Intro nr54 jun 2017 hr

Page 1

INTRO

54

06.2017

Medisch informatieblad van het Sint-Franciscusziekenhuis Heusden-Zolder

JULLIE ZIJN GOUD WAARD!

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 1

15/06/17 09:36


54

Het ziekenhuislandschap is in volle verandering. 2016 stond in het teken van ziekenhuisnetwerking op Vlaams en federaal niveau. Het plan van aanpak inzake ziekenhuisfinanciering, dat de minister van Volksgezondheid in 2015 lanceerde, bepaalt dat ziekenhuizen structureel meer moeten samenwerken.

6

06.2017

6

NIAZ-goud voor het SFZ!

8

8

Behandeling van een liesbreuk

14

De kleine ingrepenzaal in het dagziekenhuis

12

22

HOLEP-techniek

26

Zorg zonder muren: transmurale samenwerking

COLOFON Algemeen Sint-Franciscusziekenhuis P. Paquaylaan 129 3550 Heusden-Zolder Tel. 011 71 50 00 (algemeen) 011 75 55 55 (polikliniek) Algemeen directeur Rudy Poedts Eindredactie Diane Mombers Redactieraad Voorzitter, Dr. Stijn Loonbeek, Dr. Christoph Kenis, Dr. Nele Guion, Dr. Fons Henckens, Mevr. Diane Mombers, Dr. Philip Rijkers Foto’s Kris Dexters V.U. Rudy Poedts Hebben meegewerkt Dr. Philip Rijkers, Rudy Poedts, Dr. Johan De Gols, Dr. Tom Oyen, Dr. Jo Vandersmissen, Dr. Johan Vandermaesen, Dhr. Roel Van den Bergh, Mevr. Melissa Swinnen, Dr. Christoph Kenis, Dr. Jozef Stragier, Dr. Fons Henckens, Dr. Lore Kegels, Mevr. Wendy Coemans

20

Wat betekent dit voor het SFZ en de Limburgse ziekenhuizen? Rudy Poedts: “Netwerken werd in de conceptnota van minister De Block gelinkt aan besparingen en financieringen. Maar het is eigenlijk omgekeerd: samenwerking zou niet vanuit financiering gestart mogen worden. De opportuniteit om samen te werken moet de basis vormen. Uiteraard moet de ziekenhuisfinanciering hierin volgen en het netwerken verder ondersteunen en faciliteren. Het is logisch dat er in de ziekenhuissector gerationaliseerd moet worden, maar het mag geen ‘besparing om te besparen’ worden. De nieuwe financiering had ook perfect gerealiseerd kunnen worden zonder netwerking. De laagvariabele zorg - die er sowieso aankomt - heeft niets met netwerking te maken, maar vooral met het uitgangspunt ‘als je iets doet, moet je dat kwalitatief goed doen’. Daar moet dezelfde prijs tegenoverstaan, of dat nu in een klein of een groot ziekenhuis gebeurt. Het helpt natuurlijk wel om transferts mogelijk te maken die het gevolg zijn van samenwerking. Hadden ziekenhuizen voordien schrik om iets af te geven, dan staan ze er nu meer voor open om iets anders te realiseren met hun dure infrastructuur.”

Is het voor ons al duidelijk welke ziekenhuizen erbij horen? Dr. Rijkers: “We voeren momenteel gesprekken met de ziekenhuizen van Zuidwest-Limburg, de mensen van het Jessa Ziekenhuis in Hasselt en het Vesaliusziekenhuis in Tongeren. Ook zijn we in blijde verwachting dat de mensen van het Sint-Trudo Ziekenhuis in Sint-

2

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 2

15/06/17 09:36


DUBBELINTERVIEW MET RUDY POEDTS, ALGEMEEN DIRECTEUR & DR. PHILIP RIJKERS, MEDISCH DIRECTEUR Diane Mombers, verantwoordelijke dienst communicatie & Dr. Stijn Loonbeek, hoofd redactieraad - anesthesist

Truiden zich in de nabije toekomst aansluiten. Op dit eigenste moment heeft het Sint-Trudo Ziekenhuis de knoop nog niet doorgehakt of het in het ziekenhuisnetwerk Oost-Brabant of dat van ZuidwestLimburg stapt.”

Als er volop gesprekken aan de gang zijn, mogen we dan afleiden dat de artsen geboeid zijn door de hele dynamiek en betrokkenheid tonen? Dr. Rijkers: “De netwerken die gevormd worden - los van de financiering - moeten vooral klinische netwerken zijn, gedreven vanuit de artsen. Zij moeten het belang inzien om samen te werken. Ik denk dat de meeste collega’s de klik al gemaakt hebben en beseffen dat daar de toekomst ligt.” Het SFZ is al actief in enkele samenwerkingsverbanden en netwerken, toch? Dr. Rijkers: “Klopt. Hierdoor is bij de collega’s ook het inzicht gegroeid dat netwerking wérkt als er goede onderlinge afspraken gemaakt worden. De cardiologen, urologen en abdominaal chirurgen hebben intussen al verregaande samenwerkingsverbanden uit de grond gestampt. Op vlak van rationalisatie van de zorg heeft de

associatie Urologie bijvoorbeeld afspraken gemaakt over de werkverdeling van de verschillende subdisciplines. Enerzijds wordt het robotverhaal verder uitgewerkt in het Jessa Ziekenhuis en anderzijds wordt het SFZ het lasercentrum van het netwerk. Dat zijn afspraken die de artsen onderling maken en waarin het ziekenhuis zelf enkel een faciliterende rol speelt. Het is van het grootste belang dat het gedragen wordt door de artsen zelf om het te laten slagen.” Wat zijn de voorwaarden voor

een goede samenwerking en taakverdeling? Rudy Poedts: “Vertrouwen! (Dr. Rijkers knikt bevestigend) Als mensen vanuit een positieve insteek gaan samenzitten, werkt alles vlotter dan wanneer het schoorvoetend en ‘manu militari’ gebeurt. Ik denk dat de meeste samenwerkingen spontaan of uit noodzaak ontstaan. Het is zeer belangrijk om elkaar te vinden als

gelijken en respect voor elkaar en elkaars kunnen te hebben. Dat geldt voor de medische samenwerking, maar natuurlijk ook voor het totaalplaatje. Gelijkwaardigheid is absoluut noodzakelijk als basis.”

Bestaan er juridische vormen waarin dit vertrouwen en respect vastgelegd worden? Of is dit nog vrij nieuw? Rudy Poedts: “Er bestaan associaties van artsen, maar je hebt ook associaties van diensten. Een goed voorbeeld in het SFZ is ‘psychiatrie’. Hiervoor bestaat er én een associatie op ziekenhuisniveau én een associatie op artsenniveau. De netwerkingsvorm is volop in ontwikkeling. Tegen 21 juli zou men moeten weten hoe er gekeken wordt vanuit de ziekenhuiswet naar het ziekenhuislandschap. Hoe wordt een netwerk gedefinieerd en wat is de positie van het individuele ziekenhuis? Sommige netwerken hebben al een structuur opgezet in de vorm van een vzw waarin voorlopig niet veel vervat zit, maar de bouwstenen krijgen stilaan vorm. Het raamwerk van de samenwerking zijn we nu aan het bekijken met andere ziekenhuizen uit het netwerk.”

>> JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 3

3

15/06/17 09:36


Als regionaal ziekenhuis bouwden we een historische eigenheid op. Zal onze basisspecialistische zorg in een grotere context nog iets betekenen of moeten de specialisten hierin een nieuwe weg zoeken? Dr. Rijkers: “Op regionaal niveau blijven de individuele ziekenhuizen basisspecialistische zorg bieden. Ook de laagvariabele zorg zal dichtbij de patiënt verzekerd blijven. Het maken van afspraken zal eerder de referentiefuncties betreffen, terwijl de patiënt op de eerste plaats blijft staan. Er wordt eerder gekeken naar een samenwerking met de eerste lijn en de transmurale zorg om als ziekenhuis verankerd te blijven, dichtbij de bevolking.” De huisarts zal minder moeten afwegen welke pathologie naar welk ziekenhuis verwezen moet worden omdat de ziekenhuizen meer geneigd zullen zijn om de complexere patiënt onderling door te verwijzen. Wordt het in een netwerk eenvoudiger voor een huisarts om door te verwijzen? Rudy Poedts: “Dat klopt. Je moet hierin wel een onderscheid maken tussen het planbare en het nietplanbare. Voor het niet-planbare is er volop ‘pilootwerk’ en denkt men aan een centraal telefoonnummer (1733) voor de patiënt waarbij een voortriage gebeurt. Op basis van een summiere prescreening wordt de patiënt ofwel richting de huisarts of een huisartsenwachtpost gestuurd, ofwel rechtstreeks naar het ziekenhuis. Dit vraagt dus om een duidelijke link tussen de huisartsenwachtpost en het ziekenhuis. Vorig jaar werd nog geponeerd dat één op twee diensten spoedgevallen zou moeten sluiten in België. Ondertussen werd deze gedachte al zeer sterk genuanceerd, maar vermoedelijk zal er echelonnering in de spoedgevallen komen. Het begrip ‘proxyspoed’ werd al gelanceerd, dit is iets tussen een gespecialiseerde spoed en de eerste opvang. Het gaat om een spoedgevallendienst die een aantal basishandelingen uitvoert zoals triage en stabilisatie en waarbij er een link bestaat met een PIT (nvdr. paramedisch interventieteam). De MUG zal dan eerder verbonden zijn met een

gespecialiseerde spoed. Het idee om dichtbij een toegangspoort te hebben wordt nog steeds gedragen. Ook het concept van de traumacentra zal er op termijn komen. Het uitgangspunt in het ziekenhuislandschap is op dit ogenblik: we willen geen grote ziekenhuizen, maar alles moet realistisch, haalbaar en toegankelijk zijn.”

zal hebben op het personeel. Elk veranderingstraject heeft een invloed, maar die hoeft daarom niet negatief te zijn. Er zijn heel wat opportuniteiten die nu veel moeilijker te realiseren zijn. Stel, een operatieverpleegkundige van het SFZ zou graag leren werken met de robot in het Jessa Ziekenhuis. Dit is nu niet evident, maar in het kader van het netwerk wordt het makkelijker om dit te organiseren. Het schept ontwikkelings- en groeikansen die we onze medewerkers zonder dit netwerk veel moeilijker kunnen geven.”

Zal het personeel (en de medisch ondersteunende diensten) op termijn moeten pendelen tussen de verschillende ziekenhuizen? Rudy Poedts: “Flexibiliteit zal zeker een kracht zijn, maar je zou er natuurlijk ook iets voor moeten terugkrijgen. Iets forceren is nooit evident. Als het maakt dat je bepaalde dingen kan realiseren die je graag doet, dan ben je misschien wel bereid om daarvoor wat afstand te overbruggen. Flexibiliteit zal een realiteit worden, maar het maakt de job enkel boeiender, variabeler en interessanter.

Kunnen patiënten op termijn nog vrij kiezen waar ze hulp gaan zoeken? Dr. Rijkers: “De patiënt zal altijd een vrije keuze behouden. Binnen het netwerk worden de behandelingsmogelijkheden zoveel mogelijk afgestemd en de patiënt zal dan ook zoveel mogelijk behandeld worden binnen het netwerk. Het voordeel voor de patiënt is ook dat dezelfde artsenequipe en zelfs dezelfde arts de patiënt kan behandelen in verschillende ziekenhuizen. De locatie wordt daardoor minder belangrijk voor de patiënt.” Heeft dit consequenties voor het ziekenhuispersoneel? Rudy Poedts: “Ja, het zou vreemd zijn om te zeggen dat dit geen impact

Naar artsen toe biedt het ook opportuniteiten: in een kleiner ziekenhuis moet je als arts generalist zijn om permanentie te verzekeren. Dankzij de samenwerking kan je je binnen het netwerk subspecialiseren. Uiteraard is niet elke arts verplicht om dit te doen, want generalisten blijven ook noodzakelijk.” Dr. Rijkers: “Dit verhoogt ook de aantrekkelijkheid van de job voor nieuwe collega’s.” Rudy Poedts: “Kleinere, perifere ziekenhuizen worden de nieuwe stageplaatsen. Als bepaalde activiteiten gecentraliseerd worden, zal van de assistenten ook een zekere mobiliteit verwacht worden over de verschillende ziekenhuizen heen.”

Op welke termijn wordt het netwerk uitgerold worden? Wat zijn de verwachtingen? Dr. Rijkers: “Ik denk toch dat je een horizon van 5 à 10 jaar moet vooropstellen.”

4

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 4

15/06/17 09:36


Rudy Poedts: “Je moet daar realistisch in zijn: sommige dingen gaan vrij snel evolueren, maar voor een aantal zaken moet men voldoende tijd nemen, want dikwijls gaat het om een cultuuraanpassing. De ziekenhuisfinanciering is gebaseerd op historische gegevens, wat maakt dat de ziekenhuizen 3 jaar de tijd hebben om te veranderen zonder dat het financiële budget verandert dat berekend is op de activiteit van de voorgaande jaren. Dit geldt evenwel niet voor de artsenhonoraria. Wordt er vandaag beslist om op dat vlak iets te verschuiven, dan is die inkomstenstroom onmiddellijk weg, behalve als de honoraria in een gemeenschappelijke pool (binnen een associatie) verdeeld worden. Dit illustreert hoe netwerking gefaciliteerd zal worden vanuit de financiering.”

Moeten we ons zorgen maken dat het SFZ bepaalde ‘dure’ prestaties gaat verliezen ten voordele van ingrepen of activiteiten die minder opbrengen? Dr. Rijkers: “Duurdere prestaties vallen misschien weg in het ziekenhuis, maar die gaan ook gepaard met een hoger kostenplaatje voor het ziekenhuis en de artsen. Het zijn dus niet alleen de opbrengsten, maar ook de kosten die zo verdwijnen uit het SFZ, waardoor we misschien efficiënter kunnen werken en op het einde van de rit meer overhouden.” We hadden het al over netwerken tussen ziekenhuizen, maar net­ werken met de eerste lijn komt ook steeds meer op de voorgrond. Kan het ziekenhuis in het poliklinische gebeuren, bijvoorbeeld de thuis­ bevalling, ook een mooie plek krijgen? Rudy Poedts: “De materniteit ligt in het hele verhaal zeer gevoelig, want niemand wil zijn kraamafdeling kwijtspelen. Kijk je over de landsgrenzen heen naar bv. Denemarken, dan zie je dat de meeste vrouwen binnen de 24 uur na de bevalling naar huis gaan. Is dat niet zo, dan is het bijvoorbeeld een sectie geweest en liggen ze op een chirurgische afdeling met ‘rooming-in’ voor de baby. Dit vergt een goede organisatie en

afstemming tussen de thuisverpleging, vroedvrouwen en huisartsen. De grenzen tussen ziekenhuis en nietziekenhuis gaan effectief verdwijnen.”

Investeren we nu ook al in samenwerking met de eerste lijn? Dr. Rijkers: “In de geestelijke gezondheidszorg hebben we de begeleidingscommissie met de thuiszorg, de kinesitherapeuten, de sociale dienst van het ziekenhuis en de OCMW’s. Verder is er de huisartsenwachtpost en we organiseren symposia en andere evenementen om zoveel mogelijk de link te leggen tussen de huisarts en de specialist in het ziekenhuis.”

“Stel, een operatieverpleegkundige van het SFZ zou graag leren werken met de robot in het Jessa Ziekenhuis. Dit is nu niet evident, maar in het kader van het ziekenhuisnetwerk wordt het makkelijker om dit te organiseren.”

Zien jullie nog groeimogelijkheden voor het SFZ? Rudy Poedts: “Groei in termen van bakstenen zal waarschijnlijk uitgesloten zijn. De toekomst ziet eruit als een landschap zonder ziekenhuizen. Dat neemt niet weg dat er wel zorgverlening zal zijn, maar vanuit een andere opvatting. De grootte van het SFZ (aantal bedden) komt overeen met dat van bijvoorbeeld een universitair ziekenhuis in Denemarken. We moeten efficiënter werken om meer activiteiten op dezelfde oppervlakte uit te voeren. Dat neemt niet weg dat we hier nog met Hob Units (voorlopige woonconstructies) zitten, waarvoor we een oplossing moeten zoeken. Er is wel degelijk groei mogelijk in activiteit, maar misschien wel voor andere dingen dan wat we vandaag realiseren. Dat is het zorgstrategisch plan van het ziekenhuis en dit

moet op zijn beurt passen in in het zorgstrategisch plan van het netwerk en dat van Vlaanderen. De vergrijzing komt snel op ons af, zelfs de ‘verwitting’. We beschikken nu al over een sterke ambulante revalidatie, maar misschien kunnen we in de toekomst denken aan de verdere uitbouw van revalidatiehospitalisatie.”

Wat zijn de belangrijkste realisaties van het SFZ op medisch vlak in 2016? Dr. Rijkers: “De belangrijkste realisatie en het grootste succes van 2016 is toch wel de komst en de installatie van het MRI-toestel. Dit heeft een compleet nieuw elan gegeven aan de dienst Radiologie en aan het volledige ziekenhuis. We kunnen voortaan immers meer up-to-date zorg bieden aan onze patiënten. Anderzijds hebben alle medewerkers van het SFZ ook persoonlijk heel wat verwezenlijkt met hun uitgesproken inzet om het NIAZkwaliteitslabel te behalen. Dit is een verdienste die elke medewerker op de borst mag spelden!” Op financieel vlak zijn er de afgelopen jaren veel inspanningen geleverd. Heeft dit al resultaat opgeleverd? Rudy Poedts: “Eind 2015 was het een hele uitdaging om voor 2016 een begroting op te maken die licht positief was. Nu blijkt dat we het bij de realisatie beter hebben gedaan dan begroot en voor het eerst sinds 2012 een positief nettoresultaat hebben bereikt. Dat is toch een zeer mooie prestatie die we samen bereikt hebben door de inspanning van iedereen. Je zou kunnen denken ‘wat maakt het nu uit of ik het licht uitschakel voor ik ’s avonds naar huis ga?’. Wel, veel kleintjes maken een groot, dus ook de kleintjes maken mee het verschil!” Wil dit zeggen dat het SFZ financieel gezonder wordt? Rudy Poedts: “Het wil uiteraard niet zeggen dat we de komende jaren de teugels moeten loslaten. Het betekent wél dat het budget onder controle is en we mooie investeringen kunnen doen, zoals bijvoorbeeld met de MRI.” Bedankt voor het aangename en informatieve gesprek! JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 5

5

15/06/17 09:36


NIAZ-GOUD VOOR HET SFZ!

Melissa Swinnen, stafmedewerker kwaliteit, accreditatie en patiëntveiligheid

Het SFZ staat voor ‘kwaliteit aan jouw zijde’. Met deze slagzin willen wij de warme en persoonlijke veilige zorg benadrukken naar onze patiënten toe. Dat we dit zeer ernstig nemen, bewijst het mooie resultaat dat we behaalden op de recente NIAZ­audit. Onlangs kreeg ons ziekenhuis het Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorginstelling (NIAZ) over de vloer. Deze externe controle-instantie reikt het internationale Qmentumkwaliteitslabel uit aan ziekenhuizen die uitblinken op vlak van kwaliteitsvolle en veilige dagelijkse zorg aan patiënten. Het SFZ behaalde het label met glans en bevestigt hiermee dat we goed bezig zijn. Bovendien blijven we focussen op de continue verbetering van onze werkcultuur.

Iedereen betrokken Het accreditatietraject werd enkele jaren geleden opgestart. De laatste tijd dreven we de werkintensiteit nog wat op om iedereen optimaal voor te bereiden voor deze externe audit.

We betrokken alle medewerkers doorheen de volledige organisatie in dit accreditatieproces via interne audits, tracers, informatiesessies, nieuwsbrieven, … Begin november 2016 ondergingen we al een eerste proefaudit om te weten te komen waar de verbeterpunten lagen.

actieve bevraging van medewerkers, artsen en patiënten. Met deze accreditering geven we een krachtig signaal aan alle patiënten en verwijzers: het SFZ is een veilig en goed georganiseerd ziekenhuis dat voortdurend op zoek is naar verbetering van de geleverde zorgen.

Reden om te vieren

Na deze voorbereiding stonden alle neuzen in dezelfde richting en telden we af naar de audit die plaatsvond in de periode van 7 tot 10 maart 2017. 6 externe auditoren ‘kampeerden’ gedurende een week in het SFZ om meer dan 2.800 normen of criteria te toetsen. Er werden heel wat documenten ingekeken, maar de auditoren brachten de werking van ons ziekenhuis vooral ook in kaart via de

Met trots wilden we al onze enthousiaste medewerkers en verwijzers bedanken voor het behalen van het NIAZ Qmentumkwaliteitslabel. In ware Oscar-stijl hebben we op 2 juni het SFZ ‘in the picture’ gezet in filmzaal Roxy in Koersel. De heer Kees Van Dun, CEO van het NIAZ, was aanwezig om het kwaliteitslabel persoonlijk te overhandigen. Samen met externe genodigden hebben we deze erkenning trots in ontvangst genomen en gekeken naar een videoclipje over ons dagelijkse werk.

6

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 6

15/06/17 09:36


Uiteraard blijven we ernaar streven om de zorg voor onze patiĂŤnten kwalitatief te verbeteren. Om dit te realiseren willen we de komende jaren intensief samenwerken met behandelende artsen, huisartsen, thuisapothekers, thuisverpleegkundigen en andere zorgverleners uit de eerste lijn om de patiĂŤntveilige zorg nog verder te versterken.

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 7

7

15/06/17 09:37


BEHANDELING VAN EEN LIESBREUK IN HET SFZ Dr. Tom Oyen & Dr. Johan De Gols, abdominale en algemeen chirurgen

Vorig jaar werden er in ons ziekenhuis 140 patiënten met een liesbreuk behandeld. Hiervan hadden 20 patiënten een bilaterale liesbreuk. Voor ons reden genoeg om deze relatief eenvoudige ingreep met bijzondere aandacht te benaderen. Bijna alle ingrepen verlopen via dagkliniek volgens een vast traject.

Behandelen of niet? Europese richtlijnen raden aan om telkens herstel voor te stellen, zeker bij enige klacht. Wanneer de liesbreuk volledig asymptomatisch is en de patiënt een ingreep niet ziet zitten, is ‘watchful waiting’ een aanvaardbaar alternatief, aangezien de kans op verwikkelingen kleiner is dan 1%. De helft van deze laatste groep blijkt uiteindelijk toch een ingreep nodig te hebben vanwege toenemende klachten. Breukbanden worden sowieso afgeraden.

Open of laparoscopisch? De Europese richtlijnen beschouwen open herstel volgens Lichtenstein en laparoscopisch herstel als de gouden standaard en evenwaardig. Ze raden aan dat de chirurg de ingreep uitvoert waarmee hij het meest vertrouwd is. Laparoscopisch herstel zou postoperatief minder pijn geven, met bijhorend een iets snellere werkhervatting. Uitzonderlijk stellen we hier een grotere verwikkeling vast, zoals massieve pelviene bloeding, wat bij een open ingreep bijna nooit voorkomt. Open herstel zou minder recidief geven op lange termijn.

Algemene verdoving, spinale anesthesie of lokale anesthesie?

wordt in het SFZ meestal voor een algemene verdoving gekozen omdat die sneller uitgewerkt is en het ontslag dezelfde avond minder in het gedrang komt. Momenteel worden korter werkende anesthetica getest voor spinale anesthesie, wat de balans in de nabije toekomst eventueel kan doen verschuiven. Wanneer de patiënt te zwak is, kan de open ingreep ook onder lokale verdoving uitgevoerd worden.

Hoe zit het met het kosten­ plaatje? Er is sprake van een opleg voor de patiënt op een meerpersoonskamer: • Voor een open ingreep bedraagt die ongeveer € 100 • Voor een laparoscopische ingreep bedraagt die ongeveer € 300

Laparoscopische ingrepen worden steeds onder algemene verdoving uitgevoerd. Ook bij een open ingreep

VOORDELEN VAN LAPARO­S CO­P ISCH LIESBREUKHERSTEL Dr. Tom Oyen, abdominale en algemeen chirurg Er bestaat een internationale consen­ sus om bij een liesbreukherstel het netje in de pre-peritoneale positie te plaatsen, dit wil zeggen achter de buik­spieren en net voor het peritoneum (buikvlies). Dit kan via een anterieure manier (open) - ook wel het herstel via Kugel genoemd - of via een posterieure manier (laparoscopisch). Door het netje in deze positie te plaatsen, voorkom je dat het in direct contact komt met enkele zenuwen die op de spieren lopen. Het voordeel van de laparoscopische manier is dat het anterieure vlak

8

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 8

15/06/17 09:37


DE FLOW IN HET DAGZIEKENHUIS BIJ LIESBREUK Roel Van Den Bergh, verpleegkundig diensthoofd dagziekenhuis 10 jaar geleden werd een patiënt voor een liesbreukoperatie sowieso minstens 1 nacht opgenomen op een verblijfsafdeling. Door de verbeterde medische technologie is dit intussen geëvolueerd naar een opname in het dagziekenhuis. Hieronder volgt een korte schets van de flow van een patiënt die een liesbreukoperatie ondergaat.

Daarna wordt er een anamnese afgenomen in een aparte ruimte en krijgt de patiënt en zijn familie meer uitleg over de ingreep en de verwachte dagindeling. Vervolgens kleedt de patiënt zich om in de voorbereidings­ ruimte, wordt hij geschoren en gepremediceerd. Van hieruit vertrekt de patiënt naar de operatiezaal. Eenmaal uit de recovery krijgt de patiënt een kamer toegewezen.

In het chirurgisch dagziekenhuis gaan we uit van 2 principes, het ‘just in time’-principe en het cascadesysteem. Het ‘just in time’ principe houdt in dat de patiënt pas 1u00 tot 1u15 voor de insnijtijd (= letterlijk te nemen) toekomt in het dagziekenhuis. Bij aankomst in het dagziekenhuis komt de patiënt terecht in een wachtzaal. Hier handelt de secretaresse alle administratieve formaliteiten af. Er wordt aandacht geschonken aan het opnamedossier en voornamelijk het thuismedicatieformulier. De patiënt vult dit thuis in. Als dit niet in orde is, mag de patiënt het formulier alsnog aanvullen in de wachtzaal van het dagziekenhuis.

Al deze verschillende passages die de patiënt ondergaat, noemen we het cascade­systeem. Dit heeft als voordeel dat de wacht­ tijd voor de operatie wordt verkleind en dat de tijd -gevoelsmatig sneller gaat voor de patiënt. Anderzijds wordt een patiëntenkamer slechts 2 uur tot 3 uur postoperatief bezet ten opzichte van gemiddeld 6 uur in het verleden.

onaangeroerd blijft, het niet uitmaakt met welke type breuk je te maken hebt (direct, indirect of femoraal) en er een duidelijk zicht is op alle breukpoorten. Het netje (12 x 15 cm) wordt centraal over deze breukpoorten geplaatst. Bilaterale breuken worden met dezelfde incisies uitgevoerd en in dat geval worden er 2 netjes geplaatst.

De netjes bij laparoscopisch herstel hebben een geheugen: ze zijn voorgevormd naar de lies en keren altijd naar deze positie terug. Dit maakt het plaatsen van het netje eenvoudig. Het netje wordt niet gefixeerd, maar zit zoals een brief in een omslag: bovenaan bedekt door spieren en achteraan door het peritoneum. Hierdoor kan het niet verschuiven en na enkele dagen is het geheel volledig vastgegroeid.

Aangezien bij een liesbreukoperatie de pijnbestrijding een cruciaal onderdeel is, wordt er tijdens de operatie en in de recovery al gestart met de toediening van pijnmedicatie. De pijn voor blijven is de boodschap! 1 uur na het ontslag uit de recovery wordt de patiënt geholpen door de verpleegkundige om naar het toilet te gaan. Het is belangrijk dat de patiënt spontaan kan plassen na een liesbreukoperatie aangezien er urineretentie kan optreden. Aansluitend worden de vitale parameters genomen, gebeurt er een verbandcontrole en krijgt de patiënt een tas koffie met een kleine versnapering.

De chirurg komt - tussen de andere operaties door - naar het dagziekenhuis om de patiënt meer uitleg te geven over het verloop van de operatie en de nazorg. De patiënt moet wel minimaal 3 uur na de operatie in het dagziekenhuis verblijven. Indien er geen medische problemen zijn én de patiënt voelt zich goed, mag hij naar huis gaan. Wij vragen aan de familie om de patiënt met een rolstoel naar de wagen te brengen.

Bij laparoscopisch liesbreuk­herstel stellen we een snelle werk­­­­­hervatting vast, waardoor de duur­dere kost van de ingreep (er is laparo­scopie­­materiaal nodig) ruim­schoots wordt gecompen­seerd. JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 9

9

15/06/17 09:37


HERSTEL VAN EEN OPEN LIESBREUK Dr. Johan De Gols, abdominale en algemeen chirurg

1 - Zaadstreng en breukzak

2 - Breukzak gereduceerd

Internationaal wordt de techniek volgens Lichtenstein als de gouden standaard beschouwd. Deze techniek combineert de voordelen van de oude open en de recentere laparoscopische techniek. Via een insnede in de lies wordt een netje rechtstreeks op de liesregio geplaatst. Zo kan het netje gemakkelijk gemanipuleerd en vastgelegd worden met het oog op een optimale plaatsing. Hierdoor is de kans op recidief ook zeer klein: die varieert van 1/100 tot 1/1.000 in grotere

4 - Netje geplaatst

3 - Netje op maat geknipt

studies. Aangezien er ook geen ander materiaal nodig is, wordt de kostprijs niet nodeloos opgedreven. Het netje vastnaaien zou iets meer pijn veroorzaken na de ingreep met als gevolg een minder snelle hervatting van de activiteit. Dit trachten we op te lossen door een netje te gebruiken dat zichzelf fixeert zoals bij velcro. Bijkomende hechtingen op dit net zijn niet meer nodig. Studies tonen aan dat, in vergelijking met een klassiek net met hechtingen, deze

laatste prothese (Progrip) minder pijn, een snellere hervatting van de activiteit, minder chronische pijn en een lage recidiefkans oplevert. Ook zakt de tijdsduur van de ingreep gemiddeld naar minder dan een halfuur per kant. De patiënt voelt zich ’s avonds bijna altijd klaar om naar huis terug te keren. Op de foto’s zie je hoe deze Progripprothese rond de zaadstreng wordt aangebracht.

LIESBREUK BIJ KINDEREN Dr. Johan De Gols, abdominale en algemeen chirurg Een liesbreuk bij kinderen kan ontstaan omdat het lieskanaal niet is dichtgegroeid. Bij operatief herstel verwijderen we enkel de breukzak en binden we het lieskanaal af. Een net wordt nooit geplaatst, zeker omdat dit niet kan meegroeien. Wanneer de breuk hinder veroorzaakt, kan ze op elke leeftijd hersteld worden. Anders wachten wie liever tot de leeftijd van 6 maanden. Vanaf dan kan de ingreep ook in dagkliniek worden uitgevoerd, vooropgesteld dat het kind niet prematuur geboren werd. Kinderen ervaren gewoonlijk zeer weinig last na de ingreep zodat ze eerder ingetoomd moeten worden. Rust is dan ook relatief. Meestal volstaat het om ze niet te stimuleren tot bijvoorbeeld voetballen, tennissen of trampolinespringen.

1 - Het breukzakje

10

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 10

15/06/17 09:37

(


N

POST­O PERATIEVE BELASTING NA LIESBREUK­­­­H ERSTEL Dr. Johan De Gols, abdominale en algemeen chirurg De pionier van het liesbreukherstel, Bassini, legde bij zijn patiënten een gipsbroek aan en hield ze 6 weken in bed. Sinds het ‘tension free’ herstel zijn we gelukkig wat milder geworden. Er zijn weinig studies uitgevoerd over de hervatting van de activiteit. In deze studies is er ook nooit een verband aangetoond tussen verhoogde kans op recidief en vroegtijdige belasting. De limiterende factor voor werkhervatting lijkt eerder de pijn te zijn dan de kans op recidief. De richtlijnen voor rust die de onderzoekers hierbij geven, variëren van 2 dagen tot 6 weken. Testen in het laboratorium tonen aan dat de kracht van het littekenweefsel toeneemt tot 8 weken na de ingreep. De belangrijkste toename gebeurt tijdens de eerste 3 weken.

(CONGENITAAL)

Nadien is de winst beperkt. Na 3 weken wordt een mogelijke belasting van 10 kg overschreden. Hieruit kan een voorzichtige behandelaar volgende conclusies trekken: • Tot 3 weken is een belasting < 10 kg toegestaan, op voorwaarde dat ze geen pijn veroorzaakt. Hierbij horen wandelen, rustig fietsen, joggen en autorijden. • Na 3 weken mogen alle normale activiteiten hervat worden, zolang de pijn het toelaat. Het is aangewezen om toch nog voorzichtig zijn met korte en hevige inspanningen zoals voetbal, tennis, contactsport en fitness. • Na 5 tot 6 weken is er geen restrictie meer nodig.

“De pionier van het liesbreukherstel, Bassini, legde bij zijn patiënten een gipsbroek aan en hield ze 6 weken in bed. Sinds het ‘tension free’ herstel zijn we gelukkig wat milder geworden.”

3

2

4

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 11

11

15/06/17 09:37


BEELDVORMING VAN DE LIESBREUK Dr. Jo Vandersmissen, radioloog

Terminologie Een hernia wordt gedefinieerd als een protrusie van abdominale structuren doorheen een defect in de abdominale wand. De breukinhoud bevindt zich in de breukzak. Het defect in de wand vormt de breukpoort. Hernia’s kunnen congenitaal of verworven zijn. Een ‘liesbreuk’ is een hernia in de inguinale regio. De 2 belangrijkste types zijn inguinale hernia’s en femorale hernia’s. Het onderscheid is strikt te maken op anatomische basis en heeft andere klinische implicaties.

Inguinale hernia’s zijn het meest frequent. De incidentie is duidelijk hoger bij mannen dan bij vrouwen. Inguinale hernia’s ontstaan steeds craniaal van het ligamentum inguinale. De indirecte inguinale hernia volgt het lieskanaal, ontstaat lateraal van de inferior epigastrische vaten en kan tot in het scrotum/labia majora afdalen. Vaak is er een onvolledige obliteratie van processus vaginalis. Indirecte inguinale hernia’s zijn daarom relatief frequent bilateraal. De directe inguinale hernia ontstaat mediaal van

de inferior epigastrische vaten door een verworven defect in de driehoek van Hesselbach. Bij een liesbreuk onder het ligamentum inguinale spreekt men van een femorale hernia. Deze verloopt in het femorale kanaal, mediaal van de vena femoralis. Een femorale hernia komt praktisch enkel voor bij vrouwen en heeft een hoog risico op inklemming.

Figuur 1: CT

Figuur 2: CT

Figuur 3: CT, coronale reconstructie

Coronale reconstructie toont een directe inguinale hernia met inliggend vetweefsel en een gedeelte van de blaas.

Bij valsalva wordt een kleine femorale lipomateuze hernia aangetoond.

Femorale hernia met smalle breukpoort, tekens van inklemming en secundaire dunnedarmobstructie.

12

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 12

15/06/17 09:37


vena femoralis vena femoralis

Figuur 4: CT (zelfde patiënt als figuur 3)

Figuur 6a

Figuur 6b

Extrinsieke impressie op de vena femoralis is typisch voor een femorale hernia.

Linker femorale hernia in rust.

Linker femorale hernia toenemend tijdens Valsalva.

Figuur 5: MRI, T1 axiaal Indirecte inguinale hernia met vetinhoud als toevallige bevinding.

Beeldvormende onderzoeken In sommige gevallen kan een liesbreuk aangetoond worden op een standaard RX abdomen. Het betreft dan vaak volumineuze hernia’s met inliggende darmstructuren afdalend tot in het scrotum. Deze zijn dus klinisch duidelijk. Een staande RX abdomen is nuttig bij vermoeden van obstructie door een hernia. Echografie is het eerste en meest toegankelijke onderzoek bij het klinisch vermoeden van een liesbreuk. Dit onderzoek is meestal diagnostisch indien het gaat om inguinale hernia’s bij mannen. Kleine hernia’s bij vrouwelijke patiënten zijn moeilijker op te sporen en zeker wanneer het om een femorale hernia gaat. In eerste instantie wordt het onderzoek uitgevoerd in liggende houding. Een valsalva manoeuvre wordt steeds uitgevoerd door de patiënt (op de hand blazen/hoesten). Het kan gaan om kleine protrusies die enkel

“Echografie is het eerste en meest toegankelijke onderzoek bij het klinisch vermoeden van een liesbreuk. Dit onderzoek is meestal diagnostisch indien het gaat om inguinale hernia’s bij mannen.”

aanwezig zijn bij toename van de intraabdominale druk. Bij hernia’s die reeds aanwezig zijn in rust wordt getracht om onder lichte druk een repositie uit te voeren en alzo inklemming uit te sluiten. In geselecteerde gevallen kan het echografische onderzoek ook in staande houding uitgevoerd worden. Het ligamentum inguinale, SIAS, tuberculum pubicum en de inferior epigastrische vaten zijn belangrijke anatomische ‘landmarks’ om een liesbreuk te karakteriseren. Tekens van inklemming zijn o.a. reflectiviteitsveranderingen van het vetweefsel, darmwandverdikking, vocht in de herniazak en vocht in de darmlissen naast tekens van dundarmobstructie en klinische tekens van verwikkeling. Doppler kan gebruikt worden om de vascularisatie van de gehernieerde structuren te beoordelen. CT wordt gebruikt indien echografisch inconclusief of bij extreme obesitas. Bij sterk vermoeden van een femorale

hernia is CT aangewezen ter bevestiging. CT is ook geïndiceerd om een hernia als oorzaak van obstructie te bevestigen. Het dynamische karakter van de echografie is op CT niet in dezelfde mate te bereiken. Er wordt steeds een scan uitgevoerd tijdens valsalva, maar de correcte uitvoer is uiteraard niet te controleren. Dezelfde anatomische referentiepunten worden ook op CT gebruikt. Coronale reconstructies kunnen nuttig zijn om het verloop van de hernia beter te visualiseren. CT is superieur t.o.v. echografie voor de beoordeling van de breukinhoud. In zeldzame gevallen bevindt de appendix zich in de breukzak (Amyand hernia). Ook gedeeltes van de blaas kunnen herniëren in de lies. MR is in de regel niet aangewezen voor de karakterisatie van een liesbreuk. Frequent worden liesbreuken toevallig gevonden bij MR-onderzoeken van de onderbuik of het bekken, al dan niet klinisch relevant.

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 13

13

15/06/17 09:37


DE KLEINE INGREPENZAAL IN HET DAGZIEKENHUIS: OPTIMALE FLOW EN HOGE EFFICIËNTIE Roel Van Den Bergh, verpleegkundig diensthoofd dagziekenhuis

Wat is het? De kleine ingrepenzaal (LIZ) is een operatiezaal die zich in het dagziekenhuis bevindt om kleine ingrepen uit te voeren zonder algemene verdoving of sedatie. Naast deze LIZ is er een zetel- en omkleedruimte met lockers voorzien voor de patiënten.

Hoe gaan we te werk? De patiënt meldt zich aan op het secretariaat van het dagziekenhuis. De verpleeg­ kundige van het dagziekenhuis brengt deze patiënt van de wacht­zaal naar de zetelruimte. Hier volgt een verkorte anamnese aan de hand van de ‘checklist veilige heelkunde ambulante behandeling’. Indien nodig kleedt de patiënt zich om en bergt hij zijn persoonlijke spullen op in een locker. Vervolgens wandelt de patiënt de operatiezaal binnen en wordt hij behandeld. Na de operatie verplaatst de patiënt zich naar zijn zetel, krijgt hij een tas koffie en een kleine versnapering. Indien hij zich goed voelt, mag hij naar huis.

De efficiëntie van dit concept is erg hoog omdat het patiëntenvervoer tot nul herleid wordt en de chirurg niet meer naar het dagziekenhuis hoeft te lopen om patiënten te ontslaan. Bovendien wordt er zo een deel kleine ingrepen onttrokken aan het operatiekwartier waardoor er meer ruimte wordt gecreëerd voor ‘grote’ operaties.

14

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 14

15/06/17 09:37


KLEINE INGREPEN ONDER LOKALE VERDOVING Dr. Johan Vandermaesen, dermatoloog

Ook al worden onderstaande ingrepen vaak als ‘klein’ bestempeld, voor de patiënt zelf zijn ze uiteraard niet minder belangrijk. Naar wie kan de patiënt gestuurd worden voor kleine ingrepen? In principe is er de keuze tussen verwijzing naar: • de dienst plastische heelkunde (dr. L. Bosmans) • de dienst dermatologie (dr. J. Vandermaesen en dr. S. Tack) • de dienst abdominale heelkunde (dr. J. De Gols , dr. T. Oyen) • de dienst orthopedie

Dermatologie Met volgende letsels wordt de patiënt best eerst doorverwezen naar de dermatoloog: • alle gepigmenteerde letsels (naevi, verruca seborroica en melanomen) waarbij een voorafgaand dermatoscopisch onderzoek aangewezen is • precancereuze letsels (aktinische keratosen en Morbus Bowen): keuze tussen cryotherapie, Efudix, Aldara, curettage, excisie, fotodynamische therapie • goedaardige letsels (lipomen, sebumcysten, dermatofibromen, verrucae vulgaris et plantaris, chondrodermatitis) • maligne letsels (epithelioom, baso- of spinocellulair carcinoma)

Dermatoscopie

Dermatoscopisch beeld van een melanoom

Wanneer de letsels te groot zijn, wordt de patiënt doorverwezen naar de dienst abdominale heelkunde. Wanneer een plastie of een greffe vereist is, wordt de patiënt doorverwezen naar de plastische chirurg.

Behandeling van uitgebreide hidradenitis suppurativa • Stap 1: Minocycline 100 mg of Tetralysal 2x per dag gedurende minimaal 3 maanden • Stap 2: Rifadine 2 x 300mg samen met Dalacin 2 x 300 mg per dag gedurende 3 maanden • Stap 3: chirurgie met keuze tussen excisie voor kleine letsels of deroofing voor grotere letsels (of Humira wanneer chirurgie onmogelijk lijkt)

Plastische chirurgie Patiënten worden door­ verwezen naar de plastische chirurg in volgende gevallen: • voor grotere in­ grepen waarbij een verschuivings­ plastie of greffe verwacht wordt, vooral voor tumoren in het gelaat en grote congenitale naevi • wanneer een optimaal esthetisch resultaat vereist is • brandwondenchirurgie

Orthopedie Patiënten worden doorverwezen naar de orthopedist in volgende gevallen: • peescysten • wanneer algemene anesthesie vereist is voor uitgebreide verrucae of molluscae • mucoïdcysten aan tenen en vingers, wanneer een conservatieve aanpak met intralesionele corticotherapie en cryotherapie geen effect hebben JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 15

15

15/06/17 09:37


(N)IETS AAN DE HAND Dr. Lore Kegels, orthopedist

Ingrepen aan de hand kunnen gemakkelijk onder lokale verdoving gebeuren. Het grote voordeel is dat er in zo’n geval geen langdurige monitoring nodig is. Er zijn dus geen preoperatieve onderzoeken nodig, de patiënt hoeft NIET nuchter te zijn en kan vaak 10 minuten na de beëindiging van de ingreep al naar huis.

Nog meer voordelen van lokale anesthesie Lokale verdoving geeft enkel een sensibel blok (niets meer voelen), maar geen motore uitval (wel nog kunnen bewegen). Dit heeft als bijkomend voordeel dat men reeds tijdens de ingreep kan controleren of het beoogde resultaat werd bekomen (bv. niet meer haperen van de vinger na operatie van een springvinger). Men kan de patiënt tijdens de ingreep ook laten zien welke bewegingen wel en niet mogelijk zijn. Het samen overlopen van enkele oefeningen en deze onmiddellijk pijnvrij kunnen uitvoeren, heeft een gunstig effect op de revalidatie.

“Lokale verdoving heeft als voordeel dat men reeds tijdens de ingreep kan controleren of het beoogde resultaat werd bekomen.”

Ringanesthesie Voor ingrepen aan de vinger kan een ringanesthesie gegeven worden. Door infiltratie aan de basis van de vinger (2 keer) wordt de hele vinger verdoofd. Dit laat toe om zowel weke delen chirurgie als beenderige ingrepen uit te voeren. Meer proximaal aan de hand en pols wordt geïnfiltreerd met een lokaal anestheticum in het operatiegebied zodat enkel de kleine lokale zenuwtakken verdoofd zijn. Hiervoor beperk ik me meestal tot niet-beenderige ingrepen.

16

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 16

15/06/17 09:37


Voor de ingreep

Tijdens de ingreep

Na de ingreep

Garrot & ‘wide awake surgery’ Bloeding tijdens een ingreep aan de hand is niet echt problematisch, maar kan op zich wel hinderlijk zijn omdat de verschillende structuren hierdoor minder duidelijk zijn. Om het bloeden te beperken, wordt meestal gewerkt onder bloedleegte - met een garrot rond de voorarm (dit is minder pijnlijk dan rond de bovenarm). Omdat dergelijke bloedleegte door de meeste patiënten slechts een 15-tal minuten verdragen wordt, kunnen er zo slechts ‘eenvoudige’ ingrepen gebeuren. De laatste jaren heeft nieuw onderzoek echter aangetoond dat men ter hoogte van de hand en vingers WEL op een veilige manier adrenaline kan toedienen. Dit zorgt voor veel meer mogelijkheden en maakt meer complexe en langdurigere ingrepen mogelijk. Deze techniek vindt meer en meer zijn weg onder de term ‘wide awake surgery’.

Verwijdering van nodules: lokale of volledige verdoving? Het is algemeen geweten dat een springvinger of een carpal tunnel syndroom onder lokale verdoving verholpen kan worden. Maar daarnaast kunnen ook veel bolletjes (nodules) ter hoogte van de hand onder lokale verdoving verwijderd worden. Er zijn een aantal criteria die meebepalen of dit mogelijk is. De meeste nodules aan de hand zijn gelukkig goedaardige ganglioncystes (90%). Dit is een verzamelnaam voor ‘kapsels gevuld met vocht’ afkomstig van gewrichten of pezen. Ze kunnen overal voorkomen en groot of klein zijn. Indien het duidelijk om een cyste gaat (eventueel met bevestiging op echografie), kan deze onder lokale verdoving verwijderd worden. Als er klinisch of op de echografie echter twijfel is over de juiste aard van de zwelling, bestaat de kans dat er voor een volledige narcose gekozen wordt. Daarnaast wordt soms afgezien van lokale verdoving omdat een nauwkeurige en langdurige dissectie nodig is. Als de nodule in nauwe relatie tot de vaatzenuwbundel ligt, bijvoorbeeld voor de operatieve behandeling van de ziekte van Dupuytren en een volaire polscyste is een algemene of locoregionale narcose (plexus anesthesie) vaak meer aangewezen.

Praktisch worden ingrepen onder lokale verdoving aan de hand meestal door Dr. Kegels uitgevoerd in het dagziekenhuis op vrijdagvoormiddag. Omdat het belangrijk is om de juiste verwachtingen en mogelijkheden op voorhand met de patiënt te bespreken, komt iedereen die een lokale ingreep krijgt vooraf best op raadpleging.

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 17

17

15/06/17 09:37


KLEINE INGREPEN ONDER LOKALE VERDOVING

ALGEMENE EN ABDOMINALE HEELKUNDE Dr. Johan De Gols, abdominale en algemeen chirurg

Een groot deel van onderstaande ingrepen werden tot aan zijn pensioen uitgevoerd door Dr. Jos Hoydonckx. Na het beëindigen van zijn activiteit verduidelijken we de huidige werking van de dienst algemene en abdominale heelkunde graag even beknopt.

Lipoom Een lipoom is een subcutane vettumor. Het vertoont bij klinisch onderzoek een typische, zachte consistentie. Een lipoom is per definitie goedaardig, zolang het subcutaan ligt. Een eenvoudige manier om te bepalen of het subcutaan ligt, is de onderliggende spieren te laten aanspannen. Wanneer het lipoom ook dan nog mobiel is, ligt het niet onder de fascia. Lipomen tot 5 cm kunnen meestal onder lokale verdoving verwijderd worden en mogen dan ook rechtstreeks ingeboekt worden. Bij enige twijfel over vorm, ligging, afmeting of ingenomen bloedverdunners, zien wij de patiënt toch graag eerst op consultatie.

Sebumcyste Een sebumcyste is een talgklier waarvan de uitgang niet functioneert zodat de talg opgestapeld blijft. Deze cyste ligt dan ook onmiddellijk onder de huid en vertoont een afgerond, gespannen aspect. Meestal is ze ongeveer 1,5 cm, maar uitzonderlijk kan ze groter worden. Wanneer ze ontstoken is, moet ze vaak gedraineerd worden, met nadien wondzorg met wiek via thuisverpleging. In rustige omstandigheden kan ze eenvoudig verwijderd worden en mag ze rechtstreeks gepland worden, ook zonder consultatie vooraf. Meerdere cystes kunnen op hetzelfde moment verwijderd worden, zolang de maximale hoeveelheid lokale verdoving niet overschreden wordt.

Huidletsel

Verwijderen van een poortkatheter

Hiervoor verwijzen we graag naar de bijdrage van dr. Johan Vandermaesen in dit nummer van Intro (zie p. 15). Niet verdachte of gesteelde letsels kunnen meestal wel rechtstreeks verwijderd worden.

Wanneer de poort niet meer nodig is of te veel hinder veroorzaakt, kan ze verwijderd worden onder lokale verdoving. Consultatie vooraf is niet noodzakelijk. Herplaatsing, indien nodig, is wel moeilijker nadien!

Ingegroeide teennagel Soms is er een recidiverende infectie aanwezig ter hoogte van de nagelwal van de grote teen. In zo’n geval is een nagelwalresectie aangewezen. De nagelrand wordt weggenomen en de wortel gefenoliseerd (verbrand). Deze techniek geeft veel minder last dan de vroegere wigresectie. De patiënt is dan ook meestal na enkele dagen terug aan de slag. Wanneer de rest van de nagel gaaf is, mag de ingreep rechtstreeks geboekt worden. Bij pinching nail, kalknagel of letsel aan een andere teen, zien we de patiënt toch liever eerst op consultatie.

18

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 18

15/06/17 09:37


MINIMAAL INVASIEVE APPENDECTOMIE VIA OPEN CHIRURGIE Dr. Johan De Gols, abdominale en algemeen chirurg

Een oude techniek in een nieuw jasje, zo zou je de appendectomie via open chirurgie kunnen omschrijven. Normaal gezien geniet de laparoscopische benadering veruit de voorkeur waarbij er 3 poorten geplaatst worden en er dus ook 3 incisies nodig zijn. Bij geselecteerde kinderen kunnen we de appendix echter verwijderen via 1 incisie die de grootte van een poortgat benadert. De kinderen moeten een dunne subcutis hebben en een diagnostische echografie mag geen abnormale ligging van de appendix laten vermoeden. Vervolgens moet de ligging van de appendix nauwkeurig klinisch bepaald en aangeduid worden, zodat de incisie hier pal boven komt te liggen. De wonde wordt nadien gesloten met staplers, wat enige evacuatie van wondvocht toelaat en een daling van het aantal wondinfecties geeft. Wanneer deze na 4 tot 5 dagen verwijderd worden door de huisarts en vervangen door steristrips, is de littekenvorming minimaal.

NIEUWE ARTS Dr. Joke Meyns, anesthesist

Dr. Joke Meyns werd geboren in 1985 in Leuven. Ze groeide op in Heverlee en liep school in het Paridiaens-Instituut om nadien geneeskunde te gaan studeren aan de KU Leuven. Ze verloor haar hart aan de dynamiek van de operatiezaal gedurende haar stage en specialiseerde zich vervolgens in anesthesie en reanimatie. Als assistente en stagiaire was ze actief in het Jessa Ziekenhuis, Sint-Trudo Ziekenhuis, Heilig Hart Ziekenhuis Leuven, Sint-Maarten Ziekenhuis Mechelen en Sint-Annendael Ziekenhuis in Diest. Ze heeft zich verder gespecialiseerd in de algologie en behaalde onder andere het Pain Practitioner Diploma van de European Pain Federation (EFIC). Joke is gehuwd en als moeder van 3 jongens neemt haar gezin een belangrijke plaats in. Aangetrokken door het warme onthaal in het SFZ draagt ze het teamgevoel bij de anesthesisten hoog in het vaandel. Vol enthousiasme heeft zij op 1 mei 2017 de dienst anesthesie vervoegd en streeft ze ernaar om met een professionele aanpak mee te werken aan de diverse pathologieĂŤn die zich voordoen.

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 19

19

15/06/17 09:37


ECHOGRAFIE VAN SUBCUTANE LETSELS Dr. Christoph Kenis, radioloog

De huid bestaat uit een superficiële laag (epidermis) en een diepe laag (dermis). Echografie van huidletsels is in de meeste gevallen overbodig aangezien ze meestal gediagnosticeerd kunnen worden door de clinicus op het zicht en al of niet via een biopt. In zeldzame gevallen is het nodig om met behulp van een echografie of MRI de uitbreiding van een huidletsel naar de diepte toe te bepalen. Diep van de dermis ligt de onderhuid of subcutis tussen de huid en fascia. Subcutane letsels tonen buiten zwelling vaak geen afwijking aan de huid, waardoor in de eerste plaats een echografie gevraagd wordt om de letsels te karakteriseren.

Lipomen

Vreemd voorwerp

De meest voorkomende pathologie bij een echografie van de subcutis zijn lipomen. Lipomen ofwel ‘vetbollen’ zijn licht comprimeerbare palpabele subcutane massa’s die niet vastzitten aan de overliggende huid. Ze komen meer voor bij mannen en bij familiale voorbeschiktheid. Lipomen kunnen een verschillend beeld geven op echografie. Meestal zijn het scherp afgelijnde, licht hyperreflectieve ovale noduli met inliggende fijne striaties (figuur 1). De graad van reflectiviteit kan variëren tot hyporeflectief en ze kunnen onscherp afgelijnd zijn of zelfs niet zichtbaar te onderscheiden zijn van het omliggende subcutane vet. Histologisch zijn er verschillende mengvormen mogelijk naargelang van het gehalte fibreus weefsel (fibreus lipoma), kraakbeen (chondroid lipoma), mucoid (myxolipoma) en bloedvaten (angiolipoma).

Vreemde voorwerpen kunnen in de subcutis posttraumatisch of posttherapeutisch teruggevonden worden. De meeste voorwerpen zijn plantfragmenten (houtsplinters, doornen, …), metaal of glas. Een gedeelte van deze vreemde voorwerpen kan achtergelaten worden in de onderhuid na een visueel succesvolle verwijdering. In dat geval kan er een granulomateuze reactie of infectie ontstaan. Echografie is een goede techniek om vreemde voorwerpen te detecteren. Het type artefact dat gezien wordt achter het fragment varieert naargelang van de samenstelling van het fragment. De meeste houtsplinters geven een akoestische schaduw terwijl glas en metaal meestal reverberatie-artefacten tonen. Al dan niet aanwezige infectie kan ook mooi met doppler aangetoond worden (figuur 2).

Figuur 2a Onscherp begrensde granulomateuze reactie rondom een houtsplinter (pijl) bij een houtbewerker.

Figuur 1

Figuur 2b

Typisch beeld van een lipoom, scherp belijnd, licht hyperreflectief met inliggende reflectieve striaties.

Doppler evaluatie toont verhoogde bloedvoor­ziening (oranje zones) in het kader van ontstekingsreactie.

20

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 20

15/06/17 09:37


Figuur 3a

Figuur 3b

Intacte epidermale inclusiecyste met scherpe belijning, inliggende reflectieve foci van debris en met posterieure akoestische versterking (pijlpunten).

Geruptureerde epidermale inclusiecyste met een onscherpe aflijning en lichte omliggende inflammatoire reactie (pijl). Zichtbaar punctum / opening naar de huid (pijlpunt).

Epidermale inclusiecyste en pilomatricoma Epidermale inclusiecysten ontstaan door proliferatie van epidermale cellen. Ze zijn gevuld met kaasachtig materiaal bestaande uit keratine en cholesterol. Ze zijn vaak asymptomatisch tot ze ontsteken of groter worden. Op echografie zijn inclusiecysten scherp afgelijnde, ronde of ovale letsels met inliggende punctiforme reflectiviteiten en posterieure akoestische versterking. Wanneer ze scheuren, zijn ze onscherp en onregelmatig afgelijnd met omliggende inflammatoire reactie (figuur 3). Figuur 4

Pilomatricomas ofwel calcifiërende epitheliomas van Malherbe zijn benigne tumoren die ontstaan uit de haarfollikel. De meeste letsels komen voor bij kinderen onder 10 jaar en verschijnen klinisch als harde subcutane knobbels met oprekking van de overliggende huid. De nek, kaak, arm en been zijn de frequentste locaties. Op echografie zijn het hyperreflectieve, scherp afgelijnde subcutane noduli met inliggende punctiforme reflectiviteiten al naargelang van de graad van calcificatie (figuur 4).

Pilomatricoma met typische hyporeflectieve halo (pijlen) en inliggende reflectieve calciumdeposities (pijlpunt).

Vasculaire malformatie De histologische onderverdeling van vasculaire malformaties is complex. Ter vereenvoudiging weerhouden we hemangiomen, lage flow- en hoge flow- malformaties. Hemangiomen kunnen hypo- of hyperreflectief zijn tegenover het omliggende weefsel en kunnen homogeen of heterogeen zijn. Doppler toont in hemangiomen een hoge concentratie aan bloedvaten met een lagere flow dan bij arterioveneuze malformaties. Lage flowmalformaties vertonen brede veneuze ruimten en normale arteriële componenten. Zowel hemangiomen als lage flow-malformaties kunnen flebolieten bevatten en op basis van flowkenmerken kan differentiatie tussen deze 2 letsels moeilijk zijn. Hoge flowmalformaties hebben een rijkelijk vasculair netwerk (nidus) met hoge systolische flowcomponenten, met een voedende arterie en een brede drainerende vene (figuur 5).

Figuur 5 Hoge flow vasculaire malformatie met licht onscherpe aflijning en hoge systolische flowcomponenten op doppler (pijlpunten).

Sinus pilonidalis Pilonidalis cysten bevinden zich intergluteaal in de bilspleet. Ze komen vaker voor bij jonge mannen en bevatten gewoonlijk haarfragmenten en debris. Op echografie zijn het hyporeflectieve collecties met inliggend debris. Ze vertonen hyperreflectieve lijnen die overeenstemmen met haarfragmenten (figuur 6). Wanneer ze infecteren, toont doppler omliggend een verhoogde vascularisatie.

Figuur 6 Sinus pilonidalis cyste met typisch banaanvormig aspect en in­­lig­ gende reflectieve lijnen, overeenstemmend met haarfragmenten.

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 21

21

15/06/17 09:37


BEHANDELING VAN GOEDAARDIGE PROSTAATHYPERTROFIE: HOLEP-TECHNIEK Dr. Jo Stragier, uroloog

Benigne prostaathypertrofie (BPH) is een verouderingsproces van de prostaat. Vooral de zone rond de urethra, die door de prostaat loopt, expandeert tot een adenoom. Dergelijke expansie resulteert in een variabele prostaatvergroting, die veelvouden kan bedragen van een ‘jonge’ prostaat.

Wat is prostatisme? De oudere patiënt (veelal 55 +) met BPH meldt plasproblemen, ook wel ‘prostatismelast’ genoemd. Kenmerkend zijn straalverzwakking, nadruppelen, frequent plassen (pollakisurie) en nachtelijke mictie (nycturie). In extreme situaties kan de patiënt in urineretentie gaan, waardoor blaassondage nodig is. Prostaatkanker daarentegen is een totaal andere aandoening, waarbij veelal geen plasklachten op de voorgrond staan.

Behandeling van BPH: medicatie Patiënten met prostatismelast hebben een verminderde levenskwaliteit, slechte nachtrust en vragen de arts om hulp. Afhankelijk van de zwaarte van de klachten, de grootte van de prostaat en de algemene conditie van de patiënt zijn er meerdere mogelijkheden, waaronder in eerste instantie medicatie: • Plantenwortelextracten (Serenoa Repens) hebben weinig of geen nevenwerkingen, maar de efficiëntie ligt betrekkelijk laag. • Alfablokkers (EG Tamsulosine) beogen een relaxatie van de gladde spiertjes in de blaasbodem en de plasbuis waardoor de patiënt het gevoel krijgt de blaas wat vlotter te kunnen ledigen. Indirect moet hij ook minder frequent plassen met een verbetering van de nachtrust tot gevolg. De efficiëntie van deze alfablokkers wisselt erg van patiënt tot patiënt, zeker wanneer de medicatie voor een lange tijd genomen moet worden. Bovendien bestaat er voor deze producten geen terugbetaling (de maandelijkse kostprijs schommelt rond € 30). • Andere producten zoals Finasteride (Avodart) beogen een verkleining van de prostaat. Gezien de beperkte toegevoegde waarde en de kostprijs wordt dit product minder frequent voorgeschreven.

Chirurgische behandeling bij BPH: TURP Van binnenuit worden vele kleine brokjes uit het adenoom gebrand en met een stroomgeleidende vloeistof (Glycine) uitgespoeld. Zo komt de urethra open te staan, wat zorgt voor een vlottere mictie. Deze ingreep gaat gepaard met enig bloedverlies en de wonde in de urethra prostatica moet gedurende een 3-tal weken postoperatief helen. Tijdens die periode is bloeding met klontervorming in de blaas nog mogelijk.

22

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 22

15/06/17 09:38


“HOLEP voor benigne prostaathypertrofie is een nieuwe techniek die komaf maakt met de problemen die kunnen optreden bij de klassieke TURP. We zijn de derde dienst in België en de eerste in Limburg die de HOLEPtechniek aanbiedt.”

Chirurgische behandeling bij BPH: HOLEP HOLEP staat voor ‘HOlmium Laser Enucleatie van de Prostaat’. Met deze endoscopische methode wordt het natuurlijke klievingsvlak tussen het adenoom en de prostaatschil opgezocht. Met een krachtige holmiumlaser als energiebron wordt het volledige adenoom losgemaakt van de prostaatschil en worden de knobbels in de blaas geduwd. Tijdens het tweede deel van de procedure wordt het adenoom met een endoscopisch zuigsysteem (morcellator) tot kleine stukjes herleid en afgezogen. De HOLEP-techniek wordt veelal voorgesteld bij mannen waarbij de prostaat een welbepaald volume overschrijdt.

Voordelen van HOLEP De HOLEP-procedure biedt, vergeleken met de klassieke TURP, belangrijke voordelen: • Aangezien er natuurlijke klievingsvlakken worden opgezocht, veroorzaakt HOLEP beduidend minder bloedverlies dan TURP. Aangezien heel wat oudere mannen stollingsremmers nemen, betekent dit een belangrijk voordeel. Er wordt ook naar gestreefd om de blaassonde sneller te verwijderen en de hospitalisatieduur te verkorten. • Dankzij deze enucleatietechniek wordt de urethra prostatica nog breder opengezet, wat ook de plaskwaliteit op termijn ten goede komt. HOLEP voor benigne prostaathypertrofie is een nieuwe techniek die komaf maakt met de problemen die kunnen optreden bij de klassieke TURP. De dienst urologie van het SFZ vormt samen met de diensten van het Jessa Ziekenhuis (Hasselt), Sint­ Trudo (Sint­Truiden) en Vesalius (Tongeren) een netwerk, ook wel de ‘Kliniek voor Urologie’ genoemd. Binnen dit netwerk profileert onze dienst zich onder andere met deze innovatieve laserbehandeling. We zijn de derde dienst in België en de eerste in Limburg die de HOLEP­techniek aanbiedt.

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 23

23

15/06/17 09:38


GENEES-KUNST TWEE WERELDEN ONTMOETEN ELKAAR Dr. Fons Henckens, kinderarts

CHIRURGIE IN DE KUNST De basis van de moderne geneeskunde is gelegd in de 19de eeuw nadat ze een groot momentum kreeg door de invoering van de anesthesie en anti- en asepsis in de tweede helft van die eeuw. Toen durfde men het voor het eerst aan om diep door te dringen in het menselijk lichaam. Tegelijk werd de basis voor de moderne chirurgie gelegd en vooruitgang in dit domein kwam vanuit de chirurgie zelf. Een mooi voorbeeld hiervan in de beeldende kunst vinden we terug in het werk van Thomas Eakins…

Even voorstellen De Amerikaanse kunstenaar werd in juli 1844 geboren in Philadelphia. Eakins studeerde aan de Pennsylvania Academy of Fine Arts. Hij was vooral geïnteresseerd in de menselijke figuur en bezocht daarom ook anatomielessen in het Jefferson Medical College. Vanaf 1866 studeerde hij 3 jaar aan de École des Beaux-Arts bij Jean-Léon Gérôme. De kunstenaar verkocht weinig werken en leefde vooral van lesgeven en de opbrengst van een familiekapitaal. Hierdoor was hij onafhankelijk en hoefde hij zich niets aan te trekken van modegrillen. Vanaf het einde van de jaren 70 gaf hij les aan de kunstacademie van Pennsylvania. Het schilderen naar model stond centraal in zijn lessen. Uiteindelijk moest Eakins in 1886 zijn post opgeven omdat hij vond dat zijn leerlingen het meest leerden van het schilderen en tekenen van naakten. Later gaf hij af en toe lessen aan de Art Students League in Philadelphia en de National Academy of Design in New York. Hij overleed in juni 1916 in Philadelphia.

Realisme Het impressionisme maakte weinig indruk op Eakins: hij bleef zijn academische stijl trouw. Via Spanje, waar hij het werk bestudeerde van Diego Velázquez en José de Ribera, keerde hij in 1870 terug naar zijn geboortestad Philadelphia. Eakins bleef zijn hele leven wonen en werken in Philadelphia. Hij maakte alleen enkele reizen binnen de Verenigde Staten. Thomas Eakins is een van de belangrijkste Amerikaanse kunstenaars uit de negentiende eeuw. Zijn realisme was diepgeworteld in de tradities. Twee mooie voorbeelden van dit realisme zijn schilderijen van operaties die hiernaast kort toegelicht worden.

24

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 24

15/06/17 09:38


The Gross Clinic ‘The Gross Clinic’ (1875) veroorzaakte grote opschudding, want de tijdgenoten van Eakins vonden het onsmakelijk om een operatie zo duidelijk in beeld te brengen. Het schilderij werd geweigerd door de kunstcommissie van de Centennial Exposition, maar was wel te zien op de medische afdeling. De scène toont Dr. Gross terwijl hij toezicht houdt op een operatie en tegelijk doceert aan een klas medische studenten. Rembrandts kunsthistorische precedent ‘De anatomische les van Dr. Tulp’ (1632) diende hiervoor als basis. Net zoals de versie van Rembrandt weerspiegelt ‘The Gross Clinic’ medische sanitaire procedures uit die tijd, maar de werkelijke focus van het schilderij ligt op de levende figuren. Op dat moment komt de portrettist in Eakins naar boven, want hij gebruikt het werk als een visueel overzicht van alle personen die aanwezig zijn in het medisch amfitheater.

The Agnew Clinic De ‘Agnew Clinic’ (1889) portretteert Dr. Agnew die een gedeeltelijke mastectomie in een medisch amfitheater uitvoert. De weergave is bijna fotografisch en zo duidelijk dat kunsthistorici in staat zijn om iedereen te identificeren die in het schilderij afgebeeld is, met uitzondering van de patiënt. De ‘Agnew Clinic’ is een van de meest bediscussieerde werken van Eakins. Zijn beslissing om een gedeeltelijk naakte vrouw te laten zien, geobserveerd door een kamer vol mannen (hoewel ze artsen waren), was controversieel. Het werd afgewezen voor de tentoonstelling aan de Pennsylvania Academy of Fine Arts in 1891 en in New York’s Society of American Artists in 1892. De tentoonstelling in Chicago’s 1893 World Columbian Exposition werd ook bekritiseerd.

INTERESSANTE TENTOONSTELLINGEN Celibataire Divas Herckenrode Refuge, Maastrichterstraat Hasselt 2 juli tot 2 september 2017

Blueprint for a Museum of Contemporary Art for the Capital of Europe Centrum voor Hedendaagse kunst Wiels, Brussel tot 13 augustus 201717

David Hockney Centre Pompidou, Parijs 21 juni tot 23 oktober 2017

Kunstenfestival Watou, Over alleenigheid en ondraaglijke eenzaamheid Watou 1 juli tot 3 september

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 25

25

15/06/17 09:38


ZORG ZONDER MUREN: TRANSMURALE SAMENWERKING Wendy Coemans, coördinator LISTEL vzw (wendy.coemans@listel.be)

Vergrijzing, vermaatschappelijking van de zorg, langere levensduur, besparingen in de gezondheidszorg, … Al deze uitdagingen maken transmurale samenwerking belangrijker en essentiëler dan ooit om te komen tot kwalitatief hoogstaande en betaalbare zorg. In het SFZ

zetten we al jaren in op transmurale zorg, maar deze samenwerking zal in de toekomst nog verder geïntensifieerd worden. In wat volgt, staan we even stil bij de bestaande kanalen om transmurale samenwerking te realiseren en te streven naar verbetering.

Lokale begeleidingscommissie De lokale begeleidingscommissie bestaat uit een afvaardiging van het ziekenhuis (patiëntenbegeleiding, sociale dienst, verpleegkundige diensten, medisch directeur, ...) en een afvaardiging vanuit de eerstelijnsgezondheidszorg (huisartsen, verpleegkundigen, diensten gezinszorg, mutualiteiten, OCMW, …). Tijdens de vergaderingen die 2 à 3 keer per jaar plaatsvinden bespreken we de nieuwe ontwikkelingen in de gezondheidszorg en staan we stil bij de huidige transmurale samenwerking en werkpunten. Dit overlegplatform is een meerwaarde omdat we een sterk netwerk opbouwen en oplossingsgericht werken. Zo komen we tot een betere transmurale zorg die naadloos verloopt in het belang van de patiënt.

Samenwerkingsovereenkomst tussen ziekenhuizen en eerste lijn In 2011 ondertekenden alle Limburgse ziekenhuizen de samenwerkingsovereenkomst ‘ziekenhuizen- eerste lijn’ waarin een aantal belangrijke basisprincipes voor een goede transmurale samenwerking beschreven staan. De samenwerkingsovereenkomst is een document, maar wordt in leven gehouden via de lokale begeleidingscommissie aangezien daar de knelpunten aangekaart en aangepakt worden. De werkpunten die geformuleerd worden (bv. ontslag op vrijdagnamiddag, moeilijkheid om hulp in te schakelen in vakantieperiodes, …) kaderen binnen de afspraken gemaakt in de samenwerkingsovereenkomst.

Samen met de samenwerkingsovereenkomst ontwikkelde LISTEL met alle partners een thuiszorgfiche. Deze fiche is beschikbaar via http://www.listel.be/nl/documenten-links. Het is de bedoeling dat elke zwaar zorgbehoevende patiënt deze fiche invult, thuis bewaart en meebrengt bij opname. We merken dat deze papieren fiche echter vaak niet tot in het ziekenhuis geraakt, dus denken we creatief na over digitale toepassingen. LISTEL vzw volgt de evoluties in het zorglandschap en ziet de samenwerkingsovereenkomst dan ook als een levend document. We blijven inzetten op de samenwerking met de algemene en psychiatrische ziekenhuizen om een antwoord te bieden op het veranderende zorglandschap.

26

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 26

15/06/17 09:38


“Samenwerken gebeurt steeds in het belang van de goede zorg voor de patiënt en om de toekomstige uitdagingen in de gezondheidszorg aan te kunnen.”

Visie op transmurale zorg Wat is goede transmurale zorg voor patiënten volgens ons? Deze vraag staat centraal bij het uitwerken van een visie op transmurale zorg. De ziekenhuizen hebben in het kader van het meerjarig programma ‘kwaliteit en patiëntveiligheid 2013-2017’ van de federale overheidsdienst (FOD) de opdracht gekregen om een visie op transmurale zorg te ontwikkelen en te communiceren. De ontwikkeling van een visie, missie en de bijhorende doelstellingen (strategisch en operationeel) biedt een kader om acties en projecten te formuleren om te komen tot goede transmurale zorg en samenwerking.

thuissituatie plaatsvinden om op die manier de thuissituatie af te stemmen op de wensen en behoeften van de patiënt. We zoeken hier naar nieuwe vormen van samenwerking om de overgang naar huis zo naadloos mogelijk te laten verlopen waarbij goede communicatie heel belangrijk is.

Kracht van het zorgoverleg Het zorgoverleg kan aangevraagd worden naar aanleiding van een ontslag in het ziekenhuis met als doel de overgang naar de thuissituatie samen met de patiënt en alle betrokken zorgen hulpverleners voor te bereiden. In het verleden werd vaker zorgoverleg georganiseerd in het ziekenhuis, maar door de korte ligduren is zorgoverleg in het ziekenhuis vaak niet meer praktisch haalbaar. De sociale dienst van het ziekenhuis blijft alert voor de situaties waarin het wenselijk is een zorgoverleg te organiseren. Het zorgoverleg kan ook vlak na ontslag in de

De overlegcoördinatoren TGZ van het OCMW organiseren het zorgoverleg. Indien de patiënt niet wil dat het OCMW het zorgoverleg organiseert, kan er een beroep gedaan worden op het regionaal dienstencentrum van de mutualiteit van de patiënt. Het zorgoverleg kan online aangevraagd worden via www.listel.be en is gratis voor de patiënt.

Werkgroep Samenwerken gebeurt steeds in het belang van de goede zorg voor de patiënt. De sociale diensten van de Limburgse ziekenhuizen, de diensten maatschappelijk werk van de mutualiteiten en de sociale diensten van de OCMW’s realiseren zich dat er gezocht moet worden naar nieuwe vormen van samen­ werking om de toekomstige uitdagingen in de gezondheidszorg aan te kunnen. In deze werkgroep wordt gezocht naar manieren waarop er vanuit de mutualiteiten en de OCMW’s op een proactieve manier voor de ziekenhuisopname al een screening kan gebeuren van de patiënt en zijn thuissituatie. Zo beschikt het ziekenhuis vlot over de juiste informatie en is het naar aanleiding van het ontslag mogelijk om vlotter hulp in te schakelen en af te stemmen.

Meer weten? De folders over het zorgoverleg kan je downloaden van www.listel.be/nl/documenten-links.

JUNI 2017 | INTRO

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 27

27

15/06/17 09:38


CREMEC-WONDZORGOPLEIDING VOOR STUDENTEN GENEESKUNDE Dr. Johan Vandermaesen, dermatoloog

Naar jaarlijkse gewoonte werd er op 14 maart 2017 in het SFZ een Cremec­avond georganiseerd voor stagiairs die een artsenopleiding volgen. Het centrale onderwerp van de opleiding was ‘Wondverzorging in al zijn aspecten’. Cremec Limburg (complementair regionaal medisch centrum) stond in voor de organisatie van de avond in samenwerking met collega-coördinatoren Dr. Piet Schurmans (Jessa Ziekenhuis) en Dr. Eddy Van den Bossche (huisarts). Mede dankzij de ondersteuning van de dienst communicatie, de hulp van Ann Claes (begeleidster (her)intreders-studenten) en van Katja Vandersanden (verpleegkundige wondspecialist) verliep de organisatie alweer vlekkeloos. Tijdens het theoretische gedeelte van de avond verduidelijkte dr. Eddy Van den Bossche de wondzorg vanuit het TIMEprincipe (Tissue Infection Moistering Edge). Vervolgens gaf dr. Johan Vandermaesen een uiteenzetting over de oorzaken van chronische wonden en de therapeutische aanpak ervan. Hij gaf een overzicht van alle soorten

Intro_nr54_juni2017-v03.indd 28

wondverbanden waarbij het indicatiegebied van deze verbanden uit de doeken gedaan werd. Het praktische gedeelte verwerkten we in verschillende workshopsstations waarbij de aanwezigen meer te weten kwamen over het aanleren van compressief verband, stomaverzorging, de rol van de huisarts in de wondzorg en konden kennismaken met 3 betrouwbare firma’s waarmee het SFZ samenwerkt. Door de hervorming van de opleiding geneeskunde onthaalden we deze editie 2 keer zoveel studenten als voordien. De extra infostands ‘handhygiëne’ en ‘stomazorg’ waren dan ook meer dan welkom om wat meer spreiding te bieden. Vanaf volgend jaar neemt dr. Kurt Dilen de taak over van ontslagnemende dr. Piet Schurmans als voorzitter van Cremec Limburg. Met zijn gekende inzet zijn we ervan overtuigd dat hij dit minstens even goed zal doen!

15/06/17 09:38


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.