Intro 29

Page 1

i­ ntro Medisch informatieblad van het Sint-Franciskusziekenhuis Heusden-Zolder

nr. 29

- januari - februari - maart 2011

Driemaandelijks tijdschrift Hasselt mail P509331

Afzendadres: Sint-Franciskusziekenhuis, t.a.v. Dhr. Geboers, Pastoor Paquaylaan 129, 3550 Heusden-Zolder.

Wij wensen u fijne eindejaarsdagen!

Kwaliteit & patiĂŤntveiligheid


intro Medisch informatieblad van het Sint-Franciskusziekenhuis Heusden-Zolder

nr. 29

- januari 2011

Driemaandelijks

Colofon Algemeen Sint-Franciskusziekenhuis Pastoor Paquaylaan 129 3550 Heusden-Zolder Medisch Centrum Beringen Hospitaalstraat 27 3582 Beringen telefoon: 011 71 50 00 (algemeen) 011 71 55 55 (polikliniek) 011 71 56 00 (MC Beringen) fax: 011 71 50 01 website: www.sfz.be Algemeen directeur: Dr. M. Geboers Medisch directeur: Dr. L. Geutjens Redactieraad Hoofdredactie: Dr. S. Loonbeek Redactie: Dr. L. Geutjens Dr. N. Raus Dr. N. Guion Mevr. D. Mombers V.U.: Dr. L. Geutjens Hebben meegewerkt: Dr. Marc Geboers Dr. André Bellens Dr. Guy Hoes Dr. Kathleen Vanbilsen Mevr. Edith Voortmans Dhr. Bert Appermans Dhr. Kristof Vandingenen Mevr. Kristine Schepers Dhr. Eric Reckers Mevr. Lieve Raemaekers Mevr. Els Vanroye Mevr. Griet Janssen Mevr. Marijke Claes Dhr. Louis Thijs Dhr. Dennis Lenaers Mevr. Krista Bogaerts Dhr. Johan Didden Dhr. Marc Linssen Dhr. Romain Hermans Mevr. Maria Quintens Mevr. An Davidts Mevr. Caroline Derdeyn, Dhr. Dominique Vrancken Dhr. Frans Lenskens Mevr. Kristien Elsen Mevr. Liesbeth Cluckers Foto’s: Dhr. K. Dexters Mevr. D. Mombers

2

intro januari 2011

intro De gezondheidszorg in Vlaanderen wordt steeds weer geroemd als behorende tot de beste in de wereld. Het is een uitspraak die regelmatig opduikt in discussies en uiteenzettingen, zowel in de sector zelf als bijvoorbeeld in politieke discussies. Ondertussen beschouwen we die uitspraak als zo vanzelfsprekend dat die qua waarheidsgehalte te verge­lijken is met stellingen als: “er is water op de bodem van de zee”. Toch blijkt uit vergelijkende internationale studies dat onze gezondheidszorg andere systemen dient te laten voorgaan. Maar uiteraard baseren deze studies zich op elementen die in de verste verte niets te maken hebben met de redenen waarom wij ons systeem als het beste beschouwen. En daarom zijn deze studies dan ook weinig relevant en hoeven die onze eigen perceptie niet te beïnvloeden. Denken we! Maar geleidelijk gaan er toch meer en meer stemmen op om ons zo geroemd systeem wat objectiever te gaan benaderen. Om onze perceptie te gaan onderbouwen met hardere argumenten. De kwaliteit van een systeem kan op meerdere manieren benaderd worden. De hardst hanteerbare argumenten zijn de metingen van de uitkomst van het proces. En hiervoor wordt gebruik gemaakt van “indicatoren”. Sinds heel wat jaren zijn er initiatieven genomen om de zorg meetbaar te maken. Er is een aanbod van parameters die de kwaliteit van de zorg zouden moeten zichtbaar maken. Er is feedback vanuit de Vlaamse overheid, er is multidimensionele feedback vanuit de Federale overheid, er is Navigator, er zijn initiatieven van


koepelorganisaties en netwerken. Er is met andere woorden een overvloed in het aanbod van indicatoren die elkaar vaak multipliceren, overlappen, aanvullen, tegenspreken. En wat zijn precies de cruciale indicatoren die de kwaliteit van de zorg ook correct en representatief meten? Het meten van de uitkomst van zorg is zonder meer zeer belangrijk! Maar je moet dit kunnen projecteren ten aanzien van je eigen evolutie (meestal is dat niet echt een groot probleem) en ten aanzien van anderen in de sector die op dezelfde manier deze parameters opvolgen (bench­marking). Bovendien moeten de gegevens snel kunnen aangeleverd worden en mogen ze niet te oud zijn zodat tussentijdse evoluties in klinische praktijk de interpretatie niet bemoeilijken. Een andere manier om de kwaliteit te beoordelen, is je te onderwerpen aan een evaluatie door mensen uit de sector binnen een afgesproken kwaliteitskader. Men evalueert of de organisatie van de zorg in het ziekenhuis voldoende garanties biedt om veilige en adequate zorg op een reproduceerbare manier aan te leveren. Mensen die de sector kennen en dagelijks zelf op de werkvloer actief

zijn, duiken in de organisatie en beoor­delen dit op basis van een algemeen aanvaard referentiekader kwaliteit (EFQM of INK). En laat dat nu net de opdrachtverklaring zijn van NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditering in de Zorg). Als Sint-Franciskusziekenhuis hebben we de optie genomen om onze kwaliteit te laten toetsen binnen het kader van NIAZ. We willen dit doen in 2012. Maar voorafgaandelijk is er heel wat voorbereidend werk. Er zijn opleidingen geweest tot interne auditor. De procedure voor de interne audits van de kritische diensten in het ziekenhuis is opgestart en wordt als positief ervaren. 2011 wordt het jaar van de grote voorbereiding voor het bezoek van het auditteam van NIAZ. Alle geledingen van de organisatie zullen betrokken worden bij dit brede project met als einddoel het behalen van de accreditatiestatus. Het moet een keurmerk worden dat de bevestiging brengt dat in Heusden-Zolder alle garanties aanwezig zijn om kwalitatief hoogstaande zorg te leveren aan onze patiënten. Dit nummer van Intro geeft een brede doorsnede van de kwaliteitsprojecten die lopen in ons ziekenhuis. Het positieve nieuws is: er zijn heel veel initiatieven lopende. En bovendien in alle departe-

menten. Er is veel enthousiasme om dit grote project op de sporen te zetten en er de nodige energie in te steken. Iedereen wil het beste van zichzelf geven. We zijn ervan overtuigd dat we momenteel al kwalitatief goede zorg leveren. We hebben geen schrik om dit in indicatoren te vatten en de confrontatie aan te gaan. Maar we willen het ook graag objectiveren en aantoonbaar maken aan onze patiënten, aan onze verwijzers, aan de sector en aan de maatschappij. En om die reden willen we ons grondig voorbereiden op de NIAZ audit. We willen als één man achter dit accrediteringstraject staan om de dagelijkse inspanningen die we allemaal leveren, ook daadwerkelijk vertaald te zien worden in een formele erkenning door een gerespecteerd instituut als NIAZ. Met enthousiasme kijken we vooruit naar 2011 en wensen we aan al onze lezers een voorspoedig en gezond nieuw jaar. Dr. Mark Geboers Algemeen directeur

intro januari 2011

3


NIAZ Sint-Franciskusziekenhuis gaat voor de NIAZ-accreditatie in 2012 Mevr. Kristien Elsen Directeur HR

NIAZ staat voor Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg. Dit wil zeggen dat NIAZ als organisatie kwaliteitsnormen ontwikkelt specifiek voor zorginstellingen. Naast het ontwikkelen van deze doelstellingen gaan ze ook in de organisaties toetsen of ze hier ook effectief aan voldoen. Indien zorginstellingen aan de normen vooropgesteld door NIAZ voldoen, krijgen ze een ‘kwaliteitslabel’ of een accreditatie. NIAZ gaat na of een instelling zo georganiseerd is dat ze op een herhaalbare manier een aanvaardbaar niveau van zorg aanbiedt. Met andere woorden: dat goede zorg geen toevalstreffer is.

Waarom wil het Sint-Franciskus­ ziekenhuis gaan voor accreditatie? Het kwaliteitsdenken is niet nieuw binnen onze organisatie. We streven voortdurend naar kwaliteitsverbetering en hebben oog voor de veiligheid van de patiënten en onze medewerkers. Het systeem van NIAZ heeft zijn deugdelijkheid de voorbije jaren reeds bewezen. We zien hierin voor onze organisatie een

mogelijkheid om op een gestructureerde en niet-vrijblijvende manier met kwaliteit aan de slag te gaan. Accreditering is uiteraard geen garantie dat er niets meer misloopt in de toekomst. Het vergroot wel het vertrouwen in het goed en veilig georganiseerd zijn van onze instelling: • Door te werken op een uniforme wijze kunnen we ervan uitgaan dat het

3. Management van medewerkers

1. Leiderschap

2. Strategie en beleid

4. Management van middelen Organisatie

kwaliteitsniveau ‘reproduceerbaar’ is wat een garantie voor toekomstige kwaliteit biedt. • Het biedt een garantie voor ‘derden’ (= patiënten, verwijzers, ziekteverzekering, overheid,...) dat ook aspecten van de zorg die voor hen niet onmiddellijk zichtbaar zijn, in orde zijn.

7. Resultaten voor medewerkers

5. Management van (zorg)processen

6. Resultaten voor ketenpartners

9. Resultaten voor de patiënt

8. Resultaten voor bestuur en maatschappij Resultaat Verbeteren en vernieuwen

4

intro januari 2011


Proces en timing De eerste stap in het hele NIAZgebeuren is uiteraard het aanvragen van de accreditatie. Daarna gaat de instelling aan de slag met een zelfevaluatie. Uit dit proces kunnen al een aantal verbeterpunten worden gehaald. Op basis van dit zelfevaluatierapport gaat het team van externe auditoren aan de slag. NIAZ werkt met een systeem van peer review. Dit wil zeggen dat de toetsing gebeurt door mensen die uit het werkveld komen. Het is immers belangrijk dat de mensen die een oordeel vellen ook effectief met kennis van zaken kunnen spreken. Dit auditteam bezoekt de organisatie en zal een aantal processen doorlichten tijdens hun bezoek en spreken ze met verschillende betrokkenen bij het proces.

En in tussentijd … zitten we dan stil? Het doel van NIAZ-accreditatie is permanente Kwaliteitsverbetering, in een continu proces. Sowieso verwacht NIAZ dat een actieplan wordt opgesteld waarin wordt aangegeven hoe verbeterpunten worden aangepakt. Ook tussen twee audits zullen deze punten en hun uitvoering worden opgevolgd. Wanneer willen we dit realiseren? In 2012 worden we opnieuw door de Vlaamse overheid gevisiteerd. We zouden de voorbereiding op deze visitatie willen laten samenvallen met de voorbereiding op de NIAZ accreditering. Dit betekent dat we vanaf nu tot 2012 heel wat interne audits zullen moeten doen zodat we eind 2011, begin 2012 ons rapport kunnen aanleveren bij NIAZ. De uiteindelijke audit zal dan voor de zomer van 2012 plaatsvinden.

Kwartaal 4 2010

Kwartaal 1 2011

Kwartaal 2 2011

Kwartaal 3 2011

• Interne audit keuken • Interne audit operatiekwartier • Interne audit biotechniek • Interne audit kraamafdeling • Interne audit spoed • Interne audit intensieve zorgen • Interne audit ziekenhuishygiëne • Interne audit inwendige 2 • Interne audit apotheek

Kwartaal 4 2011

Kwartaal 1 2012

• Indienen zelfevaluatierapport bij Niaz • NIAZ-audit + visitatie

Zomer 2012

Na dit auditbezoek wordt een verslag gemaakt op basis waarvan de accreditatie al dan niet wordt toegekend. Als een accreditatie wordt toegekend, geldt deze voor een periode van vier jaar.

intro januari 2011

5


Mijn ervaring met visitaties en ‘geloof’ in de NIAZ-accreditering Dr. Luc Geutjens Medisch directeur

Eerste visitaties Als kersverse hoofdgeneesheer werd ik in oktober 2002 geconfronteerd met een aantal verwachtingen van de overheid, die nog voor het einde van dat jaar een “visitatie” had aangekondigd. Deze visitatie zou gebeuren volgens een nieuw concept, namelijk onder de vorm van een meerdaagse audit door een auditorenteam. Gelukkig werd ons ziekenhuis, dat nog maar pas een be­stuurlijke fusie met het Salvator-Sint-Ursulaziekenhuis (toen tot CAZ Midden-Limburg) achter de rug had, welwillend beoordeeld door het auditorenteam dat waarschijnlijk op dat ogenblik ook nog niet op heel veel ervaring kon terugvallen. Voorafgaand werd ons gevraagd grote stapels computerlistings door te nemen en zo nodig te corrigeren. Het betrof hier de statistische gegevens die elk ziekenhuis jaarlijks moet overmaken aan de overheid. Je kon dit met wat goede wil beschouwen als een eerste vorm van zelfevaluatie. Toch hadden wij de indruk dat alleen de juistheid en volledigheid moesten nagegaan worden en werd ons niet gevraagd na te denken over de betekenis van al deze gegevens. Inmiddels had de studie van de artikels 13 tot en met 16 van de ziekenhuiswet over de taken van de hoofdgeneesheer mij geleerd dat de verantwoordelijk­ heden met betrekking tot de kwaliteit van de medische activiteiten in het ziekenhuis, het meten of toetsen ervan en het rapporteren van de resultaten, zeer ernstig moesten genomen worden. Neerschrijven van kwaliteitsdoelstellingen op maat De visitatieauditoren wezen ons op het belang van de Vlaamse kwaliteitsdecreten, in het kader waarvan het ziekenhuis reeds enige tijd beschikte over een gedreven kwaliteitscoördinator. Zij kreeg tijdens de visitatie zeer goede punten onder meer voor het kwaliteitshandboek dat zij samengesteld had, dat trouwens 6

intro januari 2011

enkele dikke mappen op het boekenrek vulde en bovendien voldeed aan alle wettelijke vereisten. In hoeverre de beschreven kwaliteit ook aanwezig was op de werkvloer, was mij nog onduidelijk. Het zal ongetwijfeld gelegen hebben aan het feit dat ik als selfmade hoofdgeneesheer geen ziekenhuismanagementsopleiding genoten had. Namen als Donabedian en Deming waren mij nog niet bekend en destijds dacht ik dat Kwadrant een vierde deel van een oppervlakte was waarmee je in de geneeskunde onder meer ook kon aangeven over welk deel van het abdomen je het had. Kwaliteit als attitude Dankzij een aantal symposia en studiedagen werd het mij stilaan duidelijk dat je om kwaliteitsvolle zorg te leveren in het ziekenhuis niet enkel moest beschikken over goed opgeleide artsen en medewerkers die zich bij voorkeur levenslang blijven bijscholen. Minstens even belangrijk is dat artsen en medewerkers de juiste attitude en communicatieve vaardigheden hebben zodat er naar elkaar geluisterd wordt en patiënten en hun familie correct geïnformeerd worden. Daarnaast is een goede organi­ satie van de activiteiten een noodzakelijke

vereiste om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat de juiste zorg op het juiste ogenblik geleverd wordt aan de juiste patiënt en dit indien nodig 24 uur op 24 en 7 dagen op 7. Van professor Vleugels leerden wij dat goede zorg onder meer patiëntgericht moet zijn, maar ook effectief, efficiënt, veilig, billijk, tijdig en continu. Zijn troetelkind, “Navigator” genaamd, helpt ons de resultaten van zorg in kaart te brengen en deze resultaten soms zelfs te vergelijken met deze in andere ziekenhuizen. Kwadrant blijkt voor Vlaanderen het managementmodel voor excellente zorg te zijn met vijf organisatie- en vier resultaatsdomeinen en is in feite hetzelfde als het EFQM- en INKmodel, respectievelijk voor Europa en Nederland. Ook Donabedians “structuur>proces>outcome”-model en Demings “P(lan)>D(o)>C(heck)>A(act)”cyclus kan perfect op het EFQM-model geprojecteerd worden. NIAZ: nieuwe perspectieven Doordrongen van al deze kwaliteitstheorieën had ik in 2005 het geluk deel te nemen aan een studiedag rond accreditering, waar ook het NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg) werd voorgesteld. Na de heldere uiteenzetting door Hélène Beaard, directeur


van het NIAZ, was het duidelijk dat accreditering, zoals het in Nederland gebeurt, de mogelijkheid kan bieden om alle inspanningen met betrekking tot kwaliteit van zorg op een overzichtelijke wijze samen te brengen in een samenhangend referentiekader. Kenmerken die ons charmeerden waren: • “van de zorg voor de zorg”, verwijzend naar een echte peerreview, • “niet hoe maar wat” om aan te geven dat zaken moeten afgesproken en geregeld zijn maar niet moeten worden opgelegd, • “accreditering liever dan certificering”, wat wil zeggen op vrijwillige basis en eerder kijkend naar de geest dan naar de letter van de wet. Bovendien is het NIAZ een “not for profit”-organisatie, behoort de norm en alle binnen het NIAZ verzamelde kennis tot het publieke domein en lijken de te verwachten kosten verbonden aan accreditering ook haalbaar voor kleinere organisaties. Bert de Bakker, algemeen directeur van het toenmalige Virga Jessaziekenhuis, die eveneens aanwezig was bij deze studiedag, deelde mijn enthousiasme. Dankzij de ruimere (onder meer ook financiële) mogelijkheden van een groot ziekenhuis resulteerde dat in het feit dat het Virga Jesseziekenhuis na enkele jaren als eerste in België de NIAZ-accreditatiestatus verwierf.

NIAZ in het Sint-Franciskusziekenhuis Als kleiner ziekenhuis zijn wij gestart met een meerjarenplan. Eerst werd het draagvlak verbreed binnen de directie en de raad van bestuur. Een opleiding als externe auditor bij NIAZ en de deelname aan enkele audits in Nederlandse ziekenhuizen versterkte mijn geloof in het NIAZ. Ook voor directie en een aantal leidinggevenden van het SintFranciskusziekenhuis werd een eerste interne auditorenopleiding georganiseerd. De directie gaf inmiddels een eerste aanzet tot het opstellen van een zelfevaluatierapport gestructureerd volgens de vernieuwde kwaliteitsnorm zorginstellingen versie 2.1. In 2009 en 2010 vonden de eerste interne audits plaats in het dagziekenhuis, de dienst medische beeldvorming en het operatiekwartier. Er is een planning opgemaakt voor de interne audits van alle andere afdelingen. De diensthoofden kregen de opdracht een zelfevaluatierapport voor hun afdeling op te stellen. Bij het NIAZ werd een prereservatie geplaatst met het oog op een externe audit in mei 2012. Intussen wordt er door alle leiding­ gevenden hard gewerkt om alle kwaliteitsinitiatieven zoals beleidsplannen, tevredenheidsmetingen bij medewerkers, verwijzers en patiënten, jaarverslagen en performantie-indicatoren hun plaats te geven in het NIAZ-referentiekader.

Wij zijn ervan overtuigd dat de nu, in het kader van de voorbereiding op accreditering, geleverde inspanningen op termijn als resultaat zullen hebben dat iedereen in het ziekenhuis dezelfde taal spreekt als het gaat over kwaliteit en veiligheid. Eenmaal dat deze cyclische processen op gang komen, zou het geen probleem meer mogen zijn om op elk ogenblik (externe) verantwoording af te leggen over de geleverde zorg ongeacht of het gaat om een accrediteringsaudit dan wel een overheidsaudit. Ziekenhuizen worden nu eenmaal beoordeeld door tal van externe partijen zoals patiënten en hun familie, verwijzers, maar ook mutualiteiten, pers en gerecht, waarbij het niet bij beoordelen blijft maar vaak gaat naar veroordelen. Wij zijn ons bewust dat, zoals in Nederland reeds bewezen, accreditering geen incidenten of calamiteiten uitsluit. Toch menen wij dat wanneer het NIAZ de accreditatiestatus verleent en NIAZauditoren als “echte peers” na toetsing stellen een “gerechtvaardigd vertrouwen” te hebben in de geboden zorg, dit zowel aan het ziekenhuis en zijn medewerkers als aan de externe partijen een zekere geruststelling zal bieden.

intro januari 2011

7


Stille baby’s:

Afscheid nemen van een kind: begeleiding bij doodgeboorte en miskramen.

Griet Janssen Hoofdvroedvrouw

Als vroedvrouwen willen we ondersteuning bieden aan ouders bij het overlijden van hun baby voor en na 26 weken zwangerschap, tijdens het geboorteproces en bij de rouwverwerking. Het verlies van een kind is immers een van de meest ingrijpende gebeurtenissen waarmee een mens in zijn leven te maken kan krijgen. Om de begeleiding voor de betrokken ouders optimaal aan te bieden, hebben we op de kraamafdeling hierover een multidisciplinair project uitgewerkt.

Inhoud van het project: • Uitschrijven van een "Handleiding en procedure voor de begeleiding van een zwangerschapsonderbreking vóór 26 zwangerschapsweken." • Uitschrijven van een "Handleiding en procedure voor de begeleiding van mors in utero na 26 zwangerschaps­ weken en bij het overlijden van een pasgeborene." • Maken van een checklist. Wat is reeds besproken met de ouders en wat niet? • Aandachtspunten uit de wetgeving inzake begraven van een baby voor en na 26 zwangerschapsweken. • Een verwerkingsbrochure maken voor de ouders. • Materiaal verzamelen en centraliseren dat nodig is bij de begeleiding, zowel voor als na 26 zwangerschapsweken. Aangezien wettelijk de grens voor aangifte, begraven,... nog steeds op 26 zwangerschapsweken (180 dagen) ligt, hebben we in ons project dit onderscheid behouden. Er werden 2 nieuwe protocollen uitgeschreven namelijk: • Richtlijnen bij mors in utero en zwangerschapsonderbreking van nietlevensvatbare baby’s • Richtlijnen bij mors in utero van levensvatbare baby’s en bij het overlijden van een pasgeborene.

8

intro januari 2011

Er werd ook een checklist voor de vroedvrouw opgesteld. Dit werkinstrument dient vooral ter controle om toe te zien dat geen enkel aandachtspunt vergeten wordt. Ook voor de dienstoverdracht is dit een handig controledocument. Op deze aanstiplijst kan zowel de gynaecoloog als de vroedvrouw aanvinken welke aandachtspunten reeds besproken zijn met de ouders (zoals wensen zij de baby te zien, wensen zij een autopsie….). Wettelijke verplichtingen In samenwerking met de medewerker van de sociale dienst en de medewerker van de dienst burgerlijke stand van de gemeente werd de huidige wetgeving inzake begraving verduidelijkt. Alle mogelijkheden: begraving, foetusweide en crematie zijn ook in de nieuwe procedure uitgewerkt. Informatie Er wordt gewerkt aan een brochure voor de ouders: het verwerken van het verdriet rond perinatale sterfte is een proces dat door elk individu op een eigen en unieke manier wordt ingevuld. Toch willen we info aanreiken die kan helpen: o.a. over versturen van een aankondiging om de bredere kennissenkring op de hoogte te brengen, teksten die hierbij van pas kunnen komen, een lijstje met kinderboeken

die gebruikt kunnen worden voor broertjes en zusjes… Tastbare herinneringen Ook wordt aan elk koppel een herinneringsdoosje aangereikt. Hierin kunnen de ouders alle tastbare herinneringen van hun baby bewaren zoals foto’s, naambandje, eventueel een haarlokje. We bieden de mensen een kadertje aan om een eerste foto of hand en voetafdrukje in te zetten. Ze kunnen een dekentje kiezen om de baby in te wikkelen. Deze patchwork quiltjes worden door een groepje vrijwilligers gemaakt en gratis aangeboden aan kraamafdelingen die dit wensen. De ouders kunnen dit later in het doosje bewaren of als ze het wensen de baby hierin laten begraven. Psycho-sociale ondersteuning Er is steeds samenwerking met de mensen van de sociale dienst en met Annick Jossa, gespreksbegeleider-vroedvrouw voor de begeleiding van het ouderpaar. Indien ze het wensen worden de ouders in contact gebracht met de pastorale medewerker van het ziekenhuis. Ook de vroedvrouwen die nood hebben aan debriefing na acute stresssituaties of


traumatische gebeurtenissen kunnen hiervoor terecht bij Annick Jossa. Directe en adequate zorg na zo’n gebeurtenis kan een belangrijke voorwaarde zijn voor de verdere verwerking Aandachtspunten bij rouwopvang • Tijdens de arbeid wordt gepolst of het echtpaar het kindje wenst te zien, met respect voor cultuur en levensovertuiging van de ouders. Bereid hen voor hoe hun kindje eruit zal zien en vertel over eventueel zichtbare afwijkingen. Wikkel het kindje zo nodig in. Probeer hen aan te moedigen hun kindje te zien, aan te raken, vast te houden. Geef ze de kans hun kindje meermaals te zien, maar zorg ook voor een afrondings­ moment. • Foto’s: Van elke baby worden digitale foto’s genomen. Ook indien de ouders geen foto’s wensen worden er foto’s bewaard, dit kan later nog nuttig zijn bij moeilijke rouwverwerking… Tips: probeer foto’s te nemen waarbij het kind in een gekleurde handdoek

gewikkeld is, bij de moeder/vader op de arm ligt… Maak van baby’s met zichtbare afwijkingen zowel foto’s waarbij de afwijking zichtbaar is alsook bedekt. • Herinneringsbeelden: naambandje, gegevens i.v.m. lengte, gewicht van het kindje, echografische afdrukken. Er worden ook steeds hand- en voetafdrukjes gemaakt om aan de ouders mee te geven. Tip: een blanco kaart gebruiken voor deze afdrukjes. Indien je als vroedvrouw graag een tekstje of persoonlijk woordje richt gebruik je best een ander kaartje (of je voorziet een tweede handof voetafdrukje) De ouders mogen ook nog een dekentje kiezen, deze zijn aanwezig op de afdeling. • Naamgeving aanmoedigen en de naam ook gebruiken indien je het over de baby hebt. • Begeleiding: Steeds de ouders in contact brengen met Annick Jossa en/ of Martine Kelchtermans voor ondersteuning en hulp bij de begrafenisrege-

ling. Indien gewenst worden zij in contact gebracht met de pastorale medewerker.

intro januari 2011

9


CVA-revalidatie Edith Voortmans Diensthoofd kine- logo- ergo

Dr. Kathleen Vanbilsen Diensthoofd revalidatie

CVA (‘Stroke’) = ‘a clinical syndrome characterised by rapidly developing clinical symptoms and/or signs of focal and at times global (applied to patients in deep coma and to those with subarachnoid haemorrhage) loss of cerebral function, with symptoms lasting more than hours or leading to death, with no other apparent cause other than that of vascular origin’ (WHO, Hatano, 1976) 85% van de CVA’s zijn herseninfarcten, de andere 15% zijn hersenbloedingen. In België zijn er jaarlijks 19000 patiënten met een CVA. Deze aandoening staat op de 3e plaats bij doodsoorzaken. Bijkomend is het de belangrijkste reden van invaliditeit op oudere leeftijd. De functiestoornissen ten gevolgde van een CVA zien we zowel op neurologisch, neuropsychologisch als psycho-sociaal vlak.

Neurologisch

Neuropsychologisch

Psychologisch

Sociaal

sensomotoriek

afasie

gedragsveranderingen

zelfredzaamheid

functie/activiteiten

apraxie

stemming

ADL

agnosie

persoonlijkheid

wonen

geheugen

motivatie

sociale contacten

neglect Een uitgebreide problematiek vraagt om een multidisciplinaire aanpak. Volgende medewerkers werken hand in hand om de correcte zorg en revalidatie op maat aan te bieden.

Een multidiciplinair overleg, verslaggeving en testing zijn noodzakelijk. Onze patiënten worden vaak doorverwezen naar een revalidatiecentrum. In functie hiervan ontwikkelden we een testbatterij, afgestemd op de evaluaties uitge10

intro januari 2011

voerd in onder andere het revalidatiecentrum in Herk-de-Stad. Daarnaast stellen we een fysiotherapeutisch evolutieverslag op waarbij elke discipline, kine-ergotherapie, logopedie en fysiotherapie, de eigen bevindingen weergeeft alvorens het wekelijks teamoverleg start. Vanuit dit verslag worden specifieke trainingsdoelen opgesteld. Hieronder volgt een overzicht van de verschillende testings per discipline. Klinimetriemeting Doel: • Objectief beeld verkrijgen van herstelproces door ‘monitoren’ vanaf opname • Opstellen van behandeldoelstellingen • Beargumenteren van vervolgtraject • Meerwaarde binnen de multidisciplinaire samenwerking Overzicht • Intake Algemene gegevens, diagnose, premor-

bide niveau van functioneren, sociale situatie, medische voorgeschiedenis • Fase van immobilisatie Motricity index (MI), Trunk control test (TCT), Barthel index (BI), dynamometrie • Fase van mobilisatie 1.Zitten: TCT, Action research arm test (ARAT), Nine hole peg test (NHPT) 2.Staan: Timed balance test (TBT) 3.Stappen: Functional ambulation categories (FAC) 4.ADL-evaluatie, BI • Logopedische testing Mann assessment of swallowing ability (MASA), Fiberoptic endoscopic evaluation of swallowing (FEES), Taalscreening na hersenletsel (TASH), Frenchay dysarthria assessment (FDA), Boston benoem test (BBT)


Overzicht verschillende testings Barthel index 1. Mate van zelfstandigheid van ADL 2. Prestaties van de laatste 24-48u zijn belangrijk 3. 10 items, max. score van 20 4. 0 – 9 : ernstig beperkt 10 – 19 : matig beperkt 20: zelfstandig Motricity index 1. Evaluatie van de willekeurige bewegingsactiviteit en meten van de maximale isometrische spierkracht 2. MI arm en MI been, max. score 99 (+1) 3. Ernst van hemiplegie MI arm + MI been/2 indien ≤ 27: ernstig Trunk control test 1. Indruk van rompactiviteit; vanuit ruglig; compensaties nodig? 2. 4 items 3. Max. score: 100 Action research arm test 1. Handvaardigheidstest (unilateraal)

2. 19 items, 4 subsets (5-vingergreep, cilindergreep, pincetgreep, grove armbewegingen) 3. Max. score: 57 4. Elke beweging getimed Nine hole peg test 1. Snelle indruk van arm-/handfunctie 2. 9 pinnetjes in gestandaardiseerd spelbord plaatsen 3. Opnemen van de tijd hiervoor nodig 4. Enkel uit te voeren indien vrij goede arm-/handfunctie Timed balance test 1. Beoordeling van bilateraal staan 2. Iedere houding 1’ zonder steun en met open ogen volhouden 3. 5 opdrachten 4. Max. score: 5 punten Functional ambulation categories 1. Stapfunctie van score 0 (niet/niet functioneel) tot max. score 5 (onafhankelijk en onbeperkt) 2. Bij gebruik van loophulpmiddel apart te vermelden

3. Lopen in de loopbrug = FAC 0 MASA 1. Leeftijd > 18j 2. 1e CVA 3. Dysfagie 4. Aspiratie 5. Score telkens op 200 6. Aanpassen menu TASH 1. Vanaf de 1e week 2. Duur: 45’ 3. Genormeerd vanaf 21j 4. Auditief woord/zinsbegrip Visueel woord/zinsbegrip Benoemen/herhalen Lezen/schrijven FDA 1. 9-puntenschaal 2. Geen normering

intro januari 2011

11


Valpreventie op geriatrie Dennis Lenaers Hoofdverpleegkundige geriatrie 2

Doelstelling De patiëntenpopulatie op geriatrie zijn vooral patiënten met chronische aandoeningen. Voornamelijk dementerende en verwarde patiënten komen op geriatrie 2 terecht. Het risico op vallen ligt bij deze patiënten hoog. Via dit kwaliteits­project wordt het aantal valincidenten in 2010 correct geregistreerd. Door middel van enkele organisatorische wijzigingen willen wij het valrisico bij deze patiënten beperken. Realisaties De realisaties hebben allen het doel om aan het thema ‘valpreventie’ meer aandacht te schenken. ‘Valpreventie’ moet alom aanwezig zijn op geriatrie. Sinds het begin van het jaar wordt elk valincident geregistreerd via het incidentmeldingsysteem. Er werd een positieve meldingscultuur gecreëerd door de hoofdverpleegkundige. • Aanpassing van het verpleegkundig patiëntendossier. • Meer aandacht voor valpreventie, al vanaf opname van de patiënt, om tot een snellere screening van het probleem te komen. • Meer aandacht voor de multidisciplinaire samenwerking tussen kinesitherapeuten, ergotherapeuten, verpleegkundigen en de afdelingsarts aangaande preventieve maatregelen. • Realisatie van een poster, om het thema meer aandacht te geven aan verpleegkundigen en familieleden. • Ontwikkeling van het valpreventieicoon dat op de kamer van patiënten met een valrisico wordt opgehangen. In samenspraak met de diensten kinesitherapie en ergotherapie wordt een dagelijks overlegmoment met de verantwoordelijke verpleegkundige georganiseerd waarbij alle patiënten met een valrisico overlopen worden. Op deze manier kunnen de kinesitherapeut en de ergotherapeut binnen de 24h na opname van de patiënt maatregelen betreffende het valrisico treffen.

12

intro januari 2011

Vervolgmaatregelen Verdere opvolging van de resultaten van de incidentmetingen is noodzakelijk. In 2011 zal het aantal valincidenten opnieuw geregistreerd worden en vergeleken worden met de nulmeting van 2010. Ook in 2011 zal er een nieuwe poster rond valpreventie opgesteld worden door de verpleging van geriatrie 2. Inschatting valrisico (Verpleegkundigen en Kinesitherapeuten) Case Finding Risicobepaling: te doorlopen binnen de eerste 24u na de opname van de patiënt. • Werd de patiënt opgenomen omwille van een val? • Is de patiënt gevallen in het afgelopen jaar? • Oordeelt u dat de huidige toestand van de patiënt een verhoogd risico op valincident veroorzaakt? JA? » MELDEN NEEN? » BLIJF ALERT • Icoon valrisico plaatsen • ARTS (toermoment) • KINESITHERAPEUT (ochtendoverleg verantwoordelijke) - TINETTI (test naar evenwicht en gangpatroon) binnen 24h - Verslag Tinetti bijvoegen in het verpleegkundig dossier • ERGOTHERAPEUT (ochtendoverleg verantwoordelijke) - START valpreventie - Aanvullen verpleegkundig dossier


Column Dr. André Bellens geeft als psychiater-emeritus een kritische kijk op de heden­daagse maatschappij met haar actuele thematiek.

Politiek, Familie en Thuis Gedurende de hele politieke crisis in ons land, heb ik me afgevraagd hoe het komt dat onze bevolking zo rustig en kalm blijft ondanks de ernst van de moeilijkheden die zich voordoen. In andere landen, zoals Frankrijk, zouden in dergelijke omstandigheden de studenten of de vakbonden het land al direct in rep en roer gezet hebben, zoals ze onlangs nog bewezen hebben bij de discussie over de verhoging van de pensioenleeftijd. Hier zie je op straat niets. Alleen in de kranten of op het tv-journaal, hoor je beschaafde politici elkaar de verschrikkelijkste verwijten maken zoals « intellectueel oneerlijk, onbetrouwbaar, separatist, enz. » Ondertussen zit de bevol-

king thuis rustig tv te kijken of een pintje te drinken. Maar nu heb ik de verklaring gevonden waarom de bevolking niet op straat komt. Want na het tv-nieuws met al zijn politieke verschrikkingen komt er een ander programma waar iedereen met spanning naar uitkijkt, namelijk « Familie » of « Thuis ». In deze series volgt men eigenlijk het verloop van dezelfde twisten als in de politiek (macht, machtsmisbruik, geld, bezit, passie,…) maar op een ander niveau, namelijk binnen « de familie ». En dat is herkenbaar voor de mensen, beter dan de complexiteit van onze nationale politiek,

die meer en meer onbegrijpelijk wordt. Wie verstaat nog iets van BHV? Maar de conflicten, de spanningen, de wrijvingen binnen « Familie » of « Thuis » , dat kent en beleeft iedereen. Vandaar ook dat heerlijke gevoel van catharsis of emotionele ontlading dat men bij deze uitzendingen kan beleven. Eigenlijk vind ik dat we een verstandig volk zijn. We laten onze verkozen politici in de arena van de media hun ruzies uitvechten en wij blijven rustig thuis bij onze tv en kijken naar problemen die we herkennen. Op zichzelf zijn die soms al zwaar genoeg.

Vereenvoudiging en automatisatie van de facturatie Marc Linssen Diensthoofd facturatie

In het verleden werd een aparte inning gedaan voor het ziekenhuis en voor de artsen. De patiënt ontving twee tot soms vier overschrijvingsformulieren voor een opname. Wanneer de patiënt bijvoorbeeld via spoedgevallen werd gehospitaliseerd, werden de artsenprestaties van spoedgevallen via een overschrijvingsformulier geïnd. Voor eventuele andere kosten zoals medicatie werd een tweede overschrijvingsformulier – met andere bankrekening – opgemaakt. Bij een daaropvolgende hospitalisatie werd opnieuw deze opdeling gemaakt.

Begin dit jaar werden verschillende aanpassingen binnen de software doorgevoerd en werden de nodige testen gedaan. In juli werden de laatste rappels met betrekking tot de oude factuursoorten verstuurd.

In een volgende fase wordt een koppeling gelegd tussen het systeem voor debiteurenbeheer en de programma’s van het gerechtsdeurwaarderskantoor. Hierdoor zal informatie over betalingen sneller en up-to-date verlopen. Dit is een belangrijke verbetering ten opzichte van het huidige tijdrovende mail- of telefoonverkeer. Vergissingen en onnodige inningsprocedures via de deurwaarder worden hierdoor vermeden.

Vanaf 2010 valt deze opsplitsing weg. Voor de patiënt is dit duidelijker en eenvoudiger om de verrichtingen te doen. Vergissingen door een bedrag op een verkeerde rekening over te maken, zijn uitgesloten.

intro januari 2011

13


Aandacht voor de suïcidale patiënt binnen de PAAZ van het Sint-Franciskusziekenhuis Kristof Vandingenen Hoofdverpleegkundige PAAZ

Elke dag maken bijna drie Vlamingen een einde aan hun leven. Meer dan tien keer zoveel mensen ondernemen een poging tot zelfdoding. Die cijfers liggen hoog boven het Europese gemiddelde. Om het aantal zelfdodingen te verminderen, voert de Vlaamse overheid sinds 2006 een gericht beleid ter preventie van depressie en zelfdoding. Hoewel niet alle zelfdodingen te voorkomen zijn, is preventie in het algemeen wel mogelijk.

Binnen de vijf strategieën van het Vlaams actieplan suïcidepreventie 2006-2010 heeft de Vlaamse overheid verschillende concrete acties, projecten en campagnes opgezet om het aantal zelfdodingen in Vlaanderen te doen dalen. Binnen het Sint-Franciskusziekenhuis is de afgelopen jaren veel werk geleverd inzake opvang, begeleiding en oriëntatie naar gedegen nazorg voor de suïcidale patiënt. Zo bestaan er specifieke afspraken rond de opvang van de suïcidepoger, die vertaald zijn in een klinisch pad. In 2010 heeft de PAAZ-afdeling, onder leiding van Caroline Vranken, een algemene tevredenheidsmeting afgenomen bij deze populatie. Haar bachelorproef voor het behalen van de titel “bachelor in de verpleging” kaderde in kwaliteitstoetsing en verbetering. “Hoe kunnen we de opvang van de suïcidepoger op een PAAZ verbeteren?”, luidde de titel. De kwaliteitscirkel van Deming is een creatief hulpmiddel voor kwaliteitsmanagement en problemen oplossen, ontwikkeld door William Edwards Deming.

14

intro januari 2011

De cirkel beschrijft vier activiteiten die op alle verbeteringen in organisaties van toepassing zijn. De vier activiteiten zorgen voor een betere kwaliteit. Het cyclische karakter garandeert dat de kwaliteitsverbetering continu onder de aandacht is en benadrukt borging. Het hele proces heeft enkel kans op slagen als iedere medewerker hierin een steentje bijdraagt. Als team aandacht hebben voor kwaliteitsvolle hulpverlening is een must!

Caroline heeft onder leiding van een gezondheidspsychologe van de Universiteit Hasselt een vragenlijst ontwikkeld om de algemene tevredenheid van de suïcidepoger te bevragen. Deze vragenlijst werd door de ethische commissie van het Sint-Franciskusziekenhuis goedgekeurd. Er hebben 18 patiënten met suïcidegedachten en/of –poging deelgenomen aan de meting. De resultaten maken duidelijk dat de opvang bij een suïcidepoging of bij suïcidale gedachten als positief beleefd wordt. Hulpverlenende gesprekken, zoals het gesprek met de psychiater, ervaren de patiënten als geruststellend en ondersteunend. Patiënten voelen zich begrepen en geholpen.

FIGUUR: DEMING-CYCLUS

Bij de nabehandeling krijgen de patiënten het voorstel om zich voor verdere nazorg te laten begeleiden. Formele afspraken rond verhoogd toezicht zijn in een procedure gegoten. Patiënten waarbij het risico op suïcide groot is, worden opgevolgd door de verpleegkundige discipline.


Volgende afspraken zijn geformaliseerd in de procedure “verhoogd toezicht”: • De patiënt mag niet van de afdeling zonder begeleiding. • De patiënt mag niet in verblijfsonderbreking of op weekend. • Minimum om het half uur bij de patiënt gaan CONTROLEREN. • Informeren bij de patiënt hoe het gaat. • Indien bij suïcidale patiënten: - Peilen naar de suïcidegedachten. - Non-suïcidale afspraken maken. Ze hebben vooral tot doel om patiënten aan te moedigen alternatieven te bekijken i.p.v. suïcide te overwegen. - Vragen aan de patiënt ons aan te spreken indien ze het moeilijk krijgen.

- Hoe ze bijvoorbeeld het volgend halfuur gaan invullen. - Vragen om gevaarlijke voorwerpen in bewaring te houden. • Indien mogelijk de patiënt zo dicht mogelijk bij het verpleegbureau leggen. • Bij twijfel de psychiater contacteren en overleggen om beschermende maatregelen te nemen; zoals bewegingsvrijheid beperken, sederende medicatie. • Bij patiënten in een ontwennigsfase dagelijks parametercontrole tot nader order van de behandelend arts. • Verhoogd toezicht mag gestopt worden na medisch order.

Opleiding Er is dit jaar ook aandacht besteed aan opleiding rond suïcidepreventie. De risicofactoren voor herval in suïcide zijn opgefrist (kennis risicofactoren, psychiatrische aspecten, ontremmende factoren, hopeloosheid/impulsiviteit, traumatische gebeurtenis/verlieservaring). Aandacht besteden aan kwaliteit (richtlijnen overheid, wetgeving, evidence based, …) en patiëntvriendelijkheid blijft voor onze PAAZ een doelstelling op zich. Het multidisciplinair team streeft voortdurend naar verbetering.

intro januari 2011

15


Inhalatietherapie Liesbeth Cluckers Apotheker, vervangend diensthoofd

De laatste decennia kennen lucht­we­g­ aandoeningen een sterke opmars. Als behandeling van deze respiratoire aandoeningen wordt voornamelijk gebruik gemaakt van inhalatietherapie. Deze therapievorm heeft vele voordelen ten opzichte van een systemische behandeling. Bij tabletten of drankjes komt de werkzame stof via een omweg op de plaats van bestemming terecht. Hiervoor moet het actief bestanddeel eerst via het darmkanaal opgenomen worden in het bloed. Bij inhalatietherapie komt het geneesmiddel meteen op de plaats waar het moet zijn, de longen. Hierdoor kunnen we met een lagere dosering werken en is het gewenste effect, ondanks de lagere dosering, ook sneller aanwezig. Dankzij deze lagere doseringen, zijn er ook relatief weinig nevenwerkingen gekoppeld aan de inhalatietherapie. Een goed voorbeeld hier-

16

intro januari 2011

van zijn de corticosteroïden die nu via een veel lagere dosering kunnen worden toegediend dan wanneer men hetzelfde effect wil bereiken met een orale vorm. Bij de inhalatiecorticoïden zitten we in een doseringsrange van de microgrammen, terwijl wanneer dit oraal wordt gegeven, we eerder over milligrammen spreken. Het doel van inhalatietherapie is een maximaal therapeutisch effect te bekomen samen met een minimaal aan (toxische) nevenwerkingen. Daarom is het van uiterst belang dat de inhalatietherapie zo goed mogelijk wordt uitgevoerd. De hoeveelheid actieve stof die effectief in de longen terechtkomt is onder andere afhankelijk van: • Kracht bij inademen • Goede hand/mond/inhalatie coördinatie • Grootte van de deeltjes. Wanneer de partikeltjes te groot zijn zullen ze ach-

terblijven in de oropharynx, wanneer ze te klein zijn kunnen ze deels terug worden uitgeademd • Interne weerstand van het apparaat • Neerslaan van actief bestanddeel nog voor dat het in de longen terechtkomt • Toestand van de luchtwegen zelf. De moderne geneesmiddelen die worden toegepast in inhalatietherapie voor de behandeling van respiratoire aandoeningen zijn effectief en hebben weinig bijwerkingen. Het is dus cruciaal van belang dat deze geneesmiddelen correct worden ingenomen, alleen dan kan erop worden vertrouwd dat ze in voldoende hoeveelheid op de juiste plaats terechtkomen.


Educatieplan inhalatietherapie

Lieve Raemaekers Hoofdverpleegkundige inwendige ziekten 2

Inhalatietherapie is een belangrijk deel van de dagelijkse verzorging van patiënten met chronische luchtwegproblemen. Duidelijke afspraken en richtlijnen zijn dan ook essentieel. Binnen de afdeling Inwendige Ziekten 2/ Pneumologie hebben we daarom gewerkt rond het opstellen van een educatieplan voor inhalatietherapie. Een educatieplan draagt bij tot eenvormig informeren en aanleren van de inhalatietherapie, hetgeen een meerwaarde is voor een veilige en kwaliteitsvolle zorg.

Voorbereidende werkgroep De werkgroep voor dit project bestaat uit: • Dr. Degraeve en Dr. van Puijenbroek, pneumologen • Katja Vandersanden, verpleegkundige 3 referentieverpleegkundigen pneumologie (Elke, Inge en Katleen) • Lieve Raemaekers, hoofdverpleegkundige Inwendige Ziekten 2 Alle verpleegkundigen van de afdeling werden bevraagd en deden een praktische test in verband met inhalatietherapie en de verschillende systemen. Via een bijscholing, gegeven door een verpleegkundig-specialist in het UZ Leuven, toetsten we ons over het correct gebruik van de verschillende inhalatiesystemen. Met het uitgewerkte educatieplan willen we elke patiënt op dezelfde wijze informeren en de techniek aanleren. In het educatieplan vindt u duidelijk terug welke kennis de patiënt bezit en hoe

goed hij het inhalatiesysteem kent. Het geeft de arts en/of verpleegkundige ook de mogelijkheid om dagelijks te evalueren en zo nodig bij te sturen.

inhalatiesysteem niet correct gebruikten. Door middel van steekproeven blijven we opvolgen of de educatieplannen correct worden gebruikt.

Educatieplan Het is belangrijk om stap voor stap te werk te gaan: • uitleggen aan de patiënt waarom een juiste techniek zo belangrijk is `• patiënt mondeling informeren over het product zelf: bijvoorbeeld wat gebruik je bij kortademigheid, hoe zie je dat het systeem leeg is, mondspoeling, … • de handelingen voordoen en herhalen • de patiënt kan oefenen met een placebo-systeem • problemen met betrekking tot de techniek opmerken en zo nodig opnieuw voordoen

Er zijn nu ook infofolders van de verschillende inhalatiesystemen beschikbaar. Sinds midden november 2010 zijn de educatieplannen voor alle afdelingen binnen het ziekenhuis beschikbaar via intranet.

Het educatieplan werd in februari 2010 in gebruik genomen. We kwamen al snel tot de conclusie dat veel patiënten hun intro januari 2011

17


Optimalisatie MVG-codering

Bert Appermans Zorgcoördinator

MVG staat voor minimaal verpleegkun­ dige gegevens. Deze gegevens worden geëxtraheerd uit het verpleegkundig dossier en door het ziekenhuis vier maal per jaar verstuurd naar de overheid. Afhankelijk van de zorgzwaarte die uit de gegevens blijkt, geeft de overheid een extra financiering aan het ziekenhuis. De gegevens worden verder gebruikt binnen het ziekenhuis om diensthoofden een instrument te geven om op basis van bewezen toegenomen zorgzwaarte, een vraag voor personeelsuitbreiding te ondersteunen. In de toekomst kunnen de personeelsgegevens die deel uit maken van het rapport dat naar de overheid wordt opgestuurd, ook gehanteerd worden om mobiele equipes te alloceren.

Tenslotte kunnen de gegevens gehanteerd worden om intern de kwaliteit van onze zorg te beoordelen. Uit een analyse van de gegevens die dit jaar verzameld zijn, blijkt dat onze afdelingen bulken van de procedures en brochures en dat educatieplannen voor patiënten nauwelijks gebruikt worden. Dit gegeven wordt bevestigd in de analyse van een benchmark met een 30-tal Vlaamse ziekenhuizen. Bij het hanteren van een educatieplan wordt de patiënt bevraagd naar zijn of haar kennis van het aanstaande onderzoek of ingreep. Nadien wordt hierover informatie verstrekt waarna tenslotte getoetst wordt of de kennis ook opgeno-

Hypermodern nieuw analyseapparaat in het labo

Els Vanroye Diensthoofd labo

Bij de intrek in het nieuwe labo hoorde ook de ingebruikname van een nieuw, hypermodern analyseapparaat de Beckman Coulter DxC880i. Na installatie en validatie werd het toestel vrijgegeven voor routinegebruik. Procedures en logboeken werden aangemaakt door de kwaliteitscoördinator. De laboranten kregen een uitgebreide opleiding. De DxC880i is een toestel dat 24u op 24u draait en voert de meeste van onze biochemische en immunologische testen uit. Hierdoor wordt het resultaat van de meeste routine onderzoeken snel verkregen. Dagelijks wordt er onderhoud door de laboranten volgens een strikt schema uitgevoerd. Op het toestel worden ook tweemaal per dag controles gedraaid. Op deze manier kunnen we de kwaliteit van de resultaten garanderen.

18

intro januari 2011

Naar de veiligheid van de laboranten is de aanwezigheid van een ‘cap piercer’ een enorme troef. Dit is een systeem waardoor de serumtubes zonder te openen (met dop) op het toestel gezet kunnen worden. De identificatie van de tubes op het toestel gebeurt door middel van het aflezen van een barcode. Op deze manier worden aangevraagde testen en patiëntengegevens per tube aan het systeem doorgegeven. Na analyse verstuurt het toestel de resultaten naar het labo informaticasysteem. Op deze manier wordt de kans op staalverwisseling binnen het laboratorium tot een minimum herleid.

men is. Dit gaat een stuk verder dan het afgeven van een brochure zonder meer. In 2011 staat het introduceren van educatieplannen op meerdere afdelingen in de planning voorop. Enerzijds wordt de patiënt actief betrokken bij de behandeling en anderzijds kan het mogelijk een belangrijk aspect vormen van de nieuwe financiering op verpleegkundige zorg. Hierbij wil ik beroep doen op de diensthoofden van de betrokken afdelingen en mijn medewerkster Jelle Ketelbuters die voor het ziekenhuis instaat voor het actueel houden van het verpleegkundig dossier. Het educatieplan inhalatietherapie is alvast een efficiënt uitgewerkt voorbeeld.


Ziekenhuishygiëne:

bewaking van de MRSA-isolatievoorschriften Maria Quintens Ziekenhuishygiëniste

Het bewaken van isolatievoorschriften kadert in het aanbieden van kwaliteits­ volle en veilige ziekenhuiszorg. Isolatievoorschriften zijn opgesteld door het team voor ziekenhuishygiëne en voor personeelsleden raadpleegbaar op intranet in het proceduresysteem. De isolatievoorschriften moeten door iedere ziekenhuismedewerker opgevolgd worden. De opvolging van de voorschriften op de verpleegafdelingen gebeurt in eerste instantie door de hoofdverpleegkundige.

Het team voor ziekenhuishygiëne doet steekproeven over de toepassing van de voorschriften op de verpleegafdelingen aan de hand van een checklist. Toepassing: MRSA-isolatievoorschriften Deze checklist hebben we op de werkvloer bij drie afdelingen getoetst. Deze doelstelling maakt elementair deel uit van kwaliteitsvolle en veilige ziekenhuiszorg.

Checklist voor opvolging Datum:

Uur:

Afdeling:

Kamer:

Isolatievoorschrift: MRSA

Controle door:

Resultaat

1. Op de gang infokaart op de deur 2. In de kamer schorten verpleging schorten bezoek masker handschoenen alcogel thermometer 3. In de badkamer container voor afval (blauwe zak) gele zak voor linnen geurhinder 4. Verantwoordelijke verpl. kent de isolatievoorschriften 5. Herkenning van isolatie op het verpleegdossier plaats waar het positief resultaat is gebruik van dekolonisatieschema 6. Poetsvrouw kent isolatiemaatregel

intro januari 2011

19


Patiënt Data Management Systeem (PDMS) Al meer dan een jaar operationeel op intensieve zorgen

Johan Didden Hoofdverpleegkundige intensieve zorgen

Eind juni 2009 werd het volledige automatiseringsprogramma (Patiënt Data Management Systeem / PDMS ) op de dienst intensieve zorgen opgestart. Er werd gekozen voor het “Metavision Suite” pakket van de firma iMDsoft uit Israël. Sindsdien wordt er volledig papierloos gewerkt en bevinden alle observatiedata, het medisch beleid en alle zorgprocessen zich in één systeem.

Onze doelstellingen om te automatiseren waren: • Tijd verhogen voor directe patiëntenzorg. • Patiëntveiligheid verhogen en reduceren van fouten. • Managementondersteuning. Ondertussen is er de afgelopen maanden verder geprogrammeerd aan de database opdat deze nog meer kan voldoen aan onze verwachtingen. Concreet MVG-REGISTRATIE (Minimale Verpleegkundige Gegevens dienen 4 keer per jaar geregistreerd te worden gedu-

20

intro januari 2011

rende 14 dagen en worden gerapporteerd aan de overheid; MVG vormt een basis voor de financiering) vanuit de actieve database werd mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van een zeer specifieke layout die over de actieve database werd gezet. Binnen het team werden minstens acht verpleegkundigen opgeleid om deze gegevens te kunnen coderen vanuit de database. Hierdoor werden de zorgprocessen maximaal in kaart gebracht voor de meest optimale coderingsresultaten. In afwachting van volledige automatisering van dit gebeuren werd gezocht naar een derde partner / softwarepakket om dit te realiseren.

Een mogelijk alternatief voor deze analyse zou het programma “Othello” van de firma Calidos kunnen zijn. Othello kan ervoor zorgen dat alle MZG-resultaten van elke afdeling worden geanalyseerd en automatisch doorgestuurd naar Portahealth (FOD). Tevens werd de MEDISCHE RAPPORTAGE in Metavision volledig uitgewerkt. Elke hoofddiagnose met bijbehorende progress notes aangevuld met alle neven­ diagnoses worden samen met alle communicatiefacetten automatisch in een ontslagrapport (PDF-document) gegenereerd op het einde van elke intensieve zorgen opname. De behandelende


specialist kan zo automatisch in het medisch dossier (C²m) het intensieve zorgen verloop mee opvolgen. Zo is de behandelende arts perfect geïnformeerd welke informatie reeds werd besproken met de betrokken familie van de patiënt. Binnen de “EVENT MANAGER”, een tool voor interactieve bewaking van alle levensbedreigende parameters in combinatie met belangrijke laboresultaten, zijn een aantal belangrijke events uitgewerkt en operationeel. Zo zal de behandelende intensivist telkens actief geïnformeerd worden wanneer er actieve stollingsproblemen zijn of wanneer de patiënt een verhoogde kans heeft op sepsis. Koppelingen De actieve database communiceert met de centrale patiëntenmonitoringsystemen, met het centrale ziekenhuisinformatie­ systeem (ZIS), het labopakket van Glims, alle bedsideapparatuur zoals beademingstoestellen, dialysetoestellen, etc.

Digitale beelden vanuit Pacs kunnen overal bedside bekeken worden. Dit zorgt ervoor dat de communicatie naar patiënt en familie optimaal kan ingevuld worden met duidelijke en herkenbare documentatie. Ook de koppeling met bacteriologieresultaten van het labo is volledig uitgewerkt in een specifieke lay-out waardoor de arts in één pagina alle infectieparameters terugvindt samen met de ingestelde antibioticatherapie en de cultuurresultaten en het antibiogram. Referentie site Aangezien we het eerste regionale ziekenhuis zijn na de derdelijns ziekenhuizen waar een full-automatisering werd geïmplementeerd, trachten we ook open te staan voor andere ziekenhuizen die op zoek zijn naar dergelijke systemen. Recent werd een delegatie van het H. Hartziekenhuis van Tienen ontvangen om kennis te maken met “Metavison Suite”. Ook zij overwegen nu de stap tot papierloos werken.

Query-wizard De tool “Query-wizard” laat ons toe om onze database te ondervragen. Elk managements-vraagstuk kan op die wijze snel een antwoord krijgen. Zo kan bijvoorbeeld het volledige antiboticabeleid in kaart worden gebracht. Al de geregistreerde parameters kunnen door middel van query’s gekoppeld worden en verrassende resultaten opleveren. Besluit Na meer dan één jaar werken met dit instrument is het voor het volledige team duidelijk dat de aanschaf van dit pakket een juiste keuze is geweest. Vooral het feit dat het pakket toelaat de database volledig op maat te configureren zorgt voor een optimaal rendement voor zowel klant als gebruiker.

intro januari 2011

21


Hygiëne en dienst radiologie Dominique Vrancken Radiologieverpleegkundige

Hygiëne in het algemeen link je niet meteen met radiologie, de dienst met grote medische toestellen en met de gele waarschuwingsstickertjes, symbool voor ‘gevaarlijke’ ioniserende straling op de deuren. Toch speelt HYGIËNE ook hier een belangrijke rol en inderdaad ook in het kader van patiëntveiligheid. Hygiëne is, mits goede wil, namelijk een synoniem voor gezondheid. Wie dus met hygiëne bezig is, is met gezondheid bezig, in casu met die van de patiënt.

Op radiologie geven wij ruime aandacht aan hygiëne in deze context: • de toepassing van de principes van STRALINGSHYGIËNE, • door orde en netheid van de wachtzalen, • het op geijkte wijze ontsmetten van de onderzoekstafels • het doordacht in gebruik nemen van zelfs zoiets banaals als een afval­ emmer, omdat ze bijvoorbeeld leiden tot een betere handhygiëne • handygiëne • ….

22

intro januari 2011

Op een afdeling waar dagelijks een 200tal patiënten langskomen, hetzij door de huisarts gestuurd, hetzij via spoed, hetzij opgenomen, spreekt het voor zich dat een correcte toepassing van al de genoemde hygiënische principes de veiligheid van onze patiënten ten goede komt. Besluit Patiënten krijgen niet meer (ongezonde) straling dan nodig en worden beschermd tegen kruisinfecties en/of ziekenhuisinfecties.... Bovendien proberen we niet

alleen een mooi opgeruimde afdeling aan de mensen te tonen, we worden daar zelf ook ‘opgeruimd’ van. We hopen dan ook dat onze patiënten hierbij een aangenaam en veilig gevoel krijgen. Is ons synoniem van hygiëne, gezondheid, niet een harmonieus evenwicht van fysisch, psychisch en sociaal welzijn? (WHO definitie van gezondheid 1948).


Patiëntvriendelijke samenwerking tussen de diensten spoedgevallen en medische beeldvorming.

Louis Thijs Hoofdverpleegkundige dienst spoedgevallen

Een van onze beleidsdoelstellingen voor de afdeling spoedgevallen was de samenwerking tussen de diensten spoedgevallen en medische beeldvorming eens grondig te herzien. Dag in dag uit werken deze diensten zeer veel samen. Regelmatig stelden wij vast dat de verwachtingen van beide diensten in conflict kwamen. Dus was het tijd om orde op zaken te stellen. Vanuit de dienst spoedgevallen hebben we een SLA (Service Level Agreement) uitgewerkt met de dienst medische beeldvorming. Een SLA is een vorm van overeenkomst tussen diensten die door beide wordt nageleefd met het oog op een vlotte en efficiënte samenwerking, De na­leving van de overeenkomst wordt ook opgevolgd. Wij zijn vertrokken van de dagelijkse realiteit: Hoe gaan de patiënten van spoedgevallen op een kwalitatief juiste manier naar de dienst medische beeldvorming? • Oude afspraken werden herzien en aangepast aan de inzichten van vandaag. • Er wordt vooral aandacht geschonken aan veiligheid, comfort en organisatie. • Een aparte regeling wordt ingevoerd voor de daluren en nachturen. • Afspraken rond infuus en monitoring werden opnieuw beschreven. Tijdens het verblijf op de dienst medische beeldvorming valt het toezicht op de patiënt onder de verantwoordelijkheid van de medewerkers van deze dienst. Waarbij eveneens aandacht gaat naar de optimale bewaking tijdens de uitvoering van de onderzoeken.

de dienst RX naar de dienst spoed­ gevallen? • De oude afspraken werden herzien en aangepast aan nieuwe inzichten. • De patiënt wordt niet enkel terug gebracht, maar correct geïnstalleerd op de afdeling spoedgevallen met een overdracht naar de verantwoordelijke verpleegkundige. De patiënt wordt dus op een goede manier door spoedgevallen naar radiologie gebracht en omgekeerd. Tevens werden er concrete afspraken gemaakt betreffende de patiënten die een CT onderzoek moeten ondergaan. Al deze afspraken werden eerst door de beide hoofdverpleegkundigen in aanwezigheid van hun zorgmanager bijgestuurd en goedgekeurd. Vervolgens werden deze afspraken op de dienstvergadering van september 2010 in beide afdelingen met het personeel besproken. Een eerste evaluatie vond plaats begin november 2010, waarbij wij tot volgende eerste conclusies kwamen: ook al werken we alle dagen veel samen, de nood aan goede formele afspraken is overduidelijk aanwezig. Heel wat onderlinge misverstanden worden dankzij duidelijke afspraken opgelost. Het samenwerken verloopt veel beter wanneer op regelmatige tijdstippen evaluatie, bijsturing en onderling overleg plaatsvinden. Net zoals in het verkeer verhogen klare en duidelijke regels de veiligheid.

Hoe keren de patiënten na hun onderzoek op een kwalitatief goede wijze terug van

intro januari 2011

23


Kwaliteit van de maaltijden Romain Hermans Diensthoofd voeding

In samenspraak met de diëtisten zorgen we voor een gevarieerde seizoens­ gebonden menucyclus met evenwichtige gezonde voeding voor patiënten. We bevragen permanent de patiënten en de opmerkingen worden meegenomen in de evaluatie. Van ieder gerecht wordt er een receptuur gemaakt. Dit wordt getoetst en geëvalueerd om tot een optimale bereidingswijze te komen. De recepturen worden opgesteld voor een basisbereiding van 200 personen en verrekend naar de dagelijkse behoeften. Rekening houdend met de kwaliteit van de aan te kopen grondstoffen kiezen we basisartikelen uit. In de aankoopvoorwaarden staan de soort grondstof, de gewichten en toegelaten afwijkingen, de bewaartermijnen en de mogelijke merknaam beschreven. We bieden de gebruikers de mogelijkheid om te kiezen uit een voorstelmenu en enkele alternatieven. In de plaats van

24

intro januari 2011

vlees is er bijvoorbeeld ook de dagkeuze kip, gebakken of gekookte vis. We maken de gerechten op de dag van consumptie klaar. Speciale bereidingen en dieetmaaltijden worden samen met de dagmaaltijden bereid. In totaliteit worden er dagelijks minstens 350 maaltijden klaar gemaakt. Tegen 11.00 h staat alles klaar om naar de afdelingen te brengen. Ons systeem is er op gericht de maaltijden aan een minimale temperatuur van 65°C af te leveren aan de patiënt. Naast het middagmaal staan we ook in voor het ontbijt en het avondmaal. De gebruikelijke broodmaaltijden worden ook met een keuzebepaling van de patiënt bereid en geportioneerd door het keukenteam.


Bewaring van voedingsmiddelen conform de normen van het HACCP Eric Reckers Hoofdverpleegkundige inwendige ziekten

Vermits op een dienst gastro-enterologie veel diagnostiek plaatsheeft en veel onderzoeken nuchter dienen te gebeuren, worden veel maaltijden bewaard. Een professionele koelkast is dan ook geen overbodige luxe.

Om de kwaliteit van de maaltijden te bewaren, hanteren we strikte afspraken afspraken betreffende de bewaring: • In elke koelkast hangt een thermometer. Deze moet tegen de wand van de deurbevestiging hangen. De thermometer wordt jaarlijks geijkt. • Iedere ochtend worden de bederfbare componenten van de dag voordien en de niet-gedateerde componenten uit de koelkast verwijderd en meegegeven naar de centrale keuken. • De temperatuur van de koelkast wordt genoteerd in het logboek. De temperatuur moet steeds tussen de 3 en de 7°C zijn. Indien deze hoger is dan 7°C wordt

de technische dienst verwittigd. • De koelkast krijgt wekelijks een onderhoudsbeurt. Dit wordt in een logboek geregistreerd. • Er worden enkel verpakte en gedateerde eetwaren in de koelkast bewaard.

intro januari 2011

25


Kindvriendelijk beleid ziekenhuisbreed Marijke Claes Hoofdverpleegkundige kinder- en jeugdgeneeskunde

Kindvriendelijk protocol tussen de dienst radiologie en de dienst kinderen jeugdgeneeskunde: • Wachttijden voor kinderen worden zo kort mogelijk gehouden. Nuchtere onderzoeken worden zo vroeg mogelijk ingepland. • De stralingsdosis bij kinderen wordt tot een minimum beperkt. • Infuus prikken, sondages,… gebeuren hoofdzakelijk door de pediatrisch verpleegkundigen op de kinder- en jeugdafdeling. De expertise van de verpleging, nabijheid van de ouder, rustige omstandigheden zijn belangrijk in de benadering van de patiëntjes. Een ouder mag zijn/haar kind begeleiden tijdens de onderzoeken. • Een pediatrische procedure voor CT werd opgesteld. • Kinderen worden op rustige en vriendelijk manier benaderd met gepaste uitleg over de medische beeldvorming.

Kindvriendelijk protocol In het operatiekwartier Dat ouders bij hun kinderen mogen blijven tijdens het ontwaken na een operatie wordt zeer goed onthaald door alle partijen. Zowel kinderen, ouders als personeel ervaren dit als een positief gebeuren. Eenvormig borstvoedingsbeleid Het borstvoedingsbeleid van de kraamafdeling werd ook doorgetrokken naar onze afdeling in het kader van een “babyfriendly ziekenhuis“. De hoge waarderingsscore door Kind en Gezin van het borstvoedingsbeleid op de kraamafdeling (Cijfers kind & gezin: 40% van alle moeders geeft nog BV op 3 maanden starters op materniteit: 85.6% in 2009) is een belangrijke indicator om ook dezelfde visie, adviezen en acties door te zetten op de kinder- en jeugd­ afdeling.

Nieuwe moderne huisvesting Voorlopig zijn wij gehuisvest op een tijdelijke afdeling met het oog op een mooie, gemoderniseerde en vernieuwde accommodatie die begin 2011 haar deuren zal openen. Rekening houdend met de normen van het zorgplan moeder-kind en een verdere uitbreiding van het dagziekenhuis voor kinderen, hopen wij in de toekomst nog beter aan de behoefte van onze patiëntjes te voldoen. Ook de uitbreiding naar een nieuw medisch team van pediaters is een belangrijke meerwaarde voor de medische zorgen voor ambulante en opgenomen kinderen.

Luchtwegeninfectie en anesthesie bij kinderen: doorgaan of uitstellen van de ingreep? Dr. Guy Hoes Anesthesioloog

“Kinderen zijn geen kleine volwassenen”. We worden als geneesheren steeds geconfronteerd met deze eenvoudige woorden. We dienen in elke discipline van de geneeskunde steeds rekening te houden met de bijzonderheden die het omgaan met kinderen zo boeiend maakt.

In de anesthesie is het niet anders. De pediatrische fysiologie, anatomie en farmacologie dienen zeer goed gekend te zijn om het kind veilig doorheen de operatie te leiden. De foutmarge is veel klei-

26

intro januari 2011

ner. Het omgaan met kinderen onder narcose is een boeiend, maar ook stresserend moment. Niet alleen voor de kinderen, maar ook voor het hele operatieteam en vooral voor de ouders.

Recent doorgemaakte luchtwegen­in­fecties (viraal/bacterieel) verhogen aanzienlijk (tot 10 maal bij endotracheale intubatie) het risico op peri-operatieve complicaties bij kinderen zoals larynx-


en bronchospasme, sputumimpactie, atelectase, apnoe periodes en desaturatie(< 90%). Algemeen wordt aangegeven dat dit verhoogd peri-operatief risico blijft bestaan van 4 tot 6 weken na het doormaken van de infectie wegens de blijvende hyperreactiviteit van de luchtwegen en dat electieve ingrepen best worden uitgesteld. Helaas zijn de klimatologische omstandigheden in ons land niet optimaal om een uitstelperiode van zes weken te accepteren, gezien een groot percentage van de kinderen reeds een nieuwe periode van infectie zal doormaken, of dat de vooropgestelde operatie (oorbuisjes, poliepresectie, tonsillectomie) juist de therapie vormt voor de recidiverende infecties.

Welke houding kunnen we dan als anesthesioloog aannemen om de kinderen daadwerkelijk veilig doorheen de anesthesie te loodsen? Als anesthesioloog maken we hierbij gebruik van de techniek van de safety versus complication ratio, waarna we een beslissing nemen tot het al of niet uitstellen van de ingreep. Centraal bij dit model staat de veiligheid van het kind dat de narcose dient te ondergaan in functie van de ingreep. Elk kind wordt individueel beoordeeld door de stafleden van de dienst anesthesie en de casus wordt besproken onder de verschillende stafleden. Elke beslissing tot uitstel zal aan de ouders en de behandelende chirurg worden meegedeeld. Het moge dui-

delijk zijn dat wij als anesthesisten deze beslissing in geen geval laten beïnvloeden door externe druk door de ouders of de chirurg, waarbij we het kind zouden blootstellen aan een verhoogd risico op peri-operatieve complicaties. Safety < complications: Ernstige elementen tot het uitstellen van een electieve ingreep: 1. De incidentie van anesthesie gerelateerde complicaties (apnoe/laryngo­ spasme/bronchospasme/desaturatie<90%) is hoger bij (ex-) prematuren en kinderen onder de leeftijd van 12 maanden. 2. Minder dan twee weken na de respiratoire infectie en/of twee of meer van de volgende symptomen (Baker)(1): a. Persisterende nasale congestie of rhinorrhoea. b. Pijnlijke keel/laryngitis. c. Koorts (> 38.3°C) d. Persisterende non-productieve hoest (bronchiale hyperreactiviteit) e. Nog ziek aspect van het kind en algemene malaise (slechte eetlust, slecht slaappatroon, vermagering). 3. In acht nemen van de co-morbiditeit van het kind: a. Asthma-patiënten b. ASA classificatie >2 zoals bijvoorbeeld ex-prematuren, bronchopulmonale dysplasie, congenitale hartafwijkingen, mucoviscidose. c. Ernstige obesitas (2) d. Exposure aan het rookgedrag van de ouders (3). 4. De aard van de ingreep. Electieve ingrepen dienen een laagrisicoprofiel te bezitten en worden dan ook best uitgesteld zoals bijvoorbeeld plastische heelkunde (naevusresectie/oorcorrectie/littekencorrectie), urologische ingrepen (circumcisio) en tandverzorgingen onder narcose.

Safety > complications: Elementen waarbij men toch doorgaat met de ingreep: 1. Resolutie van de symptomen, 3 tot 4 weken na de respiratoire infectie. 2. Kinderen ouder dan 5 jaar hebben duidelijk een laag risico op peri-operatieve complicaties na het doormaken van een respiratoire infectie (4). 3. Kinderen tussen de 1 en 5 jaar hadden een intermediair risico op anesthesie gerelateerde complicaties en zullen individueel geëvalueerd worden.

Besluit Na het doormaken van een luchtwegen­ infectie wordt bij kinderen die een narcose dienen te ondergaan voor electieve ingrepen best een periode van 4 tot 6 weken gewacht. Dit laat een resolutie toe van de bronchiale hyperreactiviteit en vermindert het risico op peri-operatieve complicaties zoals bronchospasme, atelectase en desaturatie. Een actieve respiratoire infectie tot twee weken voor de ingreep zal steeds leiden tot uitstel van de geplande ingreep. Volgens het safety/complications model zal de anesthesioloog steeds een risicoanalyse maken en in zo objectieve wijze een medische beslissing nemen tot het al of niet doorgaan van de ingreep. Deze zal steeds met de ouders besproken worden, waarbij de veiligheid en het belang van het kind centraal staat.

Bibliografie: 1.Baker SB, Upper Respiratory Iinfections in Children. Semin Anesth 1992;41:121-23. 2.Alan R. Tait, Incidence and risk factors for perioperative adverse respiratory events in children who are obese. Anesthesiology 2008;108:375-80. 3.Eric T. Skolnick, Exposure to environmental tobacco smoke and the risk of adverse respiratory events in children receiving general anesthesia. Anesthesiology 1998; 88: 1144-53. 4.Cohen MM. Should you cancel the operation when a child has an upper respiratory tract infection? Anesth Analg 1991; 72: 282-288.

intro januari 2011

27


Acute verwardheid bij geriatrische patiënten: en wat nu? Frans Lenskens Verpleegkundige geriatrie 1

Acute verwardheid of delier manifesteert zich als een toenemend probleem in alle ziekenhuizen. De forse toename de laatste jaren van het aantal opgenomen bejaarde patiënten is hier niet vreemd aan.

Acute verwardheid is een psychoorganische stoornis die ontstaat door het falen van het cerebrale metabolisme door een lichamelijke aandoening of het gebruik van (genees)middelen. De belangrijkste kenmerken zijn: • een verandering in de mentale status: - door een wisselend bewustzijn - door een stoornis van de aandacht - door een stoornis van de cognitieve functies. Deze stoornis uit zich vaak in desoriëntatie, geheugenproblemen, denkstoornissen, motorische onrust, slaapproblemen, angst, agitatie, hallucinaties, waandenkbeelden • het slaap-waakritme is verstoord • ze ontstaat acuut en fluctueert over de dag • het is reversibel • het is een direct fysiologisch gevolgvan een somatische aandoening Er bestaan twee varianten: een hyperactief delier en een hypoactief of stil delier. Deze laatste is niet altijd even gemakkelijk te diagnosticeren. Delier gaat gepaard met een verhoogde morbiditeit en mortaliteit en een verhoogde kans op cognitief verval. De symptomen nemen meestal toe in de late namiddag en ont-

28

intro januari 2011

sporen dan ‘s avonds of ‘s nachts. De zorg voor delirante patiënten wordt door de verpleging vaak als stresserend ervaren. Recente onderzoeken beschrijven een incidentie van 10 tot 60% bij oudere gehospitaliseerde patiënten tot zelfs 80% bij kritisch zieke patiënten. Toch wordt dit niet altijd herkend door artsen en verpleging. Door een systematische screening, een goed preventief beleid en een tijdige accurate behandeling kan de incidentie, duur en ernst van acute verwardheid sterk terug gedrongen worden. Richtlijnen vanuit het geriatrisch zorgprogramma: Begin 2008 startte Frans Lenskens zijn zoektocht naar het ontwikkelen van een stappenplan met medicamenteus schema. Hij kon rekenen op de medische kennis van de geriater en de psychiater en zijn voorbije expertise als Intensievezorgenverpleegkundige. De implementatie hiervan startte begin 2009.

Screening Bij iedere opgenomen patiënt op de afdeling geriatrie gebeurt een systematische screening voor hoog risico op delier. Tevens wordt er gedurende 24u een referentie Delirium Observatie Schaal (DOS) ingevuld. Bij een positief resultaat wordt de familie ingelicht over de mogelijkheid op het ontwikkelen van een delier en gestart met algemene preventieve maatregelen (eventueel preventieve medicatie). Bij de eerste voortekens van delier gaat de verpleging actiever DOSsen. Diagnosestelling De arts stelt de diagnose en maakt qua behandeling een onderscheid tussen onttrekkingsdelier en ieder ander delier. Hij gaat na of er een gekende contraindicatie is voor bepaalde medicatie en/ of een patiënt lijdt aan ziekte van Parkinson. Voor de symptomatische behandeling werd in samenspraak met de geriater en psychiater, op niveau van de geriatrische patiënt, een medicamenteus schema samengesteld. Dit werd voorzien van de nodige standing orders.


Standing orders Het opsporen van mogelijke oorzaken van het delier en de behandeling hiervan ligt in de handen van de arts. Hij geeft de opdracht voor de standing order. De familie wordt uitvoerig ingelicht en zij ontvangen een infobrochure. De verpleging hanteert de richtlijnen in verband met de aanpak van delirante patiënten. Indien nodig worden vrijheidsbeperkingen toegepast volgens het protocol. Met de familie wordt dit zo snel mogelijk besproken en hiervan wordt een nota in het dossier gemaakt. De ervaring leert dat een goede combinatie van symptomatische en oorzake­ lijke behandeling het delier dikwijls vrij snel doet opklaren. Helaas moeten we ook vaststellen dat, na het verdwijnen van het delier, regelmatig een niet gekende beginnende dementie aan het licht komt.

Wat met de geriatrische patiënten op andere afdelingen? Vanaf 1 februari 2010 wordt, via de interne liaison, support en begeleiding aangeboden bij (vermoeden van) delier of uit preventieve zorgen. Op deze manier wordt de verworven kennis in verband met preventie en aanpak van delier bij geriatrische patiënten ook beschikbaar gesteld voor de geriatrische patiënten, de verpleegkundigen en de artsen van andere afdelingen. De interne liaison verpleegkundige maakt in het bijzijn van de verantwoordelijke afdelingsverpleegkundige een delierassessment op.

Het interne liaison team dat instaat voor de realisatie bestaat uit: Liesbeth Smeets, Kathleen Vanhout, Agnes Vandeleur en Yves Claes, Krista Bogaerts, hoofdverpleegkundige Interne Liaison team Dr. Elke Claes, arts Dr. Schellemans, internist-geriater

De interne liaison verpleegkundige of de geriater geeft aanbevelingen en de afdelingsverpleegkundige contacteert de behandelende arts voor het opstarten en voorschrijven van de nodige medicatie. Het opsporen en behandelen van de oorzaken behoort tot de taak van de behandelende arts. De conclusie en de aanbevelingen worden via de klassieke liaison brief in het medisch dossier geplaatst.

intro januari 2011

29


Voorstelling nieuwe arts Dokter Dagmar Mess-Backeshoff (6 april 1963) startte op 1 december haar activiteiten binnen de dienst gynaecologie: op de eerste plaats in de allround verloskunde en gynaecologie met bijzondere aandacht voor het opstarten van een seksuologisch spreekuur en voor de endoscopische aanpak van benigne gynaecologie en de urogynaecologie. Zij volgde haar studie geneeskunde aan de Heinrich-Heine-Universität, Düsseldorf en behaalde haar afsluitend examen der

Medizin in november 1989, met specialisatie gynaecologie. Ze promoveerde bij Prof. Dr. med. L. Beck in de Frauenklinik der Heinrich-HeineUniversität Düsseldorf. Als gynaecologe werkte ze in Duitsland en Nederland in diverse ziekenhuizen. In 2009 behaalde zij haar certificaat als seksuoloog. Ze is gehuwd met Werner Mess, neurofysioloog.

Tevredenheidsmeting 2010 (eerste bevragingsperiode) An Davidts Kwaliteitscoördinator

Van 1 april 2010 tot en met 30 juni 2010 werden de patiënten van 9 afdelingen bij hun ontslag uit het ziekenhuis opnieuw bevraagd naar hun tevredenheid. 819 patiënten (van de in totaal 2586) beantwoordden de vragenlijst wat voor ons ziekenhuis een responspercentage van bijna 32% opleverde (ten opzichte van gemiddeld 19% op nationaal niveau).

30

intro januari 2011

Binnen het Sint-Franciskusziekenhuis zijn patiënten het meest tevreden over de mate waarop men door het verpleegkundig personeel wordt behandeld, de aandacht en tijd die het verpleegkundig personeel aan hen besteedt en de manier waarop men op de afdeling onthaald werd.

De maaltijden, de rust op de afdeling en de orde en netheid zorgden voor de laagste tevredenheid. Vier items scoorden beter dan het nationaal gemiddelde.


Tijdig beantwoorden van de bedbel

Caroline Derdeyn Hoofdverpleegkundige heelkunde 1

In 2010 werkten we het actieplan uit om de bel-oproepen binnen de, volgens de patiënt, gewenste tijd te beantwoorden. Realisatie Brainstorming tijdens eerste teamvergadering met als resultaat: • Uurwerken op de kamer, zodat de patiënt wat meer tijdsbesef heeft • Zo vlug mogelijk naar de beloproep gaan, ook al is de patiënt toegewezen aan een collega verpleegkundige

• Één persoon die verantwoordelijk is om de beloproepen te beantwoorden tijdens de ochtendzorg • Werken met spreuken op de kamers, om aan te geven dat verpleegkundigen mensen zijn die voor mensen zorgen. De tevredenheid betreffende het tijdig beantwoorden van de bedbel dient opnieuw geëvalueerd te worden aan de hand van de lopende meting van de firma Pfizer

Agenda Kerstconcert

Zaterdag 18 december 2010 om 19.30 u.: met het Percussionteam, ’t Kafkoor en de Koninklijke fanfare in de Sint-Brigida kerk Koersel (Centrum)

Kerstmarkt

Zondag 19 december 2010 vanaf 14.00 u. in Koersel Centrum Beide ten voordele van ons partnerziekenhuis in Panzi, in samenwerking met Memisa.

Multidisciplinair symposium

Zaterdag 29 januari 2011 van 09.00 tot 13.00 u.: "Diagnostiek bij Thorax en hogere luchtwegenpathologie" in aula Centrum Duurzaam Bouwen te Heusden-Zolder

intro januari 2011

31


“MAND IN MAND“ systeem Kristine Schepers Diensthoofd sterilisatie

De dienst sterilisatie beschikt over een aantal belangrijke vernieuwingen. De verhuis naar de gloednieuwe afdeling met hoogtechnologische apparatuur voor steri­ lisatie van medische materialen staat garant voor optimale resultaten. Het introduceren van het “Mand in mand” systeem verhoogt de veiligheid door het til- en loopwerk te beperken en de fysieke arbeid tot een noodzakelijk minimum herleiden.

Dit is in eerste instantie een belangrijke verbetering voor het personeel werkzaam op de afdeling maar verhoogt ook de kwaliteit van het afgeleverde materiaal, noodzakelijk bij de medisch-technische prestaties. De manipulaties van de instrumentensets worden immers tot een minimum beperkt waardoor de kans op beschadiging van de verpakking van de steriele sets tot een minimum wordt herleid, zowel op de afde-

ling als in het operatiekwartier. Het “mand in mand” systeem, maakt het onsteriel maken van een set bijna onmogelijk. Dit nieuwe systeem “mand in mand “ draagt er toe bij om op een veilig en ergonomisch verantwoorde manier te werken wat de patiënt alleen maar ten goede kan komen.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.