SUMMA
COMPENDIUM LATIJN GYMNASIUM BOVENBOUW
SUMMA COMPENDIUM LATIJN GYMNASIUM BOVENBOUW
AUTEURS ADRIAAN KEGEL SIMON ROOSJEN AGNES SCHAAFSMA PAUL VISSER
STAAL & ROELAND BV
Inhoud Grammaticale begrippen 4
Stijlmiddelen 49
Overzicht grammatica 9
Verteltechniek 51
Zelfstandig naamwoord 9 Bijvoeglijk naamwoord 16
Tekstsoorten 53
Voornaamwoorden 20 Werkwoord 26 Persoonsvormen 27 Actief en passief 33 Modus 35 Infinitivus 38 Participium 40 Gerundium en gerundivum 43 Zinsbouw 45
Retorisch proza (Cicero) 53 Argumentatieleer in filosofisch proza (Cicero, Seneca) 54 Historisch proza (Livius) 54 Poëtische teksten 55
Stamtijdenlijst 57
Tips voor het vertalen van een Latijnse zin 48
Naslaglijst van basiswoorden 63
GRAMMATICALE BEGRIPPEN afkorting
Nederlandse term
Latijnse (of op het Latijn gebaseerde) term
pag.
aanw.vnw
aanwijzend voornaamwoord
pronomen demonstrativum
21
abl
vijfde naamval, geeft aan: - plaats (waar) - plaats (waarvandaan) - tijd (wanneer) - wijze (waardoor) - wijze (waarmee) - wijze (hoe) - wijze (in welke mate) - aanvulling bij een comparativus - bijvoeglijke bepaling
ablativus - ablativus loci (locativus) - ablativus separativus - ablativus temporis - ablativus causae - ablativus instrumentalis - ablativus modi - ablativus mensurae - ablativus comparationis - ablativus qualitatis
13
abl.abs
ablativus absolutus
42
acc
vierde naamval
accusativus
13
aci
accusativus met infinitivus
accusativus cum infinitivo
38
acp
accusativus met participium
accusativus cum participio
41
act
actief (bedrijvend)
activum
33
adi
bijvoeglijk naamwoord
adiectivum
16-19
adv
bijwoord
adverbium
18
bijwoordelijk
adverbiaal
19
bijwoordelijke verwijswoorden
adverbia correlativa
45
antecedent
23-24
attributief
19
anteced
4
attr
bijvoeglijk
bep
bepaling (zie bijv / bijw)
betr
betrekkelijke
relatieve (bijzin, aansluiting)
23-24
betr.vnw
betrekkelijk voornaamwoord
pronomen relativum
23-24
bez.vnw
bezittelijk voornaamwoord
pronomen possessivum
20
bnw
bijvoeglijk naamwoord
adiectivum
16-19
bijv
bijvoeglijk
attributief
19
bijv.bep
bijvoeglijke bepaling
attributieve bepaling
19
bijw
bijwoord
adverbium
18
bijw.bep
bijwoordelijke bepaling
adverbiale bepaling
19
bijw.verw
bijwoordelijke verwijswoorden
adverbia correlativa
45
bindvoc
verbindingsklinker
bindvocaal
26
BZ
bijzin - van tijd - van reden - van toegeving - van voorwaarde - van vergelijking - van doel - van gevolg
- temporele bijzin - causale bijzin - concessieve bijzin - conditionele bijzin - comparatieve bijzin - finale bijzin - consecutieve bijzin
cas
naamval
casus
12-13
com
vergelijkende trap
comparativus
17
compos
samengesteld werkwoord
compositum
61
con
aanvoegende wijs: - wens / hoop (utinam) - aansporing - twijfel - verbod (ne) - mogelijkheid / waarschijnlijkheid
coniunctivus - optativus - adhortativus - dubitativus - prohibitivus - potentialis
36
18-19
47
OVERZICHT GRAMMATICA – BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD Een bijvoeglijk naamwoord congrueert met een zelfstandig naamwoord in geslacht, getal en naamval. Een znw en een bnw die bij elkaar horen, noem je een woordgroep. Verbuiging longus, -a, -um mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
ev
nom gen dat acc abl
long-us long-i long-o long-um long-o
long-a long-ae long-ae long-am long-a
long-um long-i long-o long-um long-o
mv
nom gen dat acc abl
long-i long-orum long-is long-os long-is
long-ae long-arum long-is long-as long-is
long-a long-orum long-is long-a long-is
Bij deze groep horen ook enkele bijvoeglijke naamwoorden met nom ev mannelijk op –er. De andere vormen zijn regelmatig. pulcher, -chra, -chrum mooi miser, misera, miserum ongelukkig
lang
Verbuiging fortis, -e en ingens, ingentmannelijk
vrouwelijk
onzijdig
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
ev
nom gen dat acc abl
fort-is fort-is fort-i fort-em fort-i
fort-is fort-is fort-i fort-em fort-i
fort-e fort-is fort-i fort-e fort-i
ingens ingent-is ingent-i ingent-em ingent-i
ingens ingent-is ingent-i ingent-em ingent-i
ingens ingent-is ingent-i ingens ingent-i
mv
nom gen dat acc abl
fort-es fort-ium fort-ibus fort-es fort-ibus
fort-es fort-ium fort-ibus fort-es fort-ibus
fort-ia fort-ium fort-ibus fort-ia fort-ibus
ingent-es ingent-ium ingent-ibus ingent-es ingent-ibus
ingent-es ingent-ium ingent-ibus ingent-es ingent-ibus
ingent-ia ingent-ium ingent-ibus ingent-ia ingent-ibus
1 dapper 2 sterk
enorm, geweldig
Opmerkingen 1 Bij de groep fortis, -e horen ook enkele bijvoeglijke naamwoorden met nom ev mannelijk op –er, zoals celer, celeris, celere (snel) en acer, acris, acre (fel). De andere vormen zijn regelmatig. 2 Bij de groep ingens, ingent- horen ook dives, divit- (rijk), pauper, pauper- (arm) en vetus, veter- (oud). Deze bijvoeglijke naamwoorden hebben afwijkende vormen: abl ev op -e, gen mv op -um, nom/acc o mv op -a.
16
Het bijvoeglijk naamwoord in de zin Het bijvoeglijk naaamwoord staat in de zin als bijvoeglijke bepaling, bijwoordelijke bepaling of dubbelverbonden bepaling: ▶▶ een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord; ▶▶ een bijwoordelijke bepaling zegt iets over een werkwoord, bijvoorbeeld over de manier waarop het gebeurt; ▶▶ een dubbelverbonden of predicatieve bepaling zegt zowel iets over een zelfstandig naamwoord als over een werkwoord. bijvoeglijke bepaling
Puella pulchra cantat.
Het mooie meisje zingt.
bijwoordelijke bepaling
Puella pulchre cantat.
Het meisje zingt mooi.
dubbelverbonden bepaling Puella anxia intrat. predicatieve bepaling
Het meisje komt angstig binnen.
Zelfstandig gebruik van het bijvoeglijk naamwoord Een bijvoeglijk naamwoord kan ook als zelfstandig naamwoord in de zin staan. Voor de vertaling in het Nederlands kun je vaak volstaan met het toevoegen van een lidwoord. Optimus laudem meret. Semper optimum petimus. Multi adsunt. Nulli cedo.
De beste verdient lof. We streven altijd naar het beste. Velen zijn aanwezig. Ik ga voor niets (of niemand) aan de kant.
19
OVERZICHT GRAMMATICA – WERKWOORD
WERKWOORD Stamgroep (conjugatie) stam : voca stam : terre stam : vinc stam : audi
vocare terrēre vincere audire
laatste letter van de stam is -a laatste letter van de stam is -e laatste letter van de stam is een medeklinker laatste letter van de stam is -i
a-stam e-stam medeklinkerstam i-stam
Opmerking Werkwoorden van de gemengde groep hebben de infinitivus en de imperativus van een medeklinkerstam, maar de persoonsvormen van een i-stam, bijvoorbeeld: facere, facio. Stammen en tijden van het werkwoord praesensstam vocaterreaudi-
infinitivus vocare terrēre audire
perfectumstam vocavterruaudiv-
ppp vocatus territus auditus
Opmerkingen 1 Uitzonderingen bij de e-stam: complēre, complevi, completum en delēre, delevi, deletum. 2 Bij de mk-stam wordt het perfectum op verschillende manieren gevormd, bijvoorbeeld: prs.stam + s (dicere - dixi); klankverandering in de stam (facere - feci); verdubbeling van de beginmedeklinker (currere - cucurri). 3 Een ppp eindigt op -tus of -sus (claudere, clausus). Persoonsvorm Een persoonsvorm bestaat uit stam (+kenletters) (+ bindvocaal) + persoonsuitgang. kenletter(s) letter(s) waaraan je de werkwoordstijd herkent: -ba- voor het ipf bindvocaal letter die de persoonsuitgang hoorbaar maakt, bijv. mitt-i-t
persoonsuitgangen
passief
perfectum
ev
1 2 3
ik jij hij/zij/het
-o / -m -s -t
-or / -r -ris -tur
-i -isti -it
mv
1 2 3
wij jullie zij
-mus -tis -nt
-mur -mini -ntur
-imus -istis -erunt
pua
pup
pupf
afkorting
26
actief
praesens
Persoonsvormen: a-stam indicativus actief
coniunctivus actief
indicativus passief
coniunctivus passief
prs.stam + pua voc-o voca-s voca-t voca-mus voca-tis voca-nt
prs.stam +e+ pua voc-e-m voc-e-s voc-e-t voc-e-mus voc-e-tis voc-e-nt
prs.stam + pup voc -or voca-ris voca-tur voca-mur voca-mini voca-ntur
prs.stam +e+ pup voc-e-r voc-e-ris voc-e-tur voc-e-mur voc-e-mini voc-e-ntur
perfectum
futurum
imperfectum
ik roep
prs.stam +ba+ pua voca-ba-m voca-ba-s voca-ba-t voca-ba-mus voca-ba-tis voca-ba-nt
ik word geroepen
prs.stam +re+ pua voca-re-m voca-re-s voca-re-t voca-re-mus voca-re-tis voca-re-nt
ik riep
ik werd geroepen
prs.stam +b+ pua voca-b-o voca-b-i-s voca-b-i-t voca-b-i-mus voca-b-i-tis voca-b-u-nt
prs.stam +b+ pup voca-b-or voca-b-e-ris voca-b-i-tur voca-b-i-mur voca-b-i-mini voca-b-u-ntur
ik zal roepen
ik zal geroepen worden
pf.stam + pupf vocav-i vocav-isti vocav-it vocav-imus vocav-istis vocav-erunt
pf.stam +eri+ pua vocav-eri-m vocav-eri-s vocav-eri-t vocav-eri-mus vocav-eri-tis vocav-eri-nt
plusquam perfectum
ik heb geroepen
futurum exactum
prs.stam +ba+ pup voca-ba-r voca-ba-ris voca-ba-tur voca-ba-mur voca-ba-mini voca-ba-ntur
pf.stam +era+ pua vocav-era-m vocav-era-s vocav-era-t vocav-era-mus vocav-era-tis vocav-era-nt
ppp + prs esse vocatus sum vocatus es vocatus est vocati sumus vocati estis vocati sunt
prs.stam +re+ pup voca-re-r voca-re-ris voca-re-tur voca-re-mur voca-re-mini voca-re-ntur
ppp + con prs esse vocatus sim vocatus sis vocatus sit vocati simus vocati sitis vocati sint
ik ben geroepen
pf.stam +isse+ pua vocav-isse-m vocav-isse-s vocav-isse-t vocav-isse-mus vocav-isse-tis vocav-isse-nt
ppp + ipf esse vocatus eram vocatus eras vocatus erat vocati eramus vocati eratis vocati erant
ik had geroepen
ik was geroepen
pf.stam +eri+ pua vocav-er-o vocav-eri-s vocav-eri-t vocav-eri-mus vocav-eri-tis vocav-eri-nt
ppp + fut esse vocatus ero vocatus eris vocatus erit vocati erimus vocati eritis vocati erunt
ik zal hebben geroepen
ik zal zijn geroepen
ppp + con ipf esse vocatus essem vocatus esses vocatus esset vocati essemus vocati essetis vocati essent
27
OVERZICHT GRAMMATICA – WERKWOORD
Vertaling van de coniunctivus De vertaling van een persoonsvorm in de coniunctivus is afhankelijk van het zinsverband. Om tot een goede vertaling te komen, stel je jezelf twee vragen: Vraag 1: Staat de coniunctivus in de hoofdzin of in de bijzin? Vraag 2 Hoofdzin: In welke tijd staat de coniunctivus? In het schema vind je de vertaalmogelijkheden in de verschillende tijden van het werkwoord. Vraag 2 Bijzin: Staat de coniunctivus verplicht in de bijzin (dan heeft deze geen extra betekenis) of niet verplicht (dan heeft de coniunctivus een extra betekenis).
coniunctivus praesens in de hoofdzin wens / hoop (utinam)
Utinam hoc facias.
Ik hoop dat je dit doet.
aansporing
Hoc faciamus.
Laten we dit doen.
twijfel
Utrum hoc faciam an non?
Moet ik dit doen of niet?
verbod (ne)
Ne hoc faciatis.
Jullie moeten dit niet doen.
mogelijkheid
Hoc faciant.
Ze kunnen dit doen.
waarschijnlijkheid
Hoc faciat.
Hij zal dit wel doen.
coniunctivus perfectum in de hoofdzin verbod (ne)
Ne hoc feceris.
Doe dit niet.
coniunctivus imperfectum in de hoofdzin wens in de irrealis (heden)
Utinam pecuniam haberem!
Had ik maar geld!
situatie in de irrealis (heden)
Si pecuniam haberem, domum illam emerem.
Als ik geld had, kocht ik dat huis.
Mogelijkheid in de irrealis
Hoc facerem.
Ik had dit kunnen doen.
Twijfel in de irrealis
Quid facerem?
Wat had ik moeten doen?
coniunctivus plusquamperfectum in de hoofdzin
36
wens in de irrealis (verleden)
Utinam tunc pecuniam habuissem!
Had ik op dat moment maar geld gehad!
situatie in de irrealis (verleden)
Si pecuniam habuissem, domum illam emissem.
Als ik geld had gehad, had ik dat huis gekocht.
Vertaaltips voor het participium 1 Een participium vertaal je ▶▶ bijvoeglijk ▶▶ dubbelverbonden
Puella ridens intrat. Puella ridens intrat.
Het lachende meisje komt binnen. Het meisje komt lachend binnen.
2 Een participiumwoordgroep is een participium met alle woorden die erbij horen. Puella patrem fratribus parvis fabulam longam narrantem invenit. Het meisje vindt haar vader, die aan de kleine broertjes een lang verhaal vertelt.
3 Vaak vertaal je een participiumwoordgroep met een bijzin. Puer patrem vocans intrat. De jongen komt binnen, terwijl hij vader roept.
De jongen, die vader roept, komt binnen.
4 Voor de bijzin waarmee je participiumwoordgroep vertaalt, kies je wat het beste past: die/dat, terwijl/toen, omdat, hoewel 5 Het ppa vertaal je gelijktijdig, in dezelfde tijd als de persoonsvorm: Pater filium vocans intrat. Vader komt binnen, terwijl hij de zoon roept. Pater filium vocans intravit. Vader kwam binnen, terwijl hij de zoon riep. 6 Het ppp vertaal je voortijdig, een tijd ‘eerder’ dan de persoonsvorm: Filius a patre vocatus respondet. De zoon, die door vader geroepen is, antwoordt. Filius a patre vocatus respondit. De zoon, die door vader geroepen was, antwoordde. 7 Het ppp van een deponens vertaal je voortijdig of gelijktijdig, maar altijd actief: hortatus = 1 aansporend 2 aangespoord hebbend 8 Een acp is een accusativus met een participium(woordgroep) waarbij je het particpium in het Nederlands vertaalt alsof er een infinitivus staat. Pueros per viam currentes video. Ik zie de jongens door de straat rennen. 9 Zelfstandig gebruik Net als ieder ander bnw kan het participium als znw in de zin staan: De bewoners van het huis zijn afwezig. ▶▶ Domum habitantes absunt. De overwonnenen worden naar de stad geleid. ▶▶ Victi ad urbem ducuntur. Zij die gaan sterven groeten u. ▶▶ Morituri te salutant. 10 Dominant participium: Ab urbe condita Vanaf de stichting van de stad. De geschiedschrijver Livius gaf zijn werk de titel Ab urbe condita, een woordgroep met een bijvoeglijk participium die je op het eerste gezicht vertaalt als ‘vanaf de gestichte stad’. Deze vertaling geeft de bedoeling niet goed weer: het gaat om de geschiedenis ‘vanaf de stichting van de stad’. In deze woordgroep is weliswaar het znw urbe het grammaticale kernwoord, maar in de betekenis staat het participium condita centraal. We spreken in zo’n geval van een dominant gebruikt paricipium.
41
OVERZICHT GRAMMATICA
TIPS VOOR HET VERTALEN VAN EEN LATIJNSE ZIN Enkelvoudige zin Kernzin ▶▶ Zoek in de zin de persoonsvorm. ▶▶ Zoek het onderwerp van de zin. ▶▶ Kijk naar het werkwoord: zijn er nog andere aanvullingen nodig of mogelijk? ▶▶ Zoek deze (zonodig) op – dan heb je de kernzin te pakken. ▶▶ Vertaal de kernzin. ▶▶ Vertaal stuk voor stuk de overige woord(groep)en. ▶▶ Vertaal tenslotte de zin als geheel. Woord-voor-woord Eerst bekijk je ieder woord van de zin apart. Je gaat per woord als volgt te werk: ▶▶ Benoem de woordsoort. ▶▶ Benoem de vorm (indien van toepassing). ▶▶ Noem andere grammaticale informatie (vb dit werkwoord gaat met de dativus). ▶▶ Vertaal het woord nauwkeurig (dus in het juiste getal, de juiste tijd, e.d.). Je vertaalt de hele zin pas als je alle woorden zo hebt benoemd en vertaald. Samengestelde zin ▶▶ Lees eerst de hele zin door. ▶▶ Zoek de persoonsvormen en de voegwoorden als schakel tussen de delen. ▶▶ Bekijk of de voegwoorden een bijzin inleiden of delen van de hoofdzin verbinden. ▶▶ Noteer de bijzin(nen), ieder apart op een nieuwe regel. ▶▶ Bekijk of er een infinitivus in de zin staat; zo ja, bij welke persoonsvorm deze hoort. ▶▶ Is het een aci of een nci? ▶▶ Noteer de volledige woordgroep. ▶▶ Bekijk of er een participium in de zin staat, en zo ja, met welk woord het congrueert. ▶▶ Is het een participiumwoordgroep of een ablativus absolutus? ▶▶ Noteer de volledige woordgroep. ▶▶ Bekijk of er een nd-vorm in de zin staat. ▶▶ Is het een gerundium, een gerundivum of een gerundivum van verplichting? ▶▶ Noteer de volledige woordgroep. ▶▶ Dan houd je de hoofdzin(nen) over; schrijf deze (ieder) op een nieuwe regel. ▶▶ Vertaal de hoofdzin(nen). ▶▶ Zet achter iedere bijzin je vertaling. ▶▶ Zet je vertaling achter iedere woordgroep met infinitivus, participium of
gerundi(v)um. ▶▶ Vertaal als laatste het geheel door elke bijzin en elke woordgroep met inf/ptc/ger
op de juiste plek in de hoofdzin op te nemen.
48
STIJLMIDDELEN Met ‘de stijl van een schrijver’ wordt het taalgebruik bedoeld dat voor hem opvallend of kenmerkend is. ‘Stijl’ is de persoonlijke optelsom van bijvoorbeeld zinsbouw, woordkeus, beeldspraak, beschrijvingen, klank, ritme. Stijlmiddelen zijn de middelen die een schrijver tot zijn beschikking heeft om zijn taalgebruik kracht bij te zetten. Hieronder staat een alfabetische lijst van stijlmiddelen. alliteratie
Herhaling van de beginletter of beginklank.
Hiep hiep hoera!
anafoor
Herhaling van hetzelfde woord aan het begin van een reeks zinnen/zinsdelen.
Scipio versloeg Hannibal, Scipio nam Carthago in, Scipio heeft Rome gered.
antithese of tegenstelling
Accentuering door contrast met het tegendeel.
Niet vluchten, maar pal staan. Elkaar door dik en dun steunen.
apostrofe
De spreker richt zich tot iemand anders dan zijn directe publiek, soms iemand die al overleden is.
Lieve Carla, jij zou het mooi gevonden hebben, als je gezien had wat wij hier voor jou gezongen hebben.
assonantie
Klankherhaling.
Lief dier.
asyndeton
Het weglaten van verbindingswoorden (vergelijk polysyndeton).
Ik, jij, iedereen vindt dit. Veni, vidi, vici.
Kan ook een tegenstelling accentueren.
Niet ik, jij hebt dit gedaan.
brevitas
Beknopte formulering, iets uitdrukken met een minimum aantal woorden (zie ook ellips).
Such is life... C’ est la vie...
chiasme
Twee overeenkomstige termen worden in tegengestelde volgorde geplaatst, geformuleerd in een schema a- b, b –a.
Praatjes genoeg, maar weinig resultaat. Dames en heren, jongens en meisjes.
climax
Een reeks van minimaal drie woorden die ervoor zorgt dat de spanning toeneemt; werkt toe naar een hoogtepunt.
Dat wordt lachen, gieren, brullen.
ellips
Uit een zin worden een of meer woorden eggelaten. Soms ontstaat hierdoor een w ongrammaticale zin.
Jij krijgt altijd aandacht, ik nooit. Oost west, thuis best. Ik ook van jou.
enallage of hypallage
Een bijvoeglijk naamwoord hoort grammaticaal bij het ene woord en inhoudelijk bij het andere.
Een lekker kopje koffie.
eufemisme
Iets met een mooier of vriendelijker woord voorstellen dan het in werkelijkheid is.
‘prijsaanpassing’ De veestapel ruimen. ‘in between jobs’
hyperbaton
Woorden die grammaticaal bij elkaar horen uit elkaar plaatsen (zie ook poëtische teksten).
‘Ik wil’, zei hij en rekte zich behaaglijk uit, ‘nu eindelijk gaan slapen’.
hyperbool
Zeer sterke overdrijving.
Ik mag ook nooit iets! Ik lach me dood.
ironie
Milde vorm van spot. Vaak zegt de spreker/ schrijver iets anders dan hij eigenlijk bedoelt. De bedoeling blijkt uit de manier van spreken of wordt in de tekst toegelicht.
Tegen een laatkomer: ‘Het spijt me dat we alvast begonnen zijn.’
49
TEKSTSOORTEN RETORISCH PROZA (CICERO) Retorica is de kunst van het overtuigen. De spreker probeert zijn publiek te beïnvloeden door de inhoud van wat hij zegt (inventio), door een handige ordening (dispositio) en door een boeiende stijl (elocutio). Overredingsleer conciliare
Het publiek positief stemmen over de spreker zelf en over degene van wie hij de zaak bepleit.
docēre
Het publiek vertellen hoe het zit (en hoe de spreker graag wil dat men de feiten ziet).
movēre
Emotie oproepen bij het publiek: verontwaardiging, medelijden, woede.
Indeling van de redevoering exordium
Inleiding, waarin de redenaar probeert de welwillende aandacht van het publiek naar zich toe te trekken.
narratio
Uiteenzetting van de feiten, zoals de spreker graag wil dat het publiek die ziet.
propositio
Stellingname.
argumentatio
Bewijsvoering: het met argumenten onderbouwen van het eigen standpunt (en het weerleggen van dat van de tegenpartij).
peroratio
Afronding, een gloedvol slotbetoog waarin alle registers van pathos opengaan.
Retorische stijlmiddelen exclamatio
Uitroep (in het Latijn vaak in de accusativus).
Nugas! Onzin!
gedachte- herhaling
Herhaling van eenzelfde begrip in minstens drie synoniemen.
Hij is weg, heeft de benen genomen, de plaat gepoetst.
personificatie
Een stad, land, voorwerp of abstract begrip wordt als persoon ten tonele gevoerd.
O, Amsterdam, wat is er van je geworden!
praeteritio
De spreker kondigt aan dat hij iets niet zal bespreken, maar zegt het daarmee intussen toch.
Ik ga het nu niet hebben over het feit dat je altijd te laat bent - waar het in dit gesprek om gaat is ...
53
STAMTIJDENLIJST Hieronder staat de lijst van stamtijden die bij het eindexamen Latijn bekend worden verondersteld. praesensstam
perfectum
ppp
betekenis
accipio
accepi
acceptum
1 ontvangen, aannemen 2 vernemen
ago
egi
actum
1 leiden, voeren 2 doen
aperio
aperui
apertum
openen, openbaren
aspicio
aspexi
aspectum
bekijken, aankijken
aufero
abstuli
ablatum
1 wegnemen 2 se zich verwijderen
cado
cecidi
caedo
cecidi
caesum
vellen, neerslaan
capio
cepi
captum
pakken, nemen
cedo
cessi
censeo
censui
cerno
crevi
claudo
clausi
clausum
sluiten
cogo
coegi
coactum
1 bijeenbrengen 2 dwingen
colo
colui
cultum
1 verzorgen 2 bebouwen 3 vereren
comprehendo
comprehendi
comprehensum
1 grijpen 2 begrijpen
consulo
consului
consultum
1 beraadslagen 2 + acc raadplegen
credo
credidi
geloven, vertrouwen
cresco
crevi
groeien
cupio
cupivi
graag willen, verlangen
curro
cucurri
rennen
decerno
decrevi
decretum
beslissen
defendo
defendi
defensum
verdedigen
desero
deserui
desertum
verlaten
dico
dixi
dictum
zeggen
disco
didici
divido
divisi
divisum
verdelen
do, dare
dedi
datum
geven
doceo
docui
doctum
onderwijzen
vallen
1 (aan de kant) gaan 2 toegeven censum
van mening zijn onderscheiden, zien
leren
57
NASLAGLIJST VAN BASISWOORDEN a / ab + abl
1 vanaf 2 door
aes, aeris o
1 koper, brons 2 geld
abeo, abire
weggaan
aestimo, -are
abii
pf van abeo
1 schatten 2 beschouwen als
ablatus
ppp van aufero
aestus, -us 4
abstuli
pf van aufero
1 hitte 2 branding
absum, abesse
afwezig zijn
aetas, aetatis v
leeftijd
ac
en
affectus
ppp van afficio
accedo, -ere
1 gaan naar 2 naderen
affero, -ferre
1 brengen naar 2 berichten
accendi
pf van accendo
afficio, -ere
treffen, vervullen
accendo, -ere
aansteken, ontsteken
ager, agri
akker
accensus
ppp van accendo
aggredior, aggredi
accepi
pf van accipio
1 aanvallen 2 beginnen (aan)
acceptus
ppp van accipio
aggressus sum
pf van aggredior
accessi
pf van accedo
agmen, agminis o
rij, stoet
accidi
pf van accido
ago, agere
1 leiden, voeren 2 doen
accido, -ere
gebeuren
ait, mv aiunt
accipio, -ere
1 ontvangen, aannemen 2 vernemen
1 hij/zij zegt 2 hij/zij zei
alienus, -a, -um
vreemd, van een ander
acer, acris, acre
scherp, fel
alii … alii mv
sommige(n) … andere(n)
acies, -ei 5
slaglinie
aliquando bijw
eens, ooit
actus
ppp van ago
aliqui, aliqua, aliquod
ad + acc
1 naar, tot 2 bij
1 ev een (zekere), een of andere 2 mv sommige, enige
addidi
pf van addo
aliquid
iets
addo, -ere
toevoegen
aliquis
iemand
adduco, -ere
brengen (naar)
alius … alius
de een … de ander
adeo bijw
zo(zeer)
alius -a, -ud
ander
adeo, adire (ad) + acc
gaan naar
alo, alere
voeden
adfui
pf van adsum
alter, altera, alterum
de een, de ander (van twee)
adhibeo, -ēre
toepassen, gebruiken
alter ... alter
de een … de ander
adhuc
nog, tot nu toe
altus, -a, -um
adii
pf van adeo, adire
1 hoog 2 diep
adipiscor, adipisci
verkrijgen
amica
vriendin
admitto, -ere
toelaten
amicus
vriend
adsum, adesse (+ dat)
aanwezig zijn (bij)
amisi
pf van amitto
adulescens, -entis m
jongeman, jongen
amissus
ppp van amitto
adventus, -us 4
aankomst
amitto, -ere
verliezen
aedificium
gebouw
amo, -are
houden van, liefhebben
aedifico, -are
bouwen
amor, amoris m
liefde
aeger, aegra, aegrum
ziek
amplus, -a, -um
aegre bijw
met moeite
1 ruim, groot 2 belangrijk
aequus, -a, -um
1 gelijk, effen 2 rechtvaardig
an
1 in vraag of 2 utrum … an (of) … of
anima
(levens)adem, ziel
63
AUTEURS ADRIAAN KEGEL SIMON ROOSJEN AGNES SCHAAFSMA PAUL VISSER
S∙P∙Q∙R SUMMA is een onmisbaar naslagwerk Latijn voor élke leerling in de bovenbouw van het gymnasium en is bruikbaar naast elke lesmethode. S∙P∙Q∙R SUMMA is geheel afgestemd op het examen programma en bevat de volgende onderdelen: v Een overzicht van de grammaticale begrippen. v Een uitleg van de literaire termen met duidelijke voorbeelden. v Een handig register van veel gebruikte afkortingen. v Strategische vertaaltips. v Een stamtijdenlijst. v Een praktische naslaglijst van circa 1350 basiswoorden.
v OOK HANDIG: Uitlegvideo’s bij de grammatica en digitale oefeningen. Ga naar www.staal-roeland.nl/SUMMA voor meer informatie.
9 7 8 9 4 9 2 0003 4 7
www.staal-roeland.nl