JONG ATLANTISCH SAMENWERKINGS ORGAAN NEDERLAND
3e jaargang nr 5 .
december 1978
Gewapende interventie : verplicht, toegestaan of ontoelaatbaar?
Conferentieverslag
pag. 2
G. W.F. Vigeveno Interventie in Libanon: oorzaak van bloedvergieten of enig redmiddel
pag. 12
G. Sharp Sociale verdediging: optie voor West-Europa
pag. 14
K. Neder/of Interventie: recht versus machtspolitiek
pag. 22
Studiedag sociale verdediging
pag. 25
' P.Krug
Ideologie versus economie: . de Oost- West verhouding in een nieuw licht
pag. 27
J. van der Velde Commentaar op: "Hoe kan een derde wereldoorlog ontstaan?"
pag. 29
JASON - magazine Twe emaandelijkse uitgave van de Stichting Jong Atlantisch Samenwerkingsorgaan Nederland
Secretariaat: Redactie JASOII!- magazlne
Van Stolkweg 10, Den Haag Telefoon : 070-54.27. 03 Ban krek .nr.: 45.66.55.546 , AMRO-bank Scheven ingen Girorekening nr.: 3.56. 10.25
Hoofd redacteur
: d rs. G.W.F. Vigeveno
Eindredacteur Redactieleden
: M.W. Leijendekker : drs. K.A. Nederlof drs. Marianne I. SpangenbergCarller drs. J.Th. Hoekema drs. G.K. Timmerman mr G .1P de Vries
Tekeningen
: F. Jork
Redactie-adre. JAS ON-magazine: Van Stolkweg 10, Den Haag Telefoon : 070-54.27.04 of 071- 13.24.39 Voor abonnementen e.d. wende men zich tot het secretariaat. Abonnement.prljzen: Per jaar f 15.- (tot 20 jaar f 10.-) Ad herent van de Stichting JASON min . f 10.- (tot 20 jaar f 5,-) Ad herenten krijgen buiten het blad regelmatig publi ca ties van de Stichting toegestuurd. Men wordt verzocht het verschuld ig de bedrag eigener beweging over te maken op de bank- of girorekening van de Stichting. tenzij men na ontvangst van een factuur wenst te voldoen .
H et volgende nummer . . . gaat over de DDR als nieuw samenlevingsmodel. De meest kenmerkende trekken van het Oostduitse systeem zullen de revue passeren : de opvoeding en de rol van de staat daarin, de beroepskeuze, de cultuur, de sociale politiek, de positie van de vrouw, de verhouding met de Sovjet Unie enz. De problematiek zal ook in historisch perspectief worden geplaatst door aandacht te schenken aan het ontstaan van de DDR na de Tweede Wereldoorlog.
Advertentie.: Ad vertentietarieven worden U gaarne verstrekt door de penn ingmeester van de Stichting .
Bijdragen voorjASON : De redactie stelt bijdragen (in de vorm van artikelen of commentaren op verschenen artikelen) van lezers zeer op prijs. Wanneer deze binnen het thema voor het betreffende nummer vallen of langer zijn dan g pagina's A4 (regelafstand 11/,1, wordt U verzocht ruim voor de sluitingsdatum van de kopij cOntact op te nemen met de redactie.
De in dit blad uitgesproken meningen blijven geheel en al voor rekening van de betrokken auteur.
Dagelijk. Be.tuur Voorzitter Vice-voorzitter Secretaris Penningmeester Hoofdred. JASON-magazine Leden
: W.H.A.M . van den Mu ijsenbergh : M. Schutter : Marianne T. van der Meulen : mr. L. Narralna : drs. G.W.F. Vigeveno : F.Z.R. WiJchers Jacquellne Tammenoms Bakker I
Algemeen Be.tuur
Read van Advie.
dr. W.F. van Eekelen (voorz.) drs. J.W. Baud H.J.M. Aben H. de Bont(SIB) mr. Th. Bot H. GabriĂŤls mevr. dr. A.M.e .Th. van Heel drs. J.Th . Hoekema Kasteel drs. A,F. van Leeuwen e .c . van den Heuvel drs. K.A. Nederlof A.D. Praanlng dr. L.G.M. Jaquet drs. E.J . van Vloten d rs. M. Roemers drs. C.C. Sanders drs. Marianne I. Spangen berg- . CarIIer Marice Voskens dr. J.l.K.F. de Vries Leden van het Dagelijks Bestuur zijn tevens leden van het Algemeen Bestuur
Beurs voor een reis door Duitsland. De Heinz-Schwarzkopf-Stiftung Junges Europa stelt een beurs beschikbaar voor een Nederlandse jongere tussen de 18 en 25 jaar. De beurs moet gebruikt worden om, alleen, een minstens vier weken durende reis door Duitsland te ondernemen, in de zomer. Deze reis moet in het teken staan van een zelf te kiezen thema; na afloop moet hierover een verslag worden geschreven. Nadere informatie is te verkrijgen bij de redactie van JASON of bij genoemde Stichting, Rissener Landstrasse 195, 2000 Hamburg 56.
Redactioneel Op 29 oktober hield jASON zijn ge nationale conferentie. Na "Noord Zuid dialoog: bedreiging ofstimuIans voor de Atlantische samenwerking?" en "Hoe zien wij Oost¡ Euro¡
Dit nummer is in feite nog aan een 2e thema gewijd, name-
lijk sociale verdediging. prof. Sharp geeft een boeiend overzicht van de mogelijkheden die deze weinig onderzoch-
pa?" was ditmaal als thema gekozen "Gewapende inter -
te alternatieve verdedigingsvorm biedt. Uit een verslag van
ventie: verplicht, toegestaan of ontoelaatbaar?". Er waren welgeteld 176 deelnemers. De Zittingzaal van de Tweede Kamer was dan ook aanzienlijk beter gevuld dan meestal het geval is.
de conferentie van de Stichting Volk en Verdediging over sociale verdediging blijkt dat ook hierover de meningen zeer verdeeld zijn . Is sociale verdediging een aanvulling op of een vervanging van militaire verdediging?; kan men so-
Ochtends werd geluisterd naar voordrachten van dr. Van
ciale verdediging plannen en voorbereiden op dezelfde
Eekelen, drs. Leurdijk, prof. Tudyka en dr. jaquet. De
wijze als militaire defensie?; dit zijn enkele van de vragen waarover de meningen sterk uiteenlopen.
'5
sprekers benaderden het thema vooral vanuit een volken-
rechtelijke en/of politiek-wetenschappelijke hoek. Zij plaatsten het thema in de bredere context van het internationale systeem en bespraken, naast gewapende interventie, ook vele andere interventievonnen. Het valt allemaal te
lezen in de hiernavolgende bladzijden, deels in extenso,
• De redactie stelt reacties van haar lezers op verschenen
deels samengevat. Na de lunch werd de discussie in kleine
artikelen altijd op prijs. Deze keer een commentaar van drs. Van der Velde op het artikel "Hoe kan een derde
groepjes voortgezet. Vervolgens konden de ochtendsprekers, versterkt door prof. Kalshoven, in plenaire zitting de
wereldoorlog omstaan" van schrijver dezes, waarin het falende crisisbeheersingsbeleid van de regeringsleiders in
vragen beantwoorden die vanuit de werkgroepen waren
1914 nog eens onder de loep wordt genomen.
gerezen.
Tenslotte bevat dit nummer een artikel van P. Krug over de spanning tussen de ideologische en economische di mensie van de Oost-West verhouding.
Het was een dag van intensieve discussie -
de omgeving
waardig. Een eenduidig antwoord op de vraag of interventie nu verplicht, toegestaan of o ntoelaatbaar is kwam er, zoals verwacht, niet uit ; wel een veelheid aan visies en een dieper inzicht in de mechanismen van het verschijnsel interventie.
e.v. De panelleden 's middags, v. i.n.r Jprof. Kalshoven. R. Pnaning voorzitter
dr jaquel en drs Leurdijk..
Drs. Leurdijk
" 80% van de interventies het resultaat van afhankelijkheidsrelaties"
Sinds 1945 is gewapende interventie de voornaamste vorm van internationaal conflict geweest. Interventie in zijn breedste betekenis is te definiëren als buitenlandse inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van staten. In de dagelijkse praktijk komt buitenlandse interventie in binnenlandse aangelegenheden heel vaak voor, maar in principe is het verboden. Interventie heeft meestal een moreel en juridisch afkeurenswaardige inhoud en het beginsel van non-inteJVentie is een van de grondslagen van het systeem van internationale betrekkingen dat we kennen . Non-interventie berust op de grondgedachte d.at staten souverein en autonoom zijn, d.w.z. souverein over het grondgebied waarover ze beschikken en autonoom bij het vaststellen van hun beleid, binnenlands en buitenlands. Geen staat aanvaardt boven zich een hoger gezagsorgaan. We kunnen ook constateren dat de begrippen souvereiniteit en autonomie in de huidige wereld eigenlijk geen betekenis meer hebben. De kenmerken van de huidige wereld-situatie zijn interdependentie en ongelijkheid in macht van de staten. Grote staten zijn meer autonoom en souverein dan kleine staten. De staten van deze wereld vormen een hiërarchie met de VS en de SU aan de top (zelfs van deze staten kan men zich afvragen in hoeverre ze autonoom en souverein zijn) en een grote groep van praktisch betekenisloze staten onderaan. Het principe van non-interventie is in feite alleen toepas-
2
baar in een wereld waar staten niet interdependent zijn, waarin elke staat als het ware een in zichzelf besloten eenheid vormt en alle staten even machtig en gelijk zijn. Aan deze voorwaarden wordt echter niet voldaan. Over het algemeen zijn staten wel bereid zich te voegen naar de interdependentie en de machtshiërarchie. Het is moeilijk te spreken van het beginsel van niet-inmenging als we kijken naar belangrijke aspecten van de internationale politiek zoals ontwikkelingshulp, de internationale wapenhandel, het hele netwerk van finandele en economische relaties. Op internationaal niveau worden allerlei besluiten genomen die eisen stellen aan de wijze waarop staten binnenslands hun beleid voeren . Wij geven ontwikkelingshulp aan landen waarbij we de eis stellen dat deze hulp primair aan de allerarmsten ten goede zal moeten komen. We leveren wapens aan regimes waarvan we weten dat ze gebruikt zullen worden om intern verzet te onderdrukken. Wij geven steun aan landen die in een moeilijke economische en financiële positie verkeren op voorwaarde dat ze intern allerlei maatregelen zullen treffen. Van souvereiniteit en autonomie is dan ook geen sprake en in deze zin te spreken over non-interventie is zinloos. Staten zijn bereid hun interdependentie te erkennen.
Nationale staten Het beginsel van non-interventie kan ook op een ander
gegeven gebaseerd worden. De mensen hebben zich opge-
In de tweede plaats is het vaak moeilijk de impliciete be-
deeld in nationale staten voor doeleinden van politieke organisatie. Het hele internationale systeem bestaat in essentie uit nationale staten. Een verschijnsel dat betrekke-
moeiing van staten met de interne politieke structuur van een staat te herkennen, omdat vele internationale hande-
lijk recent is. Nederland is al een tamelijk oude staat, maar
regiem. Een voorbeeld: allianties worden meestal gesloten omdat men zich verenigen wil tegen een gemeenschappelijke externe bedreiging; maar een staat die een alliantie heeft gesloten met een andere staat zal niet bereid zijn zomaar interne subversie van het politiek systeem van zijn bondgenoot te aanvaarden, al is er alléén steun toegezegd in geval van een externe aanval. Allianties zijn over het algemeen mechanismen waaruit impliciet een versterking van het bestaande regiem voort-
meer dan de helft van de staten die we nu kennen, is ont-
staan na 1945, in de vloedgolf van dekolonisatie. Voor ons is deelname aan het politieke proces als burgers van de staat vanzelfsprekend. Wij hebben deze ervaring al in onszelf opgenomen, maar voor de meeste mensen in deze we-
reld is de ervaring zeeT recent. Er zijn naast de staal ook andere facloren in het systeem van internationale betrekkingen zoals multinationale on-
lingen ook expliciet zijn gericht op het handhaven van een
dernemingen, bevrijdingsbewegingen, organisaties als Amnesty International en het Rode Kruis die ook meespelen in het ingewikkelde patroon der internationale betrekkingen. Dit doet echter niet af aan het feit dat wij in dat politieke proces primair als burgers van de staat meespe-
vloeit. Ik ben er dan ook van overtuigd dat veel allianties door overheden zijn gesloten met de expliciete bedoeling
len. Staten zijn nu eenmaal de dominante vorm van politieke organisatie in het hele internationaal systeem. Dit betekent ook dat de burgers van de staat in principe in vrijheid moeten kunnen bepalen hoe zij hun staat inrichten. Zolang staten de dominante politieke organisatievorm van
wikkelingshulp op een berperkt aantal landen. Concentratie geschiedt natuurlijk niet zomaar. Voor een belangrijk
de mens blijven, is het relevant uit te gaan van het beginsel van non-interventie. Dit was bijvoorbeeld vóór 1945 niet het geval, toen grote groepen mensen onderworpen warer:t
aan een koloniaal bewind. Voor hen was de belangrijkste politieke organisatie niet de staat - want die hadden ze nog niet -
maar het koloniale systeem waaronder ze leef-
den. Ook nu kan men eigenlijk nog stellen dat in veel staten van deze wereld het idee dat ·de burgers op autonome wijze hun interne politieke organisatie bepalen, geen realiteit is. Veel kleine staten zijn voor hun binnenlandse
structuur afhankelijk van externe mogelijkheden. Zo zijn er in de geschiedenis van Oost-Europa na 1945 lange perioden dat in Moskou werd bepaald wie de Premier van bijvoorbeeld Hongarije zou zijn; nog afgezien van het feit dat men in Moskou ook voor een belangrijk deel het beleid bepaalde. Hetzelfde geldt voor Latijns- en Midden-Amerika, waar de Amerikaanse ambassadeur vaak bemiddelde bij de samenstelling van de regering en het te voeren
beleid.
Non-interventiebeginsel niet te handhaven Het beginsel van non-interventie kan men dus in principe baseren op de veronderstelling dat staten autonoom moeten zijn in het vaststellen van een interne politieke situatie: democratie, dictatuur, blank-zwart ete. De praktijk is evenwel anders. We zien op allerlei manieren buitenlandse
mogendheden zich bezighouden met de politieke gezagsstructuur van andere staten. Een van de meest evidente vormen daarvan is gewapende interventie. Heel vaak zijn
de wijzen waarop een buitenlandse mogendheid zich met de interne politieke structuur van een land bemoeit, niet
als zodanig herkenbaar. Dat gebeurt op de eerste plaats al omdat het onderhouden van betrekkingen met een land vaak bij implicatie betekent: steun aan het regiem. Het voeren van handel, wapenverkopen enz. betekenen vaak
impliciet een bevoordeling van het regiem dat aan het bewind is, omdat dit regiem de externe hulpbronnen kan aanwenden voor de continuering van haar bestaan. Ik wil niet zeggen dat elke regering dit doet, maar het normale systeem van internationale betrekkingen houdt in dat regeringen hun externe contacten kunnen gebruiken om hun interne gezagspositie te onderbouwen.
om vanuit het buitenland steun te krijgen voor het poli-
tieke bewind in dat land. Een ander voorbeeld: veel landen concentreren hun ont-
deel kan men concentratie van bijvoorbeeld Amerikaanse
hulpverlening op landen die liggen aan de periferie van het Russisch-Chinese rijk, herleiden tot de wens van de VS, de bestaande regimes in die landen te steunen. Ontwikke-
lingshulp is prachtig maar we moeten ons wel bewust zijn van de achterliggende bedoeling. Een derde versluierde vorm van pressie van buitenaf op de wijze waarop een land zich intern organiseert, zijn de eisen die de internationale gemeenschap in toenemende mate stelt aan de kwaliteit van het politieke bestuur van een
land . Wij eisen bijvoorbeeld dat een bepaald land de mensenrechten eerbiedigt, en dan ga je je bemoeien met bin-
nenlandse aangelegenheden van een land. Ik wil niet zeggen dat dit een kwalijke of goede zaak is, ik constateer gewoon dat als je eisen stelt ten aanzien van mensenrechten
je al bezig bent met buitenlandse beinvloeding van de binnenlandse politieke gezagsstructuur van een land. Hetzelf-
de geldt bijvoorbeeld voor de verwerping van discriminatie in Zuid-Afrika en Rhodesië. Als men ervan uitgaat dat staten vrij zijn in hun politieke organisatie, dan moet men ook erkennen dat de internationale gemeenschap de beeindiging van de rassendiscriminatie in Zuid-Afrika eist, tenYijl een ieder weet dat de politieke structuur van dat land in essentie gebaseerd is op het onderscheid tussen blank en zwart. Zodra men van buitenaf eisen gaat stellen aan de nationale gezagsstructuur, overtreedt men het beginsel van non-interventie. Naast de mensenrechten en de rassendiscriminatie stelt de internationale gemeenschap van oudsher ook eisen aan de bescherming van minderheidsgroepen. In vele staten leven minderheidsgroepen die autonoom zouden willen zijn of zich bij een andere staat aan zouden willen sluiten. De meeste staten in deze wereld zijn heterogeen van samenstel-
ling. Neem bijvoorbeeld Afrika waar de grenzen gewoon het resultaat zijn van de koloniale gezagsverhoudingen van de 1ge eeuw, maar niets te maken hebben met stamver-
band. Door de hele 1ge eeuw heen zijn al eisen gesteld ter bescherming van etnische en andere minderheden en zijn
staten opgetreden - ook gewapenderhand - om als de eisen niet werden ingewilligd deze af te dwingen. Het bekendste voorbeeld in de 1ge eeuw zijn de acties die door Rusland, maar ook wel door andere Europese staten zijn ondernomen om ervoor te zorgen dat christelijke mincler-
3
heirlsgroepen in het Turkse rijk op een behoorÎijke manier werden behandeld. De belangrijkste oorzaak waardoor het beginsel van noninterventie, ook ten aanzien van de interne politieke structuren, niet kan worden gehandhaafd is het feit dat het in de meeste staten van deze wereld eigenlijk maar een rommeltje is. Er zijn weinig staten waar de regering op een zo ordentelijke wijze wordt gekozen als in Nederland. Dat aanral is op de vingers van vier handen te tellen. In de overige staten is de interne politieke structuur voortdurend onderwerp van twist, die niet door middel van de stembus wordt beslist, maar door middel van allerhand gewapende strijd. Burgeroorlogen in bijvoorbeeld Iran, Rhodesië, Angola, Guatemala, Cuba etc. Er is praktisch geen staat in deze wereld buiten Europa die vrij is van spanningen tussen bevolkingsgroepen over de wijze waarop het politieke gezag zal worden ingericht. · Mijn taak is dan ook niet zozeer een antwoord te geven op de vraag: "is gewapende interventie al dan niet geoorloofd ?" wam ik zie gewoon dat het overal, de hele geschiedenis door, gebeurt en ik wil me afvragen: welke staten interveniëren en waarom.
45 gewapende interventies Buitenlandse inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van een land is een structureel gegeven. Het doet zich in elk systeem van internationale betrekkingen voor dat we in deze wereld gekend hebben. Gewapende interventie is de meest evidente vorm waarin die externe inmenging in binnenlandse aangelegenheden zich voordoet. Ik wil niet zeggen dat gewapende interventie schering en inslag is, want er is voor een staat nogal wat nodig om te besluiten zijn legereenheden te sturen naar een ander land teneinde aan een daar heersend (politiek) conflict deel te nemen. Er zijn allerlei andere manieren om invloed uit te oefenen. Bijvoorbeeld door bemiddeling aan te bieden, zoals de VS recentelijk in Nicaragua hebben gedaan. Men kan wapens leveren aan een van beide partijen of humanitair~ hulp verlenen of voeding sturen. Dat staten met hun eigen leger tussenbeide komen, gebeurt niet al te vaak. Ik heb vanaf 1815 45 gevallen kunnen identificeren waarin staten zich op deze wijze hebben gemengd in de binnenlandse politiek van een ander land. Hoewel intell'entie een gegeven is van de wijze waarop staten met elkaar omgaan, is het dus ook weer niet zo dat al te gemakkelijk met militaire· middelen wordt geïntervenieerd. Wat leren ons die 45 interventies sinds 1815? De verdeling in tijd en plaats laat drie groeperingen van interventies zien: in de eerste plaats in Europa tussen 1815 en 1850, de periode na Napoleon. De belangrijkste conflicten in deze periode vloeiden voort uit de tegenstelling tussen het absolute monarchale gezag en de eisen die werden gesteld in naam van liberalisme en nationalisme. Tussen 1815 en 1850 vonden 16 interventies plaats . Een tweede groep intervemies doet zich voor tussen 1900 en 1935. Dit zijn allemaal intervemies door de VS in Latijns-Amerikaanse, m .n. Caraïbische staten. Vanaf 1898 gingen de VS meedoen aan de internationale politiek en als een land de status van grote mogendheid wil verwerven dan begint het met de staten rond zijn eigen grondgebied 4
een beetje onder controle te brengen. In die periode vonden ongeveer 17 Amerikaanse interventies plaats, die erop gericht waren m.n. de staten van Midden-Amerika een beetje in de Amerikaanse pas te laten lopen. Een derde cluster van interventies ontstaat vanaf 1945. Die interventies kenmerken zich door het feit dat ze over het gehele internationale systeem zijn gespreid. Interventies doen zich voor in Europa, Latijns-Amerika, Amerika, Afrika en Azië. Er is geen gebied meer in deze wereld dat vrij is van interventie.
Wie intervenieert? Niet alle staten interveniëren. Nederland heeft bijvoorbeeld in mijn uitleg van interventie nooit geïntervenieerd. We hebben weleens een koloniale oorlog gevoerd, maar dat zijn andere zaken. Interventie is typisch een vorm van oorlogvoering die plaats vindt tussen een grote mogendheid en een kleine staat. Dit valt ook logischerwijze te verklaren. Als binnen een grote mogendheid een conflict uitbreekt, zal de steun van een kleine staat aan een van beide partijen in het conflict geen zoden aan de dijk zetten. Breekt echter binnen een kleine staat een conflict uit, dan zal de hulp van een grote staat aan een van beide groepen vaak beslissend zijn. Zo is het vele malen verlopen. Interventie vloeit voon uit de ongelijke machtsverhoudingen in het internationaal systeem, en zolang die ongelijkheid niet is opgeheven zal interventie blijven voorkomen. Het is echter niet alléén een uitvloeisel van de ongelijke machtsverhoudingen. Opmerkelijk is dat het in feite de grote mogendheden zijn geweest die voortdurend hebben geïntervenieerd. Duitsland heeft bijvoorbeeld alleen maar geïntervenieerd in de periode dat het een grote mogendheid was : in Finland in 1918 en in Spanje tussen 1936 en 1939. De VS hebben nooit geïntervenieerd- in de termen van mijn definitie voordat ze een grote mogendheid waren, voor 1898. Ik heb het idee dat het vermogen tot interventie heel sterk samenhangt, althans in de historische ontwikkeling vanaf 1815, met de status van een land als grote mogendheid. Een derde aspect dat ik nog wil noemen is dat intervemies in de loop van de ontwikkeling sinds 1815 steeds omvangrijker zijn geworden, steeds langer duurden en steeds meer manschappen vergden. Zie bijvoorbeeld de Amerikaanse interventie in Vietnam. De prijs van interventie is aanmerkelijk gestegen.
Globaal verschijnsel Interventie is sinds WO 11 de belangrijkste vorm van internationaal conflict. Heel opmerkelijk is dat zich geen groot conflict tussen de VS en de SU heeft voorgedaan en slechts enkele kleine oorlogen tussen andere staten: India-Pakistan, Arabische landen-lsrael, Ecuador-Guatemala. Maar daar houdt het dan mee op. Grote interstatelijke conflicten zijn sinds WO 11 niet meer voorgekomen. De belangrijkste conflictvorm is gewapende intervemie geweest : de SU in Hongarije (1956) en Tsjecho-Slowakije (1968), de VS in Cuba (1962), de Dominicaanse Republiek (1965) en Vietnam, Turkije in Cyprus ( 1974), Syrië in Libanon etc. Opmerkelijk is dat interventies een globaal verschijnselzijn geworden. Ze doen zich voor over het hele internationale
systeem. Interventies zijn ook na 1945 nog steeds een typisch gedragsaspect van een grote mogendheid, maar Sleed, meer gaan kleine mogendheden zelfstandig interveniëren; bijvoorbeeld Noord- Vietnam in Zuid- Vietnam, Turkije op Cyprus, Egypte van 1962-1967 in Jemen. Bovendien gaan kleine staten veel meer optreden als handlangen van grote mogendheden. Zo namen de DDR, Polen, Hongarije en Bulgarije deel aan de Russische interventie in Tsjecho-Slowakije. Bij hun interventie in de Dominicaanse Republiek hebben de VS geprobeerd de OAS voor hun wagen~e te spannen, hetgeen hun ook gelukt is. Australie, Nieuw Zeeland, de Filippijnen, Zuid-Korea en nog een aantal hielpen de VS in Vietnam. Men kan dan ook concluderen dat interventies steeds meer gecollectiveerd worden.
Afhankelijkheidsrelatie De meeste interventies vinden plaats in het kader van relaties tussen staten die als het ware al geconditioneerd zijn voor interventie. Waarom interveniëren de Russen in Hongarije en Tsjecho-Slowakije: omdat ze dan al jaren bezig zijn geweest. De relaties tussen staten kristalliseren zich in min of meer permanente vormen van afhankelijkheid. Naar mijn idee is ongeveer 8096 van de interventies vanaf 1815 te verklaren als het resultaat van dergelijke afhankelijkheidsrelaties.
Buda~t
Er zijn maar weinig interventies die men kan interpreteren als een poging het patroon van internationale verhoudingen te veranderen. Een voorbeeld van een dergelijke interventie, die ik imperiale interventie zou willen noemen, is de interventie van Ita lië en Duitsland in Spanje ([936-39). Spanje had vóór 1936 met geen van beide landen een afhankelijk.heidsrelatie. Een ander voorbeeld van een imperiale interventie is de exercitie die de Fransen in 1860 hebben uitgevoerd in Mexico. Voor 1860 hadden de Fransen daar niets te vertellen, maar de toenmalige Franse keizer wilde een imperium opbouwen en het katholicisme een push geven en zag in een politiek conflict in Mexico een mooie aanleiding die doeleinden te verwezenlijken. Gewapende interventie zou niet moeten voorkomen, maar wie zijn wij da t wij over de toelaatbaarheid of ontoelaatbaarheid van interventie kunnen oordelen. Waar het primair om dient te gaan is te begrijpen, vast te stellen, waarom interventie plaatsvond . Ors JH. Leurdijk Dl hur LeurdlJA doctn-l politicologit aan dl CU ArnJterdam. Hij iJ btûg met un proeftehrifl ovn-l1IltTVt'11lie.
1956: een poging om zich va n een bepaalde afllankelijkheidsrdatie los te maken lokt juist interventie uit .
5
Staatssecretaris Van Eekelen
((Q,uasi-volkenrechtelijke interpretaties openen weg naar gewapende interventie"
Hel thema: gewapende inteIVentie ... verplicht, toegestaan of ontoelaatbaar? kan aanleiding zijn tot vragen op internationaal-politiek, volkenrechtelijk en ethisch gebied. InteIVentie kan in internationale context op verschiltende manieren worden gedefinieerd. Politicologisch bijvoorbeeld als: elke extern geĂŻnitieerde handeling, van een land of groep landen, gericht op de handhaving of de verandering van de structuur van het politieke gezag in een ander land. Juridisch als: gedrag van een. land, dat een inbreuk maakt op de soevereiniteit van een ander land. Verschillende vonnen van interventie kunnen worden onderscheiden; gewapende, politieke en economische inteIVenue.
Bij de vraag of gewapende interventie verplicht, toegestaan of ontoelaatbaar is denk ik in eerste aanleg aan volkenrechtelijke regels inzake het gebruik van geweld, het ius ad bellum, het recht tot geweldgebruik, wel te onderscheiden van het ius in bello, het oorlogsrecht, het recht tijdens gewapende conflicten.
Handvest Verenigde Naties Ten aanzien van het ius ad bellum stelt het Handvest der Verenigde Naties in artikel 2 lid 4 het volgende : "Alle leden tullen in hun internationale betre;';'ingen zich onthouden van bedreiging met of gebrui;' van geweld tegen de territoriale
•
integriteit of politie;'e onafhan;'elijkheid van enige ,taai of op enige andere wijze, die onverenigbaar i.t met de doeleinden van de Verenigde Naties. n Het Handvest kent in dit algemene verbod twee uitzonderingen : de individuele of collectieve zelfverdediging in artikel 51 en de gewapende actie op last van de Veiligheidsraad in artikel 42 . Het tamelijk absolute geweldverbod in het Handvest moet uiteraard in samenhang gezien worden met de in theorie vrij vergaande bevoegdheden van de Veiligheidsraad om met vreedzame en niet vreedzame dwangmaatregelen regulerend op te treden in het internationale leven. Die bevoegdheden staan omschreven in Hoofdstuk VII van het Handvest. Achterliggende gedachte was het gebruik van geweld zoveel mogelijk uit handen van de nationale staten te nemen en voor te behouden aan een internationaal lichaam met supranationale trekken. Dit systeem zou wellicht goed hebben kunnen werken, als niet al vlug aan het eind der jaren veertig en in de jaren vijftig een verharding in de verhoudingen tussen Oost en West ontstaan was. In de Veiligheidsraad hebben de permanente leden China, Frankrijk, de Sowjet-Unie, Engeland en de Verenigde Staten vetorecht .
Door de groeiende politieke tegenstellingen werden de Verenigde Naties, in het bijzonder de Veiligheidsraad, niet het wereld-beheersorgaan, dat men er in 1945 van had gehoopt; de Veiligheidsraad, die krachtens het Handvest de primaire verantwoordelijkheid heeft voor Vrede en Veiligheid, kan slechts functioneren als de grote vijf het onderling eens zijn.
Politisering van het Volkenrecht
regels op dit gebied en het [nternationaal Gerechtshof krijgt zelden de kans uitspraken hieromtrent te doen; het hof wordt daartoe zelden geroepen.
Geweldsverbod niet effectief AI de genoemde factoren hebben ertoe bijgedragen dat het geweldsverbod in het Handvest tot nu toe niet erg effectief is geweest. Dat tot nu toe niet ten derde male oorlog op wereldschaal is uitgebroken, is meer te danken aan het
[n de wereld na 1945 hebben wij honderden conflicten en
internationaal machtsevenwicht, uiteindelijk. berustend op
gewapende interventies gezien, waarvoor volkenrechtelijk
de nucleaire macht van de grote mogendheden, dan op het geweldsverbod. De twee supermogendheden leggen zich in hun onderlinge relatie duidelijk beperkingen op teneinde
gesproken door de partijen vrijwel altijd een min of meer geldige reden aangevoerd kon worden. Als juridische gronden voor gewapend optreden zijn wel genoemd : het medeverdedigen van een bondgenoot en molestering van eigen burgers in een ander land in situaties van anarchie of direct gevaar, interventie op grond van humanitaire over-
wegingen of om zelfbeschikkingsrecht van volken veilig te stellen. Volkenrechtelijke begrippen, aI. in het Handvest der Verenigde Naties genoemd, zijn helaas niet altijd helder gedefinieerd omdat zij de uitkomst van een onderhandelingsproces zijn. De interpretatie verschilt tussen Oost en West
en tussen Noord en Zuid. [n de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn de laatste jaren verschillende resoluties aangenomen, die deze begrippen nader definiĂŞren. Deze nadere defini~ring is lang niet altijd in overeenstemming met de mening van alle lidstaten. Resoluties van
de Algemene Vergadering zijn slechts aanbevelingen en zijn niet bindend; op zijn hoogst leggen zij de voorstemmers een morele plicht op lich in voorkomend geval daadwerkelijk aan hun stem te houden. Voor lidstaten die zich van stemming onthouden hebben of tegengestemd
acute conflictsituaties te vermijden. Wel zijn er k.leine en
middelgrote oorlogen gevoerd, en bestaat er daarom een zekere ontevredenheid over het functioneren van de in het
Handvest genoemde mogelijkheden tot vreedzame geschillenbeslechting en optreden van de Veiligheidsraad. Natuurlijk, de Verenigde Naties zijn enkele keren opgetreden of zij hebben gefungeerd als buffer tussen vijandige landen zoals in Korea, Congo, Cyprus en in het Midden -
Oosten . Nu gaan zij waarschijnlijk een taak in Namibie vervullen. Het belang van het optreden van de verschillende secretarissen -generaal moet eveneens genoemd worden. Toch is men in de Verenigde Naties zelf enigszins ontevreden over de toch te geringe invloed die men als wereld-
organisatie op het gehied van geschillenbeslechting en regulering van geweld kan doen gelden. Een belangrijke functie bij de beteugeling van het gehruik van geweld heeft de Verenigde Naties anderzijds wel gehad . Dat betreft in de eerste plaats de grote aandacht die wordt gegeven aan onderhandelingen over ontwapening
hebben geldt dat ook niet. Toch is de internationale praktijk dat landen zich bij hun handelwijze op dergelijke reso-
en wapenbeheersing. Nu de grote mogendheden reeds vele
luties beroepen, vooral als deze resoluties met grote meer-
jaren in rechtstreekse onderhandelingen zijn betrok.ken, is
derheid aangenomen zijn. Dit heeft er toe geleid. dat er al een aantal quasi-volkenrechtelijke interpretaties van begrippen uit het Handvest i•• waarop men zich. dikwijls met .ucce.. in de internationale politiek kan beroepen bij
de brugfunctie van de VN niet meer zo belangrijk als vroeger. Toch bieden de VN-lichamen de mogelijkheid van internationale druk op de onderhandelaars van VS en SU. Of beide landen daar even gevoelig voor zijn blijft echter twijfelachtig.
lwakk~ vormen van gewapende interventie, zoals het sturen van wapens en vrijwilligers, het trainen van opstandelingen
en het fungeren als thuisbasis voor guerrilla-troepen. Dergelijke resoluties van de Algemene Vergadering worden wel "permissive resolutions" genoemd. Enkele hiervan openen de weg naar gewapende interventie.
De grote mogendheden hebben, mede gestimuleerd door de Verenigde Naties zelf, reeds vergaande voorzorgen genomen dat hun nucleaire wapens niet door technische misrekening of menselijke fouten in werking kunnen wor-
den gesteld ; verbindingen tussen elkaar tot stand gebracht Er is nog een reden waarom er in de internationale rechtsregels. die betrekkingen tussen staten regelen, een zekere spanning zit. Enerzijds gaat het Handvest uit van de soeve-
om in crisissituaties eerst met elkaar in contact te treden alvorens eenzijdig acties te ondernemen; zich beperkingen
reiniteit van de lidstaten, anderzijds erkent het het recht op zelfbeschikking van etnische groepen en volken. Het is
lingen om verdere spreiding van nucleaire wapens tegen te gaan.
opgelegd in hun machtswedijver en meegewerkt aan rege-
eens uitgedrukt als : een wereld met een .slalrnsysteem en
een volAtrmrecht. Wat dat betreft maakt de radio vaak de fout te spreken over de VN als de volkerenorganisatie. want dat is zij dus bepaald niet. Maar dat is nog een erfenis van zijn voorganger de Volkenbond. Bij onrust of rebellie in een land kan daarom de partij, die de wettige regering op haar verzoek of op grond van enig verdrag steunt, ten rechte stellen zich aan volkenrechtelijke
regels te houden. Een partij die de opstandige groep steunt, kan zich bijvoorbeeld beroepen op een van de
In een aantal gevallen hebben de Verenigde Naties crisissituaties waar de grote mogendheden indirect bij betrokken waren , kunnen bezweren en zo ernstige botsingen
kunnen voorkomen. [n zekere zin hebben zij gefungeerd als matigende factor bij fricties tussen de machtsblokken en daarbij tevens de invloedssferen van de blokken bevestigd. Op deze wijze heeft de organisatie wel bijgedragen tot beperking en regulering van geweldgebruik. Toch bestaat
"pennissive resolutions" of op het zelfbeschillingsrecht
er, tengevolge van de vele gewapende conflicten die zich constant voordoen, onvrede over de mogelijkheden regu-
van volkeren. Er zijn geen eenduidige volkenrechtelijke
lerend op te treden.
Rol van Nederland Onder invloed van onze beroemde volkenrechtsgeleerde Hugo de Groot heeft ons land door de eeuwen heen het principe van non-interventie aangehangen. Ten aanzien van gewapend optreden vond De Groot dit slechts volkenrechtelijk aanvaardbaar - de bellum justurn, de gerechtvaardigde oorlog - als deze rechtsherstel ten doel had óf - en vooral - de bestraffing van door staten gepleegde misdrijven. Tot het begin van deze eeuw stond het volkenrecht echter individuele staten veel toe. In deze eeuw is het besef gegroeid dat bepaalde misstanden, die een rol spelen in de internationale betrekkingen, soms optreden vereisen. Uiteraard kan en mag een land - uitgezonderd in zelfverdediging - dit niet alleen doen. In het Handvest der Verenigde Naties wordt uitdrukkelijk over de taak van de Veiligheidsraad in deze gesproken. Ten aanzien van de rol die ons land kan spelen in de internationale betrekkingen, staat in de memorie van toelichting van Buitenlandse Zaken voor dit begrotingsjaar het volgende:
"Het spreekt vanulf dat de rol die Nederland op internationtUJi gebied kan vervullen, aan beperkingen u gebonden. Veel van hetgeen zich in de wereld afspeelt, moet door oru, hoe ongaarne soms ook, aiJ gegeven worden aanvaard omdat het zich geheel, of grotendeeiJ, aan onu invloed onttrekt. Dit geldt uiteraard in het bijzonder voor processen als die van de betrekkingen tussen de 5upermogendheden en van de verschuivingen in het pa1roon van internationale machtsverhoudingen, met inbegrip van de economuche, technologische en sociale ontwil!ltelingen die in dit verband mede bepalend zijn; het geldt voorts voor het verloop van regionale conjlicten met hun vaak belangri>,e internationale imPlicaties en het geldt veelal ook voor het voortbestaan van errutige mustanden en onrechtvaardigheden op allerlei tmein, waiJ dat van de mensenrechten. Natuurlijk is Nederland bij deu en andere ontwikkelingen en orrutandigheden niet tot PaJsiviteit gedoemd, doch wel zal het doorgaaru, uker bij individueel optreden, maar een geringe greep op de gang van het gebeuren hebben. In het algemeen zal het daarom, om een maximale invloed te hunnen uitoefenen, met andere mogendheden moeten samenwerken. }J
Vaak zal voor gemeenschappelijk optreden de Verenigde Naties het aangewezen verband zijn . Ik citeer nogmaals - als illustratie - uit de memorie van toelichting van Buitenlandse Zaken: "Betrekkelijk weinig aandacht in de publieke opinie kreeg de slagvaardigheid waarmee de Veiligheidsraad - in weerwil van diepgaande meningsverschillen tussen de leden - optrad bij de inut van een VN -vrede;macht in Zuidelijk ·Libanon. In een opvallend snel tempo werden de daartoe noodzakelijke besluiten door de-raad genomen. Aldus gaf de Veiligheidsraad er een· trtfJend voorbeeld van hoe, ondanJc.s politieke tegerutelling, corutructieve en ejJeètieve internationale samenwerlting concreet gestalte Aan Arijgen bij de handhaving van vrede en veiligheid. Ditulfde geldt voor de afkondiging van een verPlicht wapenembargo tegen Zuid-Afrika. Versterking van de slagvaardigheid van de Veiligheidsraad en van het vermogen van de VN om vredesoperaties op touw te utten, moet bevorderd worden. "
nationale betrekkingen. In dit speciale comité hebben zit· ting 35 lidstaten, door de secretaris· generaal aangewezen op basis van een evenwichtige geografische verdeling en de belangrijkste rechtssystemen van de wereld vertegenwoordigend. Ook hierin zijn weer alle verschillende opvattingen over recht en onrecht aanwezig. De tot nu toe in het comité uitgesproken standpunten illustreren dit. Het ü te hopen, dat het comité veel aandacht zal schenken aan de noodzakelijke pendant van het geweldsverbod : het beter functioneren van de instellingen der Verenigde Naties voor het vreedzaam oplossen van geschillen en voor collectief, al dan niet gewapend, optreden. Dit zou in veel gevallen het gebruik van geweld kunnen voorkomen of beperken.
Machtspolitiek versus recht Uit dit korte overzicht blijkt al dat de vraag - gewapende interventie : verplicht, toegestaan of ontoelaatbaar - niet makkelijk is te beantwoorden. Een uitzondering is het geval dat het Handvest der Verenigde Naties expliciet noemt in artikel 42 : "M ocht de Veiligheidsraad van oordeel zijn dat maatregelen aiJ bedoeld in artikel 41 ondoelmatig zouden zijn of dat gebleken u
dat zij' ondoelmatig zijn, dan kan hij optreden met zodanige lucht -, zee- of landstrijdkrachten, als noodzakelijk zal zijn om internationale vrede en veiligheid te handhaven of te herstellen. Zodanig optreden kan omvatten demorutraties, blokkade, en andere operaties met lucht-, ue- of landstrijdkrachten van de leden van de Verenigde Naties." In alle andere gevallen zal het oordeel afhankelijk zijn van het standpunt dat men ten aanzien van de partijen in het conflict heeft, omdat, zoals al gememoreerd, vele volken· rechtelijke begrippen voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. In een wereld, die zo sterk wordt beïnvloed door geschillen van ideologische of economische aard, zullen machtspolitieke overwegingen zich niet dikwijls ondergeschikt laten maken aan juridische overwegingen als deze niet duidelijk door iedereen op dezelfde wijze worden verstaan. Dit laatste is heden ten dage nog het geval. dr. W.F. van Eekelen staatssecretaris van Defensie
Nieuwe VN-commissie Op 19 december 1977 heeft de Algemene Vergadering een resolutie aangenomen, waarin besloten werd een speciaal comité op te richten ter bevordering van de effectiviteit van het beginsel van het niet gebruiken van geweld in de inter-
8
Aandachtig gehoor.
Dr. Jaquet
«In plaats van absoluut verbod, gekwalificeerd recht van interventie" Interventie is, zoals het woord zegt, tussen beide komen door de ene gemeenschap in de interne zaken van een andere gemeenschap. Het verschijnsel is zo oud als de geschiedenis zelf. Vroeger werd in de jungle van de internationale verhoudingen interventie als een natuurlijke zaak beschouwd. Er werd dan ook weinig gemoraliseerd, zoals wij tegenwoordig doen. Dit verariderde met het ontstaan van de moderne "natiestaat" en het daaraan verbonden soevereiniteitsbeginsel. Men ging het toen moreel verwer· pelijk en volkenrechtelijk onrechtmatig achten om van buiten af in andermans zaken in te grijpen. Deze opvatting is op haar beurt weer aan het veranderen en ik geloof dat het niet toevallig is dat dit samenvalt met een wijziging in de opvatting over de nationale staat. S. Hofman komt in zijn artikel "The Nation-State: Obstinate or Obsolete ?" tot de conclusie dat de nationale staat niel uit de tijd is. Wel is de natiestaat aan grote veranderingen en schokken onderhevig, die hun oorzaak vinden in de vele grensoverschrijdende ontwikkelingen waar wij heden ten dage mee worden geconfronteerd. In de eerste plaats zijn er institutionele ontwikkelingen zoals het integratieproces dat een ingrijpen met zich mee brengt in hetgeen daarvoor uitslui(end aan de nationale staat was voorbehouden. Voorts zijn er steeds meer zaken - financiële, econamische, techno. logische - die niet meer bij de nationale grenzen eindigen, maar er juist dwars overheen lopen.
Overgangssituatie Hoewel de natiestaat in zijn absolute soevereiniteitsvorm door de ontwikkelingen achterhaald is, houdt hij nog wel koppig vast aan zijn rechten. De natiestaat verkeert in een overgangsstadium en in zo'n fluïde situatie is het moeilijk om te komen tot alomvattende rechtsregels omtrent de ge· oorloofdheid van interventie. De opvattingen omtrent interventie zijn in beweging. Het absolute verbod op interventie dat ingang vond met het ontstaan van de natiestaat, heeft plaats gemaakt voor een gekwalificeerd recht op interventie. De ambivalentie van de huidige volkenrechtelijke situatie vindt zijn weerslag in het VN.handvest, dat in hoofd,tuk I,
artikel 2 van de absolute soevereiniteit van de lidstaten uit· gaat en interventie onrechtmatig verklaart, maar in hoofd· stuk VII de mogelijkheid opent voor de Veiligheidsraad om in geval van bedreiging van de vrede of openlijk ge· pleegde agressie interventiemaatregelen aan te bevelen.
Vele interventievormen Er is een scala van interventievormen. De minst aanvaard· bare vorm is gewapmde interventie. Aan het andere einde van het scala staat vreedzame interventie als uiting van gemeenschappelijke internationale besluitvorming. Een meerderheidsbesluit in het kader van de EG kan namelijk een interventie betekenen in het nationale leven van de lidstaten. Tussenliggende vormen zijn: steun aan guerrilla's, vijfde colonnes, "war by proxy" culturele subversie en - belangrijke voorbeelden in deze tijd - druk om landen te dwingen de mensenrechten te eerbiedigen of rassendiscriminatie te beêindigen.
Onverdraagzaamheid Iedere interventie, al of niet gerechtvaardigd, herbergt een element van onverdraagzaamheid. Men verdraagt niet dat een situatie anders is dan men wil of dat een systeem anders is dan men goed vindt. Onverdraagzaamheid van de één lokt bovendien onverdraagzaamheid van de ander uit. De in een onvolmaakte wereld zo noodzakelijke com· promissen worden dan onmogelijk gemaakt. Vooral Europa heeft er een handje van om te denken dat alleen degene die denkt en handelt zoals men in West· Europa gewend is, het bij het rechte eind heeft. Er zijn echter ook hele andere politieke en maatschappelijke structuren denkbaar en kennelijk ook nodig, die niet mindtT zijn dan het Westerse systeem en die niet aan druk behoeven te worden onderworpen om in Westerse zin te veranderen. De verabsolutering van de eigen godsdienst of ideologie heeft door de hele geschiedenis heen tot vele slachtoffers geleid. Doordat de 2e WO werd gezien als een strijd tussen democratie en dictatuur, tussen goed en kwaad werd een vroegtijdige beëindiging van het conflict onmogelijk gemaakt. De relatie tussen het doel en de offers die men voor het bereiken van dit doel eist, mag niet verloren gaan.
9
Mensenrechten Alvorens tot interventie over te gaan dient men zich de vraag te stellen welk doel hiennee kan worden bereikt. Zo zal het Westen zich moeten afVragen in welke mate het kan aandringen op eerbiediging van de mensenrechten door de Sovjet-Unie, zonder een andere doelstelling -ontspanning of zelfs vrede - in gevaar te brengen. Acht men de mensenrechten van zo groot belang dat men er desnoods een conflict voor over heeft? Of prefereert men met vuile handen en bloedend hart de schendingen van de mensenrechten te gedogen ten bate van de handhaving van ontspanning en vrede? Kiest men voor dit laatste dan is ook voorzichtigheid met de eigen propaganda geboden. Het was immers mede op grond van Westerse aanmoediging dat de Hongaren in 1956 en de Tsjechen in 1965 poogden een meer liberale weg in te slaan. Terwijl in feite het Westen, gezien de hogere prioriteit van de vrede, er niet over dacht te interveniêren toen de Russen met geweld een einde maakten aan de liberalisatiepogingen.
Prof. Tudyka I
"Gewapende interventie is een relatief marginaal verschijnsel van veel belangrijkere, maar minder spectaculaire en versluierde dominantieverhoudingen binnen het internationale systeem."
Voor een klein land heeft interventie eigenlijk alleen kans op succes als men in groter verband kan opereren. Men moet ook oppassen voor "overdoing" dan wordt men niet meer au sérieux genomen internationaal. Als men voor iedere zaak de vinger opsteekt en actie voert terwijl men weet dat de realisering van de doeleinden geen enkele kans heeft, dan heeft men, op het moment dat men een kans zou hebben bij een ernstiger zaak waarvoor ook medestanders zouden zijn te vinden, zijn krediet verspeeld. Dan wordt er gezegd: daar heb je die Nederlanders weer! dr L.G.M. jaquet De hu r j aquet iJ ondermeer medewerker gewwt bij het NATO Difence College lt Rome en Directeur van het Genootschap voor Internationale ZaÁen in Den Haag.
Het begrip interventie wordt zeer verschillend gebruikt. Degenen, die er belang bij hebben, vatten het veelal in enge zin op, door er slechts gewapende interventie onder te verstaan. Als sociaal-wetenschapper interesseert mij echter niet zozeer het middel, als wel het effect. Is gewapende interventie, zo bezien, niet een betrekkelijk marginaal verschijnsel. dat men moet plaatsen in het kader van een reeks van andere mogelijkheden met eenzelfde uitwerking en eenzelfde effect ? Laat ik deze vraag eerst behandelen en dan de kwestie aan de orde stellen van de legitimiteit of zelfs de noodzakelijkheid van gewapende interventies. Eerst echter een situatieschets en wat begripsbepalingen.
Het internationale politieke systeem
Int'lV"nt;" geslaagd : generaal Von Richthofen, commandant van het Condor Legioen, meldt zijn troepen aan de FOhn=r (6 juni 1959).
10
Interventies vinden plaats binnen het kader van het internationale politieke systeem. Dit systeem is hiërarchisch geordend. Aan de top ervan staan de twee super-mogendheden. In het midden van de hiërarchie figureren de lan-
den met een minder groot interventie-potentieel, bijvoorbeeld als gevolg van hun kleiner B.N.P. of hun geringer militair vermogen. Aan de bodem treft men de armste landen, de ontwikkelingslanden. Men dient dit beeld niet te statisch op te vatten. Sinds de WO [[ hebben zich nogal wat verschuivingen voorgedaan. Bovendien onderhouden sommige landen dusdanig nauwe betrekkingen met landen van een hogere trap op de ladder, dat zij voor een deel "plaatsvervangend ageren" voor die landen: men denke bijvoorbeeld aan Iran v.w.b. het Midden-Oosten, aan Zuid-Afrika v.w.b. een groot deel van Afrika en aan Brazilië v.w.b. Latijns-Amerika. Men kan ook aan Marocco denken, dat ten behoeve van Frankrijk in Zaïre intervenieerde. Er zijn coalities van landen in de wereld te onderkennen, die worden afgepaald door bepaalde conflictlijnen. Deze conflictlijnen laten tegenstellingen zien tussen: I. de kapitalistische metropolen, 2. Oost en West, 3. Noord en Zuid, 4. de socialistische staten en, 5. de ontwikkelingslanden. Bepaalden in de 1ge eeuw interventies van geïndustrialiseerde landen in andere geïndustrialiseerde landen het beeld, tegenwoordig is het aanbod gevarieerder. Een voorbeeld moge dat verduidelijken: in de vorige eeuw vochten Europese landen hun Europese geschillen ook op Afrikaans grondgebied uit (Frankrijk en Engeland); in deze eeuw hebben die Europese landen belangen bij bepaalde ontwikkelingen in Afrika ulf.
Interventie-subjecten en -objecten Wie zijn de interventie-subjecten? Men dient zich hier los te maken van een enge volkenrechtelijke zienswijze. Naast staten kunnen ook transnationale ondernemingen, vakbonden, partijen. kerken of meer in het algemeen maatschappelijke instellingen interventie-subjecten zijn. Wie, wat zijn de interventie-objecten? Dat zijn niet alleen de politieke systemen van landen, maar ook hun sociaaleconomische structuur en verhoudingen of hun buitenlandse betrekkingen.
Militair geweld is voortzetting interventie met andere middelen Er is sprake van interventie, wanneer een interventie-subject invloed uitoefent op een interventie-object. Interventie is dus niet beperkt tot gewapende interventie. Dat laatste is hooguit een intensieve vorm van invloedsuitoefening. Men kan ook economische, culturele, propagandistische, diplomatieke of terroristische interventie bedrijven. Interventie kan de vorm aannemen van een kort, direct optreden, maar ook van een langdurig. indirect optreden, van penetratie, doordringing van het interventie-object door het interventie-subject. Hoe dieper de penetratie, hoe hoger de drempel voor een noodzakelijke gewapende interventie door de dominerende acteur. Als een land een grote invloed heelt op de structuur en de samenleving van een ander land dan is interventie namelijk niet of nauwelijks nodig. Dit komt anders te liggen als bv. door een revolutie zodanige veranderingen plaatsvinden dat de penetratie niet meer de gewenste uitwerking heeft. Chili was bv. dermate sterk gepenetreerd door de VS, dat de inheemse strijdkrachten de gewapende
interventie voor eigen rekening namen. Gewapende interventie is dan een middel om dominantieverhoudingen c.q. afhankelijkheidsverhoudingen te doen voortbestaan. In het geval van de Praagse Lente moest de supertnacht het karweitje zelf opknappen. Het antwoord op de vraag, wanneer gewapende interventie toegestaan of zelfs verplicht is, hangt o.a. af van de positie waarin men verkeert. Zo willen kleine landen het recht van interventie liefst inperken. Niet alleen de grootte van een land, maar ook het soort politieke groepering, waartoe men behoort, kan de houding die men inneemt t.a.v. interventie bepalen: de aanhangers van het toenmalige ZuidVietnamese regime en de bevrijdingsbeweging dachten wel zéér verschillend over de Amerikaanse interventie in hun land.
Het Handvest en resoluties van de VN alsmede de Slotacte van Helsinki perken het recht van interventie in. Aan de andere kant wordt, teneinde bepaalde dominantie/afhankelijkheidsverhoudingen te verdedigen, het recht op interventie weer verruimd. Dit kan geschieden door zowel het interventie-subject als het interventie-object. Het interventierecht wordt op verschillende wijzen ingekleed, bv. door het sluiten van een verdrag waarin interventie wordt toegestaan. Zo hebben de VS en de Bondsrepubliek een verdrag, dat de Amerikaanse regering het recht geeft te interveniëren, als het leven van de in West-Duitsland gelegerde Amerikaanse troepen in gevaar komt. Voorts kunnen humatitaire overwegingen - het voorkomen van gevaren voor de vrede (de VN!) en van schendingen van de mensenrechten - interventie rechtvaardigen. Men kan ook denken aan verplichtingen voortvloeiend uit militaire allianties, aan doctrines (de Monroe-, de Bresnjevdoctrine) en aan inspanningen om het machtsevenwicht te handhaven.
Waar kan men interventies verwachten? De kans op gewapende interventies is het grootst in de Derde Wereld. De arme landen stellen eisen aan hun eigen ontwikkeling die vaak ook gericht zijn tegen het Westen. Zij gaan er steeds meer toe over hun economische belangen d.m .v. coalities, kartels (OPEC) te verdedigen. Dit kan interventies door grote mogendheden uitlokken (Kissinger liet zich eens ontvallen dat de VS militair zouden ingrijpen bij een hernieuwde olieboycot). Ook de rivaliteiten tussen Derde Wereldlanden onderling kunnen in de toekomst tot interventies leiden. Hoe sterker de arme landen zich ontwikkelen, hoe groter de onderlinge concurrentie en daarmee de kans op interventies van het ene ontwikkelingsland in het andere. De toenemende economische vervlechting van de wereld en de geringere rol van de nationale staat zal daarentegen de kans op gewapende interventies doen afnemen. Voor wat betreft Europa het volgende: Het Slotakkoord van Helsinki met zijn erkenning van de status quo in Europa is van belang voor de continuering van de vrede. De kritieken van Westeuropeanen op het mensenrechtenbeleid van Oost· Europa en van Oosteuropeanen op de werkeloosheid in West-Europa, schaden de ontspanning. Beide zijn interventies!
Prof. K. Tudyka proJ TudyAa iJ hoog/traar inlnnationaü btlrtAAingrn aan dt KV Nijmegrn
11
Interventie in Libanon : oorzaak van bloedvergieten of enig redmiddel ? Weinig landen zijn recentelijk het toneel geweest van zoveel
interventies als Libanon. Reeds in 1958 leidde een Moslem opstand tegen het bewind Chamoun tot Amerikaans ingrijpen. Na 1967 raakte het land, dat zich tot dan buiten de Arabisch-Israëlische oorlogen had weten te houden, in toenemende mate betrokken bij de internationale verwikkelingen in het Midden-Oosten. Catalysator van deze ontwikkeling was de sterke Palestijnse aanwezigheid (zo'n 400.000 vluchtelingen). Na hun verdrijving uit Jordanië in 1970 ("Zwane September") gingen de verschillende Palestijnse organisaties Zuid- Libanon als voornaamste uitvalshasis tegen Israël gebruiken. Dit leidde herhaaldelijk tot Israëlische represaillemaatregelen en in maan 1978 zelfs tot de bezetting van de strook beneden de Litanierivier, het zgn. "Fatah-Iand" .
Binnen Libanon vormden de Palestijnen een soort staat in de staat. Hierdoor werd het delicate evenwicht tussen de vele groeperingen waaruit de Libanese samenleving be-
clan-leiders: de Maronieten Chamoun (de ex-president) en Gemayel (leider van de " Falangisten") en Frangié, leider van een Christen-bolwerk in het Noorden en van 1970 tot 1976 president van Libanon . Hiertegenover stond de "Nationale Beweging", een coalitie van linkse partijen onder leiding van de Druus Joumblatt. Deze politieke organisatie vertegenwoordigde de belangen van de Shijetische gemeenschappen (waartoe ook de in Zuid-Libanon gevestigde Dmzen behoren). Joumblatt werd in maart 1977 nabij een Syrische controlepost vermoord . De Nationale Beweging werkte nauw samen met de verschillende Palestijnse organisaties en ook in zekere mate met de PLO , het overkoepelend orgaan van het Palestijnse verzet. Als men bedenkt dat in Libanon tussen de 5000 en 10.000 goed bewapende Palestijnse guerilla's aanwezig waren, wordt het duidelijk dat de Palestijnse steun van doorslaggevende aard was in de burgeroorlog.
staat, verstoord.
Sociale en religieuze scheidslijnen De Libanese staat omvat een grote verscheidenheid aan godsdienstige en etnische groeperingen. De verbrokkeling is altijd zodanig geweest, dat geen enkele groepering in staat was zijn wil aan de andere op te leggen. Toch nam sinds de onafhankelijkheid van Frankrijk in 1949 één van de Christelijke groepen - de katholieke Maronieten (genoemd naar de heilige Maron) - een dominerende positie in . Zij voelden zich in intellectueel en cultu reel opzicht verheven boven hun Islamitische landgenoten en vreesden boven anes door een Moslem-regering gedomineerd te worden ( I ). De Maronieten beheersten het economische en politieke leven in bondgenootschap met een Moslem groep: de Soennieten (2). De voornaamste andere Christelijke groepering. - de Grieks-orthodoxen - waren vóór de burgeroorlog van 1975-76 vaak de politieke tegenstanders van de Maronieten. Onderaan de Libanese samenleving staan de Shijeten, een Moslem secte waarvan de inmiddels verdwenen Iman Musa Sadr de geestelijke leider was. Veel Shijeten I~ven in de arme buitenwijken van Beiroet. Aangezien deze wijken nabij de Palestijnse vluchtelingenkampen zijn gelegen, groeide er een zekere lotsverbondenheid tussen deze sociaal achtergestelde Moslems en de Palestijnen. De staatsmacht werd volgens een in 1943 overeengekomen verdeelsleutel gespreid over de verschillende Christelijke en Moslem facties . Het presidentschap was steeds voorbehouden aan een Maroniet, het premierschap aan een Soenniet en het voorzitterschap van de kamer van afgevaardigden aan een Shijet. Tijdens de burgeroorlog sloten de katholieken, Grieksorthodoxen en Grieks-katholieken zich aaneen. De Christelijke coalitie die in 1975 tot stand kwam, droeg de naam "Libanees Front" . Zij bestond voornamelijk uit een drietal
12
De burgeroorlog werd in de pers steeds aangeduid als een strijd tussen rechtse Christenen en linkse Moslems. De sociale en religieuze scheidslijnen vielen echter niet altijd samen. Zo neigde de Soennitische elite, ondanks haar conservatieve voorkeur, tot aansluiting bij het linkse blok, al was het maar om hierdoor invloed op de gebeurtenissen te behouden. De twee coalities waren bovendien intern sterk verdeeld.
Syrië grijpt in Syrië raakte steeds meer betrokken bij de twisten in haar buurland door o .a . wapenleveranties aan zowel de Maronieten als de Moslems en Palestijnen. Toen begin 1976 de progressief-Palestijnse coalitie de Christen-mHitia's onder de voet dreigde te lopen, intervenieerde Syrië op grote schaal en bracht de "linkse" opmars tot stilstand. Vervolgens wisten de Syriêrs in het najaar van 1976 hun aanwezigheid te legitimeren, doordat de Arabische top in Riad besloot een pan-Arabische vredesmacht naar Libanon te sturen (officieel heette het een "afschrikkingsmacht" te zijn). De reeds ter plaatse aanwezige Syrische eenheden maakten het grootste deel van de Arabische vredesmacht uit.
Sarkis, het nieuwe Libanese staatshoofd, en zijn regering waren door het ontbreken van een eigen machtsapparaat wel aangewezen op de buitenlandse troepenmacht om te pogen het staatsgezag weer te vestigen. Over de motieven van de Syrische interventie kan men slechts gissingen doen. De wens om in Libanon een soort Syrisch protectoraat te vestigen zal vennoedelijk een rol hebben gespeeld. Vóór 1926 maakte Libanon immers deel uit van Syrië. Bovendien zou een blijvende aanwezigheid in Libanon de eigen strategische positie t.O.v. Israël aanmerkelijk verbeteren. Nog belangrijker voor Syrie was het om te voorkomen dat !srael vaste voet zou krijgen in Libanon. Indien de burgeroorlog zou leiden tot een tweedeling van het land, iets waar een aantal Maronieten op aan stuurden, zou het Christelijke deel ongerwijfeld nauwe banden met Israel smeden. Een links- Palestijnse overwinning zou zelfs een regelrechte Israëlische interventie kunnen uitlokken. Syrië zou dan voor het dilemma staan : zich neerleggen bij de !sraelische aanwezigheid in Libanon of een oorlog met Israel ontketenen, in omstandigheden die weinig kans op succes bieden,
leiders uit de Grieks-Orthodoxe patriarchaten en de Frangié-clan te steunen, In mei 1978 vond onder Syrische auspicien de verzoening plaats tussen Frangié en zijn aartsvijand uit de burgeroorlog, de Soennieten-leider van Tripoli, Karameh, Dit uitde-boot-vallen werd vergolden door het vennoorden van Frangié's zoon, schoondochter en kleinkind. Velen zagen hierin een wraakactie van de Gemayel's falangisten. De pogingen van Syrie om verdeeldheid in het Christenkamp te zaaien en de harde Maronitische kern binnen het "Libanese Front" te isoleren, leken succes te boeken, In juli 1978 escaleerde Syrie het offensief tegen de Maronieten door moordende arrilleriebombardementen op Oost-Beiroet (de Christelijke wijk), die vrijwel geen gebouw meer overeind lieten.
De andere buurman De vraag is in hoeverre Israel lijdzaam zal toezien als Syrie haar aanvallen op de Maronieten-gemeenschap vooral de Chamounisten en Falangisten, voortzet. Reeds tijdens de burgeroorlog leverde Israël wapens en trainingsfaciliteiten aan de Christen-militia's in Zuid-Libanon. Hierdoor ontstond rond de Israelische grens een bufferzone, die Palestijnse infiltratie tegenhield. Toen de Israfli's zich na de inval in Zuid-Libanon van maart 1978 weer (langzaam) terugtrokken, droegen zij in de grensgebieden de macht over aan de plaatselijke Christen-militia-leider majoor Haddad in plaats van aan de speciaal daarvoor bestemde VN -vredesmacht. Toen het Syrische offensief tegen Oost-Beiroet werd ontketend, liet Israel waarschuwende geluiden horen en ging ertoe over zwaar militair materieel aan de Christen-militia's te leveren. De wens de moeilijke vredesonderhandelingen met Egypte niet te verstoren, zal echter Israël vermoedelijk ervan weerhouden direct in Libanon te interveniëren,
Slotbeschouwing
Een II lobale aa n duidi n , van de door de ven.:'h.lllende part ijen beheente reb leden In ber in oktobe r. De 'lwart-w lt ,earceerde ~one In he t midden I. het eind fePte mber door de Pal est ij nen ont rui mde be r ..ebied na het Syrische offensief. 4Le M Ol'lde 14. 10)
Nadat Syrie de linkse overwinning had belet, vond een tijdelijke toenadering plaats tussen de Maronieten-leiders en de Syriers . De Maronieten vreesden echter dat elke door de Syriers opgelegde regeling hun invloed zou beknotten en uiteindelijk alleen de Syrische belangen zou dienen. De pogingen van het technocraten-kabinet van president Sarkis om de nationale verzoening en wederopbouw te bewerkstelligen hebben dan ook tot nu toe weinig succes opgeleverd. De Syriërs die in het kader van hun "verdeel en heers" politiek zich eerst tegen links hadden gekeerd, lijken er nu op uit te zijn de Maronitische weerstand, zo niet goedschiks dan maar kwaadschiks, te breken. Zij trachten eerst een wig te drijven in het "Libanese Front" door de Maronieten-leiders Chamoun en Gemayel fel te bekritiseren, en de
Een externe factor - de Palestijnen - bracht latente tegenstellingen in de Ubanese samenleving tOt uitbarsting. De hierdoor ontketende conmcten lokten verdere buitenlandse interventies uit (Syrië en Israël). Om de repercussies van deze interventies weer op te vangen werd een tweetal collectieve interventies ondernomen: één gesanctioneerd door de Arabische wereld en één door de Verenigde Naties. Ondenussen is de situatie nog steeds niet gestabiliseerd en blijft het bloed in Libanon vloeien. Het beste was geweest al, Libanon van den beginne af tegen buitenlandse inmenging was afgeschennd. Aangezien dit niet mogelijk is gebleken, lijkt de oplossing nu gelegen in mUT internationale bemoeienis. Drs. G.W.F. Vigeveno Noten (I ) Zie hierover G. Bowder, " Libanon in Rurmoil "; in "The World To-
day" , november 1978. (2) Zie dr. A. Wessels, " Wat is er nu eigenlijk aan de hand in Libanon ?" ; in Hervormd Nederland , 14 oktober 1978.
13
Sociale verdediging Voor velen lijkt het veiligheidsbeleid van West-Europa vast te liggen en aan de behoefte te voldoen. Ondanks enkele storende ontwikkelingen wordt vaak gesteld dat de internationale gevaren afnemen. Men ziet geen reden om nieuwe wegen voor defensie en afschrikking te onderzoeken. Deze visie zou echter wel eens onvoldoende doordacht kunnen zijn. Zij kan het gevolg zijn van te geringe aandacht voor potentiële bronnen van instabiliteit en zwakheden in het Westelijke veiligheidssysteem. Deze zwakheden worden op zeer uiteenlopende wijze geëvalueerd. Wat voor de één een ernstige tekortkoming is , wordt door de ander als te verwaarlozen geacht. Niettemin kan er niet zonder meer vanuit gegaan worden dat het bestaande beleid van de NAVO en de individuele lidstaten in alle mogelijke situaties toereikend is en dat er geen ernstige gevaren in de toepassing ervan zouden schuilen.
Er wordt bijv. verondersteld dat het geheel der Westelijke conventionele militaire middelen, zelfs nu de Westeuropese landen zwaar tegen de Verenigde Staten aanleunen, niet adequaat is. Vandaar dat men voor het afschrikken c.q. afslaan van een Russische conventionele aanval zo'n groot gewicht toekent aan de zgn. lactijch-nucleaire wapens. Ook de neutronenbom is bedoeld om de Westerse zwakheden te verhelpen. Dergelijke plannen zijn op zich al een bevestiging van de ernstige tekortkomingen van de huidige politiek. In de NAVO-strategie kan men de volgende gebreken onderkennen: - geen enkel afschrikkingsmiddel biedt de garantie dát het zal afschrikken ; - verdediging tegen een Sovjet-aanval met kernwapens, en zelfs met conventionele wapens wanneer dit op grote schaal geschiedt, zou de vernietiging van het grootste deel van de bevolking en samenleving die men Wil verdedigen, tot gevolg hebben; - er bestaan nauwelijks plannen om, in geval van een bezetting als gevolg van een militaire nederlaag of overgave, weerstand te bieden - <ie afwezigheid van zulke plannen kan op zichzelf reeds bijdragen tot de beslissing om binnen te vallen. . De meeste landen gaan geheel voorbij aan het interne (veiligheids)probleem van de machtsusurpatie. Hoewel staatsgrepen van rechtse, neo-fascistische of communistische zijde in constitutionele democratieën een reële bedreiging vormen, worden vrijwel nergens uitgebreide voorbereidingen en maatregelen getroffen om eventuele "coups" af te schrikken en zonodig te verijdelen.
Men kan het veiligheidsbeleid van de NAVO en de individuele lidstaten onderschrijven of er kritisch tegenover staan. welke houding men ook inneemt, niet gezegd kan worden dat het huidige beleid zodanig in alle opzichten voldoet dat aanvullende of alternatieve opvattingen niet onderzocht behoeven te wooren.
14
• •
Vonnen van agressie Hoewel interne en externe gevaren soms ingebeeld zijn of overschat worden, zijn zij toch vaak reëel; bovendien kunnen zij zeer plotseling opdoemen. Aangezien gevaren in diverse gedaanten voorkomen, mag zonder zorgvuldig onderzoek niet aangenomen worden dat een bepaald beleid succesvol gehanteerd kan worden t.a.v. het gehele spectrum van gevaren. Daartoe is een verdere uitsplitsing van de mogelijke aanvalsvormen noodzakelijk. De vele agressievormen waarmee een land geconfronteerd kan worden, zijn ruwweg als volgt in te delen: 1
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
massale nucleaire aanval beperkte nucleaire aanval conventioneel luchtbombardement conventionele invasie blokkade staatsgreep guerilla, en terreurdaden.
Voor iedere categorie of sub-categorie van agressie kan men nagaan wat de beste tegenmaatregelen zijn. Dit artikel beperkt zich tot de conventionele invasie en de "coup d'état" en tot één mogelijk antwoord hierop: sociale verdediging. In de VS spreekt men van "civilian defense" en ook wel van "civilian-based defense". Allereerst zal dit begrip omschreven worden en vervolgens de toepassing ervan worden bezien m.b.!. het afschrikken c.q. afslaan van bovengenoemde twee agressievormen.
Verdediging Het is noodzakelijk de basisbegrippen verdediging en afschrikking te verduidelijken. Heldere concepten zijn een voorwaarde voor gedachtevorming op dit moeilijke gebied. Helaas ontbreken klaarheid en precisie maar al te vaak. Men realiseert zich te weinig dat de term verdediging een grote verscheidenheid aan betekenissen dekt. Vaak wordt dit in het geheel niet beseft. Het woordenboek van het Amerikaanse ministerie van Defensie van militaire en aanverwante termen geeft niet eens een definitie van "defense" ([ ). "Verdediging" wordt hier gebruikt in de zin van het beschermen of het behouden van de onafhankelijkheid van een land, van het recht om de eigen levenswijze, instituties en legitimiteitsnormen te bepalen, alsook het in zo groot mogelijke mate beschermen van het leven van de bevolking, zijn vrijheden en mogelijkheden voor verdere ontplooiing. Verdediging kan ook omschreven worden als een in instrumentele zin effectieve actie om te verdedigen, d.w.z. een actie die tegen een aanval beschermt en de eigen schade zo klein mogelijk houdt. Acties als het binnendringen of het bombarderen van een ander land, of het omverwerpen van de regering, zijn geen verdediging meer, maar (tegen)aanvallen.
optie voor West-Europa De gehele geschiedenis door zijn er voornamelijk militaire middelen gebruikt voor verdediging. Verdediging en militair potentieel is echter niet hetzelfde. Er hebben zich situaties voorgedaan waarin met militaire middelen niet verde-
digd kon worden, hetzij omdat deze middelen te zwak waren om een aanval af te slaan, hetzij omdat de middelen te krachtig waren en slechts wederzijdse vernietiging met zich mee konden brengen. Militaire actie maakt het moge -
lijk een vijandig land te verslaan of te bombarderen, maar kan door de moderne technologie tijdens een conflict de eigen bevolking niet beschermen, evenmin als zij sociale systemen, steden of grondgebied van vernietiging kan redden. Daarentegen is er soms, zoals we lullen zien , verdedigd met niet-militaire middelen, namelijk civiel verzet. Verdediging en militaire middelen zijn dan ook niet synoniem. Zowel
conceptueel als in de praktijk zijn deze twee begrippen verschillende grootheden. Met verdediging wordt het doel of het resultaat aangeduid, met militaire capaciteit een bepaalde soort middelen waarmee, 7Ifl(ljt andere mogelijkheden, kan worden verdedigd.
Afschrikking In de eerste plaats is het wenselijk dat men niet aangevallen wordt. Daartoe dienen verschillende invloeden en maatregelen, waarvoor in het Engels de term "dissuasion" bestaat, een begrip dat de Nederlandse taal ontbeert. "Dissuasion" is het resultaat van daden of processen die een tegenstander ertoe brengen een vijandige actie, die overwogen wordt, niet uit te voeren. Er zijn verschillende manieren om dit resultaat te bereiken: rationele argumentatie, een beroep op morele gevoelens, een wijziging in de situatie, afleidingsmanoeuvres, het kiezen voor een nietoffensiefbeleid en ... afschrikking. " Afschrikking" is meer dan militaire of nucleaire afschrikking. Het is het proces dat een tegenstander beperkt in of weerhoudt van het plegen van een agressieve of vijandige daad, omdat hij daarvan bepaalde gevolgen verwacht, die hij liever wil vermijden. De NAVO en de individuele lidstaten gaan ervan uit dat een conventionele aanval alleen door het bezit van een sterke conventionele verdedigingsmacht ofwel van massavernietigingswapens kan worden voorkomen. Het afschrikkingseffect kan echter eveneens bereikt worden door een op verzet voorbereide bevolking, waarbij dan hetzij gueril1a, hetzij niet-militaire acties worden gevoerd. Ook door ondragelijke economische sancties in het vooruitzicht te stellen kan bv. een derde partij agressie afschrikken. Deze sancties kunnen de vonn aannemen van een olieembargo of van meer onvattende handelsbeperkingen. Afschrikking kan derhalve naast bestraffing ("punishment") ook berusten op ontzegging ("denial") van iets dat een potentiele aanvaller nodig heeft. Zowel bestraffing als ontzegging kunnen met of zonder geweld geschieden. Verdediging, ontzegging en zelfs afschrikking zijn daarom niet noodzakelijkerwijs gebonden aan militaire middelen, laat staan aan nucleaire wapens.
Afschrikken met verdedigingscapaáteit Buiten het nucleaire kader vallen afschrikkings- en verdedigingscapaciteit goeddeels samen. De scheiding tussen beide is hoofdzakelijk teweeggebracht door de technologie van massavernietiging. Het nucleaire afschrikkingspotentieel kan niet op dezelfde wijze voor de v<Tdtdiging worden aangewend als de conventionele middelen. Kernwapens bestraffen alleen; zij zijn te gevaarlijk om mee te verdedigen in de traditionele zin des woords. Wij moeten derhalve zoeken naar een veiligheidsbeleid dat beide elementen van afschrikking waarborgt, alsook andere vannen van "dissuasion" en teveru een verdedigingscapaciteit verschaft. Hierbij dient men uit te gaan van het begrip verdediging als zodanig, zonder vooraf een voorkeur uit te spreken voor gedachten als 'de aanval is de beste verdediging' en zonder de huidige en toekomstige militaire technologie als vertrekpunt te nemen . Men zal bij de ontwikkeling van een nieuwe strategie ook buiten het kader van het nucleaire afschrikkingsdenken moeten kunnen treden.
Alternatieve wapens Het is een gezond strategisch beginsel om agressie niet te weerstaan op de gebieden waar de aanvaller een duidelijke ovennacht geniet, maar om juist die terreinen te kiezen waar men zelf sterk staat. Dit beginsel geldt niet alleen voor categorieên wapensystemen, maar ook voor methoden van strijd. Om een aanval te weerstaan kan de verdediger doelbewust afzien van het gebruik van die wapens die door de agressor worden gehanteerd. Indien beschikbaar kan hij beter alternatieve middelen gebruiken, waarop de tegenstander zo gauw geen antwoord heeft en waarmee hij in het voordeel komt te staan.
De redenen van de verdediger om geheel afwijkende strijdmiddelen te kiezen kunnen de volgende zijn : - erkenning van de superioriteit van de andere partij i - de verwachting dat het gebruik van een alternatieve defensiemethode meer succes zal hebben i - inschattingen van de gevolgen van de strijd op lange termijn voor de veiligheid van de samenleving i en - de hoop op een geringer destructieniveau in het te verdedigen land.
Soáale verdediging Bij sociale verdediging hanteert de bevolking in plaats van militaire wapens allerhande sociale, politieke, psychologische en economische "wapens" (2). Sociale verdediging kan men definiëren als een defensiepolitiek waarbij voorbereid verzet van de bevolking gebruikt wordt om de vrijheid, soevereiniteit en gezagsstructuur van een samenleving te beschermen tegen interne staatsgrepen en externe invasies en bezettingen. Het doel is dergelijke aanvallen af te schrikken en in voorkomend geval te verijdelen. Dit geschiedt door beïnvloeding van de wil van de aanvaller, met name door het vermogen iedere bezetting onmogelijk te maken. Middelen hiertoe zijn massale en selectieve weigeringsacties en het trotseren van de bezetter door
15
de bevolking en maatschappelijke structuren. Hetzelfde middel - sociale verdediging - voorziet in zowel het afschrikkings- al het verdedigingsvermogen.
over de rol en de voordelen van een dergelijk stelsel. Sociale verdediging zou:
- een gevoel van verslagenheid en hulpeloosheid in geval
De term "sociaal" duidt op het niet-militaire karakter van
het beleid en maakt tevens duidelijk dat het erom gaat de onafhankelijkheid en het democratische karakter van de samenleving en haar principes door actie van de burger-
van een militaire nederlaag voorkomen ;
- een voortgezette verdediging mogelijk maken nadat de militaire middelen gefaald hebben ; - een bloedige guerilla-oorlog met al zijn nadelige gevol-
bevolking te verdedigen. Sociale verdediging betekent de directe verdediging van de samenleving als zodanig. d.w.z. van de principes waarop zij berust, haar structuur en vrijheden, en niet zozeer de verdediging van het grondgebied.
-
Beslissend is de strijd om de maatschappij, niet die om het
-
territoir. Indien succesvol, leidt sociale verdediging tot de ineenstorting of de terugtrekking van de buitenlandse agressor c.q. binnenlandse machtsusurpator.
Sociale verdediging is een verfijnde uitwerking van de al-
- de afschrikking en verdediging van een militair bondgenoorschap versterken;
- een militaire bezetting frustreren door het land politiek onbeheersbaar te maken en de loyaliteit van de bezettende troepen te ondermijnen;
gemene techniek van niet-gewelddadige actie en van verzet
door de burgerij, zoals deze herhaalde malen in het verleden op geïmproviseerde wijze is toegepast. Het gaat ezom deze techniek aan de huidige defensie behoeften aan te passen. Een rationeel opgezet programma van planning, training en andere voorbereidingen. gebaseerd op fundamenteel ondenoek zal de kracht van dit Uwapentt enorm doen toenemen. Onderzoek naar en verdere ontwikkeling van niet-geweld-
dadige verdedigingsmethoden is nog niet op grote schaal ondernomen; en systematisch voorbereide sociale verdediging in het kader van een nationale defensie heeft zich tot nu toe niet voorgedaan. De voorgestelde koers is voor een deel gebaseerd op een
extrapolatie van de toekomstige mogelijkheden, afgeleid uit de bestaande technieken, en op de historische ervaringen met geïmproviseerd civiel verzet. Sociale verdediging is geen ontwapening, voorzover daarmee het verminderen of afzien van een verdedigingscapaciteit wordt bedoeld. De overgang naar een stelsel van sociale verdediging moet veeleer gezien worden als omwapening - de invoering van een nieuw afschrikk.ings- en verdedigingspotentieel, waarmee noch conventionele, noch nucleaire middelen zijn gemoeid. Sommige analysten beschouwen sociale verdediging als een mogelijke vervanging van militaire verdediging. De hui-
dige belangstelling is echter primair gericht op de mogelijkheid van een civiele aanvulling op het militair vermogen. Doorgaans wordt aangenomen dat het adopteren van een systeem van sociale verdediging als aanvulling op of, na een overgangsfase, als vervanging van militaire ver-
dediging, het resultaat zal zijn van een denk- en besluit-
gen voor de samenleving kunnen voorkomen j een alternatief vormen voor overgave, wanneer het gebruik. van conventionele en nucleaire wapens geen uitzicht op succes biedt; invasies en staatsgrepen kunnen afwenden; een greep naar de macht kunnen verijdelen ;
-
het voor m.n. kleine landen mogelijk maken om in gro-
-
tere mate zélf in hun defensiebehoefte te voorzien; een scheiding aanleggen tussen een realistische verdedigingscapaciteit en een provocerende aanvalscapaciteÎtj
- een deel of zelfs het gehele defensievermogen kunnen
-
uitmaken van neutrale landen, die een grote mate van autarkie in defensieaangelegenheden willen betrachten; militaire verdediging volledig kunnen vervangen.
Nader onderzoek zal nodig zijn om deze uiteenlopende claims te evalueren.
Geïmproviseerd verzet Hoewel de meeste geschiedenisboeken er weinig aandacht aan besteden, is er een rijke ervaring in burgerlijk verzet d.m.v. protestdemonrraties, boycots, stakingen, weigeringsacties en allerlei vormen van geweldloze uitdaging van
de bezetter. Schrijver dezes heeft elders (3) 198 specifieke geweldloze actiemethoden onderscheiden.
Deze actie-
methoden zijn bedoeld om geweld en onderdrukking tegen te gaan.
Gewelddadige repressie kan zelfs gebruikt worden om de machtsverhouding ten gunste van de onderdrukten te wijzigen door het proces van politieke "jiu-j itsu" (4). Zo keer-
de de bloedige wijze waarop de Paleiswacht van de Tsaar in 1905 een vreedzame demonstratie uiteensloeg, zich uit-
eindelijk tegen het Tsaristische regiem. De geschiedenis biedt vele voorbeelden van burgerverzet. De omstandigheden waaronder het zich voordeed, zijn zeer verschillend. Deze gebeurtenissen zijn wellicht de voor-
vormingsproces in de samenleving en bij de overheid.
lopers van een nieuw verdedigingsmodel dat doelbewust ontwikkeld kan worden door onderzoek, studies, planning,
Landen die slechts over een gering militair porentieel be-
voorbereiding en training. Sommige van deze historische voorbeelden laten een overwinning zien, andere een neder-
schikken, zullen sneller geneigd zijn geheel of gedeeltelijk op sociale verdediging over te gaan. Over het algemeen zal de omwapening echter een geleidelijk proces zijn. De nieuwe defensiecapaciteit kan na een aantal jaren dusdanig zijn
opgevoerd, dat het punt wordt bereikt waar met verlaging of zelfs gehele uitfasering van het militair vermogen kan worden begonnen.
Sommige landen zullen wellicht altijd een combinatie van sociale en militaire verdediging blijven houden.
Wat vermag sociale verdediging? De voorstanders van nader onderzoek naar de mogelijk-
heden van sociale verdediging hebben uiteenlopende visies
"
laag. Soms werd het civiele verzet tegelijk met gewelddadige methoden gebruikt. Van belang is dat het hier gaat om experimenten in "oorlog zonder geweld", die om nadere uitwerking vragen. De opgedane ervaringen mogen
niet klakkeloos overgenomen worden; evenals bij de krijgsgeschiedenis .moeten de lessen uit het verleden leiden tot verbetering van de toe te passen tactiek.
Door op allerlei wijzen de Nazi-bevelen te negeren werd het leven van vele Joden gered. In enkele gevallen was er zelfs sprake van openlijke confrontatie. Het meest dramatische voorval speelde zich af in Berlijn in de herfst van 1943, tegen het einde van Hitlers uitroeiing-
sprogramma. Zesduizend niet-Joodse vrouwen demonstreerden openlijk in de "raten van Berlijn bij de gevangenis waar hun Joodse echtgenoten gevangen zaten; zij slaagden erin hen op vrije voeten te krijgen. Zodoende mislukte het Nazi-plan om Duitsland Hvrij van Joden" te maken (5). Burgerlijk verzet in allerlei vonnen deed zich voor in verscheidene door Nazi-Duitsland bezette landen, met name in Nederland, Noorwegen (het Noorse lerarenverzet !) en Denemarken. De inmiddels overleden Britse strategische denker, Sir Basil Liddell Hart, verhaalt dat uit ondervraging van Duitse generaals na de oorlog bleek, dat de nietgewelddadige vormen van verzet effectiever waren en de Duitsers veel meer problemen bezorgden dan de guerillaacties (6).
Burgerlijk verzet en ongehoorzaamheid werd ook als geimproviseerd wapen gehanteerd tegen staatsgrepen. Dit is b.V. gebeurd in 1920 in Duitsland (7) en in 1961 in Frans Algerije.
Staatsgrepen verijdeld De regering van de nieuwe Duitse Wei mar republiek zag zich in 1920 gesteld tegenover een rechtse staatsgreep, georganiseerd door dr. Wolfgang Kapp en generaal Walter
De commandant van de marinebrigad(: in B(:rlijn tijdens de Kapp- Putsch .
von LĂźttwitz en gesteund door generaal Ludendorf. Het overgrote deel van het Duitse leger stelde zich "neutraal" op - d.w.z. het deed niet mee, maar trachtte evenmin de greep naar de macht te verhinderen - maar ex-militairen georganiseerd in eenheden van het "Frei-korps" bezetten met de hulp van de Baltische brigades op 12 maart Berlijn. De legale, democratische regering met aan het hoofd president Ebert, vluchtte. De "Kappisten" stelden een nieuwe regering in; de vluchtende regering echter - uiteindelijk kwam zij in Stuttgart terecht - proclameerde dat het ieders plicht was allĂŠĂŠn haar te gehoorzamen. Nadat een staking onder de arbeiders in Berlijn uitgebroken was , riepen de sociaal-democratische partijleiding en de regering op tot een algehele staking. Ambtenaren weigerden elke vorm van samenwerking. Pamfletten met als titel "De ineenstorting van de militaire dictatuur" werden met vliegtuigen over Berlijn gestrooid. Het Kapp-regime desintegreerde in snel tempo. Op 17 maart eiste de Berlijnse veiligheidspolitie Kapps aftreden, hetgeen hij toen ook deed. De putsch was ongedaan gemaakt met een minimum aan bloedvergieten. In 1961 nam een groep militairen de macht over in de toenmalige Frans kolonie Algerije. Gevreesd werd dat de opstandelingen zouden pogen de regering in Parijs omver te werpen (8). De Gaulles oproep aan de bevolking om op alle mogelijke wijze de opstandelingen te dwarsbomen, vond echter gehoor. De putsch-leiders kregen geen medewerking van hun manschappen. In Frank.rijk zelf werd een massale symbolische staking gehouden. Na vier dagen besloten de putsch-leiders hun poging te be~indigen.
In beide gevallen werd de wettige regering overeind gehouden door niet-gewelddadige acties van gewone mensen (arbeiders, ambtenaren, militairen). De eerste keer dat geweldloos verzet als officieel regeringsbeleid gold, was tijdens de Frans-Belgische bezetting van het Roergebied in 1923 (9). Or Kapp "Zond(:r de bereidheid tot samenwerking en gehoorzaamheid van d(: uit v()(:rende o rganen ontvah de regering zijn machtsbasis, zoals ffi(:nig dictator lot zijn (:ig(:n schade ontdekte."
De strijd om het Roergebied Op I I januari 1923 marcheerden Franse en Belgische troepen het Roergebied binnen. De bedoeling was om,
17
ondanks Duitslands precaire financiële situatie, de na WO I opgelegde herstelbetalingen af te dwingen. Een tweede motief was het bewerkstelligen van een afscheiding van het Rijnland.
Enkele dagen voor de inval werd in Duitsland besloten de bezetting te beantwoorden met een politiek van noncoöperatie. Voorbereidingen waren niet getroffen, maar het verzet zou door de regering worden gefinancierd. Met name de vakbonden waren sterke voorstanders van deze politiek. Bevelen van de bezetter werden genegeerd. Mijneigenaars verleenden geen diensten aan de bezetter. Massale betogingen werden voor de rechtbanken gehouden wanneer verzetsmensen terechtstonden. Politieagenten weigerden buitenlandse autoriteiten te groeten. Het spoorwegverkeer werd lamgelegd. Winkeliers verkochten niet aan de bezetter. Door de bezetter verstrekte soep werd, ondanks de nijpende voedseltekorten, geweigerd. Oppositionele kranten verschenen in weerwil van de verboden, enz. De reactie was hard: de staat van beleg werd uitgeroepen; verzetsmensen werden opgesloten of naar het niet-bezette deel van Duitsland verbannen; eigendom werd in beslag genoemen; persoonsbewijzen werden verplicht gesteld;
plunderende bendes werd de vrije hand gelaten; de bezettingstroepen kregen meermaal het bevel op de bevolking te schieten. Het verzet werd nog gecompliceerd door een aantal vernielingen (bomexplosies e.d. ) die de dood van Fransen en Belgen tot gevolg hadden. Dit soort sabotage deed de internationele sympathie voor Duitsland afnemen. De Pruisische minister van Binnenlandse Zaken, Severing, de vakbonden en het overgrote deel van de bevolking wezen deze daden, die de eenheid van de verzetsbeweging verstoorden, onvoorwaardelijk af. De sabotagedaden leidden tot spontane wraakacties van de bezettende troepen en tot strenge tegenmaatregelen van officiële zijde. De weerstand van de Duitse bevolking, die gebukt ging onder de werkeloosheid, de voedseltekorten en de voortwoekerende inflatie, werd uiteindelijk gebroken. Op 26 september 1923 gaf de Duitse regering haar noncoöperatie politiek op en vervolgens werden er onderhandelingen met Frankrijk en België gestart.
Veel Belgen protesteerden heftig tegen het optreden van hun regering en een aantal Fransen stelde zich als "avocats des boches" (pleitbezorgers van de molTen) op. Tegen het einde van 1923 gaf Poincaré ten overstaan van de Franse Nationale Assemblée toe dat zijn beleid gefaald had. Duitsland had niet gewonnen, maar uiteindelijk trok de bezettingsmacht zich wel terug (in . 1925 ). Het Rijnland werd niet van Duitsland
....•
.. ,
JII
18
...
Noch de economische, noch de politieke doelstellingen
aan de kaak en eisten de o;)middellijke terugrrekking van
van de bezetting waren gerealiseerd. Groot-Brittanniê en
de invasietroepen en de vrijlating van de gearresteerde
de VS gingen zich met het conflict bemoeien, hetgeen leidde tot een nieuwe regeling van de herstellingsbetalingen .
politieke leiders.
Tsjechoslowakije De Tsjechoslowaakse gebeurtenissen tussen augustus 1968 en april 1969 zijn opmerkelijk (0) en vormen wellicht de belangrijkste poging tot nu toe om gelmproviseerd burgerlijk verzet te gebruiken voor de nationale verdediging.
Een clandestien radionet riep de bevolking tot geweldloos verzet op en wees erop dat gebruik van geweld zinloos was . D.m.v. dit radionet werd o.a. het "Buitengewone Veer-
tiende Partijcongres" bijeengeroepen, een algehele staking van een uur uitgeroepen en het spoorwegpersoneel ge-
vraagd het transport van Russische elektronische apparatuur te vertragen. Het lukte de Russen niet om voldoende collaborateurs te vinden om een marionettenregime op te richten.
Ondanks hun militair succes konden de Sovjeu het land niet onder bedwang krijgen. Geconfronteerd met eensgezind verzet en de toenemende demoralisatie van hun 501daten, besloten zij President Svoboda naar Moskou over te
vliegen om te onderhandelen. Eenmaal aangekomen stond Svoboda erop dat de gearresteerde politieke leiders aanwezig zouden zijn. Er werd een compromisvoorstel uitgewerkt -
waarschijn-
lijk een strategische fout - dat de Sovjetaanwezigheid legitimeerde en een aantal verworvenheden van de Praagse lente teniet deed . Vele liberale hervormingen konden echter nog gehandhaafd blijven, terwijl de Russische troepen uit de steden teruggetrokken werden. De progressieve regeringsleiders keerden naar Praag terug en namen hun
officiële posities weer in. De bevolking beschouwde het compromis echter als een nederlaag en wilde het aanvankelijk niet aanvaarden.
Praag 1968 : di scu55i~~n met de imallers
Uiteindelijk werd het onderspit gedolven, maar dit negatieve resultaat bleef vrij lang uit. Acht maanden lang weer-
hielden de Tsjechen en de Slowaken de Sovjeu ervan hun politiek doel, ol. het installeren van een conservatief
regime bereid aan de leiband van Moskou te lopen, te bereiken. Er zijn aanwijzingen dat de Russen militaire weerstand hadden verwacht en ervan uitgingen dat zij deze gemakkelijk zouden breken, waarna een marionettenregering lOU kunne n wo rden geïnstalleerd . Binnen enkele dagen lOU de zaak gepiept zijn en zouden de troepen weer naar huis kunnen. Met de bedoeling o m meteen met de militaire nederlaag
van Tsjechoslowakije de regering-Dubcek te vervangen, werden in ecn vroeg stadium meerdere vooraanstaande politieke leiders door de KGB ontvoerd. President Swoboda werd onder huisarrest gesteld .
In april 1969 verschaften enkele anti-Sovjel betogingen een voorwendsel om de druk op te voeren. Ditmaal capituleerden de Tsjechoslowaken ; de Dubcek-groep werd uit de weg geruimd en door Husak vervangen. De Russen hadden, noodgedwongen, hun militaire aanpak ingeruild voor een combinatie van politieke pressie en
manipulatie. De verwezenlijking van hun doeleinden was met acht maanden vertraagd. Als de Tsjechen dit resultaat met militaire middelen hadden bereikt, was er sprake geweest van een tweede slag bij Thermopylae.
Verfijning en voorbereiding Sociale verdediging is meer dan het navolgen van historische gebeurtenissen, al vormen deze wel een bron van
inspiratie. De voorbeelden uit het verleden berusten allemaal op improvisatie. De bevolking miste steeds elementaire kennis van de middelen en methoden om onderdrukking te weerstaan. Het ontbrak aan de voorbereiding, ge-
oefendheid en vaak ook aan de discipline die nodig zijn voor een effectieve toepassing van deze strijdmethode.
De militaire nederlaag bleef echter uit, aangezien de Tsje-
chische regering het leger bevolen had binnen de kazernes te blijven. In plaau daarvan werd een geheel ander soort strijd geleverd. Het bijzondere karakter van de Tsjechische
Momenteel bevindt de strategie van sociale verdediging zich in een even primitief stadium als de krijgskunst vijfduizend jaar geleden. Alleen door een doelbewuste inspan-
weerstand bezo rgde de binnendringende troepen ernstige
ning om de wapens, organisatie en tactiek te verbeteren kon de enorme effectiviteitstoename die wij kennen, worden bereikt. Deze inspanning heeft zich tot dusver nog niet
logistieke en morele problemen . Het bleek noodzakelijk het gro otste deel van de troepen binnen korte tijd te vervangen . He t verzet begon al enkele uren na de inval , toen medewerkers van het natio nale persbureau weigerden een pers-
bericht uit te geven, waarin stond dat bepaalde Tsjechische partij - en regeringsleiders om de interventie hadden ge-
vraagd . De regering en partijleiding stelden in tegendeel de inval
tot de sociale verdediging uitgestrekt. De sociale verdedigingstechnieken moeten verder verfijnd worden . Hiervoor is fundamenteel en probleemgericht onderzoek nodig. De zwakheden van militaire bezettingen, dictaturen en andere onderdrukkingsvonnen zullen moeten worden geïdentificeerd. Door onderzoek, planning, voorbereiding en training zal de effectiviteit van sociale
••
verdediging ongetwijfeld met een veelvoud toenemen t.o.v. de reeds indrukwekkende, hoewel weinig bekende, historische voorbeelden.
Aangezien sociale verdediging veronderstelt dat de burgerij en de bestaande groeperingen en organisaties als combattanten fungeren, zullen voorbereiding en training op grote schaal moeten plaatsvinden . [n crisistijd zullen de gebruikelijke sociale, economische en politieke instellingen van de samenleving verdedigingscentra zijn. Hoewel onder vuur, zou de samenleving zich op democratische wijze blijven besturen. Voor de illegitieme machthebber zou zij onregeerbaar zijn (volledige eensgezindheid van de bevolking is geen voonvaarde daartoe). De verschillende aanvalsopties moeten bestudeerd worden teneinde de sociale-verdedigingsplannen daarop te richten. Civiel verzet biedt een grote flexibiliteit in de keuze van strategie en tactiek. Er bestaat dan ook geen blauwdruk die in alle situaties kan worden toegepast; er is ook geen wonderrecept - b.v. de algemene staking - dat in alle gevallen werkt. De verzetsstrategie zal steeds aan de doeleinden van de agressor en de wijze waarop hij zijn aanval uitvoert moeten worden aangepast.
Strijdmethoden Een ieder die een leidinggevende positie heeft bekleed, zal aan den lijve ondervonden hebben dat de realisatie van de eigen plannen sterk afhankelijk is van de mate waarin men erin slaagt de ondergeschikte instanties deze plannen te laten uitvoeren. Zonder de bereidheid tot samenwerking, gehoorzaamheid en steun van de lagere niveaus is er geen sprake van leiderscbap en kan het systeem als geheel niet efficiënt werken. In extreme gevallen van ongehoorzaamheid ontvalt de leider zijn macbtsbasis. Deze wet geldt voor elke regering, zoals sommige dictators en bezetters tot hun eigen ontsteltenis hebben ondervonden. Dit maakt het mogelijk om, zonder geweld te gebruiken, grote druk en zelfs dwang uit te oefenen. Sociale verdediging is niet zozeer gericht op het ompraten van de tegenstander. als wel op het lam leggen van zijn machtsapparaat. Een aanval om ideologische redenen zou gekeerd kunnen worden door allerleid weigeringsacties van scholen, media, kerkern , regeringsinstanties etc., met het doel de democratische beginselen te bestendigen. Een aanval gericht op economische uitbuiting zou beantwoord kunnen worden met boycots, stakingen, langzaam-aan-acties door spoorwegpersoneel, weerstand in de bedrijven enz., teneinde de tegenstander ieder perspectief op economisch voordeel te ontnemen. In het geval van een staatsgreep zou de tegenwerking van het ambtenarencorps, de lokale overheden en de politie van belang kunnen zijn. Zo zouden verschillende sectoren van de samenleving met specifieke verdedigingstaken worden belast, afhankelijk van de omstandigheden. De politie kan medewerking weigeren bij de vervolging van verzetslieden. Journalis ten en uitgevers kunnen zich aan de censuur onttrekken door illegale publikaties, hetgeen in Rusland in 1905 en in verschillende landen tijdens wo [[ geschiedde. Vrije radioprogramma's kunnen vanuit schuilplaatsen worden uitgezonden (Praag 1968). Priesters en predikanten kunnen vanaf de kansel de plicht om de indringer iedere hulp te ontzeggen, verkondigen (Nederland 1940-45).
20
Politici, ambtenaren en rechters kunnen door de onwettige bevelen te negeren, het bestuursapparaat buiten de controle van de vijand of usurpator houden (Kapp -Putsch 1920). Rechters kunnen de bezettende autoriteiten onwettig verklaren en op basis van de vroegere wetten doorwerken. Leraren kunnen weigeren als verlengstuk van een propaganda-machine te fungeren. Zij kunnen vasthouden aan de bestaande lesprogramma's, de scholieren bepraten en, in geval van sluiting, de lessen thuis bij de kinderen voortzetten (Noorwegen 1940-45 ). Werkgevers en werknemers kunnen de economie plat leggen (Roergebied 1923 ). Pogingen om beroepsorganisaties en vakbonden onder controle te krijgen kunnen worden tegengegaan door aan de organisatiestructuur van vóór de invasie/coup vast te houden en eventuele nieuw opgerichte organisaties niet te erkennen. Sociale verdediging gaat er niet alleen van uit dat continue waakzaamheid de prijs van de vrede is, maar ook dat de verdediging van de onafhankelijkheid en vrijheid de verantwoordelijkheid is van iedere burger. Het systeem is meer omvattend dan het militaire, aangezien de hele bevolking bij de verdediging betrokken is. Deze betrokkenheid moet vrijwillig zijn, wil men er in moeilijke tijden van op aan kunnen . Het niet gewelddadige karakter van de verdediging is bij uitstek democratisch. Aangezien het er, evenals in een k.lassieke oorlog, om gaat een gewapende vijand tegen te houden, mag verwacht worden dat er doden zullen vallen. Deze slachtoffers kunnen echter als Hmartelaars"gebruikt worden om het verzet te versterken en de tegenstander te isoleren. Er is geen reden om hier meer ontsteld te zijn over het vallen van slachtoffers als bij militaire conflicten. In feite wordt er minder bloed vergoten.
Ondermijning van het onderdrukkingsapparaat Sociale verdediging is niet alleen een defensief schild, het biedt ook de mogelijkheid om de onwettige regering c.q. externe agressor actief te bestrijden. Een Amerikaanse officier sprak in dit verband van het "zwaard" van de sociale verdediging (11 ). Doelbewuste acties en in het algemeen het hele proces van geweldloos verzet, waaronder m.n. het politieke '~iu-jitsu effea", richten zich op de ondermijning van de wil, loyaliteit en gehoorzaamheid van de militaire en ambtelijke componenten van het vijandelijke onderdrukkingsapparaat. Hierdoor zullen deze machtsinstrumenten onbetrouwbaar en inemóënt worden en zullen er wellicht muiterijen ontstaan. Dit kan in extreme gevallen leiden tot een desintegratie van de machtsbasis van de onderdrukker. Ook het thuisfront van de agressor kan het doelwit vormen van ondermijnende activiteiten. Door tweedracht in zijn kamp te zaaien kan men de tegenstander verzwakken. De beslissende slag moet echter wel op eigen terrein worden geleverd. In sommige situaties kan het mogelijk zijn om de wereldopinie te mobiliseren en internationale steun te verwerven. Dit kan leiden tot internationale politieke en/of economische sancties tegen de agressor c.q. machtsusurpator. Dergelijke sancties kunnen van betekenis zijn - men
denke aan de olieboycot - maar primair zal de verdediger op eigen kracht zijn territoriale integriteit moeten herstellen.
Samenvattend kan sociale verdediging zich op drie manieren voltrekken. In de eerste plaats wordt getracht door het weigeren van samenwerking en het plegen van obstructie te voorkomen dat de aanvaller zijn doel bereikt. In de tweede plaats probeert men door vast te houden aan geweldloze verzetsvormen, problemen te scheppen aan het thuisfront van de aanvaller. Tevens plaatst het uitblijven van gewelddadig verzet de militairen en overige ambtenaren van de onderdrukker voor morele dilemma's. Zij zouden hierdoor gedreven kunnen worden tot het slecht of geheel niet uitvoeren van opdrachten; zelfs muiterij is dan niet uitgesloten. In de derde plaats is sociale verdediging gericht op een maximale verwerving van internationale steun en op het uitlokken van diplomatieke en economische sancties tegen de andere partij. Het eerste punt, direct voorkomen dat de tegenstander zijn doel bereikt, is verreweg het belangrijkste. Internationale steun is meegenomen; men mag er echter niet op rekenen.
Onderzoek naar de mogelijkheden van soáale verdediging Vertrouwen in de eigen bevolking is een voorwaarde voor sociale verdediging. Voor de rest kan deze verdedigingsstrategie door de meest uiteenlopende samenlevingen met de meest uiteenlopende sociale en politieke organisaties - mits democratisch - worden aangewend. Sociale verdediging is als defensiebeleid bruikbaar voor landen met zeer verschillende veiligheidsproblemen. De planning en voorbereiding van een sociaal verdedigingsstelsel zou gunstige bijeffecten kunnen hebben, met name een herwaardering van de waarden die de samenleving het verdedigen waard acht, hervormingen die tot een rechtvaardiger en vrijere samenleving leiden, en grotere participatie van de bevolking aan de democratische bestuursprocessen. Deze gunstige neveneffecten zouden de wil en het vermogen weerstand te bieden versterken. Door hun beleid op sociale verdediging te baseren kunnen staten met een grotere mate van zelfstandigheid hun veiligheid waarborgen. Dit is mogelijk doordat de verdediger niet meer stoelt op technologieën maar op de mensen zelf. Als de landen van deze wereld grotendeels in staat zouden zijn zelf - dat wil zeggen zonder hulp van een van de supermachten - hun territoir en politiek systeem te verdedigen, dan zou de mondiale veiligheidsproblematiek fundamenteel gewijzigd zijn. Door een effectief systeem van sociale verdediging zouden veel landen in Europa en Azië niet meer van de VS afhankelijk zijn voor hun veiligheid en geen conventionele of nucleaire wapens meer hoeven aan te schaffen. Niet-militaire hulp zou dan nog wel voorkome?, maar ieder land zou zelf in zijn veiligheidsbehoefte voorZien. Er zijn uiteraard vele problemen verbonden aan het vraagstuk van de sociale verdediging. Deze zullen nauwkeurig moeten worden bekeken en vervolgens zal naar oplossingen moeten worden gezocht. De· mogelijkheden en de gevolgen van de civiele en de militaire verdedigin.g~optie zul-
len zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen. Nader onderzoek in dezen is dan ook van groot belang. Zo'n 15 jaar geleden werd het idee om in de nationale verdediging te voorzien d.m.v. geweldloos verzet van de bevolking als vreemd beschouwd. Vandaag aan de dag wordt over deze mogelijkheid door politieke en militaire leiders in verscheidene landen serieus nagedacht. In de huidige wereld zijn veel dingen die vroeger ondenkbaar waren, de gewoonste zaak geworden; harttransplantaties, maanlandingen, kernwapens ... Dit kon worden gerealiseerd door het nodige intellect eraan te zetten en de nodige middelen eraan te besteden. Vergelijkbare vooruitgang kan op politiek gebied worden geboekt m.b.t. de verdediging van de vrijheid. prof. Or G. Sharp Prof. Sharp verricht wetenschappelijk onderzoek aan de Universiteil van Han>ard (Cemrum voor Internationale Zaken). Voorts is hij hoogleraar politicologie en sociologie aan de Universiteil van Southeastern Massachusetts. Van zijn hand is o.a. verschenen "The Politics of Nonviolent Action". Een nieuw boek "The Vocabulary of Civilian Struggle" is in voorbereiding. Prof. Sharp vervult ook in Nederland een functie op het gebied van de sociale verdedigingsproblematiek, namelijk die van advi seur van de " Begeleidingsgroep voor het onderzoek naar geweldloze conflictoplossing" . Hij schreef dit artikel (in het Engels) speciaal voor JASON.
Noten I. Dtpartmmt of Dtjm.st Dictionary of Military and AJlooattd TtrmJ , joints ChiefofStaff,j.C.S. Pub. I. Washington, D.C., !I September 1974. 2. Over sociale verdediging zie: Anders Boserup and Andrew Mack, War Without Wtaporu. New Vork : Schocken, 1975 ; Adam Roberts, editor. Tht Straltgy ofCiuilian Dtfm.st. London: Faber, 1967. U.S. ed.: Civilian RtsiJta1Ut aJ a Nationa! DtjtrIJt: Nonviolnu Action Agairut Agrt.uion. Harrisburg. Pa.: Stackpole 800ks, 1968 ; Gene Sharp , Exploring Nonvioltnl AlttmatiTJts, Hoofdsruk !I en 4. Boston : Porter Sargent, 1971 ; en G. Sharp, "TIlt Political Equivaltnl of War" - Ciuilion DtjtnJt, InJnnationai Contilia/ion, No. 555 (gehele uitgave, November 1965). !I. Over de aard van niet-gewelddadige actie als strijdmiddel, zie Gene Sharp, Tht politi" ofNorruioltnt Action. Boston : Porter Sargent, 197!1. 4. Voor een analyse van poliliekeftujitJu, zie ibid., pp. 657 -704. 5. Dit verslag is gebaseerd op Heinz Ulls!ein's memoires Sp~lplat1. meintJ LtbtnJ. (Munich: Kind!er Verlag, 196 1), pp . !I!I8-!I40. Zie ook Sharp, Tht Polir;" ofNonuioltnl Action, pp. 89-90. 6. Si! Basi! Liddell Hart, " Lessons rrom Resislance Movements," p. 205, in Adam Roberts. editor, Civilian RtsUtanct aJ a National Dtjm.st. Harrisburg, Pa.: Stackpole Books, 1978. 7. Zie Wi!rred Harris Crook, Tht Gt1UTal StriJu. Chapel Hili : University of North Carolina Press , lO!ll, pp. 496-527; Donaid Goodspeed, Tht COrIJpiralors. New Vork: Viking, 1962, pp. 108- 14!1 and 211-213; S. William Ha!perin, Gtnnany Tritd Dtmocracy. Hamden, Conn.: Archon Books, 196!1 (I946). pp . 168-188; Erich Eyck, A HiJtory of tht Wtimar Rtpublie. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1962, Vol. I, pp. 129 -160; Kar! Raloff (pseud.: Karl Ehrlich), "Den Ikkevo!delige Modstand . der Kvalte Kapp-Kupel," in K. Ehrlich, N. Lingberg, and G. Jacobsen, Kamp Udm Vaabm. Copenhagen: Levin Be Munksgaard, Einar Munksgaard, 19!17, pp. 194-2 1!1 ; en john Wheeler-Bennen, Tht NtmejiJ of Pown. New Vork : St. Martin's Press, 195!1, pp . 6!1-82. Zie ook G. Sharp, Tilt PolituJ of NonuÎolmt Action, pp. 40-41 en 79-81. 8. Zie Adam Roberts. !'Civil Resistance to Military Coups", joumal of Ptact Rtstareh. Oslo, 1975, No. I, pp. 23-30. 9. Dit verslag is gebaseerd op dat van Wolfgang Stemstein, "The RuJtrAampf of 1923" in Adem Robens, editor, Civilian RtJutatlct aJ a Nationa! Dtjtrut, pp . 106-1!15. 10. Over het Tsjechische verzet, tie : Robert Liuell, editor, Tht Cueh BlacA BooA. New Vork : Praeger. 1969; RobinA. Remington, editor, Wint";n Pragut. Cambridge, Mass.: M.I.T. Press, 1969 ; Philip Winsor en Adam Roberts, CuehoslouaAia 1968. New Vork: Columbia University Press, 1969 ; en Vladimir Horsky, Prag 1968: SyJttmvträruitrUrtg urui Systtmutrltidigung. Stuttgart: Ernst Klett Verlag and Munich : KöselVerlag, 1975. IJ. Atkeson, BG Edward B.. " The relevance of Civilian-Base5 Defense to U.S. Security Interests, .. Military Rtuitw, Vol. LVI , No. 5, May 1976, pp. 24-32, en No. 6,june 1976, pp. 45 -55.
21
Interventie : recht versus machtspolitiek Toen Franse en Belgische parachutisten begin dit jaar in
Shaba (Zaïre) landden, ging er in meer dan één opzicht een schok door de Westerse wereld. Murw geworden door de vele burgeroorlogen die her en der plaatsvonden, leek deze niet zó afwijkend van de andere dat een militaire interventie te verwachten was. Onverwachts was vooral dat Belgiê
naast Frankrijk aan de reddingsoperatie van Belgische en Franse onderdanen deelnam; dat dit land er - zij het na lang aarzelen - toe bereid was gevonden, was iets dat alleen ingewijden in Belgische regeringskringen wisten.
De toestand was ongetwijfeld zorgwekkend voor de vele duizenden West-Europeanen die een bestaan in de Zaïrese
mijnbouwprovincie hadden opgebouwd. Herinneringen aan de bloedbaden die na de onafhankelijkheid van Kongo
gerekend. Bovendien verstond men onder inmenging
hoofdzakelijk het met een leger overschrijden van de grens ; andere vormen vielen er niet onder. De eerste wereldoorlog bracht voor het eerst in volle omvang aan het licht welke vreselijke consequenties voort vloeiden uit het zich scharen achter één der partijen in een
conflict. Mede uit dat besef werd na die oorlog de Volkerenbond geboren . De regels die de Volkerenbond stelde, waren even simpel als naïef: noch gewapende srrijd, noch inmenging in conflicten binnen en tussen landen waren toegestaan; conflicten moesten op vreedzame wijze worden
beslecht. Al vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog markeerde de Spaanse burgeroorlog de machteloosheid van
waren aangericht en de eerdere pogingen van de "Katan-
deze regel. De Commissie voor de non-interventie in Span-
gese Gendarmes" met geweld een gedeelte van Zaïre af te scheiden, leverden zonder twijfel voldoende redenen om in te grijpen.
je werd opgericht om de strijd tussen de wettige Republikeinse regering en Franco's Falangisten binnen de perken
te houden. Zeer spoedig werd duidelijk. dat Italie en Duitsland (maar ook, zij het op kleinere schaal, de Sovjet- Unie)
Er leek de laatste jaren echter een tendens in de Westerse landen zichtbaar om, ten koste van zeer veel , inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van een andere staat achterwege te laten. Niet zozeer omdat het volkenrecht in-
het non-interventiebeginsel aan hun laars lapten. De andere Westeuropese landen, waaronder Nederland, hielden zich evenwel nauwkeurig aan de bepalingen - zó nauw-
menging verbood, maar omdat binnenlands-politieke omstandigheden daartoe dwongen. Na "Vietnam" kon geen
keurig zelfs, dat vrijwilligers in dienst van de Republiek het Nederlanderschap werd ontnomen.
Westerse regering zich meer een inmenging veroorloven.
Selectief Volkenrecht De geschiedenis in vogelvlucht De tijden zijn wel eens anders geweest. Als men ver in de geschiedenis teruggaat, ontvouwt zich het beeld van de in-
menging als één van de volstrekt legitieme middelen in de internationale diplomatie. Die diplomatie werd door vorsten en niet door landen gevoerd. De intrige en inmenging waren daartoe geaccepteerde instrumenten. Niet het grondgebied met zijn bewoners was souverein, maar het gezag dat een vorst kon uitoefenen. Inmenging in een land werd daarom ook niet als een schending van grenzen gevoeld, maar als een ruzie tussen de betrokken heersers . John Locke, Montesquieu en Rousseau waren de wegbereider·s van de moderne natie-Jtaat. Door hun theorie~n won de gedachte veld dat de staat aan zijn inwonders toebehoorde. De Franse Revolutie versnelde deze oncwikkeHng. Eén van de typerende kenmerken van de natie-staat was dat het leger niet meer uit huursoldaten, maar uit dienstplichtigen bestond. Het waren niet meer-in de eerste
plaats de particuliere belangen van de vorst die zij verdedigden, maar hun land. Buitenlandse politiek werd allengs een zaak van regeringen
Bovenstaande historische vogelvlucht maakt duidelijk dat interventie in de loop der eeuwen van geaccepteerd, vollcen-
rechttlijA verbodtn is geworden. Wat wordt nu eigenlijk onder interventie verstaan ? Interventie kan men het best omschrijven als een poging
de toestand in een ander land of tussen andere landen naar zijn hand te zetten. Het veronderstelt een nog onbesliste twist tussen twee partijen, waarmee een derde zich op een gegeven moment gaat bemoeien, meestal door een van de opponenten te steunen. De interventie kan ongevraagd geschieden, maar veelal ook op verzoek van een van de
strijdende partijen. Interventie is iets anders dan een duurzame bezetting, er is
altijd sprake van een tijdelijke situatie. Een land kan zich inmengen door politieke druk uit te oefenen ; het kan wapens (of voedsel) leveren aan één partij en deze aan andere
onthouden; een land kan dreigen militair in te grijpen. De "gunboat-diplomacy" was een niet weinig voorkomend middel om zwakke landen te pressen iets te doen of na te laten ; een kanonneerboot ging op de rede van een havenstad voor anker en sommeerde de autoriteiten het verlang-
die zich niet meer uitsluitend in de werkkamers van de
de te doen; gebeurde dit niet, dan opende men het vuur en
Europese vorsten afspeelde. Vanaf het moment dat een
was er sprake van daadwerkelijke militaire interventie.
vo lk. zich eert natie ging voelen en er eigen wetten, staalSgrenzen en een taal op nahield, werden inmengingen in de
binnenlandse aangelegenheden als inbreuken op de souve-
(Nederland deed bijvoorbeeld iets dergelijks toen 0 = vloot in 1908 de Venezolaanse vloot vernietigde omdat bepaalde schulden niet waren voldaan.)
reiniteit gezien. Werden de staatsgrenzen in Europa in de 1ge eeuw als
men kan om humanitaire redenen ingrijpen (Belgisch/
De oogmerken voor interventie kunnen zeer uiteenlopen :
steeds "onoverschrijdbaarder" gezien, buiten Europa gol-
Franse interventie in Zaïre), een land kan zijn belangen
den andere normen. Ontdekkingsreizen en daaruit voort-
trachten veilig te stellen (1956: Engels/Franse actie in Egyp-
vloeiende kolonisaties behoorden tot het normale gedrag van staten. Het verbod op inmenging had alleen betrekking op de landen die tot de "beschaafde wereld" werden
de bestaande regering in het zadel helpen houden (I 965 : de VS in de Dominicaanse Republiek) of ten val brengen
te om nationalisatie van het Suez-kanaal te voorkomen),
(1968: de Sovjet- Unie in Tsjecho-Slowakije), in een strijd tussen twee partijen één der partijen bijstaan (1950-1953 : de Verenigde Naties en de Chinese Volksrepubliek in de Koreaanse oorlog), als "bemiddelaar" in een conflict optreden (Syriê in de Libanese burgeroorlog). Eèn ding staat als een paal boven water: de volkenrechtelijke regels over de ontoelaatbaarheid van (militaire) interventie bieden zeer weinig soelaas; de regels vastgelegd in het Handvest van de
VN en in resolutie 2225 van de Algemene Vergadering (aangenomen op 21 december 1965) hebben vrijwel nooit de interventie van grotere landen kunnen tegenhouden.
Zelfs verbaal heeft de volkenrechtelijke nonn van nietinmenging maar een zeer beperkte en bovendien Jelectieve werking. In het kader van de Verenigde Naties wordt er aan de ene kant strak de hand aan gehouden (onder meer als het gaat internationale bemoeienis met schending van
mensenrechten tegen te houden), terwijl aan de andere kant economische pressie, politieke druk en zelfs openlijke militaire steun wordt voorgestaan. Wordt Britse inmenging in Rhodesie door de meeste Afrikaanse landen als zeer wenselijk ervaren en beveelt men economische en politieke
drukmiddelen aan om de Zuidafrikaanse apartheid uit te bannen, voor inmenging in een land met een despotisch bewind als Oeganda acht men geen termen aanwezig. Interventie goedkeuren of afkeuren is een kwestie van poli-
De prijs van interventie: aankomst in Milaan van ItaliaanS(: militairen die in de SpaanS(: burgeroorlog hebben gevochten (7 no v 1938).
tiek-strategische voorkeur, niet van volkenrecht; soms wordt het volkenrecht zelfs aan deze voorkeur aangepast.
Non-interventie is ook interventie Toch ziet men, dat de meest schaamteloze inmengingen (zoals die in Egypte door Frankrijk en Engeland en in Tsjecho-Slowakije en Hongarije door de Sovjet- Unie) indruisen tegen het rechtsgevoel dat bij velen bestaat. Zo het interveniërende land geen supermogendheid is, wordt het in dergelijke gevallen doorgaans tot de orde geroepen (zoals ook bij Frankrijk en Engeland gebeurde). De twee grootste mogendheden: de VS en de SU hebben alleen rekening te houden met elkaar - maar kunnen door de omstreden interventie een gevoelig prestigeverlies leiden. Minder schaamteloos wordt het ervaren als in een burgeroorlog of een oorlog tussen twee staten wordt ingegrepen: meestal kan men wel bogen op een "verzoek om hulp", hoezeer het geven van hulp ook in het belang van de hulpgever is. Men hoeft als voorbeeld maar aan Angola te denken, waar elkaar bestrijdende bevrijdingsbewegingen ieder op hun beurt op buitenlandse steun konden rekenen (I ). Zoals eerder gezegd is het leveren van wapens aan één van de conflicterende partijen een vorm van inmenging. Het verkopen van voedsel in zo'n situatie is dat eigenlijk ook, zelfs het weigeren van wapens en voedsel aan één partij bevoordeelt de andere en is dus inmenging. De paradox ligt voor de hand: non-interventie is in feite ook interventie. Niets doen is ook een keuze - een keuze voor de sterkste partij. Het bovenstaande zou tot de - onjuiste - conclusie kunnen leiden dat niet-inmengen even verwerpelijk of even legitiem is als wél de strijdbijl oppakken en gaan meemeppen . Er is echter wel degelijk een reden te noemen die pleit voor niet-inmengen : het kan een rampspoedige uitbreiding van het conflict voorkomen. Toen Frankrijk en Engeland zich in de periode 1936-1939 onthielden van steun aan de Spaanse Republiek en Franco zijn gang lieten gaan, hielpen ze achteraf bezien mee aan de ondergang van de eerste en de victorie van de laatste. Er zijn tal van
argumenten te verzinnen waarom ze de Republikeinse regering wel hadden mogen steunen : Italië en Duitsland hielpen de Falangisten op grote schaal en schonden daarmee hun verdragsverplichting. Er lag moreel en volkenrechtelijk niets in de weg om het non-interventieverdrag als ombonden te beschouwen en de wettige Spaanse Republikeinse regering een handje te helpen. Wat Engeland en Franllrijk ertoe bewoog dit ondanks alles niet te doen, was de angst daannee een conflict te ontketenen dat zich evenals in 1914 als een smeulend vuur o ver Europa zou uitspreiden. Die wereldbrand is er tóch gekomen. Geen mens kent echter de bladzijden van de nog te schrijven geschiedenis. De keuze - wel of niet inmengen - rust op een feilbaar inzicht in de toekomst en op een feilbare extrapolatie van de geschiedenis.
Twee verschillende rechtvaardigingen Meer dan in welk tijdsbestek ook bestond er in de naoorlogse periode de neiging in tennen van machtsblokken te denken. Alles scheen erdoor beïnvloed : trachtte provincie X zich van land Y los te maken en steunde de Sovjet- Unie provincie X, dan volgde daar uit dat de Verenigde Staten land Y steunden. En omgekeerd . In "praktisch" politiek handelen ontliepen de twee grootmachten elkaar niet veel; zij steunden wie ze konden steunen en grepen in waar dit politiek en strategisch opportuun was. De angst dat de tegenspeler in de Koude Oorlog verder zou opdringen, vormde daarvoor de drijfveer. De argumenten die hun optreden rechtvaardigden, waren overigens geheel verschillend. De Verenigde Staten kondigden in 1941 aan dat ze ieder land dat daar om vrotg hulp zouden geven tegen de "Sovjet expansie". Truman, naar wie deze doctrine is vernoemd, verklaarde: "It must be the poliC] of tht Unittd Stat" to ,upport jru peoplt who are resiJting subjection by armed minorilies or oulside presjures. ,.
23
Het
ederlandse vrijwilligers terug uit Spanj~. ederlanderschap was hun o ntnomen.
De zaken werden voortvarend aangepakt, en weldra steunden de VS met miljarden dollars, technische adviseurs en geavanceerde wapens de meest uiteenlopende landen. De Sovjet-Unie beriep zich op een geheel andere materie, de Marxistisch-Leninistische ideologie. In het Marxisme vormt de klassenstrijd (en alle conflicten zijn een vorm van klassenstrijd volgens deze ideologie) het middel tot maatschappelijke vooruitgang. Een socialistisch land heeft niet alleen het recht maar zelfs de plicht de maatschappelijke ontwikkeling te bevorderen door bevrijdingsbewegingen te steunen. De SU heeft hier, ook zeer recent, in alle openheid op gewezen . Daar waar zij in haar politiek optreden niet beperkt wordt door een overeenkomst (zoals dat bijvoorbeeld wel het geval is in Europa, waar het CVSE-slotaccoord inmenging in elkaars binnenlandse aangelegenheden uitsluit), bestaat er volgens de SU geen aanleiding de hulp in de klassenstrijd te verminderen of achterwege te laten. Een speciaal geval vormt de interventie in 1968 in TsjechoSlowakije. Tsjecho-Slowakije hoefde immers geen klassenstrijd meer door te maken aangezien zij reeds tot het socialistische blok behoorde. Desondanks grepen de overige Warschaupactlanden (zonder Roemenië) naar het zeer zware middel van een directe militaire actie. Het is daaro m duidelijk dat naast ideologische vooral ook strategische mo tieven een rol spelen (de Sovjet-Unie stelde later, in een soort apologie die in het Westen de "Breznjev-doctrine" werd genoemd, dat de onderlinge verhoudingen in de socialistische gemeenschap van een speciale aard zijn die ingrijpen in een aantal gevallen rechtvaardigt).
Winst- en verliesrekening Het lijkt erop of sommige landen slechts de voor- en nadelen van intervemie tegen elkaar afwegen zonder zich te bekommeren om de morele zijde. Bij een aantal vormen van inmenging, zoals economische en politieke hulp, is dit o ngetwijfeld waar. Het is moeilijk aan te geven waar de
24
normale diplomatie ophoudt en de politieke pressie begint ; evenzo verschillen wapenleveranties vóór of tijdens een conflict niet wezenlijk, ofschoon het eerste geval gun en het laatste geval wel inmenging genoemd wordt. Bij militaire interventie ligt dat wellicht anders. Voor de internationale positie van een land, is het belangrijk de morele kerfstok zo schoon mogelijk te houden. Ook beseffen politici dat de publieke opinie meer en meer beslag gaat leggen op de buitenlandse politiek en ook hiermee ko mt de moraal om de hoek kijken. Als het om situaties gaat waar voor een land werkelijk grote belangen op het spel staan, zal de morele factor slechts één van de factoren zijn die bij de "winst- en verliesrekening" wordt betrokken. Omdat de verlieszijde (hoge kosten van een militaire interventie, prestigeverlies, onzekere uitkomst en de kans op escalatie van het conflict) steeds zwaarder gaat drukken, tracht men in toenemende mate de Verenigde Naties in te schakelen als scheidsrechter in conflicten. Tenslotte is er een terrein, de schending van de mensenrechten, waarvoor slechts zeer schoorvoetend bereidheid bestaat in te grijpen. Wat een land met zijn onderdanen doet, behoort ook volgens het VN - Handvest tot zijn uitsluitende bevoegdheid. Als het geen buitenlanders zijn die het slachtoffer worden (zoals bijvoorbeeld de Israëlische onderdanen die o p het vliegveld Entebbe in Oeganda gegijzeld werden) sluit men zich angstig voor de problemen af. Het is helaas zo dat er weinig "winst" zit in een inter ventie bedoeld om de o nderdanen van een ander land te helpen en het is helaas ook zo dat de VN hier niet de rol kan spelen die haar bij de oprichting in 1945 was toebedacht. drs K.A. Nederlof I Begin 1976 ch,ong het Amenkaanse Congres Kissinger de steun aan de pro-wester~e bevnjdingsbewegmgen stop te zenen, waarna de door de Smjet-Ume en En ba gesteunde beweging de o verhand kreeg.
Studiedag sociale verdediging op u oAlolm 1978 hield dtStichting Volk. en. Vtrdtdj· ging een studiedag over sociale verdediging. Ot redactie, dit dMrby"aanwnig waJ, httft voor haar lam rU krentnl uit de 1J0000drachtm van de ff)f'Umltdm gt/icht.
G. Geeraerts: "Niet territorium maar sociale waarden en maatschappelijke structuren verdedigen" Het concept sociale verdediging is afgeleid uit een reeks histo· rische ervaringen met spontaan geweldloos verzet tegen staats-
grepen en militaire bezettingen. De belangrijkste voorbeelden deden zich voor bij : de Kapp-Putsch in 1920, de Frans-Belgische bezetting van de Ruhr in 1925, de Duitse bezetting van Denemarken en Noorwegen tijdens W.O . II en de inval in Tjechoslovakije in 1968. Deze ervaringen met geïmproviseerd verzet deden de gedachte posIVatten van een bewust en gepland gebruik van geweldloze acties ter verdediging van samenlevingen tegen staatsgrepen en militaire invasies . In dit perspectief is sociale verdediging een
defensieve strategie gebaseerd op een grondig voorbereide combinatie van geweldloze acties die actief gedragen wordt door de bevolking in samenwerking met de legitieme regering. Hierbij gaat het, in tegenstelling tot de traditionele militaire
loos verzet, gaat een waarschuwingseffect uit op potentiële agressoren , De bevolking moet zijn samenleving natuurlijk wel willen verdedigen , Democratie is dan ook een voorwaarde
voor sociale verdediging.
Prof. van Hessen: "Sociale verdediging niet te organiseren" Historisch bezien heeft sociale verdediging meestal in het kielzog van militaire verdediging plaatsgevonden. Het verzet tij-
dens W.O. 1I is hiervan een voorbeeld. De vraag of sociale verdediging als vervanging van of slechts als aanvulling op militaire verdediging aangewend kan worden, is academische haarkloverij . In de geschiedenis zijn alle mogelijke combinaties van militaire en sociale verdediging te vinden ,
Sociale verdediging is een proces dat zich langs drie stadia onrwikkelt: -
vervreemden van de bevolking, de eerste symbolische voorhoedegevechten worden geleverd;
verdediging. niet zozeer om de verdediging van een territorium als wel van de levenswijze en waarden van een samen-
leving. Het gaat erom de agressor de controle op de voor-
-
daadwerkelijk verzet : de bevolking onttrekt zich in toenemende mate aan de bevelen van de bezetter hetgeen tot toenemende arrestaties leidt;
-
escalatie: een dialectisch actie-reactie proces tussen btutltr
naamstc maatschappelijke instellingen (regering, administratie,
rechterlijke macht, media, industrie . . .) die onontbeerlijk zijn voor een effectieve bezetting, te ontzeggen. Duidelijk is dat hiervan de medewerking van een belangrijk deel van de bevolking is vereist. De achterliggende gedachte is dat de vernie-
de illegalisering : de bezetter en eventuele collaborateurs
en beult, leidt tot een steeds harder optreden van beide kanten.
tigingskracht van de moderne wapens militaire verdediging zinloos maakt, aangezien men de vernietiging riskeert van hetgeen men wil verdedigen, Het ontstaan van lange-afstandswapens heeft bovendien de verdediging van een territoir on-
In dit escalatieproces is het vaak onvermijdelijk dat ook het verzet overgaat tot het plegen van gewelddadigheden. In con-
mogelijk gemaakt.
crete verzetssituaties kan men ook niet altijd aan het dogma
van de geweldloosheid blijven vasthouden. Men kan drie categorieën geweldloze actiemethodes onder-
scheiden : - symbolische acties, die tot doel hebben het standpunt van de verdediger op demonstratieve wijze aan de opponent kenbaar te maken ; -
weigeringsacties , die erop gericht zijn de agressor te verhinderen in het bezit te komen van de middelen, diensten en informatie die nodig zijn om de controle over de maatschappelijke instituties en daannee over het land te verwerven;
De sociale-verdedigingsdynamiek leen! zich niet voor formele organisatie. De initiatieven ontstaan uit de dagelijkse levens sfeer op lo kaal niveau . Pogingen in het verleden om het verzet te structureren faalden, Het Russische partisanenverzet verloor aan effectiviteit in de gebieden waar het gebureaucratiseerd
werd . Evenzo mislukten de pogingen van de Landelijke Onderduikers, de Binnenlandse Strijdkrachten en de Ordedienst, om als overkoepelende organisaties een greep te krijgen op het Nederlandse verzet, De L.O , zelf was in organisatorisch o pzicht een anarchistische troep .
De hardheid en wreedheid van de strijd tussen verzetsbewe-
openlijke co nfrontatie (zitstakingen , obstructie, go-ins, be-
gingen enerzijds en de Duitsers en hun co llaborateurs ander-
zettingen van bedrijven en symbolische gebouwen ... ).
zijds moet niet worden onderschat. Als prof. Sharps lijst van 123 methoden van geweldloos verzet (J), variërend van protestbrieven tot massale boycot- en stakingsaelies in 19S9 als blauwdruk bekend was geweest, zou het aantal slachtoffers verdubbeld zijn. De mogelijke reacties van de bezetter in ogenschouw nemend, waren 2/S van de door Sharp opgesomde acties levensgevaarlijk.
Het uiteindelijke doel is de materiële en imrnateriêle kosten van de bezetting zo hoog op te voeren dat de agressor zich terugtrekt. Van de aankondiging dat iedere illegale poging de macht te grijpen geconfronteerd zal worden met georgartiseerd geweld-
25
J.G. SÎccama: "Bij sociale verdediging blijven de burgers a1lenninst buiten schot" Dikwijls kan de stelling worden beluisterd dat de gevolgen van een wederzijdse atoomoorlog zo schrikbarend zijn dat het on· geloofwaardig is om met de inzet van kernwapens te dreigen. In plaats van nucleaire afschrikking zou derhalve een alternatieve veiligheidsvoorziening- b,v. " sociale verdediging" moeten worden gesteld. Aan "sociale verdediging" wordt dan zelf ook weer een afschrikwekkende werking toegekend in die zin dat de massale tegenwerking van de bevolking die een potentiële bezetter in het vooruitzicht wordt gesteld hem van zijn kwade voornemens lOU afhelpen. Opmerking verdient hierbij dat volgens de "deadly logic" van de afschrikkingstheorie het nu juist de te grote kans op een vernietigende reactie is die de potentiële aanvaller in toom houdt. Het vermogen tot zo'n vernietigende terugstoot kan worden bereikt door het aanleggen van een eigen onkwetsbaar potentieel aan kernwapens. Het wijzen op de verschrikkingen van een kernoorlog kan dus niet minder als versterking van de argumentatie ten gunste van de oorlogvoorkoming door de dreiging met kerwapens worden gezien, dan als een argument voor het zoeken naar een alternatief, in casu ·"sociale verdediging" . Meer specifiek wordt tegen nucleaire afschrikking vaak het bezwaar geopperd dat datgene wat door de dreiging met kernwapens beschermd zou worden in een daadwerkelijke atoomoorlog nu juist zou worden vernietigd. Dreiging met het opgeven van de eigen hoogste waarden (met name het eigen leven) zou ineffectief en tegenstrijdig zijn. In de eerste plaats geloof ik niet dat dit argument correct is. Een vliegtuigkaper kan een piloot heel effectief dwingen koers te zetten naar het vliegveld dat zijn voorkeur heeft hoewel de kaper bij uitvoering van zijn dreigement (het doden van de piloot) het door hem zozeer gewenste doel nu juist niet zou bereiken. In de tweede plaats blijven in een stelsel van "sociale verdediging" de eigen hoogste waarden ook allenninst buiten schot, al strekken de eigen kosten zich dan niet uit tot geboorteafwijkingen bij toekomstige generaties. Van de eigen burgers wordt tegelijkertijd het uiterste aan heldenmoed en gelatenheid geeist: ze moeten b.v. geweldloos toezien dat de bezetter uit represaille-overwegingen executies uitvoen. Aan de aanwezigheid van intercontinentale overbrengingsmiddelen en de daannee samenhangende nucleaire doordringbaarheid wordt het argument ontleend dat de territoriale integriteit van staten in het atoomtijdperk niet meer telt. Aan dit argument wordt vervolgens de conclusie vastgeknoopt dat nu niet langer grondgebied maar de verworvenheden in een sociaal stelsel bescherming verdienen. Dit zou het best geschieden door middel van een stelsel van "sociale verdediging". Over deze redenering dient eerst te worden gezegd dat bij een beleid van pure afschrikking het eigen grondgebied (met uitzondering van de kernwapens maar met inbegrip van de steden) inderdaad uitdrukkelijk kwetsbaar wordt gehouden voor de kernwapens van de opponent. Maar afschaffing van de kernwapens (zoals bij een vervanging van nucleaire afschrikking door " sociale verdediging" zou optreden) zou verdediging van het eigen grondgebied (en het daar vigerende sociale stelsel) juist weer zin geven. Een overeenkomst tussen nucleaire afschrikking en sociale verdediging is gelegen in het waarschuwende karakter van de te bieden weerstand. Bij de dreiging met kernwapens wordt de potentiêle aanvaller gewaarschuwd voor de vernietigende reactie waarmee valt te rekenen als hij een aanval begint. In
26
het geval van de sociale verdediging wordt de eventuele agressor een massaal (geweldloos) verzet in het vooruitzicht gesteld, . indien hij zijn boze plannen doorvoert. Nucleaire afschrikking en sociale verdediging hebben ook gemeen dat de burgers bewust kwetsbaar worden gehouden voor de militaire maatregelen van de tegenpartij . Hoewel maatregelen ter bescherming van de bevolking (aanleg van voedselvoorraden en het bouwen van schuilkelders) b.v. door Roberts als mogelijkheid voor "sociale verdediging" in aanmerking worden genomen, is doorgaans nauwelijks een groter verschil denkbaar dan dat tussen "civilian defence" ("sociale verdediging") en " civil defence" . Bescherming van de burgerbevolking is dus ook bij " sociale verdediging" uit den boze. Over een theorie van de sociale verdediging bestaat allerminst overeenstemming. Een juist te vrijblijvende uitweg - omdat die de theorie namelijk onweerlegbaar maakt - is b .v. dat men bij het fal en van "sociale verdediging" altijd kan stellen dat onvoldoende aan de maatschappelijke voorwaarden voor het welslagen van sociale verdediging was voldaan. Tot deze voorwaarden behoort b .v. het bereiken van een door democratisering gedeelde rechtvaardigheidsopvatting. Het opvoeren van voorwaarden voor het welslagen van "sociale verdediging dreigt de hypothese dat "sociale verdediging" effectiefis onweerlegbaar te maken.
Noot: I) De lij st van Prof. G. Sharp Îs o pgenomen În het boek van A. Robens "The Strategie of Civilian Defense" , Londen 1967 .
G. Guraerlj ü verbonden aan het Centrum voor Poltmologie te Bru.uel. Prof. dr].S . van Hw en iJ hoogleroor jodologie aan de R.U. Utrecht . Dn].G. Siccama iJ medewerher van het N IVV.
Ja, soo, Jasoo • IS
prioted
hy
boekdruk +offset /boekhandel /kantoorboek handel drukkerl) cv elve/lilbor vindt ve. . .tr••t 1. - po"bu. 3023
2301 DA loldon - tel. 1071) 12.83.41
Ideologie versus economie In zijn bock "ThL end of thL postwar tra; a ntW baJanct ofworld power" (London, 1974) scheute de vorig jaar overleden diT~leur van het ~ raamde "Institute for Strategie Studies", Alastair Buchan hoe de naoorlog~ wereld, waarin de VS en de Sowjet- Unie de politieke verhoudingen voor een ~Iangrijk. deel bepaalden, langzamerhand van structuur veranderde. Door de opkomst van nieuwe machten, niet alleen West-Europa, maar ook Japan en China krttg de wereldmaatschappij een multipolair karakter. Het aantal soevereine staten nam voortdurend toe (op hel ogenblik. ruim 160). Nieuwe machten dreven de olnwikkeling in een onvoorziene, onvoorspelbare richting. Jk. behoef hier slechu te wijzen op de opkomst van de Arabische wereld door de economische macht van de oliestaten. de nieuwe relaties van de Arabische landen met Afrika, de toene· mende economische en politieke betekenis van landen als Iran en Brazilil en de groeiende Russische invlo«! in Afrika. Het eenvoudige schnna "communisme versus kapitalisme", dat in de periode van de Koude Oorlog opgeld deed, heeft reeds lang aan wezenlijke betekenis ingebott. De ontwiUe· Iingen in de Derde Wereld en die in de ni~we Vierde Wereld van pau~rs zijn op geen enkele wijle te voorspellen. Telt.enend in dit oplicht is de houding van de Arabische staten ten op· lichte van de So'Ajet· Unie. De Noord-Zuid· verhouding wordt een steeds bdangTijker element in de relaties tussen het We5len en het Oostblok. Belangrijk hierbij is het feit, dat de Derde Wereld een leer heterogeen gezelschap vormt : gebonden en niet-gebonden staten, .socialistische en islamitische landen , rijke olielanden en arme agrarische samenlevingen. De onderlinge rivaliteiten en tegenstellingen zijn veelsoortig van aard . Men kent de tegenstanders: Algerije contra Marokko, libit contra Egypte, India contra Pakistan, Syril contra Irak en Egypte, Vietnam contra China en Cambodja, Ethiopi~ contra Somali~ , Turkije contra Griekenland . De economische, politieke en sociale verscheidenheid doet wonderlijk genoeg vaak weinig afbreuk aan ideologische uitgangspunten, die soms een wel zeer anachronistisch karakter tonen . Zo kon men in het Russische tijdschrift "Mirowaja ekonomika i mezjdoenarodnY.ie otnosjenija" (Wereldeconomie en internationale betreHingen) van februari 1977, in een artikel van G. Diligenskij "De crisis van het kapitalisme en de bourgeois-ideologie" de oude, bekende dogmatisch-ideologische slo· gans opnieuw terugvinden : de " werkende klasse" moet langs de weg van de revolutie de oude kapita listische maatschappij vernietigen. Een dergelijke benadering is uiteraard weinig relevant voor de politiek -sociale werkelijkheid in landen met zo geheel verschillende structuren. Zo'n strikt ideologische benadering versluiert ook het feit, dat de Westerse geYndus. trialiseerde landen en de Sowjet- Unie voor een belangrijk deel met gelijksoortige problemen te kampen hebben. Ik denk hier aan de afne· mende economische gToei, het energievraagstuk (men verwacht dat ook de Sowjet-Unie in de jaren tachtig een olie-importeur zal wor· den), de milieuproblematiek, de sociale en cul· rurele gevolgtn van de technologische evolutie, de bewapeningslast, de verspilling en uitput-
De Oost-West verhouding in een nieuw licht
ting van gTondstoffen, de bevolkingsgroei. de opkomst van een klasse van technocraten, hel emancipatiestreven van bepaalde gToepen (bv. in de Sowjet-Unie de verschillende nationaliteiten). AI deze problemen zijn niet typisch voor een bepaald politiek systeem of een bepaalde sociaal-economische orde, wtl voor een moderne industri~le samenleving. De vraag lijkt dan ook gewettigd of de gelijksoortige problematiek van Oost en We5t, die dwingt tot bet zoeken naar gelijke oplosdngen met ah dOf:1 een optimale economische orde. niet de juistheid ~v~tigt van de convergentietheorie. volgem welke Oost en West zich in dezelfde richting ~wt:gen. Men kan hieraan ook de vraag verbinden of de technologische ontwikkeling niet leidt tot een groeiende samenhang en vervlechting van het economisch en sociaal gebeuren in de wereld .
listische landen kan de particuliere eigendom zo ver worden uitgehold dat de ondernemingen in feite alleen nog maar overheidsbeslissingen uitvoeren . .. " (pag. 17). Duidelijk is ook dat de ideale, optimale economische orde in de Sowjet-Unie gestalte zou moeten krijgen in een maauchappij met een bepaalde geschiedenis en een politiek stelsel, dat niet altijd vernieuwingen toestaat, ook al schijnen de economische wetmatigheden hiertoe te dwingen . Zoab bekend werd de vernieu· wingsgolf in de zestiger jaren teruggedrongen en stuitten pogingen tOt decentralisatie op groot verzet. Niet uit het oog moet worden verloren, dat de centralisatie van het economische leven in de So~jet-Unie de pendant vormt van de poiitidt centralisatie, zoals deze tot uitdrukking komt in de monopoliepositie van de communistische partij .
Convergentietheorie
Ik meen, dat het type van de gemengde economische orde, zoals wij die in het Westen kennen, bewezen heeft zich sneller te kunnen aanpassen aan technologische vernieuwingen en de nieuwe eisen van een veranderende maat5Chappij . Maar er is meer. De positie van het individu in de westerse samenleving, de mogelijkheden voor individuele ontplooiing, de waardering voor creativiteit, vrije informatie. de rechtsorde, medezeggenschap, vrije onderhandelingen tussen werkgevers en werk· nemers, het zijn alle elementen, die ook verband houden meI het geestelijk klimaat en de tradities van een land en niet uitsluitend be· paald worden door economische determinanten . Wannet:r het communisme in de toekomst zou kunnen evolueren lot een " communisme met een menselijk gelaat", dan wu het ongetwijfeld de meeste van deze elementen in zich moeten opnemen. De vraag rijst hoever hier de convergentie kan gaan . Vele aanhangen van de convergentietheorie verlielen uie het oog dat naast de economische determinanten ook historische. politieke. cu lturele en ideologische factoren een zeer belangrijke rol spelen. (2) Het totalitaire systeem heeft historische wortels , die verder reiken dan veelal wordt vermoed. De autocratie in het tsaristische Rusland , de macht van de landadel , het ontbreken van vrije steden met een welvarende, onafhankelijke burgerij, de staatsinvloed bij de indus· trialisatie, het waren alle factoren, die de democratisering en de omwikkeling van een gemengde economische orde in het rijk van de dubbele adelaar in de weg stonden (5) en ook lUl de revolutie hun invloed deden gelden op het nieuwe staatsbestel .
Volgens de convergentie-theorie, zoals deze geformuleerd is door Tinbergen, Galbraith e.a. (J ) worden de verschillen tussen de economische systemen van hel Westen en het Oostblok langzamerhand geringer. zonder echter geheel te verdwijnen. West tn Oost streven naar een optimale economische orde, naar een snellere groei en een gelijkere inkomensen vermogeosverdeling. Bepaalde ontwikke· lingen schijnen d~le theorie te bevestigen. Opvattingen, die hun neerslag vonden in de eerste Russische vijijarenplannen in de jaren dertig hebben het veld moeten ruimen voor andere uitgangspunten. Zo bleek, dat de loonnivellering volgens communistisch procédé een ongunstige invloed had op de produktiviteit. Men ging inzien dat zwaardere arbeid of gro(ere verantwoordelijkheid een betere beloning verdiende. Lange tijd stelde men zuiver kwanti. tatieve no rmen voor de produk.tie in de bedrijven vast in het kader van de vijijarenplannen zonder enig verband met de prijsvorming . Het begrip rente voor het gebruik van kapitaal werd ab " kapitalistisch " van de hand gewezen. Genoemde uitgangspunten bleken een ongunstige invloed te hebben op kwaliteit en produktiviteit. Er groeide een beter inzicht in de betekenis van het begrip " winst". Een toenemende decentralisatie, verlegging van bepaalde ~dis s ingsbevoegdheden naar de bedrijven (althans binnen zekere grenzen), meer aandacht voor de werkelijke kosten, afstemming van de produktie op de vraag hadden een positieve invloed op het economisch klimaat (vooral moet hier Hongarije genOf:md worden). Dit vemieuwingutTeven van «onomen en managers botste vaak op het conservatisme van de bureaucratie. dil:: vreesde. dat aantasting van het centralisme tot uitholling van de politieke machuposities zou leiden. In het Westen is er meer waardering ontstaan voor planning als instrument om conjunctuurbewegingen te reguleren. Men heeft ingezien, dat bepaalde verreikende beslissingen niet aan het particulier initiatief kunnen worden Overgelaten. Ten aanzien van het probleem van het particulier eigendom, de "bête noire" van alle communistische profeten, merkte prof. F. Hartog in zijn bijdrage "Uitdagingen aan 005 economische stelsel " (in de bundel "Mens en keuze", Amsterdam. 1972) op : ."In de ka~ita-
Het is niet moeilijk om o ns westen stelsel op een aantal pumen te kritiseren . De inflatie. de werkloosheid. het milieuvraagstuk, de nog onvoldoende hulp aan de Derde Wereld. de oncontroleerbare macht van de multinationals, de grondstoffen- en energieverspilling wu men hier in eerste instantie kunnen noemen. Vele van deze problemen hebben echter een bovennationaal karakter. Hier liggen ook belangrijke taken voor VN-organisaties als FAO, IMF, GATT, International Bank for Reconstruction and Development (World Bank), International Development Association (IDA). (Opmerkelijk is, dat de Sowjet-Unie van geen van de genoemde organisaties lid is !)
21
~ntraal staat de vraag hoever men in het Westen met overheidsbemoeiing kan gaan zonder het Ir.arakter van de gemengde economische orde met zijn vrije ondernemingsgewijze produktie in de wortel aan te tasten.
Omgekeerd zal men in Oost- Europa de vraag stellen hoe ver men decentralisatie en vergmting van de beslissingsbevoegdheid van de managers kan toestaan zonder de fundamenten van het regime te ondergraven. In beide stc~lsels staat de vraag naar een redelijke verhouding russen vrijheid en gelijkheid centraal (4). Zal prof. Th.A. Stevers gelijlr.lr.rijgen, die in "Economisch-Statistische Berichten" van 27 oktober 1976 in een artikel "Is het overheidsbeleid endogeen" stelde, dat de problemen van inkomensnivellering, collectieve uitgaven en doeltreffende werlr.loosheidsbestrijding slechts opgelost kunnen worden door een versterkt centralisme en toenemende macht van de bureaucratie, waardoor de fundamen ten van de democratie worden ondergraven? Terecht merkt prof. Stevers op dat het hier om fundamentele zaken gaat : "Nitl al/un om wtrAgtltgtnhtid en welvaart, maar
ooA tn uiteindeli]A om tnen.ydJ gtlyAhttd tn daarmu om soltdari/til tn ontplooimgsmogtlyAhtdtn voor vtltn, tn andenydJ om vnjhttd tn daarmet om indtvtdutlt vtranlwoordtlyAhtul tn psychuch gezond ltvtn, tn dat allts nul m abstracto, maar in concreto, httr tn nu. Aan dt spannmg lwstn gelyAhttd tn vnjhtid valt nul lt ontAomen, het gaal echter om un verantwoordt dosering van bttdt. .. "
Ook prof. Couwenberg wijst in zijn oratie (5) op pessimistische stemmen, "die op uiteenlopende gronden opnieuw op het gevaar wij7en dat de liberale democratie door de sterk groeiende staatsmacht plaats gaat maken voor een totalitair- of autoritair-bureaucratisch bewind". Couwenberg wijst in dit verband tevens op het machtsverlies van het parlement. Hier rijst bO\·endien de vraag of een gezonde ontwikkeling van de democratie niet ook bedreigd wordt door externe factoren als de bewapeningswedloop en nieuwe spanningen in de Oost-West verhouding.
Détente en economische samenwerking Het Russische streven naar een détente, zoals dat o.m . in Helsinki tot uitdrukking kwam, berust in hoofdzaak op vier politieke desiderata : I. De wens om van het Westen erkenning te verkrijgén van de territoriale status quo in Oost-Europa. 2. Vreedzame coëxistentie met West-Europa om van een rugdekking verzekerd te zijn bij een conniet met China (vandaar ook de felle Chinese kritiek op Helsinki!). 3. Het verir.rijgen van Westerse economische hulp in de vorm van kredieten en geavanceerde technologie teneinde een redelijke economische groei te behouden. 4. Beperking van de bewapeningswedloop, die een te zware last legt op de Oosteuropese economieën. Uiteraard hoopt ook West-Europa winst te boeken bij de uirvoering van de aceoorden van Helsinki, o.m. beperking van de bewapeningswedloop en uitbreiding van de handel in een periode van afnemende economische groei. De slotakte van de conferentie van Helsinki biedt velerlei mogelijkheden voor samenwerking tussen Oost en West : uitwisseling van technologie en licenties, energtc- en grondstoffenvoorziening, milieubeleid, transpon enz. Het ztjn juist deze economische aspecten van de overeenkomst waarvoor in het OoSLblolr. de
28
meeste belangstelling bestaat. Gebleken is nu wel, dat het Oostblok de paragraaf over de mensenrechten in feite negeert.
Oost-West-handel Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de handeltussen Oost-Europa en het Westen zich in gunstige zin. De koude oorlog maakte evenwel een einde aan deze opwaartse trend. In de jaren zestig volgde echter weer een opleving van de handel tussen West-Europa en het Oostblok, gestimuleerd door het verlangen van nieuwe leiders en vooruitstrevende economen in het Oostblok om het industrieel apparaat te moderniseren. Uiteraard staat West-Europa positief tegenover uitbreiding van de handelsrelaties met Oost-Europa, dat geïnteresseerd is in Westerse kapitaalgoederen (bedrijfsklare fabrieken, installaties enz.), technologie enz. Een ernstige barrière vormt echter de snel groeiende schuldenlast van de Comeconlanden, waaruit. blijkt dat deze niet in staat zijn voldoende produkten op de EEG- markt af te zetten. Wel moet hier nog worden opgemerkt, dat de stijgende prijzen van grondstoffen en brandstoffen voor de Sowjet-Unie en ten dele voor Polen (steenkool) voor de toekomst gunstiger perspectieven bieden. De verwachting bestaat dat in de jaren tachtig de Sowjet- Unie als expon eur van aardgas, cokes, ensen, hout en wellicht ook zware machines op de Westeuropese markt een steeds belangrijker rol zal gaan spelen. De samenwerking met Westerse ondernemingen (b.v. die met Fiat en Renauh) is van grote betekenis voor de Russische industrie van vrachtauto's. De samenwerking met West-Duitsland voor een grote staalfabriek in het ertsrijke gebied van Koersk zal de Russische staalindustrie nieuwe mogelijkheden bieden. Met het Franse bedrijf Péchiney-Ugine-Kuhlmann werd een overeenkomst gesloten voor de bouw van een aluminiumfabriek bij de Zwarte Zee met een capaciteit van I miljoen ton per jaar. Ook zoekt men Westerse en Japanse samenwerking voor de ontwikkeling van de natuurlijke rijkdommen van Siberië.
Sowjet-problemen Ondanks Helsinki, ondanks deze plannen voor economische samenwerking blijkt er in de Oost-Wesrverhouding nog altijd voldoende connietstof opgehoopt te liggen. In de eerste plaats het probleem van de mensenrechten en de pogingen van de Sowjet-Unie haar invloed in Afrika te versterken. De positie van president Carter is niet benijdenswaardig. Maar is die van de Sowjet-Unie veel gunstiger? Het conniet met China vormt een voortdurende dreigi.ng voor de Russen. In Egypte en Somali!! is de Russische invloed uitgeschakeld . Ethiopië is een wankele bondgenoot in Afrika met vrijwel onoplosbare economische en politieke problemen. In Irak valt een toenemende kritiek op de Russen te beluisteren. Joegoslavie heeft op het laatste partijcongres bij monde van Tito duidelijk te kennen gegeven zijn onafhankelijke koers te willen voortzetten. Binnen de Comecon wordt de Sowjet-Unie geconfronteerd met recalcitrante Roemenen die niet altijd bereid blijken de dtrectieven uit Moskou te volgen. Binnen de Sowjet- Unie doet de dissidentenbeweging voortdurend van zich spreken en deze toont meer vitaliteit dan de Russische leiders verwachllen. Ook in Polen en Tsjechoslowalr.ije zijn de dissidenten nog steeds niet tot zwijgen gebracht. Dan ts er in de Sowjet-Unie nog het probleem \'all de minderheden
(Oek.rainers, Georgii!rs, Oezbeken enz.). De economische groei in de Sowjet-Unie stagneen. og altijd moet graan uit de VS worden geimporteerd. De consumenten stellen hogere eisen. Het geboortecijfer daalt, de vraag naar geschoolde arbeidskrachten neemt echter toe. Intussen slokt de bewapening een groot deel van het staatsbudget op. Er bestaat grote behoefte aan import van technologische kennis uit het Westen, niet alleen voor de verdere industriële ontwikkeling maar ook voor de uitbreiding van de oliewinning in Siberië. Ook bmnen de Sowjet-Unie wijten economen de stagnerende groei aan onvoldoende innovatie. Zal het Westen en in het bijzonder de VS bereid blijven de noodzakelijke technologie te leveren ? De arbeidsverdeling en specialisatie binnen de Comecon (de organisatie voor economische samenwerking binnen het Oostblok) blijkt een proces van lange adem, dat niet zonder fricties verloopt. De Sowjet-Unie heeft op het gebied van de levering van grondstofTen (aardolie, gas, ertsen) belangrijke troeven in handen, maar zal zij aan de groeiende vraag naar olie binnen de Sowjet-Unie zelf en de andere Oosteuropese landen kunnen blijven voldoen ? Er bestaat in het Westen twijfel of de nieuwe Siberische oliebronnen de produktie wel snel genoeg kunnen opvoeren. De Sowjet-Unie houdt binnen het Oostblok een aantal centrale sectoren in eigen handen : atoomenergie, computerproduktie en ruimtevaan. De andere Oosteuropese landen krijgen hier slechts de rol van toeleveringsbedrijven toegemeten. Maar ook hier poogt Roemenie zich aan de controle van Moskou te o nttrekken. Zo heeft Roemenie een Canadese atoomcentrale besteld. (Hierbij moet erop gewezen worden, dat Roemenie zelf over het noodzakelijke uranium beschikt en dus niet zoals de meeste andere Oosteuropese landen afhankelijk is van verrijkt uranium uit de SowjetUnie.) Roemenië hoopt tegen 1980 ruim een Ir.wan van zijn elektriciteitsprodulr.tie te dekken door middel van atoomcentrales. De opbouw van een nucleaire capaciteit wordt in het Oostblok in versneld tempo voongezet, niet gestoord door milieu-pressiegroepen, die in het Westen een groeiende invloed hebben. Is er niet het gevaar, dat het Westen door een kritische opstelling ten optichte van atoomenergie te veel afhankelijk wordt van Arabische olie, Poolse steenkool en Russische olie en aardgas?
Slotbeschouwing Doel van dit artikel was een korte situatieschets te geven van een aantal belangrijke factoren , die de Oost-Wesrverhouding bepalen. Zeker is wel dat naast ideologische en politieke beweegredenen, ongetwijfeld van grote invloed maar vaak gebaseerd op anachronistische uitgangspunten, dwingende economische factoren een rol spelen, die beslissend kunnen zijn in de krachtsmering tussen Oost en West. Ook de Derde Wereld en in het bijzonder China (6) dat steeds meer toenadering zoekt tot het Westen en opkomende staten als Iran en Brazilië! lUllen in dit krachtenspel een steeds belangrijker rol gaan spelen.
P. Krug
Noten I. Vgl. J. van den Doel " Konvergentie en evolutie" , Assen, 1971 en J. Tinbergen " De convergentietheorie: antikritiek" in de
bundel "Mens en kt:uZt:" (Armlerdam, 1972). Et:n kritiek op de conv~gemietht:Orie vindt men O.m. in Z. BrtCZÏmü and S.P. Huntington "Politica! powtr USA! USSR", Ne:w Vork, 1964. Vgl. voom ook I. Rankoff "D~ driue Wt:g - dn neut:! Wirl5ChaflJ}'.51em?" in Onroropa Wiruchaft dec. 1976 en P. Lcndrai "Ot: grenzen van de vt:randering in Oon.Europa" Intunatio· naleSpt:ctatorjuli, 1977 . 2. Van bt:lang is in dit lad~ ~n vt:rge1ijkende studie [us.5t:n de omwikkding van Japan en Rusland. Zie hiervoor A. Maddison "Tw~ modellen van t:ronomi.sche grOt:i" (Utredll, 191 t) en C.E. Black a.o. ''The moduniza· tion ofJapan and Ruuia" (Ne:w Vork, 1975). 5. Vgl. in dit verband o.m. hel bijlond~ bt:. langrijke werk van R. Pipt:5 "RuuÎa und~ the old regime", London, 1974 en ook van schrijver dt:les "Oude nationaal.Ruuische cuhuul"dementen in de Sowjet·Unie" , OostWt:$t, sept./okt. 1965. 4. Vgl. ook het themanr. "Gt:loofwaal"digh~d en dTectiviteit van onze sociaal-t:ronomische OI"de", Civis Mundi,jan./febr. 1975. 5. "Democrati5Che rechlutaal en het emancipatiesrraen". Rotterdam, 1977 . 6. Informatie over de huidige omwikkeling in China vindt men o .m. in "China Q.uan~ly" (Londen) en het driemaandelijk..5t: referatentijdschrift "China· Informatie" (Doelen$tnal lOl, Delfd.
Commentaar op
verrichtingen hield de Duit.st: Gt:nerale Staf ~ blijkbaal" all"t:kening mtt dat er met Frankdjk en met Rusland oorlog gaoerd zou kunnen (moeten) wOl"den . G~n opmerkelijke opvatting als men bt:denkl dat de bt:kende krijgshistoricus Miksche 1855 noemt als het jaal" waadn de kiem vool" de Fr.ms-Duit.st: samenwerking wOl"dt gelegd (dit nota bt:ne tijdens de Krimóodog) (4):' Frankrijks politiek is el" in dit tijdperk v.a.n laatimperialisme op gericht de totstandkoming van de Duitse ~nh~dS5taat te v~hind~en . De Fn05 -Duitse oorlog van 1810-1871 , de FranSt: legefTt:Ol"ganisatie van 1875, de Drey. fus-affail"t: twintig jaar later - Dreyfus wel"d van spionage vOOl" Duitsland beschuldigdrijn enkele van de gebeurtenissen, die in I"t:latie 101 de toenmalige Fran~ oostpolitiek kunnen worden genClmld . Aan dt" and~e kant van de Rijn, in het jonge: Duil5C keizerrijk, omwikkelt zich even~ns ~n op militail"t: macht gebasttrd buitenlands bt:. leid . Was ~n militante houding legt:nover rivaliserende staten niet de strategie bij uitstek om het eigen nalÎonaliteiubt:sc:f tOt volle wasdom te bl"engen ? De Eerue W~ldoorl og. het uiteindelijke vernietigende geweld van deze oorlog. was niet gewild. Ik oorlog was wel goed voorlxrdd (5) en misschien wu hij - VOOt' ttIl periode van hooguit ttIl maand - toch gewild om eindelijk ~m duidelijkheid te Khcppen in dit gehetl van botsende politieke dodeinden van imperialisme, nationalisme. militarisme en revanchisme. van politiek eenheids- en afscheidingsstreVen. Het pakte wel httl andttS uil; het robbertje vrchten werd doodslag.
C\au.ewitz
(Hoe kan een derde Wereldoorlog ontstaan?' In dil Iac:nswaardig artikel-'ft.~inigen ooitten de moed rich op serieuze wijze te buigen over de k.a~n op ~n ew:ntuele allesvemieti· gende ( ?) del"de wereldoorlog - ~nt de Auteur te kunnen stellen dat de Eerste Wereldoorlog door niemand gewild was. De historit" biedt ind~daad voedsel VOOI" lo'n opvauing. Zo schrijft de Ut.rtth~ hoogleraal" in de krijgsgeschiedenis Spits dat "It" prudem monsieul" Saunow, dt" toenmalige Russische miniSl~ van Buitenlandse Zaken, in de onder· handelingen met de Oostenl"ijkers zich aan ieder-e str-ohalm v-.ulklcmde om de vrede te redden" . (I ) De Groningse simulatiedt:$kundige prof. Lipschiu, mrent, op grond van de rt:!uluten van ~n simulatiespel, gebUttl'd op de omwik.k.elingen die tot de Et:nte Wel"t:ldoodog hebben geleid, dat "Lord Grey het indel"daad beter had kunnen doen" (2). Eén van de participanten, die de rol van de Britse mininer \'VI Buitenland~ Zaken Grq speelde, besloot name· lijk tegen de geschiedenis in ren conferentie bij~n te I"oepen teneinde daar dru" uit lt" oefenen op Oostenrijk. Hongarije om de eisen tt"n aaJU.Ïen van Scrvit te wijzigen. Snro voor dt:le Britst: staatsman 10 als londebok te wol"den afgeschilderd, maar ter "~dedi ging UIl hij aanvoeren dat het aeneerts dOOI" Vigeveno aangehaalde berClmlde veldtocht. plan van Von Schlieffen al van vóór 1906 da· trerde (S). AI jaren VÓÓI" de feitelijke oodogs·
Aan het slot van zijn artikel gaal Vigeveno in op Clausewitz en stelt daarbij dat lowel 0051 als West tegenwool"dig van ren " vttl meer politieke, lui"erdCf' Clau.sewitziaa~ opvatting van oodog uitgaan". Hel kJopt dat de Eente en Tweede Wereldoor. log met hun ongecontroleerde krachten moei· lijk te vt'f'Seiijken lijn met de oorlog zoals Clau.5t:Witz hem defini~rde . In zijn opvatting (6) is oorlog ~n gewapend gebeuren waarop politici ren directe grrep bt:houden. Weliswaar blaen in de Tweede Wereldoorlog politici loals Hitler, Churchill, Roosaelt, Sta· lin en later Truman boven hun bevelhebb~s staan , rij konden niet verhind~en dat het een· maal gestarte oodogspl"oct:$ - met etn vel"nietigend automatisme - eindigde in 00\'001"· waardelijke overgave. Ergo' was het gt:$teld met 8ismal"ck in 1870· 18 71 : hij m0C5t via bui tenlandse correspondenten vernemen wat door lijn Gt:nerale Staf aan opel"aties ondernomen wel"d (1). Dat de huidige machthebbers meer ClausewÎl2iaans denken un echl~ niet gesteld wOl"den, all~n maar gewenst en ge· hoopt. Wat wel gt:!teld kan wol"den is dat poli. tieke doeleinden oonaak rijn van beide grote verschrikkingen van deze eeuw. Oodog dus toch al. politiek middel. maar eenmaal als middel toegepast niet mttr te stoppen. Duidelijker dan de toch in wac:n vage politieke doeleinden voorafgaande aan de Eente We· t't'ldoodog rijn die welke tot de Tw~de Wer-e1doodog hebben geleid . Hitiers "Mein Kampr ' kan hi~bij httl makkelijk gezien worden als ~n overduidelijke beleidsnota. Zttr im~essant in dit verband is het boek van De L«uw .. Nederland in de WCf'e1dpolitiek" . Hij bnchrijft nog v661" de oodogsfeiten, na· melijk in 1936. hel uiterst vreeswekkende van Hitlers plannen . " De uitbreiding van de le-
vensruimte vool" het Duiue volk moet gelocht worden in het Oosten, in Rusland en de r-andstaten" (8). Kon Hitler lijn territoriale ambitit:$ anders bereiken dan door middel van oorlog ? Verkttrsong~vaU ~n
Als het werkelijk juist is dat bij elk groot.schalig internationaal conflict oteme gerichte poli tÎt"ke doelstellingen ren rol spelen, dan is de lans op ren d~de wo-eldoorlog vooralsnog miniem . ROling's verkeersongevallen in de imernationale politiek lullen altijd plaatselijk blijven . Bl"okkenmakers in clubverband (Fascisten, Nazi's, " Revanchisten", " hdd~ndom - nationa Iinm") op grote schaal opererend zijn daarvoor noodzakelijk en lo'n club heeft in de huidige imernationale wereld voodopig nog te weinig leden . Niemand kan echter met lekel"heid leggen dat ttn dergelijke vel"t:niging niet snel weer lan onUtaan. We kunnen bijvoorbeeld denken aan ren hernieuwd wo-eldcommunisme à la Trouky met als dOt:lneiling de gehele wereld de superieure communistische It\·t"nsnijl te laten adopteren of aan ren plou opkomende nieuwe opansiew: religie, loals de Islam dat was elf ttuwen geleden . "De opkomst van de Islam is na die van het Christendom de verwonderlijk..ste ~ding der wereldgeschiedenis" heeft Hui linga ooit ttns geschreven (9). In dit kad~ kunnen wt! ook dt"nken aan vormen van neo· kolonialisme om hoch maar) te kunnen beschiu'en ov~ de laaute druppels olie of ov~ andCt't' uiterst schaan gewol"dt"n grondstoffen. Dat dit 500n tur-bulenties - evenals voor· heen - gepaard zullen gaan met ge:wtld, is haast onvermijdelijk. Ik vraag me daarbij ar or de Westeuropc:1C staten indien zij ~ niet in slagen zich vo ld~nde te vft'COigen, bestand zullen zijn tegen dit soan revoluties. lullen due voormalig koloniale machten niet ah "te trage weggebruikm" dOOI" de "snelle" in hun drang naar nieuwe politieke construaiel van de weg worden gedrukt? Voorlopig is, economisch gezien, de plaau die de Wt:$teumpese staten innemen " in de vaan der volkeren" niet bcklagenswaudig. De: Wt:lIt· europese betekenis in bijvoo.-beeld de huidige Afrikaanse omwikkelingen en gebeunenissen doel echter hel vermoeden grOt:ien, dal er wel ~ns met "motorpech" rekening gehoudt"n zal moeten worden.
1. van do- Vddo, Don Haag Noten : I. Spiu, De Metamorfose van de oorlog, Assen 1971 . bi •. 218 . 2. Lipschits. Simulatit:$ in de internationale politiek, Dew:nter 1971 , blz. 87 . 3. De Leeuw, Ned~land in de Wet't'ldpolitiek, SUN I"eprinl Nijmegen 1975, bil . 64 . 4. Mik.sche, Vom Krit:gsbild, Stuugal"t 1916, bi• . 57. .5. Spiu over het von SchlidTenplan : "Het was geen krijgs- of strategisch plan, maar ~n zuiver tactisch operatieplan ... " , blz. 124 . 6. Spiu herkent bij Clau~itz nog ren abso· lute opvatting over oorlog. Oe:ze opvatting 10U echter niet overeenkomen met de werke· lijkheid . 7. Spits, blL 120. 8. Ot: Leeuw, bil. 128. 9. Huilinga, Geschonden Wereld, Haadem 194.5, blz. 39.
Wist U ... . . . datJASON dit jaar nog 5 andere themanummers heeft uitgegeven en wel over: de Negen versus de NAVO 60 jaar Amerikaanse Oostpolitiek Ontwapening Afrika in beroering Militaire technologie en de veiligheid van het Westen. Elk nummer is aan een actueel thema gewijd. De verschillende aspecten van het thema worden door auteurs met veelal uiteenlopende opvattingen belicht. In één nummer heeft U dan ook een afgerond overzicht van een belangrijk internationaal vraagstuk.
HET VOLGENDE NUMMER ... . . . gaat over de DDR als nieuw samenlevingsmodel. Dus waarom geen abonnement nemen? De prij. lc.an, in alle bescheidenheid, geen beletsel vormen : f 15,- per jaar. Voor jongeren tot 20 jaar : f 10,-. Daarvoor krijgt U dan om de 2 maanden de uieuweJASON in de bus .
INDEX 1977 ]ASON-magazine
Hoe zien we Oost-Europa?
China : gisteITD ~n vandaag
Conferentiebijdragen van C.C. van dm Htuvel PB. KQoijmaru M . Raa K. van het Reve
R L Adriaarurn j. Bax/R . Wilderom Oey Tom Ping D.M . v. Ronnalm GJ,P. de Vriu
P.P. Witte
nummttlbladzij
China als kernmo gendheid Reisimpressies Buitenlandse politiek. van China
DeWolrendeTijger Recente o ntwikkelingen in de VRC China 1900 - 1949
6/ 15
6/ 8 6/10 6/ 15 6/ 2 6/ 4
forumdiscussie. nalH=schouwing. politieke jongeren Politieke partijen en buitenlands beleid
Communisme
X.A. Nederlof
R.n. Praaning R.D . Praaning S. Saiychev
CVSE
Interview met prof. Krutukolev Eurocommunisme Eurocommunisme : een misplaaute term Co mmunisten en de huidige sociaal-democraten
5/16 1/16 5/1~
2/ 6
( Europe~ Veiligbddsconf~rld
K.P. 8 Ioema
N . Nimitr.
G.K. Timmnman G. W .F. Vigtveno
F.Z.R. WijchtrJ
Commentaar op "Feitelijk. naleven van de slotak.te" (Wijchen) De toeko mst van de CVSE ExiSlemie en communicatie in Europa Confidence building meaJIures Feitelijke naJeving van de slotakte Tijdtafel CVSE
B.A. .R. v.d. BOJ s.W . CouwmbtTg A. vanStadm
N .H . Biegman
4115 5/ 15 4/ 11 5/10 5/ 1
Y. KaJhlro
D. Nincié
Diversen
W j .C. Sc/wutm
nV-verslag) Missie naar Moskou ISMUN Simulatie in Woudschoten Taakverdeling : wildgroei van Europese ~nwording Zorgen voor morgen : een enqu~te
2/ 10 1/ 12
. Enkele gedachten over Belgrado Belgrado en daarna Overwinning van een connrucci~ benadering Post Helsinki
5/ 2 5/ 6
4/ 2 5/ 4
vs - su G.D. Embm
R.D. Praaning N j .C.M . Kapp"f'" v.d. CopPtllo R. MarutT WJ.C. MtlgtT! X.A. N<Ii"lof
I/ 2 I/ 8
Toetsingsconferende in Belgrado
c.c. van dm Htu vtl 4/ 4
jASON en qu~te : politieke partijen Bewegend beleid Parlementaire bemoeienis en buitenland! beleid Pressiegroepen en buitenlands beleid
5/ 9 4/ 12 1/ 18
Rj. AM"""",
2/ 15 2/ 2
F.T.JqrA G. W .F. Vigtveno
Vncertain Dru~nte Ameriwru- Russische betrekkingen Amerikaans-Russische discussie over mensenrechten
8/ 20 2/ 8 4/10
Wa~Ds
Wat zijn humane wa~ns ? (commentaar) Wat doet het neutron ? Wat zijn inhumane wapens ?
5/ 1 4/ 1 8/16