13 mm
S∙P∙Q∙R is een methode Latijnse Taal en Cultuur die aansluit op het vernieuwde examenprogramma waarin de samenhang tussen taal en cultuur — tekst in context — centraal staat. Het tekstboek, de hulpboeken, het digitale lesmateriaal (pc, tablet & smartphone) en het docentenmateriaal vormen samen het complete aanbod van de methode S∙P∙Q∙R.
S∙P∙Q∙R LATIJN HULPBOEK
AUTEURS ADRIAAN KEGEL SIMON ROOSJEN AGNES SCHAAFSMA PAUL VISSER
3
3
SPQR •
•
•
LATIJN
www.staal-roeland.nl
HULPBOEK
9 7 8 9 4 9 2 00003 3
SPQR_Hulpboek_3_Omslag_13mm.indd 1
04-02-15 16:01
THEMA 7 IMPERATOR TEKSTBOEK
HULPBOEK Cultuur Opdrachten
43
Prima Augustus
1 t/m 3 extra 4, 5
Livia
6, 7
Latijnse tekst Opdrachten
Grammatica Uitleg en mandata ▶ Herhaling: persoonsvormen ▶ Mandatum I — IV ▶ 7.1 werkwoord – modus indicativus en
8 t/m 15
coniunctivus ▶ 7.2 werkvoord –
extra 16, 17
coniunctivus van het praesens ▶ Mandatum VII — IX
44 Claudius
▶ 7.3 werkwoord – vormen van
18 19 t/m 27
de coniunctivus prs-ipf-pf-pqp ▶ 7.4 werkwoord – coniunctivus in de bijzin:
extra 28
indirecte vraag ▶ 7.5 werkwoord – coniunctivus in de bijzin:
ut/ne en cum ▶ Mandatum X — XIV
45
Nero
▶ 7.6 de zin – coniunctivus ipf en pqp in de
29, 30 31 t/m 38
irrealis ▶ 7.7 de zin – coniunctivus in de betrekkelijke
extra 39
bijzin ▶ Mandatum XV — XVIII
NB Nieuwe godsdiensten 46 Flavii
40 t/m 42 extra 43, 44 ▶ 7.8 de zin – onbepaald voornaamwoord
45, 46 47 t/m 53
▶ Mandatum XIX — XXII
extra 54 47
Traianus
▶ 7.9 werkwoord – samenvatting indicativus
55 t/m 57 58 t/m 64
en coniunctivus ▶ 7.10 de zin – samenvatting coniunctivus in
extra 65
hoofdzin en bijzin ▶ Mandatum XXIII — XXVII
48 Constantinus
66 t/m 70 71 t/m 77 extra 78, 79
49 Sine ira er studio Zonder wrok of partijdigheid Etc. Romeinse keizers
80 81, 82 extra 83 84 extra 85 t/m 88
▶ 7.11 onregelmatige perfectumstammen in
thema 7 ▶ Mandatum XXVIII
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 33
17-04-15 08:58
OPDRACHTEN BIJ THEMA 7
PRIMA AUGUSTUS CULTUUR
OPDRACHT 1 Noem twee redenen waarom Antonius minder populair was bij het volk dan Octavianus.
OPDRACHT 2 Op alle terreinen voerde Augustus een politiek van vrede en herstel. a Noem twee maatregelen van keizer Augustus die betrekking hadden op de stad Rome en de mensen die daar woonden. b Noem twee maatregelen die betrekking hadden op (de organisatie van) de provincies. c Op grond van welke twee bevoegdheden kon keizer Augustus deze maatregelen nemen? Citeer de tekst.
OPDRACHT 3 Alle titels die de (latere) keizers van Rome voerden, zijn te herleiden tot vier benamingen van keizer Augustus. Leg uit hoe de eerste keizer aan de volgende benamingen kwam en wat de titel (dus) inhield. a Imperator b Caesar c Augustus d Princeps
EXTRA
OPDRACHT 4 Tijdens een weelderige maaltijd snoefde Cleopatra tegenover Antonius, dat zij in één ogenblik een waarde van miljoenen kon opdrinken. Antonius geloofde daar niets van en nam de weddenschap aan. Hij verloor die echter, toen Cleopatra een kostbare parel uit haar oor nam en in een beker azijn liet oplossen, die zij daarna op de gezondheid van Antonius leegdronk. a Wat denk je dat Cleopatra met deze weddenschap wilde bewijzen? b Hoe zou Octavianus dit verhaal voor zijn eigen politieke doeleinden hebben kunnen gebruiken? c Kijk naar de afbeelding: welke onderdelen van het hierboven vertelde verhaal kun je herkennen?
34
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 34
17-04-15 08:58
d Zoek zelf, of met hulp van een leraar scheikunde, uit of de afloop van deze weddenschap scheikundig gezien mogelijk is.
Cleopatra en Antonius bij de weddenschap (Gerard de Lairesse, 1675)
OPDRACHT 5 Over zichzelf schrijft Augustus in zijn Res Gestae divi Augusti 34: Nadat ik de burgeroorlogen beëindigd had en toen ik met instemming van iedereen alles in mijn macht had gekregen, heb ik in mijn zesde en zevende consulaat (28 en 27 v.Chr.) de staat krachtens mijn wettelijke macht weer overgedragen in handen van de senaat en het volk van Rome. Als dank voor deze weldaad ben ik bij senaatsbesluit Augustus genoemd, (…) Hierna stond ik in invloed ver boven ieder ander, maar ik heb niet meer wettelijke macht gehad dan de mensen die in het landsbestuur mijn collega’s waren. vertaling Paul Visser a Noem een bewering die in tegenspraak is met de tekst in Prima en een bewering die overeenkomt met de tekst in Prima. b Stel je voor dat jij een ouderwetse senator bent, die de heerschappij van Augustus in feite maar een militaire dictatuur vindt. Herschrijf dit stukje van Augustus vanuit jouw perspectief.
35
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 35
17-04-15 08:59
OPDRACHTEN BIJ THEMA 7
43  LIVIA CULTUUR
OPDRACHT 6 a Welke twee vergeefse pogingen om te zorgen voor opvolgers binnen de eigen familie van Augustus worden in de tekst genoemd? b Is de uiteindelijke keuze van Augustus te beschouwen als een opvolger binnen de familie? Waarom wel/niet? c Keizer Augustus en zijn directe opvolgers worden samen de Julisch-Claudische dynastie genoemd. Verklaar deze benaming aan de hand van de familienamen van de eerste twee keizers van Rome.
OPDRACHT 7 a Hoe lang heeft Tiberius als keizer vanuit de stad Rome geregeerd? b Hoelang heeft hij daarna nog op Capri geleefd? c Welke informatie krijg je in de tekst over de reputatie van Tiberius in de eerste fase van zijn regering, welke over de laatste fase?
LATIJNSE TEKST
OPDRACHT 8 Luister en lees mee terwijl de tekst in het Latijn wordt voorgelezen en noteer de juiste keuzemogelijkheden. 1 A In de eerste 5 regels is anxia (r.3) het woord dat de situatie het best weergeeft. B In de eerste 5 regels is aegerrimus (r. 2) het woord dat de situatie het best weergeeft. 2 A Serpentia denkt dat Livia het brein is achter de plotselinge ziekte. B Probus denkt dat Livia het brein is achter de plotselinge ziekte. 3 A Probus is een trouwe en betrouwbare slaaf voor de keizerlijke familie. B Probus is iemand die Livia vooral negatief afschildert. 4 A Serpentia vertelt in dit verhaal het belangrijkste nieuws aan de andere slaven. B Garrulus vertelt in dit verhaal het belangrijkste nieuws aan de andere slaven.
OPDRACHT 9 Vertaal de tekst in goed Nederlands.
36
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 36
17-04-15 08:59
OPDRACHT 10 r. 5 sermonem habebant a Op welke toon voeren ze dit gesprek? Noteer het tekstelement. b Waarom doen ze dat, denk je? c Leg aan de hand van r. 40 uit wat Livia van dit gedrag vindt.
OPDRACHT 11 Wat bedoelt Serpentia met het hoc van r. 16? A iemand ziek maken B de vrouw zijn van Augustus C brutaal zijn D een Griekse dokter laten komen
OPDRACHT 12 r. 16 certe hoc non faciat a Welke argumenten noemt Probus voor deze uitspraak? b Geef de reactie van Serpentia in eigen woorden weer.
OPDRACHT 13 In r. 33-42 van de Latijnse tekst staan negen persoonsvormen in de coniunctivus van het praesens. a In paragraaf 7.2 van de grammatica staan zes vertaalmogelijkheden genoemd voor de coniunctivus van het praesens. Noteer de negen coniunctivusvormen uit de tekst onder elkaar en geef steeds aan welke vertaalmogelijkheid je kiest. b Welke van de vertaalmogelijkheden tref je in r. 33-42 niet aan? c Zoek daarvan een voorbeeld in r. 17-26.
OPDRACHT 14 Als je een indicativus vervangt door een coniunctivus verandert de betekenis van de zin. Welke van de zes vertaalmogelijkheden van de coniunctivus zou je kiezen als de volgende persoonsvormen niet indicativus zouden zijn, maar coniunctivus? a r. 19: eliget b r. 27: rogabimus c r. 28: vivit
OPDRACHT 15 Serpentia betekent ‘gifslang’, Probus betekent ‘de goede’ en Garrulus ‘kletskous’. Vind je deze namen goed gekozen? Waarom wel/ niet?
37
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 37
17-04-15 08:59
OPDRACHTEN BIJ THEMA 7
EXTRA
OPDRACHT 16 Maak een hoorspel in het Nederlands van het gesprek tussen de slaven. Kijk goed welke geluiden je in de tekst aantreft en probeer de karakters een kenmerkende tekst te geven, gebaseerd op tekst 43. Laat dit hoorspel aan je klas horen.
OPDRACHT 17 In de jaren ’70 maakte de BBC de tv-serie I, Claudius op basis van het boek van Robert Graves. De eerste aflevering heet A touch of murder. Bekijk hiervan scène 1 en 2 (0.00-15.48) en 4 en 5 (27.31-49.32). Beantwoord de volgende vragen: a Waarom ergert Marcus Agrippa zich aan Marcellus? Geef twee redenen. b Wat komt de redenaar Aristarchus doen tijdens het diner? c Waarom wil Livia persoonlijk voor de zieke Marcellus zorgen? d Wat is Tiberius’ reactie op het voorstel van Livia om hem aan Julia te koppelen? e Waarom roept Augustus Agrippa (die uit ergernis over Marcellus naar het oosten van het rijk was vertrokken) naar Rome terug? f Welke prijs vraagt Agrippa voor zijn hulp aan Augustus?
38
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 38
17-04-15 08:59
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 88
17-04-15 09:00
GRAMMATICA & MANDATA BIJ THEMA 7
THEMA 7 IMPERATOR GRAMMATICA ▶ WAT JE GAAT LEREN
THEMA 7 IMPERATOR TEKSTBOEK
HULPBOEK GRAMMATICA
Herhaling: persoonsvormen
43 Livia
7.1 werkwoord - modus indicativus en coniunctivus 7.2 werkwoord - coniunctivus van het praesens
44 Claudius
7.3 werkwoord - vormen van de coniunctivus prs-ipf-pf-pqp 7.4 werkwoord - coniunctivus in de bijzin: indirecte vraag 7.5 werkwoord - coniunctivus in de bijzin: ut/ne en cum
45 Nero
7.6 de zin - coniunctivus ipf en pqp in de irrealis 7.7 de zin - coniunctivus in de betrekkelijke bijzin
46 Flavii
7.8 de zin - onbepaald voornaamwoord
47 Traianus
7.9 werkwoord - samenvatting indicativus en coniunctivus 7.10 de zin - samenvatting coniunctivus in hoofdzin en bijzin 7.11 onregelmatige perfectumstammen in thema 7
▶ HOE JE HET AANPAKT
De grammatica begint met herhaling. Je hoeft niet alle herhaling gedaan te hebben, voordat je met de nieuwe stof begint. Het is aan jou – of je docent – om te bepalen wanneer je de grammatica doorneemt: vóór het lezen van de Latijnse tekst, erna of als je vastloopt tijdens het vertalen. ▶ WAT JE MOET WETEN VOOR JE BEGINT
De uitleg gaat ervan uit dat je weet hoe persoonsvormen van het werkwoord worden gevormd en hoe de tijden van het werkwoord in de zin worden gebruikt. Check Wat zijn de stammen van het werkwoord? Welke tijden worden daarvan gemaakt? Wat is het verschil in vorm en betekenis tussen actief en passief? Wat is het verschil in gebruik tussen ipf - pf - pqp en tussen fut - fex? Vind je dit moeilijk? Zie het overzicht van de persoonsvormen (pagina 177-180), de inleiding bij het werkwoord (pagina 176), het gebruik van werkwoordstijden (pagina 182). ▶ WAT JE MOET WETEN ALS JE KLAAR BENT
Het hoofdpunt van de grammatica in dit thema is de coniunctivus. Je leert ook de onbepaalde voornaamwoorden. Een overzicht van wat je over de coniunctivus moet weten, staat op pagina 177-180 (vormen) en pagina 185-186 (betekenis). Het onbepaald voornaamwoord vind je op pagina 174-175. 114
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 114
17-04-15 09:00
HERHALING PERSOONSVORMEN
MANDATUM I Noteer de volledige rijtjes. 1 Het praesens passief van iuvare. 2 Het imperfectum actief van apparēre. 3 Het futurum passief van contemnere.
4 Het perfectum actief van surgere. 5 Het plusquamperfectum passief van cogere. 6 Het futurum exactum actief van quaerere.
MANDATUM II Neem het schema over en vul de gevraagde gegevens in.
vb vitabis 1 2 3 4 5
stam (prs) of (pf)
kenletters
bindvocaal
persoonsuitgang
vertaling
vita (prs)
b
i
s
jij zult vermijden
6 neglegit 7 impediebaris 8 urgemini 9 metueris (2x) 10 certaverimus
monebamur laesisti cogor claudetis iecerant
11 promisi 12 iuvabitur 13 pepercero 14 nesciunt 15 protexistis
16 decernet 17 contemnuntur 18 iungebamus 19 iurabo 20 didiceram
MANDATUM III Neem het schema over en vul de gevraagde gegevens in.
vb repetivit
1 2 3 4 5
audemus sumpsisti canam metuebatur coactus es
persoon
getal
tijd
act / pas
vertaling
3
ev
pf
act
hij/zij herhaalde
6 coluntur 7 vixeras 8 possidebam 9 interfecti sunt 10 laedemur
11 cavebit 12 collecti eramus 13 excitabor 14 fugerint 15 affecti erunt
16 doctus eras 17 confirmo 18 liberabamini 19 relictus ero 20 trahitur
MANDATUM IV Vertaal de persoonsvorm, zet deze in het passief en vertaal ook de passieve vorm. 1 2 3 4
iuvamus retinebatis punies liberavi
5 6 7 8
collegerant coegerit spernit deiecisti
9 excitabatis 10 includimus 11 timebit 12 reliquistis
13 invitaveram 14 ceperunt 15 coniungemus 16 condidistis 115
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 115
17-04-15 09:00
GRAMMATICA & MANDATA BIJ THEMA 7
MANDATUM V Vertaal de zin. Let op een goede vertaling van de werkwoordstijden. 1 Matrona, ut conspexit nubes graves, quae super urbem pendebant, domi manere constituit, nam imbrem imminentem vitare necesse erat. 2 Senatus pro rei publicae nihil utile praestabat; immo, iam saepe plebi pauperibusque civibus nocuerat. 3 Quantos per annos Romulus, postquam urbem condidit, Romae regnavit? 4 Ut me arcessivisti, statim ad domum tuam properavi, quo post brevissimum tempus perveni. At tu aberas! 5 Quamquam milites fortiter resistebant, paulatim inclusi sunt ab hostibus, qui nullam clementiam ostenderunt eosque singulos interfecerunt. 6 Senex dormiebat, cum subito in somnio umbra uxoris mortuae apparuit. 7 Caesaris post adventum Cleopatra insigni forma spirituque laeto eum facile vicit; paulo post ab eo regina Aegypti facta est. 8 Serva in villa lumina accendit, nam hoc munus dominus ei commiserat. 9 Consul, qui ad ultimam regionem Imperii Romani legatus missus erat, saevis gentibus barbaris, quarum linguam vix noverat, pacem obtulit. 10 Prima hora diei domo exii, sed paulum processi, quod a multitudine hominum impediebar; post secundam horam autem via mihi patuit.
1 imber, -bres = regenbui 7 Aegyptus = Egypte
MANDATUM VI Noteer de passende vorm (fut of fex) en vertaal de zin. 1 Poenam gravem merebo/meruero, si umquam fidem, quam pietate maxima manu dextra aram tenens deis patriae dedi, frangam/fregero. 2 Cum ignis accendetur/accensus erit, non iam frigore tremetis/tremueritis; praeterea luce ignis comites aspicere poteritis/potueritis. 3 Cras legiones, quae in acie instruentur/ instructi erunt, insigni virtute fideque magna ultimum proelium belli crudelis inibunt/inierint. 4 Quando uterque fidem perpetuam promittet/promiserit, iuvenis et virgo intra paucos tantum dies nuptias nuntiabunt/nuntiaverint. 5 Nisi antea agger altior facietur/factus erit, aqua fluminis totum per forum fluebit/ fluxerit multisque aedificiis nocebit/nocuerit. 6 Si properabis/properaveris, intra oppidum te recipere poteris/potueris, priusquam portae patentes contra copias inimicas claudentur/clausi erunt. 7 Bona dea, si me iter per mare facientem iterum proteges/protexeris, tibi, cum tandem navis me ad portum tutum afferet/attulerit, postero die statim aram pulcherrimam dedicabo/dedicavero. 8 Alius miles, qui mandatis consulis singulis parebit/paruerit, paulo post incolumis ad castra perveniet/pervenerit. Alium, qui mandata nimium negleget/ neglexerit, hostes urgebunt/urserint.
2 frigus, -gora = kou 2 comes, -mites = metgezel 4 nuptiae mv = bruiloft(sfeest) 5 agger, -res = dam, aarden wal 7 navis, naves = schip 7 portus 4 = haven 7 dedicare = wijden
116
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 116
17-04-15 09:00
7.1 — BIJ LES 43 LIVIA WERKWOORD: MODUS INDICATIVUS EN CONIUNCTIVUS
De modus van persoonsvorm is de manier waarop het werkwoord wordt gebruikt: bijvoorbeeld als mededeling, wens, aansporing, opdracht. Het Latijn onderscheidt drie soorten: modus indicativus, modus coniunctivus, modus imperativus. indicativus venit coniunctivus veniat imperativus veni
hij komt hij kome (laat hij komen, ik hoop dat hij komt, hij zal wel komen) kom!
De indicativus stelt vast, constateert de handeling als werkelijkheid. De coniunctivus geeft de handeling weer zoals de spreker deze beleeft. De imperativus geeft de handeling weer als opdracht of dringend verzoek. De indicativus en de imperativus ken je al. Nieuw is de coniunctivus. Met de coniunctivus drukt de spreker zijn mening of gevoelens uit over wat hij hoopt, wenst, waarschijnlijk vindt. De Nederlandse taal gebruikt bijna geen coniunctivus meer. Je mening over een handeling druk je uit met omschrijvingen. In een aantal uitdrukkingen tref je nog een coniunctivus aan. Als je bijvoorbeeld roept: ‘lang leve onze jubilaris’, dan druk je daarmee uit: ‘ik hoop dat onze jubilaris nog lang leeft’. In het algemeen wordt de coniunctivus in het Nederlands met verschillende soorten omschrijvingen uitgedrukt. Dit maakt het vertalen van een coniunctivus niet gemakkelijker: er is geen simpel recept te geven. Je moet altijd kijken naar het zinsverband om te beslissen welke omschrijving het beste past.
MANDATUM VII Hieronder staan voorbeelden in het Nederlands: omschrijf wat met de uitdrukking wordt bedoeld. 1 2 3 4 5
Leve de koning! God zij met ons. Kome wat komt. Het ga je goed. Uw wil geschiede.
117
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 117
17-04-15 09:00
GRAMMATICA & MANDATA BIJ THEMA 7
7.2 — BIJ LES 43 LIVIA WERKWOORD: CONIUNCTIVUS VAN HET PRAESENS
De coniunctivus drukt de mening of de gevoelens van de spreker uit. De coniunctivus van het praesens kan verschillende bedoelingen van de spreker weergeven. wens / hoop (utinam) hoc faciant aansporing hoc faciamus twijfel (in een vraag) quid faciam? verbod (con prs + ne) ne hoc faciatis mogelijkheid hoc faciant waarschijnlijkheid hoc faciat
ik hoop dat zij dit doen laten we dit doen wat moet ik doen? jullie moeten dit niet doen dit kunnen ze doen hij zal dit wel doen
De coniunctivus van het praesens (actief en passief) herken je aan de kenletter -atussen de praesensstam en de persoonsuitgang, behalve bij de a-stammen: daar verandert de -a- in een -e-. a-stammen: voce-t (passief: voce-tur) e-stammen: terre-a-t (passief: terre-a-tur) mk-stammen: vinc-a-t (passief: vinc-a-tur) i-stammen: audi-a-t (passief: audi-a-tur) esse / posse sit / possit
MANDATUM VIII De coniunctivus praesens als wens of aansporing zie je in deze studentenliederen, die stammen uit de tijd dat Latijn de internationale taal van universiteiten was. De eerste twee liedjes (A en B) worden nog steeds op studentenverenigingen wel eens gezongen. Vertaal de tekst. A Io, vivat Io, vivat nostrorum sanitas! Dum nihil est in poculo, iam repleatur denuo. Io, vivat Io, vivat nostrorum sanitas!
B Gaudeamus igitur, iuvenes dum sumus: post iucundam iuventutem post molestam senectutem nos habebit humus.
A
B
io = hoera!
igitur = dus
sanitas = gezondheid
iucundus, -a, -um = prettig
replēre = (weer) vullen
molestus, -a, -um = vervelend
denuo = opnieuw
senectus, -utes = ouderdom humus = grond
118
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 118
17-04-15 09:00
In het derde lied (C) zie je de wens van iemand die erg boos is. a Maak een letterlijke vertaling van de tekst. b Noteer de drie persoonsvormen in de coniunctivus. c Rechts staat een (ouderwetse) Nederlandse vertaling van dit gedicht. Hoe worden in deze vertaling de onder b bedoelde persoonsvormen in het Nederlands weergegeven? C Raptor mei pilei morte puniatur; mors sit subitanea nec provideatur!
raptor, ores = rover pileus = hoed, muts subitaneus, -a, -um = plotseling nec = neque
Wie mijn hoed stal, met de dood straffe men die rover; om te biechten blijve hem geen moment meer over!
providēre = van tevoren zien
MANDATUM IX Vertaal de zin. 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Utinam propter virtutem laudem mereas! 2 severus, -a, Pareant liberi parentibus: hi enim severiores sunt. -um = streng Canis magnus appropinquat: utrum consistam an procul curram? Carmen repetatis: bis canatis! Ne lacrimes de vulneribus tuis, fili, nam mox minus doleas. Omnes vires nostras coniungamus, sicut amicos decet. Utinam liceat mihi ante finem funeris domum abire. Equis illis cito accedentibus cedamus. ‘Romam iter facere desidero. Quam viam sumam?’ ‘Haud interest: omnes viae te Romam ducant!’ 10 Nonne constat nimium scientiam teneris mentibus nocere? Ne ergo scientia corrumpatur iuventus!
MANDATUM EXTRA De Romeinse dichter Catullus wijdt liefdesgedichten aan Lesbia. Over hun relatie wordt geroddeld, maar daar moeten ze zich, vindt hij, niets van aantrekken. Vertaal de tekst (de eerste drie verzen van Carmen 5). Vivamus, mea Lesbia, atque amemus, rumoresque senum severiorum omnes unius aestimemus assis. rumores mv = kletspraatjes severus, -a, -um = streng aestimare + gen = waard vinden unius assis (gen) = één cent Een veel afgebeeld liefdespaar in de oudheid: Amor en Psyche (Capitolijnse Musea, Rome).
119
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 119
17-04-15 09:00
GRAMMATICA & MANDATA BIJ THEMA 7
7.11 — ONREGELMATIGE PERFECTUMSTAMMEN IN THEMA 7
infinitivus
perfectum ppp / pfa
betekenis
accipere, accipio accepi acceptus ontvangen, aannemen adesse adfui adfuturus aanwezig zijn arcessere arcessivi arcessitus laten komen, ontbieden cernere crevi cretus onderscheiden, zien cognoscere cognovi cognitus 1 te weten komen 2 leren kennen cognovi pf 1 weten 2 kennen consulere consului consultus 1 beraadslagen 2 + acc raadplegen convertere converti conversus (om)draaien decernere decrevi decretus beslissen dedere (se) dedidi deditus (zich) overgeven demittere demisi demissus laten zakken, neerlaten discedere discessi discessus weggaan efficere, efficio effeci effectus gedaan krijgen, bereiken effugere, effugio effugi effugitus wegvluchten (voor) eligere elegi electus uitkiezen evadere evasi evasus ontsnappen perdere perdidi perditus 1 vernietigen 2 verliezen pergere perrexi - doorgaan perire perii periturus omkomen persuadēre persuasi persuasus 1 overhalen 2 overtuigen premere pressi pressus drukken (op) proponere proposui propositus 1 voorleggen 2 voorstellen recipere, -cipio recepi receptus 1 ontvangen 2 se zich terugtrekken statuere statui statutus besluiten suadēre suasi suasus aanraden, adviseren vivere vixi victurus leven
les 47 47 43 44 44 44 48 48 47 46 44 47 43 45 43 45 46 47 46 45 48 44 46 48 48 43
MANDATUM XXVIII In deze opdracht zijn alle onregelmatige perfectumstammen verwerkt die voorkomen in thema 7. Je kunt de opdracht nu maken als oefening, maar hij is ook geschikt als herhalingsopdracht, wanneer je de onregelmatige perfectumstammen van dit thema nog een keer opnieuw hebt geleerd. a Vertaal de twee teksten, die allebei spelen in de geschiedenis van Rome. b EXTRA Zoek met de gegevens in de tekst en de tijdbalk op pagina 145 van het tekstboek uit in welke periode van de Romeinse geschiedenis de verhalen spelen. 134
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 134
17-04-15 09:00
OVERZICHT GRAMMATICA  SPQR ZELFSTANDIG NAAMWOORD Elk zelfstandig naamwoord is op drie punten bepaald: geslacht mannelijk, vrouwelijk, onzijdig getal enkelvoud, meervoud naamval nominativus, genitivus, dativus, accusativus, ablativus De vocativus (aanspreekvorm) is gelijk aan de nominativus, behalve bij een znw op -us in verbuigingsgroep 2: -us wordt -e (servus-serve), -ius wordt -i (filius-fili).
verbuigingsgroep 1 ev
nom gen dat acc abl
femin-a femin-ae femin-ae femin-am femin-a
mv
nom gen dat acc abl
femin-ae femin-arum femin-is femin-as femin-is vrouw
Een znw in verbuigingsgroep 1 is vrouwelijk.
verbuigingsgroep 2 ev
nom gen dat acc abl
serv-us serv-i serv-o serv-um serv-o
don-um don-i don-o don-um don-o
mv
nom gen dat acc abl
serv-i serv-orum serv-is serv-os serv-is
don-a don-orum don-is don-a don-is
slaaf
geschenk
De verbuiging van servus geldt ook voor: puer, pueri vir, viri
Een znw in verbuigingsgroep 2 met nom ev op -us is mannelijk. Een znw in verbuigingsgroep 2 met nom ev op -um is onzijdig.
159
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 159
17-04-15 09:01
OVERZICHT GRAMMATICA SPQR
verbuigingsgroep 3 ev
nom gen dat acc abl
rex reg-is reg-i reg-em reg-e
nomen nomin-is nomin-i nomen nomin-e
mv
nom gen dat acc abl
reg-es reg-um reg-ibus reg-es reg-ibus
nomin-a nomin-um nomin-ibus nomin-a nomin-ibus
koning
naam
Een znw in verbuigingsgroep 3 met nom mv op -es is mannelijk of vrouwelijk. Een znw in verbuigingsgroep 3 met nom mv op -a is onzijdig.
Opmerking Bij een znw van verbuigingsgroep 3 met nom ev op -es staat in de woordenlijst het geslacht vermeld. Geslachtsregels voor de derde verbuigingsgroep: ▶▶ mannelijk is een znw met nom ev op -or (behalve woorden als uxor, soror, arbor); ▶▶ vrouwelijk is een znw met nom ev op -tas, -io, -x; ▶▶ onzijdig is een znw met nom ev op -us, -men.
Uitzonderingen in verbuigingsgroep 3 1 Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een genitivus meervoud op -ium in plaats van -um: urbs, urbes (gen mv urbium) mons, montes (gen mv montium) 2 Sommige zelfstandige naamwoorden hebben daarnaast ook een abl op -i in plaats van -e: mare, maria (abl ev mari, gen mv marium) 3 Sommige zelfstandige naamwoorden hebben daarnaast ook een acc ev op -im in plaats van -em: Tiberis (acc ev Tiberim, abl ev Tiberi) 4 Helemaal afwijkend: Iupiter, gen Iovis en vis, vires - zie onder
nom gen dat acc abl
ev Iupiter Iovis Iovi Iovem Iove
ev vis vim vi
Jupiter
kracht, geweld
mv vires virium viribus vires viribus
160
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 160
17-04-15 09:01
ALFABETISCHE WOORDENLIJST Achter ieder basiswoord staat het nummer van de les waarin het als leerwoord is opgenomen. Achter sommige woorden staat G met een lesnummer — bijvoorbeeld G2. In dat geval is het woord opgenomen in de grammatica van die les. Woorden waar niets achter staat zijn geen leerwoorden. Een verklaring van de gebruikte afkortingen vind je op pagina 191.
a / ab + abl
1 vanaf 2 door
10 10
abesse
afwezig zijn
5
abii
pf van abire
abire
weggaan
abstuli
aeger, aegra, aegrum
ziek
43
aestus 4
1 hitte 2 branding
53 53
29
aetas, aetates v
leeftijd
33
29
affectus
ppp van afficere
33
pf van auferre
55
afferre
(mee)brengen
32
ac
en
54
afficere, afficio
treffen, vervullen
33
accedere
1 gaan naar 2 naderen
2 2
ager, agri
akker
20
accendere
aansteken, ontsteken
17
agere
1 leiden, voeren 2 doen
18 18
accendi
pf van accendere
17
aggredi, aggredior
accensus
ppp van accendere
34
1 aanvallen 2 beginnen (aan)
51 51
accepi
pf van accipere
30
aggressus sum
pf van aggredi
51
acceptus
ppp van accipere
47
agmen, agmina
rij, stoet
10
accessi
pf van accedere
16
alere
voeden
45
accidere
gebeuren
25
alienus, -a, -um
vreemd, van een ander
54
accidit
pf van accidere
27
alii … alii mv
sommige(n) … andere(n)
51
accipere, accipio
ontvangen, aannemen
30
aliqui, aliqua, aliquod
46
acer, acris, acre
scherp, fel
17
acies 5
slaglinie
36
1 ev een (zekere), een of andere 2 mv sommige, enige
actus
ppp van agere
39
aliquid
iets
45
ad + acc
1 naar, tot 2 bij
1 1
aliquis
iemand
45
alius, - a, - ud
ander
18
addere
toevoegen
5
alius … alius
de een … de ander
25
addidi
pf van addere
25
altus, - a, - um
adducere
brengen (naar)
54
1 hoog 2 diep
19 19
adeo
zo(zeer)
44
amare
houden van, liefhebben
6
adesse (+ dat)
aanwezig zijn (bij)
16
amica
vriendin
G1
adfui
pf van adesse
47
amicus
vriend
3
adhibēre
toepassen, gebruiken
52
amisi
pf van amittere
15
adhuc
nog, tot nu toe
11
amissus
ppp van amittere
51
adii
pf van adire
40
amittere
verliezen
15
adipisci
verkrijgen
54
amor, amores m
liefde
15
adire (ad) + acc
gaan naar
40
amphitheatrum
amfitheater
adulescens, -entes m
jongeman, jongen
45
amplus, -a, -um
1 ruim, groot 2 belangrijk
26 26
adventus 4
aankomst
37
an
aedificare
bouwen
3
1 in vraag of 2 utrum … an (of) … of
47 22
aedificium
gebouw
13
animal, animalia
dier
9
46
193
17369_00_SPQR Hulpboek 3.indb 193
17-04-15 09:01
13 mm
S∙P∙Q∙R is een methode Latijnse Taal en Cultuur die aansluit op het vernieuwde examenprogramma waarin de samenhang tussen taal en cultuur — tekst in context — centraal staat. Het tekstboek, de hulpboeken, het digitale lesmateriaal (pc, tablet & smartphone) en het docentenmateriaal vormen samen het complete aanbod van de methode S∙P∙Q∙R.
S∙P∙Q∙R LATIJN HULPBOEK
AUTEURS ADRIAAN KEGEL SIMON ROOSJEN AGNES SCHAAFSMA PAUL VISSER
3
3
SPQR •
•
•
LATIJN
www.staal-roeland.nl
HULPBOEK
9 7 8 9 4 9 2 00003 3
SPQR_Hulpboek_3_Omslag_13mm.indd 1
04-02-15 16:01