WA A R D E G E R I C H T O N D E R W I J S
MORELE VORMING
H E N G E LO M A A RT 2 0 1 2
DERDE PRAKTISCHE GIDS VOOR WAARDEGERICHT ONDERWIJS
stichting carmelcollege
Inhoud VOORWOORD .................................................................................................... 3 HEEL DE MENS, IEDERE MENS, ALLE MENSEN
......................... 4
UITDAGING VOOR ELKE DOCENT ..........................................8 EEN GESPREK VOL GOEDE VRAGEN
.............................................. 10
KUNST ALS BRUG TUSSEN HOOFD EN HART .................... 11 VRAAGTEKENS BIJ HET VANZELFSPREKENDE ................. 12 LESMATERIAAL VOOR BIJZONDERE KINDEREN .............. 14 ZESTIEN JONGEREN VAN TWICKEL DELDEN MAKEN KENNIS MET HET KLOOSTERLEVEN .................... 16 WAT VOOR SCHOOL WILLEN WE ZIJN? ............................. 18 CARMEL START LINKEDIN-GROEP ...................................... 22
© Stichting Carmelcollege, maart 2012 Dit is een uitgave van de werkgroep Waardegericht Onderwijs Contactpersonen: Franciska Soepboer (soepboer@carmel.nl) Sylvia Goossens (goossens@carmel.nl) Telefoon: 074 - 245 55 55 Deze brochure kunt u downloaden via www.carmel.nl/publicaties
MORELE VORMING
Voorwoord “Misschien is er geen gevoel dat groter geluk geeft dan dat men voor andere mensen iets kan betekenen.” Dietrich Bonhoeffer
WIE WAS IK VANDAAG EN WIE BEN IK MORGEN? Wat betekende ik vandaag en wat beteken ik morgen voor mijn medemensen, voor mijn collega’s en voor de leerlingen die mij zijn toevertrouwd? Vragen die mensen zich vaak zouden mogen stellen, toch! In het bijzonder die mensen die zich bezig houden met de vorming van jonge mensen die antwoorden zoeken op hun zingevingsvragen. Het geven van een goed voorbeeld en de kwaliteit van de leraar-leerlingcommunicatie over en weer zijn daarbij essentieel, zeker voor het waardegericht leren. Oprechte interesse in leerlingen, betrokkenheid, behulpzaamheid en geduld zijn eigenschappen die door leerlingen erg worden gewaardeerd, maar ook het behandelen van leerlingen als zijn of haar gelijke*. Kennis nemend van de diverse ontwikkelingen, de opeenstapeling van de verschillende crises, de financiële crisis, de energiecrisis, de klimaatcrisis etc., de verwachting dat we nu op een keerpunt staan durven wij te stellen dat de missie van onze stichting nog steeds actueel is.
Om de missie te realiseren moet iedereen die missie kennen. Maar hoe de scholen uitvoering geven aan hun identiteit dan wel invulling geven aan waardegericht leren laten we graag aan hen over. Wel zijn wij aan zet als het gaat om onze visie omzetten in actie. We moeten aangeven wat we willen en waarom. Duidelijkheid scheppen is essentieel en de gesprekken die we met elkaar voeren en zullen voeren dragen daartoe bij. Voor de problemen van de toekomst kunnen we kinderen en jongeren niet de benodigde oplossingen meegeven. Maar we kunnen ze wel leren om op een bepaalde manier te denken, om samen te werken en samen te leven, zodat ze later in staat zijn om op een zinvolle en effectieve manier de problemen van hun tijd te tackelen. Wij hopen dat deze gids voor u een bijdrage is in uw streven voor andere mensen en speciaal voor leerlingen van betekenis is. Lees de mooie verhalen en geniet van de mensen die in de dagelijkse praktijk werk maken van betekenisgeving.
Ton Thomassen Lid College van Bestuur Stichting Carmelcollege
* Bron: onderzoek naar de beroepseer van leraren, door derdejaars studenten sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen (juli 2008).
3
Naar eigentijdse vormen van waardeoriëntatie
Heel de mens, iedere mens, alle mensen
‘In 2013/2014 hebben we onze waardeoriëntatie opnieuw gedefinieerd, in actueel materiaal verwoord en uitgebracht. Op weg daar naartoe zullen we onze communicatie erover gericht onderhouden. Juist om onze ambities te versterken en te verhelderen.’ Met deze woorden uit het visiedocument Koers 2014 benadrukt het College van Bestuur het blijvende en actuele belang van waardeoriëntatie voor de scholen van Stichting Carmelcollege.
Onze bijzondere belangstelling voor de pedagogische opdracht en het thema morele vorming volgt uit onze geschiedenis. Veel van onze scholen zijn opgericht in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog, toen behoefte bestond aan een goed opgeleide voorhoede om leiding te geven aan de emancipatie van het katholieke volksdeel. Vooral door de ideeën van de paters karmelieten over onderwijs en spiritualiteit kreeg die emancipatie binnen onze scholen een grote individuele component, door de aandacht voor persoonlijke ontwikkeling van leerlingen als middel tot menswording, zelfontplooiing en zelfrealisatie. Niet het onderwijs, maar de mens stond centraal: de leerling en de leerkracht. De verbinding van kennisontwikkeling met sociale en morele vorming behoort dus vanaf de oprichting tot de wezenskenmerken van de scholen van Stichting Carmelcollege. Steeds hebben zij ernaar gestreefd hun leerlingen meer dan enkel kennis aan te reiken. Tot de dag van vandaag: wie een Carmelschool verlaat, moet ook de toerusting hebben gekregen om als autonoom individu in samenleving en beroep zijn of haar verantwoordelijkheid te nemen. Om, met andere woorden, volwaardig in de maatschappij te participeren.
KERNWAARDEN Hoewel sinds de beginjaren veel is veranderd, stoelt de missie van Stichting Carmelcollege onverminderd op dezelfde kernwaarden: Stichting Carmelcollege stelt de zorg voor de mens centraal. Niet alleen bij haar primaire taak: het aanbieden van bijzonder voortgezet onderwijs, maar ook bij het scheppen van noodzakelijke randvoorwaarden voor die taak. Deze zorg biedt ruimte voor, en nodigt uit tot eigen inzet en verantwoordelijkheid van onderwijsdeelnemers, -medewerkers en schoolleiders, bestuursleden en toezichthouders. Zo draagt de zorg voor de mens bij aan de grondslag van Stichting Carmelcollege, aan humanisering en de ontwikkeling van kind en school.
‘Menswording, zelfontplooiing en zelfrealisatie’
4
MORELE VORMING
EIGENTIJDS Elke formulering van een missie en visie heeft iets statisch. Vaak is ze de sluitsteen van lange voorafgaande processen met bijbehorende compromissen, waardoor het risico van stolling dreigt. Maar hoezeer uitgangspunten ook onveranderlijk lijken of in elk geval een langere termijn bestrijken, de wereld waarin ze uitgedragen worden en concreet gestalte moeten krijgen, verandert voortdurend. In bovendien steeds hoger tempo. Dat inspireert het College van Bestuur tot de terechte opmerking: ‘Missieontwikkeling houdt niet op.’ Het is de uitdaging om de sleutelwoorden “heel de mens”, “iedere mens” en “alle mensen” steeds weer een eigentijdse invulling te geven. ‘Als kernwaarden, als uitgangspunten en als toetssteen van beleid’, voegt het College van Bestuur daar ambitieus aan toe. Om het niet bij mooie woorden te laten, benoemt het concrete doelstellingen waarop het aanspreekbaar is.
In 2011 hebben we bereikt: • dat onze missie en onze kernwaarden zijn gecommuniceerd en gekend, in onze scholen in eerste aanleg maar ook daarbuiten, in termen die herkenbaar en observeerbaar zijn; • dat onze scholen binnen hun systeem voor kwaliteitszorg nagaan in hoeverre de kernwaarden van Carmel gerealiseerd worden; • en dat ouders en leerlingen in onze scholen in de gelegenheid zijn gesteld om te benoemen wat de door hen ervaren toegevoegde waarde van hun Carmelschool is. In 2014 hebben we bereikt: • dat onze missie en onze kernwaarden herkenbaar en meetbaar zijn in onze scholen; • dat onze structuur van gespreks- en studiebijeenkomsten, gericht op uitwisseling van kennis en onderling contact van schoolleiders en docenten, ouders en leerlingen onverminderde en kwaliteitsvolle aandacht en prioriteit heeft kunnen krijgen. Wat dan blijkt uit evaluaties van jaar tot jaar; • dat in alle grote onderdelen van beleid, waaronder in ieder geval ons beleid op gebied van onderwijsontwikkeling, organisatie en werkgeverschap onze kernwaarden - “heel de mens, iedere mens, alle mensen”- herkenbaar hebben doorgeklonken. Zodat de toets steeds kan plaatsvinden.
AANDACHTSPUNTEN Uit dit overzicht blijkt dat de komende jaren veel moet gebeuren om alle doelstellingen te kunnen realiseren. En ook zal gebeuren, omdat het College van Bestuur er nadrukkelijk voor kiest de kernwaarden tot toetssteen voor beleid te maken. Onderweg naar 2014, krijgen de volgende aspecten bijzondere aandacht: Herdefiniëring Hier gaat het om eigentijdse verwoording en verbeelding van wie we als Stichting Carmelcollege zijn en willen zijn. Tot dit thema behoort ook de reflectie over de vraag hoe we de banden met de karmelieten kunnen borgen. Dat kan op vele manieren, bijvoorbeeld door de uitgave van een boekje over de geschiedenis en de cultuur van de Stichting, in verbinding met de visie van de karmelieten op werken en samenwerken in het onderwijs. Communicatie Met de scholen blijven we in gesprek over het waardegerichte onderwijs. Elk jaar bezoeken de adviseurs van Advies & Support de verschillende locaties om op de hoogte te blijven van wat er speelt, verbindingen te leggen en, desgewenst, vraagbaak en schakel te zijn (zie het artikel “Wat voor school willen we zijn?”). De jaarlijkse studiedag en deze brochure dienen hetzelfde doel. Hiermee is het delen van kennis én (daardoor) de gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe kennis en inzichten nauw verbonden, bijvoorbeeld via de werkgroep Waardegericht Onderwijs en de LinkedIn-groep “Inspiratie in ontwikkeling”. Er bestaan verder initiatieven en activiteiten die niet in de bovengenoemde categorieën passen, zoals de ontwikkeling van lesmateriaal voor het Praktijkonderwijs en de cursus Morele Vorming, die wellicht ook in het komende schooljaar weer wordt aangeboden.
5
Een leerling over:
DE DEUGD ASSERTIVITEIT ‘Als je niet assertief bent heb je weinig zelfvertrouwen. Dan denk je ook sneller passief waardoor je door anderen beledigd kunt worden of in moeilijkheden wordt gebracht omdat je niet goed voor jezelf opkomt.’
‘Heel de mens, iedere mens en alle mensen’
6
MORELE VORMING
‘OP DE VLOER’ Een leerling over: Intussen is het goed te weten dat er ‘op de vloer’ veel gaande is. Een recent ‘rondje langs de scholen’ brengt aan het licht dat waardegericht onderwijs overal in de scholen te vinden is. In activiteiten, projecten, lessen levensbeschouwing en/of collectieve ambities. Soms expliciet, maar vaker nog impliciet. Er blijkt een groeiende behoefte aan bezinning op de vraag ‘Wie willen we als school zijn?’ Ook hier spelen de veranderende omstandigheden een rol. De school van nu is niet dezelfde als die van tien of twintig jaar terug: er is een grotere pluriformiteit van leerlingen, leerkrachten en andere medewerkers; er zijn fusies geweest en de samenleving stelt andere en hogere eisen. In die omgeving ontstaat als vanzelf de wens om te reflecteren over de eigen identiteit en de daarmee verbonden missie, waarden en collectieve ambitie. En over de wijze waarop die kunnen worden geïntegreerd in de (les)praktijk van alledag. Verderop blijkt bovendien dat hiervoor vele manieren bestaan. Een brochure over waardegericht onderwijs of morele vorming is nooit een blauwdruk, maar reikt handvatten, ideeën en gedachten aan. Net zoals bijvoorbeeld zojuist genoemde LinkedIn-groep. Het beeld van wat ‘op de vloer’ al plaatsvindt is dan ook even veelkleurig als vernieuwend. Daarvan getuigen de opgenomen interviews over, onder meer, narratieve ontmoeting, de socratische gespreksmethode en de inzet van kunst als brug tussen hoofd en hart. Veel is mogelijk en veel inspireert – leerlingen én docenten.
DE DEUGD SAMENWERKING ‘Samenwerken is iets wat ik heel graag doe. Ik werk liever aan opdrachten en huiswerk samen met een klasgenoot dan alleen. Je kunt elkaar dan goed helpen. De één is goed in het ene en de ander is goed in het andere. Ik wil ook wel leren van mijn ouders, vrienden of klasgenoten, als ze goede tips hebben. En soms vraag ik om hun ideeën en tips. Tijdens de voetbalwedstrijd moeten we ook goed samenwerken anders kunnen we niet scoren en ik zal altijd mijn teamgenoten proberen op te peppen als ze hun hoofd laten hangen, want anders weet ik zeker dat we verliezen.’
Vanuit ‘heel de mens’ willen we een goede balans houden tussen aan de ene kant het streven naar bovengemiddelde opbrengsten en overige rendementsdoelstellingen en aan de andere kant de ideële en meer omvattende kernwaarden waar we in onze scholen voor staan. Ons gaat het om de meest persoonlijke aandacht voor de ontwikkeling van individueel talent, maar ook om de socialisatie van iedere mens binnen een groep of een team waar hij of zij op kan terugvallen. Zoals de scholen deel zijn van de gemeenschap die Carmel is. Uit: Koers 2014
EVENWICHT Belangrijk is verder dat de oriëntatie van zowel scholen als Carmelverband aansluiten bij de andere prioriteiten van Koers 2014. Ze gaan er een verbond mee aan, zodat uiteindelijk een evenwicht ontstaat waarin de delen elkaar ondersteunen en versterken.
Zo blijft het verhaal van de waarden die we willen doorgeven consistent. De omstandigheden zijn veranderd, de mensen eveneens. Maar de kernwaarden blijven de inspirerende grondslag van ons onderwijskundig en pedagogisch handelen. ‘Heel de mens, iedere mens en alle mensen’ – gesneden naar de maat van nu. ◗
7
Uitdaging voor elke docent
‘In elk vak kun je elementen van morele vorming of waardegericht onderwijs aan de orde stellen. Dat kan in de klas en in het mentoraat. Ik vind het een uitdaging voor elke docent, niet alleen voor docenten levensbeschouwing. Dit is onze pedagogische opdracht.’ Jan Heerdink, docent filosofie en levensbeschouwing (Sg. Twickel, locatie Twickelcollege in Hengelo) komt tot deze uitspraak tijdens een middagbijeenkomst in het kader van de cursus Morele Vorming.
We houden even de draad vast. Dat een vak als levensbeschouwing ruimte neemt om stil te staan bij waarden en de betekenis daarvan, ligt haast voor de hand. Maar hoe kun je daarmee uit de voeten bij, bijvoorbeeld, wiskunde? Heerdink glimlacht, de vraag komt hem bekend voor. ‘Je moet natuurlijk dingen kennen en kunnen, zoals bij ieder vak. De docent wiskunde zou echter kunnen zeggen: “Dit hebben we zo afgesproken. Over twintig of dertig jaar kan het heel anders zijn.” Je kunt ook vragen naar de betekenis van de uitkomst van een berekening. Stel dat iemand berekent dat een gehandicapte de samenleving vier miljoen euro kost. Wat betekent dan die uitkomst? Dat we gehandicapten maar beter kunnen aborteren? Ieder vak biedt aanknopingspunten.’ Het voorbeeld van wiskunde opent nog andere perspectieven. Een som heeft alleen zin in een bepaalde context (‘Gegeven: de driehoek ABC, waarbij…’). Als zich daarin veranderingen voordoen, wijzigt ook de uitkomst – als de berekening überhaupt nog kan worden gemaakt. ‘Niemand heeft de waarheid in pacht, de waarheid ontstaat’, zegt Heerdink. Zeker in het dagelijkse verkeer met leerlingen die laten weten wat ze vinden. ‘Je kent het wel, zo’n mondige knaap die zegt: “Maar meneer, ik heb toch ook een mening?” Uiteraard, maar wie die geeft, moet bereid zijn tot delen. Hoe kom jij dan tot die mening? Schillebeeckx, de theoloog, sprak in dit verband van een
Een leerling over:
DE DEUGD ASSERTIVITEIT ‘Ik heb voor de deugd assertiviteit gekozen omdat ikzelf eigenlijk niet zo assertief ben. Hoe moet je met een situatie omgaan?’
8
eschatologisch voorbehoud: je zegt iets op dit moment, in deze cultuur, in deze omstandigheden. Je moet je ideaal dus steeds aanpassen. Want het moment blijft niet, terwijl cultuur en omstandigheden veranderen.’
DYNAMIEK Dit dynamische element is haast een grondthema bij morele vorming en waardegericht onderwijs. Heerdink heeft erop gewezen toen hij in februari 2011 een inleiding verzorgde voor de studiedag Waardegericht Onderwijs van Stichting Carmelcollege. Aan het eind merkte hij op: ‘Morele vorming is (…) moeilijk (…). Maar misschien wordt het nog moeilijker als ik moet erkennen dat ik zelf in dat proces ook kwetsbaar en kneedbaar ben en gevormd ga worden.’ Eerder had hij toen al geconstateerd dat morele vorming tweerichtingsverkeer is: ‘Zou het (…) bij morele vorming ook niet zo kunnen zijn dat er twee partijen zijn die gevormd worden?’ De docent probeert de leerling te vormen – en wordt op zijn beurt gevormd door de reacties van de leerlingen. Op deze cursusmiddag in Delden komt Heerdinks inleiding niet ter sprake. De herfstzon voorziet in nadenkend licht. Verderop in het lokaal staan de borden voor de broodmaaltijd al klaar. Maar hier, in de andere helft , staan de tafels in gespreksstand. Door de aanwezigheid van de journalist gaat het vooral over ervaringen, maar dat past uitstekend in deze setting. In de loop van de samenspraak verwijst Heerdink naar een doctoraalscriptie filosofie die hij las kort vóór hij zijn al genoemde inleiding uitsprak. ‘Ik vond er dat je in de relatie tot de ander altijd iemand bent die iets vindt en daardoor uitdaagt tot een antwoord. Dat is heel essentieel. Ik kom niet “zo maar” met een verhaal of met “de waarheid”, dat kan ik niet. Om mijn verhaal goed te kunnen vertellen, moet ik contact kunnen maken en vragen oproepen.’
MORELE VORMING
DOODSTRAF Carolina Blanken, docent levensbeschouwing (Sg. Twickel, locatie Twickelcollege in Hengelo) herkent dat. Ze heeft in 4-havo de doodstraf behandeld. ‘Ik heb de leerlingen geconfronteerd met de consequenties van hun meningen. Dan krijg je inderdaad tweerichtingsverkeer. Zo houd je het vak levend, ook voor jezelf. Je krijgt een nieuwe context om onderwerpen aan de orde te stellen.’ Ans ter Morsche (Sg. Twickel, locatie Delden) kan zich hierin vinden. Haar leerlingen hebben enthousiast mee gedaan aan het deugdenproject. Het heeft haar zelfs aangespoord collega’s over te halen mee te doen aan de cursus Morele Vorming. ‘Ik probeer bij mijn leerlingen waar mogelijk het gesprek terug te brengen naar het waarom van hun opvatting. Pubers vinden dat prachtig, die discussiëren graag en vinden het leuk om te worden uitgedaagd. Ik vind dat schitterend. Toen ik zelf op school zat, was de docent degene die de waarheid had. Dat is er wel af. Het onderwijs is er rijker door geworden. Je geeft veel en je krijgt veel terug. Juist door dat tweerichtingsverkeer.’ ◗
‘De docent probeert de leerling te vormen’
‘WAARHEID’ 9
Een gesprek vol goede vragen
Een maandagavond, in het late najaar van 2011. Om de tafel zitten zes mensen, waaronder filosoof Pieter Mostert als gespreksleider. Aan de hand van vragen proberen ze uit een aan de praktijk ontleende casus tot nieuwe inzichten te komen. Met in het achterhoofd de gedachte dat deze socratische gespreksmethode ook in de klas en in teamgesprekken zinvol kan zijn. ‘Hoe help je iemand die een verhaal heeft? Hoe stel je de voor hem of haar juiste vragen?’, vat Mostert de essentie samen.
De casus betreft het verhaal van een docent die onaangenaam geraakt is door het gedrag van een leerling. ‘Wat is de vraag die hierbij past? Welke vraag kan de drager worden van een socratisch gesprek?’, legt Mostert de deelnemers voor. In het spel van steeds verder vragen tekent zich een patroon af. Dit gesprek voert niet tot conclusies, maar plaveit de weg naar inzicht. Het is geen discussie, de werkelijke waarde ligt in het gezamenlijke zoeken dat bovendien ieders achtergronden aan het licht brengt. De oefening in het voeren van een socratisch gesprek wordt zo zelf een socratisch gesprek. Doel en inhoud vallen samen. Achter het geheel van vragen en opmerkingen schuilt de wens om die éne vraag te stellen die de docent uit de casus verder helpt. Hij krijgt geen antwoord, maar, in Mosterts woorden, ‘een vraag waardoor hij zijn verhaal kan zien als onderdeel van het grotere verhaal van zijn leven.’ Uiteindelijk formuleert één van de deelnemers het zo: ‘Wat is er nodig om jou weer goed te kunnen laten functioneren in die klas?’ De gespreksleider knikt instemmend: ‘Zo geef je een positieve draai; je laat je niet leiden door de emotie uit de casus.’
toe te passen. Of dat nu is in de klas of in gesprekken met collega’s. Het brengt Pieter Mostert tot de volgende vraag: ‘Wanneer deug je als gespreksleider? En vind je dat je in die rol nu meer deugt dan toen we begonnen?’
KARDINALE DEUGDEN Zo komt het gesprek op de vier kardinale deugden (maat, verstand, moed en rechtvaardigheid) en de al dan niet universele geldigheid daarvan. Hoe bruikbaar zijn ze in de klas of in een gesprek met collega’s? Het zijn lastige vraagstukken, te meer omdat Mostert steeds nieuwe invalshoeken inbrengt. ‘Houd je de ander deugden voor, of gebruik je die om te vragen: waar gaat het eigenlijk om in het leven? Dat is weer een echt socratische vraag.’ Elke gespreksgenoot zegt zorgvuldiger naar eigen rol en functie te kijken en meer geduld te betrachten. ‘Ik heb niet meer zo snel een oordeel’, zegt één van hen. Van de andere kant van de tafel klinkt: ‘Ik heb meer geduld gekregen, heb geleerd om beter te luisteren.’ De gespreksleider knikt: ‘Door het oordeel op te schorten en in plaats daarvan vragen te stellen, laten we de herkenning spreken. Je laat zien: ik ben ook een mens, dit is ook mijn leven.’
DEELNEMERS De deelnemers zijn José de Groot-Stelma en Joke Goedbloed (docenten levensbeschouwing en leerlingbegeleiders/mentoren van locatie Het Stormink van het Etty Hillesum Lyceum in Deventer), Prem Shankar (docent levensbeschouwing en maatschappijleer aan het Carmelcollege Gouda, locatie Antoniuscollege) en Sylvia Goossens en Fransciska Soepboer (adviseurs van het bestuursbureau in Hengelo). In vijf bijeenkomsten hebben ze zich bekwaamd in het voeren van de socratische gespreksmethode. Hun uitgangsposities zijn verschillend. Waar de één hoopt of verwacht de methode in de les te kunnen gebruiken, wil de ander zijn of haar eigen palet aan mogelijkheden uitbreiden. Ze delen derhalve de wens om het geleerde in de beroepspraktijk
Eén vraag resteert nog. Mostert: ‘Je weet nu meer over jezelf. Wil je dit nu ook met je leerlingen gaan doen?’ Uiteindelijk antwoordt ieder bevestigend, uiteraard in eigen woorden. Eén deelnemer zegt: ‘Elke docent laat zijn deugden zien. Het zou mooi zijn als we daaraan in elk vak aandacht schenken, bijvoorbeeld via een socratisch gesprek. Dit hoort thuis op de agenda die we met onze leerlingen hebben.’ En een ander: ‘Deze methode is heel interessant, omdat leerlingen het leuk vinden om gesprekken te voeren. Daartoe hoeven we ons niet te beperken. Pas in de loop van deze cursus heb ik me gerealiseerd dat ze ook voor collega’s in teamverband heel waardevol kan zijn. Je laat elkaar heel, je discussieert niet en je oordeelt niet, maar je vraagt en je deelt wat anderen bezig houdt.’ ◗
DUURZAAM
10
MORELE VORMING
Kunst als brug tussen hoofd en hart Een korte animatie op YouTube. Twee jongens steken een stok in het fietswiel van een meisje. Ze slaat over de kop. Een jongen komt haar troosten en belt de politie. De daders, die in hem een maat vermoeden, besluiten hem terug te pakken. Het komt tot een vechtpartij, waarna lieveheersbeestjes het beeld vullen. ‘Kunst verbindt hoofd en hart’, zegt docent Pieter de Laat, docent mens & maatschappij en Nederlands aan Het Hooghuis in Oss.
De animaties (er zijn er meer) zijn gemaakt na een bezoek aan een expositie van kunstenaar Ronald Ophuis in Museum Jan Cunen in Oss. De schilder staat bekend om zijn realistische en confronterende werken over, bijvoorbeeld, martel- en verkrachtingsscènes. In NRC Handelsblad noemde de recensente ze dan ook ‘allerverontrustendst’. Ze schreef: ‘Ophuis’ schilderijen roepen twee wrange vragen op: wat herken je in ons en waarom wil je dat niet herkennen?’ Met andere woorden: waarom schrik je van dit geweld als je weet dat je het zelf ook in je draagt? ‘We hebben op school uitgebreid besproken of we onze leerlingen hiernaartoe konden sturen’, vertelt De Laat. Hij verduidelijkt: ‘We proberen wel vaker samen te werken met een museum of een theatergroep. Daarbij zoeken we vooral naar kunst die iets met je doet.’ Zoals de werken van Ophuis. ‘Het staat allemaal levensgroot op doek. We hebben de expositie eerst bekeken met de teamleiders, later met de mentoren. Daarna hebben we besloten een deel van de werken af te schermen, omdat die te dichtbij zouden kunnen komen.’
opdracht gegeven in te gaan op verschillende vormen van geweld en daarbij positieve en negatieve ervaringen uit hun eigen leven te betrekken. Ze groeien dan in zelfinzicht, in het besef van waarden en in hun relatie tot anderen. Dat is verdieping, die we aanmoedigen door opdrachten waaraan de leerlingen lol kunnen beleven.’ Uit de animaties blijkt die opzet geslaagd. De Laat: ‘Als er maar een verhaal over mensen achter zit, spreekt het leerlingen altijd aan. Ze hebben drie uur doorgebracht in het museum en vooraf en naderhand is er in de lessen mens & maatschappij en levensbeschouwing veel aandacht voor geweest, met indringende gesprekken. Het project heeft sommige leerlingen zó aangesproken dat ze zijn teruggegaan naar het museum om ook de door ons afgeschermde werken te zien.’
MEER INTEGRATIE De Laat, die ook onderwijskundig ondersteuner is en dan vooral voor kunst en cultuur, pleit voor meer integratie tussen vakken als mens & maatschappij, levensbeschouwing en filosofie. ‘En dan in samenwerking met de kunstvakken, die veel meer met het hart werken. Ik geloof heel erg in creativiteit als basis voor onderwijs en identiteitsontwikkeling. Die samenwerking kan veel winst opleveren. Als leerlingen beeldend kunnen maken wat ze denken, voelen of ervaren, kunnen ze veel beter hun ei kwijt, dan is er verdieping en wederzijdse beïnvloeding. Levensbeschouwelijke vorming beklijft dan veel meer.’ Met dat doel voor ogen, kent elk project een duidelijke opbouw. ‘De identiteit van de leerling staat voorop, niet de kunst. We zoeken daarom thema’s die hen aanspreken en herkenbaar zijn. Bij Ophuis’ werken hebben we de
VOOR HET LEVEN Het brengt De Laat tot het pleidooi om waardegericht onderwijs meer te integreren in de visie van de school en in de diverse vakken. ‘Je moet insteken op de identiteit van de kinderen en hun verhouding tot hun omgeving, seksualiteit, voeding, genotverslaving. We willen de kinderen leren denken en ervaren. Volgens mij doen we dat te weinig; het blijft te vaak nog iets dat we ‘erbij’ doen. Maar we zijn een school, we leiden op voor het leven.’ ◗
11
Een voorbeeld uit de module ethiek bij levensbeschouwing in 4-havo, locatie Het Vlier van het Etty Hillesum Lyceum in Deventer: ‘De schoolleiding wil elke maand de kluisjes controleren. Geef hierover een ethisch advies.’ Het zet aan tot reflectie op waarden, doelen en belanghebbenden. Zoals docenten Henk de Winder en Han Marsman beogen: ‘Dat is verdieping. Het vanzelfsprekende komt ter discussie te staan.’
Het tweetal heeft uitgesproken ideeën over het vak levensbeschouwing. Zo stoort het dat de docent levensbeschouwing officieel niet hoeft te voldoen aan alle door de wet Beroepen in het onderwijs (BIO) vereiste competenties. ‘Absurd!’, roept De Winder uit, ‘alsof voor ons andere didactische eisen zouden gelden.’ Hij verklaart het uit de scheiding van kerk en staat, maar vindt het achterhaald en is met Marsman blij dat Carmel de bepaling: “Docenten levensbeschouwing moeten voldoen aan de bekwaamheidseisen zoals vastgelegd in de Wet BIO” al in 2006 in beleid heeft verankerd ‘Wij geven geen bekeringsvak’, tekent Marsman aan. ‘We leren denken over zaken die van doen hebben met levensbeschouwing en ethiek. Daarbij stellen we leerdoelen, maar die zijn niet beperkt tot een specifieke levensbeschouwing. Wij kiezen voor cognitieve doelstellingen, zoals elk ander vak.’ Deze woorden zijn noodzakelijk als inleiding op de ethische paragraaf die elke leerling op Het Vlier, locatie voor bovenbouw havo en vwo, aan het profielwerkstuk moet toevoegen. ‘Als vast onderdeel, de beoordeling telt mee in de beoordeling van het totale profielwerkstuk’, legt Marsman uit. ‘Dat geldt voor alle vakken, ook voor die van de technische en de bètavakken. Daarin klinkt evengoed een ethische component door.’ De Winder vult aan: ‘In die paragraaf moeten leerlingen laten zien dat ze de kernbegrippen uit de ethiek, zoals die in onze lessen voor 4-havo en 5-vwo worden besproken, kennen én kunnen toepassen. Ze moeten de dilemma’s benoemen, de betrokken waarden en de belanghebbenden. En zoals Han zei: we meten enkel de wijze waarop de leerlingen hun afweging opbouwen en beargumenteren. Het gaat om een zuiver verstandelijke afweging. Al hopen we natuurlijk dat die verstandig is.’
12
MODULE ETHIEK Uiteraard beginnen de leerlingen niet onvoorbereid. In 4-havo en 5-vwo maken de leerlingen in het kader van de module ethiek al praktische opdrachten. Zo zijn de havisten ethisch adviseur, die bijvoorbeeld een schoolleiding een antwoord moet geven op de vraag of die de kluisjes maandelijks mag inspecteren. ‘Dan gaan ze in groepjes van twee met elkaar in gesprek. Welke belanghebbenden zijn hier; wat is hun rol, wat zijn hun waarden? Welke waarden zijn hierbij meer leidend dan andere en waarom?’ Leerlingen van 5-vwo doen een onderzoek naar eigen waarden, die ze in verband brengen met waarden binnen en buiten de school. In het eindexamenjaar kunnen de leerlingen zich in hun keuze-uren door De Winder en Marsman laten begeleiden. ‘Dat doen we aan de hand van een stappenplan. We helpen bij het opzetten en uitwerken van die ethische paragraaf, maar die schrijven ze zelf’, zegt De Winder. ‘In het begin waren er leerlingen die zich afvroegen waarom dit moet. Dat horen we weinig meer. Ik zie steeds meer leerlingen in die keuzetijd, ze ervaren het vaak als een zinvolle aanvulling’, weet Marsman. Aanvankelijk, meent het tweetal, waren er collega’s die hun wenkbrauwen fronsten over de ethische paragraaf. Dat is veranderd, ook omdat Het Vlier nadenkt over de eigen waarden. ‘De discussie is nog impliciet, maar ze komt op gang. Een school kan niet weglopen voor de keuze van waarden’, meent De Winder. ‘Dit is geen normatieve uitspraak’, neemt Marsman het woord over, ‘meer de conclusie van hoe we hier tegen onderwijs en samenleving aankijken.’ Opnieuw De Winder: ‘Wat voor de leerlingen opgaat, geldt eveneens voor de school: het is belangrijk vragen te blijven stellen bij wat vanzelfsprekend lijkt.’ ◗
REFLECTIE
Vraagtekens bij het vanzelfsprekende
WA A R D E G E R I C H T O N D E R W I J S
Een leerling over:
DE DEUGD ZELFVERTROUWEN ‘Ik heb gekozen voor de deugd zelfvertrouwen omdat ik vind dat ik zelf best wel veel zelfvertrouwen heb, maar toch voel ik me soms nog wat onzeker terwijl ik weet dat ik het wel kan en/of durf. Ik wil erachter komen wat de oorzaak is van dat stukje onzekerheid. En misschien, als ik erachter kom, kan ik iets aan dat stukje onzekerheid doen.’
13
Lesmateriaal voor bijzondere kinderen Met enige regelmaat komen Soraya Damen, Aynur Sarioglu-Örgülü (beide van het Bonhoeffer College), Henk Antonissen, Nicole Plazer (beide Carmel College Salland) en Niek Schefer (Twents Carmel College) bijeen om lesmateriaal te ontwikkelen voor leerlingen van het Praktijkonderwijs. Peter van Lange, docent levensbeschouwing aan het Bonhoeffer College, fungeert als begeleider.
‘Eigen lesmateriaal is nodig. Voor onze leerlingen wordt het al snel te talig en te theoretisch’, steekt Henk van wal. Nicole vult aan: ‘Ze zijn bovendien kwetsbaar.
Een leerling over:
DE DEUGD SAMENWERKING
Ze nemen bijvoorbeeld al snel populaire scheldwoorden over zonder zich te realiseren wat ze daarmee zeggen.’ Juist daardoor heeft waardegericht onderwijs hier een bijzondere plek, meent Niek: ‘Eigenlijk besteden we voortdurend aandacht aan waarden en normen. Die maken deel uit van wat we onze leerlingen willen meegeven. Vaak gaat dat vanzelf, geïntegreerd in het bestaande lesprogramma.’
‘Ik vind samenwerken erg belangrijk. In je eentje kun je minder bereiken dan met zijn tweeën. Ik vind samenwerken een erg goede eigenschap. Ik denk dat het belangrijk is dat je goed kunt samenwerken, omdat je het in je leven nog vaak nodig zult hebben. Door samen te werken leer je ook hoe iemand anders in elkaar zit.’
‘Wat missen ze, waar kunnen we aanvullen?’
14
KWETSBAAR
MORELE VORMING
Niettemin ontbreekt passend lesmateriaal, deels omdat het vak levensbeschouwing geen expliciete plek in het lesrooster heeft. De werkgroep heeft het daarom op zich genomen zelf lesprogramma’s te ontwikkelen. ‘Dat begint met brainstormen: wat vinden wij belangrijk voor onze leerlingen en hoe maken we dat aantrekkelijk’, legt Aynur uit. Soraya: ‘Wat willen we meegeven en hoe kunnen we dat het beste doen?’ En Henk: ‘Je begint steeds bij de leerlingen. Wat missen ze, waar kunnen we aanvullen? Praktijkonderwijs is eindonderwijs. Van een leerling in 5-havo weet je dat hij verder groeit, van onze leerlingen hopen we dat ze op 18-jarige leeftijd hun plek vinden en werk krijgen.’ Niek knikt: ‘Zeg maar dat wij hen klaarstomen voor de maatschappij.’
UITGANGSPUNTEN Houd het begrijpelijk en sluit aan bij de leefwereld van de leerlingen, is één van de uitgangspunten. Formuleer kort en bondig en geef veel mogelijkheden tot doen, door bijvoorbeeld klassengesprekken en spelvormen. ‘We proberen inzicht te geven’, vat Nicole samen. ‘En dat gaat niet in een paar lessen. Dan heb je net het Kerstverhaal verteld en zijn een paar minuten later enkele kinderen alweer in een hevige ruzie verzeild geraakt’, zegt Henk. Soraya: ‘Maar je ziet ook: soms nemen ze het over. Soms landt het.’ Nu komen de bijzondere verhalen. Niek beschrijft een les over social media en de risico’s daarvan. Alles wat je daar prijsgeeft, is immers voor velen te lezen. ‘Even later kwamen wat leerlingen in aanraking met de politie omdat ze iemand digitaal hadden bedreigd. De boodschap was dus niet overgekomen, dacht ik. Maar toen riep een meisje tegen die jongens: ‘Wat dom, we hebben het er pas nog over gehad!’ Het was wél overgekomen.’ Henk vertelt dan over een kerstviering in de kapel van een verzorgingstehuis. ‘Ze waren stil en deden mee, net als de nonnen die ook aanwezig waren. Je kon zien dat het indruk maakte.’ Nicole vervolgt: ‘Het ging over diversiteit. De leerlingen maakte een rap. Eén van hen kreeg later nog een kaartje van een non: “Voor de beste rapper!” Dat was super.’ Aynur en Soraya verzorgden eveneens een project rond Kerstmis. ‘Een les met een
praktijkgerichte verwerkingsopdracht, waarin ook de vraag “Wat geloof jij?” aan de orde kwam’, licht Soraya toe. Aynur: ‘Met aandacht voor de achtergronden. “Wie is Jezus? Wat is de Koran; welke overeenkomsten en verschillen zie je?” Dat heeft leuke reacties opgeleverd.’
OMGAAN MET Een lessenreeks over “Omgaan met” (ouderen, anderen, social media, vooroordelen, racisme en discriminatie) staat op stapel. De thema’s krijgen een korte, begrijpelijke introductie en daarna kunnen de leerlingen aan de slag. Aynur en Soraya hebben in januari een lessenreeks voor het Bonhoeffer College voltooid, met bijvoorbeeld aandacht voor de persoon Bonhoeffer en thema’s als “Wat is levensbeschouwing”, “Wat geloof jij?” Spelvormen maken deel uit van de lessen en steeds vinden docenten er vragen die ze met de leerlingen kunnen bespreken. ‘Iedereen kan hiermee aan de slag’, vindt Peter. ‘Dit is het eerste jaar van de werkgroep, volgend schooljaar gaan we er mee door. We willen er de boer mee op, om erover te vertellen, in de hoop op een olievlekwerking. Dat kan, hoop ik, ook andere collega’s inspireren; je ziet hier hoe je waardegericht onderwijs heel laagdrempelig en soms zelfs vanzelfsprekend kunt aanpakken. Bij waardegericht onderwijs in het praktijkonderwijs moet “het-handelen-in-de-praktijk” voorop staan. Vandaar dat de voorbereide lessen een sterk doe-karakter hebben.’ ◗
15
In het weekend van 4-5 november hebben zestien jongeren van de tweede klas van Scholengemeenschap Twickel samen met Carolien Ezendam, onderwijsassistent, en Ans ter Morsche, docent levensbeschouwing, een weekend doorgebracht in het klooster van de Zusters Franciscanessen in Denekamp. Het programma startte vrijdag 4 november met een hartelijk welkom door drie kloosterzusters.
Zr. Fernando, zr. Reinalda en zr. Christella, die de leerlingen het hele weekend hebben begeleid en met hen in gesprek gingen, vertelden van hun eigen leven en hun eigen geloof als non. De leerlingen kregen een soort dagboekje waarin steeds de verschillende onderdelen van het programma geëvalueerd konden worden, zodat het een prachtig herinneringsboekje werd voor dit weekend in het klooster. Eerst volgde een rondleiding door het klooster waar oudere kloosterzusters verzorgd worden door jongere nonnen, onder andere twee zusters afkomstig uit Indonesië. Ook de kloosterkerk, de tuin, het kerkhof en het herinneringsmonument voor kardinaal Willebrands werden bezocht.
Een leerling over:
DE DEUGD DIENSTBAARHEID ‘Ik heb erg veel respect voor mensen die dienstbaar zijn (bijv. moeder Teresa). Zulke mensen maken de wereld echt beter. Als iedereen dienstbaar was, zou de wereld er heel anders en mooier uitzien. Dienstbaarheid is een mooie karaktereigenschap.’
Jongeren, kloosterzusters en begeleiders hebben samen genoten van een schitterend programma naar aanleiding van de film over Franciscus van Assisi. Binnen de lessen Levensbeschouwing op school komen deugden aan de orde als moed, rechtvaardigheid, geloof, hoop, liefde en wijsheid. Na over deze deugden nagedacht te heb-
16
ben, volgde een creatieve schilderopdracht en daarna werkten de jongeren de deugd in tweetallen verder uit. Daarbij werd gekeken hoe deze in de film voorkwam, hoe hij in het dagelijks leven in de maatschappij voorkomt en in het leven van de leerlingen zelf. Steeds vanuit de zoektocht: ‘De deugd in het midden.’ De presentatie van de uitwerking werd door de zusters gefilmd tot ‘de uitzending.’ De dvd van het hele programma is voor de leerlingen een aandenken aan dit bijzondere weekend. Ze maakten verder kennis met het avondgebed in de kapel en het morgengebed in de buitenlucht, in een weiland. Op zaterdagochtend woonden ze een eucharistieviering bij in de kapel van het klooster, met nadien koffiedrinken en in gesprek gaan met de kloosterzusters. De jongeren logeerden in het gastenverblijf van het klooster. Naast de inspirerende ontmoetingen en gesprekken was het ook heel erg gezellig en werd genoten van de gezamenlijke maaltijden. Tot slot werd het weekend geëvalueerd. Hiertoe schreven de jongeren een brief aan hun ouders waarin ze vertelden van hun belevenissen, de gebeurtenissen en wat hen heeft geraakt. De zusters zorgen dat deze brieven via de post binnen enkele dagen bij de ouders van de leerlingen op de mat valt. De groep leerlingen, tweedeklassers van alle niveaus, geven in de komende weken tijdens de les Levensbeschouwing een presentatie aan hun klas over de ervaringen van het kloosterweekend. Al met al een onvergetelijke belevenis voor deze jongeren. ◗ Bron: Hofweekblad. Weekblad voor Hof van Twente, 7 november 2011
DEUGDEN
Zestien jongeren van Twickel Delden maken kennis met het kloosterleven
WA A R D E G E R I C H T O N D E R W I J S
Een leerling over:
DE DEUGD ZELFVERTROUWEN ‘Ik heb gekozen voor de deugd zelfvertrouwen omdat ik soms misschien een tekort aan zelfvertrouwen heb. Als anderen iets negatiefs over mij zeggen, trek ik mij dat soms heel erg aan en weet geen weerwoord. De laatste 2 jaar wordt het al wel steeds beter, maar eerst had ik dat heel erg. Nu kan ik meestal de knop omzetten en denken: laat ze lekker.’
17
Wat voor school willen we zijn?
Wat doen we nu eigenlijk aan identiteit en waardegericht onderwijs? En wat is daarvan de betekenis voor onze tijd? Met deze leidende vragen hebben we vanaf mei 2010 de scholen van Stichting Carmelcollege bezocht. In plezierige en openhartige gesprekken kwamen de dilemma’s, kansen en uitdagingen aan de orde. Daarnaast kreeg de vraag naar ondersteuning door en vanuit de Stichting aandacht.
BEVINDINGEN Ons doel was drieledig. We wilden: 1. Inventariseren wat er op dit gebied binnen de scholen leeft en speelt en met welke vragen zij te maken krijgen; 2. Onderzoeken of er schooloverstijgende vragen of -ontwikkelingen zijn; 3. Kennis, ervaring, expertise en projecten delen. De belangrijkste conclusie trekken we in de openingszin van de eerste paragraaf hieronder: alle Carmelscholen verbinden onderwijs met waarde(n). Voor alle bezochte locaties is dit een levend thema. Van alle gesprekken hebben we verslagen gemaakt, die we aan de betrokkenen hebben voorgelegd. In ‘Rapportage rondje langs de scholen: gesprekken over waardegericht onderwijs’ uit februari 2012 hebben we onze bevindingen beschreven. Dit artikel is hiervan een samenvatting. De rapportage is uiteraard op aanvraag beschikbaar. Hieronder geven we eerst een algemeen beeld van onze bevindingen. Daarna zoomen we in op: - Activiteiten: Carmel in de maatschappij - Het vak levensbeschouwing - Dilemma’s en vragen - Ondersteuningsvragen op Stichtingsniveau Aansluitend reflecteren we over de bevindingen, in de vorm van: - Conclusie en reflectie - Aanbevelingen Sylvia Goossens Franciska Soepboer Werkgroep Waardegericht Onderwijs
18
Alle Carmelscholen leggen een verband tussen onderwijs en waarde(n). Overal treffen we de ambitie om méér te zijn dan een kennisinstituut en leerlingen een brede vorming te bieden. Het blijkt uit de activiteiten binnen de scholen en uit de wijze waarop medewerkers met leerlingen willen omgaan. Daarin gaan ze verder dan het maatschappelijke debat, dat veelal eenzijdig de nadruk legt op opbrengsten, kennis en cognitieve vaardigheden. Carmelscholen streven er bewust naar hun leerlingen te ondersteunen in hun ontwikkeling tot autonome individuen. Ze kennen grote betekenis toe aan de zorgstructuur en, bijvoorbeeld, het omgaan met rouw.
Kernwaarden Het klinkt door in de begrippen en kwaliteiten die worden genoemd wanneer wordt gevraagd naar de kernwaarden van de scholen:
Vertrouwen, ontmoeting, geluk (in de zin van liefde, alsook ‘het lukt’), waardegemeenschap, betekenisvolle participatie, professioneel, excelleren, betrokkenheid, leren kiezen, kansen geven, ruimte om te kiezen, pluriformiteit, respect, verantwoord burger zijn, zorg voor elkaar, groeien (in zelfstandigheid, kennis en inzicht, maatschappelijke ontwikkeling en sociale vaardigheden), wereldburger/mondiaal, streng (duidelijke grenzen), samen, de mens centraal, zorgzaamheid voor het hele kind; vergeven en weer verder kunnen, enz.
MORELE VORMING
‘Wat is onze meerwaarde?’
Mens- en streefbeelden Deze kernwaarden keren terug, of worden nader uitgewerkt, in de mens- en streefbeelden waaraan de scholen willen werken. Ze zetten zich dan in voor: • Leerlingen die de kans krijgen op geluk (‘dat het lukt’); • Leerlingen die leren verantwoordelijkheid te dragen (rentmeesterschap); • Leerlingen die fouten mogen maken, worden vergeven en weer kunnen verdergaan vanuit het beeld dat de mens van nature goed is; • Leerlingen die leren kiezen; • Leerlingen die lid zijn van de samenleving waarin zij leven (social inclusion); • Leerlingen die zich betrokken weten bij de ander.
Activiteiten: Carmel in de samenleving In het bovenstaande ligt besloten dat de Carmelscholen zich verantwoordelijk voelen voor de samenleving. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de kritische houding ten opzichte van verregaande individualisering en de gevolgen van de snelle technologische ontwikkelingen. Daarnaast treffen we veel activititeiten met een waardegerichte lading en/of verwijzingen naar de joods-christelijke traditie, zoals: 1. Activiteiten met een charitatief karakter; waarbij de goede doelen (dicht) in de buurt of verder weg kunnen liggen (bijv. armoedeproject); 2. Activiteiten vanuit verschillende vakgebieden met een waardegerichte inhoud (bijv. kunstprojecten, culturele activiteiten, kunst als leermeester tegen geweld); 3. Activiteiten naar aanleiding van christelijke feestdagen (bijv. kerstmarkt, paasgroet); 4. Activiteiten naar aanleiding van belangrijke momenten binnen een schooljaar (bijv. diploma-uitreiking)
Het vak levensbeschouwing Op één van de door ons bezochte locaties na, staat het vak levensbeschouwing overal op het lesrooster. De verscheidenheid is groot: soms is levensbeschouwing onderdeel van het vakgebied mens en maatschappij of zijn levensbeschouwing en maatschappijleer geïntegreerd. Op sommige scholen heeft levensbeschouwing een plek in het examencurriculum. In het praktijkonderwijs geldt levensbeschouwing niet als een verplicht vak. Uiteraard bestaat hier wel aandacht voor
het levensbeschouwelijke perspectief. De schrijfgroep Praktijkonderwijs-lesmateriaal werkt nu verschillende lessenreeksen uit. Inhoud en opzet van het vak verschillen per school. Er zijn locaties waar bestaande methodes de voorkeur genieten, elders wordt eigen lesmateriaal gebruikt. Mengvormen komen eveneens voor, terwijl één school drama inzet om waarden “te doen.” Deze zelfde school begint een pilot “levenskunst” om leerlingen die goed kunnen denken te oefenen in samenwerking en verantwoordelijkheid. Uiteraard komt het levensbeschouwelijke perspectief op vele manieren ook buiten het vak levensbeschouwing tot uitdrukking, zoals door: • Een ethische paragraaf in het profielwerkstuk; • Projecten over bijvoorbeeld solidariteit, milieu en omgeving, gezondheid/goede voeding; • Maatschappelijke stage; • Gastdocenten over specifieke onderwerpen als orgaandonatie, homoseksualiteit etc.; • Diverse programma’s voor sociale vaardigheden en leerlingenzorg, zoals over pesten, dyslexiebegeleiding, examenvreestraining en rouwverwerking.
Wanneer en wie De mate waarin identiteit onderwerp van gesprek is, verschilt per school. Fusies, nieuwbouw, diversiteit binnen de leerlingenpopulatie, onderwijskundige veranderingen of andere gebeurtenissen kunnen aanleiding zijn om (opnieuw) na te denken over de pedagogische opdracht, missie, visie en/of collectieve ambitie. De vraag “Wie willen we als school zijn?” heeft dan grote actualiteit. Vaak echter is de waardegerichtheid nog vooral impliciet aanwezig, omdat andere zaken meer aandacht vragen. We hebben ook gevraagd wie nu de “dragers van identiteit” zijn. Opnieuw is het beeld wisselend: soms voelt de leiding zich hiervoor verantwoordelijk, soms een werkgroep. In een aantal scholen spreekt de schoolleiding medewerkers aan als hun gedrag niet strookt met de collectieve ambitie. De rol van de sectie levensbeschouwing verschilt per locatie.
19
DILEMMA’S EN VRAGEN
CONCLUSIE EN REFLECTIE
Bij het denken over de vormgeving van waardegericht onderwijs stuiten scholen op dilemma’s en vragen. Deze hebben onder meer betrekking op de scheidslijn tussen levensbeschouwelijke vorming en geloofsoverdracht, en op de wijze waarop identiteit bespreekbaar kan worden gemaakt. Ook de handelingsverlegenheid van docenten in moeilijke pedagogische situaties wordt genoemd, net als de vraag hoe een school doelbewust kan werken aan waardegericht onderwijs.
Concluderend:
STICHTINGSNIVEAU Er bestaat daarom op verschillende plaatsen behoefte aan ondersteuning vanaf stichtingsniveau. Deze is soms heel concreet, zoals de vraag naar een kerstmusical, maar veel vraag is er ook naar een kennisbank, uitwisseling met andere scholen en een structuur/model waarmee scholen gericht aan waardegericht onderwijs kunnen werken.
‘Motiveren, inspireren en verbinden’
20
Aandacht voor de leerling als mens die zich ontwikkelt tot een autonoom individu is inherent aan het onderwijs. We zien het op alle bezochte scholen en locaties, waarbij zich ook twee onderscheiden aftekenen. 1 Waardegericht onderwijs vindt zijn betekenis meer in de specifieke denominatie van de school of meer in de psychologische benadering van de leerling als waarderende mens die zijn weg moet kunnen vinden in de samenleving. Eenzelfde verschil vinden we bij de invulling van het vak levensbeschouwing, waarover hieronder meer. 2 Er zijn scholen waar waardegericht onderwijs expliciet onderdeel van beleid is, terwijl dit bij andere scholen niet het geval is. Toch verwijst ook daar de dagelijkse praktijk naar onderliggende, echter onbenoemde waarden.
RESPECT
MORELE VORMING
Reflecterend: 1 De tegengestelden “impliciet gehanteerd” en “expliciet geformuleerd” roepen een nieuw dilemma op. We hebben gemerkt dat gehanteerde waarden in het gesprek heel goed kunnen worden geëxpliciteerd en dan (kunnen) bijdragen aan de verdere verwerkelijking van de collectieve ambitie omdat ze sterke kanten en blinde vlekken zichtbaar maken. Anderzijds draagt expliciete formulering het risico van stolling in zich, ten koste van authenticiteit en spontaniteit. Daarbij is ook gebleken dat de reikwijdte van expliciet vastgelegde waarden lang niet altijd duidelijk is. Leiden ze werkelijk tot de gewenste omgangsvormen en keuzes? 2 Carmelscholen geven op uiteenlopende wijze invulling aan het vak levensbeschouwing. Soms is het theologisch gegrond, soms ligt de nadruk op het psychologische perspectief (de waarderende mens) of op het handelen (sociale vaardigheden). Het roept de vraag op welke andere onderwijsinhoudelijke ontwikkelingen zich binnen het vak voordoen. En wat ze (kunnen) betekenen voor het vak levensbeschouwing in deze tijd. Tijdens de studiedag Waardegericht Onderwijs in maart 2012 staat deze vraag centraal. Het thema van die dag is: Carmellab voor levensbeschouwing: motiveren, inspireren en verbinden. Met docenten en schoolleiders staan we stil bij de eigenheid van het vak, terwijl we daarnaast verbinding zoeken met andere vakken/activiteiten binnen de scholen.
AANBEVELINGEN We zien waardegericht onderwijs als een voortdurend proces, waarbij het van belang is soms te klimmen, om te kijken waar we staan. Nog belangrijker is het om aanwezig te zijn, op de plek waar waardegericht onderwijs concreet gestalte krijgt. Om het contact met de joods-christelijke wortels - zoals vertaald in de missie - vast te houden, verdient het aanbeveling deze voortdurend te agenderen en in gesprek met elkaar weer te herkennen. Deze herkenning in woorden, maar meer nog in het dagelijks handelen, maakt energie vrij en inspireert. Ze roept ook op tot een kritische reflectie.
A. Op locatieniveau rond vragen als: - Zijn wij wie we willen zijn; in het bijzonder: wat is onze meerwaarde? - Laat ons handelen zien wie we willen zijn; hoe congruent is onze geschreven visie/collectieve ambitie met onze dagelijkse praktijk? B. Op Stichtingsniveau rond vragen als: - Welke ontwikkelingen zien we op het gebied van waardegericht onderwijs? - Wat betekent dat voor de vertaling van de door ons voorgestane visie in beleidszaken? - Wat betekent dat voor de ondersteuning die we de verschillende scholen kunnen bieden? Dit leidt tot de volgende aanbevelingen: 1. Blijf het gesprek over waardegericht onderwijs expliciet binnen de Stichting voeren: - Voortzetting gesprekken op locaties; - Waardegericht onderwijs als agendapunt van het managementgesprek; - Vanuit Koers 2014 de verschillende beleidszaken tijdens het werkoverleg en Convent van Schoolleiders ook vanuit het perspectief van onze missie bespreken; - Binnen de werkgroep Waardegericht Onderwijs (als platform van alle Carmelscholen) kritisch meedenken over wat uit bovenstaande gesprekken naar voren komt én hieraan betekenis geven, o.a. door het opzetten van nieuwe plannen. 2. Creëer plaatsen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten om over waardegericht onderwijs na te denken, kennis te delen en elkaar door vragen kritisch te houden. Naast de bekende studiedagen willen we ook zoeken naar mogelijkheden op virtueel gebied, zoals de LinkedIn-groep “Inspiratie in ontwikkeling”. 3. Geef nader vorm aan de wijze waarop we als Stichting de scholen kunnen ondersteunen. Naast het aanbieden van Carmelbrede scholingsmogelijkheden denken we aan de meer specifieke ondersteuning aan scholen/locaties in de vorm van adviesgesprekken, meedenken bij de opzet van studiedagen, e.d. ◗
21
“Inspiratie in ontwikkeling”
Carmel start LinkedIn-groep
Werken in het onderwijs is voor velen van ons een zeer bewuste keuze. Werken in het onderwijs is veelbetekenend: inspirerend, verbazingwekkend, soms vermoeiend of frustrerend, maar vaker nog geeft het energie.
Werken in het onderwijs is ook een veelzijdige job. Je levert een bijdrage aan de onderwijskundige kant, de ontwikkeling van een leerling op het gebied van kennis en vaardigheden of competenties. Maar werken in het onderwijs draait ook om zingeving en inspiratie. Werken in het onderwijs -en extra belangrijk bij het werken op een Carmelschool- betekent bijdragen aan de ontwikkeling van jong volwassenen tot autonome mensen in hun leefwereld. Vanaf nu kun je via LinkedIn inspiratie en kennis delen met Carmelcollega’s, van elkaar leren, elkaar scherp houden en met elkaar discussiëren over zingeving. We doen dit zo direct mogelijk. Denk aan: pakkende uitspraken van leerlingen, concrete vragen over lesmateriaal, verslag doen van acties waar je trots op bent.
Een leerling over:
De LinkedIn-groep “Inspiratie in ontwikkeling” legt een link tussen collega’s, en tussen de verschillende Carmelscholen en teams. Daarbij gaat het om: dat wat je inspireert delen, elkaar motiveren door van elkaar te leren, materialen uit te wisselen enzovoort.
MELD JE AAN! Om je te kunnen aanmelden voor deze groep moet je eerst lid worden van de LinkedIn-groep “Stichting Carmelcollege”. Meld je vervolgens aan bij de subgroep “Inspiratie in ontwikkeling” en doe mee! We zijn benieuwd naar jouw bijdrage aan deze groep.
Meld je aan voor “Inspiratie en ontwikkeling”!
HOE?
DE DEUGD DIENSTBAARHEID ‘Dienstbaarheid is belangrijk voor jezelf, omdat je dan tevreden kunt zijn over jezelf, maar ook voor anderen zodat zij er niet alleen voor staan. Als iedereen in de wereld dienstbaar is, kunnen mensen op elkaar rekenen en staan zij nooit alleen. Dan moeten ze alles zelf opknappen en is er veel chaos in de wereld omdat iedereen alleen maar met zichzelf bezig is en er handen tekort zijn om al het werk op te knappen.’
22
Log in bij LinkedIn. Zoek de groep “Stichting Carmelcollege” op via de zoekbalk rechtsbovenin. Let op dat de zoekbalk staat ingesteld op “groups” en niet op “people” (aanpassen door te klikken op het woord “people”). Druk vervolgens op de gele knop “Join group”. Je ontvangt een bevestigingsmailtje als je bent toegelaten tot de groep. Vervolgens kun je je aanmelden voor de subgroep “Inspiratie in ontwikkeling”. ◗
Stichting Carmelcollege Drienerparkweg 16 Postbus 864 7550 AW Hengelo (074) 245 55 55 info@carmel.nl www.carmel.nl @stgcarmel
stichting carmelcollege