Intro nr44 def corr lr

Page 1

intro

44

09.2014

ST-FRANCISKUS ZIEKENHUIS

Medisch informatieblad van het St-Franciskus Ziekenhuis Heusden-Zolder

Orthopedie: Enkele topics

aan jouw zijde!


4

44

13

09.2014

10

4

Ziekte van Dupuytren

7

Pathologie van de enkel

10

Inmiddels heeft 2014 al een groot deel van zijn geheimen prijsgegeven. Er zijn

Heupklachten

in ons landje al heel wat regeringen

13

gevormd en de politici maakten duidelijk dat er de eerstvolgende

Instabiel schoudergewricht

jaren geen geschenken worden

19

uitgedeeld. Hoewel Vlaanderen de ambitie heeft om € 500 miljoen extra

Nieuwe artsen

in de welzijnssector te investeren, mogen wij er zonder de minste twijfel

Colofon Algemeen St-Franciskus Ziekenhuis P. Paquaylaan 129 3550 Heusden-Zolder Tel. 011 71 50 00 (algemeen) 011 75 55 55 (polikliniek) Algemeen directeur Dr. Marc Geboers Eindredactie Diane Mombers Redactieraad Voorzitter, Dr. Stijn Loonbeek Dr. Marc Geboers, Dr. Luc Geutjens, Dr. Nele Guion Foto’s Kris Dexters, Diane Mombers V.U. Dr. Marc Geboers Hebben meegewerkt Dr. Luc Geutjens, Dr. Ivan Ameloot, Dr. Guy Veldeman, Dr. Yves Van Asch, Dr. Lore Kegels, Dhr. Jeroen Ruysen, Dhr. Dennis Lenaers, Diane Mombers

2

van uitgaan dat dit geld niet naar de

7 “We twijfelen er niet aan dat alle betrokkenen vindingrijk en betrokken uit de hoek zullen komen om onze organisatie gezond te houden.”

ziekenhuizen zal vloeien…

Over centen, vernuft en ambities Ook in tijden van budgettaire schaarste blijft het St-Franciskus Ziekenhuis focussen op kwaliteitsvolle en veilige zorg. Het is algemeen geweten dat het beperken van middelen kan leiden tot het uitdenken van creatieve oplossingen. Daarop zetten wij in en we rekenen daarvoor op iedereen die in en voor onze organisatie werkt. We twijfelen er niet aan dat zowel beheerders, directie als artsen, maar ook alle andere medewerkers vanuit een grote betrokkenheid de nodige vindingrijkheid aan de dag zullen leggen om onze organisatie financieel gezond te houden. Bovendien maken we onze ambities verder waar om de bewoners


Ons ziekenhuis, meer dan ooit in beweging Dr. Luc Geutjens, medisch directeur

van West-Limburg kwaliteitsvolle en veilige tweedelijnszorg aan te bieden. Hierin slagen we alleen door samen te werken met onze partners in de eerste en derde lijn. Ook onze patiënten moeten beseffen dat elke zorg in de toekomst niet meer op eenvoudige vraag en op elk ogenblik geboden kan worden. In goed overleg met artsen, verzorgenden en patiënten zullen de juiste keuzes gemaakt worden binnen de beschikbare financiële ruimte.

Orthopedie in de spotlights In dit INTRO-nummer zetten we de dienst orthopedie-traumatologie graag in de kijker. Als kleiner ziekenhuis met een grote spoedgevallendienst - met jaarlijks meer dan 25.000 patiënten - leveren we bijzonder veel inspanningen om het grote aantal niet-geplande orthopedische en traumatologische onderzoeken, behandelingen en ingrepen in te plannen en uit te voeren. We verzekeren continuïteit in de zorg dankzij de multidisciplinaire behandeling van traumapatiënten en besteden veel aandacht aan de toenemende specialisatie binnen het domein van de orthopedische heelkunde. In dit kader werd de medische staf orthopedie begin 2014 uitgebreid met dr. Lore

Kegels die een bijkomende opleiding in de handchirurgie volgde. Zo vult zij de subspecialismes van haar collegae verder aan: dr. Ivan Ameloot legt zich vooral toe op de knie- en voetheelkunde, dr. Yves Van Asch is expert in de heelkunde van het heupgewricht en dr. Guy Veldeman in de schouderchirurgie.

Versterking op de dienst anesthesie De voorbije jaren hebben we heel wat nieuwe chirurgen aangeworven in ons ziekenhuis. Dat leidde tot capaciteitsproblemen in ons operatiekwartier, zowel qua ruimte als ondersteuning vanuit de dienst anesthesie en het verpleegkundig departement. Om hieraan het hoofd te bieden, hebben we het team van anesthesisten in september uitgebreid met 2 nieuwe, jonge collega’s. Zo zal Dr. Christine Lescrenier niet alleen actief zijn in de algemene anesthesie, maar ook als pijnspecialiste en Dr. Katleen Mertens zal naast het operatiekwartier ook de afdeling intensieve zorgen versterken.

Verschuivingen en verbeteringen Aangezien pijnbehandeling steeds belangrijker wordt, pasten we het

tijdelijke gebouw bij de spoedgevallendienst architectonisch aan als behandelruimte voor pijntherapie voor zowel neurochirurgen als anesthesisten. Het multidisciplinaire team bestaat verder uit verpleegkundigen en een psychologe en kijkt alvast uit naar de verdere samenwerking met andere domeinen zoals fysische geneeskunde en orthopedie. Nu de ingrepenzaal in het dagziekenhuis gedeeltelijk is vrijgekomen, kunnen we ook meer ingrepen onder lokale anesthesie uitvoeren buiten het operatiekwartier. Zo wordt de effectief beschikbare operatietijd in onze 6 operatiekamers uitgebreid met bijna 40 uur, verdeeld over de diverse heelkundige disciplines. Zo zie je maar… Ondanks de krapper wordende financiën blijft het St-Franciskus Ziekenhuis kwaliteitsvolle en veilige zorg voor de patiënten centraal stellen en dat in een toegankelijke, up-todate uitgeruste en aantrekkelijke omgeving. In onze volledig vernieuwde infrastructuur richten we onze aandacht ten volle op het welbevinden van iedereen die zich als arts of medewerker elke dag inzet om de gestelde doelen te realiseren.

SEPTEMBER 2014 | INTRO

3


Nieuwe behandeling van de ziekte van Dupuytren met XIAPEX 速 Dr. Lore Kegels, orthopedist

Wat is het? De ziekte van Dupuytren is een abnormale verdikking in de handpalm die meestal progressief is. Het gaat om een aandoening van de fascia palmaris waarbij in het eerste stadium knobbels worden gevormd door afzetting van collageen. Vervolgens vormen de knobbels koorden of strengen van de handpalm tot de vingers. De koorden zorgen ervoor dat de vingers niet meer goed gestrekt kunnen worden en zo ontstaat er flexiecontractuur. Die neemt meestal toe na verloop van tijd waarbij de pink en ringvinger het vaakst worden getroffen. De ziekte is meestal pijnloos, maar kan relatief invaliderend zijn.

Oorzaak van de ziekte De exacte oorzaak van de aandoening is nog niet gekend, maar er is een belangrijke erfelijke factor. Mannen worden vaker getroffen dan vrouwen. De ziekte manifesteert zich meestal na de leeftijd van 40 jaar en is bijna altijd bilateraal.

4


Aangewezen behandeling Wanneer de strengen en flexiecontracturen de dagelijkse functie van de hand uitgesproken hinderen, is een behandeling aanbevolen. Een positieve table top test waarbij de hand niet meer plat op tafel geplaatst kan worden, is hiervoor een goede indicator.

Positieve table top test

Verloop van de behandeling Vroeger kon deze aandoening enkel met een heelkundige ingreep behandeld worden door de streng operatief te verwijderen. Maar sinds een tweetal jaar kunnen patiënten met een voelbare streng ook kiezen voor een behandeling met XIAPEX®. Dit product bevat een collagenase (collagenase clostridium histolyticum) en dat is een enzyme dat het aanwezige collageen in de strengen oplost. Hierdoor verbetert de beweeglijkheid van de vinger en daardoor ook de functie van de hand. De behandeling met XIAPEX® mag enkel uitgevoerd worden door chirurgen die ervaring hebben met de ziekte van Dupuytren en die een specifieke training volgden. In het St-Franciskus Ziekenhuis kunnen patiënten hiervoor sinds januari 2014 terecht bij Dr. Lore Kegels op de dienst orthopedie.

Een behandeling met XIAPEX® verloopt in 2 fasen. De eerste fase vindt plaats tijdens de raadpleging waarbij de streng geïnfiltreerd wordt met XIAPEX®. De patiënt krijgt een droog aseptisch verband en wacht nadien nog een 30-tal minuten in de wachtzaal. Dit is om mogelijke bijwerkingen tijdig op te sporen, zeker omdat het gaat om een relatief nieuw product. Na de infiltratie moet de betrokken hand en vinger rustig gehouden worden. Vaak ontstaat er in de volgende uren wat zwelling, hematoom en blaarvorming ter hoogte van de infiltratie.

Wie komt ervoor in aanmerking? Volwassen patiënten met een flexiecontractuur van minimaal 20° van het MCP- (metacarpofalangeaal) en/of het PIP-gewricht (proximaal interfalangeaal), veroorzaakt door een duidelijk palpeerbare Dupuytren-streng, komen in aanmerking voor een behandeling met XIAPEX®. Het product is enkel verkrijgbaar op bestelling, dus de behandeling kan pas na afspraak starten. Bovendien is het duur, maar het wordt wel grotendeels terugbetaald door het ziekenfonds.

VOOR infiltratie

Lokale zwelling NA infiltratie

SEPTEMBER 2014 | INTRO

5


De tweede fase vindt 24 uur later plaats in het operatiekwartier. Na toediening van lokale verdoving wordt de betrokken vinger gestrekt door de behandelende arts. Dankzij XIAPEX® is de streng lokaal weker geworden en kan deze doorbroken worden. Dit gaat gepaard met een hoorbare ‘krak’ en de verbetering in extensie is onmiddellijk duidelijk. Deze ‘strekprocedure’ kan soms een beperkte wonde/laceratie veroorzaken ter hoogte van de vinger of handpalm. De patiënt krijgt zo nodig een vetverband. Meestal genezen de wonden goed binnen de 3 weken. Voldoende hoogstand is de eerste dagen wel aangewezen, maar beweging is wel onmiddellijk toegestaan.

Na de behandeling Enkele dagen na de operatie krijgt de patiënt een spalk aangemeten om ’s nachts te dragen, meestal gedurende 6 tot 12 weken. Na een viertal weken is er een controleafspraak voorzien.

Nachtspalk

VOOR de strekprocedure

Er mag slechts 1 streng per keer behandeld worden. Naast lokale zwelling, jeuk en hematoom kunnen de volgende - meer zeldzame - bijwerkingen optreden: pijnlijk gezwollen okselklier, gewrichtsklachten, hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid. Op het moment van de infiltratie krijgt de patiënt hierover een informatiekaart met duidelijke richtlijnen mee.

Kans op herval Een gekend probleem bij de ziekte van Dupuytren is de reële kans dat de ziekte opnieuw optreedt, ondanks adequate behandeling. Deze kans is even groot bij een chirurgische ingreep als een behandeling met XIAPEX®. Het voordeel van XIAPEX® is wel dat er weinig littekenvorming is. Daardoor wordt een toekomstige behandeling alvast niet bemoeilijkt.

Conclusie

NA de strekprocedure

2 maanden na XIAPEX®

6

Een infiltraat met XIAPEX® om de ziekte van Dupuytren te behandelen, is een veelbelovende methode. Tot op heden heeft ze gunstige resultaten opgeleverd, tot grote tevredenheid van de patiënten.


Pathologie van de enkel: letsels aan de peroneuspezen Dr. Ivan Ameloot, orthopedist

Enkeldistortio’s zijn de meest frequent voorkomende aandoeningen ter hoogte van de enkel en dan voornamelijk bij sporters. Behalve het klassieke ligamentaire letsel (bv. van het ligamentum talofibulare anterius, calcaneofibulare, talofibulare posterius en ligamentum deltoïdeum) komen er heel wat andere kwetsuren voor. Zo kan er een osteochondraal letsel ontstaan ter hoogte van de talus, een letsel aan de syndesmose, aan de peroneuspezen, elongatie van de n. peroneus, proximale fibula fractuur, avulsie, fracturen, …

Anatomie De pees loopt in een fibro-osseuse tunnel (fibula, hypertrofie van de tendon sheath en de CFL/PTFL ligamenten).

In deze bijdrage besteden we aandacht aan het letsel aan de peroneuspezen, nl. de longitudinale scheur van de peroneus brevis en luxaties van de peroneuspezen. Dislocatie of subluxatie van de ‘peroneal tendon’ (PT) wordt meestal verkeerd gediagnosticeerd als een enkelverstuiking in de acute setting. Het betreft meestal een sportongeval, maar er bestaan ook habituele dislocators. Bij deze laatste groep gaat het eerder om een congenitale deficiëntie van het superieure peroneaal retinaculum en/of een ondiepe retromallelaire groeve voor de pezen.

SEPTEMBER 2014 | INTRO

7


De sulcus is afwezig of convex in 20% van de gevallen. De breedte van de sulcus bedraagt 5 à 10 mm. Lateraal is er een beenderige rim, eventueel verhoogd met een cartilagineuse rim. Het distale deel van de sulcus is bedekt met een periostale fibrocartilagineuse laag die soft is.

Classificatie van PT dislocaties

De ‘anterior drawer sign’ is negatief op het vlak van instabiliteit van de enkel zelf. Bij plantaire flexie en eversie kan - al dan niet met enige assistentie - een (sub)luxatie bekomen worden. In chronische gevallen ontstaat een plopping of snapping van de pees. Soms treedt de (sub)luxatie slechts op bij bepaalde sportactiviteiten en is deze moeilijk op te wekken.

Technische onderzoeken In 15% tot 50% van de gevallen treedt een rim fractuur van de distale fibula op. De CT-scan met 3D-reconstructie kan dan een beter beeld geven van de anatomie van de groeve. Met een NMR en echo kan een letsel van het retinaculum aangetoond worden en/of een longitudinale rent in de peroneus brevis.

Behandeling

A. Normal B. Grade I: stripping superior peroneal retinaculum C. Grade II: grade I + avulsion cartilagineuse rim D. Grade III: bony avulsion of posterolateral part of fibula by superior peroneal retinaculum

Mechanisme van PT dislocaties Het letsel ontstaat bij een plotse dorsiflexie en een plotse contractie van de peroneale spieren. Ook een voet in plantaire flexie en lichte eversie of inversie met een plotse contractie van de peronei kan dit letsel veroorzaken.

Kliniek In een acute setting is de differentiale diagnose met een banale enkelsprain misleidend. Meestal ontstaat er een zwelling posterieur van de fibula en is er geen drukpijn ter hoogte van het Ligament Talofibulare Anterius (LTFA).

Bij een acuut en primair letsel kan een ‘well-molded’ gips zonder steun ter immobilisatie gedurende 6 weken overwogen worden. Dit is in 50% van de gevallen succesvol. Toch wordt er meestal geopteerd voor een heelkundige benadering aangezien dit meestal bij jonge sporters voorkomt en de kans op recidive aanwezig is.

De ingreep omhelst volgende stappen: • Via een posterolaterale incisie worden de pezen toegankelijk gemaakt • Het retinaculum wordt geopend en de sulcus geïnspecteerd. • In geval van een longitudinale scheur wordt een sutuur verricht (zie casus 1). • In geval van een flat of convexe sulcus wordt een plastie verricht (zie casus 2). • Na het reponeren van de pezen wordt het retinaculum nauwgezet gesloten. • Immobilisatie gedurende 6 weken is aangewezen in een afneembare gips, waarbij de peroneuspezen passief gemobiliseerd worden.

Casus 1: luxerende pezen met een longitudinale scheur in de peroneus brevis

1 Vaststellen van een haematoom in het retinaculum door chronisch luxeren

8

2 Attenueren van het retinaculum zodat een ruimte lateraal van het fibula ontstaat

3 Longitudinale scheur van de peroneus brevis


Casus 2: luxerende pezen met een flat sulcus

Markeren met anatomische landmarks

Openen van het retinaculum en mobiliseren van de pezen

De mobiele peroneuspezen kunnen over de rim luxeren

CreĂŤren van een osteocartilagineuse flake, posterieur gepediculeerd

Ontwikkelen van een sulcus met een frees

Voldoende uitdiepen naar distaal

Reponeren van de flake na longitudinale splitting

Fixeren van de flake

Sluiten van het retinaculum

4 Luxatie van de scheur over de laterale rim

5 Debridement en sutuur verrichten

6 Sutuur verrichten van het retinaculum en imbriceren SEPTEMBER 2014 | INTRO

9


“Dokter, ik heb last van mijn heup” het cruciale belang van anamnese & klinisch onderzoek Dr. Yves Van Asch, orthopedist

“Ik heb al een reeks foto’s en scans laten maken”, dat is vaak de eerste zin van onze patiënten. Terugschakelen naar het begin van alle consultaties is dan van belang: “Ja, maar waarvoor komt u, wat zijn uw klachten?”. Dikwijls krijgen we dan te horen: “dokter, ik heb last van mijn heup”. De volgende vraag is: “en waar voelt u uw heup?”. Dat lijkt misschien een vreemde insteek op een raadpleging voor heupproblemen, maar het gaat om een uiterst cruciale vraag!

Een groot aantal patiënten heeft immers niet alleen of niet zozeer klassieke heupklachten, maar klachten gerelateerd aan andere problemen die zij in de ‘heupregio’ voelen. Vaak zijn ze zelfs veroorzaakt door een combinatie van problemen, bv. lang bestaande rugklachten, articulair heuplijden en een secundaire bursitis trochanterica.

Het grote gevaar van onze meer en meer technische geneeskunde is dat wij als artsen voorbijgaan aan deze cruciale basis. Zo worden we automatisch geconfronteerd met teleurgestelde patiënten die als ‘medical shoppers’ de hoop op een gunstige afloop kwijt zijn. Hieronder zetten we alle scenario’s even op een rijtje…

Een goede anamnese en klinisch onderzoek is een eerste, belangrijke stap in de goede richting. Hiermee kunnen we een goed kader schetsen, gerichte technische onderzoeken aanvragen of de reeds ondergane technische onderzoeken juist interpreteren. Nadien analyseren we samen met de patiënt de klachten, de onderliggende oorzaken en het bijhorende behandelingsplan. Essentieel is dat de patiënt zijn diverse pijnproblemen - met elk hun eigen karakter onderscheidt en weet dat die ook apart zullen reageren op de behandeling.

1. Rugklachten

Een te oppervlakkige evaluatie van het resultaat van een bepaalde behandeling is een vaak voorkomende fout. Bij een combinatie van problemen kan een behandeling nl. een specifiek stukje van de klachten verlichten, maar zal de patiënt globaal nog steeds pijnklachten ervaren. Hij meldt dan dat hij nog steeds pijn heeft en dat de behandeling ‘niet geholpen heeft’. Maar wanneer men doorvraagt, blijkt een stukje van de klachten vaak volledig of gedeeltelijk verdwenen (voor een bepaalde tijd). Het is juist de genuanceerde evaluatie van het antwoord op de vragen “welke klachten?”, “hoeveel verlichting?” en “hoe lang?” die zorgt voor een gepaste oplossing en een goed therapieplan op lange termijn.

10

Het klassieke verhaal van een ischialgie met uitstralende pijn en neuralgie in het been is algemeen bekend. De oorzaak is een discushernia met bedrukking van de zenuw. Spinaalkanaalstenose veroorzaakt de typische neurogene claudicatio, maar vaak zijn de klachten discreter: snellere vermoeidheid en krampen die vaak nog versterkt worden als bijwerking van gastrische en cardiale medicatie. Discretere spierzwaktes van de heup en dijmusculatuur zijn moeilijk vast te stellen. De meest voorkomende pathologie is echter een dynamische discopathie. Dit levert een normaal EMG op en beperkte afwijkingen van de discus zoals deshydratatie en bulging zonder onmiddellijk zenuweffect, te zien op een NMR die liggend genomen is. ’s Morgens heeft de patiënt facettaire klachten - bandvormig in de riemregio - met uitstraling over de heupen. Naarmate de dag en de belasting vorderen, treden er meer zenuwgerelateerde klachten op zoals spierpijnen en -zwaktes. Een ander probleem is ook de spraakverwarring in het Nederlands die ontstaat door het verschil van de betekenis van heupen als zijnde bekkenkammen en de eigenlijke anatomische heupgewrichten!


2. Articulaire heupklachten a. Labrumscheuren b. Kraakbeenletsels c. Femoro-acetabulair impingement Deze pathologie wordt in ons ziekenhuis artroscopisch behandeld. We kunnen inmiddels terugblikken op meer dan 10 jaar ervaring.

f. Heupfracturen g. Arthritis

d. Coxarthrose De behandeling bestaat uit ofwel gelinspuitingen, ofwel een THP (totale heupprothese).

i. Reactief Een synovitis van de heup komt vaak voor bij kinderen na een virale infectie. Een behandeling in samenwerking met pediaters bestaat uit een grondig nazicht, rust en soms een periode van tractie. Bij frequente recidiven is er vaak een onderliggende groeistoornis van de heupen aanwezig. De ziekte van Legg Calvé Perthes is een tijdelijke doorbloedingsstoornis van de heupkop. Een slipped capital epiphysiolysis is het afglijden van de heupkop door zijn groeischijf en komt voor bij oudere kinderen. Hier is vaak een operatieve behandeling noodzakelijk. e. Avasculaire necrose Dit ‘botinfarct’ met tijdelijke doorbloedingsstoornis van de femurkop heeft meestal dramatische gevolgen op zeer korte tijd bij meestal jongere patiënten. Hoewel de bloedvaten zich herstellen en het bot terug levendig wordt, is er ondertussen meestal een dramatische architecturale schade ontstaan aan de bol van het heupgewricht. Meestal is er geen aanduidbare oorzaak, maar doorgemaakte fracturen van de heuphals, te hoge bloedvetten, systeemziekten, bepaalde medicatie en chemotherapie vergroten het risico aanzienlijk. In het beginstadium kan een rustperiode met steunverbod nog succesvol zijn. Met een operatieve ‘forage’ worden boorgaten gemaakt in de hals en kop om het herstel van de bloedvaten te versnellen. Er wordt een aangepast stuk kuitbeen van een donor ingebracht om een deuk in de koepel van de heupkop op te duwen en de stevigheid te vergroten. Meestal eindigt de behandeling echter met de plaatsing van een totale heupprothese.

ii. Rheumatisch Vaak gaat het om een erg agressief verloop. In goede samenwerking met de rheumatoloog worden de medicamenteuze en operatieve behandeling op elkaar afgestemd. iii. Septisch

3. Aanliggende weke delen klachten in de heupregio Deze pathologie wordt klinisch gediagnosticeerd. Ze reageert vooral goed op functionele behandeling, maar kan in extremis artroscopisch behandeld worden. a. Gluteus medius insertietendinopathie en secundaire bursitis trochanterica b. Typische trilogie: ruglijden + articulair heuplijden + (secundaire) bursitis trochanterica c. ‘External snapping hip’ = primaire bursitis trochanterica d. Psoas snapping = ‘internal snapping hip’ e. Hamstring lijden f. Quadriceps

4. Piriformissyndroom Het piriformissyndroom wordt veroorzaakt door een gealtereerde relatie tussen de musculus piriformis en de nervus ischiadicus net waar deze uit het bekken treedt. Het kan gaan om een verdikking, verkorting of een fibrosering van de spier. Meestal gaat het om een ‘double jeopardy’ probleem met initieel een bovenliggend distaal rugprobleem. SEPTEMBER 2014 | INTRO

11


Het is een typische klinische diagnose. Een NMR toont soms afwijkingen, maar is zelden conclusief. Een EMG met inbegrip van de moeilijk te testen nervus gluteus superior kan soms zorgen voor bevestiging. De eigenlijke diagnose blijft echter gestoeld op anamnese en klinisch onderzoek. Eerst moet het rugprobleem aangepakt worden! De behandeling van het piriformissyndroom is meestal succesvol door een functionele behandeling die bestaat uit dagelijkse oefeningen begeleid door een kinesist. Dit is echter vaak moeilijk en ontmoedigend voor de patiënt omdat de klachten initieel erger zullen worden bij een correcte oefentherapie. Infiltratie van de piriformisspier is technisch gezien erg moeilijk, vereist het gebruik van contrastvloeistof en heeft een veel hogere complicatieratio voor ischiadicusbeschadiging dan de operatieve techniek. De operatieve release van de piriformisspier wordt in ons ziekenhuis artroscopisch verricht. Dit gebeurt in daghospitaal en wordt gevolgd door een snelle revalidatie.

5. Sporthernia Pijnklachten zijn niet altijd zwart of wit, want ze worden hier inderdaad niet veroorzaakt door een inknelling van de darm, maar wel door een belastingsgebonden pijn aan de buikspieraanhechting. Het gaat om een veel voorkomende, maar nog dikwijls ondergediagnosticeerde kwaal bij sporters. Intussen hebben we al veel sporters succesvol operatief behandeld in team met Dr. Van Daele, één van onze abdominale chirurgen. Een Nesovic-procedure in combinatie met een adductorenrelease is de beste techniek.

6. Bekkenfracturen Een bekkenfractuur komt op onze afdeling heel erg vaak voor. Op de initiële RX-opnames op spoed lijkt het vaak alleen om pubistakfracturen te gaan. Een korte periode van enkele dagen rust is aangewezen, gevolgd door een snelle revalidatie onder begeleiding van de kinesist. In een niet onbelangrijk aantal gevallen wordt een bijkomende posterieure bekkenfractuur of acetabulumfractuur gemist. Om dit risico te minimaliseren geldt op onze dienst spoedgevallen een standing order om bij bekkenfracturen altijd een RX én een CT te maken met aparte reconstructies van het bekken. Een geïndividualiseerde behandeling wordt steeds met de patiënt besproken. Niet alleen fractuurafhankelijke factoren zijn van belang (zoals stabiliteit en verplaatsing), maar ook persoonlijke factoren (zoals leeftijd, risico’s, tijdsbestek en verwachtte uitkomst). Vaak biedt een conservatieve behandeling soelaas, al dan niet met een nogal lange periode van tractie, bedrust en/of steunverbod. Met enige fierheid kunnen we melden dat ons centrum ook een operatieve behandeling kan aanbieden. De complexe acetabulumfracturen moeten soms in meerdere sessies behandeld worden. De zwaarste benadering via ilioinguinaal wordt in teamverband geopereerd met vaatchirurg Dr. Van De Gender.

12

7. Avulsies van groeikernen Avulsies van de spina iliaca anterior superior en inferior komen regelmatig voor bij sportieve tieners. Een onevenwicht tussen de heupmusculatuur is de belangrijkste oorzaak. Een volledige oppuntstelling van statiekproblemen, spierlengte, belasting van de andere groeischijven en de sportbelasting is een essentieel onderdeel in het therapeutisch plan.

8. Bekkeninstabiliteit Tijdens de zwangerschap wordt het vrouwelijke bekken voorbereid op een bevalling. Onder deze hormonale invloed veranderen de ligamenten rondom het bekken. Meer speling en laksiteit veroorzaken een sacroiliitis en aanliggende gewrichtsirritaties zoals lage rug en pubis. Er is een veelvoud van de tijd onder deze hormonale invloed (zwangerschap én borstvoeding!) nodig om het lichaam hiervan te laten herstellen. Elke zwangerschap zorgt echter voor een verergering van de klachten. Wanneer er geen kinderwens meer is, kan een behandeling met osteopathie en gerichte inspuitingen overwogen worden.

9. Rheumatologisch Een nauwe samenwerking met de rheumatoloog die zorgt voor een goede oppuntstelling en medicamenteuze behandeling is cruciaal. Wij bieden een ondersteunende behandeling met infiltraties. Anderzijds is het even belangrijk om voldoende snel te opteren voor chirurgische behandelingen zoals prothesechirurgie (zelfs bij jongeren mensen) om een decompensatie van de nadere gewrichten te voorkomen.

10. Andere oorzaken a. Appendicitis b. Liesbreuken c. Nierproblemen d. Gynaecologische problemen Meermaals per jaar verwijzen wij patiënten door naar andere disciplines ter behandeling van pathologie in de buik. Vreemd genoeg komen zij eerst bij ons op consultatie met zgn. heupklachten.


Instabiliteit van het schoudergewricht Dr. Guy Veldeman, orthopedist

De heup is een intrinsiek beenderig en vrij stabiel bolgewricht dat slechts bij grote krachten onderhevig is aan luxaties. Dit in tegenstelling tot de schouder die een intrinsiek onstabiel, maar ook meer beweeglijk gewricht is. Verschillende extrinsieke elementen zorgen ervoor dat de humeruskop gecentreerd blijft in het glenoid. Elk van deze dynamische stabilisatoren kan bij dysfunctie bijdragen tot een of andere vorm van instabiliteit die in meer of mindere mate verantwoordelijk kan zijn voor hinder of beperkingen.

Extrinsieke elementen Deze extrinsieke elementen bestaan uit de zgn. rotator cuff: dit zijn de spieren rondom de schouderkop die de humeruskop actief centraal houden bij alle bewegingen en de spieren van het schouderblad zelf. Strikt genomen is een chronische supraspinatusdysfunctie een superieure chronische instabiliteit. De revalidatie is vooral gebaseerd op de werking van deze dynamische stabilisatoren.

Intrinsieke elementen De intrinsieke of meer statische elementen die bijdragen tot de stabiliteit van de schouder zijn het gewrichtskapsel met de bijhorende verstevigingen of ligamenten. Ook de aanhechting van het kapsel op het glenoid of labrum en het glenoid zelf spelen een belangrijke rol in de stabiliteit van de schouder. Belangrijk hierbij is te weten dat de aanhechting van de lange bicepspees een onderdeel uitmaakt van het labrum en vaak aanleiding geeft tot pijnproblemen. Letsels van de intrinsieke elementen kunnen heelkundig behandeld worden.

Posttraumatische instabiliteit De meest voorkomende vorm van instabiliteit is de posttraumatische instabiliteit. Die treedt op als gevolg van een ongeval, waarbij een letsel wordt veroorzaakt van de anterieure structuren. Het kan bv. gaan om een val, waarbij de arm in een extreme positie gehouden wordt. Hierdoor scheurt het voorste kapsel en het labrum van de rand van de kom, ook wel Bankart-letsel genoemd. In minder frequente gevallen kan ook het bot afbreken (beenderig Bankartletsel) of kunnen de spieren (‘rotator cuff’) afscheuren. Nog zeldzamer is een kapselscheur ter hoogte van de kop zelf

(HAGL-letsel) of superieure en posterieure letsels van het labrum (SLAP-laesies). Posttraumatische posterieure luxaties ontstaan bv. bij epilepsie.

Aangeboren instabiliteit Een tweede vorm van instabiliteit van de schouder is de aangeboren instabiliteit bij bepaalde erfelijke aandoeningen (Ehler-Danlos, Marfan). Die wordt veroorzaakt door een aantasting van het bindweefsel dat resulteert in een veralgemeende laksiteit van de gewrichten (‘zeer losse’ gewrichten). Hierbij kan het kapsel niet strak aangespannen worden waardoor het contact tussen kop en glenoid af en toe verdwijnt.

Verworven instabiliteit Een laatste vorm van instabiliteit van de schouder is de verworven instabiliteit. Die ontstaat gradueel, niet als gevolg van een ongeval, door repetitief het schouderkapsel telkens in extreme posities te brengen. Dat gebeurt vooral bij sporters die werpbewegingen boven het hoofd moeten maken (bv. tennis, volley, handbal, zwemmen, ...). Hierbij is er telkens een belangrijke deceleratie waardoor het kapsel langzaam wordt uitgerekt en er pijnklachten kunnen ontstaan.

Symptomen Bij een plotse luxatie of ontwrichting waarbij de schouder volledig uit de kom gaat, is er meestal sprake van een uitgesproken pijn, met de onmogelijkheid om de schouder nog te bewegen. Gewoonlijk is er ook een duidelijke misvorming van het gewricht waar te nemen. Als er een gedeeltelijke ontwrichting optreedt (‘subluxatie’) voelt men meestal een klik met een oncomfortabel gevoel (vage pijn) in de schouder. Door frequente subluxaties (vooral bij sporters) kan er een overbelasting van de ‘rotator cuff’ ontstaan, met tendinitis tot gevolg. Dit uit zich in pijn bij specifieke bewegingen.

Klinische onderzoeken Bij een acute anterieure luxatie is de diagnose vrij duidelijk door de pijn en de deformiteit. Een meer zeldzame posterieure luxatie geeft een minder duidelijke misvorming, maar gaat steeds gepaard met een absoluut onmogelijke externe rotatie. Er moet zeker nagegaan worden of er geen letsels SEPTEMBER 2014 | INTRO

13


van de zenuwen (plexus, n. axillaris) of de bloedvaten van de arm zijn opgetreden. Bij chronische instabiliteit zal een volledig klinisch onderzoek van de schouder uitgevoerd moeten worden. Dit is vooral belangrijk om de richting van de instabiliteit te vinden. Voornamelijk anterieure apprehensietesten, relocatietesten en bv. het ‘sulcus sign’ (bij eerder multidirectionele instabiliteit) kunnen klinische informatie opleveren. De sensitiviteit van dergelijke tests is behoorlijk, maar bijkomende technische onderzoeken zoals CT (zie hieronder) of MRI zullen steeds aangewezen blijven om intrinsieke afwijkingen aan te tonen.

letsel) hersteld. Dit gebeurt meestal via een artroscopische ingreep. Hierbij wordt het kapsel en het labrum terug op het bot aangehecht door middel van ankers (zie hiernaast). Een eventueel Hill-Sachs-letsel kan behandeld worden met een zgn. remplissage waarbij de posterieure structuren in het letsel verankerd worden. Dit laatste zorgt wel voor enige bewegingsbeperking. Het voordeel van de artroscopie is dat het via kleinere insneden gebeurt en dus minder spierschade veroorzaakt. SLAP-letsels worden op dezelfde manier met ankers hersteld aan het superieure of posterieure glenoid. Multidirectionele instabiliteit kan zo ook behandeld worden, maar de kans op recidiven enerzijds en ‘frozen shoulder’ anderzijds is groter.

Technische onderzoeken Bij een acute luxatie is radiografie aangewezen om geassocieerde letsels (bv. glenoidfractuur, Hill-Sachs-letsel of tuberculum maiusfractuur - zeker de eerste keer) uit te sluiten en de diagnose te bevestigen. Een zgn. Y-zicht geeft een zekerheidsdiagnose. Bij recidiven of chronische klachten is een artro-CT of NMR aangewezen om voornamelijk letsels aan glenoid of labrum en eventueel cuff beter te evalueren. Ook bij jonge sporters is het aangewezen om verder onderzoek in te plannen na een eerste luxatie.

Als er een defect is van het bot van de schouderkom (glenoid), kan dit hersteld worden met een ingreep van Bristow-Latarjet. Hierbij wordt de processus coracoideus losgemaakt en op de voorste rand van het glenoïd vastgezet met schroeven. Door het geheel te plaatsen tussen de spierbuik van de subscapularis wordt er ook een soort dynamische stabilisator gecreëerd boven op het mechanische beenblok. Bij grotere acute glenoidfracturen is een primaire osteosynthese (open) aangewezen.

Mogelijke behandelingen

Complicaties

Een luxatie moet zo snel mogelijk behandeld worden. Dit kan bij een rustige patiënt of bij recidiverende luxaties soms gebeuren zonder narcose, maar vaak is een korte algemene narcose wel aangewezen. Na de reductie wordt zeker bij een eerste traumatische luxatie een immobilisatie tot een drietal weken voorgesteld om de capsulaire structuren enigzins te laten verlittekenen. Meestal is nadien kinesitherapie noodzakelijk om zowel kracht als beweeglijkheid te herwinnen. Verdere therapie zal afhangen van het subjectieve gevoel van stabiliteit, het risicogedrag van de patiënt en de leeftijd. Bij chronische instabiliteit word in de eerste instantie gekozen voor een conservatieve behandelingen met kinesitherapie, waarbij de nadruk ligt op de versteviging van de spieren rondom de schouder. Dit heeft zeker zijn nut bij aangeboren en verworven instabiliteit. Oefeningen met tubings (elastieken) kunnen op een eenvoudige manier zowel de endo- als de exorotatoren verstevigen. Bij posttraumatische instabiliteit wordt er meestal sneller beslist om het letsel operatief te behandelen, aangezien kinesitherapie hier minder effect heeft. Dit is zeker het geval bij jonge mensen, waarbij de kans op recidiverende luxaties veel groter is dan bij oudere mensen.

Bij een traumatische luxatie ontstaan soms zenuwletsels, voornamelijk bovenste plexusletsels. Gelukkig is er vaak een volledige recuperatie van de functie na enige tijd. Uitzonderlijk wordt hiervoor bijkomende chirurgie voorzien. Hoewel een ingreep voor instabiliteit van de schouder hoge slaagkansen heeft, kan er nadien opnieuw een luxatie of subluxatie optreden. De hoogste slaagkansen (> 90%) vinden we bij het herstel van posttraumatische instabiliteit. Bij chronische instabiliteit daalt dit tot 80% en in geval van recidive kan een Latarjet-ingreep voorzien worden. Postoperatieve ‘frozen shoulder’ komt zelden voor, maar kan optreden door een reactie van het kapsel (capsulitis) in combinatie met het opspannen van het kapsel tijdens de ingreep. Ook plexus- of axillarisletsels worden beschreven na anterieure schouderchirurgie, maar zijn net zoals infecties extreem zeldzaam.

Operatieve behandelingen Een operatief herstel van de instabiliteit verschilt naargelang van de aard van het letsel (kapsel, spieren, bot). Bij de meest voorkomende vorm - nl. posttraumatische anterieure instabiliteit - wordt het afgescheurde labrum en kapsel (Bankart-

14

Nabehandelingen Na een operatie wordt een periode van immobilisatie opgelegd door middel van een draagdoek. De duur hangt af van het type ingreep en letsel, maar meestal gaat het om een viertal weken. Daarna zorgt intensieve kinesitherapie voor mobiliteit en kracht. Een ervaren kinesist zorgt ervoor dat de exorotatie gradueel herwonnen wordt. Soms is het zelfs beter om een licht verminderde exorotatie na te streven om recidiven bij eerder hyperlaxe patiënten te beperken. Gewoonlijk duurt het een drietal maanden voordat functionele mobiliteit mogelijk is en 4 tot 6 maanden alvorens alle activiteiten weer mogelijk zijn.


De opbrengst van de Kiwanis Centjesrace maakt écht een verschil Op maandag 30 juni 2014 zamelden heel wat medewerkers en vrijwilligers centjes in op het circuit van Zolder. Daarmee maakten ze een ononderbroken muntjesketting en behaalden hiermee het wereldrecord. De opbrengst gaat naar de kinderafdeling van het St-Franciskus Ziekenhuis. Hierdoor krijgen heel wat mensen meer kansen, want het ingezamelde geld gebruiken we erg nuttig om een aantal trajecten vorm te geven.

!

Zo begeleiden we met het project ‘Elk kind, elke ouder, een nieuwe start’ kwetsbare jonge moeders vanaf het begin van de zwangerschap. We steunen hen langdurig waardoor ze vanaf de start hun netwerk versterken of we maken netwerken meer toegankelijk voor hen. Daarnaast steunen we zieke ouders met jonge kinderen (tot 15 jaar) in financiële moeilijkheden. We helpen hen met hun opvoedende taak - ook wanneer ze zelf niet meer in staat zijn om te zorgen voor ontspanningsmomenten - of in hun zoektocht naar opvang. Deze financiële middelen kunnen nét dat verschil maken voor moeders en kinderen die een kleine duwtje in de rug nodig hebben!

SEPTEMBER 2014 | INTRO

15


Projectaanvraag voor een PIT Jeroen Ruysen, verpleegkundig en paramedisch directeur

Wat is het doel?

Onze meerwaarde

Deze projecten creëren een meer gediversifieerd aanbod inzake hulpverlening. Tot nu toe bestaan er 2 opties om hulp te verlenen: de ambulance en de MUG (Medische Urgentie Groep). Jarenlange ervaring uit het buitenland leert echter dat er nog een derde mogelijkheid met veel voordelen bestaat, nl. het Paramedisch Interventie Team of PIT. Het gaat om een ambulance waarin naast een ambulancier ook een urgentieverpleegkundige zit. Ook in België kan deze hulpverleningsvorm erg nuttig zijn.

Vooraleer we veralgemenen, moeten we bepaalde aspecten even onder de loep nemen. Zo bv. de lokalisatie van de vertrekplaats van het PIT buiten de traditionele ziekenhuisvestigingsplaatsen zoals een satellietsite van het ziekenhuis of een brandweerdienst. Onze jarenlange samenwerking met de brandweer van Heusden-Zolder kan hierin een belangrijke meerwaarde betekenen. In 1998 al startten we met een formele samenwerking om de kwaliteit van de urgente zorg te verbeteren. Dat doen we voor alle inwoners van Heusden-Zolder, Beringen, Houthalen-Helchteren en andere buurgemeenten. Van 8u00 tot 16u00 vertrekt er tijdens weekdagen een ambulance vanuit het ziekenhuis bemand met een brandweerman en een spoedgevallenverpleegkundige.

“Met de opstart van een Paramedisch Interventie Team kunnen we de zorgverlening in onze regio - met verhoogd risico op calamiteiten - naar een hoger niveau tillen.”

Waarom nemen we deel aan dit project? We schuiven specifiek het project van de ambulancedienst in de voorpost Tessenderlo van brandweer HeusdenZolder naar voor. Uniek is dat er binnen deze regio niet onmiddellijk hooggespecialiseerde zorg aanwezig kan zijn (met aanrijtijden van meer dan 15 min. vanuit de omliggende ziekenhuizen). Daarom is er 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 een hooggekwalificeerde PIT-equipe beschikbaar. 17 verpleegkundigen met bijzondere beroepstitel ‘spoedgevallen en intensieve zorgen’ uit eigen en omliggende ziekenhuizen staan - samen met beroepsverpleegkundigen van de brandweer van Heusden-Zolder en ambulanciers-brandweermannen van Heusden-Zolder en Tessenderlo paraat om de nodige zorgen te verlenen. Nu wil het ziekenhuis zich verder engageren om in te staan voor medische supervisie, opleidingen en gerichte trainingen.

We zijn ervan overtuigd dat het PIT een oplossing kan bieden voor de hulpverlening in veel landelijke gebieden. Daarom hopen we dat ons bestaand operationele model de goedkeuring kan wegdragen van het comité waar we op 25 september ons dossier verdedigen. De extra financiële boost die hieraan verbonden is, stelt ons in staat om onze werking nog beter uit te bouwen en te verfijnen tot een betaalbaar systeem van hoogwaardige prehospitaalzorg.

16


Welkom nieuwe MUG Dennis Lenaers, verpleegkundig diensthoofd spoedgevallen

Het St-Franciskus Ziekenhuis heeft - samen met de brandweer van Heusden-Zolder een kandidaatsdossier ingediend om een bijkomend PIT-pilootproject op te starten. Dat gebeurde na de oproep van het Ministerie van Volksgezondheid en Sociale Zaken aan ziekenhuizen om dergelijke projecten op het getouw te zetten. Verder past dit helemaal in het kader van de modernisering van ons beleid op het vlak van interventie in noodsituaties en dringende geneeskundige hulpverlening.

Argumenten op een rijtje We hebben ons kandidaat gesteld voor dit pilootproject voor volgende redenen: • We willen de medische hulpverlening in West-Limburg op een optimaal niveau brengen door het therapievrije interval te beperken. Dit is van belang aangezien er in deze regio o.a. een aanzienlijke concentratie is van SEVESO-bedrijven en er enkele belangrijke verkeersassen en kanalen lopen. Het risico op calamiteiten is dus groot. • Met de opstart van de PIT-functie in Tessenderlo willen we in 1 beweging ook de operationele samenwerking tussen het ziekenhuis en de ambulancedienst van de brandweer van HeusdenZolder naar een nog hoger niveau tillen. Dat kan door de verdere introductie van verpleegkundigen met bijzondere beroepstitel ‘spoedgevallen en intensieve zorgen’ die werken met medische standing orders in een prehospitaalfase. • In onze regio betekent een PIT-team in geval van een Medisch Interventie Plan een absolute meerwaarde op het rampterrein op het vlak van (pre)triage, hulp in Vooruitgeschoven Medische Post en regulatie door de grondige kennis van het lokale medische landschap.

Na 6 jaar was het vorige MUG-voertuig (Mobiele Urgentie Groep) aan vervanging toe. Daarom kocht het St-Franciskus Ziekenhuis een nieuw voertuig aan. Opnieuw viel de keuze op een snelle en veilige wagen die zowel materieel als personeel veilig ter plaatse kan brengen. De volledige procedure - vanaf de aankoop, ombouw, afwerking en homologatie - heeft handenvol werk gekost. De voorbereidingsfase nam circa 1 jaar in beslag, maar in september 2014 wordt onze Landrover Discovery volledig operationeel en in gebruik genomen. Het gloednieuwe paradepaardje van het St-Franciskus Ziekenhuis was op 21 juli tijdens het nationale defilé in Brussel al te bewonderen door het grote publiek. Nadien zorgde de ombouwer voor de laatste afwerkingsfase en de homologatieprocedure. Op 26 september volgt de officiële voorstelling…

SEPTEMBER 2014 | INTRO

17


Column

Alles komt op tijd voor hij die kan wachten

Je zal in weinig wachtzalen zo veel animo tegenkomen als in de wachtzaal van orthopedie. Er zit altijd wel iemand met een zichtbare kwetsuur waarachter een heel verhaal schuilt. En er is ook altijd wel iemand die zo sappig kan vertellen dat onze lachspieren behoorlijk getraind worden. Nu moet ik eerlijkheidshalve toegeven dat ik maar wat blij ben met al deze anekdotes. De wachttijden kunnen immers behoorlijk oplopen en dan gaat de tijd wat sneller.

Dat voordeel is meteen ook het nadeel. Als je in deze wachtzaal zit, ben je niet écht ziek, je hebt alleen een vervelend ongemak. Je kan je tijd echt wel beter gebruiken dan hier te zitten. Mensen die lang moeten wachten, durven ook al eens kregelig te worden. Een goed verhaal kan dus wonderen doen.

Marie-Claire vertelt vanuit de wachtkamer…

Doordat ik deze stukjes mag schrijven, krijg ik soms de kans om ook eens achter de schermen te kijken en vervelende vragen te stellen. Vaak gaat er een geheel nieuwe wereld voor me open en valt alles op zijn plek. Laten we eens met de artsen beginnen… Elke dokter heeft een degelijke algemene kennis, maar kan ook bogen op zijn eigen specialisatie. De dokters vinden het ook de normaalste zaak van de wereld om een patiënt over te dragen aan een collega als die hiervoor meer gekwalificeerd is. Daar kunnen wij alleen maar wel bij varen. Ook kijken dokters steeds verder dan het probleem. Je kan een kwaal immers wegnemen, maar het is belangrijker om de oorzaak te zoeken. Als je bv. een pijnlijke voet hebt, nemen ze je hele houding onder de loep en niet alleen je voet. Dat ene onderzoek waarvan je dacht dat het een kwartiertje ging duren, kan dan al snel resulteren in extra onderzoeken of scans waarna je telkens mag terugkomen. En daar kan geen enkele planning tegenop.

18

En ik hoef je zeker niet te vertellen hoe druk het op de spoedafdeling kan zijn. Maar waar ik niet aan gedacht had, was dat al deze patiënten met orthopedische problemen ook behandeld moeten worden. Logischerwijs komt daar ook telkens een dokter aan te pas. En hupsakee, dan gaat de planning bij orthopedie weer om zeep. Als je het geluk hebt om met bv. een gegipste voet naar huis te mogen, vragen ze je altijd om binnen de week terug te komen. Deze afspraken moeten natuurlijk ingeschoven worden in de reeds geplande afspraken. Probeer daar maar eens een geordend geheel van te maken! Het alternatief is dat ze mensen zonder hulp naar huis sturen. En laten we eerlijk zijn: dat is voor de patiënt in geen geval een optie. Ook de dokters willen er niet aan denken, want zij willen mensen hélpen.

De ploeg die achter deze dokters staat, moet haast wonderen verrichten. De receptie probeert alles in goede banen te leiden. De dokters vliegen af en aan met nieuwe dossiers en nemen afgewerkte exemplaren mee. Het verplegend personeel en het secretariaat verzetten elke dag bergen om elk dossier correct op te volgen, de status van de patiënt in te vullen en iedereen gerust te stellen. Als ik een dokter zijn ploeg ‘de meisjes’ hoor noemen, ben ik toch gerustgesteld, want ze beseffen heel goed welke geweldige mensen hier zitten. Zonder dokters zou deze ploeg overbodig zijn, maar zonder deze ploeg zouden de dokters ook niet kunnen werken. Deze samenwerking is mooi om te zien en daar bovenop wordt er nog gespecialiseerde kennis geleverd ook! Dat is misschien goed om te onthouden als je nog eens moet wachten. Breng dan gewoon een goed boek mee en wees blij dat je in goede handen bent. Of zoals ik het iemand zo treffend hoorde zeggen: “De wachttijden zijn knudde, maar het zijn zo’n verdomd goede dokters!”


Sinds 1 september 2014 is de dienst Anesthesie uitgebreid met 2 nieuwe artsen. Het team dat al bestond uit Dr. Ann Demot, Dr. Guy Hoes, Dr. Hanne Hoskens, Dr. Lut Jaspers, Dr. Stijn Loonbeek, Dr. Kris Nelissen en Dr. Patricia Ruts kreeg versterking!

Dr. Katleen Mertens Dr. Katleen Mertens is geboren op 27 oktober 1983 en is afkomstig uit het Leuvense. Zij volgde de richting Latijn-Wiskunde in het Heilig Hart Instituut in Heverlee.

Haar diploma van arts behaalde zij aan de KU Leuven. Daar specialiseerde zij zich vervolgens tot anesthesist. Tijdens deze opleiding deed zij ook ervaring op op de afdeling intensieve zorgen van het UZ Leuven. Nadien volgde zij nog een bijkomend opleidingsjaar intensieve zorgen in het ZOL in Genk.

NIEUWE ARTSEN Dr. Christine Lescrenier Dr. Christine Lescrenier komt uit Herk-de-Stad en is geboren op 3 september 1983. Zij heeft daar ook school gelopen en volgde de richting Wetenschappen-Wiskunde.

Ze behaalde haar diploma van arts aan de KULeuven, waar zij zich ook verder specialiseerde tot anesthesist. Na haar opleiding deed ze gedurende 1 jaar bijzondere ervaring op in de behandeling van chronische pijnpatiĂŤnten bij prof. Dr. K. Vissers aan het UMC Radboud in Nijmegen (Nederland).

SEPTEMBER 2014 | INTRO

19


agenda

13

Infoavond over prostaatkanker | Maandag 13 oktober 2014 Cultuurcentrum Hasselt | 19u30

31

Symposium ‘Dagelijkse of niet-dagelijkse psychiatrie’ 25 jaar PAAZ

10.2014

01.2015

Deze infoavond wordt georganiseerd door de Kliniek voor Urologie en is gratis toegankelijk voor het ruime publiek. Vooraf inschrijven via karen.joosten@sfz.be is wel vereist.

Naar aanleiding van het 25-jarige bestaan van de PAAZ van het St-Franciskus Ziekenhuis in 2015 organiseren we een boeiend symposium met workshops in de voormiddag. Het programma ziet eruit als volgt: 09u00-09u45

Elektroconvulsietherapie (ECT), nog van deze tijd? Prof. Dr. Pascal Sienaert, UPC-KUL

09u45- 10u30

Deep Brain Stimulation (DBS), technische, neurochirurgische en psychiatrische vaardigheden gaan hand in hand Dr. Chris Bervoets, diensthoofd OCS centrum KUL

10u30-11u15

Magnetische stimulatie als behandeling voor depressie? Dr. Sarah Herremans, VUB

11u15-11u30

Pauze en doorschuiven naar interactieve workshops

11u30-11u50

Onderzoek en effecten van vitamine D op de emotionele gezondheid/kwetsbaarheid Dr. Sven Estercam

11u50-12u10

Mentale flexibiliteit: onderzoek rond de prognose van herstelmogelijkheden bij psychisch lijden Dhr. Dirk Deferm

12u10-12u30

Preventieve aanpak van herval in depressie Mevr. Cindy Schultz & verpleegkundig team dagziekenhuis

12u30

Afsluiter met wandelbuffet


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.