Izhar Elias
Izhar Elias, gitaar vrijdag 15 november 2013 20.15 uur, Aalmarktzaal Manuel de Falla (1876-1946) Homenage (1920) Joaquín Rodrigo (1901-1999) Invocación y danza (Homenaje a De Falla) (1961) Georges Migot (1891-1976) Pour un hommage à Claude Debussy (1924) Prélude, librement Alexandre Tansman (1897-1986) Cavatina (1950) Preludio Sarabande Scherzino Barcarole Danza pomposa
pauze Joaquín Turina (1882-1949) Sonate, opus 61 (1931) Allegro Andante Allegro vivo Francis Poulenc (1899-1963) Sarabande (1960) Henri Sauguet (1901-1989) Soliloque, in ricordo di Manuel de Falla (1958) Heitor Villa-Lobos (1887-1959) uit: Twaalf etudes (1929) Nummer 7 Nummer 11
Hommage In de wereld van de klassieke gitaar behoort Izhar Elias (1977) tot de absolute top. Niet voor niets won hij in 2011 de prestigieuze Nederlandse Muziekprijs, de hoogste muziekonderscheiding die binnen de landsgrenzen te behalen valt. In hetzelfde jaar verscheen Elias' veelbesproken cd Hommage à Debussy (Brilliant Classics). Hierop paradoxaal genoeg geen werk van de Franse meester zelf. Wél van diverse Spaanse componisten die, in de ban van de impressionistische klankwereld van Debussy en Ravel, hun heil zochten in het Parijs van het fin-de-siècle.
Maar afkomst verloochent zich niet, want ook op Franse bodem bleven componisten als De Falla, Rodrigo en Turina onverminderd schrijven voor het Spaanse instrument bij uitstek: de gitaar. Aangemoedigd door virtuozen als Llobel en Segovia componeerden zij muziek, waarin het muzikale aquarelpalet van de Franse impressionisten een magisch verbond aangaat met de vurige ritmes van het Iberisch schiereiland. In een kleurrijk programma laat Elias vanavond horen hoe dat klinkt. Tekst: Joep Christenhusz
Eren en citeren We schrijven 1907 als de dan dertigjarige Manuel de Falla koers zet naar Parijs. Hij hoopt er
zijn pas voltooide eenakter La vida breve op de planken te brengen. Hoewel de uiteindelijke première tot 1913 op zich zou laten wachten, hebben De Falla's Parijse jaren een nauwelijks te overschatten invloed op zijn ontwikkeling als componist. In de Franse hoofdstad maakt hij kennis met onder meer Stravinsky, Diaghilev en landgenoot Albéniz. Ook leert hij Debussy en Ravel kennen, wier vooruitstrevende harmonische idioom, vol van septiemen, nones, pentatoniek en heletoonsakkoorden, duidelijk doorschemeren in zijn Trois mélodies (1910) op teksten van Théophile Gautier. Natuurlijk klinkt Debussy ook door in de Homenaje, het muzikale monument dat De Falla in 1920 oprichtte voor zijn overleden idool. Wie zijn Franse klassiekers een beetje kent, zal in De Falla's slotmaten moeiteloos een knipoog naar Debussy's La soirée dans Grenade herkennen. Een goede veertig jaar later was De Falla zelf aan de beurt om geciteerd te worden. En wel door zijn jongere landgenoot Jaoquín Rodrigo. Hoewel Rodrigo onsterfelijk werd met zijn Concierto de Aranjuez, schreef hij ook een omvangrijk oeuvre voor gitaar solo bij elkaar. Zijn Invocación y danza kreeg als niet mis te verstane ondertitel Homenaje a De Falla mee. Logisch dus dat er hier en daar wat noten van de 'dedicatee' klinken. Zo waaien er in de slotmaten melodische flarden uit El amor brujo voorbij en zijn de openingsmaten een vrije verbastering van, jawel, De Falla's Homenaje a Debussy. Maar bovenal is Rodrigo's Invocación y danza een mysterieus stuk met een intense lyriek. In die zin vertoont het werk overeenkomsten met de Soliloque van de Franse componist Henri Sauguet, eveneens een ter nagedachtenis aan De Falla. Sauguet schreef het werkje in 1958, een periode waarin hij zijn ironisch Groupedes-six-stijl van de jaren dertig allengs verruilde voor nieuwerwetse experimenten in de
elektronische musique concrète. De Siloque refereert echter aan geen van beide en is eerst en vooral een innige laatste groet.
Eigen plan De naam Georges Migot staat misschien niet vetgedrukt in de muziekgeschiedenisboeken, een intrigerende figuur was hij wel. Reeds op jonge leeftijd ontpopte de protestantse dokterszoon zich tot een artistieke duizendpoot, die even vlotjes uit de voeten kon met het penseel als met dichterspen en gelijnd muziekpapier. Als componist werd Migot gevormd in de compositieklas van Charles-Marie Widor aan het Parijse Conservatoire Supérieur. Hij bleek een student die van meet af aan zijn eigen plan trok. Zoveel mag blijken uit de Hommage à Debussy, een driedelig stuk voor gitaar solo dat hij in 1924 op papier zette. Het was de tijd waarin de leden van de Group des Six furore maakten met hun ironische no-nonsenseesthetiek, waarin Satie met zijn 'musique dameublement' een tweede carrière als muzikaal behanger begon en waarin Stravinsky inspiratie putte uit het classicisme. Van dat alles geen spoor in Migots Hommage, een stuk dat zich nog het best laat omschrijven als een eigenzinnige mengelmoes van ongrijpbare harmonieën, Debussiaanse gewichtsloosheid en Spaanse couleur locale. Ook Poulencs Sarabande laat een componist horen die, op het eind van zijn leven en muzikale loopbaan, zijn eigen weg ging. Hoewel het Parijs van omstreeks 1960 een van de belangrijkste centra was van de naoorlogse avantgarde, putte Poulenc onverstoorbaar inspiratie uit vervlogen tijden. Met haar verstilde melodische frases en aeolische wendingen ademt de muziek de geur van late late middeleeuwen en vroege renaissance.
Segovia De Pools-Franse componist Alexandre Tansman onderhield vriendschappelijke banden met gitaarvirtuoos Andrés Segovia. Het is dan ook voor hem dat Tansman het merendeel van zijn gitaarwerk schreef. Zo ook de Cavatina, die met een aaneenschakeling van vier dansen, voorafgegaan door een prelude, ontegenzeggelijk is gemodelleerd naar de barokke suite. Barok getint is ook het idioom van de muziek. Zo blinkt de Prelude uit in vernuftige schijnpolyfonie, heeft de Danza pomposa koraalachtige trekken, en lijkt de Sarabande soms verdacht veel op de koraalmelodie van Bachs Wachet auf, ruft uns die Stimme. De Gitaarsonate van Joaquín Turina en de Gitaaretudes van Heitor Villa-Lobos werden eveneens opgedragen aan Segovia. Net als Tansman bleek Turina niet doof voor de neoklassieke trend die hoogtij vierde in het Europese interbellum. De traditionele snel-langzaam-snel structuur van het werk is illustratief, evenals het eerste deel dat keurig beantwoordt aan het klassieke model van een expositie, een doorwerking en een reprise. Ondanks die classicistische trekken kruipt Turina's Sevilliaanse bloed waar het niet gaan kan: de Moors getinte toonladders uit de openingsmaten spreken voor zich. Villa-Lobos' Twaalf etudes voor gitaar solo zijn echte virtuoze concertstukken. De Braziliaanse componist voltooide de cyclus in 1929, aan het eind van een zesjarige periode in Parijs. Dat het Franse muziekleven zo zijn invloed had op VillaLobos' componeren, blijkt het duidelijkst uit de harmonische nevels van de zevende etude. Nummer elf is melancholischer van karakter en paart duistere akkoorden aan een dreigende ritmische puls.
Binnenkort in de Stadsgehoorzaal: Ernst Reijseger - Solo
vrijdag 10 januari 20.15 uur Stadsgehoorzaal, Breezaal De meest eigenwijze cellist ter wereld, voelt zich evengoed thuis in de klassieke wereld als in de Jazz en avant-garde. De Boy Edgarprijs die hij bijna 30 jaar geleden won en zijn Gouden Kalf voor filmmuziek uit 2010 onderstrepen die diversiteit.
dit concert is mede mogelijk gemaakt door het Fonds Podiumkunsten.