Bespiegeling tekstboek voorbeeldkatern

Page 1

Voo rbe eld k

ate

rn

Bespiegeling

Kunsten in samenhang

Lesmethode Kunst Algemeen 1


Direct aan de slag v Zo zit de methode in elkaar De methode Bespiegeling — Kunsten in samenhang bestaat uit één tekstboek voor havo én vwo. Het tekstboek telt in totaal negen hoofdstukken. In chronologische volgorde wordt vanuit een ­Europese invalshoek de geschiedenis van beel­ dende kunst, dans, drama en muziek behandeld. De verschillende kunstdisciplines worden con­ form de doelstellingen van het examen, zoveel mogelijk in samenhang met elkaar besproken. De leerstof is geschreven vanuit de zes tijd­vakken en invalshoeken zoals genoemd in het examen­ programma. Voor vwo en havo zijn er afzonder­ lijke opdrachtenboeken. De methode biedt daar­ naast aanvullende ict en voorziet ook in een boekvervangende digitale oplossing. v Zo zit het tekstboek in elkaar Zes van de negen hoofdstukken uit het tekstboek komen overeen met de zes tijdvakken die verplicht zijn voor het examen Kunst Algemeen. Deze zes hoofdstukken openen met een voor het tijdvak belangrijk kunstwerk, een tijdbalk en een inleiden­ de tekst. Een hoofdstuk is ver­volgens onderver­ deeld in drie tot zes thema’s. Elk thema begint met een inleidende tekst, een kleinere tijdbalk en een kenmerkende afbeelding. Een thema bestaat uit een aantal paragrafen. Naast deze zes examen­ hoofdstukken vind je drie kleinere hoofdstukken. Ze behoren niet tot de examenstof maar geven je het totale historische overzicht. Deze hoofdstuk­ ken gaan over de klassieke oudheid, de vijftiende eeuw en de acht­tiende eeuw. Achterin het boek vind je een overzichtelijk schema met de belang­ rijkste begrippen en uitleg daarvan. Voorbeelden van muziek, dans en theater die in het tekstboek worden ­beschreven, zijn via de digitale component bij de methode te zien en te beluisteren.

2

v Zo zit het opdrachtenboek in elkaar Het opdrachtenboek bestaat uit zes modules die overeenkomen met de zes examenonder­ werpen. Een vwo-leerling doet examen in vier van deze examenonderwerpen (tweejaarlijks ­wisselende stofbeperking). Het havo-examen ­bestaat uit drie examenonderwerpen. Een module is op­ge­bouwd uit introductie-, start-, focus en research­opdrachten. De introductieopdrachten zijn bedoeld als eerste kennismaking met het examen­onderwerp. De startopdrachten helpen je de hoofdzaken van de tekst te begrijpen en te ont­houden. De focusblokken zijn bedoeld als ­examentraining en lijken daarom ook op de echte examens. Met de researchopdrachten kun je actief en c­ reatief met een deel van de leerstof aan de slag. Achterin in het opdrachtenboek vind je een over­ zichtelijke lijst met vakdiscipline­begrippen. v Zo zit het digitaal De digitale component bij Bespiegeling biedt naast alle beeld- en geluidsfragmenten, aan­vullende uit­ legvideo’s en een uniek adaptief oefenprogramma voor begrips- en kennis­training. v Zo zit dat met toetsen Bij elk examenonderwerp zijn er RTTI-gecerti­ ficeerde toetsen beschikbaar. Samen met de ­opdrachten en oefeningen in het opdrachtenboek zijn de toetsen dé voorbereiding op het examen.


Tekstboek — Inhoudsopgave Inleiding 5 1 Klassieken Oudheid tot en met de vierde eeuw 6 [ 10 pagina’s ] 2 Middeleeuwen Elfde tot en met de veertiende eeuw 16 2.1 Kloosters 2.2 Kathedralen 2.3 Steden [ 26 pagina’s ] 3 Vroegrenaissance Vijftiende eeuw 42 [ 10 pagina’s ] 4 Hofcultuur Zestiende en zeventiende eeuw 52 4.1 Italiaanse hoven 4.2 Rome 4.3 Versailles 4.4 Theater

8

Kunst in de tijd van wereldoorlogen Eerste helft twintigste eeuw 144 8.1 Expressie 8.2 Oorlog 8.3 Techniek 8.4 Abstract 8.5 Utopie

9

Kunst in de tijd van massamedia Vanaf 1950 186 9.1 The American Dream 9.2 Engagement en experiment 9.3 Postmodernisme 9.4 Globalisering 9.5 Netwerken

[ 42 pagina’s]

[ 62 pagina’s ]

Begrippen 248 Register 264

[ 36 pagina’s ]

5

Burgercultuur Nederlanden Zeventiende eeuw 88 5.1 Burgerij 5.2 Lering en vermaak 5.3 Stadhuis in Amsterdam

[ 20 pagina’s ]

6

Rococo en classicisme Achttiende eeuw 108

7

[ 10 pagina’s ]

Romantiek en realisme Negentiende eeuw 118 7.1 Vlucht uit het alledaagse 7.2 Verslag van het alledaagse 7.3 Impressionisme en symbolisme

[ 26 pagina’s ]

In dit voorbeeldkatern : Uit hoofdstuk 5 Burgercultuur Nederlanden v Begin thema 5.1 — Burgerij [2 pagina’s]

v v v v

Uit hoofdstuk 8 Kunst in de tijd van wereldoorlogen Begin hoofdstuk [4 pagina’s] Begin thema 8.1 — Expressie [2 pagina’s] Paragraaf  Hoekig [2 pagina’s] Paragraaf  Jazz [2 pagina’s]

Uit hoofdstuk 9 Kunst in de tijd van massamedia v Paragraaf  Kunst in je wijk [2 pagina’s] v Paragraaf  Nieuwe verbindingen [2 pagina’s]

3


5

Burgercultuur Nederlanden Zeventiende eeuw

5.1 Burgerij De samenleving in de zeventiende-eeuwse Republiek der Zeven Provinciën lijkt in weinig opzichten op die van haar buurlanden. Het land wordt niet geregeerd door een absoluut vorst met een adellijke elite maar bestuurd door rijke burgers. Deze burgers zijn zelfbewust en omringen zich met kunst en voorwerpen die hun welvaart en positie onderstrepen. Hierdoor maken wetenschap, literatuur en de kunsten een bloeiperiode door. Voorheen werkten kunstenaars vooral voor kerk, koning en adel, nu richten zij zich op deze nieuwe markt van rijke koopmannen. Dit heeft grote invloed op hun werkwijze en onderwerpkeuze. Schilders werken niet langer uitsluitend in opdracht maar maken ook schilderijen voor de vrije markt. Ook specialiseren zij zich in populaire onderwerpen, zoals stillevens, landschappen, historische onderwerpen, genrestukken of portretten. Deze laatste raken vooral in trek, omdat ze bijdragen aan de status van de geportretteerde.

Huwelijksportretten Het dubbele huwelijks­ portret is een bekend fenomeen in de zeven­tiende eeuw. Het zijn twee losse portretten die zo opge­ hangen moeten worden dat de man en de vrouw naar elkaar toegekeerd zijn. In Amsterdam is de van oorsprong Leidse schilder Rembrandt van Rijn (1606–1669) een rijzende ster. Hij is een goede portrettist met een netwerk van wel­ varende opdrachtgevers. Maarten Soolman is een typische vertegenwoordiger van de nieuwe rijke kooplieden, van wie velen recent vanuit Vlaande­ ren naar A ­ msterdam emigreerden. In 1633 geeft Soolman aan Rembrandt de opdracht om een ­dubbelportret te schilderen van hem en zijn bruid Oopjen Coppit. [ 503] Oopjens familie is een oud regentengeslacht. Het paar verbindt dan ook het oude en nieuwe Amsterdam en behoort tot de ­‘jetset’ van de stad. Rembrandt schildert hen op ­levensgrote schilderijen, ten voeten uit en op een formaat dat elders in Europa alleen voor de hoogste adel is toegestaan. Maarten en Oopjen hebben zich in de duurste kleding uitgedost:

90

1602 Oprichting Verenigde OostIndische Compagnie ( VOC) 1621 Oprichting West-Indische Compagnie (WIC) 1631 Rembrandt verhuist van Leiden naar Amsterdam 1634–1637 Tulpenmanie (speculatiegolf ) 1637 Publicatie van de Statenbijbel 1642 Rembrandt schildert De Nachtwacht

Maarten draagt een kanten kraag en manchetten; Oopjen een lange zijden jurk met Antwerps kant­ werk. Rembrandt put zich uit om al die luxe zeer gedetailleerd weer te geven. De versieringen op de schoenen van Soolman krijgen van hem bijna evenveel aandacht als het gezicht zelf. De bruid draagt maar liefst drie trouwringen en veel sieraden. Ze brengt een bruidsschat van rond de 35.000 gulden mee. In die tijd een astro­ nomisch bedrag. Groepsportret Op 31 januari 1632 wordt in de vroege ochtend de Amsterdamse roofovervaller Adriaan Adriaanz opgehangen. Het lijk van de ­crimineel wordt nog dezelfde dag tijdens een ­publieke anatomische les op de snijtafel ontleed. De anatomische lessen worden niet alleen bezocht door studenten maar ook door burgers, die tegen betaling mee mogen kijken. Op die manier komen wetenschap en Amsterdamse koopmansgeest mooi samen. Het college wordt op die dag verzorgd door Dr. Nicolaes Tulp, in die tijd een beroemde


503

Rembrandt van Rijn Huwelijksportretten Maerten Soolman en Oopjen Coppit (1633)

chirurgijn. Hij geeft Rembrandt opdracht een groepsportret te schilderen van hem en een aantal beroemde bezoekers. Zo’n groepsportret van ­‘regenten in functie’ is een populaire kunstvorm in de zeventiende eeuw. Hoe meer status, hoe meer reden er is om de werkzaam­heden vast te leggen. Ook voor dit soort opdrachten is Rem­ brandt een veelgevraagd schilder. De voorstelling op het schilderij De anatomische les van dr. Nicolaes Tulp (1632) lijkt levensecht, maar is het niet. [504] Het ontleden van een arm is in werkelijkheid altijd de laatste handeling, de rest van het lichaam is dan al versneden. Boven­ dien staan de bezoekers dichterbij dan in de werke­ lijkheid. Rembrandt accentueert de s­ tatus van Tulp op subtiele wijze: hij draagt als enige een hoed en kijkt als enige naar links, in de richting van het licht. Bovendien is er achter Tulp een ­kleine nis, die de anatoom lijkt te omlijsten. 504

Rembrandt van Rijn  De Anatomische les van dr. Nicolaes Tulp (1632)

91


Kunst in de tijd van wereldoorlogen Eerste helft twintigste eeuw

801

8

Edward Wadsworth Dazzle-ships in drydock at Liverpool (1919).



8

Kunst in de tijd van wereldoorlogen Eerste helft twintigste eeuw Inleiding

802

Dazzle ship. Foto van het passagiersschip Zealandia, 1914.

Met geestverwanten begint Edward Wadsworth (1889–1949) in 1914 een nieuwe stroming, het Vorticisme, een Britse variant op het Italiaanse futurisme. Beeldende kunst moet allemaal ­moderner en vooral abstracter. Veel tijd is de ­kunstenaars van het Vorticisme niet gegund. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt melden de meesten zich aan als vrijwilliger in het leger. Als soldaat geeft Wadsworth vanaf 1917 leiding aan het Dazzle Camouflageteam van de marine. Dat team trekt langs de scheepswerven om koop­ vaardijschepen te beschilderen met felgekleurde en contrastrijke geometrische figuren. Deze

146

­ isuele ‘dazzle’ camoufleert de echte vorm, het v formaat, de snelheid en zelfs de vaarrichting van de schepen voor de vijand in de Duitse ­onderzeeërs. [ 802 ] De kleuren en vormen op de schepen lijken op de abstracte patronen van het Vorticisme. Wadsworth werkte dus ooit zelf in de droogdokken die hij op zijn schilderij laat zien. [ 801] De patronen op de schepen in het ­schilderij brengen ons in de war. Eerst denk je dat het om een abstracte voorstelling gaat, maar als je beter kijkt zie je dat dat niet het geval is.


De eerste helft van de twintigste eeuw De periode 1900–1945 staat in het teken van twee wereldoorlogen. Massale vernietiging ontwricht de hele wereld. Oude waarheden worden in twijfel getrokken en een nieuwe generatie kunstenaars zet zich af tegen de tradities uit de vorige eeuw en experimenteert met nieuwe vormen. In korte tijd ontstaat een groot aantal nieuwe stromingen en stijlen. Een verzamelnaam voor deze nieuwe kunst is modernisme. Modernistische kunst sluit aan bij de moderne maatschappij, die in korte tijd sterk verandert door de toenemende industrialisering en de vele technologische vernieuwingen. In dit hoofdstuk beschrijven we de belangrijkste ontwikkelingen in de kunst aan de hand van vijf thema’s: expressie, oorlog, techniek, abstractie en utopie.

1900

1910

Wereldgeschiedenis

Kunstgeschiedenis

1908 Henry Ford introduceert lopende band

1905 Oprichting Die Brücke 1907 Pablo Picasso, Les demoiselles d’Avignon 1909 Futuristisch Manifest

1914–1918 Eerste Wereldoorlog  1917 Russische Revolutie  1918–1939 Interbellum  1920

1920–1929 Roaring Twenties  1925 Stalin aan de macht in Sovjet-Unie  1929 Beurskrach New York 1929–1939 Crisistijd

1913 1914 1915 1917 1917

Ballets Russes, Le sacre du printemps Mary Wigman, Ausdrukstanz Kazimir Malevich, Zwart vierkant Original Dixieland Jazzband, Livery Stable Blues Oprichting De Stijl

1922 Eerste radio-uitzending 1923 Arnold Schönberg, twaalftoonsysteem 1925 Surrealistisch Manifest 1926 Martha Graham, Grahamdance 1927 Eerste geluidsfilm

1930

1933 Hitler aan de macht in Duitsland 1939–1945 Tweede Wereldoorlog

1939 Eerste technicolor-film: Gone with the Wind

1940

1945 Atoombommen op Japan, oprichting VN  1950

147


8

Kunst in de tijd van wereldoorlogen Eerste helft twintigste eeuw

8.1 Expressie Begin twintigste eeuw verkennen jonge Europese ­kunstenaars nieuwe wegen. Zij verleggen hun aandacht van het weergeven van de zichtbare werkelijkheid naar de expressie van het innerlijk. De Weense ­psychiater Sigmund Freud beschrijft rond 1900 dat een mens zich niet alleen laat leiden door zijn verstand, maar onbewust wordt aangestuurd door zijn driften, ­zoals seksualiteit en agressie. Opvoeding en cultuur ­leren ons om deze driften te beteugelen, maar verschil­ lende kunstenaars laten zich er juist door inspireren. Zij ervaren de heersende regels in de kunsten — kleurenleer, perspectief, ballettechniek of toonladders — als te beredeneerd, waardoor ze directe expressie in de weg staan. Steeds meer kunstenaars kiezen daarom een eigen stijl die afwijkt van wat men gewend is. En zo ontstaat een kloof tussen deze moderne avant-gardekunstenaars en het publiek.

Nachtmerrie Erwartung (1909) is een goed ­voorbeeld van een expressief kunstwerk. Het is een korte opera over een nachtmerrie, geschreven door Arnold Schönberg (1874–1951). Een verwarde vrouw dwaalt ’s nachts door een ­ondoordringbaar bos, op zoek naar haar geliefde. Alles in het donker jaagt haar schrik aan. Ze ­hallucineert en is bang. Schönberg geeft het ­publiek met Erwartung een inkijk in de binnen­ wereld van deze vrouw. Het verhaal van de opera is even onlogisch als een droom. Aan het einde vindt de vrouw haar vermoorde geliefde, maar er wordt niets uitgelegd en de moord wordt niet opgehelderd. Heeft zij zich alles verbeeld? Ook de muziek is verwarrend, klinkt nerveus en schiet alle kanten op als een uitbarsting van emoties. De compositie heeft geen gangbare ­opbouw, maar verklankt een ononderbroken stroom van associaties. De melodie is moeilijk

148

1900 Sigmund Freud, Die Traumdeutung 1905 Oprichting Die Brücke 1907 Pablo Picasso, Les demoiselles d’Avignon 1913 Ballets Russes, Le sacre du printemps 1914 Mary Wigman, Ausdruk­stanz 1917 Original Dixieland Jazzband, Livery Stable Blues 1925 Surrealistisch Manifest 1935 Benny Goodman and his orchestra at the Polomar Ballroom

te herkennen en er zijn voortdurend tempo­ wisselingen. Dat maakt deze opera een ongrijp­ bare luisterervaring. Schönberg brengt met zijn manier van componeren een revolutie in de muziek teweeg. Tot dan toe schreven componisten vanuit één toonsoort, waarin alle noten een vaste plaats hebben ten opzichte van de grondtoon, de tonica. Schönberg heft dit ordeningsprincipe op. Hij kiest zijn tonen voortaan uitsluitend op hun expressieve kracht en niet langer op basis van hun plaats in de harmonie. Traumdeutung Het libretto voor Erwartung is op verzoek van Schönberg geschreven door ­Marie Pappenheim. Het verhaal is deels gebaseerd op de hysterieaanvallen van haar oudtante, die werd behandeld door Sigmund Freud. Bij zo’n ­behandeling is het volgens Freud niet voldoende uit te gaan van alles wat de patiënt zich herinnert


803

Staatsoper Hamburg Uitvoering (2010) van Erwartung, een opera van Arnold Schönberg uit 1909.

en kan beredeneren. Belangrijker is het om een beeld te krijgen van wat de patiënt zich niet her­ innert, wat verdrongen is. Zijn theorie is dat we leren ons aan te passen aan wat van ons wordt ­verlangd. We stoppen dierlijke driften en ver­ langens, vaak van seksuele aard, vakkundig weg. Alles lijkt onder controle. Freud is geïnteresseerd in de momenten dat die controle wegvalt. In 1899 verschijnt zijn bekendste boek: Die Traumdeutung (De droomduiding). Hierin doet Freud verslag van de duistere wereld die in dromen opduikt. Die wereld zonder controle boeit kunstenaars zoals Schönberg.

ringen. Bij de uitvoering in de Staatsoper Hamburg kiezen regisseur Matthew Jocelyn (1958) en decor­ontwerper Alain Lagarde (1958) voor een heel eigen interpretatie: het bos bestaat alleen in het hoofd van de patiënt. [803] De vrouw dwaalt in het volle licht over een kaal ­toneel dat doet denken aan een psychiatrische inrichting. Ze denkt dat ze in een donker bos loopt, maar de verplegers weten wel beter. T ­ ijdens de opera zakken de decorwanden langzaam naar beneden om plaats te maken voor een zwarte dreigende leegte. De dolende patiënte wordt aan het einde vastgebonden op een stoel, klaar voor elektrische shocktherapie.

Eigentijdse interpretatie Aanvankelijk kon ­Erwartung op weinig enthousiaste reacties ­rekenen, maar inmiddels staat deze opera bekend als een meesterwerk. De afgelopen eeuw werd het stuk vaak opgevoerd in verschillende enscene­

149


8 8.1

Kunst in de tijd van wereldoorlogen Eerste helft twintigste eeuw Expressie

Hoekig Het impressionisme uit de negentiende eeuw richt zich op de registratie van wat je ziet of wat je hoort. In het expressionisme gaat het juist om het naar buiten brengen (expressie) van innerlijke gevoelens en emoties. De nadruk ligt op het individu, het persoonlijke. Het expressionisme is dus een stroming voor eigenzinnige individuen. Expressionisme In In 1905 richt Ernst Ludwig Kirchner (1880–1938) Die Brücke op. Deze expressionistische kunstenaarsgroep neemt afscheid van geldende regels in de kunst en wil een brug zijn naar de moderne tijd. In hun ­manifest richten ze zich tot de nieuwe generatie: ‘Bij ons hoort iedereen die direct en onvervalst weergeeft wat hen tot scheppen aanzet’. In de ­houtsnede Fünf Kokotten (1914) doet Kirchner nauwelijks een poging de vijf vrouwen her­kenbaar en kloppend weer te geven. [804] Alles is snel met ritmische lijnen in hoekige ­vormen gesneden uit het weerbarstige hout. In het expressionisme ligt de nadruk op het recht­ streeks tot uitdrukking brengen van innerlijke drijfveren. Die drijfveren worden, volgens Freud, niet zozeer bepaald door wat we kunnen weten en meten, maar door ons onderbewuste. Expres­ sionistische kunstenaars trekken zich weinig aan van de bestaande regels in de kunst, die staan de directe uitdrukking juist in de weg. Het expressio­ nisme kenmerkt zich dan ook door een persoon­ lijke en soms wat chaotische stijl die niet altijd aansluit bij de smaak van het publiek. Stampende voeten Hoekig in plaats van sierlijk is ook de dansvoorstelling Le sacre du printemps van Les Ballets Russes. [ 805 ] Vaslav Nijinski (1889–1950), de sterdanser van het gezelschap, maakt voor dit ballet een abstracte choreografie met veel dansexpressie. De dansers reageren op de muziek, maar beelden nauwelijks een verhaal uit. Op het toneel dansen primitief geklede d ­ ansers een lenteritueel, dat eindigt met het offer van een jonge maagd die uitverkoren is om zich dood te dansen voor een zonnegod. Nijinski breekt met de regels van het academische ballet. In Le sacre zien we geen ronde vormen en sier­lijke bewegingen, of danseressen die gewichtloos over de dansvloer lijken te zweven. Hij bedenkt hoekige danspassen, met ingedraaide been­posities, stampende voeten 150

en lichamen die zich ter aarde storten. Hier wint de zwaartekracht. Igor Stravinsky (1882–1971) componeert voor dit ballet abstracte muziek, geïnspireerd op Russi­ sche volksmuziek. In tegenstelling tot bijna de hele westerse muziektraditie, legt Stravinsky niet de nadruk op melodie, maar op complexe, onregel­ matige ritmes. Vernieuwende akkoorden stapelt hij op elkaar tot een enorme uitbarsting van ge­ luid. De première in 1913 in Parijs ver­oorzaakt een groot schandaal. De muziek komt nauwelijks boven het rumoer in de zaal uit. Voorstanders en tegenstanders gaan letterlijk met elkaar op de vuist. Heksendans Expressionisten hebben een voor­ keur voor de duistere kant van het bestaan. De Hexentanz (1914) van choreografe en danseres Mary Wigman (1886–1973) past in dit rijtje. [ 806 ] Het onderwerp, de heksendans, geeft haar ruimte om gevoelens van verdriet en woede tot uitdruk­ king te brengen. De dansbewegingen, waaronder knielen, hurken, vallen en kruipen, sluiten niet aan bij de voorgeschreven regels van het aca­de­ mische ballet. Muziek speelt tijdens haar optreden een ondergeschikte rol en beperkt zich vaak tot alleen maar slagwerk. Op die manier ­bereikt ze een optimale bewegingsvrijheid voor de danser. Mede door het succes van een eigen dansschool wordt deze vorm van dansen, de ­zogenaamde Ausdrucks­ tanz, invloedrijk in heel Europa. Schots en scheef Das Cabinet des Dr. Caligari (1920) van regisseur Robert Weine (1873–1938) is een schoolvoorbeeld van de korte bloeiperiode van de expressionistische film. [ 807 ] De film wordt ook wel gezien als de eerste horrorfilm. Dr. Caligari laat zijn slaapwandelaar Cesare als kermisattractie alles doen wat hij hem opdraagt. Ook als dat het plegen van een moord is. Tege­ lijkertijd is Dr. Caligari in de film directeur van een psychiatrische inrichting waarin de overige personages patiënt zijn. Het verhaal maakt een chaotische indruk door de vele flashbacks. Opval­ lend zijn de geschilderde decors. Muren, ramen, deuren, trappen, vloeren … alles staat schots en scheef. Er is geen poging gedaan om het er echt uit te laten zien. Ook de grote licht­donkercontrasten en het overdreven spel bepalen het expressionis­ tische karakter.


804

805

Joffrey Ballet Reconstructie (2013) van Le sacre du printemps (oorspronkelijk 1913)

806

Mary Wigman  Hexentanz (1914)

Ernst Ludwig Kirchner Fünf Kokotten (1914)

807 Filmstill uit Das Cabinet des Dr. Caligari (1920) 151


8 8.1

Kunst in de tijd van wereldoorlogen Eerste helft twintigste eeuw Expressie

Jazz Rond 1900 ontstaat in New Orleans de jazzmuziek uit een mix van verschillende ­muzikale culturen. Jazz is expressief, met veel ruimte voor ter plekke verzonnen ­improvisaties. In korte tijd wordt jazz razend populair bij de Amerikaanse jeugd, maar ook onder kunstenaars in Europa. New Orleans-jazz In Storyville, de rosse buurt van New Orleans, is het een smeltkroes van ­culturen. Afstammelingen van West-Afrikaanse slaven wonen naast immigranten uit Frankrijk, Engeland, Spanje en Mexico. Dat zorgt voor een uitwisseling van muziekstijlen: work songs van de katoenvelden, spirituals uit de kerkdiensten, blues van het platteland, ragtime uit de cafés, marsmuziek en Europese klassieke muziek. De muzikanten die dagelijks spelen in de kroegen en bordelen van Storyville, mixen al deze in­vloeden tot een nieuw soort dansmuziek: de New Orleans-­ jazz. Deze muziekstijl wordt ge­kenmerkt door ­collectieve improvisatie. De b ­ elangrijkste instru­ menten zijn cornet/trompet, trombone, klarinet, saxofoon, banjo, tuba en drums. De slavernij is afgeschaft, maar er bestaat nog wel rassenscheiding. Het is dan ook ondenkbaar dat blanken jazzmuziek kopen, tenzij deze door blanken gespeeld wordt. In 1917 wordt voor het eerst jazz op plaat gezet. Het nummer Livery ­Stable Blues wordt gespeeld door vijf blanken uit New Orleans: de Original Dixieland Jazz Band. Het wordt een hit en de bandleden noemen zich­ zelf voortaan weinig bescheiden: The ­Creators of Jazz. Hun blanke variant op New O ­ rleans-jazz heet voortaan Dixieland. Chicago In New Orleans verdient Louis Arm­ strong (1901–1971) overdag zijn geld als kolen­ drager, lompenverzamelaar of melkman. ’s Avonds speelt hij cornet in de beste bands van Storyville. Als Storyville in 1917 wordt gesloopt, trekken veel muzikanten, waaronder Armstrong, naar Chicago. Hierdoor ontstaat eind jaren t­ wintig een eigen Chicago-stijl. De banjo en tuba worden vervangen door gitaar en contrabas en er komt meer ruimte voor individuele solo’s, zoals te horen is in Basin Street Blues (1928) van Louis Armstrong and his Hot Five. [812] In dit nummer improviseren de vijf muzikanten elk met een eigen solo, met Armstrong op trompet als absolute ster. Ook als 154

zanger improviseert Armstrong met betekenisloze klanken: de scat. Swing In de jaren dertig worden de jazzbands groter. Deze bigbands bestaan vaak uit wel t­ wintig muzikanten, onderverdeeld in secties: trompet­ ten, trombones, saxofoons en een ritmesectie. Deze orkesten ontwikkelen de nieuwe swingstijl, waarin de achtste noten afwisselend lang-kortlang-kort gespeeld worden. Hierdoor ontstaat een stuwend ritme dat zeer dansbaar is. Doordat de bigbands groter worden ontstaat er meer behoefte aan uitgeschreven muziek. Com­ ponist, pianist en orkestleider Duke Ellington (1899–1974) is een meester in het arrangeren voor orkest. [811] Hij experimenteert met n ­ ieuwe ­akkoordenschema’s en schrijft voor v ­ errassende instrumentale combinaties. Zo krijgt zijn muziek een vernieuwende klankkleur. In zijn composities wisselt hij uitgeschreven, georkestreerde passages af met geïmproviseerde solo’s, die de bandleden de ruimte bieden hun individuele t­ alenten te laten horen. Vanachter zijn vleugel, opgesteld tegenover de band, dirigeert hij zijn muzikanten. Rond 1930 is Ellington met zijn b ­ igband de vaste bespeler van de Cotton Club in Harlem, New York. De regel­ matige radio-­uitzendingen vanuit deze beroemde club maken hem tot een van de bekendste Afro-­ Amerikanen van zijn tijd. Toch kunnen zwarte en blanke muzikanten in veel clubs nog altijd niet samen in één band ­spelen. In de zuidelijke staten is het zelfs bij wet verboden. De Joodse klarinettist en orkestleider Benny Goodman (1909–1986) is een van de eersten die hier tegenin gaat en Afro-Amerikaanse musici in zijn orkest opneemt. [813] Hij speelt met zijn bigband wekelijks live in het radio­programma Let’s Dance. Omdat hij beroemd is, kan hij zich de rel veroorloven om met een gemixt orkest te spelen. Tijdens zijn radioprogramma’s probeert hij ook voor het eerst zijn swingende hot arrange­ ments uit, gebaseerd op de Afro-Amerikaanse jazz. Bovendien speelt Goodman op ge­renom­ meerde podia, zoals Carnegie Hall in New York, die voor zwarte orkesten in de jaren dertig nog ­onbereikbaar zijn. Zo maakt hij een breder en blank publiek enthousiast voor de nieuwe swing­ jazz. Deze m ­ uziek en de bijbehorende dans w ­ orden zó populair dat deze periode in Amerika ook wel de swing era wordt genoemd.


811

Duke Ellington met orkest (1930)

812 Louis Armstrong met zijn Hot Five (1928)

813 Benny Goodman at the Palomar (1935)

155


9 9.5

Massacultuur Vanaf 1950 Netwerken

Kunst in je wijk Kunst is overal. Bijna de helft van alle Nederlanders doet aan kunst in zijn vrije tijd, ­bijvoorbeeld bij een fanfare, koor, toneel­vereniging of dansschool. Sinds de jaren ­tachtig trekken ook professionele kunstenaars steeds vaker de wijk in. Ze verruilen bewust de kunstmatige omgeving van ­theater, concertzaal of museum voor de ­openbare ruimte. Zulke kunst wordt wel ­community art of locatietheater genoemd. En street artists zetten met een spuitbus of stickers het straatbeeld naar hun hand. Documentair theater Het Berlijnse theater­ collectief Rimini Protokoll maakt sinds 2000 ­documentair theater waarin de ‘gewone burger’ de hoofdrol speelt. In hun werk vervagen de gren­ zen tussen waargebeurd en verzonnen, journa­ listiek en kunst, maker en toeschouwer. Zelf ­zeggen ze: ‘We maken geen kunst, we stellen ­vragen’. In veel van hun werk wordt het abstracte wereldnieuws concreet gemaakt, waardoor het opeens dichtbij komt. In hun theaterinstallatie Soko São Paulo (2007) wisselen politieagenten uit São Paulo — een van de gevaarlijkste steden ter wereld — persoonlijke verhalen uit met hun collega’s uit München, de veiligste stad van Duits­ land. [962] Het publiek luistert naar geënsce­ neerde ervaringen van echte politie­agenten: hoe voelt het om iemand neer te s­ chieten? Welke ­problemen hebben de agenten thuis? Waarom zijn ze ooit agent geworden? De toeschouwer mag zijn eigen beeld vormen. Wijksafari De ontmoeting tussen kunst en het alledaagse leven staat ook centraal in het werk van theatermaker Adelheid Roosen (1958). S ­ amen met acteurs trekt zij woonwijken in waar het ­gemiddelde theaterpubliek niet gauw komt. Ze maakt locatievoorstellingen in Amsterdam Sloter­ meer en de Bijlmer, de Utrechtse wijken Ondiep, Zuilen en Overvecht en in Tepito in Mexico-City. [961] In Roosens Wijksafari doen theatermakers ­onderzoek in de wijk en leggen contact met de be­ woners. Vervolgens laten zij zich ‘adopteren’ door wijkbewoners met een bijzonder verhaal: twee weken lang trekken de acteurs bij de be­woners in huis. De persoonlijke verhalen die ze uitwisselen bewerken ze tot theaterscènes die de acteurs en de bewoners samen opvoeren, in de intieme setting 232

van hun huiskamers. Het p ­ ubliek gaat samen met een gids letterlijk ‘op s­ afari’ door de wijk. Te voet, per bus en achterop een scooter volgen zij een vier uur durende theatrale ontdekkingsreis langs de huizen van de bewoners. In de Wijksafari wordt de grens tussen theater en werkelijkheid bewust op­geheven, waardoor bijzondere ontmoetingen ontstaan. Na afloop krijgen publiek, bewoners en acteurs de kans om verhalen uit te wisselen tijdens een gemeenschappelijke lunch. Street art De een ziet ongevraagd aangebrachte muurschilderingen als vandalisme, de ander ­beschouwt het als een verfraaiing van het straat­ beeld. Veel Nederlandse gemeenten hebben als beleid om graffiti te verwijderen, maar sommige gezichtsbepalende werken worden inmiddels ­gewaardeerd als cultureel erfgoed. Graffiti kwam al voor bij de Romeinen en ook de Vikingen schreven teksten op muren. De m ­ oderne graffiti wordt eind jaren zestig populair in New York, als jongeren gewapend met een v ­ iltstift of spuitbus hun tags (handtekening) en pieces (grote afbeelding) op treinen en metro’s schrijven. Zo bereiken onbekende tekenaars i­ llegaal een mil­ joenenpubliek. Vanaf de jaren tachtig verandert de beeldvorming, als graffitikunstenaar Keith ­Haring (1958–1990) bij het g­ rote publiek door­ breekt met zijn cartooneske figuren. Tegenwoor­ dig zijn er steeds meer musea en galeries die street art exposeren. Sommige pieces zijn zelfs zo gewild dat ze uit de muur w ­ orden gezaagd en op kunstveilingen worden verhandeld. Dit overkomt de anoniem opererende Britse street artist Banksy (1974). Wereldwijd plaatst hij op onverwachte plekken stencils, schilderingen ­gemaakt met vooraf uitgesneden sjablonen. Door zijn stunts weet hij de aandacht van de m ­ edia te trekken. Zo smokkelt hij zijn werken ongezien ­musea binnen, waarvan sommige vervolgens in de vaste collectie worden opgenomen. In zijn werk combineert hij vaak zwarte humor met politiek of sociaal commentaar, bijvoorbeeld door bekende beelden aan te passen waardoor hun lading ver­ andert. Beroemd is zijn muur­schildering van een actievoerder die een bos bloemen in plaats van een molotovcocktail gooit. In 2005 maakt hij negen schilderingen aan de Palestijnse kant van de zwaar­ bewaakte Israëlische Muur, waaronder een af­ beelding van kinderen die met schep en emmertje de barrière doorbreken. [963]


961 Adelheid Roosen & Zina/Female Economy  Wijksafari Slotermeer (2012)

962 Rimini Protokoll  Soko São Paulo (2007)

963

Banksy Street art op Israëlische Muur nabij Bethlehem (2005)

233


9 9.5

Massacultuur Vanaf 1950 Netwerken

Nieuwe verbindingen De praktijk van steeds meer hedendaagse kunstenaars is hybride geworden. Hybride wil zeggen dat kunstenaars zowel ‘vrij’ werken als voor opdrachtgevers. Het houdt ook in dat kunstenaars en vormgevers veel­ vuldig samenwerken met specialisten uit ­disciplines buiten de kunsten. Uit deze samenwerkingen ontstaan vaak vernieuwende projecten waarin kunst, wetenschap en techniek elkaar treffen. Cyborg kleding De eerste computers waren ­lompe kasten die nauwelijks te verplaatsen ­waren. Door de opkomst van de microchip en draadloze netwerken wordt digitale technologie steeds meer een verlengstuk van ons lichaam. De smartphone is pas een eerste stap naar een toekomst waarin lichaam en techniek steeds v ­ erder zullen samen­ smelten. Een blik op deze toekomst tonen ont­ werpers en wetenschappers die zich bezighouden met wearable technology: kleding en modeacces­ soires waarin digitale ­technieken worden toe­ gepast. CuteCircuit uit Londen is een ontwerp­ collectief dat in 2002 werd opgericht door Ryan Genz en Francesca Rosella. Hun mode versiert en beschermt het lichaam niet alleen, maar heeft ook andere f­ uncties. ‘Met onze kleding wordt je lichaam een interface, een tweede huid die je verbindt met mensen en plaatsen’. De elegante M Dress (2008) blijkt een volledig werkzame ­mobiele telefoon die reageert op je eigen bewe­ gingen. Door je hand naar je oor te brengen neem je een binnenkomend gesprek aan, arm omlaag is ophangen. Een meer poëtisch ontwerp is het Hug Shirt (2006) waarmee op afstand omhelzingen uit­gewisseld kunnen worden. [972] De stof bevat elektronica die de duur, kracht, locatie en hartslag van een omhelzing kan registreren en n ­ abootsen. Zo kun je dus ook op je werk even ­geknuffeld wor­ den door je geliefde die thuis zit. Intelligente snelweg Het verwerken van techno­ logie in alledaagse objecten is ook een belangrijk uitgangspunt in de praktijk van de Nederlandse ontwerper Daan Roosegaarde (1979). Hij is de ­oprichter van Studio Roosegaarde, een team van ontwerpers en engineers dat de interactie tussen digitale technologie, mensen en de publieke ruimte onderzoekt. Een goed voorbeeld daarvan is de Smart Highway (2012–2015). [970] Deze snelweg 234

ziet er op het oog normaal uit, maar de technologie die erin is aangebracht maakt hem daadwerkelijk slimmer. De witte lijnen zijn gemaakt van fosfores­ cerende verf die overdag licht opnemen waardoor ze ’s nachts groen oplichten. Naast een betoverend effect biedt dit b ­ estuurders meer veiligheid en kan er bespaard worden op dure lantaarnpalen. Het wegdek zelf is beschilderd met temperatuur­ gevoelige verf die oplicht in de vorm van grote ­ijskristallen als het wegdek het vriespunt nadert. Door de oplichtende symbolen weten automobilis­ ten dat de weg glad is en kunnen ze hun snelheid daaraan aanpassen. Ook zijn er speciale wegstroken waar de accu’s van elektrische auto’s al rijdende worden op­geladen. Roosegaarde noemt zijn werk ‘technopoëzie’: de meest geavanceerde technieken ­worden zodanig geïntegreerd met bestaande mate­ rialen dat het ons een zicht geeft op een t­ oekomst waarin techniek een intelligent, d ­ uurzaam en ­esthetisch verbond kan sluiten met de bestaande wereld. Oase ? In de stad Dubai in de Verenigde Arabische Emiraten hebben ze niet zozeer de wereld ver­ beterd, maar een stukje wereld aan de aarde toe­ gevoegd. Baggerbedrijven, constructeurs, steden­ planners en ontwerpers bouwen hier aan een project dat je gerust megalomaan mag noemen. Voor de kust van de stad verrijst een gigantische kunstmatige eilandengroep uit het water, in de vorm van een palm. Palm Jumeirah (2000–2006) is letterlijk vormgegeven als een palmboom waar­ van de sierlijke bladeren de zee in ­steken. [971] Deze keuze heeft ook een prak­tische kant. Doordat de smalle stroken land o ­ mgeven zijn met water liggen vrijwel alle appartementen en hotels aan de waterlijn en heeft Dubai er 78 kilometer strand bijgekregen. Voor een woestijnstad, die het vooral moet hebben van massatoerisme, is dat aantrekke­ lijk. Het project krijgt echter veel kritiek. Door de spectaculaire vorm zijn de eilanden nauwelijks bestand tegen erosie door zeewater en zijn de ­natuurlijke flora en fauna in de omgeving ernstig verstoord. De kritiek heeft weinig invloed op de steenrijke oliesjeik kroonprins Muhammad bin Rasheed Al Maktoum die het initiatief nam voor het project. Een tweede palmeiland is al bijna ­gereed en er wordt gebouwd aan een nog grotere eilandengroep in de vorm van … een kaart van de wereld.


970

Studio Roosegaarde Smart Highway (2012–2015)

972 CuteCircuit Hug Shirt (2006)

971

Palm Jumeirah (2000–2006)

235


Auteurs Jappe Groenendijk Emiel Heijnen Steffen Keuning Michiel Maas

Bespiegeling — Kunsten in samenhang  is een methode voor het vak kunst algemeen. Door de originele verbanden tussen de kunstdisciplines, de aantrekkelijke afbeeldingen en de luister- en kijkfragmenten, worden leerlingen optimaal op het examen voorbereid. Het tekstboek, de opdrachtenboeken en het digitale lesmateriaal (voor pc, tablet en smartphone) vormen samen met de RTTI-gecertificeerde toetsen en het overige docentenmateriaal de complete methode Bespiegeling — Kunsten in samenhang.

www.staal-roeland.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.