Bespiegeling opdrachten voorbeeldkatern

Page 1

Bespiegeling

Kunsten in samenhang

Voorbeeldkatern

havo + vwo

Opdrachten


Direct aan de slag v Zo zit de methode in elkaar

De methode Bespiegeling — Kunsten in samenhang bestaat uit één tekstboek voor havo én vwo. Het tekstboek telt in totaal negen hoofdstukken. In chronologische volgorde wordt vanuit een Europese invalshoek de geschiedenis van beel­ dende kunst, dans, drama en muziek behandeld. De verschillende kunstdisciplines worden con­ form de doelstellingen van het examen, zoveel mogelijk in samenhang met elkaar besproken. De leerstof is geschreven vanuit de zes tijd­ vakken en invalshoeken zoals genoemd in het examenprogramma. Voor vwo en havo zijn er afzonderlijke opdrachtenboeken. De methode biedt daarnaast aanvullende ict en voorziet ook in een boekvervangende digitale oplossing.

v Zo zit het tekstboek in elkaar

Zes van de negen hoofdstukken uit het tekstboek komen overeen met de zes tijdvakken die ver­ plicht zijn voor het examen Kunst Algemeen. Deze zes hoofdstukken openen met een voor het tijdvak belangrijk kunstwerk, een tijdbalk en een inleidende tekst. Een hoofdstuk is ver­ volgens onderverdeeld in drie tot zes thema’s. Elk thema begint met een inleidende tekst, een kleinere tijdbalk en een kenmerkende afbeelding. Een thema bestaat uit een aantal paragrafen. Naast deze zes examenhoofdstukken vind je drie kleinere hoofdstukken. Ze behoren niet tot de examenstof maar geven je het totale historische overzicht. Deze hoofdstukken gaan over de klas­ sieke oudheid, de vijftiende eeuw en de acht­ tiende eeuw. Achterin het boek vind je een over­ zichtelijk schema met de belangrijkste begrippen en uitleg daarvan. Voorbeelden van muziek, dans en theater die in het tekstboek worden ­beschreven, zijn via de digitale component bij de methode te zien en te beluisteren.

2

v Zo zit het opdrachtenboek in elkaar

Het opdrachtenboek bestaat uit zes modules die overeenkomen met de zes examenonderwerpen. Een vwo-leerling doet examen in vier van deze examenonderwerpen (tweejaarlijks wisselende stofbeperking). Het havo-examen bestaat uit drie examenonderwerpen. Een module is ­op­gebouwd uit introductie-, start-, focus en research­opdrachten. De introductieopdrachten zijn bedoeld als eerste kennismaking met het examenonderwerp. De startopdrachten helpen je de hoofdzaken van de tekst te begrijpen en te onthouden. De focusblokken zijn bedoeld als examentraining en lijken daarom ook op de echte examens. Met de researchopdrachten kun je actief en creatief met een deel van de leerstof aan de slag. Achterin in het opdrachtenboek vind je een overzichtelijke lijst met vakdiscipline­ begrippen. v Zo zit het digitaal

De digitale component bij Bespiegeling biedt naast alle beeld- en geluidsfragmenten, aan­ vullende uitlegvideo’s en een uniek adaptief ­oefenprogramma voor begrips- en kennis­ training.

v Zo zit dat met toetsen

Bij elk examenonderwerp zijn er RTTI-gecer­ti­ ficeerde toetsen beschikbaar. Samen met de ­opdrachten en oefeningen in het opdrachtenboek zijn de toetsen dé voorbereiding op het examen.


Opdrachtenboek havo — Inhoudsopgave

Inleiding 7

a

Cultuur van de kerk Elfde tot en met de veertiende eeuw 9 [ 18 pagina’s ]

b

c d

e

Hofcultuur Zestiende en zeventiende eeuw 27 [ 24 pagina’s ]

v Introductieopdrachten bij hoofdstuk 8

Burgerlijke cultuur van Nederland 51 Zeventiende eeuw [ 14 pagina’s ]

v Startopdrachten bij hoofdstuk 8

Cultuur van Romantiek en realisme 65 Negentiende eeuw [ 18 pagina’s ]

v Focusopdrachten bij hoofdstuk 8

Cultuur van het moderne 83 Eerste helft twintigste eeuw  [ 30 pagina’s ]

v Researchopdracht bij hoofdstuk 8

f

Massacultuur 113 Vanaf 1950 [ 44 pagina’s ]

Begrippen per kunstdiscipline 157

In dit voorbeeldkatern :

van het tekstboek

[  pagina 5 ]

van het tekstboek, thema 8.1 — Expressie

[  pagina’s 6 en 7 ]

van het tekstboek, thema 8.1 — Expressie

[  pagina’s 8 en 9 ]

van het tekstboek

[  pagina 10 ]

[ ca. 6 pagina’s ]

3


e

Cultuur van het moderne Eerste helft twintigste eeuw


INTRODUCTIE

v

Lees en bekijk hoofdstuk 8, pp. 144– 147.

1

Dazzle betekent letterlijk ‘verblinden’. Welke betekenis krijgt het woord ‘dazzle’ in het schilderij op   v afbeelding 801  en op   v foto 802  ? Noteer twee effecten die deze schilderstijl teweegbrengt.

2

In de eerste helft van de twintigste eeuw, de tijd van de wereldoorlogen, veranderen de kunsten radicaal. In de beeldende kunst wordt de stap gezet naar volledig abstractie. v Bekijk afbeelding 801. Leg uit waarom dit schilderij een bijzondere plek inneemt tussen realistisch en abstract.

3

Hoofdstuk 8 is ingedeeld in vijf thema’s: Expressie, Oorlog, Techniek, Abstractie en Utopie. Blader door het hoofdstuk en lees hier en daar een inleiding. Bekijk de afbeeldingen. Beschrijf voor elk van de vijf thema’s in een of twee zinnen wat deze thema’s vertellen over kunst in de tijd van wereldoorlogen.

4 Bekijk Hexentanz van Mary Wigman [ v afbeelding 806 en video V803 ] en de Wassily-stoel van Marcel Breuer, gemaakt in een van de ateliers van het Bauhaus. [ v afbeelding 853] De dansvoorstelling en de stoel zijn voorbeelden van twee tendensen die in de ­periode 1900–1945 in de kunst zichtbaar werden. Hexentanz is een dansvoorstelling die erg afwijkt van wat er tot die tijd aan dans­ voorstellingen te zien was. Bij veel dans­ liefhebbers riep deze voorstelling woede op: is geen enkele traditie meer heilig? Wigman wilde met haar dans vooral con­ fronteren en breken met de regels van de ­traditionele dans. Breuer wil niet per se confronteren en ­breken met de regels in de kunst, maar ­laten zien hoe je met nieuwe industriële ­materialen mooie en goede stoelen kunt ­maken. Bij hem gaat het eerder om de ­opbouw van een betere toekomst. Blader door hoofdstuk 8 en zoek van beide tendensen voorbeelden. Beargumenteer je keuze. Kies een creatieve vorm om je resultaat te presenteren, bijvoorbeeld een digitale presentatiemuur zoals de Padlett Wall.

Bij hoofdstuk 8

havo

85


e

Cultuur van het moderne Eerste helft twintigste eeuw

START Expressie v Lees en bekijk hoofdstuk 8, pp. 148 –149.

1

v Bekijk afbeelding 8a. Leg deze cartoon uit aan de hand van wat je over Sigmund Freud hebt gelezen.

2

Leg uit hoe in Freuds werk het onderbewuste een inspiratiebron vormt voor expres­sio­nis­ tische kunstenaars.

3

v Bekijk video V 801.

Noem aan de hand van Erwartung van Arnold Schönberg drie kenmerken van expressio­ nistische muziek. Gebruik hierbij muzikale begrippen als toonhoogte, ritme, tempo, klankkleur en dynamiek.

8 a What’s on a man’s mind

Hoekig v Lees en bekijk hoofdstuk 8, pp. 150 –151. 4

Noem twee tegenstellingen tussen het impressionisme en het expressionisme.

5

v Bekijk afbeelding 804.

6

86

Leg aan de hand van zowel de vorm als de techniek uit waarom Fünf Kokotten typisch is voor het expressionisme.

v Bekijk video V802.

Le sacre du printemps is in vrijwel alles tegengesteld aan klassieke balletten uit de negentiende eeuw, zoals Het zwanenmeer of De notenkraker. Wat is qua onderwerp het grootste verschil tussen Le sacre du printemps en de genoemde negentiende-­ eeuwse balletten?

7

Ook wat betreft de vorm zijn expressionis­ tische dansen als de Le sacre du printemps en de Hexentanz tegengesteld aan het bestaande klassieke ballet. Noem drie tegenstellingen tussen expressionistische dans en klassiek ballet.

8

Noem drie kenmerken van Das Cabinet des Dr. Caligari die bijdragen aan het expressio­ nistische karakter van de film.


Niet-westerse kunst als inspiratiebron v Lees en bekijk hoofdstuk 8, pp. 152 –153.

9

v Bekijk afbeelding 808.

Pablo Picasso heeft zich bij het maken van Les demoiselles d’Avignon laten inspireren door Afrikaanse maskers. Het schilderij wordt ­gezien als een belangrijke voorloper van het kubisme. Noem drie kenmerken van het kubisme die je in dit schilderij herkent.

10 De voorstelling La création du monde heeft een duidelijke boodschap aan de westerse beschaving. Leg deze boodschap in je eigen woorden uit. 11 v Bekijk afbeelding 810 en video V 807. De absolute ster van de Revue Nègre is Josephine Baker. Het clichébeeld dat het Westen heeft van Afrika wordt in deze revue uitvergroot. Beschrijf dit clichébeeld aan de hand van de poster en het filmfragment. 12 Het expressionisme zet zich af tegen be­ staande academische regels in de kunsten. Dit geldt zowel voor muziek, dans als beel­ dende kunst. Leg uit dat de belangstelling voor niet-westerse kunst samenhangt met dit kenmerk van het expressionisme.

14 Waarom groeit de populariteit van jazz vooral dankzij de blanke orkesten? 15 Drie opeenvolgende stromingen in de vroege jazz zijn New Orleans-jazz / Dixieland, Chicago-stijl en swing. Noem van elk van deze stijlen twee kenmer­ ken aan de hand van de volgende fragmenten:

v V809 — Dixieland v V811 — Chicago-stijl v V812 of  V814 — swing

Surrealisme

v Lees en bekijk hoofdstuk 8, pp. 156 – 157.

16 In zijn Surrealistisch manifest beroept André Breton zich op de denkbeelden van Sigmund Freud. Omschrijf het verband tussen Freud en het surrealisme. 17 Na de Tweede Wereldoorlog wordt concep­ tuele kunst belangrijker. Fontein van Marcel Duchamp wordt wel het eerste conceptuele kunstwerk genoemd. Licht dit toe in je eigen woorden.

Bij hoofdstuk 8 Jazz

havo

v Lees en bekijk hoofdstuk 8, pp. 154 –155.

13 Jazz is in de eerste helft van de twintigste eeuw vooral de muziek van en voor Afro-­ Amerikanen, maar blanke orkesten spelen een belangrijke rol bij de verbreding van het publiek. Geef hiervan twee voorbeelden.

87


e

Cultuur van het moderne Eerste helft twintigste eeuw v Expressie v Invalshoek Esthetica

FOCUS

Een muzikale samenklank heet dissonant als het klinkt alsof de noten niet goed bij elkaar passen. Vaak wordt dissonant door minder geoefende luisteraars verward met vals. In 1909 schrijft Arnold Schönberg Erwartung. Hij noemt dit stuk een monodrama, een opera met slechts één personage. De muziek van Erwartung is een voorbeeld van atonale muziek.

v Dan volgt een moment van opperste

­ erwarring en schrik: het zal toch niet zo v zijn dat? v Tenslotte het volle besef bij het hoofdper­ sonage dat ze het dode lichaam van haar geliefde heeft gevonden.

Dissonant

2 Beluister v video V801 en lees onderstaande tekst die bij het fragment hoort. Beschrijf bij elk van de drie hierboven beschreven momenten hoe de muziek de stemmingen onderstreept. Ga in op samenklanken, melodie en ritme. Aber so lang hab ich ihn nicht gesehn … Nein, das ist nicht der Schatten der Bank … Da ist jemand … Er atmet nicht … Feucht … hier fließt etwas … Es glänzt rot … Ach, meine Hände sind wund gerissen … Nein, es ist noch naß, es ist von dort … Ich kann nicht … Das ist er!

v Beluister video V801.

1

De tonen die Schönberg hier combineert klinken verrassend. Wat is het belangrijkste verschil tussen tonale muziek en de atonale muziek die je hier hoort?

Volgens Schönberg zorgt atonale muziek voor een abstracte muzikale ruimte waar ­boven en onder, links en rechts, voor- en achteruit niet meer bestaan. Een ruimte waarin de muziek alle kanten uit kan.

Vertaling Maar ik heb hem al zo lang niet gezien … Nee, dat is niet de schaduw van de bank … Dat is iemand … Hij ademt niet … Vochtig … er stroomt hier iets … Een rode glans … Ach, ik heb mijn handen opengehaald … Nee, het is nog nat, het komt daarvandaan … Ik kan het niet … Hij is het!

v Beluister video V801.

2

Dit is een fragment uit Erwartung. De disso­ nante samenklank is niet het enige muzikale aspect wat hier afwijkt van wat de luisteraar gewend is. Beschrijf het verschil qua melodie en ritme tussen dit fragment en meer ge­ bruikelijke, tonale muziek.

Schönberg beschrijft in Stil und Gedanke (1930) dat muzikale stijl nooit het idee mag overheersen. Als muzikale regels en afspraken (stijl) genegeerd worden, kan muziek beter dienstbaar zijn aan de inhoud, bijvoorbeeld aan het overbrengen van emoties. In Erwartung versterkt de muziek de verschillende stemmingen van de hoofdpersoon. v In het begin van dit fragment kun je die

emoties omschrijven als onzeker, bang en onderzoekend: hoor ik wat … zie ik wat?

88

4

Waarom past de atonale muziek van Schönberg zo goed bij de uitgangspunten van het expressionisme?

5

Atonale muziek is zelfs voor een geoefende pianist erg moeilijk om te spelen. Leg uit waarom.


Schönberg begrijpt heel goed dat zijn muziek niet door iedereen gewaardeerd zal worden: Als iets kunst is, is het niet voor iedereen, en als het wel voor iedereen is, is het geen kunst. (Uit: Arnold Schönberg, Neue Musik, veraltete Musik, Stil und Gedanke, 1930.)

6

In de tijd van het expressionisme neemt de kloof tussen kunstenaar en publiek toe. Leg uit dat dit ook een gevolg is van de uitgangspunten van het expressionisme.

De expressionistische muziek van compo­ nisten als Schönberg, Milhaud en Stravinsky wordt uitgevoerd in klassieke concertzalen, de jazzmuziek van Duke ­Ellington wordt vooral in nachtclubs ­gespeeld. Het publiek mag dan verschillen, de overeenkomsten ­tussen beide muzieksoorten zijn groter dan je misschien zult d ­ enken. Milhaud en Stravinsky zijn duidelijk door jazzmuziek beïnvloed, en Ellington luisterde goed naar de klassieke muziek van zijn tijd. Alle drie zoeken ze naar nieuwe h ­ armonieën en ­maken ze in hun muziek v ­ eelvuldig gebruik van dissonanten. Toch zijn er ook muzikale verschillen.

v Beluister video V812.

8

In dit nummer klinken zo nu en dan disso­ nanten. Noem daarnaast nog twee manieren waarop deze ‘swingende’ muziek losjes af­ wijkt van de regels die traditioneel gelden voor muziek.

9

Anders dan de atonale muziek van Schön­ berg is de swingmuziek van Duke Ellington bij een breed publiek geliefd. Verklaar dit verschil aan de hand van de twee fragmenten v V801  en  v V812.

Na de Tweede Wereldoorlog is het door­ breken van de gangbare muzikale conventies een van de kenmerken van de ‘free jazz’. Het resultaat kun je vergelijken met wat Schönberg het invullen van de ‘abstracte ­muzikale ruimte’ noemde.

v Beluister video V9xx.

10 Je hoort een opname van het album Free Jazz van Ornette Coleman (1930–2015). Beschrijf aan de hand van dit voorbeeld hoe de free jazz gebruikmaakt van de ­‘abstracte muzikale ruimte’. Ga in op toon­ hoogte, tempo en ritme.

v Beluister video V812.

7

Noem twee manieren waarop deze ‘swingende’ muziek afwijkt van de expres­ sionistische klassieke muziek.

Jazzmusici houden ervan om net even ‘buiten de lijntjes’ te kleuren en zich niet ­helemaal te houden aan geldende regels. Dit geldt voor de muziekstijlen waaruit de jazz is voortgekomen, zoals de ragtime en de blues, maar ook voor swingjazz die enorm populair is in de jaren dertig.

Bij hoofdstuk 8

havo

8d Ornette Coleman, Free Jazz, albumcover (1958)

89


e

Cultuur van het moderne Eerste helft twintigste eeuw

Bij hoofdstuk 8

havo

RESEARCH

Surrealisme nu

90

Stel je voor dat je een tentoonstelling alleen binnen mag als je eerst door een autowas­ straat met draaiende borstels moet lopen. Dat overkwam de bezoekers aan de tentoon­ stelling Vreemde dingen in het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen: ‘Alleen schoon geboend en ontdaan van alles wat je aankleeft uit de “gewone” wereld, kun je je openstellen voor de vreemde wereld van de surrealisten, is de achterliggende gedachte’, meldt het dagblad Trouw. Vreemde dingen is een tentoonstelling uit 2007 over surrealisme en design. Op de ­tentoonstelling staan naast surrealistische designklassiekers, zoals de Mae West Sofa ook eigentijdse ontwerpen van kunstenaars die zich laten inspireren door het surrealis­ me. De surrealistische beeldtaal, van met name Salvador Dalí en René Magritte, is vandaag de dag een onuitputtelijke bron voor mode, design, videoclips en commercials. De droomwereld van het surrealisme waarin logica zoek is, zwaartekracht niet lijkt te be­ staan en alledaagse zaken hun alledaagsheid verliezen, leent zich blijkbaar uitstekend voor commerciële toepassingen. Opdracht Stel een presentatie samen waarin je eigen­ tijds surrealisme vergelijkt met het werk van de ‘oude’ surrealisten zoals Dalí en Magritte. Kies van beide minimaal drie voorbeelden. Met de juiste videoclips, ­commercials en voorbeelden van eigentijds ‘design with a smile’, kun je een flitsende ­presentatie houden. Zorg ervoor dat uit de presentatie duidelijk wordt wat het (oorspronkelijke) surrealisme is en waarom de beeldtaal van de surrealisten nog steeds zo populair is.

Werkwijze en tips Ga op zoek naar een duidelijke ‘match’ tussen de oorspronkelijke bron en de moderne interpretatie van die bron. Als oorspronke­lijke bronnen laat je schilderijen of ont­werpen zien van bijvoorbeeld Magritte, Dalí of Elsa Schiaparelli (mode). Soms w ­ orden deze kunstenaars bijna letter­ lijk g­ eciteerd. Het kan ook zijn dat de eigen­ tijdse kunstenaars werken in de geest van het surrealisme, zonder letterlijke citaten. In dat geval vraagt de vergelijking in je presentatie wat extra toelichting. v Om de eigentijdse citaten te kunnen her­ kennen, moet je thuis raken in het werk van de surrealisten die in hoofdstuk 8 worden besproken. Je moet veel werk van deze ­kunstenaars bekijken. Dat kan door rond te struinen op internet, maar het is ook handig om wat boeken met veel reproducties van het werk door te bladeren. v Een PowerPoint of prezi-presentatie is een goede basis voor je presentatie. Vanuit PowerPoint en Prezi kun je vrij eenvoudig filmpjes van bijvoorbeeld YouTube starten. v

8 r René Magritte, Hegels vakantie, 1958

8s OOOMS design, Glass Bulb Light, 2009


Opdrachtenboek vwo — Inhoudsopgave

Inleiding 7

a

Cultuur van de kerk Elfde tot en met de veertiende eeuw 9 [ 24 pagina’s ]

b

c

Hofcultuur Zestiende en zeventiende eeuw 33 [ 32 pagina’s ]

v Focusopdrachten bij hoofdstuk 8

Burgerlijke cultuur van Nederland 65 Zeventiende eeuw [ 18 pagina’s ]

v Researchopdracht bij hoofdstuk 8

d

Cultuur van Romantiek en realisme 83 Negentiende eeuw [24 pagina’s ]

e

Cultuur van het moderne 107 Eerste helft twintigste eeuw  [ 38 pagina’s ]

f

Massacultuur 145 Vanaf 1950 [ 56 pagina’s ]

Begrippen per kunstdiscipline 201

In dit voorbeeldkatern :

van het tekstboek, thema 8.1 — Expressie

[  pagina’s 12–14 ]

van het tekstboek

[  pagina 15 ]

[ ca. 8 pagina’s ]

5


e

Cultuur van het moderne Eerste helft twintigste eeuw v Expressie v Invalshoek Kunst intercultureel

FOCUS

Tussen 1909 en 1929 toert het Russische ­balletgezelschap Les Ballets Russes langs ­podia in Europa. Het gezelschap staat bekend om zijn vernieuwingsdrang wat b ­ etreft dans, decor en muziek. Tot 1912 is M ­ ichel Fokine de huischoreograaf van het gezelschap. Zijn balletvoorstellingen sluiten aan bij het oriëntalisme: de romantische hang naar een oosterse sprookjeswereld die populair blijft tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Een verleidelijke sluierdans mag daarbij niet ontbreken.

2

Het onderwerp en de choreografie van Narcisse sluit nog aan bij het negentiende-­ eeuwse klassieke ballet. De kleding die Bakst ontwerpt maakt klassieke dans mogelijk. Noem twee kenmerken van de klassieke dans die goed aansluiten bij kostuums zoals op ­afbeelding 8b.

Sluierdans

1 Op   v afbeelding 8b zie je een kostuumontwerp voor een oriëntaalse voorstelling van Les ­Ballet Russes: Narcisse (1911). Léon Bakst maakt voor deze voorstellingen decoren kostuumontwerpen. Leg uit hoe je aan de ­tekening kunt zien dat het een kostuum­ ontwerp betreft.

Begin twintigste eeuw maakt het oriëntalisme steeds vaker plaats voor Afrika als niet-­ westerse inspiratiebron. In 1907 brengt Pablo Picasso een bezoek aan een expositie met Afrikaanse maskers in het Palais du Trocadéro. Op   v afbeelding 8c   zie je een voor­ beeld van het soort maskers dat daar te zien was. Na het bezoek verandert het werk van Picasso radicaal. 3

v Bekijk afbeelding 8d.

Over de maskers die hij in de expositie ziet zegt Pablo Picasso:

Dit schilderij is gemaakt in de eerste maan­ den na het bezoek. Het stelt een danseres ­gehuld in sluiers voor. In het schilderij zijn al de kenmerken van het kubisme te zien. Noem aan de hand van afbeelding 8 d drie kenmerken van het kubisme.

8 b Léon Bakst, kostuumontwerp voor de voorstelling Narcisse (1911)

108

Voor mij zijn de maskers meer dan alleen maar sculpturen. Het zijn magische voor­ werpen die als intermediair dienen met ­onbekende en gevaarlijke geesten. Met die maskers is het mogelijk je tegen die geesten te wapenen en jezelf te bevrijden. Geesten, het onbewuste, emotie, het is allemaal ­hetzelfde. Ik begreep toen pas wat me als ­schilder stond te doen. (Picasso in een interview met André Malraux, 1937) Picasso wil meer dan alleen maskers na­ schilderen. Hij probeert eigen angsten en ­obsessies te bezweren door er een vorm aan te geven. Zijn schilderij Les demoiselles d’Avignon, ook gemaakt in 1907, is voor hem een manier om zich te wapenen tegen de ­verleiding van de prostituees in Barcelona.


Bij hoofdstuk 8 8 c Ceremonieel masker (Gabon, Afrika), 19de eeuw.

4

8 d Pablo Picasso, Dans met sluiers (1907).

v Bekijk afbeelding 808.

Net zoals het schilderij Dans met sluiers op afbeelding 8d wordt ook Les demoiselles d’Avignon beschouwd als een belangrijke voorloper van het kubisme. Leg uit dat het schilderij zowel wat betreft vormgeving als inhoud met recht ook een expressionistisch werk genoemd kan worden.

5

v Bekijk afbeelding 8d.

Na 1910 breidt ook in de danswereld de ­belangstelling zich uit naar andere con­ tinenten, waaronder Afrika. Dit is te zien in voorstellingen zoals Le sacre du printemps (1913) Hexentanz (1914) en La création du monde (1923).

Picasso past in zijn schilderij arceringen toe die verwijzen naar de groeven op sommi­ ge rituele maskers en beelden. Op welke wijze verhoogt hij met de arcering ook de ruimte­ lijkheid van de voorstelling op afbeelding 8d  ?

vwo

6

v Bekijk afbeelding 8d.

Vanaf 1920 krijgt Les Ballet Russes concur­ rentie van Ballets Suédois. La création du monde van Ballets Suédois gaat in 1923 in ­Parijs in première. In 2012 maakt de Congo­ lese danser en choreograaf Faustin Linyekula (1984) met het Ballet de Lorraine hiervan een herschepping met als titel La création du monde 1923–2012. In deze voorstelling neemt Linyekula een twintig minuten duren­ de ­reconstructie van het bestaande ballet op. Deze vult hij aan met twee dansen als proloog en epiloog. Op   v video V806   zie je een korte samenvatting van de voorstelling. Bij 1:30 zie je de overgang van de proloog naar de recon­ structie. Vanaf 1:50 zie je hoe de voorstelling er in 1923 kan hebben uitgezien.

Breng twee aspecten van het schilderij in verband met de ontwikkeling van de moderne dans in de eerste twee decennia van de twin­ tigste eeuw.

109


e

Cultuur van het moderne Eerste helft twintigste eeuw

7

Linyekula laat in de proloog de dansers meer tot hun recht komen dan in de oor­ spronke­lijke voorstelling uit 1923 het geval is. Bespreek naar aanleiding van de reconstructie die te zien is op  v video V806 de beperkingen van de dansers in het oor­ spronkelijke stuk.

De oorspronkelijke voorstelling uit 1923 roept bij Linyekula woede op :

De voorstelling geeft een naïef beeld van een paradijselijk en exotisch Afrika. En dat in een tijd dat de kolonialisten hun exploitatie en onderdrukking van Afrika steeds verder opvoerden en systematiseerden. ( Linyekula in een interview, Holland Festival 2012)

8

v Bekijk afbeelding 809 en video V806.

In de proloog dragen blanke d ­ ansers eerst trainingspakken en later beschilderde ­skinsuits (zie  v afbeelding 8e ). Choreograaf en danser Linyekula, de enige niet-blanke op het toneel, dwingt de dansers min of meer hun rol op te pakken. In   v video V806  zie je dat de overgang tussen de proloog en de reconstructie zichtbaar wordt als Linyekula het achterdoek wegtrekt waardoor het oude decor zichtbaar wordt.

9

Bespreek twee aspecten van de oorspron­ kelijke voorstelling waaruit dit naïeve beeld van Afrika blijkt.

Benoem drie contrasten tussen de proloog en het oorspronkelijke dansstuk uit 1923 zoals dat verderop in de video is te zien.

8 e Faustin Linyekula, Proloog La création du monde 1923– 2012

10 De muziek bij de oorspronkelijke voorstelling is van Darius Milhaud. Hij koos voor jazz-­ achtige muziek, wat in 1923 zeer ongebruike­ lijk was. Bekijk   v video V806  vanaf 1:50. Geef twee voorbeelden van elementen uit de jazz in dit fragment.

Bij hoofdstuk 8

vwo

110


RESEARCH

Kunstenaarsreizen

In de eerste helft van de twintigste eeuw ­blijven weinig avant-gardekunstenaars hun leven lang wonen en werken in hun geboorte­ land. In de eerste jaren van de twintigste eeuw komt dit vaak voort uit een nieuws­ gierigheid naar culturen buiten West-Europa. In latere jaren worden kunstenaars steeds vaker gedwongen hun vaderland te verlaten in verband met politieke ontwikkelingen, zoals de Russische Revolutie, de opkomst van het fascisme en de twee wereldoorlogen. De migratie van kunstenaars bevordert het internationale karakter van de avant-garde. Opdracht Kies een van de in hoofdstuk 8 besproken kunstenaars die:

heeft gewoond en gewerkt in verschillende landen; v bij wie is aan te tonen dat zijn of haar verblijf in het buitenland invloed had op zijn of haar werk. v

Beschrijf het leven en werk van deze kunste­ naar met als centraal thema de veranderde werkomgeving en de invloed die dit heeft op zijn of haar werk. Licht deze invloed toe aan de hand van voorbeelden, die je in de vorm van illustraties of geluidsfragmenten toevoegt aan jouw tekst.

Werkwijze en tips Probeer eerst de opeenvolgende verblijf­ plaatsen van de kunstenaar in kaart te ­brengen. Ga daarna na welke invloed de ­veranderingen van verblijfplaats op zijn of haar werk hebben.

v

8 r Kurt Weill, From Berlin to Broadway, 1972

Bedenk dat de levensbeschrijvingen van ­kunstenaars die je op internet of in boeken vindt veelal niet geschreven zijn vanuit de invalshoek die bij deze opdracht centraal staat. Het is dus, zoals altijd, zaak je bronnen kritisch te gebruiken, en je eigen verhaal te schrijven. v Let erop dat een verandering van werk­ omgeving ook met zich meebrengt dat de kunstenaar een nieuwe kring van kunste­ naars leert kennen, die ook weer invloed heeft op zijn werk. v Besteed ook aandacht aan de redenen ­waarom de door jouw gekozen kunstenaar verhuist naar nieuwe woon- en werkplekken. v De volgende kunstenaars lenen zich goed voor deze opdracht: Paul Klee, Vassily Kandinsky, Vaslav Nijinski, Igor Stravinsky, Pablo Picasso, Kurt Schwitters, Piet Mondriaan, Marcel Breuer, Fritz Lang, Bertolt Brecht, Kurt Weill. v

111


Auteurs Jappe Groenendijk Emiel Heijnen Steffen Keuning Michiel Maas

Bespiegeling — Kunsten in samenhang  is een methode voor het vak kunst algemeen. Door de originele verbanden tussen de kunstdisciplines, de aantrekkelijke afbeeldingen en de luister- en kijkfragmenten, worden leerlingen optimaal op het examen voorbereid. Het tekstboek, de opdrachtenboeken en het digitale lesmateriaal (voor pc, tablet en smartphone) vormen samen met de RTTI-gecertificeerde toetsen en het overige docentenmateriaal de complete methode Bespiegeling — Kunsten in samenhang.

www.staal-roeland.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.