Hannes Minaar
Bach Inspirations & Chopin vrijdag 20 december 2013 20.15 uur, Aalmarktzaal piano Hannes Minnaar
Franz Liszt (1810-1886) uit: Zes orgel preludes en fuga's, S. 462 (1847) transcripties naar J. S. Bach Prelude en fuga in a (BWV 543) Ferruccio Busoni (1866-1924) uit: 10 Chorale preludes, KiV B27/4 (1898) transcripties naar J. S. Bach Wachet auf, ruft uns die Stimme (BWV 645) Nun komm’ der Heiden Heiland (BWV 659) Nun freut euch, lieben Christen g’mein (BWV 734) César Franck (1822-1890) Prélude, chorale et fugue, M 21 (1884) Prélude Chorale Fugue
pauze Frédéric Chopin (1810-1849) 24 Préludes, op. 28 (1835-39) in C: Agitato in a: Lento in G: Vivace in e: Largo in D: Allegro molto in b: Lento assai in A: Andantino in fis: Molto agitatio in E: Largo in cis: Allegro molto in B: Vivace in gis: Presto
in Fis: Lento in es: Allegro in Des: Sostenuto (“Regendruppel”) in bes: Presto, con fuoco in As: Allegretto in f: Allegro moltoi in Es: Vivace in c: Largo in Bes: Cantabile in g: Molto agitato in F: Moderato in d: Allegro appassionato
Bach als rode draad Sinds Hannes Minnaar tijdens de Koningin Elisabeth Wedstrijd 2010 de Derde Prijs in de wacht sleepte, gaat het de jonge pianist voor de wind. Met zijn Van Baerle Trio gooit hij hoge ogen (de Edison voor het beste debuutalbum spreekt voor zich), maar ook zijn solocarrière verloopt voorspoedig. Zo verscheen onlangs zijn tweede soloalbum, Bach Inspirations, waarop pianistieke Bachtranscripties van verschillende componisten zijn samengebracht. Ook vanavond vormt Bachs genie een rode draad.
Hannes Minnaar
Scherpe contrasten & gouden dromen Frédéric Chopin behoort zonder twijfel tot de grootsten in het pantheon der overleden componisten. Toch was hij bij leven maar een broze verschijning met een nog brozere gezondheid. De Pools-Franse componist en pianovirtuoos kampte met tuberculose, een aandoening die hem in 1849, op 39-jarige leeftijd, fataal werd. Eigenlijk is het een wonder dat Chopin het nog zo lang heeft uitgezongen. Reeds in 1838-39 was zijn gestel dusdanig verzwakt dat hij overwinterde op Majorca. Alles om te ontsnappen aan het gure Parijse klimaat en de verstikkende
kolen- en oliedamp die er in de donkere maanden de straten vulde. We schrijven begin november 1838 als de componist, samen met zijn geliefde George Sand, voet zet op het Spaanse eiland. Aanvankelijk overtreft het mediterrane klimaat Chopins stoutste verwachtingen, zoals te lezen valt in een brief van 15 november aan vriend Julian Fontana: “Hier zit ik dan tussen palmen, cederbomen, cactussen, olijven, sinaasappels en granaatappels ... De hemel is turquoise, de zee als lapis lazuli, de bergen smaragd en de lucht is hemels ... het leven is geweldig hier.” En even verder in hetzelfde schrijven: “Ik zal je spoedig mijn Preludes opsturen. Zeg tegen Pleyel dat hij het manuscript binnenkort ontvangt.” Hoewel het paradijselijke weer maar van korte duur zou zijn (Majorca zou die winter langdurig worden geteisterd door hevige stormen), weet Chopin zijn Preludes inderdaad te voltooien na een ontstaansgeschiedenis van bijna vier jaar. De eerste preludes zette hij namelijk in 1835 al op papier om in 1838 een gedeeltelijk manuscript aan Camille Pleyel te verkopen. De pianobouwer en muziekuitgever bood de componist vervolgens het astronomische bedrag van tweeduizend francs om de cyclus te voltooien en zo geschiedde. Chopins preludes-verzameling omvat vierentwintig miniatuurtjes, één voor elke majeur- en mineurtoonsoort. Die systematische opzet doet denken aan Johann Sebastian Bachs Wohltemperiertes Klavier, een werk dat tot Chopins dagelijks brood behoorde en dat hij dus van binnen en buiten kende. Opvallend verschil echter, is dat Chopins Preludes niet preluderen. Zij vormen geen inleiding op een aansluitende fuga, zoals het geval is bij Bach, maar nemen de vorm aan van autonome sfeerstukken, elk van een heel verschillend karakter.
Het zijn die scherpe contrasten in sfeer (evenals in technische moeilijkheidsgraad) die de cyclus als geheel een onwrikbare spanningsboog geven. Als luisteraar wordt men voortdurend een andere muzikale wereld binnengetrokken. Van de desolate, morose tweede prelude in a-klein, gaat het kriskras naar het lichtvoetige G-groot van de derde prelude. Het zwierende A-groot van nummer zeven mondt uit in het 'molto agitato' van nummer acht. Van de onstuimige achttiende prelude, gaat het plotseling naar de onbekommerde vingervlugheid van prelude negentien. Het is die grilligheid van de cyclus als geheel die veel tijdgenoten van Chopin tegen de borst stuitte. Zo niet Franz Liszt. Hij zag de korte pianostukjes als 'poëtische preludes, analoog aan het werk van een groot dichter, die de ziel in gouden dromen hullen...'
De kunst van de transcriptie Net als Chopin was ook Liszt zelf een vurig Bach-bewonderaar. Niet voor niets zette hij tijdens zijn solorecitals regelmatig werk van de Duitse barokcomponist op de vleugel. Naast diens klaviermuziek kwam ook diens orgelmuziek veelvuldig aan de beurt, al werden de noten in dat laatste geval eerst door Liszt getranscribeerd. Orgelmuziek laat zich namelijk niet zonder meer spelen op een piano. Zo vergt het de nodige hoofdbrekens om de partijen van meerdere manualen en een pedaal om te schrijven naar een enkel klavier. Daarnaast vragen klankmatige aspecten om aandacht. Om de volle klank van een Duits barokorgel tot zijn recht te laten komen op een vleugel, dient de transcribeur de nodige kunstgrepen toe te passen: octaaf-dubbelingen, tremolo-effecten om de klank aan te houden, het toevoegen van stemmen om de textuur te verdichten, dat werk. Liszts onmiskenbare vakmanschap in dit
opzicht blijkt duidelijk uit zijn transcriptie van de Prelude en fuga in a-klein, een stuk dat Bach tijdens zijn jaren aan het hof van Weimar voltooide. Nog zo'n meester van de transcriptie was de Italiaanse pianist-componist Ferruccio Busoni, die als jong kereltje de muziek van Bach met de paplepel kreeg ingegoten. 'Ik ben mijn vader nog altijd dankbaar voor het feit dat hij mij tijdens mijn jeugd op een streng Bachdieet heeft gezet', aldus Busoni in het nawoord van zijn Bach-Busoni Editie. Onderdeel van deze omvangrijke verzameling Bach-transcripties zijn de drie koraalvoorspelen die vanavond op het programma staan.
Laatromantiek op barokke leest César Franck was wat men noemt een laatbloeier. Maar toen de componist rond zijn zestigste eenmaal de geest kreeg, was er geen houden meer aan. De geboren Luikenaar schreef vrijwel al zijn grote werken in de laatste tien jaar van zijn leven. Van zijn bekendste oratorium Les béatitudes tot zijn Vioolsonate, van grootschalige orkestwerken als de Symfonie in d-klein tot het Pianokwintet; ze zagen allemaal het licht tussen ruwweg 1880 en 1890. Ook Francks grote pianostukken stammen uit deze periode. Daaronder de Prélude, chorale et fugue uit 1884. De titel en vorm van het werk verraden een duidelijke barokke invloed. In het bijzonder die van Bach, want als virtuoos organist (Franck was vermaard om zijn orgelspel in de Parijse Ste. Clothilde-basiliek) kende Franck het oeuvre van de Leipzigse Thomascantor als zijn broekzak. Maar Franck zou Franck niet zijn als hij het barokke raamwerk niet een heel eigen invulling wist te geven. Typisch Franckiaans is allereerst de zogenaamde 'cyclische' componeertechniek, waarmee de componist thematische kruisverwijzingen tussen de afzonderlijke delen
smeedt. Maar ook de gewaagde chromatische horen dat Francks Prélude, chorale et fugue harmonieën, die ongehinderd van de ene toonsoort naar de andere zweven, laten duidelijk ontegenzeggelijk het product van een late 19eeeuwer is.
Binnenkort in de Stadsgehoorzaal: Juilliard String Quartet
zondag 26 januari 14.30 uur Aalmarktzaal J.S. Bach uit Die kunst der Fuge: dln 1-4 Jesse Jones Strijkkwartet nr. 3, "Wovon man nicht sprechen kann…" Schubert Strijkkwartet nr. 15
Dit concert wordt mede mogelijk gemaakt door Fonds Podium Kunsten.
Het Juilliard String Quartet is in zijn 60jarig bestaan een levende Amerikaanse legende geworden. Het kwartet wordt geprezen om zijn doortastende interpretaties van klassiekers met een nieuwe, vibrerende combinatie van samenspel en lef.