Intro50 druk

Page 1

INTRO

50

03.2016

ST-FRANCISKUS ZIEKENHUIS aan jouw zijde!

Medisch informatieblad van het Sint-Franciskus Ziekenhuis Heusden-Zolder

TOPICS UIT DE ZORGVERLENING & REVALIDATIE Intro_nr50_v7.indd 1

25/03/16 12:12


50

21

4

03.2016

4

Wat is handtherapie?

8

22

10

Kinderorthopedie: voor geen kleintje vervaard!

10

Heupdysplasie bij pasgeborenen

12

Obesitas, we praten erover!

14

12

Vaatchirurgie in de behandeling van posttrombotisch syndroom (PTS)

16

Ambulante psychotherapie in het SFZ

COLOFON Algemeen Sint-Franciskus Ziekenhuis P. Paquaylaan 129 3550 Heusden-Zolder Tel. 011 71 50 00 (algemeen) 011 75 55 55 (polikliniek) Algemeen directeur Dhr. Rudy Poedts Eindredactie Diane Mombers Redactieraad Voorzitter, Dr. Stijn Loonbeek, Dr. Christoph Kenis, Dr. Nele Guion, Dr. Fons Henckens, Mevr. Diane Mombers, Dr. Philip Rijkers

Foto’s Kris Dexters, Diane Mombers V.U. Dhr. Rudy Poedts Hebben meegewerkt Dr. Lore Kegels, Dr. Tom Mulleners, Dr. Filip Noé, mevr. Anne Ceyssens, Dr. Carlo Oud, mevr. Ann Schurmans, Dr. Yves Van Asch, Dr. Sarah Van Loo, Dr. Tom Oyen, mevr. Tieneke Silkens, mevr. Cindy Schulz

18

Cardiale revalidatie, voor een gezondere algemene conditie van de hartpatiënt

21

Sportgeneeskunde: ESWT in de kijker

22

Genees-KUNST

24

Welkom aan onze inschrijvingskiosken

2 Intro_nr50_v7.indd 2

25/03/16 12:12


EEN NIEUWE LENTE, EEN NIEUW GELUID Dr. Philip Rijkers, medisch directeur

In dit eerste voorwoord kijk ik uit naar de boeiende uitdagingen die 2016 voor ons ziekenhuis in petto heeft. Zo verwachten we het nieuwe MRI-toestel, bestendigen we de samenwerking met de huisartsenwachtpost van West-Limburg en bereiden we ons voor op de accreditatie van ons ziekenhuis.

MRI op komst

Kwaliteit met een grote K

Vorig jaar ontvingen we de goedkeuring voor de plaatsing van een MRI-toestel (Magnetic Resonance Imaging). Nu de vele administratieve hordes overwonnen zijn, ging de bestelbon in februari eindelijk de deur uit en leven we in blijde verwachting van onze nieuwe aanwinst. Met dit toestel kunnen we de inwoners van West-Limburg nog beter van dienst zijn: dichterbij huis en met snellere, accurate diagnoses zonder radioactieve belasting. Voor de zomer nog hopen we de eerste beelden te kunnen maken.

2016 wordt een belangrijk jaar voor ons ziekenhuis. Zo zijn we volop gestart met de voorbereidingen om het NIAZ Qmentum-kwaliteitslabel te behalen begin 2017. Dit internationale kwaliteitscertificaat zal duidelijk maken dat kwalitatief hoogstaande zorg voor onze patiënten geen loze belofte is, maar een dagelijks streven van alle medewerkers in het SFZ. Tegelijk helpt het besparingsplan - dat we eind vorig jaar lanceerden - om de nodige financiële reserves aan te leggen. Zo kunnen we de toekomst met vertrouwen tegemoetzien.

Samenwerking met huisartsen Precies 1 jaar geleden werd de samenwerking tussen ons ziekenhuis en de huisartsen van West-Limburg boven de doopvont gehouden voor de oprichting van een huisartsenwachtpost. Sindsdien kunnen patiënten in het weekend in deze MIJN-wachtpost in het Medisch Centrum in Beringen terecht met hun acute eerstelijnsproblemen. Dankzij een vlotte wederzijdse verwijzing verlicht dit de druk op zowel de spoedgevallendienst als de wachtdienst van de huisartsen, met minder lange wachttijden tot gevolg. Tegelijk ligt aangepaste en kwaliteitsvolle zorg binnen het bereik van alle patiënten.

In dit nummer zetten we diverse thema’s binnen het ambulante aanbod in de kijker zoals handrevalidatie, begeleiding bij obesitas, psychotherapie, … Ook staan we even stil bij de relatie tussen gezondheid en sportbeoefening met het accent op medisch verantwoord sporten. Veel leesplezier!

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 3

3 25/03/16 12:12


WAT IS HANDTHERAPIE? Anne Ceyssens, kinesitherapeute/handtherapeute

De hand is misschien wel het mooiste gereedschap dat we bezitten. We kunnen er zware arbeid mee verrichten, maar ook de allerďŹ jnste taken mee uitvoeren met de grootste precisie. De anatomie van de hand is complex: de beenderen, ligamenten, spieren en zenuwen van de hand en de pols zijn nauw met elkaar verbonden en nauwkeurig op elkaar afgestemd. Dit maakt de hand kwetsbaar: een schijnbaar klein letsel kan grote gevolgen hebben en het gebruik van de hand ernstig verstoren.

Voor de behandeling van de hand- en polsproblematiek is een specifieke kennis van de anatomie en inzicht in de biomechanica essentieel. Via uitgebreide nascholing en klinische ervaring hebben de handtherapeuten in het SFZ zich verdiept in dit domein en ze zijn dan ook volledig op de hoogte van de behandelmogelijkheden, zowel chirurgisch als niet-chirurgisch. Bovendien loopt er in het SFZ een nauw samenwerkingsverband tussen de handchirurg, de handtherapeuten en de ergotherapeuten. Voor elke patiĂŤnt wordt alle nodige info doorgegeven, wat betreft technische onderzoeken, operatieverslagen, enz. Om de 2 weken vindt er een overleg plaats om de behandeling van de patiĂŤnten te optimaliseren en eventueel aan te passen.

4 Intro_nr50_v7.indd 4

25/03/16 12:12


Ook patiënten met handletsels die bij de huisarts terechtkomen, kunnen naar de ambulante dienst revalidatie van het SFZ doorverwezen worden. Wordt de therapie snel opgestart, dan zijn enkele behandelingen in handtherapie op laagfrequente basis vaak voldoende. Door de patiënt vanaf de start goed uit te leggen wat wel en wat niet mag, kunnen we onnodige langdurige immobilisaties en complicaties vermijden.

Welke aandoeningen behandelt de handtherapeut? • Pols- en vingerfracturen • Peesletsels • Zenuwletsels (compressies) • Ligamentaire letsels • Overbelasting • Hypermobiliteit • Artrose • Ziekte van Dupuytren

De behandeling? Dat is teamwork! • Uitgebreide anamnese: de hand­ therapeuten van het SFZ doen hun best om het hand- of polsletsel in zijn totaliteit aan te pakken. Soms volstaat het om enkel te informeren of enkel te oefenen, maar vaak heeft een handletsel een sterke impact op het dagelijks functioneren zowel thuis als op

Evi Schotman (kinesitherapeute) Dr. Lore Kegels (handchirurg), Anne Ceyssens (kinesitherapeute) en Hilde Theunis (ergotherapeute)

het werk. Via een multidisciplinaire aanpak proberen we de patiënt in deze verschillende aspecten te begeleiden. • Uitgebreid onderzoek om tot de correcte diagnose te komen: bij twijfel wordt er doorverwezen naar of overlegd met de handchirurg voor eventueel bijkomende onderzoeken. • Oefentherapie. • Spiegeltherapie. • Spalktherapie in samenwerking met Spronken. Kleine spalken voor de vinger worden door de handtherapeut gemaakt. • Aandacht voor het dagelijks functioneren in samenspraak met de ergotherapeut: ergonomie, aangepaste hulpmiddelen, … • Indien nodig schakelen we een psycholoog in als het handletsel gevolgen heeft op mentaal vlak (bv. na jobverlies door het handletsel).

PIP-extensiespalk, ter verbetering van de extensie van het PIP-gewricht waarbij het DIP moet worden vrijgelaten, zoals bv. bij centrale slipletsels

• Indien nodig schakelen we een sociaal assistent in als het handletsel gevolgen heeft voor de werk- en/of thuissituatie.

“Ook patiënten met handletsels die bij de huisarts terechtkomen, kunnen naar de ambulante dienst revalidatie van het SFZ doorverwezen worden.”

neopreen koker, ter verbetering van o.a. zwelling en extensie

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 5

5 25/03/16 12:12


Vroegtijdige mobilisatie is cruciaal Een goed voorbeeld om het belang van vroegtijdige mobilisatie te illustreren is een hyperextensietrauma van het proximaal interphalangeale gewricht (PIP) met een volaire plaat letsel (VP), een veelvoorkomend letsel. De VP zorgt samen met de collaterale ligamenten voor de stabiliteit van het gewricht, limiteert hyperextensie van het PIP en vormt tevens de bodem

van de flexorpees. Voor een optimale beweeglijkheid van het gewricht moet de VP kunnen glijden. Bij vermoeden van een VP-letsel is het van belang om te beoordelen of het gewricht stabiel is. Door pijn en zwelling is dit vaak moeilijk. Daarom moet bij een hyperextensietrauma van het PIP met zwelling en blauw-

verkleuring altijd gedacht worden aan een VP-letsel. De meeste VP-letsels zijn hoogenergetische trauma’s met een distale ruptuur van de VP, met of zonder avulsiefractuur. Vroege behandeling is noodzakelijk, want bij inadequate verzorging kunnen complicaties optreden, zoals flexiecontractuur en Swanneck deformiteit.

Conservatieve behandeling (zie foto’s hiernaast) • • • •

actieve buiging van de vinger is mogelijk in de spalk

RX: conservatief indien de avulsiefractuur kleiner is dan 30% RICE (Rest, Ice, Cold & Elevation) Reductie Dragen van een extensieblokspalkje gedurende 3 weken, gemaakt door de handtherapeut • Tijdens het dragen van de spalk onmiddellijke actieve flexieoefeningen van PIP en DIP, met submaximale extensie in het spalkje tussen de oefeningen • Coban: omdat oedeem de beweeglijkheid van de vinger erg beperkt, moet dit zoveel mogelijk bestreden worden. Een Coban rekverband is hiervoor zeer geschikt, want de zachte druk voorkomt zwelling in de vinger • Hooghoudinstructies: postoperatief of posttraumatisch wordt de patiënt aangeraden de hand steeds hoog te houden om oedeem zoveel mogelijk te beperken

Chirurgische behandeling

extensieblockspalk

Is de avulsiefractuur groter dan 30%, dan is er een verhoogd risico op posterieure luxatie van het PIP-gewricht. In dat geval is chirurgische stabilisatie noodzakelijk. Afhankelijk van het type fractuur kan dit met vijzen, pinnen en externe tractie gebeuren. Postoperatief kan de handtherapeut - in overleg met de handchirurg - verzekeren dat de patiënt elk gewricht maximaal opnieuw beweegt op een veilige manier (zonder de consolidatie van de fractuur in het gedrang te brengen).

“Via een multidisciplinaire aanpak proberen we de patiënt zoveel mogelijk te begeleiden zodat het handletsel het dagelijks functioneren niet langdurig belemmert.”

6 Intro_nr50_v7.indd 6

25/03/16 12:13


HANDTHERAPIE IS ZOVEEL MÉÉR DAN ENKEL IN EEN BALLETJE KNIJPEN Dr. Lore Kegels, orthopedist

“Zeg Anne, bij de man op kamer 375 heb ik net FDS en FDP van D3 en FDS van D4 hersteld in zone 2 met een 4 strand core suture en surjet voor elke pees. Hij heeft nu een Kleinert spalk, maar eind deze week mag je overschakelen naar early active movement.”

Dat is een hele resem erg specifieke terminologie in 1 zin. Niet om indruk te maken, maar als chirurg is het wel comfortabel werken als je met slechts enkele woorden aan de paramedische medewerkers kan duidelijk maken wat er na een ingreep precies moet/mag gebeuren.

Goede handfunctie Veel ingrepen zijn op 1 uur uitgevoerd, maar het échte werk voor de patiënt begint nadien pas. Deskundige begeleiding is dan ook van essentieel belang. Zowel voor electieve ingrepen als posttraumatische reconstructies is het voornaamste doel: het goede functioneren van de hand. Er zijn 4 vereisten voor een goede handfunctie: pijnvrij zijn, soepele gewrichten, goede sensibiliteit en goede coördinatie. De hand­ therapeuten bekijken al deze aspecten tezamen, maar laten we vooral ook benadrukken dat ‘in een balletje knijpen’ niet altijd voldoende is als oefening.

Systematisch bewegen is de boodschap! Elke vinger heeft 3 gewrichten. Na een trauma of ingreep zal er altijd littekenweefsel aangemaakt worden en zwelling optreden. Door de vorming van littekenweefsel ontstaan adhesies en gaat de mogelijkheid tot het verglijden van de weefsels verloren. De oefeningen moeten dus systematisch gebeuren zodat de verklevingen de beweging niet meer belemmeren. Je kan perfect in een balletje knijpen door je metacarpophalangeaal gewricht (MCP) goed te bewegen; maar zonder je PIP te bewegen. Als een gewricht enkele dagen niet meer beweegt, treedt al snel verstijving op. Het komt er dus op aan om niet enkel te bewegen, maar er ook goed op te letten dat elk gewricht ‘volledig’ beweegt tot het ‘einde van de bewegingsboog’ (voor zover dit toegelaten is). Het is ook belangrijk om het buigen en strekken van de verschillende gewrichten goed af te wisselen om verglijding tussen de 2 buigpezen te bekomen. Bovendien gaan de vingers door het mechanische effect van de zwelling in de ‘position of injury’ staan: MCP-extensie en PIP-flexie. Vingers die in deze positie staan, kunnen helaas weinig voorwerpen hanteren.

De oefeningen en het spalkbeleid moeten juist streven naar de tegenovergestelde positie: MCP-flexie en PIP-extensie.

Om deze doelen te realiseren (nl. verglijden van de pezen, MCP-flexie, PIP-extensie, beweging tot het einde van de bewegingsboog), zijn meer specifieke oefeningen nodig dan enkel knijpen. Het is ook duidelijk dat een halfuur oefenen bij de hand­ therapeut niet voldoende zal zijn om zwelling en adhesies tegen te gaan. We besteden dus ook veel aandacht aan uitleg. Zo begrijpt de patiënt goed met welk doel een bepaalde oefening wordt aangeleerd en hoe die thuis correct verder­ gezet kan worden.

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 7

7 25/03/16 12:13


KINDERORTHOPEDIE: VOOR GEEN KLEINTJE VERVAARD! Dr. Yves Van Asch, orthopedist

Kinderorthopedie is op zich al een behoorlijk uitgebreide tak van de orthopedie. Onze dienst staat met een ervaren chirurg garant voor een persoonlijke behandeling van alle jonge patiëntjes. Hieronder sommen we enkele veelvoorkomende aandoeningen en behandelingen op…

Voeten Statiekproblemen zijn de meest voorkomende reden tot consultatie bij kinderen. Het gaat dan vooral over dynamische platvoetjes of knikvoetjes; eigenlijk een normaal fenomeen bij kinderen jonger dan 7 jaar. Bij zeer uitgesproken vormen waarbij het kind problemen ondervindt, worden steunzooltjes voorgeschreven. De rigide platvoet heeft vaak een onderliggende baarvorming en de progressieve cavesvoet heeft vaak een onderliggende neurologische oorzaak. In dit geval zijn steunzooltjes een levenslange noodzaak. In goed geselecteerde gevallen kunnen we eventueel ook operatief ingrijpen.

Rug

vanaf 20° behandelen we met een corset. Spijtig genoeg krijgen we jaarlijks nog steeds kinderen op consultatie met afwijkingen van meer dan 40°. Vaak dragen ze al jaren steunzooltjes, maar heeft er nooit een volledig nazicht plaatsgevonden. In zo’n geval baat enkel een operatie.

Beenlengte Een beenlengteverschil kan op uiteenlopende wijzen evolueren: blijven, toenemen, maar soms ook corrigeren. De therapeutische opties bestaan erin om het verschil goed op te volgen en er eventueel aan tegemoet te komen met een ophoging en soms een epiphysiodese (blokkering van de groeischijfjes).

“Voor veel ouders betekent een duidelijke uitleg over het probleem en de diagnostische en therapeutische beperkingen van het kind al een grote hulp.”

Ter hoogte van de rug zorgen hyperkyphose (ziekte van Scheuermann) en lumbale hyperlordose vaak voor pijnklachten op jonge leeftijd. Een spondylolyse is een onderbreking van een boog in de rug die symptomatisch kan worden na een mineur trauma of een langdurige overbelasting. De behandeling varieert van conservatief, korset tot operatief. Verder is er de torsiescoliose oftewel ‘wenteltrapafwijking’ van de rug die kan toenemen in periodes van groei.

Meestal is het voldoende om negatieve beïnvloedende factoren op te volgen en op te vangen. Ergere curvaturen

Spieren Heel frequent voorkomend zijn te korte spieren, vaak in periodes van groeispurt. Zij kunnen een negatieve invloed uitoefenen op de meeste andere problemen. Een stretchprogramma biedt in zo’n geval soelaas.

Groeischijven Enerzijds zijn sport en spel noodzakelijke onderdelen in het leven van elk kind die absoluut aangemoedigd moeten worden. Zeker in de strijd tegen obesitas, maar ook bij magere, niet-fitte kinderen. Zo niet kan men alleen maar ergere problemen verwachten op latere leeftijd. Anderzijds kampen steeds

8 Intro_nr50_v7.indd 8

25/03/16 12:13


meer kinderen met een overbelasting van de groeischijven door een te intensieve sportbeoefening. Het gevolg? Spondylolyse ter hoogte van de rug, bekkenkam, Osgood Schlatter ter hoogte van de knie en Sever ter hoogte van de hieltjes.

Zeer ernstige aandoeningen Ook voor de zwaardere onderdelen van de kinder­ orthopedie bieden wij gepaste begeleiding en zorg. Zo behandelen wij baby’s met klompvoetjes via manipulaties volgens Di Magglio, corrigerende gipsbotjes en achilles­ peesrelease. Zelfs het departement kiné heeft hiervoor opgeleide mensen aangetrokken. Verder zijn er heupafwijkingen die variëren met de leeftijd. Develop­ mental dysplasia of the hip (DDH) wordt behandeld met een Pavlik harnas. Transiënte synovitis is het meest voorkomend en vaak banaal, maar soms ook een voorbode van een ernstigere afwijking. Voor de ziekte van Legg Calvè Perthes (LCP) bestaat er nog geen echte behandeling. Hier kunnen we ons enkel behelpen met diagnostiek, staging, ont­lasting en opvolging. Een slipped capital epiphysiolysis moet vaak operatief gesta­biliseerd worden. In een latere fase kan een correctieve

osteotomie of een capsulotomie à la carte uitzonderlijk nog voor een bijkomende verbetering zorgen. Daarvoor werken wij samen met enkele andere kinderorthopeden. Verder zijn er nog een hele hoop uitzonderlijke afwijkingen, zoals zware syndromologie, cerebral palsy en gene­tische afwijkingen.

Tumoren Dan zijn er nog de tumoren van het musculoskeletaal stelsel. Het overgrote deel komt helaas vooral voor bij kinderen en adolescenten. Vaak zijn ze goedaardig (bv. enchondromen en botcystjes), meestal goedaardig met enkele kwaad­ aardige trekjes (zoals een reusceltumor en multipele exostosen), soms kwaadaardig met zeer langzame evolutie (bv. chondro­ sarcoma), maar soms ook zeer agressief kwaadaardig (o.a. Ewing sarcoma en osteosarcoma). Voor de behandeling werken wij samen met een gerenommeerd orthopedisch tumorchirurg in Antwerpen. Zo worden sommige gevallen voor­ gelegd op de tumor­ commissie, worden sommige in Antwerpen operatief behandeld waarna het SFZ instaat voor de opvolging, terwijl andere terug­gestuurd worden om bij ons operatieve zorgen te krijgen.

ENKELE AANDACHTSPUNTEN ALS AFSLUITER ‘Groeipijnen’ Bij een kind is er altijd een aanwijsbare oorzaak voor pijn­klachten te vinden, dus de term ‘groeipijntjes’ is te vermijden. Het is echter niet altijd evident of eenvoudig om een diagnose te stellen. Bovendien proberen we agressieve maatregelen bij kinderen zolang mogelijk uit te stellen. Tijd en geduld Dat zijn veruit de belangrijkste instrumenten in deze discipline. Dit staat wel vaak in contrast met de wens van de ouders om snel tot een diagnose en oplossing

te komen. Het is soms een uitdaging om hen te overtuigen dat het ziektebeeld zich niet altijd onmiddellijk duidelijk presenteert en dat onze huidige technische mogelijkheden beperkt zijn. Af en toe moeten we helaas ook een slechtnieuwsgesprek voeren met de ouders. Voor heel wat ouders betekent een duidelijke uitleg over het probleem, maar ook over de diagnostische en therapeutische beperkingen al een grote hulp. Een brede kijk Voor een goede behandeling van statiekproblemen bij kinderen

is een voldoende brede kijk een must. Ook al komt een kind enkel op consultatie om de steunzooltjes te vernieuwen, toch is het van belang om het kind even te onderwerpen aan een volledig locomotorisch onderzoek. Samenwerking is cruciaal Uiteraard zijn er veel zaken die elkaar beïnvloeden bij een groeiend kind, dus goede samen­ werkingsverbanden met onze pediaters zijn een complementaire must. Voor enkele uitzonderlijke chirurgische procedures werken we ook samen met tertiaire centra.

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 9

9 25/03/16 12:13


HEUPDYSPLASIE BIJ PASGEBORENEN Dr. Carlo Oud, arts kinder- en jeugdgeneeskunde

Heupdysplasie is een zeldzame aandoening bij baby’s. Tijdens het klinisch onderzoek van de baby bij de consultatiebureau-arts, huisarts en kinderarts wordt veel aandacht besteed aan de preventie ervan. Het aantal kinderen bij wie effectief heupdysplasie wordt vastgesteld ligt rond 1 op 1.000 nieuwgeborenen, maar het aantal dat verdacht wordt van heupdysplasie ligt rond 1 op 60. Bovendien hebben meisjes 4 keer meer kans op de aandoening dan jongens.

Wat is het? Er is geen consensus in de medische wetenschap over de definitie van heupdysplasie. Over het algemeen denkt men bij heupdysplasie aan een aangeboren probleem waarbij de heupkop geluxeerd is uit het acetabelum of hier niet stabiel in zit, met een afwijkende vorm van de heupkop (dysplasie) tot gevolg.

Belang van een vroegtijdige diagnose De definitie is gekoppeld aan de diagnose die gesteld wordt door klinische en radiologische testen te combineren. Het is van groot belang om de diagnose in een vroeg stadium te stellen (voor de leeftijd van 6 maanden), want dan is de prognose beter en de behandeling eenvoudiger. Een selectie volgens risico is een eerste stap in de goede richting. Risicofactoren voor de ontwikkeling van heupdysplasie zijn stuitligging in het laatste trimester van de zwangerschap, aangeboren afwijkingen (klompvoet, knieluxatie en torticollis) en een familielid met heupdysplasie (5 keer meer kans bij een familielid uit de eerste graad).

Klinisch onderzoek Klinische bevindingen die passen bij heupdysplasie zijn een beenlengteverschil en abductiebeperking in het heup­ gewricht. De stabiliteit van het heupgewricht kan getest worden met de methodes van Barlow en Ortolani. Bij de Barlowtest wordt gekeken of de heup luxabel is en bij de Ortolanitest wordt een geluxeerde heup gereponeerd. Deze laatste test is alleen positief als de heup volledig geluxeerd is.

Een beenlengteverschil wordt het best vastgesteld met de Galeazzimethode: de beenlengte wordt gemeten in rugligging met gebogen knieën (90 graden) waarbij de voeten op dezelfde hoogte als de knieën gehouden worden. Een verschil in hoogte van de knieën is dan een aanwijzing voor een beenlengteverschil. Asymmetrische bilplooien zijn weinig specifiek, want 30% van de kinderen zonder heupdysplasie heeft dit. Symmetrische bilplooien gecombineerd met normale klinische bevindingen en geen risicofactoren sluiten een heupdysplasie wel uit.

In het SFZ worden kinderen met risicofactoren in de eerste dagen na de geboorte klinisch onderzocht en echografisch beoordeeld. In functie van de resultaten wordt indien nodig een behandeling met een Pavlik harnas gestart of wordt er gezorgd voor opvolging via raadpleging.

10 Intro_nr50_v7.indd 10

25/03/16 12:13


Radiologisch onderzoek Aanvullend radiologisch onderzoek kan ofwel echografisch, ofwel via röntgenonderzoek plaatsvinden. Echografisch onderzoek wordt vooral verricht onder de 3 maanden waarbij gekeken wordt hoe stevig de heupkop in het acetabulum zit. De bevindingen worden ingedeeld volgens de methode van Graf (zie hiernaast).

Type volgens Graf

Alpha/Beta hoek

Leeftijd

Classificatie

Ia

≥60 / ≤55

elke leeftijd

normaal

Ib

≤60 / >50

0-3 maanden

normaal

IIa

50-60 / 55-70

≤ 3 maanden

fysiologisch onrijp

IIb

50-60 / 55-70

> 3 maanden

stabiele dysplasie

IIc

43-50 / 70-77

elke leeftijd

ernstige dysplasie

D

43-50 / >77

elke leeftijd

gedecentreerd

III

<43 / >77

elke leeftijd

subluxatie

IV

Niet te meten / >77

elke leeftijd

dislocatie

Met röntgenonderzoek kan voor de leeftijd van 6 maanden een luxatie vastgesteld worden. Na de leeftijd van 6 maanden kan een afwijkende (dysplastische) vorm van het acetabulum vastgesteld worden. Hierbij is de zogenaamde acetabulumindex van belang (‘Methode volgens Graf’, zie hierboven).

• Measurements of Acetabular Index: • Angle formed by junction of HG line with a line drawn from the acetabular surface • Newborns: avg 27.5°, 6 months 23.5°, 2 years 20° • Older child the center-edge angle is used • Junction of Perkin’s line with a line from the centre of femoral head to lateral margin of acetabulum • 6-13 years: > 19° normal, > 14 years: 25° (SEVERINS Classification)

Behandeling Een gediagnosticeerde dysplastische heup wordt in eerste instantie en vooral bij kinderen jonger dan 6 maanden behandeld met een gestabiliseerde abductie en flexie in de heup door middel van een harnas (meestal het Pavlik harnas). Is het kind ouder dan 6 maanden, dan wordt er meestal gekozen voor een gesloten reductie met gipsfixatie. Kinderen die ouder zijn dan 12 maanden of al rondstappen, hebben vaak een operatieve behandeling nodig met op kleuterleeftijd nog een bijkomende acetabulumreconstructie.

Proper Pavlik harness fit Comfortable infant Chest strap lower thorax Anterior strap hold hips flexed Posterior strap loose Calf strap just below knee Hips and knees flexed to 90°

Bronnen: Praktische pediatrie juni 2014 // Nelson Pediatrics editie 2015 // Slideshare.net // Seattlechildrens.org

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 11

11 25/03/16 12:13


OBESITAS, WE PRATEN EROVER! Dr. Tom Oyen, abdominaal chirurg

Obesitas is wereldwijd een groeiend probleem. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft 56,4% van de volwassenen in België

“Ons streefdoel is duurzaam gewichtsverlies met een blijvende positieve impact op de gezondheid.”

overgewicht en 22,1% is obees. Helaas gaan deze cijfers de komende jaren alleen maar in stijgende lijn…

Obesitascentrum in ons ziekenhuis Het obesitascentrum van het SFZ wil een multidisciplinair zorgpad aanbieden aan de obese patiënt. De aanpak van obesitas is meer dan chirurgie! De belangrijkste oorzaak van overgewicht is immers een onevenwicht tussen energieinname en fysieke activiteit, met gewichtsstijging en vetopstapeling tot gevolg. De belangrijkste pijlers van de behandeling zijn dus een combinatie van voedingsadvies, gedragstherapie en bewegingstherapie.

Soms kan dit onvoldoende zijn en is chirurgie een extra hulpmiddel, maar ook dan blijft conservatieve behandeling van groot belang. Daarbij wordt er vanuit alle mogelijke invalshoeken naar het (over) gewichtsprobleem gekeken. De oorzaken van gewichtstoename worden blootgelegd en de gevolgen van het overgewicht worden in kaart gebracht. Een gestandaardiseerde oppuntstelling leidt tot correcte indicaties en voorkomt ‘medical shopping’.

12 Intro_nr50_v7.indd 12

25/03/16 12:13


Tieneke Silkens, obesitascoördinator

Dr. Tom Oyen, abdominaal chirurg

Goede begeleiding, een cruciale factor Obesitas heeft een belangrijke invloed op de gezondheid. Naarmate het gewicht toeneemt, nemen ook de gezondheidsrisico’s toe, zoals diabetes, hyper­ tensie, psychische problemen, slaapstoornissen, … Daarenboven is obesitas een epidemie. Hierdoor lopen de kosten van de gezondheidszorg hoog op. Omdat elke euro maar 1 keer kan worden uitgegeven, heeft de overheid beslist alleen tussen te komen voor de ingreep onder bepaalde voorwaarden, maar niet voor de omringende begeleiding. Het succes van de ingreep staat of valt echter met een goede begeleiding: motiveren tot een gezonde leef- en eetstijl, beter inzicht geven in voeding, technieken aanleren om gewoontes te veranderen en tips geven om gewichtsverlies vol te houden.

WELKOM OP ONS PRAATCAFÉ! Tieneke Silkens, obesitascoördinator

Het obesitascentrum van het SFZ organiseert voor de eerste keer een praatcafé op 22 maart 2016. Hiermee willen we het belang van multidisciplinaire begeleiding van de obese patiënt in de verf zetten. Ons team van kinesisten, psychologen, diëtisten, chirurgen en de obesitascoördinator heet iedereen van harte welkom op dit initiatief dat regelmatig wordt aangeboden.

Ervaringen delen Met het praatcafé willen wij personen samenbrengen om te spreken over hun ervaringen met obesitas. Welke behandeling hebben al dan niet reeds gehad? Volgen ze het conservatieve behandelprogramma of hebben ze een bariatrische ingreep ondergaan? En wat zijn de resultaten? Hoe ervaren ze het sporten in groep? Hebben ze hun streefgewicht behaald en hoe verloopt de opvolging?

Kennismaken met het obesitasteam

Streven naar duurzaam gewichtsverlies Ons streefdoel is duurzaam gewichtsverlies met een blijvende positieve impact op de gezondheid. Daarom is het van cruciaal belang om de patiënt te motiveren tot gewichtsverlies, gezonde eet- en leefgewoonten, blijvende gedragsveranderingen en conditietraining om de spiermassa op peil te houden. Omdat we weten dat sommige mensen hun doel makkelijker bereiken in groep met lotgenoten, voorzien we ook groepstrainingen zodat we samen kunnen toewerken naar hetzelfde doel.

Om maximaal resultaat te bereiken met de behandeling, is professionele begeleiding een must, zowel pre- als postoperatief. Door de eeten leefgewoonten aan te passen en duidelijk beweegadvies te volgen is de impact op de gezondheid op lange termijn het grootst. Het praatcafé voorziet naast een algemeen informatief gedeelte ook een uitgebreid ontmoetingsmoment met ons obesitasteam. Zowel de chirurgen, diëtiste, psycholoog, kinesitherapeuten-kinesisten en de coördinator zullen hierbij aanwezig zijn. Nadien is er tijdens de receptie ruim de gelegenheid om lotgenoten te ontmoeten, samen iets te drinken en rustig bij te praten.

Iedereen is van harte welkom!

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 13

13 25/03/16 12:13


NIEUWE ARTS Dr. Sarah Van Loo, vaatchirurg

VAATCHIRURGIE IN DE BEHANDELING VAN POSTTROMBOTISCH SYNDROOM (PTS) Dr. Sarah Van Loo, vaatchirurg

Jaarlijks ontwikkelen 1 tot 2 op 1.000 personen in de volwassen westerse populatie een diep veneuze trombose (DVT) van de onderste extremiteit. 20% tot 50% van deze patiënten ontwikkelt het posttrombotische syndroom (PTS), vaak gepaard met chronisch diep veneuze obstructie (DVO).

Dr. Sarah Van Loo studeerde geneeskunde aan de Universiteit Antwerpen waar zij in 2005 met grote onderscheiding promoveerde als arts. Zij genoot haar opleiding heelkunde in het Stuivenberg Ziekenhuis, het Middelheim Ziekenhuis en het Sint-Vincentius Ziekenhuis in Antwerpen. In 2011 werkte ze als surgical registrar in het Southland Hospital in Invercargill (Nieuw-Zeeland). Van 2012 tot 2015 was zij als resident vaatheelkunde werkzaam in het Imeldaziekenhuis Bonheiden, ZNA Antwerpen en SintBlasius Dendermonde. Op 1 januari 2016 is dr. Van Loo gestart binnen de associatie vaat- en thoraxheelkunde in het SFZ. Haar interesse gaat vooral uit naar endovasculaire vaatchirurgie en flebologie. Afspraken kunnen gemaakt worden via het secretariaat vaatheelkunde op 011 71 58 07.

Dit ontstaat doordat een chronische outflowbeperking veroorzaakt wordt door de trombus zelf of door het verlittekende veneuze traject dat deze achterlaat. Dit leidt tot een veneuze overdruk die de symptomen van PTS verklaart. Als gevolg van een chronisch veneuze obstructie ontstaan de kenmerkende veneuze collateralen, die deels de functie van het geobstrueerde traject overnemen (vaak echter niet voldoende). Ze zijn vaak klinisch zichtbaar ter hoogte van bovenbeen, schaambeen en onderbuik. Naast DVT zijn arteriële compressiesyndromen (zoals het syndroom van May-Thurner) en extraluminale compressie door een ruimte-innemend proces belangrijke oorzaken van veneuze obstructie ter hoogte van de diepe venen.

Wat zijn de klachten? Patiënten met PTS hebben klachten van pijn in de aangedane onderste extremiteit, vermoeidheid en zwelling. Sommige patiënten hebben tijdens het lopen typische klachten van ‘veneuze claudicatio’, die bestaan uit pijn en krampen, waardoor ze niet meer verder kunnen. Bij lichamelijk onderzoek kan een omvangverschil tussen beide benen worden gemeten en worden vaak tekenen van chronische veneuze insufficiëntie gezien (o.a. oedeem, eczeem, lipodermatosclerose, atrofie blanche en ulcus cruris). Ook de aanwezigheid van varices op de buik, de schaamstreek of op de flanken kunnen - zoals eerder vernoemd - wijzen

14 Intro_nr50_v7.indd 14

25/03/16 12:13


“De plaatsing van een stent in de venen heeft een terechte plaats ingenomen in de behandeling van PTS”.

op een iliacale of iliocavale veneuze obstructie. Bij deze groep van patiënten is er een indicatie om aanvullend onderzoek uit te voeren door middel van uitgebreid duplexonderzoek, flebogram, CT en/of MR.

Behandeling van PTS De behandeling van PTS bestond tot voor enkele jaren alleen uit compressietherapie en in zeldzame gevallen uit diep veneuze chirurgie. Bij recidiverende DVT werd tevens chronische anticoagulatie voorgeschreven. Midden jaren ’90 werden bij patiënten met chronische diep veneuze obstructie de eerste stents geplaatst en op dit moment hebben deze interventies een terechte plaats ingenomen in de behandeling van PTS. Veneuze pathologie vraagt echter om andere stents dan arteriële pathologie. De stents moeten flexibeler zijn, met een grote diameter en hoge radiaire kracht. Ondertussen zijn de eerste echte veneuze stents ontwikkeld en voorhanden.

Veneuze trombolyse Vooral patiënten met een iliofemorale DVT hebben een hoog risico om PTS te ontwikkelen. Bij een dergelijke acute DVT wordt door een behandeling met anticoagulantia maar bij 20% een volledige rekanalisatie bereikt. Bovendien blijft bij bijna de helft van de patiënten een ernstige obstructie over, frequent met klachten van veneuze claudicatio. Bij dergelijke patiënten kan men een veneuze trombolyse uitvoeren in de acute fase (ter preventie van een chronische obstructie). Indicaties voor veneuze trombolyse zijn de volgende: proximale (ilio-femorale) DVT, jonge patiënten, recent DVT (< 14 dagen), uitgesproken congestie van het lidmaat en anatomische obstructie. In tegenstelling tot arteriële trombolyse duurt deze langer dan 24 uur met lagere dosissen. Via venografie wordt het oplossen van de klonter geverifieerd en kan indien nodig een stent geplaatst worden in het nauwere of gecomprimeerde segment. Als alternatief kan bij het optreden van PTS een percutane rekanalisatie van de posttrombotisch geoccludeerde vene uitgevoerd worden, gevolgd door plaatsing van een stent. In dat geval is er bij ongeveer 80% van de patiënten een gunstig resultaat te verwachten met minder pijnklachten, ulcusgenezing en verdwijning van claudicatio.

Hoewel ballondilatatie en stenting vooral gebruikt worden in het arteriële systeem, biedt het veneuze systeem dus veel mogelijkheden om de levenskwaliteit van de patiënt danig te verbeteren. Dr. Pieter Van de Gender & Dr. Sarah Van Loo, vaatchirurgen

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 15

15 25/03/16 12:13


AMBULANTE PSYCHOTHERAPIE IN HET SFZ Cindy Schultz, psychologe & cognitief gedragstherapeute

Huisartsen krijgen in hun praktijk alsmaar meer te maken met mensen met psychische problemen, zoals stress op of door het werk, verlieservaringen, enz. Zo meldt de Vlaamse huisartsenvereniging Domus Medica naar aanleiding van een enquête. Soms vraagt de begeleiding te veel tijd van de huisarts om correct in te spelen op langdurige en terugkerende vragen en behoeften van de patiënt. In zo’n geval kan ambulante psychotherapie soelaas bieden. Bovendien blijkt dat meerdere Vlaamse huisartsen vragende partij zijn om bepaalde patiënten door te verwijzen voor verdere psychotherapeutische begeleiding.

Wat is psychotherapie? Psychotherapie is de behandeling van psychische en psychosociale problemen door middel van gesprekken tussen de psychotherapeut en de cliënt. Het doel is om inzicht te verwerven in het ontstaan en voortbestaan van problemen. Sterktes en kwetsbaarheden worden in kaart gebracht. De cliënt wordt gestimuleerd om actief bij te dragen aan zijn/ haar eigen welzijn. De samenwerking tussen therapeut en cliënt is dan ook van groot belang. De gesprekken vinden op regelmatige basis plaats zodat de therapeut de evolutie goed kan opvolgen. Psychotherapie wordt dikwijls aangewend als aanvullende behandeling (bv. samen met een medicamenteuze behandeling), maar het kan ook op zichzelf staan.

Ambulante psychotherapie in ons ziekenhuis Cognitieve gedragstherapie is een therapievorm waarbij men stilstaat bij gedachten, gevoelens en gedrag. Er wordt onder de loep genomen welke gedachten en gedragingen ons vooruithelpen in het leven en welke niet. Samen met de therapeut onderzoekt de cliënt manieren om (anders) om te gaan met de uitdagingen in het leven.

16 Intro_nr50_v7.indd 16

25/03/16 12:13


Veel gebruikte technieken Volgende technieken worden vaak toegepast: • psycho-educatie • dagboek bijhouden • uitdagen van niet-helpende gedachten • rollenspel • exposure (blootstelling aan wat angst oproept) • gedragsexperimenten • relaxatie en mindfulness Belangrijk is dat er een minimale motivatie is bij de cliënt om aan de slag te gaan met de bestaande problemen. Soms kan het aangewezen zijn dat de partner (of een ander familielid) meekomt op gesprek. Dit gebeurt steeds in overleg tussen therapeut en cliënt.

Behandelde klachten Met volgende klachten kan de cliënt terecht bij de ambulante psycholoog: • depressie • angststoornissen (paniekstoornis, enkelvoudige fobieën, sociale fobieën) • overspannenheid en burn-out • posttraumatische stress • obsessies en dwanghandelingen • misbruik van middelen (alcohol en drugs) • interpersoonlijke/relationele moeilijkheden • zingevingsvragen • rouwverwerking • omgang met ziekte/fysieke beperkingen

Hulp bij ernstige en/of psychiatrische problemen AMBULANTE RAADPLEGING In de polikliniek van ons ziekenhuis zijn raadplegingen mogelijk bij een van de psychiaters (Dr. Estercam, Dr. Neirinck en Dr. Vansummeren). Door het toenemende aantal aanmeldingen zijn deze ambulante psychiatrische raadplegingen druk bevraagd.

PAAZ-OPNAME Is er nood aan een meer intensieve begeleiding, dan kan een opname op de PAAZ (open psychiatrische afdeling) wenselijk zijn. Patiënten met uiteenlopende psychische, sociale en relationele problemen kunnen er kortdurend verblijven (maximaal 3 maanden). Er wordt crisisopvang, observatie en behandeling geboden in een omgeving waarin de patiënt tot rust kan komen.

Praktische info Een psychotherapeutisch gesprek duurt gemiddeld 45 minuten. De kostprijs voor een intakegesprek bedraagt € 55 en voor een vervolggesprek is dit € 40. De afrekening gebeurt via een factuur. De meeste ziekenfondsen voorzien voorlopig geen tussenkomst bij het raadplegen van een psycholoog, al vraagt de cliënt dit het best toch even na.

DAGBEHANDELING Daarnaast is er de dagbehandeling die toelaat om intensief te werken aan psychische, sociale en relationele problemen terwijl de patiënt ’s avonds en in het weekend thuis verblijft. In ons ziekenhuis zijn er enkele specifieke doelgroepen voor daghospitalisatie voorzien (o.a. resocialisatiegroep, afhankelijkheidsgroep, …).

Meer weten? Neem contact op met Cindy Schultz (011 71 54 80 - cindy.schultz@sfz.be).

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 17

17 25/03/16 12:13


CARDIALE REVALIDATIE, VOOR EEN GEZONDERE ALGEMENE CONDITIE VAN DE HARTPATIËNT Dr. Tom Mulleners, cardioloog

Cardiale revalidatie is één van de pijlers in de behandeling van patiënten met hartproblemen. Ze bestaat uit verschillende componenten waaronder patiënteducatie, advies met betrekking tot de reductie van cardiovasculaire risico’s, fysieke activiteit en omgang met stress. De laatste jaren wordt het meer en meer duidelijk dat cardiale revalidatie een primordiale rol speelt in de vermindering van mortaliteit, morbiditeit en rehospitalisatie. Verder is het ook bewezen dat cardiale revalidatie zorgt voor een grondige verbetering van het inspanningsvermogen, de levenskwaliteit en het algemeen (psychologisch) welbevinden van patiënten met hartproblemen.

Waarom is cardiale revalidatie belangrijk? Hoewel de mortaliteit van coronair hartlijden de laatste jaren fors is gedaald, sterven jaarlijks nog 1,8 miljoen mensen in Europa aan de gevolgen van een hartinfarct. In de Verenigde Staten presenteren zich jaarlijks 785.000 mensen met een eerste infarct en 470.000 met een recidief. In het Verenigd Koninkrijk heeft er om de 3 minuten iemand een hartinfarct, waardoor de balans van mensen met coronair lijden daar nu op 2,3 miljoen staat (op een totaal van 65 miljoen inwoners).

Wat is cardiale revalidatie en wie komt ervoor in aanmerking? Cardiale revalidatieprogramma’s werden ontwikkeld om verschillende redenen: • de fysiologische en psychologische effecten van cardiovasculair lijden op patiënten te verminderen

• het risico op plotse dood of een nieuw cardiovasculair event te verkleinen • cardiale symptomen beter te begrijpen en te controleren • het proces van atherosclerose te stabiliseren (of zelfs om te keren) • de sociale omkadering te optimaliseren Hoewel fysieke training een kernelement is van een dergelijk programma, zijn andere componenten zoals de aanpak van risicofactoren en het nastreven en aanhouden van een gezonde levensstijl minstens even belangrijk.

3-fasig revalidatieprogramma De programma’s worden gegeven door gespecialiseerde kinesitherapeuten, ondersteund door diëtisten, psychologen, sociaal verpleegkundigen en ergotherapeuten. Een cardiaal revalidatieprogramma bestaat in België meestal uit 3 fasen, waarvan

het grootste deel in de ambulante setting plaatsvindt: • de eerste fase start al tijdens de hospitalisatie wanneer de patiënt is opgenomen met een acuut cardiaal probleem. • de tweede fase is de ambulante fase en begint meestal 2 tot 4 weken na de opname (liefst zo snel mogelijk). • de derde fase of de ‘onderhoudsfase’ is de periode waarin de patiënt verder revalideert of sport buiten het ziekenhuismilieu. Dat kan op eigen initiatief of via een personal trainer in het lokale fitnesscentrum (veel centra voorzien reeds specifieke programma’s aangepast aan patiënten met hartproblemen). Patiënten hebben in België in principe recht op terugbetaling van 45 multidisciplinaire sessies. Ze komen in fase 2 van het programma 2 tot 3 keer per week naar het ambulante revalidatiecentrum. Naast de sessies

18 Intro_nr50_v7.indd 18

25/03/16 12:13


met de fysieke training krijgen patiënten een individueel onderhoud met de diëtiste, psychologe en sociaal verpleegkundige. Daarnaast worden er medisch educatieve sessies en reanimatielessen gegeven. Aan de rokers wordt systematische rookstopbegeleiding aangeboden.

Wat zijn indicaties voor cardiale revalidatie? • Acuut coronair syndroom (STEMI, NSTEMI, onstabiele angor) • Coronaire revascularisatie (PCI of CABG) • Klepchirurgie • Hartfalen • ICD- of CRT-implantatie • Harttransplantatie • Patiënten met een cardiaal assist device Verder worden in het programma ook nog andere patiënten gerevalideerd. Zo kunnen patiënten met inoperabel perifeer vaatlijden door middel van claudicatiotraining hun wandelafstand duidelijk verbeteren. Andere indicaties zijn reconditionering (bv. na slepende ziekte) of obesitasbegeleiding.

Wat zijn de voordelen? Een Cochrane review uit 2011 (metaanalyse van 47 gerandomiseerde trials met in totaal 10.794 geïncludeerde patiënten) toonde aan dat cardiale revalidatie de totale mortaliteit (number needed to treat: 32) en meer specifiek ook de cardiovasculaire mortaliteit deed dalen. In een recente review wordt zelfs gesproken van een absolute risicoreductie van 10% (cardiovasculaire mortaliteit) voor patiënten die een revalidatieprogramma volgen na ischemisch hartlijden ten opzichte van patiënten die niet revalideerden.

Verder zag men ook een duidelijke daling van het aantal rehospitalisaties als gevolg van recidief coronair lijden (30%) of heropnames door hartfalen. Een Amerikaanse observationele studie van 635 patiënten met coronair hartlijden toonde enerzijds een duidelijke verbetering van depressie, angst en agressiescores, maar anderzijds ook een verbetering van bloeddruken serumcholesterolwaarden. Meerdere studies konden ook een belangrijke reductie in psychologische stress aantonen (40%) bij patiënten met hartfalen.

Welke risico’s zijn eraan verbonden? Er zijn zeer weinig risico’s. In een Franse observationele studie van meer dan 25.000 patiënten die cardiale revalidatie volgden, vond men 1 cardiaal event per 50.000 trainingsuren. Dit kwam overeen met 1,3 cardiac arrests per miljoen patiënturen.

De meest effectieve manier om zoveel mogelijk patiënten gemotiveerd te krijgen voor deelname is ze al aan te spreken tijdens de opname in het ziekenhuis.

Wat brengt de toekomst? Aangezien meer en meer patiënten over een smartphone en internet beschikken, wordt het in de nabije toekomst waarschijnlijk mogelijk om patiënten vanop afstand te begeleiden en te stimuleren tot een goede secundaire preventie (telerevalidatie). Zo kunnen minder fragiele patiënten op eigen tempo en wanneer het voor hen het beste uitkomt het revalidatieprogramma thuis verderzetten (eventueel in combinatie met werkhervatting). Vanuit het revalidatiecentrum kan het trainingsschema dan mee worden bepaald en opgevolgd. De patiënten kunnen vervolgens aangespoord worden wanneer men ziet dat de vooropgestelde doelen niet worden bereikt.

Hoe kan men de drempel voor cardiale revalidatie verlagen? Ondanks het robuuste bewijs voor efficiëntie op klinisch en financieel (kosten) vlak, varieert de inclusie in cardiale revalidatie wereldwijd fors en ook per patiëntengroep. Van alle patiënten die in aanmerking komen voor cardiale revalidatie zal uiteindelijk slechts 20% tot 50% starten met het programma. De redenen waarom patiënten niet met de revalidatie starten, zijn uiteenlopend. Eén van de belangrijkste oorzaken is het niet doorverwijzen door de behandelende arts. Andere oorzaken van dropout zijn lagere socio-economische klasse, etnische minderheden, transportproblemen en financiële redenen. MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 19

19 25/03/16 12:13


Cardiale revalidatie in het SFZ In ons ziekenhuis hebben we de gewoonte om iedereen die in aanmerking komt voor cardiale revalidatie ook effectief aan te spreken. Op 5 jaar tijd is het aantal revalidanten meer dan verdubbeld. Van alle inclusies die op zaal gebeuren, zal uiteindelijk de helft de ambulante revalidatie aanvatten. Redenen om niet te starten zijn vaak transportproblemen of (tijdelijk) vertrek naar het buitenland (voornamelijk bij allochtone patiënten). Patiënten die PCI of cardiale chirurgie ondergingen, worden in Hasselt geïncludeerd, maar kunnen in onze instelling hun ambulante revalidatie afwerken. 75% van de inclusies in het SFZ gebeuren op basis van hartfalen. Van alle patiënten die hier starten, zal meer dan 2/3 minstens de helft van de beurten gebruiken.

Meer weten? Met vragen over cardiale revalidatie of eventuele inclusies kan je steeds terecht bij Dhr. Kurt Jonkers (011 71 55 57) of mevrouw Ellen Wendt (011 71 54 42).

Tevredenheidsonderzoek in ons ziekenhuis In 2014 werd er in het SFZ een tevredenheidsenquête afgenomen (een anonieme vragenlijst, ingevuld door 55 patiënten). Onze instelling scoorde zeer goed wat betreft cardiale revalidatie: meer dan 90% van de patiënten was over de volledige lijn tevreden en zou de revalidatie ook aan anderen aanraden. Globaal zien we dan ook jaarlijks het aantal patiënten in de revalidatie toenemen. Het wordt dan ook een enorme uitdaging om in de toekomst eenzelfde kwaliteit te blijven verzekeren voor de almaar groeiende groep van patiënten.

Zou u ons aanbevelen?

Bereikbaarheid Ik kan het revalidatiecentrum vlot bereiken

91% 9%

52

2

(96%)

(4%)

Ik vind de bewegwijzering naar de revalidatie in het ziekenhuis duidelijk aangegeven

76% 24% Ja, zeker wel

ja nee

Ja, waarschijnlijk wel

Behandeling De therapeuten zijn deskundig

Algemene tevredenheid

15%

85%

Het resultaat van mijn behandeling komt overeen met mijn verwachtingen

34%

De duur van mijn therapie komt overeen met mijn verwachtingen

26%

Ik ben tevreden over mijn behandeling in groep Ik krijg voldoende aandacht van de therapeut tijdens de groepsbehandelingen

66%

71%

91%

9%

Altijd tevreden

Meestal tevreden

8% 92% 7%

nooit

93%

soms

meestal

altijd

20 Intro_nr50_v7.indd 20

25/03/16 12:13


SPORTGENEESKUNDE: ESWT IN DE KIJKER Dr. Filip Noé, arts fysische geneeskunde

Sportgeneeskunde kan grosso modo onderverdeeld worden in een preventief en een therapeutisch gedeelte.

Preventie Preventief is het vooral de bedoeling om letsels te voorkomen. Enerzijds door lichaamseigen zaken aan te passen en anderzijds door externe factoren te optimaliseren. Lichaamseigen zijn onder andere statiekafwijkingen die verantwoordelijk kunnen zijn voor letsels door bv. beenlengteverkorting, valgusvoeten en dergelijke. Tegelijk is het van belang om steeds progressief op te bouwen op vlak van duur en kracht om geen overbelastingletsels te veroorzaken. Externe factoren zijn vooral kledij, schoeisel, ondergrond, enz. die een duidelijke impact hebben op de sport(st)er.

worden), tijdens de zwangerschap, bij het nemen van bloedverdunnende medicatie (er kunnen bloedingen veroorzaakt worden), luchthoudende organen zoals longen (plotse drukstijgingen in luchthoudende compartimenten kunnen lokale traumata veroorzaken).

Behandeling

Het therapeutische gedeelte van de sportgeneeskunde kan worden ingedeeld volgens behandeling van acute of chronische letsels. Die kunnen ofwel conservatief, ofwel heelkundig behandeld worden. In het kader van de behandeling van chronische letsels wordt ESWT de laatste jaren meer en meer toegepast.

lithotripsie gebruikt voor de behandeling van urinewegstenen. Onderzoek heeft aangetoond dat er duidelijke veranderingen optreden bij het gebruik van dit soort shocks op het musculo-tendineus systeem. Het gaat bijvoorbeeld om een verhoogde doorbloeding (neovascularisatie) en metabole processen op cellulair niveau. Bijgevolg heeft dit vooral gunstige effecten op ectopische verkalkingen, maar ook op slecht bevloeide peesstructuren.

Wat is ESWT?

Contra-indicaties

ESWT staat voor ‘extracorporiële shock wave therapie’ en is afkomstig uit de urologie. Daar wordt ESWL of

De contra-indicaties voor ESWT zijn o.a. infecties, tumoren, groeikraakbeenschijven (die vernield kunnen

Therapie

De shockwavebehandeling is op zich wel wat pijnlijk. De patiënt krijgt tussen de 800 en de 1.200 shocks toegediend aan een frequentie van 3 per seconde. Lokale verdoving is eventueel mogelijk. Meestal ondervindt de patiënt quasi onmiddellijk pijnverlichting na de behandeling, maar dit is slechts tijdelijk (de pijnpoort sluit zich tijdelijk). De verbetering van de klachten treedt meestal pas op na een 2-tal weken, omwille van de hierboven vermelde redenen (neovascularisatie, cellulaire reactie, …). Gelijktijdig met de ESWT-behandeling wordt meestal ook oefentherapie opgestart. Meestal wordt na de behandeling een 6-tal weken gewacht voordat een tweede reeks shocks toegediend wordt. De succesratio bedraagt ongeveer 70%. Voorlopig wordt de behandeling niet terugbetaald door de ziekteverzekering.

Welke lokalisaties komen in aanmerking?

10

8

7 2 1 3

6

Intro_nr50_v7.indd 21

9

De foto hiernaast geeft aan welke lokalisaties met ESWT behandeld kunnen worden: 1 2 3 4 5 6

Tenniselleboog (epicondylitis radialis) Al dan niet verkalkte tendinitis van de schouder Golferselleboog (epicondylitis medialis) Spiertriggerpunten Pseudarthrosis Trochanter major pijn - tendinopathie van de bilspierinserties 7 Patellapeeslijden 8 Periostitis 9 Fasciitis plantaris 10 Achillespeestendinopathie MAART 2016 | INTRO

21 25/03/16 12:13


GENEES-KUNST

TWEE WERELDEN ONTMOETEN ELKAAR

In deze editie belichten we het werk en leven van de Franse schilder Henri de Toulouse-Lautrec (1864-1901), vooral bekend door zijn affiches. Hij werd als graaf geboren op het landgoed van zijn adellijke familie in het Franse Albi. Over de ziekte waaraan hij leed, werd al veel gefilosofeerd. Feit is dat zijn aandoening een grote rol heeft gespeeld in zijn artistieke ontwikkeling…

Dr. Fons Henckens, kinderarts

Uit foto’s, getuigenissen van vrienden en correspondentie van de schilder zelf blijkt dat Toulouse-Lautrec klein van stuk was (1,52 m) door groeistoornissen en kreupel door enkele beenfracturen in zijn jeugd. Hij had een teruggetrokken kin (ook zichtbaar op autokarikaturen, zie p. 23) en een veel te grote tong waardoor hij onophoudelijk lispelde en kwijlde. Achterliggende oorzaken zouden (pseudo)achondroplasie, osteogenesis imperfecta of polyepifysaire dysplasie kunnen zijn. In 1993 schreef auteur Maroteaux echter een overtuigend betoog neer waarin hij stelt dat de schilder leed aan pycnodysostose. Dat is een zeldzame kwaal die dwerggroei tot gevolg heeft en in 20% van de gevallen door incest of inteelt veroorzaakt wordt. Henri’s moeder - Adèle-Marquette Tapié de Céleyran - was dan ook een nicht van haar man. Kenmerkend aan de ziekte zijn een relatief groot schedelvolume, een persisterende grote fontanel en korte, fragiele pijpbeenderen (inclusief onderkaak). Bijziendheid had tot gevolg dat Toulouse-Lautrec een pince-nez moest dragen. Omdat zijn fontanel ter hoogte van het voorhoofd niet helemaal dichtgegroeid was, droeg hij in alle omstandigheden - binnen en buiten en bij goed of slecht weer - een hoed.

De belangrijkste hypothese van Maroteaux is dat de pycnodysostose bepalend is geweest voor de artistieke roeping van Toulouse-Lautrec. Zonder de lichamelijke beperkingen die de aandoening hem oplegde, had hij zich waarschijnlijk vooral beziggehouden met paardrijden en de jacht. De ziekte speelde dus een grote rol in zijn artistieke ontwikkeling (Maroteaux P. La maladie de Toulouse-Lautrec. Presse Med1993; 22: 1635-40).

22 Intro_nr50_v7.indd 22

25/03/16 12:13


Omwille van zijn zwakke gezondheid ging ToulouseLautrec niet meer naar school op zijn 10de. Terug in Albi studeerde hij thuis, maar het ging niet van harte. In 1878 kreeg hij op 14-jarige leeftijd een ongeluk, waarover de lezingen uiteenlopen. Hij brak zijn linkerdijbeen, het bot heelde slecht en hij begon te hinken. Het jaar nadien brak hij zijn rechterdijbeen. Beide ongelukken hadden tot gevolg dat de groei van zijn benen stopte terwijl zijn bovenlichaam doorgroeide. Hij was toen 1,5 m groot en zou nadien nog amper enkele centimeters groeien tot volwassenheid.

Ondanks zijn broze beendergestel, was zijn geesteskracht, intellect en energie uitzonderlijk groot, net zoals zijn begaafdheid als schilder en tekenaar. Op zijn 17de verjaardag kreeg hij de toestemming van zijn ouders om het tekenen en schilderen serieus te beoefenen en hij volgde lessen van René Princeteau en Léon Bonnat. Toen Bonnat zijn atelier sloot, vormde Henri samen met andere oud-leerlingen een groep kunstenaars onder leiding van Frédéric Cormon). Met die laatste mocht hij meewerken aan de illustraties voor de derde reeks van Victor Hugo’s poëtisch epos ‘La Légende des siècles’, uitgegeven in 1883. Daar leerde ook hij de schilder Emile Bernard kennen, die hem wees op de kunst van Paul Cézanne, Edgar Degas, Édouard Manet en Auguste Renoir. Hij ontdekte ook het werk van de Spaanse schilders Francisco Goya en Diego Velázquez. In 1884 verhuisde Toulouse-Lautrec naar een studio in Montmartre, zijn thuisbasis voor de volgende

13 jaar. In het nachtelijk leven van de stad vond hij de vrijheid om te schilderen wat hem boeide: het leven zelf en de mensen die hem interesseerden in een omgeving die hij kende. Hij schilderde in milieus die pas openbloeiden bij kunstlicht. Dit was volledig in tegenstelling met de toen geldende principes van het impressionisme waarbij de effecten van het licht in het landschap gezocht werden. Voor die tijd was zijn werk ongewoon en gewaagd en er werd dan ook vaak de spot mee gedreven. Zijn chronisch gebrek aan nachtrust ging gepaard met alcoholmisbruik. Bovendien leed hij aan syfilis. Eind 1898 was hij een wrak. In maart 1899 kreeg hij een aanval van delirium tremens, maar toch bleef hij drinken. In 1900 was hij nog zeer productief en geïnspireerd door een nieuwe muze, maar in augustus 1901 kreeg hij een beroerte. Zijn moeder nam hem in halfverlamde toestand mee naar het familieslot Malromé waar hij stierf.

INTERESSANTE TENTOONSTELLINGEN Jheronimus Bosch

Rinus Van de Velde

’s Hertogenbosch van 13 februari tot en met 8 mei 2016

SMAK Gent van 5 maart tot 5 juni 2016

MAART 2016 | INTRO

Intro_nr50_v7.indd 23

23 25/03/16 12:13


WELKOM AAN ONZE INSCHRIJVINGSKIOSKEN Ann Schurmans, diensthoofd onthaal

Vanaf april zal je inschrijvingskiosken zien verschijnen in de inkomhal van zowel het SFZ als het Medisch Centrum Beringen. Daarmee zijn we definitief de weg ingeslagen naar elektronische inschrijvingen!

Eerste stap bij elk ziekenhuisbezoek Voor alle contacten moet de patiënt zich begeven naar de kiosk in de inkomhal. Dit is het geval voor een behandeling in het dagziekenhuis, verblijf met overnachting, ontslag of om een vervolgafspraak te maken. Ook wanneer de raadpleging kadert in functie van een arbeidsongeval wordt de patiënt naar de balies geleid via een oproepnummer. Uiteraard kan de patiënt indien nodig wel nog steeds rekenen op de expertise van een onthaalmedewerker. De kiosk werkt eenvoudig, intuïtief en snel.

Eenvoudig en toegankelijk

Intuïtief

Snel

De patiënt kan zich steeds aanmelden door zijn elektronische identiteitskaart in de kiosk in te voeren. Heeft hij/zij de identiteitskaart niet bij, dan kan dit aangeduid worden op het scherm. De onthaalmedewerker zal de patiënt dan aan de hand van een volgnummer oproepen en verderhelpen.

De persoonsgegevens worden ter controle getoond. Merkt de patiënt dat die niet juist zijn, dan kan hij/zij dit op het aanraakscherm aangeven. Via een nummer wordt de persoon aan de inschrijfbalie opgeroepen waar een onthaalmedewerker de persoonsgegevens kan corrigeren.

De patiënt hoeft niet langer aan te schuiven aan de manuele inschrijfbalies voor poliklinische inschrijving. Let wel, de inschrijving via de kiosk kan enkel gebeuren wanneer er een correcte afspraak gemaakt werd voor een consultatie voor of door de patiënt. Voor vrije raadplegingen (van bv. radiologie of het labo) is er uiteraard geen afspraak vereist en is het toch mogelijk om in te schrijven aan de kiosk.

Wordt de inschrijving via de kiosk correct voltooid, dan ontvangt de patiënt een document met een reeks patiëntenklevers en een bewegwijzering waarmee hij/zij zich naar de juiste wachtzaal kan begeven.

Intro_nr50_v7.indd 24

25/03/16 12:13


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.