Hoe korter de tijd die ons gegeven is om te besluiten hoe te handelen in een kwestie van leven of dood, hoe meer we, over het algemeen, geneigd zijn om te kiezen voor onszelf. Of dit nu het verschil verklaart tussen de fighters en de flighters? Niet helemaal. Het gaat daar immers, naast tijdsdruk en sociale wenselijkheid, ook om een zekere ingebouwde intuïtie voor het nemen van risico’s ter bescherming van anderen tegenover het kiezen voor puur de bescherming van jezelf; een verschijnsel dat overigens ook in sommige opzichten vanuit evolutionair perspectief te verklaren is. De mens is, evenals alle andere levende wezens, door de evolutie heen gekomen door de beschikking te hebben ontwikkeld over alle factoren die het overleven van onze soort stimuleren. Een van de belangrijkste factoren


Ivoren Toren De Wilde Geest

B

Spiegeloog

20

iologen duiden onze mensensoort aan als Homo sapiens sapiens. Dat betekent ‘de mens die weet dat hij weet’. Een prachtige naam, die heel precies aangeeft dat het belangrijkste onderscheid tussen ons en de rest van het dierenrijk niet biologisch, maar psychologisch van aard is. Qua biologie is de mens gewoon een zak organen, net zoals de rest van het dierenrijk. Goed, de mens heeft een beetje meer grijze massa in zijn bovenkamer, maar zuiver biologisch gezien lijkt mij ook op dat punt het onderscheid tussen mensen en andere dieren slechts gradueel. Dat geldt niet voor onze psychologische constitutie. Er is geen ander diersoort die beschikt over recursieve metacognitie: die niet alleen dingen weet, maar ook weet dat hij weet, en weet dat hij weet dat hij weet. Dat hebben onze biologische naamgevers goed begrepen. Hoe het kan dat wij over deze mysterieuze vaardigheid beschikken snapt volgens mij niemand, maar dat het iets met taal te maken

heeft lijkt evident. Taal berust op het vermogen de stand van zaken in de wereld symbolisch te representeren. Dus als je, zoals de mens, over een basaal introspectief vermogen beschikt, dan kunnen die symbolische representaties ook betrekking hebben op je eigen psychologische toestanden. Taal plus introspectie geeft dus metacognitie. Kraaien en chimpansees lijken op elementair niveau te kunnen liegen en bedriegen, wat suggereert dat liegen evolutionair gezien ouder is dan taal. Toen het taalvermogen ten tonele verscheen (ook al zo’n reusachtig mysterie) moet dat dus vrijwel onmiddellijk geleid hebben tot een waarheidsbegrip: het inzicht dat sommige stellingen waar zijn en andere niet. Sindsdien zijn de rapen gaar. Want de toepassing van het waarheidsbegrip op metacognitief vlak leidt onvermijdelijk tot de vraag of je eigenlijk wel weet dat je weet wat je weet. Homo sapiens sapiens raakt van die gedachte danig in de war, en dat is de bestaansgrond van de filosofie.

Maart 2015

De centrale vragen in de filosofie bestaan al zeker een paar duizend jaar (als academische discipline is de filosofie natuurlijk veel jonger). Maar ondanks al die tijd schiet het nog niet erg op met het antwoord op onze epistemologische verwarring. Sommige filosofen hebben daarom geopperd dat de psychologie maar op basis van wetenschappelijk onderzoek moet uitleggen hoe kennis tot stand komt, en andere hebben hun hoop zelfs gevestigd op de biologie. Dat standpunt, dat bekend staat als genaturaliseerde epistemologie, lijkt mij vooral een teken van wanhoop. Het is onwaarschijnlijk dat psychologen of biologen op epistemologisch vlak ooit iets essentieels kunnen bijdragen, vanwege het simpele feit dat hun wetenschappelijke bevindingen berusten op precies dezelfde epistemologie die de naturalisten op basis van wetenschappelijk onderzoek hopen te verklaren. Dat kan nooit wat worden. Niet dat ik dat erg vind. Juist in haar falen heeft de filosofie voor mij een grote schoonheid, vergelijkbaar met een Griekse tragedie, die het psychologisch hoogtepunt van onze soort markeert. Met de uitvinding van de filosofie werd de mens van Homo sapiens sapiens tot Homo sapiens dubiens: de mens die twijfelt of hij wel iets weet. Ik ben er eigenlijk wel van overtuigd dat deze prachtige toestand niet te doorbreken is, en dat onze epistemologische twijfel eeuwig duren zal. Maar ja, zeker weten doe ik dat natuurlijk ook weer niet. Denny Borsboom


Christiaan Hamaker Trofee 2014

De winnares van de beste propedeusethese van 2014 was Danja van der Steeg. Haar literatuuroverzicht gaat over het vergroten van de effectiviteit van dialectische gedragstherapie bij de behandeling van borderline persoonlijkheidsstoornis door een focus op dissociatie.

r zijn relatief veel mensen die borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) hebben; geschat wordt dat BPS voorkomt onder 1 tot 2,5 procent van de populatie (Comer, 2014). BPS is een stoornis die gekenmerkt wordt door onder andere instabiliteit in stemming, interpersoonlijke relaties, identiteit, en impulsiviteit, suïcidaal en zelfbeschadigend gedrag, angst om verlaten te worden, een chronisch gevoel van leegheid, ongepaste intense woede, en stressgerelateerde dissociatieve verschijnselen (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4th ed., tekst rev.; American Psychiatric Association, 2000). BPS is een stoornis met een hoge lijdensdruk (Bornovalova, Lejuez, Daughters, Rosenthal, & Lunch, 2005). Mensen met BPS maken over het algemeen veel gebruik van hulpverlening (Geller, 1986), maar de behandeling is bij een aanzienlijk deel van deze mensen ineffectief (Perry & Cooper, 1985). Als er meer duidelijkheid komt over waarom de behandeling voor een deel van de mensen met BPS niet effectief is, kunnen er aanpassingen worden gemaakt aan bestaande therapieën of nieuwe therapieën ontwikkeld worden, zodat meer mensen met BPS geholpen kunnen worden. Uit eerder onderzoek is gebleken dat dialectische gedragstherapie (DGT) effectief is bij de behandeling van BPS (Linehan et al., 2006; Roepke et al., 2011; Soler et al., 2012). DGT combineert elementen uit cognitieve gedragstherapie en Oosterse meditatieve filosofieën. De behandeling bestaat uit individuele therapie, groepstherapie gericht op het leren van psychosociale vaardigheden, en telefonisch coachen (Bliss & McCardle, 2014). DGT richt zich op het verminderen van suïcidaal gedrag en gedrag dat de behandeling in de weg staat, zoals vroegtijdig stoppen met de therapie, wat veel voorkomt bij mensen met BPS. Dit laatste wordt met name in de individuele therapie aangepakt. De groepstherapie bestaat uit verschillende modules waarin nieuw gedrag en psychosociale vaardigheden geleerd worden. Emotioneel en cognitief leren zijn twee processen die een belangrijke rol spelen in DGT en essentieel zijn voor het leren dat centraal staat in deze therapie (Linehan, 1993; Linehan et al., 2006). Cognitief leren bestaat onder

andere uit het opdoen van kennis en inzicht. Dit speelt bijvoorbeeld een rol in DGT bij het leren identificeren en labelen van emoties in de emotion regulation skills-module en het leren van sociale vaardigheden in de interpersonal effectiveness skills-module (Linehan, 1993). In deze modules wordt op klassieke wijze les gegeven waarbij kennis wordt overgedragen over sociale vaardigheden (Neacsiu, Lungu, Harned, Rizvi, & Linehan, 2014). Voorbeelden van emotioneel leren die belangrijk zijn bij gedragstherapie zijn exposure en conditionering (Foa & Kozak, 1986). Emotioneel leren speelt bijvoorbeeld een rol in DGT bij de bekrachtiging van gepaste gedragingen in alle onderdelen van de therapie, en het leren verdragen van heftige emoties zonder over te gaan tot actie. Aan dit laatste wordt aandacht besteed in de distress tolerance skills-module, waarbij gebruik gemaakt wordt van exposure (Linehan, 1993). Zo leren mensen dat heftige emoties als angst, paniek en wanhoop als reactie op bepaalde situaties niet nodig zijn omdat deze gevoelens van tijdelijke aard zijn; hierdoor neemt de tolerantie van heftige emoties toe. DGT is een van de therapieën voor de behandeling van BPS die de meeste ondersteuning heeft gekregen uit onderzoek (Bliss & McCardle, 2014). Ondanks de aangetoonde effectiviteit slaat de therapie bij veel mensen niet aan (Bohus et al., 2004). Eerder onderzoek heeft laten zien dat dissociatie een negatieve rol kan spelen bij de effectiviteit van de behandeling van diverse stoornissen (Spitzer, Barnow, Freyberger, & Grabe, 2007). Dissociatie is een verstoring in de integratie van bewustzijn, geheugen, identiteit en perceptie (DSM-IV-TR, 2000). Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een gevoel los te staan van zichzelf, het gevoel dat de omgeving onecht en onwerkelijk is en het kan zorgen voor een verlies van emotionele reacties en geheugenproblemen (Medford, Sierra, Baker, & David, 2005). Een dissociatieve episode kan opgeroepen worden door intense en overweldigende emoties en door herinneringen aan trauma’s (Comer, 2014). Dissociatie komt veel voor bij BPS (Korzekwa, Dell, Links, Thabane, & Fougere, 2009) en is ook een criterium in de DSM-IV-TR (2000) voor het stellen van

21 Maart 2015

E

Spiegeloog

Tekst: Danja van der Steeg


Spiegeloog

22 Maart 2015

de diagnose van BPS. Het zou kunnen dat dissociatie ook een rol speelt bij de effectiviteit van DGT. Er is nog niet gekeken naar de rol die dissociatie mogelijk speelt bij de effectiviteit van de behandeling van BPS, en in het bijzonder behandeling door middel van DGT. Op basis van de beschrijving van dissociatie volgens DSM-IV-TR (2000), namelijk de desintegratie van bewustzijn, geheugen, identiteit en perceptie, en het gegeven dat emotioneel en cognitief leren belangrijk zijn bij DGT (Linehan, 1993), kan verwacht worden dat dissociatie emotioneel leren en cognitief leren verstoort en daarmee de effectiviteit van DGT. Het is aannemelijk dat leren verhinderd wordt wanneer er een scheiding in diverse cognitieve processen optreedt, zoals bij dissociatie. Het kan dus zo zijn dat sommige mensen met BPS niet voldoende leren van de therapie doordat ze regelmatig in een staat van dissociatie verkeren. Als het zo blijkt te zijn dat dissociatie inderdaad een rol speelt bij de effectiviteit van DGT, is het interessant om te kijken naar interventies die dissociatie kunnen verminderen. Op basis van wat bekend is uit eerder onderzoek, namelijk dat dissociatie getriggerd kan worden door heftige emoties (Comer, 2014), en dat emotieregulatie bij mensen met BPS verstoord is (Barnow et al., 2012), kan verwacht worden dat het verminderen van heftige emoties dissociatie vermindert en daarmee de effectiviteit van de therapie verbetert. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat herinneringen aan trauma’s een trigger kunnen zijn voor dissociatie (Comer, 2014), en dat trauma veel voorkomt bij mensen met BPS (Zanarini et al., 2002). Daarom valt te verwachten dat het aanpakken van een eventueel trauma dissociatie kan verminderen bij mensen met BPS. Bij het testen van deze hypothesen zal dit literatuuroverzicht zich richten op de vraag hoe de effectiviteit van dialectische gedragstherapie bij de behandeling van borderline persoonlijkheidsstoornis vergroot kan worden door te focussen op dissociatie. Deze vraag zal aan de hand van twee deelvragen beantwoord worden. Om de effectiviteit van DGT te vergroten bij de behandeling van BPS is het belangrijk te weten te komen wat ervoor zorgt dat de behandeling bij sommige mensen ineffectief is. Daarom zal er in de eerste paragraaf gekeken worden naar de rol van dissociatie bij de interferentie van de behandeling met DGT bij mensen met BPS. Vervolgens is het belangrijk te kijken welke interventies deze interferentie tegen kunnen gaan. Daarom zal er in de tweede paragraaf gekeken worden naar mogelijke interventies om dissociatie te verminderen of tegen te gaan in de behandeling van BPS. De Rol van Dissociatie bij de Behandeling van Borderline Persoonlijkheidsstoornis met Dialectische Gedragstherapie Om de effectiviteit van DGT bij de behandeling van BPS te vergroten is het nodig dat er gekeken wordt naar het effect van dissociatie op de behandeling. Doordat dissociatie een desintegratie van bewustzijn, geheugen, identiteit en perceptie is (DSM-IV-TR, 2000) en emotioneel en cognitief leren belangrijk zijn bij DGT (Linehan, 1993), wordt verwacht dat dissociatie de effectiviteit van DGT verstoort doordat het interfereert met emotioneel en cognitief leren. Daarom wordt in deze paragraaf gekeken naar de rol van

dissociatie bij de behandeling van BPS met DGT. Kleindienst et al. (2011) onderzochten de relatie tussen de mate van dissociatie bij mensen met BPS en de effectiviteit van DGT. Aan het onderzoek namen 57 vrouwen deel met de diagnose BPS, volgens de criteria van DSM-IV-TR (2000). Alle deelnemers werden drie maanden intern behandeld met DGT. Dissociatie werd aan het begin gemeten door afname van de Duitse versie van de Dissociative Experiences Scale (DES) (Bernstein & Putnam, 1986). Hierbij scoorden deelnemers zichzelf op dissociatie; een hogere score geeft een hogere mate van dissociatie aan. Effectiviteit van DGT werd bepaald door te kijken naar verbetering van de symptomen, deze werden gemeten door middel van de Global Severity Index (GSI) van de SymptomChecklist (Derogatis, 1977). Een hogere score geeft meer of ernstigere symptomen aan. Er werd een voormeting gedaan bij binnenkomst en een nameting vier weken na het einde van de behandeling. Verbetering werd gemeten aan de hand van het verschil tussen de GSI-score voor en na de behandeling. Uit de resultaten blijkt dat hogere DESscores een negatieve correlatie hebben met de grootte van het verschil in GSI-scores. Deze relatie werd ook gevonden wanneer er gecontroleerd werd voor initiĂŤle GSI-scores. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat meer dissociatie bij aanvang van de behandeling een negatieve voorspeller is voor de effectiviteit van DGT bij de behandeling van mensen die gediagnosticeerd zijn met BPS. Dit onderzoek laat nog niet zien dat dissociatie de effectiviteit beĂŻnvloedt door het verstoren van leren. Het is belangrijk hiernaar te kijken om meer duidelijkheid te krijgen over de rol van dissociatie bij de behandeling met DGT bij mensen met BPS. Daarom zal nu gekeken worden naar de rol van dissociatie bij emotioneel leren. Ebner-Priemer et al. (2009) onderzochten het effect van dissociatie op emotioneel leren. Aan het onderzoek deden 21 vrouwen met BPS mee en 35 vrouwen zonder BPS als controlegroep. Dissociatie werd gemeten aan de hand van de Dissociation-Tension-Scale acute (Sitglmayr et al., 2001). Op deze zelfrapportagelijst geeft een hogere score een hogere mate van dissociatie aan. Op basis van deze score werden deelnemers met BPS verdeeld over twee groepen: BPS zonder dissociatie, bestaande uit elf vrouwen, en BPS met zware dissociatie, bestaande uit tien vrouwen. Emotioneel leren werd gemeten als acquisitie en extinctie van een geconditioneerde respons. Acquisitie is het aanleren van de respons, extinctie is het uitdoven van de geleerde respons wanneer bekrachtiging uitblijft. Twee inktvlekken werden gebruikt als geconditioneerde stimuli. De ene inktvlek (CS+) werd gekoppeld aan een aversieve ongeconditioneerde stimulus: het gehuil van een baby. De andere vlek (CS-) werd niet gekoppeld aan de ongeconditioneerde stimulus. Er waren drie fasen: de habituatiefase, waarin deelnemers aan beide geconditioneerde stimuli werden blootgesteld om eventuele al bestaande reacties te verminderen; de acquisitiefase, waarin deelnemers blootgesteld werden aan de koppeling van de geconditioneerde stimuli en de ongeconditioneerde stimulus; en de extinctiefase, waarin deelnemers blootgesteld werden aan enkel de geconditioneerde stimuli. Acquisitie en extinctie werd gemeten door Skin Conductance Response (SCR). Dit is het veranderen van de natuurlijke elektrische geleiding van de


Mogelijke Interventies Tegen Dissociatie bij Behandeling van Borderline Persoonlijkheidsstoornis Nu er ondersteuning is gevonden voor de theorie dat dissociatie interfereert met de effectiviteit van DGT bij de behandeling van BPS, is het nuttig te kijken naar interventies gericht op het verminderen van dissociatie; dit zou de effectiviteit van DGT kunnen bevorderen. Omdat herinneringen aan trauma’s een trigger kunnen zijn voor dissociatie (Comer, 2014), en omdat trauma veel voorkomt bij mensen met BPS (Zanarini et al., 2002), wordt verwacht dat het aanpakken van een eventueel trauma dissociatie kan verminderen bij mensen met BPS. Daarnaast kan dissociatie getriggerd worden door heftige emoties (Comer, 2014). Doordat emotieregulatie bij mensen met BPS verstoord is (Barnow et al., 2012), kan verwacht worden dat het verminderen van heftige emoties dissociatie vermindert bij mensen met BPS. Omdat hier nog geen onderzoek naar is gedaan, is het interessant te kijken naar interventies die gebruikt worden bij mensen met posttraumatische stressstoornis (PTSS). PTSS is een stoornis die volgt op een traumatische gebeurtenis, en onder andere gekenmerkt wordt door angst, gefragmenteerde herinneringen die zich opdringen in de vorm van nachtmerries en herbelevingen, en dissociatie (DSM-IV-TR, 2000). PTSS heeft veel overeenkomsten met BPS; bij beide stoornissen zijn dissociatieve verschijnselen een criterium voor de diagnose (DSM-IV-TR, 2000), en ook bij mensen met BPS komen veel trauma’s voor (Zanachari et al., 2002). Daarnaast wordt ook bij PTSS de effectiviteit van de behandeling beïnvloed door dissociatie (Jaycox, Zoellner, & Foa, 2002). Er zal nu gekeken worden naar mogelijke interventies om dissociatie bij de behandeling van BPS tegen te gaan. Resick, Suvak, Johnides, Mitchell en Iverson (2012) onderzochten het effect van traumagerichte behandeling op dissociatie en het verminderen van PTSS symptomen. Aan het onderzoek deden 141 vrouwen mee die volgens de criteria van DSM-IV-TR (2000) met PTSS gediagnosticeerd waren. Deelnemers werden willekeurig verdeeld over twee condities: de traumagerichte conditie en de niet-traumagerichte conditie. Deelnemers in de traumagerichte conditie ontvingen Cognitive Processing Therapy (CPT), een cognitieve therapie waarbij naast het cognitieve aspect

Spiegeloog

In deze paragraaf is ondersteuning gevonden voor het idee dat dissociatie een interfererende rol kan spelen in de behandeling van BPS met DGT. Uit het eerste onderzoek is gebleken dat de effectiviteit van DGT afneemt wanneer er sprake is van dissociatie. In het tweede onderzoek is ondersteuning gevonden voor het idee dat er een negatief verband is tussen emotioneel leren en dissociatie. Uit het derde onderzoek bleek dat er een negatief verband is tussen cognitief functioneren gerelateerd aan leren, en dissociatie. Deze resultaten zijn in overeenstemming met de voorspellingen dat dissociatie een negatief effect zou hebben op DGT, en dat dit tot stand komt doordat het interfereert met de onderliggende processen van DGT; emotioneel en cognitief leren. Om de effectiviteit van DGT bij de behandeling van BPS te vergroten, is het belangrijk om ook te kijken hoe dissociatie verminderd kan worden. In de volgende paragraaf zal dit nader bekeken worden.

23 Maart 2015

huid en gebeurt wanneer iemand aroused raakt, zoals wanneer iemand een onplezierig geluid hoort. Dit werd gemeten met behulp van elektroden op de huid. Het verschil in SCR tussen de CS+ en CS- werd gemeten bij alle condities aan het eind van elk van deze fasen. Uit de resultaten bleek dat er zowel bij de controlegroep als de geen-dissociatiegroep geen verschil was in SCR tussen de CS+ en de CStijdens habituatie, wel bij het testen aan het eind van de acquisitiefase, en weer geen verschil aan het eind van de extinctiefase. Bij de dissociatiegroep daarentegen, werd er zowel tijdens habituatie, als tijdens het testen aan het eind van de acquisitie-en extinctiefase geen verschil gevonden in SCR tussen CS+ en CS-. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er nooit conditionering heeft plaatsgevonden bij de dissociatiegroep, in tegenstelling tot de geen-dissociatie en controlegroep, waarin wel conditionering en extinctie plaatsvond. Er is dus ondersteuning gevonden voor het idee dat dissociatie een negatief effect heeft op emotioneel leren. In dit onderzoek is niet gekeken naar het effect van dissociatie op cognitief leren. Doordat naast emotioneel leren ook cognitief leren een belangrijke rol speelt bij DGT (Linehan, 1993), is het belangrijk om hiernaar te kijken. In therapie is er immers naast emotioneel leren ook sprake van het opdoen van kennis (Linehan, 1993). Om deze kennis later terug te kunnen halen en ervan te kunnen profiteren, is het van essentieel belang dat deze kennis is opgeslagen. In het volgende onderzoek wordt gekeken naar de relatie tussen dissociatie en cognitief functioneren gerelateerd aan leren. Haaland en Landrø (2009) deden onderzoek naar de relatie tussen dissociatie en cognitief functioneren in relatie tot leren. Aan het onderzoek deden 30 mensen met BPS en 30 mensen zonder BPS mee als controlegroep. Dissociatie werd gemeten met de Noorse versie van de DES (Waller, Putman, & Carlson, 1996). Een hogere score geeft een hogere mate van dissociatie aan. Deelnemers met BPS werden op basis van de DES-score ingedeeld in een groep zonder dissociatie, en in een groep met dissociatie. Cognitief functioneren gerelateerd aan leren werd gemeten met de volgende neuropsychologische tests: werkgeheugen werd gemeten door de Digit Span Test (Weshler, Nyman, & Nordvik, 2003) waarbij oraal gepresenteerde getallen zowel letterlijk als in omgekeerde volgorde worden herhaald, en door twee varianten op deze test. Een hogere score geeft een beter functioneren van het werkgeheugen aan. Verbaal langetermijngeheugen werd gemeten door drie keer een lijst met twaalf items te laten onthouden; een hoger aantal onthouden items geeft een beter verbaal langetermijngeheugen aan. IQ werd gemeten met de WAIS-III (Wechsler, Nyman, & Nordvik, 2003). Deze test bestaat uit diverse onderdelen zoals het ordenen van plaatjes zodat er een logisch verhaal uitgebeeld wordt. Uit de resultaten is gebleken dat de scores op de tests voor zowel werkgeheugen en verbaal langetermijngeheugen als IQ hoger zijn voor de controlegroep en de geen-dissociatiegroep, vergeleken met de dissociatiegroep. Er werd geen verschil gevonden in de scores tussen de controlegroep en de geen-dissociatie groep. Dit onderzoek biedt ondersteuning voor het idee dat dissociatie een negatief effect heeft op cognitieve aspecten die betrokken zijn bij leren.


Spiegeloog

24 Maart 2015

een verslag werd gemaakt van het trauma; dit werd meerSTAIR aangeboden; een therapie die voornamelijk gericht maals voorgedragen. Deze therapie diende als de traumais op het bevorderen van emotieregulatie. Na het beëindigerichte behandeling. In de niet-traumagerichte conditie gen hiervan werden de deelnemers NST-sessies bestaande ontvingen deelnemers CPT-C, dit is CPT zonder de focus uit langdurige exposure aangeboden; dit diende als de op het trauma, met enkel de cognitieve therapie. Dissociagedragstherapie. De STAIR/SC-conditie werd gebruikt als tie werd gemeten aan de hand van de Trauma Symptom Invencontroleconditie; hierbij werden de NST-sessies vervangen tory (TSI; Briere, 1995) en de Multiscale Dissociation Inventory door SC bestaande uit steunende gesprekken. Daarnaast (MDI; Briere, 2002). Hogere scores op deze instrumenten was er de SC/NST-conditie; deze diende als tweede congeven een hogere mate van dissociatie aan. PTSS-symptroleconditie en hierbij werden de STAIR-sessies vervantomen werden gemeten aan de hand van de Posttraumatic gen door SC. Dissociatie werd gemeten met de Trauma Diagnostic Scale (PDS; Symptom Inventory DissoFoa, 1995), waarbij ciation Subscale (TSI-DIS; een hogere score meer Briere, 1990), waarbij of ernstigere sympeen hogere score een - Het aanpakken van een trauma tomen aangeeft. Alle hogere mate van dissokan dissociatie verminderen instrumenten werden ciatie aangeeft. PTSSafgenomen voor de symptomen werden behandeling en tijdens gemeten met de Clinieen vervolgafspraak zes cian-Administered PTSD maanden na de behandeling. Uit de resultaten blijkt dat in Scale (CAPS; Blake, Weathers & Nagy, 1995) waarbij een beide condities de TSI- en MDI-scores lager waren bij de hogere score meer of ernstiger PTSS-symptomen aannameting dan bij de voormeting, en in beide condities was geeft. Voor beide tests vonden een voormeting, nameting, de PDS-score bij de nameting lager dan bij de voormeting. en follow-up metingen plaats. Uit de resultaten bleek dat De vermindering in PDS-score bij de traumagerichte coner bij lage of matige initiële TSI-DIS-scores geen verschil ditie was hoger dan die bij de niet-traumagerichte conditie was tussen de drie condities in de vermindering van TSIwanneer er sprake was van een hoge initiële dissociatie. De DIS-score. Bij een hoge initiële TSI-DIS-score was er geen vermindering van PDS-score bij de traumagerichte condiverschil tussen de drie condities in de vermindering van tie daarentegen was lager dan die bij de niet-traumagerichte TSI-DIS-score gemeten direct na de behandeling. TSI-DISconditie wanneer er sprake was van een lage initiële dissociscores gemeten drie en zes maanden na de behandeling atie. Uit dit onderzoek blijkt dat de traumagerichte behanlieten een verdere verminderde score voor de STAIR/ deling dissociatie vermindert. Daarnaast verminderen ook NST-conditie, een gelijke score voor de STAIR/SC en een de PTSS-symptomen, vooral wanneer er sprake was van verslechterde score voor de SC/NST-conditie zien. Op zware initiële dissociatie. Wanneer er sprake was van lage elk niveau van initiële TSI-DIS-score was er een grotere initiële dissociatie, was de niet-traumagerichte therapie afname van CAPS-score bij de STAIR/NST-conditie dan effectiever dan de traumagerichte therapie. bij de andere condities direct na de therapie, en het was Dit onderzoek richt zich vooral op een onderook de enige conditie waarbij de CAPS-score bleef afneliggend trauma. Bij PTSS is een onderliggend trauma men na de behandeling. Uit dit onderzoek blijkt dat een een sleutelcriterium en voorwaarde voor de diagnose. Bij emotieregulatie bevorderende therapie voorafgaand aan mensen met BPS komt trauma weliswaar veel voor, maar gedragstherapie effectief is bij de behandeling van dissocihet is geen voorwaarde voor de diagnose en hoeft dus niet atie en vermindering van PTSS-symptomen, zowel bij hoge bij iedereen voor te komen. Daarnaast hoeft confrontatie als lage initiële dissociatie. met het trauma niet de enige aanleiding voor dissociatie te De emotieregulatiebevorderende behandeling en zijn bij mensen met BPS (Fremen & Lanius, 2006). Wande traumagerichte behandeling bestaan uit een toevoeging neer er een dissociatie-interventie zou zijn met een bredere van extra therapiesessies bovenop de gangbare sessies, aanpak, zou dit een grotere groep mensen kunnen helpen terwijl het voor veel mensen met BPS moeilijk is om theen dus bijdragen aan de effectiviteit van de behandeling. rapieën volledig af te ronden, waardoor velen vroegtijdig Omdat emotiedisregulatie kan leiden tot heftige emoties, stoppen (Linehan, 1993). Een biologische behandeling in en dit veel voorkomt bij BPS (Barnow et al., 2012), zal het de vorm van medicatie naast de therapiesessies, die geen of volgende onderzoek gaan over de relatie tussen emotiereminder extra sessies vereist zou een uitkomst kunnen zijn gulatie en dissociatie. voor mensen die moeite hebben met het afmaken van de Cloitre et al. (2012) onderzochten het effect van therapie. Ook zou medicatie nuttig kunnen zijn ter onderemotieregulatie bevorderende therapie voorafgaand aan steuning van de therapie bij mensen waarbij de therapie gedragstherapie op de vermindering van dissociatie en alleen niet voldoende helpt tegen dissociatie. Serotonin-SpePTSS-symptomen. Aan het onderzoek namen 104 vroucific Reuptake Inhibitors (SSRIs) zijn geneesmiddelen die bij wen deel die volgens de criteria van de DSM-IV-TR (2000) diverse problemen worden ingezet, vooral bij angststoorgediagnosticeerd waren met PTSS. Deelnemers werden wilnissen en depressie, stoornissen waarbij heftige emoties lekeurig verdeeld over een behandelgroep en twee controeen rol spelen (Comer, 2014). Ook zijn SSRIs effectief legroepen. Er waren drie behandelvormen: Skills Training in gebleken bij de behandeling van PTSS (Schneier et al., Affective and Interpersonal Regulation (STAIR), Narrative Story 2012; Tucker et al., 2001). Op basis hiervan kan verwacht Telling (NST) en Supportive Counseling (SC). Deelnemers in worden dat SSRIs ook effectief kunnen zijn bij het verminde behandelgroep, de STAIR/NST-conditie, kregen eerst deren van dissociatie. Het volgende onderzoek kijkt naar


Conclusie en Discussie Uit dit literatuuroverzicht blijkt dat de effectiviteit van DGT bij de behandeling van BPS vergroot kan worden door interventies toe te passen die dissociatie verminderen. In de eerste paragraaf is er ondersteuning gevonden voor het idee dat dissociatie een negatieve invloed kan hebben op de effectiviteit van de behandeling van BPS met DGT. Uit de tweede paragraaf blijkt dat er interventies zijn die mogelijk kunnen bijdragen aan het verminderen van dissociatie bij mensen met BPS. Dit literatuuroverzicht biedt ondersteuning voor het idee dat emotioneel en cognitief leren verstoord worden door dissociatie en hiermee de

De literatuurlijst is beschikbaar bij de redactie.

Spiegeloog

effectiviteit van DGT verminderd wordt. Ook biedt het ondersteuning voor de verwachting dat dissociatie verminderd kan worden door heftige emoties en trauma aan te pakken. Een kanttekening die te maken valt is dat in de onderzoeken van Ebner-Priemer et al. (2009) en Haaland en Landrø (2009) sprake was van een klein aantal deelnemers. Een kleinere steekproef kan leiden tot minder robuuste resultaten. Om de repliceerbaarheid van deze onderzoeken te testen is het daarom van belang dat er meer onderzoek wordt gedaan met grotere aantallen deelnemers. Daarnaast valt op te merken dat in de tweede paragraaf van dit literatuuroverzicht gebruik is gemaakt van drie onderzoeken met mensen met PTSS (Resick et al., 2012; Cloitre et al., 2012; Marshal et al., 2007). Het kan beargumenteerd worden dat er veel overeenkomsten zijn tussen PTSS en BPS, en dat het hierdoor aannemelijk is dat deze therapieën mogelijk ook werken voor mensen met BPS. Ook het gegeven dat emotieregulatie een probleem is dat speelt bij veel mensen met BPS (Barnow et al., 2012), net als trauma (Zanarini et al., 2002), en dat de interventies hierop aangrijpen, maakt dit aannemelijk. Het is echter niet bewezen dat deze therapieën ook voor mensen met BPS werken, er is zeer weinig literatuur beschikbaar, en de bevindingen die in dit literatuuroverzicht worden besproken zijn erg pril. Daarom is het nodig uitvoerig vervolgonderzoek te doen om de toepasbaarheid binnen BPS nader te onderzoeken. Nu er ondersteuning is gevonden voor het idee dat wanneer mensen met BPS tijdens therapie dissociëren, en daardoor niet voldoende meekrijgen van de therapie om ervan te kunnen profiteren, kan er aandacht worden besteed aan interventies die dissociatie verminderen door bijvoorbeeld het aanpakken van een eventueel onderliggend trauma (Resicket al., 2012), het leren van emotieregulatievaardigheden (Cloitre et al., 2012) of het nemen van paroxetine (Marshal et al., 2007). Deze interventies zouden voorafgaand aan DGT toegepast kunnen worden, en in het geval van paroxetine ook tijdens, om direct de dissociatie op een intensieve manier aan te pakken zodat er daarna meer geprofiteerd kan worden van de DGT-behandeling. In dit literatuuroverzicht is specifiek gekeken naar de effectiviteit van DGT, maar gezien deze therapie veel overeenkomsten heeft met andere therapieën die veel gebruikt worden voor de behandeling van BPS (Bliss & McCardle, 2014), kan dit ook indicaties hebben voor deze therapieën. Door deze interventies zouden veel meer mensen met BPS, en de mensen in de omgeving, geholpen kunnen worden. Het zou daarom heel zinvol zijn om onderzoek te doen naar de mogelijke voordelen van deze, en eventueel andere interventies gericht op het verminderen van dissociatie voor mensen met BPS. <<

25 Maart 2015

het effect van een SSRI op dissociatie. Marshal et al. (2007) onderzochten het effect van paroxetine, een SSRI, op dissociatie bij mensen met PTSS. Tweeënvijftig deelnemers werden willekeurig verdeeld over de paroxetineconditie, bestaande uit 25 deelnemers, en de controleconditie bestaande uit 27 deelnemers. Laatstgenoemde deelnemers kregen een placebo in plaats van paroxetine. De deelnemers in de paroxetineconditie begonnen met een dosis van tien milligram paroxetine per dag. Wanneer de deelnemers in deze conditie symptomen hielden van dissociatie en andere symptomen van PTSS, werd de dosis op gestandaardiseerde wijze verhoogd. Dissociatie van de deelnemers werd gemeten aan het begin van de behandeling, na vijf weken en na tien weken aan de hand van de dissociative experiences scale (DES; Bernstein-Carlson, & Putnam, 1986). Een hogere score op deze schaal geeft een hogere mate van dissociatie aan. Door uitval werd de DES aan het begin van de behandeling bij 52 deelnemers, na vijf weken bij 40 deelnemers en na tien weken bij 30 deelnemers afgenomen. Uit de resultaten blijkt dat de DES-score van de paroxetineconditie sterker afnam vergeleken met de DES-score van de placeboconditie. Uit dit onderzoek blijkt dat paroxetine dissociatie bij mensen met PTSS vermindert. Uit deze paragraaf blijkt dat er interventies zijn die mogelijk kunnen bijdragen aan het verminderen van dissociatie bij mensen met BPS. Door de overeenkomsten tussen PTSS en BPS, is het aannemelijk dat deze therapieën mogelijk ook werken bij mensen met BPS. Deze aannemelijkheid wordt vergroot door het feit dat emotiedisregulatie en trauma problemen zijn die veel voorkomen bij BPS, en deze interventies juist hierop aangrijpen. Uit het eerste onderzoek komt naar voren dat traumagerichte behandeling dissociatie verminderd bij mensen met PTSS, vooral bij zware initiële dissociatie. Ook neemt de effectiviteit van de behandeling van PTSS toe. Dit is in overeenstemming met de verwachting dat het aanpakken van het trauma zorgt voor verminderde dissociatie. Het tweede onderzoek laat zien dat therapie gericht op het bevorderen van emotieregulatie voorafgaand aan gedragstherapie effectief is bij de behandeling van dissociatie en de effectiviteit vergroot van de behandeling van PTSS. Dit resultaat komt overeen met de verwachting dat het verminderen van heftige emoties dissociatie verminderd. Uit het derde onderzoek blijkt dat paroxetine dissociatie kan verminderen bij mensen met PTSS; dit sluit aan bij de verwachting dat een SSRI zou kunnen werken tegen dissociatie, op basis van andere toepassingen van SSRIs.


Mededelingen Mededelingen voor nummer 368 kunnen tot 25 maart 2015 worden ingeleverd, liefst via e-mail. De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te korten. Nummer 368 komt midden april uit.

Spiegeloog

26

De Rode Hoed is een cultureel centrum waar debatten, lezingen, concerten, congressen en workshops plaatsvinden, gevestigd in een historische schuilkerk. Adres: Keizersgracht 102 1015 CV Amsterdam Inlichtingen: 020 6385606. Website: www. rodehoed.nl

Maart 2015

Woensdag 4 maart vanaf 19:30 uur €15,Liefde en verlangen in de wereldfilosofie Liefde, erotiek en seksualiteit zijn universele thema’s. Toch zijn er grote culturele verschillen in de manier waarop mensen deze thema’s vormgeven in hun dagelijks leven, hun gebruiken, hun kunst en hun wetgeving. En in veel gebieden lijkt de vorm en de ervaring van erotiek te veranderen, wat soms tot grote spanningen leidt.

CREA is het cultureel studentencentrum van de Universiteit en Hogeschool van Amsterdam. CREA organiseert onder andere cursussen, workshops, voorstellingen en lezingen. Adres: Nieuwe Achtergracht 170 1018 WV Amsterdam Inlichtingen: 020 5251400. Website: www.crea.uva.nl Donderdag 12 maart vanaf 20:00 uur Gratis toegang De kunst van het spreken Het moet om de inhoud gaan en niet om de vorm – maar ken je de grootste invloed van die vorm? Een avond over de onderschatte kracht van de retorica, van Obama tot de koning. i.s.m. Kairos.

SPUI25 is een academisch-cultureel centrum aan het Spui in Amsterdam. Het is een levendig podium dat een verbinding vormt tussen de Universiteit van Amsterdam en de wereld van de culturele praktijk in de breedste zin. De volledige agenda staat op www.spui25.nl (vooraf aanmelden). Dinsdag 10 maart 12:30 tot 13:00 uur Gratis toegang Broodje Kennis: Balans in het brein Meer dan een eeuw neurowetenschappelijk onderzoek heeft ons veel geleerd over de bouwstenen van onze hersenen en hoe signalen worden doorgegeven tussen enkele zenuwcellen. Toch weten we nog betrekkelijk weinig over hoe individuele signalen samenkomen in netwerkactiviteit. Neurowetenschapper Sicco de Knecht (1987) richt zich in zijn onderzoek op de delicate balans van activiteit in de hersenen. Onze hersenen bestaan uit miljarden cellen die met elkaar in verbinding staan en continue signalen aan elkaar doorgeven. In een gezond netwerk heerst een samenspel van zenuwcellen die elkaar aansporen tot activiteit en andere zenuwcellen die dit proberen te remmen. Dit zorgt voor een balans die nodig is om de processen in de hersenen mogelijk te maken. Verstoring van het evenwicht kan echter leiden tot ernstige hersenziektes zoals epilepsie of Parkinson. In zijn onderzoek is Sicco de Knecht op zoek naar de verhoudingen tussen groepen cellen in een netwerk. Hij wil weten welke signalen er tussen cellen aan elkaar door worden gegeven en wat voor netwerkactiviteit dit oplevert. Met deze kennis kunnen we het ontstaan van epilepsie, en de werking van medicijnen voor deze ziekte beter begrijpen. Wat houdt een netwerk van hersencellen in toom en wat gebeurt er als er iets misgaat in deze huishouding? Sicco de Knecht (1987) doet promotieonderzoek in het vakgebied van de neurofysiologie aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn vrije tijd is hij redacteur bij webplatform www.deFusie.net, columnist bij Amsterdam FM en presentator van de filosofische talkshow de Idee.


€10,- voor studenten

Logos - Nieuwe woorden maken Soms zijn er geen woorden voor wat je bedoelt. Tenminste, geen officiële woorden. We hebben ‘gezellig’ en ‘aktetas’, maar hoe noem je het gezicht dat we trekken vlak voordat we een grap maken? Vorig jaar ontstond tijdens Logos onder andere ‘gear-meneer’, voor zo’n man die de nieuwste spullen heeft, maar eigenlijk helemaal niet kan surfen, fietsen of fotograferen. Dit jaar gaan we weer op zoek! Wat zou ebolisch betekenen? En kun je je lobbig voelen? In deze workshop leren we waar bestaande woorden tekortschieten en nieuwe woorden noodzakelijk zijn. Want hoe heet het als iemand tijdens de lunch al het benodigde beleg alvast verzameld? Hoe noemen we iemand die altijd te laat is? En wat spoken kinderen uit op de achterbank en hoe noemen we dit? Tijd om op onderzoek uit te gaan!

Het SPS-NIP is het studentenorgaan van het Nederlands Instituut van Psychologen en organiseert voor de student interessante activiteiten. Adres: Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam, kamer 1.01 Website: www.psynip.nl Vrijdag 27 maart 9:30 tot 16:15 uur

€15,- voor studenten

Studiedag secties Forensisch: ‘Lichtontvlambare plegers; diagnose en behandeling van specifieke dadergroepen’ Op vrijdag 27 maart 2015 organiseren de secties Forensische Psychologie Volwassenen & Jeugd van het NIP de studiedag ‘Lichtontvlambare plegers; diagnose en behandeling van specifieke dadergroepen’.

SPIEGELOOG is op zoek naar eerste- en tweedejaars redactieleden! Ben je eerste- of tweedejaars psychologiestudent en zou je wel eens op een andere manier tegen psychologie en de faculteit aan willen kijken? Dan ben je in de Spiegeloog-redactie op de juiste plek! Als redacteur van Spiegeloog houd je je onder andere bezig met het schrijven van artikelen, het houden van interviews en het redigeren van door collega's geschreven stukken. Ervaring is geen vereiste, enthousiasme en nieuwsgierigheid zijn belangrijker. Ben je geïnteresseerd of wil je meer informatie? Mail ons op: spiegeloog-fmg@uva.nl

Spiegeloog

Zondag 8 maart 13:00 uur

Programma: 09.30 uur: inloop 10.00 uur: inleiding door Annelies Vissers, bestuurslid secties Forensische Psychologie Volwassenen en Jeugd 10.30 uur: Rosalind van der Lem (psychiater Het Dok, De Kijvelanden, Rotterdam) over diagnostiek naar ontwikkelingsstoornissen in de forensische ambulante psychiatrie 11.15 uur: Annelies de Goederen (psychotherapeut, GZpsycholoog, De Waag, Amsterdam) lezing over kenmerken, lezing over stalkers 12.00 uur: korte koffiepauze 12.15 uur: Karin Frijters (klinisch psycholoog, psychotherapeut, FPK de Beuken, Bosschoord): over cognitief gedragstherapeutische groepsbehandeling voor brandstichters met LVB 13.00 uur: lunch en netwerken 14.00 uur: Vivienne de Vogel (psychologe en hoofd van de afdeling Onderzoek van de Forensische Zorgspecialisten, Utrecht) over vrouwelijke patiënten in de forensische psychiatrie 14.45 uur: Frans Koenraadt (hoogleraar forensische psychiatrie en psychologie Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, Universiteit Utrecht, PBC) over brandstichters 15.30 uur: theepauze 15.45 uur: discussie (geleid door Annelies Vissers) 16.15 uur: borrel en netwerken

27 Maart 2015

De Balie is een platform voor een breed en vrijzinnig publiek. In de Grote Zaal, Kleine Zaal en in de Salon vinden vrijwel dagelijks debatten, seminars, theater- en filmvoorstellingen plaats, gericht op culturele, kunstzinnige, maatschappelijke en politieke kwesties. Adres: Kleine Gartmanplantsoen 10 1017 RR Amsterdam Inlichtingen: 020 5535151. Website: www.debalie.nl

Tijdens deze studiedag zal de diagnostiek en behandeling van onder andere brandstichters, stalkers, zedendelinquenten en kinderdoders aan bod komen. Sprekers zijn onder andere Rosalind van der Lem (psychiater bij het DOK), Karin Frijters (Klinisch Psycholoog, FPK de Beuken), Vivienne de Vogel (Van der Hoevenkliniek), en Frans Koenraadt (bijzonder hoogleraar forensische psychologie, Universiteit Utrecht).


juni 2013

28

Spiegeloog


Camera Obscura Tekst: Maxime Muller

he Voices begint droog; rondlopende katjes, een grappig muziekje en veel roze. Als hoofdrolspeler Jerry (Ryan Reynolds) – een karakter dat mij een beetje doet denken aan Goofy, omdat hij overkomt als een naïeve, tikkeltje lompe goedzak – het beeld in komt lopen in zijn roze overall en een ongemakkelijke scène speelt is dit begin compleet. Als ik de trailer niet had gezien dan had ik een grappige, beetje suffe film verwacht. De eerste rare twist van de film volgt snel, wanneer Jerry met zijn huisdieren begint te praten; de kat vormt de duivel en de hond de engel op de schouders van Jerry. Zij houden de eenzame Jerry gezelschap en voeren een strijd om Jerry te laten handelen naar hun zin. Maar hier blijft het niet bij; nadat de film een lugubere wending krijgt, wordt Jerry ook vergezeld door drie onthoofde dames. Het wordt duidelijk dat goedzak Jerry slachtoffer is geweest van een traumatische jeugd, waardoor hij onder invloed staat van stemmen die er niet zijn. Jerry’s innerlijke gevecht maakt duidelijk dat hij goed wil, maar kwaad doet. In combinatie met grappige situaties en conversaties maakt dit de film bijzonder contrastvol. Ondanks het vreemde genre en de grote hoeveelheid bloed, was ik erg benieuwd naar het verloop. Een typerende scène is de discussie met de kat, de hond en een vrouwenhoofd over of Jerry nou een moordenaar is of niet. Je wordt zo meegesleept in de rariteit van de film dat je helemaal niet doorhebt hoe bizar deze situatie is. Ryan Reynolds speelt de verwarde, lieve doch psychopathische Jerry goed, ook al doet hij dit af en toe wat overdreven waardoor de geloofwaardigheid afneemt. Dat is ook niet zo gek gezien de krankzinnigheid van het verhaal, maar op zich is de rol van Jerry voor ons psychologiestudenten juist wel herkenbaar als een psychotische man. De overdrevenheid is eigenlijk in alle personages te vinden. Allemaal zijn het karikaturen van bepaalde stereotypes. Dit schept een

leuk contrast met het lugubere verhaal en past daarom goed bij het vreemde karakter van de film. Tegenstrijdigheid is een thema dat sterk terugkomt en wat de film ook een diepere laag geeft, hoewel deze diepere laag toch wel erg aan de oppervlakte ligt. Een ander interessant punt, vooral psychologisch gezien, is hoe je empathie behoudt voor de man die behoorlijk doordraait en ijskoude daden verricht. Ik heb het idee dat dit komt doordat de sfeer van de beelden ook heel erg meegaat met de gemoedstoestand van Jerry. Wanneer hij stopt met de medicijnen tegen zijn psychotische waarnemingen wordt alles grijzer en grauwer, wanneer hij weer begint met slikken wordt alles kleurrijker. Dit doet mij meeleven met hem als hij – enigszins onder dwang van de duivelse kat – ervoor kiest te stoppen met de medicijnen, ondanks dat hij dan de controle over zijn geest en daden weer verliest. Nu moet ik eerlijk toegeven dat ik de film, ondanks mijn positieve punten van kritiek, in zijn geheel toch geen echte aanrader vind. De balans tussen luguber en grappig blijft een beetje vreemd en wordt niet helemaal goed uitgewerkt, waardoor aan het einde bij mij de vraag opkwam wat ik hiermee aanmoet. Dit komt ook doordat de uitwerking een beetje verslapt naar het einde toe; de aanloop tot actie is goed, omdat die snel en onverwacht komt, maar hierna blijft de spanning een beetje hangen. Het trieste einde wordt gepoogd verlicht te worden met een happy end song die van mij niet had gehoeven. Maar als je weer eens wat anders op je beeldscherm wil kan ik niets anders zeggen dan: this movie’s really gone wild!

Regie: Marjane Satrapi The Voices is nu te zien in de bioscoop.

29 Maart 2015

T

Spiegeloog

The Voices


De Wandelgang Tekst & Foto’s: Jihane Chaara en Laury Peters

Stel je voor: je komt terecht op een onbewoond eiland. Je hebt het koud, je hebt honger en je bent alleen. Je hebt geen idee waar je terecht bent gekomen en je hebt geen enkele kennis van deze omgeving; wat zou je doen? Spiegeloog ging op onderzoek uit en vroeg aan verschillende studenten: ‘Hoe zou jij overleven in de wildernis?’

Spiegeloog

Steve: ‘Ik zou doodgaan in de wildernis; ik kan mezelf niet goed redden in dat soort situaties. Als ik dan toch probeer te overleven zou ik kijken of ik kan jagen. Ik zou wat tools gaan maken, zoals een spies. Of ik zou proberen een konijn te vangen met een val. En tot slot ga ik de aandacht proberen te trekken van andere mensen, door het maken van rooksignalen bijvoorbeeld. Misschien zou ik het bij nader inzien toch overleven.’

30 Maart 2015

Friso: ‘Ik heb veel survivalprogramma’s op tv gezien en het belangrijkste is om eerst onderdak te vinden en vuur te maken. Daarnaast zou ik signalen uitzenden naar de buitenwereld met rook of door iets te vinden dat reflecteert zodat ik schepen kan contacteren. Ik denk dat dat laatste het belangrijkst is; als het niet lukt om contact met de buitenwereld te leggen ga ik uiteindelijk waarschijnlijk toch dood.’

Klaas: ‘Ik zou beginnen met het maken van onderdak en het stoken van een vuurtje. Water vinden is ook belangrijk. Vervolgens zoek ik een rivier en kijk ik of er mogelijkheden zijn om weg te komen. Als wij drie (de drie vrienden Steve, Friso en Klaas) samen in de wildernis terecht zouden komen dan weten we niet zeker of dit een vriendschappelijk einde zou betekenen. Als iemand bijvoorbeeld hele erge honger krijgt, dan zou een van de drie opgeofferd moeten worden. Als het zover komt, kunnen we misschien steen, papier, schaar doen.’ Boris: ‘Ik heb veel survivalprogramma’s gekeken op National Geographic met Bear Grylls. Deze man geeft veel tips over hoe je kan overleven in de wildernis. Je kan bijvoorbeeld urine opslaan in een slang, zodat je niet uitdroogt omdat je het later kan opdrinken. Tessa (zijn buurvrouw) en ik zouden een goed team vormen als we samen op een eiland belanden. Zij is het brein, en ik voer het uit. Wanneer we moe zijn wisselen we de rollen om. Dan laat ik Tessa achter een koe aanrennen. Leuk idee dit, wanneer voeren we het uit?’


Simone: ‘Ik zou er eerst voor zorgen dat de basics geregeld zijn: een slaapplek, eten en drinken. De slaapplek zou van de omgeving afhangen. Ook zou ik op zoek gaan naar verschillende vruchten. Vele vruchten staan er echter om bekend dat ze giftig zijn. Ik denk dat ik zou proberen in te schatten welke vruchten ik herken uit de supermarkt en dus veilig zijn om te eten.’ Johnny: ‘Ik zou voornamelijk op het strand gaan liggen, lekker in de zon, geen zorgen maken en ervan genieten dat ik op een onbewoond eiland zit. Eten zal vast wel te vinden zijn, misschien door een paar kokosnoten te zoeken. Ook kan ik vast wat vruchten vinden en hopen dat die niet giftig zijn. En als ze dan toch giftig zijn, hoop ik maar op het leuke soort giftig; dan kan ik lekker hallucineren of stoned voor me uitstaren, anders ga ik me ook maar vervelen op het eiland. Als ik echt geen eten kan vinden, zou ik het van God gemeen vinden dat hij me op een eiland heeft gezet, zonder eten voor mij achter te laten.’

Spiegeloog

Liesette: ‘Ik denk dat ik eerst bij de pakken neer zou zitten, maar na een tijdje in een soort overlevingsmodus terecht kom. Ik zou eerst eten zoeken; ik ben geen vegetariër dus ik kan lekker krabben gaan zoeken zoals ze bijvoorbeeld doen bij Expeditie Robinson. Ik kan niet zo goed alleen zijn. Als ik samen met iemand op een eiland zou belanden, kan ik denk ik een hoop steun aan diegene hebben.’

Don: ‘Wanneer ik in de wildernis beland, zou ik eerst water zoeken en in een boom klimmen om uit te kijken voor de veiligheid. Hoog in de boom kan ik rustig mijn plan bedenken zonder dat ik gestoord word. Na een uurtje zou ik weer naar beneden klimmen; dan heb ik in ieder geval een goed stappenplan.’

Arjun: ‘Ik zou eerst proberen een hut te bouwen met behulp van bladeren. Helaas ben ik niet zo handig dus het is de vraag of dat me zou lukken. Vervolgens zou ik eten gaan zoeken. Ik zou beginnen met het zoeken naar fruit en daarnaast zou ik eten zoeken dat eiwitten bevat, zoals bijvoorbeeld vieze insecten. Ik zou niet graag alleen op het eiland willen zitten. Het is denk ik fijn om samen met iemand over voedselmogelijkheden te kunnen brainstormen in de wildernis.’

31

Maart 2015

Rawand: ‘Ik heb veel survivaldocumentaires gekeken, zoals Survivorman. Ik zou op zoek gaan naar dingen die je kunt gebruiken, bijvoorbeeld spullen die mensen hebben achtergelaten. Je kan proberen zout water op een speciale manier te koken, waardoor het zout eruit trekt. Ik zou het niet moeilijk vinden om alleen te zijn. Als je samen bent en helemaal verhongert, dan kijk je elkaar aan... Wat ga je dan doen? Dan ben ik toch liever alleen op het eiland.’


Bacchus Mogen we nog Wild zijn?

K

an je je voorstellen dat je als vrouw krankzinnig wordt verklaard omdat je een buitenechtelijk kind krijgt of wilt scheiden van je man? Ik kan het moeilijk bevatten. Ook het bestempelen van homoseksualiteit als mentale stoornis vind ik vrij onvoorstelbaar. Gelukkig is de term hysterie voor vrouwen in bovenstaande situaties al een hele tijd niet meer in gebruik binnen de psychologie en is homoseksualiteit niet meer opgenomen in de DSM. Wat vroeger als ongepast en excentriek werd gezien, valt anno 2015 in het normale, geaccepteerde deel van het gedragsspectrum. Toch? Ik vraag het me af. Bizarre hoeveelheden anti-depressiva worden voorgeschreven en de frequentie waarmee ‘drukke’ kinderen het label ADHD opgeplakt krijgen is hoog. Is het niet juist normaal (wat dat ook moge zijn) om je af en toe wat minder fijn te voelen? En zouden we niet raar opkijken als alle zevenjarigen de hele dag stil in de schoolbankjes zitten? Natuurlijk is het van belang om daadwerkelijke problematiek op tijd te ontdekken en onderkennen, maar er lijkt wel erg veel geproblematiseerd te worden om maar een pasklare (al dan niet nodige) oplossing paraat te hebben. De neiging om dat wat afwijkt van het gemiddelde als negatief of problematisch te beschouwen is niet iets wat alleen binnen de psychologie voorkomt. Neem de verzekeringsbranche, waarin de populariteit van het idee om mensen te belonen voor een gezonde leefstijl of veilig rijgedrag (met lagere premies) toeneemt. Los van de problemen met het definiëren van wat dan gezond en veilig is, klinkt dit in eerste instantie misschien niet eens zo slecht voor de niet-rokende, regelmatig sportende salade-eter. Het probleem dat filosoof en journalist Rob Wijnberg hierover terecht aankaart, is dat de data die verzekeraars gebruiken allemaal uitgaan van gemiddelden; wat betekent dit voor mensen die afwijken van het gemiddelde, maar daarmee juist van grote waarde zijn voor de maat-

schappij? Denk aan een kunstenaar die misschien iets teveel naar het glaasje grijpt – maar tot de mooiste creaties komt – of een journalist die levensbedreigende situaties ingaat – maar daarmee anders ontoegankelijke informatie naar een groot publiek brengt. Ik weet niet in hoeverre de beschreven maatschappelijke tendens van invloed is op ons als individu, maar ik kan me voorstellen dat deze het maken van bepaalde keuzes soms lastiger maakt. Als kind wil je vooral net zo zijn als de rest van je klas en niet buiten de groep vallen. Als jongvolwassene ben je juist steeds meer je unieke zelf aan het ontdekken: waar ben je goed in? Waar word je blij van? Waar wil je energie in steken en waarin niet? Zelf vond ik ouder worden daarom een tijd alleen maar positief. Nu ik steeds meer van jongvolwassene naar ‘gewoon’ volwassene ga, merk ik dat onzekerheden en angst vaker opspelen als het gaat om het kiezen van welke weg ik wil bewandelen (een keuze waar je als net afgestudeerd psycholoog in deze tijd wel mee wordt geconfronteerd). Zeker als dit een weg is die misschien buiten het gebaande pad valt. Op individueel niveau kunnen we in ieder geval proberen om onze angst en onzekerheid te herlabelen. De volgende uitspraak die ik een tijdje terug ergens las vond ik erg inspirerend: ‘Angst is juist het deurtje dat ons de vrijheid toont.’ Angst is vervelend, maar ook een teken van groei, ontwikkeling en iets dat je verder brengt naar dat wat je wilt bereiken. Zo kan ook onzekerheid je remmen, maar je eigenlijk ook vertellen dat het dus gaat om iets wat je belangrijk vindt en graag goed wilt doen. Durf te gaan voor wat je gelukkig maakt, of gun jezelf de mogelijkheid om erachter te komen wat dat is. Ook, of misschien juíst, als datgene afwijkt van het ‘normale’ en gemiddelde.

Anna Deems


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.