MAGAZINE
VI, nr. 6/ VII, nr.1 (maart 1982)
DE WEST-WEST RELATIE: PARTNERS IN DILEMMA
Met bijdragen van: A. Lammen F.A.M. Alting van Geusau C.D. deJong R. ter Beek j.D. Blaauw j.SL GualthĂŠrie van Weezel H.A. Schaper Een interview met: De Amerikaanse ambassadeur in Nederland, Mr. W J. Deyess Een een lezing van: Mr. LJ. Brinkhorst
JASON-m agazine Secretariaat en Redactie:
Redactie JASON-magazine
Van Stolkweg 10, 2585 JP DEN HAAG Telefoon : 070-545988 (maandag en d insdag ) Postgiro : 3561025 Bank : 45.68.55 .548 (AMRO-Bank te Scheveningen )
Hoofdredacteur Redactieleden
Abonnementsprijzen:
Lay- out
: Maurits Dolmans : Hans Fortuin Geert van Loon Peter Mulder Kees Nederlof Evert-Jan Raven Gert Timmerman Guido Vigeveno ; Anke Baljet-Peters
f 20,-
per Jaar (6nummers, behoudens versc hijning va~ een dubbelnummer) , Jongeren tot 20 jaar : f 15 ,- ,
Adherenten van de Stichting JASON : Minimaal f 10, - per jaar boven de abonnementsprijs op JASON-magazine, Jongeren tot 20 Jaar : minimaal f 5,-. Adherenten krijgen naast het blad tevens andere publikaties en mededelingen van de Stichting toe gezonden .
Advertenties: Advertentietarieven worden U gaarne verstrekt door de penningmeester van de Stichting .
De in dit blad uitgesproken meningen blijven geheel en al voor rekening van de betrokken auteur.
______________ _ ___ __ __
Dagelijks Bestuur Voorzitter Vice-voorzitter Secretaris Penningmeester Hoofdred. JASON-magazine Leden
Degenen die, door het schrijven van een artikel ol het geven van suggesties, denken een bijdrage aan bovengenoemde toekomstige nummers te kunnen leveren, worden van harte aangespoord zich op korte termijn in verbinding te stellen met de redactie. Degenen die geïnteresseerd zijn in redactie of eindredactie van JASON-magazine of in een functie in het bestuur, kunnen contact opnemen met Maurits Dolmans, telefonisch bereikbaar op 071-130405, Steenstraat 29, 2312 BT Leiden
: Piet Heyn Goedhart : Dick Zandee : Willy Hellendoorn ; Martien de Groene : Maurits Dolmans : Eveline Muusers Michaël Coppes
Overname van artikelen . .. Algemeen Bestuur
Raad van Advies
P. Lameljer (SIB) drs. A.F. van Leeuwen drs. M.r . van der Meulen
dr . W.F. van Eekelen (voorz.)
H,J,M, Aben
H. Gabriëls drs. P.J.C. Mulder mevr. dr. A.M .C .Th . van Heel Kasteel mr. W .H. van den Muijsenbergh C.C. van den Heuvel drs. K.A. Nederlof A.D. Praaning dr . L.G .M . Jaquet drs. M. Roemers drs . E.J. van Vloten drs. A. Scholten drs. M ,I. Spangenberg-CarHer M . Verwey drs. G.W .F. Vigeveno leden van het Dagelijks Bestuur zijn tevens leden van het Algemeen Bestuur
uit JASON-magazine is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie te heb ben verkregen en onder vermelding van de auteur , het nummer waaruit het artikel afkomstig is, het thema van dat nummer en het adres van de stichting JASON. De bronvermelding dient derhalve naar het volgende voorbeeld te zijn gemodelleerd : " Onderstaand artikel van de hand van (auteur) is overgenomen uit JASON-magazine van april/mei 1979, dat gewijd is aan het thema "In vredesnaam de NAVO". JASON-magazine is het tweemaandelijkse tijdschrift van de stichting JASON , gevestigd Van Stolkweg 10, Den Haag. "
REDACTIONEEL
"Again taday America and Western Europe find themselves at a moment of great promise and evident difficulty - of renewed e!forts to unite and old problems which divide. It is a time of both hope and concern for all of us who value the partnership we have built together. Today we and EUTOpe face the necessity, the opportunity, and the dilemma of fundamental choice."
Henry Kissinger in 1973 Wie de Transatlantische betrekkingen maar enigszins volgt zal zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat de relatie tussen West-Europa en de Verenigde Staten de laatste tijd meer lijkt te worden gekenmerkt door wederzijdse kritiek en irritatie dan door een zekere mate van overeenstemming en harmonie. De illustraties voor wat misschien wel tot een "kentering" in de Atlantische verhoudingen kan uitgroeien zijn legio en beslaan inmiddels al een hele waslijst: de Amerikaanse betrokkenheid in EI Salvador, de modernisering van de middellange afstandswapens In Europa, het te volgen beleid in de kwesties Afghanistan en Polen, het Westeuropees-Russische aardgasproject, de verhoging van de defensiebudgetten en de hoge rentestand. AI deze verwikkelingen hebben over en weer geleid tot een zekere spanning en een gevoel van onbegrip die ook het Westelijk bondgenootschap zelf niet meer ongemoeid kun nen laten. Zo wordt enerzijds niet alleen in het Amerikaanse Congres, maar ook in het Pentagon, al openlijk gesproken over de mogelijkheid van een gedeeltelijke terugtrekking van in West-Europa gelegerde Amerikaanse tTOepen. Anderzijds wordt vanuit West-Europa gepleit voor een herijking van de NAVO, waarbij, zoals de Haagse Post onlangs stelde, de "karresporen van het blokdenken" verlaten zouden moeten worden ten gunste van een eigen, meer zelfstandige rol van Europa , In de Atlantische betrekkingen hebben deze ontwikkelingen geleid tot een situatie waarin men zich genoodzaakt zal zien nieuwe keuzes te maken of oude te bevestigen, Het behoeft geen betoog dat dit op zichzelf al een keuze inhoudt, een keuze die, zoals Henry Kissinger in 1973 stelde,
VS bekommeren zich nauwelijks om Europa,
I'oland: N~lo look~ lOf answcr Do dg VS • . . n enoten Zien HUIg . meets reslstance geen redenen voor In Brussels today L~ t Lib'" overIeg uuyco I"
VVcifelende alliantie u .s, ' Disappointed' hy French Military Sale to Nicaragua
voor de Westerse bondgenoten niet aBeen noodzakelijk en opporTUun is, maar tegelijkenijd problematisch.
Het voor U liggende jASON-magazine is deze keer geheel gewijd aan de wederzijdse betrekkingen binnen het Atlantische Bondgenootschap. Zo gaat dr. A. Lammen in op de historische achtergronden van de West-West relatie, en behandelen professor Alting von Geusau en drs. De 10ng de onderlinge tegenstellingen op politiek en economisch gebied, alsmede de perspectieven die daaruit opdoemen. Tot genoegen van de redactie zijn ook vertegenwoordigers van de vier grootste politieke partijen in Nederland, de heren Terbeek (PvdA), Blaauw (WD), GualthĂŠrie van WeezeI (CDA) en Schaper (0'66), bereid gevonden in dit themanummer hun gedachten over de onderwerpelijke problematiek op schrift te stellen. Het geheel wordt afgesloten met de visie van de Amerikaanse regering, door jASON-magazine opgetekend uit de mond van de Amerikaanse ambassadeur in Nederland, de heer William Oeyess. De "efTarts to unite it en de "problems which divide" waarover Kissinger sprak, worden in deze artikelen van verschillende kanten bezien. De redactie spreekt dan ook de hoop uit dat dit nummer van jASON -magazine een bijdrage kan leveren tot het vormen van een gewogen standpunt in een kwestie die geen van ons ongemoeid kan laten . De keuzes die zullen moeten worden gemaakt zijn, zoals gezegd, in het huidige tijdgewricht niet alleen opportuun, maar zelfs noodzakelijk. Een dilemma blijft het.
PM/HF
Frankrijk levert Nicaf'agua wapens tot woede van VS
Conflict Washington-Bonn over voortgang " Madrid"
AMERIKA EN EUROPA EN DE FRUSTRATIES DER GESCHIEDENIS De Verenigde Staten begonnen hun bestaan naar God toegekeerd en van Europa afgewend. Het één was even belangrijk als het ander, liever nog: de Amerikanen meenden dat het tweede een voorwaarde was van het eerste. Europa was immen hel theater waar haat, decadentie en machtsmisbruik de hoofdrollen speelden. Hoe kon men zich er als christen staande houden? Amerika's lei daarentegen was geheel schoon. De nieuwe gemeenschap zou een voorbeeld voor de Oude Wereld moeten worden, een glanzende "city upon a hili", die Europa er ten slotte toe zou brengen zijn traditionele systeem te vervangen door een ander, gebaseerd op het Amerikaanse. Maar om het Amerikaanse voorbeeld ongerept te laten moest Europa op veilige afstand blijven.
Washington en Monroe Twee heilige teksten bepaalden het beleid van de Amerikaanse republiek tegenover Europa. De eerste was afkomstig van de vader des vaderlands, George Washington. In zijn Farewell Address van 1796 betoogde hij met strenge logica : "Europe haJ a Jet ofprimary intemlJ which to us have none or a vtry TemIJte relation. Hence ,he mwt be engaged in frequent controversie" the cawe of which are men/Udly foreign to our concerns. Hma, thtrifore it must be unwise in us to implicatt ourselves by artijicifll ties in the ordinary viciJsitudes of her politie, or the ordinary cornbinatioru and coUisioru of heT friendships anti rnmities ... Waarom, zo vervolgde Washington, zou Amerika zijn ontelbare zegeningen riskeren door het sluiten van allianties met Europese mogendheden, waaruit het alleen maar slechter tevoorschijn kon komen? "Why quit our own to ,tand on foreign ground .' Wh} by interweaving our destiny with that of any part of Europe, en/angle our peace and pro,perily in the toiJs of EuTopean ambition, rivaJship, interest, humor or caprice .' " (1). In 1823 bevestigde president Monroe dat hij de adviezen van Washington volledig onderschreef en deze zelfs wilde schragen met een nieuw zelfbewustzijn. Het Amerikaanse verlangen zich van Europa afzijdig te houden bleef onveranderd, maar Monroe voegde er nu aan toe dat Europa zich op zijn beurt afzijdig diende te houden van het gehele Amerikaanse continent, of althans geen pogingen in het werk moest stellen de invloed die het ten zuiden van de Verenigde Staten bezat verder uit te breiden. Het Amerikaanse en het Europese systeem waren onverenigbaar, en zoals de Europese naties tot taak hadden, zo goed en kwaad als het ging, orde op zaken te stellen aan gene zijde van de Oceaan, was het Amerika's opdracht orde te creêren op het Westelijk halfrond (2). Distantie en discrepantie waren de sleutelwoorden in de Amerikaanse betrekkingen met Europa. Washington's en Monroe's dicta bleven gedurende de negentiende eeuw onaangetast, al was het alleen maar omdat Amerika zich moest concentreren op de openlegging van J
2
het continent, de uitwerking van het Amerikaanse experiment. De honderdduizenden slachtoffers die de Burgeroorlog eiste, vielen niet vergeefs : de eenheid van de Republiek werd met bloed bezegeld, de gelijkheid van allen in de grondwet vastgelegd. Bovendien had de oorlog de economie een geweldige stimulans gegeven, en de expansie van landbouw en industrie die na 1865 op gang kwam was een nieuw bewijs van Amerika's uitzonderlijke vitaliteit. De welvaart van het land vormde het beste bewijs van zijn morele en politieke deugdzaamheid. Met oprechte overtuiging riep men dan ook uit :
"For four thowand yea" the world haJ been waiting, hoping and wnging with anxiow ,oul, for an exampie of self-government, universal inlelligenet, fret eonscitnee, anti moral power, and we believe that it i, OU" to offer that examPle." (3). Aan het einde van de negentiende eeuw werd de laatste
frontier bereikt en de vraag begon te klemmen of Amerika zou stilhouden bij zijn continentale grenzen of zich omwille van zijn "manifest destiny" geroepen zou voelen naar elders te expanderen.
Een groot debat In 1898 ontstond over deze kwestie een groot debat. De Verenigde Staten hielden aan de oorlog met Spanje POrto Rico, Guam en de Filippijnen over. Moesten zij deze oorlogsbuit behouden en worden als de Europese naties, een koloniale mogendheid, of blijven die zij waren, dus juist niet Europa, verschoond van imperialistische dadendrang ? Weliswaar wonnen de expansionisten het debat, maar de argumenten over en weer zouden een bittere smaak achterlaten , nog versterkt door de daarop volgende guerillaoorlog in de Filippijnen. Het resultaat was dat de Verenigde Staten hun nieuw verworven bezitting gebruikten om Europa te bewijzen dal het imperialisme hun in wezen vreemd was. Men besloot de Filippijnen zo snel mogelijk op te voeden tot zelfstandigheid , dááraan prioriteit te geven en niet aan de exploitatie waaraan de Europese mo gendheden zich in hun koloniën schuldig maakten, volgens de Amerikaanse interpretatie. Hel wilde natuurlijk niet zeggen dat de Amerikanen schroomden hun invloed in de wereld verder uit te breiden. En in de jaren twintig zou Walter Lippmann schrijven: "We go on ereating what man~ind eallJ an empirt, whilt we continue 10 believe quite Jinurely that it is not an emPire btcause it doe, not fit! to w the way we imagine an emPire ought to fiel" (4 ). Bij oppervlakkige waarneming mocht wat Amerika ondernam lijken op wat Europa deed, maar toch was het niet hetzelfde omdat Amerika nu eenmaal Europa's antithese was en het vaarom niet hetzelfde kàn zijn. Bovendien had de regering-McKinley in 1899/1900 de zogenoemde Open Deur nota's uitgevaardigd. waarin nogmaals werd bevestigd dat Amerika anders opereerde en dacht dan Europa : terwijl de Europese naties stonden te dringen China onder elkaar te verdelen, wierp Amerika
zich op tot de beschenner van de territoriale integriteit van het Hemelse Rijk, meer in het algemeen van de principes van de vrije handel, omdat alleen deze een wereld konden garanderen waarin harmonie prevaleerde boven geweld.
Interventie en daarna Nog meer dan McKinley was Woodrow Wilson ervan overtuigd dat de beginselen die Amerika tot bloei hadden gebracht universele geldigheid bezaten (5). De Amerikaanse oorlogsverklaring aan de centrale mogendheden van april 1917 mocht hem dan in grote gewetensnood brengen, hij meende tevens dat de interventie een unieke gelegenheid bood de wereld opnieuw te ordenen, uiteraard met het Amerikaanse voorbeeld als uitgangspunt. Aan zijn intimus Edward House liet hij weten dat de Verenigde Staten zich inderdaad aan de zijde van de Geallieerden hadden geschaard, maar dat de Amerikaanse doelstellingen diepgaand verschilden van de hunne. In tegenstelling tot de anderen had Amerika zich niet in de oorlog begeven om eigen gewin, uit overwegingen van macht of profijt : "Dur obj"l ... iJ la vindicate lhe principies of peace and juslice in Ihe life of Ihe world ru againsl selJish and aulocralie power and la sel up amongsl lhe really free and self-govemed peoPles of Ihe world such a concerl ofpurpose and aclion as will henceforlh insure Ihe observance of Ihese princiPles" (6). De Volkenbond zou deze principes onder zijn hoede nemen, zoals de Bond, volgens Wilson, ook de fouten en compromissen zou moeten rechttrekken die bij de vredes~ besprekingen te Versailles waren gemaakt. In wezen, zo meende hij, waren deze bepalingen ondergeschikt aan de
creatie van de Volkenbond, omdat zij tot stand waren gekomen onder druk van traditioneel Europese belangen. Pas in de Volkenbond zou Amerika de wereld waarlijk kunnen voorgaan. In zijn streven het Amerikaanse volk tOt de Volkenbond te bekeren bezwoer Wilson : "There iJ on< lhing lhat Ihe Ameriean peoPle always riJe la and ,xlend lheir hand la, and lhat iJ lhe lrulh of jWlice and of liberly and of peace. We have accePled lhallrulh and we are going la be led by il, and il iJ going la lead w, and Ihrough W Ihe world oul inlo Ihe prulum of quielness and peace sueh aJ Ih, world never dreamed ofbefore" (7). De Senaat weigerde in I 920 echter een Amerikaans lidmaatschap van de Bond te ratificeren, niet omdat zij Wilson niet wilde volgen in zijn verheven opvattingen over de Amerikaanse uitzonderlijkheid en voorbeeldigheid, maar omdat zij meende dat deze beter unilateraal konden worden gehandhaafd. Amerika moest een " voorbeeld in de verte" blijven voor Europa; een eventuele toetreding zou immers betekenen dat de Republiek tegen haar wil kon worden meegesleept in Europese conflicten waaraan zij part noch deel had. "One cannol he half American and half European or half JomeIhing eIJe", betoogde de Republikeinse presidentskandidaat Warren Harding in 1920 (8). Europa was onverbeterlijk en zelfs Amerika zou daarin geen verandering kunnen brengen, Versailles had het opnieuw bewezen - dat was de opvatting die zich in het interbellum van steeds meer geesten ging meester maken, beter : waaraan men, Wilson ten spijl, wilde blijven vasthouden. De invloedrijke historicus Charles Beard meende dat Amerika zich ertoe moest beperken van het eigen continent een "garden well-tended" te maken . En andere historici betoogden dat de interventie van 1917 een ernstige vergissing was geweest; goed beschouwd had Wilson het neutralisme dat hij v贸贸r 1917 had gepredikt nooit ernstig genomen, of hij had zich laten misleiden door de Britse propaganda, door Amerikaanse bankiers en niet in de laatste plaats door de wapenfabrikanten. Door Big Business, kortom, dat zich als gevolg van de crisis van 1929 de toom van de Amerikaanse bevolking op de hals haalde. De zakenlieden immers hadden paradijzen beloofd maar bleken uitsluitend uit geweest op winstbejag en hadden, zoals Franklin Roosevelt zou gaan betogen, het algemeen belang geheel en al verwaarloosd. Het Congres nam vanaf 1935 daarom gemakkelijk een aanlal wetten aan die het de zakenlieden (voorop de "merchants of death") voorgoed onmogelijk zouden maken Amerika niet nog eens in het Europese verderf te storten. Nimmer werden de "lessen van de geschiedenis" zo consequent toegepast als in deze neutraliteitswetten. Ze hadden alle tOl bedoeling Amerika en de Amerikanen weg te houden van de Europese twisten en kuiperijen, waarlegen George Washington al had gewaarschuwd. Men meende nog steeds veilig te zijn achter de oceanen, in het Forlre.JJ Amenca.
Picking up the pieces
'Wuit Ouuide, Door. IJ I Nood You I'U SemI Jor You.' Ot "/nttmaliona/ HtraJd Tribunt " UJg dt VS onwngs aJWttT terugvtrwttm wordm in lILt isolationuTnt door tm "ovmptlig" Europa.
Aan het eind van de jaren '30 bezocht de Nederlander J. de Casseres de Verenigde Staten en hij schreef een interessant boek over zijn ervaringen, getiteld Hel Andere Amerika. In zijn inleiding betoogde hij dat er een duidelijke parallel was le ontdekken tussen de Verenigde Staten en Nederland : geen van beide landen had internationale ambities: " Amerika omdat het zo groot, Nederland omdat het zo
3
klein is". Beide landen hadden bovenal de vrede lief en wilden zich, als lij met rust werden gelaten, wijden aan de oplossing van hun interne problemen. Frank.1in Roosevelt trachtte de economische depressie te
ners Roosevelt geen uitweg uit zijn moeilijkheden met de isolationisten hadden geboden, was de Amerikaanse actieve
deelneming aan de oorlog ongetwijfeld later dan december 1941 gekomen, en sommigen beweren zelfs, in het geheel
bestrijden met de New Deal, en tot op zekere hoogte slaagde hij daarin, in elk geval waar het ging om het behoud
niet.
van democratische waarden en vormen. In hetzelfde jaar
Een nieuw dualisme
dat De Casseres zijn boek publiceerde kwam hij evenwel tot de conclusie dat hij. gelet op de internationale situatie, het accent van de binnenlandse naar de buitenlandse politiek
moest verleggen. Al op 15 september 1938 schreef hij : "Perhaps wmn it comes the United Slates will be in a position to Piek up Ihe pieees of European civilization and help lhem 10 save whal remai .... oflhe wreek - nol a cheerful pro'pecl" (9). Maar hel was volgens hem niet slechts omwille van Europa dal de Verenigde SlalCn hun neutraliteit zouden moelen opgeven: fascisme en totalitarisme bedreigden de veili-
gheid van Amerika zèlf. Hij wilde het fan Amerika veranderen in een arsenaal van de democratie. De isolationistische droom van een Amerika als een "eenzaam eiland in een wereld die door geweld werd beheerst" kon maar al te
De Verenigde Staten werden door de Tweede Wereldoorlog en de ineenstorting van Europa "catapulted 10 Ihe hearl of world polities". Het was daarom niet verwonderlijk dat oude opváttingen de nieuwe bleven voeden. Amerikaanse waar-
den werden geprojecteerd op het wereldschenn. Het Amerikanisme, volgens Louis Hartz een "liberaal absolutisme", moest de weg wijzen naar Wilsons grazige weiden van de
vrede (11 ). Het diepgeworteld isolationisme kon alleen worden overwonnen door het andere te transformeren in
het eigene. Tegelijkertijd besloot Europa, zo leek het althans in de eerste 15 jaar na afloop van de oorlog, dat het
snel veranderen in een "nighimare of peoPle lodged in prison, handcuffi" hungry, and fed Ihrough lhe bars from day 10 day by lhe eonlempluow, unpilying maslers of olher conlinenl,"OO ).
eigene anders moest worden. In de plaats van de "rickety lire-hazard" van het verleden zou een nieuw gebouw komen. Amerikaanse architecten stonden vooraan met advies. UFormtrly, Europe eould have UJ warJ without involving wU, schreef een van hen. "Now American blood, Jhed in two Euro-
Velen echter bleven van mening dat een nieuwe interventie het Amerikaanse systeem onherstelbare schade zou toe-
pean wars, gives us Ihe morat righl 10 ,peak" (2). En Amerika sprak dat Europa niet alleen zijn koloniën diende op te
brengen en dat Amerika Europa de eigen kastanjes uit het
geven maar ook dat het zijn particularisme moest over-
vuur moest laten halen. Er ontspon zich in 1940 opnieuw een "groot debat", waarvan de uitkomst tot aan de Japan-
stijgen (zoals de Verenigde Staten al in de Vrijheidsstrijd hadden gedaan): slechts een verenigd Europa mocht ver-
se aanval op Pearl Harbar onzeker bleef. Indien de japan-
trouwen op de tOekomst en zou samen met de Verenigde
ANIMUS
IN
CO ~ SULE NDO
NAVO -tiUing in /9H md o.m. aanwtUg de toeMUl!ige Ameri.4-Q4n.se pmidml. Ni.x()fl en de miniJleT van BuitmJandJe ZaAtn Xiuinger.
4
LI
Staten de dreiging van de Sovjetunie kunnen weerstaan. Want inmiddels had Roosevelt's opvolger een nieuwe tweedeling van de wereld gemaakt. Was het eeuwenlang Amerika versus Europa geweest, nu heette het in de Trumandoctrine: de vrije wereld tegenover het - goddeloze communisme. De vrije wereld was in deze constructie de, gelet op de historie, verrassende synthese tussen Amerika en Europa, ook wel de Atlantische gemeenschap genoemd. Het NAVO-verdrag mocht dan van Amerikaanse kant "semantically assimilated" (13) worden met het isolationistische verleden, belangrijker was dat de Verenigde Staten nucleaire bescherming boden aan de Westerse democratieên en dat niet langer de Atlantische Oceaan de Nieuwe Wereld scheidde van het Oude maar het Ijzeren Gordijn. Met behulp en onder bescherming van de VS kwam het economisch herstel in Europa opmerkelijk snel tot stand, maar even opmerkelijk was de snelheid waarmee bij vele Europeanen de nauwe banden met Amerika begonnen te kneUen. De leiders van de Amerikaanse republiek zeiden weliswaar te willen geloven in een "partnership" gestoeld op gelijkheid, bij internationale crises bleek maar al te vaak dat de Verenigde Staten een andere interpretatie hadden van "onderling ove.rleg" dan de Europeanen, en de voorkeur bleven geven aan unilateralisme. En met het wegtrekken van de ernstigste spanningen tu~sen Oost en West kwam de gedachte op dat de twee groomlachten over de hoofden der Europeanen heen een soort " super Jalta" zouden kunnen sluiten, of erger nog: dat zij zouden kunnen besluiten bij een eventueel conflict Europa als slagveld te kiezen. In Amerika analyseerde men echter dat de misverstanden tussen beide partners waren terug te voeren op het feit dat de Verenigde Staten globale belangen hadden en de Europese bondgenoten slechts regionale. Bovendien meende Henry Kissinger dat de positie van (nucleaire) afhankelijkheid waarin de Europeanen zich bevonden ten aanzien van de Verenigde Staten had geleid tot een "enormous feeling of insecuriry" in de Oude Wereld, waaruit dan weer de "peevishness" zou resulteren waarmee de Europese bondgenoten Amerikaanse initiatieven en Amerikaanse daadkracht begroetten ( 14 ). In Europa neigde men er echter toe in navolging van Charles de GauUe de oorzaak van de geschiUen dieper te zoeken (I5). De Amerikaanse (historische) ervaringswereld week fundamenteel af van de Europese, Amerika zou Europa daarom eigenlijk nooit kunnen begrijpen. Het manicheïsme dat de Verenigde Staten al vanaf hun oorsprong kenmerkte, was Europa vreemd. Er bestond geen Atlantische identiteit, wel een Europese, en de ironie van de geschiedenis wilde dat deze, naarmate de jaren zeventig voortschreden, vooral een anti-Amerikaanse leek te worden. Toch was het een Amerikaan die misschien het welsprekendst onder woorden bracht wat de Europeanen in hun Amerikaanse beschermers vreesden. De gespannen verhouding tussen macht en idealisme vormde het hoofdthema van Reinhold Niebuhr's boek TI!. Irony of Ameriean HiJlOT) . HA nalion wilh an inordinate degm ofpoliliea! power iJ doubly tempted 10 exceed Ihe bouOOs ofhislorieal possibililits ", suggereerde hij. Hel Amerikaanse volk en de Amerikaanse leiders waren volgens hem te weinig doordrongen van de grenzen van alle menselijk streven, van de mengeling van goed en kwaad in aUe menselijke deugden; in laalste instantie te weinig doordrongen van hel tragische element in
de geschiedenis, en dat zou er volgens hem de reden van zijn dat men in Europa, waar men veel directer in aanraking was gekomen met dal tragische, twijfels bleef houden over het Amerikaanse leiderschap in de wereld. De Europeanen vreesden, zo schreef Niebuhr, dat
"our 'Iechnocralie' lendency 10 equate Ihe maslery of natuTt wilh II!. masleT) of hiJloT) eould temPi us 10 loSt palience wilh Ihe lorluous course of hisloT). We mighL b, driven 10 hysteria by ils inevilable jruslralions . W, mighl be lempted 10 bring Ihe whole of modem hiJlOT) 10 a lragie conclusion by one ]inal and mighly effort to overcome iij frUJlratiom" ( 16).
Noten I. H.S. COllllnagr r ed ., DocummfJ 1949), 174 .
of Amtri((J1I
U illary
(Fihh ed . N.York
2. Ibid .. 236· 1. ,. Zie R.P. Hay. " Providenee alld the Amcrican pas", in : Indianll M agII . ünt of /-l iJlOry 65 ( 1969 ).95. 4. W. Lippmann . Mm ojDtJtmy ( 1921 ; Seattle 1969), 211. 5. Zie bijv. D. Boor 5lil1 , Amenca and iN Imagt of EurQjK (Cleveland 1966), 21 -22. 6. Wiho n. " Ocd ara lion o f wa r" in : Commag" , 3 10 . 7. W. Wilson, Warand Ptau (N .Yo rkll Lo ndCI ] 192 7). 416 . 8. Hard ing gcci tt:erd in L. Hartl. Tht Llbiral (radi/ion 111 Amenca (N .Yo rk 19551. 29 7. 9. E. Rooscvclt cd .. F.D.R. ' -l u pmQnalleUtrJ, / 928- 194') (2 vals . N .Vo rk 19501. 11 .8 10. 10. Roosevdt gcciu:crd in R. DalIek. Franllli,. D. RooJtvtlt and Ammcan FortlK'lpollC). 1 9J2· /94 ~ (N.York 19 79), 228 .
11 . Ha rlz. lJ/},ral trMlllOr!. 285 . 12. J.F. Dul lc~ in M. lklo lT. Tht Unlltd SlaWand tht umt) ofJ:.u.ropt (Lon dell 1965 ), 80.
IS. L.S . Kaplan , " The United States ;l nd the Allantic Alliance : the first generalio n .. in : J. Bracman Cl al . cds., Twtnlulh u ntury Amtrican fortign po{uy (Ohio 19 71), 307 . 14 . H. Kissi ngcr gcci tt't.'rd in Washinglon POJl, 3 januari 1975 . 15. Zie bijv. S. Ho nin ann . Dulint OT rtntwal1 Franu Jinu (ht 19)O 's (N.Vork 19 74 1. 33 2-363 .
16. R. Nicbuhr. Tht' irony o r America n history (N.Vo rk 1962), 143, 145· 146.
Dr. A. Lammers Dr. A. Lammen is docent Amerikaanse geschiedenis aan de Rijksuniversi teit Leiden.
5
WILL COOPERATION ENDURE? THE FUTURE OF EUROPEAN-AMERICAN RELATIONS ':' I. The changed context tif allied relations There is liule doubl lhallhe world loday is far more complex and international relations are more volatile than they were al lhe time the alliance was crealed. The allies are facing a world in which various crises, problems, and external imerests are more complexingly linked ; and in which neither the threats faCÎng their securiry. nOf the boundaries of their security-cooperation are c1ear any longer.
I. Problems oflinkage It is no langer sufficiem to restriet attention to crutJ which have occurred or (Duld emerge in East-West relations in EUfope, nOf to disregard (he impact crises in other areas of me world may have on allied security. Among me recent crises we discussed - the Soviet invasion of Afghanistan. instability in me Middle East and lhe Gulf area in pani-
cular, and me Civil war in EI-Salvador -
all threc of them
do affeet allied security, Even if one would assume, that Afghanistan manifeslS expansion of Soviet power in Asia and does not portend a danger for the territorial statusquo in Europe, mis move is bound lO be linked wilh aCLUal or potential Soviet beha vi or in Europe, Linkage of a different kind is presumed between Middle· East instability, lhe vital importance of Gulf oil for Western security and Soviet efforlS to increase iu inOuence in that region. One may - as many Europeans do - reject right wing terror in EI Salvador, its presem government and US support, It cannot be denied, however thar Cuban support for the other side adds a dimension, complicating an acceptable solution and Iinking il lO lhe broader problem of aSoviel global challenge lO American security. There also appear lO be more Iinkages between pToblem, facing me allies. Among mem are me linkage between defence spending and monetary instability, between de·
fence spending and social security, and between energy dependence and economie security. The incongruity between defence and monetary relations i hard lO solve. Deficilary spending by lhe Uniled Stale, does affecl European monetary stability and is related l< lhe level of US defence expendilure. Il mighl be restraine< by reducing expendilure for NATO defence, which coul, be done only in lhe unlikely case mal Westeuropean stale would increase their defence budgets. The Iinkage between defence spending and social securir: raises profounder problems still. As lhe present US Admi nistration appears prepared to pay in social security fo' the purpose of restoring the military balance, Westeuro pean governmems accept lower defence budgets to main tain social security. This divergent response to that linkagt does affect security if only because it undermines mutua trust. Again a different SOrt of linkage can be observed betweel energy-dependence and economie security. The mOf! dependent Wcsteuropean governments tend to seek mon sccurity through improved political relations with th. OPEC. They are reluetanl lO accep' US military prepara tions for coping with situations, where the supply of oi mighl be lhrealened by Soviel military involvement, Ie alone to participate in them. The Allies unavoidably have diverging national interests especiaJly outside the NATO area. Their national securir imerests are subjeetively perceived rather than objectiveIdefined. Faced with the pressure of a continuing Sovie military build up and a globalising of lhe East-West con OiCl following lhe global projeetion of Soviel militar power, security perceplions tend not to converge but te grow apan. The Uniled Slales is emphasising lhe need fo a more globalized effon to contain Soviet expansion Westeuropean governments attempt lO proteet the achieve ments of European détente against the deterioration 0 Soviet-American relations.
2. Fading clarities • Van 11 lOL 14 november 1981 vond in Eindhoven een internationaal colloquium plaats, georganiSttrd door hel J ohn F. Kennedy Instituut. center ror International Studies te Tilburg. Het colloquium had als thema : Allit! in a Turbulmi World : Wilt Cooprra tion Endurt .'
Dttlnaners uit de lidstaten van de NAVO , Spanje en Zweden bespraken de huidige crisis in de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en de landen van West-Europa . Met toestemming van het Instituut drukk.en wij in dit nummer de tekst af van de slottoespraak. van Pror.Dr. F.A.M. Alting von Ceusau, directeur van het Instituut. In deze tekst geert hij een samenvatting van de discussies, die ujdens het colloquium gevoerd zijn .
6
At {he time, the Alliance was created, {here was virtua unanimity o n the nature of the threat in East- West relation facing the allies. It was conceived of primarily as an ex temal military Soviet threat. Today, the nature of th threat - external and imemal, political as weil as mili tary - is far less c1ear. Some would argue, lhal the global projeclion of Sovie military power increases the dangers for allied securit} Others stress, thal Soviet military expansion imo Afgha nislan, has nOt increased iu political innuence. lts foot hold in that country is not stabie, and it has induced man
third world countries to change to a more neutral stance in Soviet-American confrontation.
Another difference is related to the presumed causes of the continuing arms build up. Some emphasize the continued Soviet threat exemplified e.g. by the relentless Soviet military build up, as requiring NATO to modernize its forces in response, in order to maintain deterrence. A warning was issued, nevertheless against me Ameriean over-emphasis on a military response and the danger of the associated military rhelOric. Others stress the dangers of the nuclear anns race as such, for which they hold Western technology and the Western military-industrial complex primarily responsible. Another unclarity is produced by the presumed uncertain ties of policies and developments in the United States and the Sovietunion . There are those, who seem to dismiss the reliability of the US ally given the policy-changes following changes of Administration. Others point to the unreliability of the Sovietunion as the adversary, given the uncertainties of succession, polilical crisis and economie weakness. The latter's unreliability if not unpredictability may grow worse, as apossibie internal breakdown of the Soviet empire is unlikely to take place without major international turbulences. It can also be argued that the consequences of an open and democratic change of government - as in the US - are bound to be intrinsieally more predietable than lhose of a succession of leaders in the
totalitarian Sovietunion. It was also remarked, however, that the coming succession in Moscow would not result, most likely, in unpredictable changes of the system. In lhe present world situalion, the boundaries of the alliance have become much less clear in political and military fact, than they have been delimited in article 6 of the North Atlantic Treaty. Jnside the Treaty-area, distinctions could be made between the central area - where the Slrategy of flexible response applies primarily - ; the south-eastern Oank with Turkey - where conventional defense and crisis-control appear more important -; and the Northern flanc - which was said to show a measure of stability as part of the Nordic region including Sweden even in the absence of an adequate military balance. The clarity of the outside boundaries was said to have disappeared primarily by !Wo developments : the vital importance of Middle-East oil and the collapse of the alliance system promoted by the United States in the area of the Middle-East and South-Asia.
II. The state ofthe alliance in the eighties Few were willing to dispute the opinions expressed during lhe opening session, that the state of the alliance is not good, and that allied policies are drifting apart, exacerbalĂ?ng ffiUlual relauons. The discussions centered on three braad themes, which will brieOy be reviewed.
I. Governments and people
AmniJla lIangt hot hy WtJt -Europa , lIo/gtm de EngtiJe "TimtJ".
One of the most serious dangers for allied security, no doubt, is the eros ion of democratie support for government security policies. During the first period of the alliance, democratic political parties in the alliance were essentially in agreement on the nature of the political order to be protected and the necessary security policies to be conducted. This can na langer be taken for granted for the political parties concerned, nor for meir electorates. Politica I polarization is increasing, and mutal intolerance rising. This eros ion of support generally takes three farms: public and party support for widely divergent policies (e.g. unilateral nuclear disarmament); resort to and support for extra-parliamentary campaigns lO force changes in governmental policies; the deliberate blurring of distinctions betwun the caricature of historie capitalism, non-democratie right-wing ideologies and democratic conservatism on one side of the politica I spectrum; and the ideals of socialism, the one party totalitarian socialist ideologies, and social democracy on the other side of the political spectrum. As the policies and attitudes of social democratic parties - and meir internal divisions - indicate, the pattems and trends are widely different in various Westeuropean countries, and reOect different national movements of opinion: in particular when comparing Latin-european allies with north-western european allies. In Norm-Western Europe, the eros ion is stronger in the British labour party and the Dutch labour party, than e.g. in the German social democratic party. The case of PASOK in Greece is again different, as its attitude reflects resistance against high defence expenditure in the past. This erosion of support na doubt expresses a deep seated 7
fear for nuclear war in Europe. As it coincides with a broadly supponed American determinarion to restore US strength, it is contributing (Q the exacerbation of Euro· pean·American relarions. It enhances mutual irritation : over the style of policy-making in the American Administrarion on the European si de, and over the weakness of governments in Europe on the American side. In Western Europe, this erosion is fostered by two other phenomena. One is the growing popular disbelief in what governments, "me establishment" or the "security.elites" say on the present East-West military (im)balance and Soviet military doctrine. Another is the alienation between people and their governments, which have failed to credibly pursue European political unity, the single new political ideal emerging from the ruins of two worldwars.
2. Governments against governments Under the combined and long-term impact of the Vietnam war and East West détente, allied foreign policies are in· creasingly diverging. Détente as a source of - too highexpectations in the late sixties, has become an object of major disagreement in particular between the United States and Westeuropean governments. Attention in this context was given also to the need to improve allied capabilities to deal with criJeJ (crisis· manage· ment) or polirical conflict resolution. Inadequate political contingency planning and lack of foresight - e.g. with respect to the Afghanistan crisishas resulted in divergent reactions to the invasion, and mutual irritation. The reactions to developments in Poland, however, were mentioned as a more promising example. Disagreements persist in particular with respect to the use of military force or political means to deal with crises outside the NATO area, although some tended to see this disagreement more optimistically as division of lab or. Serious disagreements were accepted to exist at present with respect to crucial aspects of allied Jecurity policieJ, in particular between the US and Westeuropean governments (France may be excepted). Westeuropean governmems are reluctant if not resisting, the American call for a military strengthening of the alliance, concerned as they are that they may in the pro· cess, loose internal support for allied security policies. The US Administration has serious misgivings about the Westeuropean demand to enter into arms·control negotia· tions with the Sovietunion, before - at least - the crucial decisions are made to restore the military balance. The difficulty in finding a balanced allied approach to maimaining (or restoring) military strength and improving security through arms-control is compounded by the absence of any reasonable hope that negotiations with the Sovietunion might produce meaningful results within the foreseeable future. A brief discussion took place on American· Westeuropean disagreements with respect to the lifting of the grain embargo to the Sovietunion and the proposed Soviet· European Gas Pipeline deal. Neither issue was considered at present to be a major source of friction.
3. Instruments of coordination Among the instruments, allies have at their disposal, three groups could be mentioned: instruments for foreign policy
8
o
• k"'k Om problnnen van bondgmoollchaPPdijkt aard op it IOJlffl gaal dt Amtrikaarut p m idml Rtagan lt radt bij"7.ijn RW1Ücht amhtgtnool ("Lt Mondt").
consultation, such as NATO political consultation and European Political Cooperation (E PC); arrangements for consultation, once hostilities have broken out; and avail· able mechanisms for economic - energy - and monetary cooperation. The discussions focused on me first group. There was broad agreement on the general aspects of the two instru· ments of foreign policy.consultation, taken separately. NATO political consultation is functioning weil, although its outcome leaves much to be desired. EPC is to be seen and accepted as a necessary extension of European effoTts to achieve unity. Discussions focused more in particular on the relationship between NATO political consultation and EPC. This relationship - or the absence of it - clearIy is a source of friction in the alliance and was a subject of heated debate in the discussions. EPC was said to negative· Iy affect NATO political consultation, to unduly burden relations between the US and EC members, and to be resented by allies such as Norway, Canada, Turkey and Iceland. As far as procedure is concerned, criticism was leve led in panicular {Q lhe unwillingness of EC members to abide by the agreement to inform the Secretary-General of NATO on EPC consultations tOuching on security issues. This crilicÎsm unavoidably led to a discussion of the prin. cipal source of European·American irritation: me EPC declarations and activities with respect to the Arab·lsraeli conflict. Disagreement focused on the interpretation of the securiry· aspect and on the policies with respect to the conflict. Europeans justified EPC activities by pointing tO American constraints - the Jewish lobby - to adequately deal with Arab-Israeli peace·mak.ing. This justifkation was contested hy the argument that EC members were operating under the more severe constraints of oil.dependence, and that they failed to see that Israeli core·security imerests rather than domestic American constraints were crucial. Some Europeans also justified EPC activities as areaction to an American "unilateral" policy, excluding the Soviet· union and - by implication - EC members from joining in the peace·making. American and other participants charged EC members with irritating interference in the - sofar - single successful effort (the Camp David agreement and the Egyptian-Israeli Peace Treaty) at Middle-East peace-making. The issue, however, reflects deeper disagreements. EC members consider their declarations on the Middle·East as example of their distinet political identity from me US.
They refuse '0 accep' tha, their unity is '00 fragiIe and their power '00 limi,ed '0 go beyond join' declarations. As a consequence, they can thwart American efforts withou, themselves being able '0 contribu,e constructively lO peacemaking. The open disagreement beLWeen the US Secretary of Stale and the British Chairman of EPC (shortly before the discussions) also poinled 10 substantive difTerences of policy, and a European reluctance 10 support American peace-making efTorts. This being so, the ques-
the combination of a ncw US Administration pressing tor
nuclear mengthening and talking - confusingly -
aboul
limited nuclear war scenario's i Westeuropean governments
no longer able or willing
10
inform and explain why
nuclear deterrence cannot be foregone i and Soviet leaders
who openly support the nuclear disarmamen, campaigns in Western Europe.
Again another dimculty resides in ,he fac, tha, ,he very
bUle 10 peace-making, should not have shown more restraint in issuing declarations, which negatively influence
planning for nuclear war - even with me purpose to avoid it - is hard to reconcile with me notions of moderation and restraint inherent in a democratie system. This is the more so, as the Soviet threat tends to become more abstract and less cred ible, the longer it lans.
the cohesion of ,he alliance exception) belong.
resistance againsl me development of a national "force de
tion -
unanswered in the discussions -
remains, whether
a group of sta,es apparently lacking the power
lO
lO
contri-
which they all (with one
[I was observed thaI France encountered less popular
Apart from this controversial topic, brief allusions were
frappe" . Still, few if any participants argued in favor of a
made lO efTorts by ,he larger allies 10 promole the "principa l nations" approach policy coordination. It was
European nuclear force, or - altematively - a nuclear free Europe, as ways ta dissociate Europe from me two superpowers. The former might immeasurably increase tension with me Sovietunion i the Jatter would upset the military balance and as such not comribute to the prevention of war.
'0
remarked that a "directorate" did in fact function within
EPC, whereas si mil ar efTorts within NATO (Ihe Guadeloupe Conference) had been a failure .
lIl_ The main issues facing the allies Allied cohesion is based on lhe determination of lhe allies "10 maimain and develop their individual and collective capacity LO resiSl armed aU3ck" and their willingness to consult together "whenever, in the opinion of one of lhem, the territoria I integrity, political independence or security of any of the parties is threatened" (art. 3, 4 North Atlantic
[, was argued Ihat the role of nuclear weapons could be reduced in NATO's deterrence if more prominenee was
'0
given convemional defence and ,he streng,hening of ,erri'orial and civil defence capabilities (e.g. along Ihe Yougoslav modelI. [I was remarked, however, ,hal NATO had been driven imo the need for an early nuclear response - if deterrence fails - by insufficiem Westeuropean willingness to maintain or strengmen its conventional farces . Such willingness - to he expressed in higher
Trealy). The undcrlying objective of sustaining a political order, 10 which aHies are commiued, has been made more difficult to realise by the more complex world situation, me more
complex nature of ,he ,hreats they face, and the eros ion of popular consent to Iha, political order. lt was agreed lhat the main and central issues facing the allies in this respect were security, defence and armscontrol.
I. Security and defence Allied security cominues to be based on the maintenance of a defence-posture, capable of deterring an armed attack and of resisting it - if deterrence fails - in such a way that escalation to general nuclear war can be prevented.
The concep' of de,errence - especially the role of nuclear weapons lherein - has for too long remained a subject for <iebate among experts, if not surrounded by secrecy. The need for adequale explanation of this concept was underlined; it was feit however, mat this task now is to be perfonned under far more unfavorable circumstances. One such circumstance is the disappearance of American superiarity in nuclear weapons. The substitution of the strategy of Oexible response for me earlier one of massive
retaliation has refieCled ,his change. As the credibility of lhis newer delerrence strategy depends on the "usabilitytl of a variery of nuclear weapons, it contributes to growing
anxiely ,ha, these weapons may aClually be used in Europe. This is all the more so in an era in whieh continuous and apenly discussed nuclear modernization programs are underlining lhe difficulty of reaching agreement on armscontrol Wilh the Sovietunion. Anomer unfavorable circumstance was considered 10 tie in
Bondskanselier Schmidt in de Verenigde Staten: Schmidl aan Jut woqrd . ..
9
expenditures for conventional defence - is unlikely to be fonhcoming in Western Europe. Still, some participants were confident that a re-ordering of priori ties towards a forward defence wim convemional forces, could find suppOrt in Lhe Gennan Federal Republic. Opinions tended to differ on the question, whether NATO-Warsaw Pact comparisons of military strength, pointed to areasonabie balance in military forces or Soviet superiority in Europe. Most participants could support the opinion, however, that i[ were the respective policies and military doctrines, and the trends in weapons-procuremem over a longer period, which caused concern for NATO allies. Attemion in this context was paid to the difficulty of assessing Soviet imentions, the reasons behind its offensive military doctrine, and the offensive character of its political tacties. The miliLary posture of the Sovietunion in Eastern Europe, in any case, points to a potential use of military superiority as a means for exening political pressure.
seriously concerned aboUl the impact the latter deal may have on Westeuropean security. As far as Middle-East oil is concemed, Lhey tend to emphasize the need for an ability to proteet the flow of oil against eventual Soviet effons [Q disrupt it.
HELMUT IN AMERIKA
2. Arms-control As has been reported already, progress in arms-control negotiations is unlikely to be achieved in the foreseeahle future, thus making the solution of inter-allied differences all the more difficult to achieve. This is the more so, as governments on the one hand agree that modernization of nuclear forces is necessary; and, on the other hand, appear to be driven into negotiations by popular pressure towards unilateral reductions. An eEfort therefore should be made to reach consensus among allies on a variety of issues and areas to be covered. Among them, (Wo general issues were emphasized: the need for engaging in arms-control negotiations in a much earlier stage of anns-development; and me need [Q stress adequate verification. With respect to me coming negotiations on LRTNF, consensus was said to he necessary on me weapon-systems to be included, on me linkage with SALT (with respect to sub marine launched nuclear warheads), on me question of focusing on numbers of warheads or launchers, on seeking a regio na I balance or world-wide limits, and on me inclusion or exclusion of French and British systems, Participants only briefly touched upon the problem of achieving reductions in conventional forces and weapons through negotiations. It was felt that past experienees and present imbalances did nOl augur weil for meaningful progress in this respect.
3. Other issues Participants also discussed a variery of economie issues dividing me allies and me impact such divisiveness may have on allied cohesion. Among them were the rising protectionism in rrade, European-American differences in monetary and fiscal policies, and diverging approaches to Lhe problem of dependenee on imponed energy. It was argued that trade between the US and EC is less important a problem Lhan investment and technological cooperation. WiLh respect to energy-dependence, Western Europe stresses improved political relations wiLh OPEC and considers Lhe gas pipeline deal wiLh Lhe Sovietunion as a welcome diversificauon of energy imports. Americans are 10
BondJlwrutlitr Schmidt in dt Vtmligdt Stattn : Rt agan aan Mt woord.' ( Optand in " Dt VotAJkranl ").
Brief attention was given also to the competing interests and divergent approaches with respect to relations with developing countries. lt was feit by many, however, that these issues and diEferences were peripheral rather than central to the problem of maimaining allied cohesion in the eighties. Still, panicipams were strongly urged not to underestimate the impact economie divergences could have on allied cohesion. International economic relations are only pan of serious economie problems, such as inflation and unemployment, facing the all ie,. Among them, energy also is related to the maintenance of security in a more narrow sense. Economie difficulties may thus create a climate, which induces allies to adopt divergent policies towards dĂŠtente, the Middle East and in times of crisis, thus negatively affecting [heir necessary cohesion. Participams, finally, briefly discussed the divergencies in public attitudes and governmental policies with respect to the prornOlion ofhuman rights. Throughout the discussion, the Western reactions to developments in Poland came up al regular intervals. lts was argued that Western reanion should be flexible and coherent. More priority is to be given to an approach which combines immediate humanitarian assistance, long-range conditional help, and the dissuasion of military intervention through the threat of economie sanctions if it occurs,
IV. Wilt cooperation endure? The future of European-American relations and the endurance of cooperation is a matter of choiee rather than a subject for academie forecast. It is, also, more a matter of changing approaches Lhan of suggesting solutions. Among the approaches to be changed, 1 would like to suggest [hem on four levels.
I. Changing the intellectual approach Underlying European-American divergencies, has been a change in the intellectual dimate on both sides of the Atlanlic. Intellectuals on bath sides have contributed to the confusion by general ized mutual condemnations and me promotion of negalive images of the American political system or European pacifism. Dehates on European-American re lalions, détente, security or nuclear weapons are increasingly characterised by the persistence of emotional irrit3tion and intolerance, and the absence of rationality and willingness to change one's mind. Intellectuals should sec it as their primary lask to restore rationalil}' of argument and claril}' of ana lysis.
They have failed , in many instanees, in their task. to inform their e1ectorates adequately about the reality of the international situation and the dilemma's of allied security. They have equally failed in their understanding of the psychology of mutual confidence in allied relations. The first failure and the resulting popular disbelief in the "establishment" can be overcome only, if governmems and policy-makers muster the courage to infonn and explain what they know, ralher than select or avoid what is liked or disliked by some. The second failure can be overcome only if governmems and policy-makers re-introdu ce a measure of self-restraint in public declarations, whenever mutual co nfidence might suffer from them ,
4. The need for a coherent strategy 2. The responsibilities of politica! parties Basic support for the alliance and for the political order for which it stands can be maintained only, as long as the ma in democratie political parties are willing to understand and respect the limits LO be observed in a democratie order. It ca nnOl be denied that polarization in political opinions, has led some of them to trespass these limits. The emphasis on " ideological dilTerences" in systems tcnds to ignore the far more real distinctions between pluralist democracies and repressive regimes. I t is an urgent task for democrati e polilÎcal parties 10 help reestablishing essential consensus on [he values and limiLS of pluralist democracy.
3. The approaches of governments WiLh respect to the need LO maintain allied cohesion , national govcrnmcnts have fail ed in at least two areas,
The Alliance has been created and remains necessary, primarily for maintaining collective securily. 11 requires an o ngoing discussion aimed at the e1aboration of a more coherent slrategy lO achieve credible security in Lhe eighties, adeq uate strength in defence, moderation in policies, initiatives in arms-control negoliations, and broad popular support for these co mmon efforts. In order to perform these essential tasks, the partners should lower lheir vaiees o n issues - often peripheralwhere mULUal in'itarion may undermine necessary allied co nfidence.
Pro[Dr. F.A.M. Alting von Geusau Prol. Allin~ \'011 Ct'U)ktU i~ huoglt"rddr Il' T Ilburg l'n directeur van hel aldaa r gew~li~dt· Joh n F. K('l1l1edy Imlituut. "Ccnter for Internatio nal Studin",
KUNNEN ECONOMISCHE TEGENSTELLINGEN DE NAVO ONDERMIJNEN? Wanneer we bedenken, dat gemiddeld de helft van de tijd, die het NOS-journaal is toegemeten, wordt besteed aan het al dan niet groeien en bloeien van onze economie, mag je er toch van uitgaan, dat de economische dimensie in het dagelijks leven een grote rol speelt. Het lijkt dan ook terecht om te onderzoeken of ook economische problemen geen invloed kunnen uhoefenen op de verhoudi ng tussen de Verenigde Staten en West-Europa. Toch is het opvallend dat in de meeste beschouwingen, die aan deze zogenaamde West -West-relatie zijn gewijd, de economische problematiek slechts als randversiering wordt opgenomen, Hieronder zal worden getracht aan te geven, dat dit relatief geringe belang van de economische dimensie vooral voonkomt uit het feit dat men slechts aan een beperkt aantal directe tegenstellingen aandacht besteedt, terwijl het juist de afgeleide effecten zijn, meestal tot uitdrukking komend in een verandering in "klimaat", die de economische dimensie wel degelijk van belang doen zijn.
Directe tegenstellingen: de monetaire verhoudingen Tot 1971 vormden de monetaire verhoudingen in de WestWest· relatie geen wezenlijk probleem. Tot dan toe functio· neerde namelijk het zogeheten stelsel van Bretton Woods. Belangrijk uitgangspunt van dit stelsel waren de vaste wis-
selkoersen, waarbij de dollar als basisvaluta dienst deed, en inwisselbaar was tegen goud, Voor een optimale werking van dit stelsel moest aan een aantal vooIWaarden zijn voldaan: ten eerste mochten er door de Federal Reserve Bank in de Verenigde Staten nooit zoveel nieuwe dollars worden gedrukt, dat er geen band meer zOu bestaan met de goudreserves die deze dollars 11
moesten dekken. Immers, in principe was het mogelijk, dat op een gegeven moment op grote schaal dollars zouden worden aangeboden om ingewisseld te worden tegen goud, en aan een dergelijke vraag naar goud zou men in principe moeten kunnen voldoen. In de praktijk kun je natuurlijk ook proberen het nooit zover te laten komen dat op grote schaal dollars worden ingewisseld. Dat brengt ons tot de tweede voorwaarde, die luidt, dat het land van de basisvaluta zoveel overtuigingskracht moet hebben, dat andere landen vertrouwen blijven stellen in die valuta. Wanneer je als Federal Reserve Bank eenmaal de verzekering hebt, dat men de dollar "vertrouwt" wordt de kans op massale inwisseling automatisch geringer, en kan de band tussen de in omloop gebrachte dollars en de bestaande goudreserves losser worden. Een dergelijke overtuigingskracht verkrijgt een land echter pas, indien het een gezonde economie heeft zonder buitensporig grote tekorten op de betalingsbalans, en als het beschikt over een voldoende politiek gewicht. Aan deze voorwaarden was in 197 I niet meer voldaan. O.a. door de oorlog in Vietnam waren zoveel dollars vanuit de VS naar het buitenland gestroomd, zonder dat daar economische contraprestaties tegenover stonden, dat er tekorten ontstonden op de kapitaalbalans. Het vertrouwen in de dollar was dan ook zienderogen achteruitgegaan, en de fictieve dollar-prijs voor goud stond allang niet meer in enige reĂŤle verhouding tot de werkelijke goudprijs. De Amerikaanse regering kon dan ook niet meer instaan voor de inwisselbaarheid van de dollar in goud, en met de formele opheffing van deze inwisselbaarheid was het stelsel van Bretton Woods ten einde. Onmiddellijk hierop gaf de dollar niet alleen t.o.v. het goud, maar ook t.o. v. andere valuta een aanzienlijke waardevermindering te zien. Door de goedkopere dollar werd de Amerikaanse exportpositie natuurlijk een stuk sterker, maar de Europese en Japanse navenant slechter. Het is dan ook geen wonder dat, na verloop van tijd, de Westeuropese bondgenoten de lage dollarkoers gingen beschouwen als oneerlijke concurrentie, en er bij de Amerikaanse regering op aandrongen de nodige maatregelen te treffen om aan deze situatie een einde te maken. Hoewel president Carter via enkele maatregelen op het gebied van de rentepolitiek al een begin maakte met het
terugdraaien van de gegroeide verhoudingen, is de dollar toch pas echt gaan stijgen tijdens het beleid van president Reagan. Door diens krap-geldpolitiek ging de rentevoet in de VS met sprongen omhoog, waardoor kapitaal uit het buitenland werd aangetrokken. Aan deze hoge rentestand kleven echter weer andere bezwaren voor de Europese bondgenoten. Aangezien investeringen pas rendabel worden, indien het rendement op de investering minimaal gelijk is aan de rentevoet, werkt een hoge rentevoet remmend op de investeringen en daarmee op de economische groei. Om een massale kapitaalvlucht vanuit Europa naar de VS te voorkomen, moesten de rentetarieven in West-Europa wel die in de VS volgen, maar daarmee werd tegelijkertijd de economische ontwikkeling in West-Europa geremd. Derhalve wordt op dit moment door de Europese bondgenoten een beroep gedaan op de Amerikaanse regering het rentepeil toch weer wat te doen zakken. De conclusie, dat "het dus nooit goed is", is eigenlijk wel terecht. Noch een zwakke dollar, noch een hoge rentestand verdragen zich met het Europese economische belang. Toch zijn deze problemen slechts symptomen van het hoofdprobleem, te weten de instabiliteit van de monetaire verhoudingen na het ineenstorten van het stelsel van Bretton Woods. Doordat geen der Westelijke landen een economie heeft, die voldoende sterk is en daarnaast over politiek gewicht beschikt om het noodzakelijke vertrouwen in te boezemen, lijkt het onwaarschijnlijk dat voor dit hoofdprobleem op korte termijn een oplossing zal kunnen worden gevonden.
Directe tegenstellingen: de h4ndelsrelaties Voor een klein land als Nederland, dat het grotendeels van de export moet hebben, is liberalisatie van het handelsverkeer, d.w.z. het wegnemen van al die maatregelen die de handel belemmeren, van zeer groot belang. Toch is het zelfs voor de Nederlandse overheid soms moeilijk de verleiding te weerstaan om de eigen industrie middels verkapte protectionistische maatregelen te steunen. Toch vinden de meeste handelsbelemmeringen niet meer plaats op het niveau van de Nederlandse overheid. Binnen de West- West-relatie is er veel meer sprake van drie grote blokken, Lw. de VS, de EEG en Japan. Hoewel in het
De AmeriAaanse tconomiJchL poliJ.id ( 16'1,% rente.' ) bezien door EngelJe bril ( "ThL Timts").
12
kader van de GATI (General Agreement on Tariffs and Trade) een aantal zogeheten tariefrondes hebben plaatsgevonden, waarbij o.a. de invoerrechten aanmerkelijk werden verlaagd, lijkt in dit verband het haalbare wel min of meer te zijn bereikt. Dit betekent echter dat, binnen
bepaalde grenzen, het nog steeds mogelijk is protectionistische maatregelen te nemen. Elk van de drie blokken maakt van die mogelijkheden dan ook veelvuldig gebruik. Ter illustratie volgen hier enkele voorbeelden. Rond 1977 was de staalindustrie door de Japanse concurrentie zowel in de Verenigde Staten als in West-Europa in
grote moeilijkheden gekomen . Het gevolg was, dat in de VS de staallobby flinke druk ging uitoefenen op de parlementariĂŤrs en op de regering om beschermende maatrege-
len te treffen. Derhalve werd de Solomon Task Force in het leven geroepen, die de problemen van de staalindustrie zou moelen onderzoeken en over te treffen maatregelen aanbevelingen zou moeten doen. Uiteindelijk werd besloten lot een systeem van "trigger prices" . In dit systeem gaat de regering over lot anti-dumping maatregelen, in-
dien de importprijs beneden de trigger price komt te liggen. Van dit systeem had niet alleen de Japanse. maar ook de Westeuropese staalindustrie te lijden. Voor de Westeuro-
pese staalindustrie kwam de klap echter dubbel hard aan, omdat deze niet alleen te maken had met deze Amerikaanse importbeperkingen, maar bovendien met de reeds bestaande concurrentie van Japan . Dit zogeheten staalconniet duurt tot op de dag van vandaag voort.
Omgekeerd is de landbouwpolitiek van de EEG weer nadelig voor de VS : niet alleen is de Europese markt voor Amerikaanse exporteurs van landbouwprodukten moeilijk te betreden, maar bovendien ondervinden de producenten van landbo uwprodukten op de Amerikaanse markt in toenemende mate concurrentie van de Europese producenten. Ook hier bestaat het gevaar dat de Amerikaanse regering zal besluiten tot protectionistische maatregelen . In het algemeen kan men m .b .t. de handelsrelaties stellen, dat aan de ene kant algemeen wordt onderkend dat handeis liberalisatie op lange termijn voor iedereen het voordeligst is , maar dat op korte termijn toch protectionistische maatregelen binnensluipen ter ondersteuning van de na-
tionale industrie. Daarbij treden regelmatig belangentegenstellingen op tussen de VS en West-Europa.
fl tt Wtslturoj)tts -RwJĂ&#x17D;Jcht lUJrdgaJproJtd leiddt na "Polm" tOl irrilatits tUJJrn Wtst-Europa en Amrn'Aa. Hitr gaal dt pijpleiding ovtr dt rivltr VlJana in TSJtcho JlowaJ:ijt. Htt WtJtrn "an daardoor rtchtJtru/u gaJ uit dt Sovjtt-Unit bttrtllAtn.
Een andere vraag is, of het niet aanbeveling zou verdienen over te gaan tot diversificatie, d.w.z. spreiding van de energiebronnen. Deze diversificatie kan in verschillende richtingen plaatsvinden . Ten eerste kan men proberen zijn olie te betrekken bij
zoveel mogelijk verschillende olieproducenten. Zo haalt Nederland de olie bijvoorbeeld niet alleen uit het Midden-
Directe tegenstellingen: energie
Oosten, maar ook uit Nigeria. Daarnaast kan men trachten naast olie ook andere vormen van energie een belangrijke
Ook de derde bron van West-West-tegenstellingen op eco-
plaats te doen innemen bij de vervulling van de energiebehoefte. Voor Nederland kan dan in de eerste plaats ge-
nomisch terrein , te weten de race om energiebronnen, is
dikwijls in het - ieuws. Juist omdat het energieprobleem zo .in het oog lopend is, is het ook alom als zodanig erkend en zijn er op dit gebied dan ook verwoede pogingen in het Veel werk wordt bijvoorbeeld verzet door het lEA (Interna-
wezen worden op het gas , maar ook op kolen en windenergie. Hoewel de noodzaak tot diversificatie algemeen wordt onderschreven, bestaat er tussen de VS en West-Europa verschil van mening over de vraag, hoever deze lijn moet worden doorgetrokken .
tionaal Energie Agentschap). Het doel van deze organisatie is te voorzien in een distributiesysteem, indien een der aangesloten landen te maken krijgt met een ernstig tekort aan
van sommige Westeuropese landen m.b.t. de "gas-deal" met de Sovjet-Unie. Door deze transactie zouden landen
werk gesteld om een ongebreidelde race om energiebronnen te voorkomen.
olie. Hoewel het nog maar de vraag is, of een dergelijk systeem waterdicht zal blijken te zijn wanneer de nood aan de man komt, is het in ieder geval een stap in de goede
richting. Bovendien is, wat betreft de olieschaarste, de druk en igszins van de ketel af. Met name door de economische recessie is immers de vraag naar olie beduidend afgeno men, en zal er in de nabije toekomst eerder van een olieoverschot dan van een olie-tekort sprake zijn.
Meer specifiek richt het probleem zich op de activiteiten als Frankrijk en de Bondsrepubliei< de Sovjet-Unie met kennis en materieel bijstaan bij het aanleggen van pijpleidingen, waarna de Sovjet- Unie hiervoor zou terugbetalen in de vorm van gasleveranties. De Bondsrepubliek Duits-
land zou aldus tot 30% van zijn gasbehoefte met Russisch aardgas kunnen dekken. Hoewel de VS langzamerhand de onafwendbaarheid van deze transactie schijnen te aanvaarden, blijven er bezwaren 13
bestaan tegen bepaalde aspecten ervan. Met name is de Amerikaanse regering beducht voor twee risisco's: aan de ene kant vreest zij dat de kennisoverdracht betrekking zal hebben op gevoelige technologie die de Sovjet- Unie anders nooit zo gemakkelijk had kunnen verwerven, aan de andere kant is zij bang dat de Westeuropese landen te zeer afhankelijk zullen worden van het Russische gas, waardoor Moskou in tijden van spanning pressie zou kunnen uitoefenen op die landen. Van Europese zijde worden deze argumenten van de hand gewezen. Wat betreft de overdracht van technologie houden de Europese landen zich aan de Cocom-regels'" die de overdracht van technologie al enigszins aan banden leggen, en wat betreft de afhankelijkheid wordt erop gewezen, dat het Russische gas voor een belangrijk deel in de plaats komt van Russische olie-exporten naar Europa. Verder wordt er op gewezen dat West-Europa nog beschikt over eigen gasreserves, die door de import van Russisch gas minder snel behoeven te worden aangesproken. I
Een geheel eigen plaats neemt de kernenergie-problematiek in , en wel meer speciaal de problemen rond de levering van gevoelige materialen. In het kader van het voorkomen van de verspreiding van kernwapens naar landen die daar nog niet over beschikken, de zogeheten nonproliferatiepolitiek, kan een dergelijke levering slechts onder stringente voorwaarden geschieden. Over de vraag hoe zwaar die voorwaarden moeten zijn, lopen de meningen echter nogal eens uiteen. Zo is de Nederlandse regering een groot voorsrander van een terughoudend beleid in deze, evenals de Amerikaanse regering ten tijde van president Carter. Andere Westeuropese landen bleken in de praktijk echter wel eens minder stringente nonnen aan te leggen. Zo ontstonden er tussen de VS en Frankrijk en de Bondsrepubliek bijvoorbeeld problemen over de al dan niet toelaatbaarheid van de levering van sensitief materiaal aan resp. Pakistan en Brazilië. Aan het eind van de Carterperiode waren deze tegenstellingen reeds aanmerkelijk afgezwakt. Hoewel het belang van non-proliferatie ook door de Reagan-administratie nog volmondig wordt erkend, lijken de door haar toegepaste nonnen toch iets ruimer te zijn. Het is dan ook niet uitgesloten dat op het punt van de non-proliferatie de Europese bondgenoten in de toekomst zelfs een standpunt zullen innemen.
Betekenis van de directe tegenstellingen Bovenstaand overzicht van de belangrijkste directe tegenstellingen biedt zeker geen al te rooskleurig beeld van de economische West-West-relatie: op heel veel punten lijken belangentegenstellingen aanwijsbaar aanwezig en botsen de VS en West-Europa. Toch hebben al deze directe tegenstellingen één element gemeen, dat ze een stuk minder gevaarlijk maakt. Al deze tegenstellingen komen namelijk tot uitdrukking binnen een kader, dat wordt gekenmerkt door overeenstemming over de noodzaak overeen te stemmen. Met andere woorden, ook al slaan de bondgenoten elkaar soms om de oren, zij weten alle maar al te goed, dat de enige uitweg ligt in het verder met elkaar optrekken. Of, anders gesteld, niemand twijfelt eraan, dat de problemen slechts door coördinatie en samenwerking kunnen worden opgelost. Voor de monetaire verhoudingen hebben we geconstateerd, dat het hoofdprobleem op dit moment gelegen is in
14
de instabiliteit van het huidige monetaire non-stelsel. Alle bondgenoten zijn het er in wezen over eens, dat de beste oplossing voor de tegenwoordige problemen is gelegen in een herstel van de stabiliteit, hetgeen slechts kan indien een der aangesloten landen of een groep landen sterk genoeg is om de basisvaluta te leveren die aan een nieuw soort Bretton Woods ten grondslag zou moeten liggen . Op het gebied van de handelsrelaties geldt een zelfde situatie: ook daar kunnen op kone termijn de belangen sterk uiteen lopen, maar uiteindelijk is iedereen het er wel over eens, dat protectionistische maatregelen op lange termijn een ieder benadelen. Handelsliberalisatie wordt dan ook onderkend als doelstelling, zeker voor de lange termijn. Ook op het gebied van de energieproblematiek wordt de noodzaak tot samenwerking en coördinatie tegenwoordig onderkend. Via het IEA heeft deze samenwerking zelfs concreet gestalte gekregen. Toch is het moeilijk op het gebied van de energie dezelfde gemeenschappelijke langetermijn-doelstelling aan te geven als hierboven kon worden gedaan voor de monetaire en handelspolitieke verhoudingen. Weliswaar zou men verzekering van de energiebehoefte als gemeenschappelijke doelstelling kunnen formuleren, maar steeds weer zal blijken dat deze doelstelling anders wordt ingevuld, naarmate men beschikt over meer of minder eigen reserves aan energievoorraden c.q. -bronnen. De positie van de VS in deze verschilt dan ook wezenlijk van die van West-Europa, aangezien de VS over veel meer reserves beschikken dan West-Europa, en daarom ook meer speling hebben. Afgezien van deze permanente tegenstelling mag men hopen dat de samenwerking op energiegebied succes heeft. Zekerheid hiervoor verkrijgt men echter pas indien blijkt, dat het door het IEA voor crisissituaties opgezette distributiesysteem ook inderdaad functioneert, indien er van werkelijke tekorten sprake mocht zijn, een situatie, waar overigens niemand op zit te wachten.
Sluimerende tegenstellingen Naast directe tegenstellingen zou men ook de veel gevaarlijker sluimerende tegenstellingen kunnen onderscheiden. Deze zijn veel gevaarlijker omdat ze zijn vastgebakken aan ontwikkelingen in de samenleving, en derhalve ook in brede lagen van de bevolking leven. Waar politieke tegenstellingen vaak met de mantel der liefde kunnen worden bedekt, indien de wil tot samenwerking maar steeds aanwezig is, wordt het veel moeilijker zelfs maar futiele problemen op te lossen, indien je elkaar niet zoveel meer te zeggen hebt, omdat je eigenlijk uit elkaar bent gegroeid. Hierna wordt in grote trekken de stelling verdedigd dat, althans op sociaal-economisch gebied, een dergelijk proces van uit elkaar groeien door middel van sluimerende tegenstellingen in gang is gezet. Om deze sluimerende tegenstellingen op te sporen moeten we ons goed bewust zijn van het verschil in economische benadering dat traditioneel tussen de VS en West-Europa heeft bestaan. In dit opzicht vormen de VS traditioneel het land, waar volledig vrije mededinging als ideaal wordt gezien en waar de overheidsinvloed het liefste zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Daarentegen hebben de West• Cocom k oordinating committeel is een instantie te Parijs die de overdracht van te<hnologie aan communisti sche landen coördineert .
europese landen alle te maken met de invloed van de so-
kunnen toenemen. Terugdringing van de overheidsbeste-
ciaal-democratische voorkeur voor bijsturing van de markteconomie. Voor alle Westeuropese economieën is tegenwoordig de tenn geleide markteconomie van toepas sing. Naast het vertrouwen in overheidsingrijpen om de
voorzieningen gaan achteruit, het milieubeleid komt op de tocht te staan, bepaalde sociale uitkeringen worden verlaagd en andere sociale voorzieningen (food stam ps) wor-
markt waar nodig bij te sturen, ligt aan het begrip geleide markteconomie derhalve ook een wantrouwen ten grond-
slag met betrekking tot de mogelijkheid van de economie op eigen benen de sociaal-economisch wenselijke resultaten op te leveren. In tijden waar het economisch voor de wind gaat, treden deze traditionele verschillen in benadering niet zo erg aan
de dag. In de VS kan in dergelijke tijden zonder al te veel moeite toch een redelijk systeem van sociale voorzieningen
worden opgezet, en in West-Europa heeft het bedrijfsleven niet zoveel last van de overheid, dat het niet IOU kunnen functioneren . Wanneer echter, zoals nu, een economische recessie optreedt, dan moet er gekozen worden. De overheid moet dan kiezen voor óf het creëren van ruimte voor het be-
drijfsleven, óf het zelf door projecten scheppen van werkgelegenheid, óf voor een combinatie van beide. Daarnaast moet ze een keuze maken, of ze de bestaande inkomens verdeling accepteert, of juist de sociaal zwakkeren in de samenleving in bescherming wil nemen. In het verlengde van laatstgenoemde keuze ligt tevens de beslissing of aan de sociale voorzieningen geknabbeld moet kunnen worden of niet. Al deze beslissingen worden in meer of mindere mate beïnvloed door het klimaat waarin ze genomen wor-
den. En juist dit klimaat is in de VS en West-Europa zo verschillend. Reeds enkele jaren is in de VS een steeds aan kracht winnende beweging actief, die pleit voor drastische belasting-
dingen heeft echter ook ingrijpende gevolgen : meäische
den drastisch ingekrompen. De Amerikaanse publieke opinie lijkt nog steeds zeer tevreden met dit beleid; in brede lagen van de bevolking leeft zelfs de overtuiging dat het misbruik dat van de sociale voorzieningen wordt gemaakt, ook verdere inkrimping van die voorzieningen nog zou kunnen rechtvaardigen. Het is dan ook niet te ver-
wachten, dat "reaganomics" in de VS een tijdelijke zaak zal blijken te zijn. Integendeel, ook volgende administraties zullen te maken hebben met de al eerder genoemde traditionele hang naar vrijheid of, vertaald in economische termen, met de voorkeur voor een systeem van volledige
vrije mededinging. In West-Europa is het plaatje aanmerkelijk veelkleuriger. Aan de ene kant volgt de regering van het Verenigd Koninkrijk een beleid dat veel op dat van Reagan lijkt. Aan de andere kant probeert men in Frankrijk juist door een actief overheidsbeleid de economie weer op gang re brengen. In Nederland is er sprake van een soort mengvorm, waar aan de ene kam overheidsbestedingen wel aan ban-
den worden gelegd, maar anderzijds door het werkgelegenheidsplan ook op directe wijze getracht wordt werk te scheppen. Hoewel ook in West-Europa wel een tendens aanwezig is, waarbij belastingverlaging wordt bepleit en het misbruik van de sociale voorzieningen wel wordt aangegrepen om deze ter discussie te stellen, neemt dit alles toch veel minder extreme vormen aan dan in de vs. Juist ook in moei-
verlagingen. Het economische beleid van de Reagan-
lijke economische tijden blijft het uitgangspunt van de
administratie, ook wel aangeduid met "reaganomics", haakt min of meer op deze beweging in. Door een beleid,
meeste Westeuropese regeringen, dat de sterkste schouders ook de zwaarste lasten moeten dragen. Waar dit minder het geval is, zoals in het Verenigd Koninkrijk, neemt het verzet tegen de regeringspolitiek snel toe, en het is niet te
dat grote bezuinigingen op de overheidsuitgaven koppelt aan flinke belastingverlagingen, tracht Reagan het beslag dat de overheid legt op de financiële middelen, terug te dringen. Hij streeft daarbij zelfs naar een sluitende begroting. Door dit alles zou het bedrijfsleven wat meer lucht kunnen krijgen en zouden de investeringen weer moeten
verwachten dat deze politiek een lang leven beschoren zal zijn. "Reaganomics" laat zich niet licht exporteren: het is een
vorm van economische politiek die goed past bij de Amerikaanse economische traditie, maar die haaks staat op de Europese sociaal-economische verhoudingen. De export
van een hoge rentestand dwingt de Europese regeringen evenwel om toch een wat restrictiever beleid te voeren dan anders mogelijk was geweest. In die zin wordt "reagano-
mics" aan West-Europa opgedrongen. Hoe duidelijker dit alles naar voren zal komen, des te groter zal de klooftussen
West-Europa en de VS in de publieke opinie in dit opzicht nog kunnen worden. De verschillen in economische traditie uiten zich niet alleen
in de binnenlands-economische situatie. Ook met betrek-
king tot de hulp aan landen uit de Derde Wereld komen de verschillen in inzicht tussen beide zijden van de Atlantische
Dt Amtrikaa1Ut tconomÎJCM poIititk bttitn door NtdtrkmdJt bril (Optand in "Ot Volk.lkrant") .
Oceaan tOt uitdrukking. Ook hier is het de sociale verantwoordelijkheid van de regering die een centrale rol speelt. En ook hier blijkt, dat in de Amerikaanse opstelling veel meer de nadruk wordt gelegd op de eigen individuele verantwoordelijkheid van de sociaal zwakkere dan in de Europese benadering het geval is. Ook na een relatief gunstig verlopen overleg zoals vorig jaar in Cancun (Mexico), blijft dit verschil in benadering zichtbaar: terwijl de Amerikaanse regering er de nadruk
15
op legt, dat de landen uit de Derde Wereld het toch vooral zelf moeten doen, en wal de inbreng van de ontwikkelde landen betreft vooral vertrouwd moet worden op de inbreng van het bedrijfsleven, gaan de Europese regeringen uit van de interdependentiegerlachte. d.w.z. van de theorie dat de ontwikkelingslanden niet alleen de ontwikkelde hnden nodig hebben, maar dat omgekeerd ook de ontwikkelde landen niet kunnen zonder die ontwikkelingslanden. Tenslotte nog een ander aspect van de sluimerende tegenstellingen. Daarbij gaat het om de tegenstelling tussen gromschaligheid en "small is beautiful". Hoewel nu misschien minder dan enige jaren geleden, worden de VS nog steeds dikwijls vereenzelvigd met de multinationale ondernemingen en hun praktijken. Het spreekt voor zich dat een dergelijke relatie veel te snel en versimpeld gelegd is. Van belang is echter niet of e.e.a. een waarheidsgetrouwe weergave is, voldoende is te constateren dat die relatie in de publieke opinie dikwijls gelegd wordt. Televisieseries als "Dallas" vermogen die tendens alleen nog maar te versterken. Tegenover de Amerikaanse grootschaligheid wordt
dan geplaatst de Europese kleinschaligheid met "small is beautiful" -filosofieĂŤn en bijvoorbeeld MeMo-bedrijven als concrete uitwerkingen ervan. Tenslotte nog een enkele relativerende opmerking. Ook al is het de strekking van dit artikel erop te wijzen dat aan sluimerende tegenstellingen op economisch gebied te weinig aandacht wordt besteed, dit betekent niet, dat hieraan dan ook. maar meteen dezelfde waarde moet worden toegekend als aan (aanvankelijk eveneens slechts sluimerende) tegenstellingen op het gebied van de veiligheidspolitiek. Hoe diepgeworteld ook, economische controverses kunnen geen 400.000 man naar Amsterdam doen stromen. Wel kunnen ze het klimaat in de West- West-verhouding verder doen verslechteren. Het zal voorwerp van intensief internationaal overleg moeten zijn om ervoor te zorgen dat het zover niet zal komen. Mr. Drs. e.D. de jong Mr. Drs . De Jong is als beleidsmedewerker verbonden aan hel Ministerie van Buitenlandse Zaken , Directie Atlantische Samenwerking en Veiligheidszaken . Hij geefl hier slechts zijn persoon lijke opvattingen weer.
NAAR EEN ZELFSTANDIGER WESTEUROPESE POLITIEK Een visie vanuit de PvdA
Sommige Westeuropeanen worden de laatste tijd door sommige Amerikanen ziek verklaard. Zij zouden lijden aan de
zogenaamde "Hollanditis", een ziekte die zou worden gekenmerkt door lafheid, neutralisme en overdreven pacifisme. Met name in Nederland en BelgiĂŤ, maar ook in de Bondsrepubliek zou deze ziekte epidemische vormen dreigen aan te nemen. Het beeld, hiervoor geschetst, klopt natuurlijk niet. Het bestaan ervan geeft echter wel aan dat er in de verhouding tussen West-Europa en de Verenigde Staten iets aan het veranderen is. Maar hoe komt het dan dat men in de VS wel denkt dat de Westeuropeanen zich niet meer lauden willen verdedigen? Dat heeft mijns inziens vooral te maken met gegroeide belangentegenstellingen, en het als gevolg daarvan ontstane onbegrip. Enkele daarvan wil ik nader toelichten. Met name over de rol van militaire macht bestaat een diepgaand verschil van inzicht. Dit verschil uit zich vooral in de houding ten opzichte van de ontspanning. Voor de Verenigde Staten betekent militaire macht het vermogen wereldwijd invloed uit te oefenen. Tegelijk dient die militaire macht de andere supermacht in het gareel te houden. Voor die machtsuitoefening beschikken de VS over een compleet arsenaal aan wapens, waarin vooral de grote vloot, die over de hele wereld opereert, en de strategische kernmacht een centrale rol spelen. Recente initiatieven om te komen tot een snelle interventie-macht bevestigen deze rolopvatting van de VS. West-Europa kijkt anders aan tegen de functie van militaire macht. Daarvoor zijn redenen van historische, economische en geografische aard aan te voeren. De desastreuze ervaringen in twee wereldoorlogen maken de Westeuropeanen huiverig voor militaire oplossingen. West-
16
Europa zoekt zijn positie vooral te versterken door economisch en politiek optreden. Tenslotte loopt het door zijn ligging nogal grote risico's in een eventueel conflict tussen Oost en West. Militaire inspanning heeft voor de Westeuropeanen in de eerste plaats de beveiliging van het eigen grondgebied ten doel. Die beveiliging wordt evenwel niet alleen gezocht in een adequate defensie-inspanning. Ook politieke en economische elementen spelen een belangrijke rol; omspanning door wapenbeheersing en handelscomaeten. De huidige impasse in het omspanningsproces maakt de verschillen LUssen West-Europa en de VS eens te meer duidelijk. De Amerikanen voelen zich bedrogen door de Sovjet Unie, die van hel onlspanningsproces gebruik gemaakt zou hebben om een militaire voorsprong te bereiken. Zij menen dat eerst recht te moeten zetten door een ongekende verhoging van de defensie-uitgaven voordat er weer
serieus over wapenbeheersing gesproken kan worden. West-Europa deelt deze interpretatie niet. De ontspanning tussen Oost en West heeft concrete resultaten opgeleverd. De handelscontacten met het Oostblok geven een behoorlijke vooruitgang te zien. De relatie tussen de Bondsrepubliek en de DDR is aanzienlijk verbeterd. Om al deze verworvenheden op te offeren aan een nieuwe "Koude Oorlog" is voor West-Europa teveel gevraagd. Vandaar de grote aandrang op de VS om de wapenbeheersing in ieder geval niet helemaal aan de kant te schuiven. Vooral de Duitse Bondskanselier Helmut Schmidt poogt voortdurend de wat dit betreft enigszins verstarde betrekkingen te verbeteren. Het verschil in benadering van het militaire middel uit zich eveneens in de aanpak van problemen buiten het NAVOgebied. Het Midden-Oosten is daarvan een goed voorbeeld. Met name de EEG-landen proberen daar een eigen politiek los van de VS te voeren. Zij staan voor het merendeel dan ook huiverig tegenover suggesties van Amerikaanse zijde om middels een of andere vorm van militaire presentie de olie-aanvoer vanuit het Midden-Oosten veilig te stellen. Op dit moment overschaduwt de kernwapenproblematiek de andere verschillen. De vanzelfsprekendheid van de Amerikaanse atoomgarantie en daarmee het belangrijkste aspect van de West-Westverhouding, is verdwenen. Er zijn
twijfels ontstaan over de gelooFwaardigheid daarvan in een situatie van pariteit tussen de strategische kernmachten van de Verenigde Staten en de Sovjet Unie. Er is discussie over de uitwerking van die nuclearie garantie nu de afschrikking van de wederzijdse vernietiging zo langzamerhand plaats heeft gemaakt voor een strategie waarin beperkte kernoorlogen figureren. West-Europa functioneert in die strategie, maar loopt tegelijkertijd een zeer groot risico. De politiek verantwoordelijken in een aantal Westeuropese landen weten daar niet goed raad mee. Enerzijds zijn zij akkoord gegaan met de modernisering van de middellange-afstandswapens, anderzijds proberen zij via een sterke druk op de VS door onderhandelingen het ontstaan van een Euro-strategische balans te voorkomen. Want juist zo'n balans tast de geloofWaardigheid van de centrale aFschrikking aan. Tegelijkertijd is in een tOenemend aantal Westeuropese landen grote ongerustheid omstaan over de kernbewapening. Deze uit zich in een groeiend verzet tegen de nucleaire politiek van de VS (en de Sovjet Unie) en heeft daardoor zeker ook eITect op de politiek van een aantal landen. Deze ongerustheid is zeer begrijpelijk en moet in zekere zin gezien worden als een teken van het falen van de politiek wanneer het gaat om het naar de bevolking verduidelijken van het gevoerde veiligheidsbeleid. Dergelijke gevoelens af te doen als een soort ziekte is daar wel het meest navrante voorbeeld van. De VS zouden er op dit moment goed aan doen de discussie in West-Europa serieus te nemen. Reagan's recente uテ四spraken over de Amerikaanse opstelling in de LRTNFonderhandelingen is wat dal aangaat een stap in de goede richting. Voor West- Europa geldt evenzeer dat er een discussie op gang moel komen over de defensiepoliliek en de rol van kernwapens daarin. Het kader van een dergelijke discussie is niet eenvoudig aan te geven. Wel is het mogelijk de belangrijkste onderwerpen te noemen. Ik denk daarbij aan de Amerikaanse nucleaire garantie, de afschrikking, de rol van de Franse en Engelse kernmachten, de Europese defensiesamenwerking. de rol van de conventionele verdediging, de toekomst van de omspanning, en de verhouding met de Sovjet Unie. Zo'n discussie zou moeten uitmonden in een zelfstandige Europese politiek op een aantal van de bovengenoemde terreinen. Dat zal geen gemakkelijke opgave zijn en dat proces zal zeker worden gekenmerkt door veel compromissen, De Verenigde Staten zullen daarbij moelen accepteren dal West-Europa in een aamal zaken uitdrukking geeft aan de gegroeide verschillen en belangentegenstellingen. Dat wil zeggen : daarin een zelfstandige politiek voert. Op West-Europa rust dan ook de verplichting naar de Amerikanen tOe geen onduidelijkheid te laten bestaan over de koers die het wil varen. Immers veel van de huidige wrijving is toe te schrij ven aan communicatie-stoornis, gebrekkige consultatie, en onbegrip ten aanzien van elkaars standpunten. Zolang de hiervoor geschetste Europese veiligheidsdiscussie niet afgerond is, moet West-Europa voorzichtig blijven manoeuvreren ; nu eens een van de VS af..vijkende lijn volgend (Midden -Oosten, ontspanning), dan weer samen met de VS opererend (NAVO ).
Relus ter Beek Rt/In ter Buk (PvdA),
Lid \d lllkT"l'l'dl' K.lIlu'lh<.ttllt' \.HI dt, PvdA
17
VS - EUROPA: TELEURSTELLING EN WAAKZAAMHEID Een visie vanuit de VVD
Vanaf het tot stand komen van het Atlantisch Bondgenootschap is er sprake van spanningen tussen de partners aan weerszijden van de oceaan. Iedere keer weer wordt gesproken van verschillen en belastingen die nog nooit eerder zijn voorgekomen, maar ook iedere keer weer is er het samenbindend middel van het allesoverheersend gemeenschappelijk belang. In eente instantie is dat overwegend geweest de dreigende Sovjet militaire macht, en de economische afhankelijkheid van West-Europa voor het herstel van de geleden schade in de Tweede Wereldoorlog. De militaire Sovjet dreiging is echter bepaald niet afgenomen, haar macht is in Europa zeer substantieel toegenomen maar daarnaast ook wereldomvattend geworden. Bovendien heeft de Sovjet. Unie aangetoond haar militaire macht daadwerkelijk in te zetten om politieke doelen te bereiken, ook buiten baar Htraditionele" satellietlanrlen (zie de nog vaandurende strijd in Afghanistan). De dreiging in Europa kan men als verschoven in accent beschouwen: van een directe militaire dreiging met kans op overname van bestuur (satellietlanden), is er thans meer sprake van gebruik maken van de militaire macht achter de hand om politieke druk te kunnen uitoefenen (benadering van Finland) en bedreiging van de levensaders van het vrije Westen (Perzische Golf en Hoorn van Afrika). De transatlantische economische en politieke interdependentie is ook volledig van karakter veranderd. Het Westeuro· pese economische herstel en de daaropvolgende groei heeft de transatlantische handel zeer vergroot, en eveneens gezorgd voor een hoog investeringsbedrag vanuit Europa in de Verenigde Staten. Een ander gevolg van deze ontwikke· ling is, dat West· Europa in sterke mate, maar toch ook wel de Verenigde Staten, alliankelijk is geworden van gebieden buiten het bondgenootschap voor wat betreft de voorziening van energie-dragers en hasis-grondstoffen. Lokale troebe· len en onstabiliteiten, al dan niet veroorzaakt door de Sovjet· Unie, beïnvloeden beide. Hierdoor zijn er echter juist weer veel meer punten en gebieden van wederzijds belang ontstaan met alle kans op verschil van inzicht en dus wrijvingen.
Beide ontwikkelingen, enerzijds het veranderde dreigings· beeld in Europa en anderzijds de sterk gewijzigde economische situatie, hebben tot gevolg dat het aanvankelijk overheersende beeld, namelijk dat van het grote Ameri· kaanse overwicht in de alliantie op militair en psycholo. gisch maar ook economisch gebied, een geheel ander karakter heeft gekregen. Duidelijk komt naar voren dat de alliantie een verzameling is van onderling, maar ieder op zich ook intern, pluriforme samenlevingen die volledig eigen karakteristieken hebben en elkaar daardoor moeilijk kunnen begrijpen. Toch is ook steeds duidelijker, dat men binnen die alliantie, nog sterker binnen de leefgemeen. schap van vrije Westerse economieën met hun redelijk open grenzen, steeds minder unilateraal kan doen, omdat bijna alles voor de ander gevolgen kan hebben. Dit geldt zowel voor het hoog houden van de rente in de Verenigde Staten, als voor een fundamentele wijziging in de aanpak van de Britse defensie, het tekort in financiering van de Westduitse militaire inbreng, als het opnemen van com· munisten in de regering van Mitterand . in het verleden deed zeer vaak opgeld de uitdrukking "if America sneezes Europe gets pneumonia", waarbij men haastig toevoegde dat men niemand met longontsteking alleen zal laten. Op dit moment is het juister om te stellen dat wanneer een van beide de griep krijgt de ander er ook aan zal gaan lijden omdat het zo besmettelijk is.
Vrede en veiligheid Tot op heden geldt nog steeds dat de Amerikaanse (strategische) nucleaire macht de uiteindelijk veiligheidsparaplu is van het vrije Westen. Dit ultimatieve gebruik van nu-
18
c1eaire wapens past volledig in de theorie van de "f1exible response" zoals die ook op dit moment nog van toepassing is voorde NAVO . Met het op gelijk niveau komen met de Amerikanen van de strategische nucleaire macht van de Sovjet. Unie, zijn er de nodige twijfels in West -Europa gerezen in hoeverre de ter beschikking staande tactische nucleaire wapens wel af· doende waren in de totale response-theorie. Kan boven· dien bij een "gat" in de afschrikkingsladder wel zo gere· kend worden op de strategische wapens? De opstelling van de 55·20 en het aanmaken van de Backfire·bommenwerper benadrukte de noodzaak van een heroriëntatie, welke uit· eindelijk leidde tot het besluit van de ontwikkeling, de produktie en de uiteindelijke ontplooiing van kruisraket· ten en Pershing 11 in Wesl·Europa tussen eind 1983 en 1989 . Militair gesproken moet met dit besluit het "gat" tussen tactische kernwapens aan westelijke zijde in Europa welke nauwelijks de SU kunnen bereiken, en strategische wapens worden gevuld. Maar naast deze puur militaire vei· ligheidsoriëntatie heeft zich al de nodige jaren gevoegd de politieke veiligheidsoriëntatie, die zich op een veel breder terrein beweegt dan puur militair balans·werk. Op strategisch terrein hebben we de SALT-overeenkomsten (al is SALT 1I dan niet geratificeerd), op Europees terrein zijn er zowel de MBFR-onderhandelingen in We· nen, die teleurstellend verlopen, en het gehele veld dat wordt bestreken door de Akte van Helsinki. En hier mani· festeert zich nu op dit moment het immense spanningsveld tussen de transatlantische partners. Aan Europese zijde zien we teleurstelling over de niet·rati· ficatie van SALT 11, ondanks de bewezen noodzaak voor modernisering, weerstand onder grote groepen van de be-
Blaauw ( VVD)
volking van 5 der 12 Europese lidstaten waardoor politieke partijen onder druk staan, onzekerheid over de door de VS te volgen politiek, en een algeheel onbehagen over nucleaire bewapening. Dit alles sublimeert in de dubbele vraag: - zal een plaatsing van kruisraketten en Pershing II niet juist de Sovjet-Unie provoceren tot een grotere bewapeningswedloop? - hoe voorkomt men het gevaar van een beperkte nucleaire oorlog in West-Europa? Naar mijn mening zijn beide vragen gesteld door onbegrip en onwetendheid. Enerzijds zijn kruisraketten en Pershing II moderniserende vervangingen van bestaande nucleaire systemen aan westelijke zijde, juist veroorzaakt door de moderniserende vervangingen èn uitbreidingen aan Sovjetzijde. waarbij voor het eerst daadwerkelijk gesproken kan worden van een antwoord door het Westen op een daad van de Sovjet-Unie. Anderzijds is nu juist de plaatsing er oorzaak van dat men vanuit West- Europa in een onverhoopt en tot het uiterste te voorkomen conflict het grondgebied van de Sovjet-Unie kan bereiken. Een tactisch nucleair conflict dat zich tOt West-Europa zou moéten beperken door de eigenschappen van de in te zetten wapens, is daardoor van de baan. Het krachtige verzet van de Sovjet-Unie tegen deze plaatsing is een bewijs van de afschrikking die er van uit gaat, met name geldt dit voor de Pershing 11. Nederlandse liberalen vinden zich met hun opvattingen in gezelschap, uiteraard naast het merendeel van hun evenknieën, van Bondskanselier Schmidt en President Mitterand.
Aan Amerikaanse zijde bestaat eveneens teleurstelling, en wel over de geringe steun die werd ondervonden bij het protesteren tegen, laat staan het weren van de Russische agressie in Afghanistan, alsook over de Europese terughoudendheid om in de huidige moeilijke financieel-economische situatie de defensie te verbeteren, maar zeer zeker ook om de terughoudendheid waarmee de modernisering door sommige Westeuropese lidstaten wordt tegemoet getreden. Mijns inziens is de Amerikaanse teleurstelling gedeeltelijk terecht te noemen. Het Europese optreden naar aanleiding van Afghanistan is ook bedroevend te noemen; verbetering is beloofd voor het geval gelijksoortige evenementen zich aandienen. De beschuldiging over de financiële terughoudendheid is wat minder relevant, aangezien juist de Verenigde Staten in de jaren zeventig op het hoogtepunt van de détente een sterke reële terugval in hun defensie. uitgaven hebben laten optreden, een terugval die nu wordt gecompenseerd. Nederlandse liberalen betreuren de terughoudendheid waannee de modernisering door de diverse lagen van bevolkingen wordt benaderd . In 1979 heeft Nederland inzake de modernisering van de middellange afstandswapens tot een uitstel van twee jaar besloten, nu in 1981 zien we wat er met zo'n uitstel kan gebeuren. Niet een treurnis omdat de WD het Westeuropese gebied zo graag wil vol stouwen met nucleaire wapens, maar wel omdat een bondgenootschap onderlinge solidariteit inhoudt. Bovendien wordt door tegenstanders van de modernisering maar al te licht vergeten mede te delen dat er ltnminste evenveel kernwapens zullen worden verwijderd. Met wat al is gebeurd is dat uiteindelijk wel aan WeJtelijJu een vermindering van minstens 1000 wapens, tegenover aan Sovjet-zijde een overduidelijke vermeerdering. Een ander punt is, dat wij de modernisering in nauwe samenhang zien met de andere helft van het zogenaamde dubbelbesluit van dec. 1979: parallel met de ten uitvoer te leggen modernisering dient men voort te gaan met de onderhandelingen, die in het gunstigste geval kunnen uitmonden in de nul-optie. De werkelijke nul-optie, die inhoudt dat er geen modernisering aan NAVO-zijde wordt uitgevoerd, èn dat er aan Sovjet-zijde een einde wordt gemaakt aan de dreiging die er uitgaat van de SS-20, maar net zo goed de S5-4 en 5 èn de Backfire. Voor mij mogen dan wel degelijk ook meerdere systemen in de totale discussie worden betrokken, maar een virtuele nul-optie die inhoudt dat er op Europm grondgebied geen LRTNF meer zouden staan opgesteld, is voor mij niet een goede uitkomst in de onderhandelingen. Een van de eigenschappen van de moderne LRTNF is de mobiliteit. Deze geeft die zo nodige venninderde kwetsbaarheid tegen een first -strike, maar het betekent ook dat terugtrekken tot achter de Oeral een wassen neus is. Begrip voor de Chinese dreiging van de Sovjet- Unie dienl de positie van West-Europa niet inhoudelijk te verzwakken. Allerlei rekenmethoden waarbij men uiteindelijk een bepaald bestaansrechl erkent van de 55 -20 aan Sovjet-zijde zonder hiervoor een counterbalance aan NAVO-zijde legen te handhaven, zal de positie van West-Europa in de totale, ook politieke, verdediging van de alliantie verzwakken. Toch wil ik de diepgang van het debat wat thans intern in de NAVO is ontstaan niet minimaliseren. Er wordt zeer serieus, in alle fora waar NAVO- en Europese politici elkaar ontmoeten, zeer diepgaand van gedachten gewisseld . Enerzijds is de Amerikaanse lijn immers dat de defen-
19
------
--~-------
Dt SALT II -ondtrttlttning. Van ratificalit iJ tchJ.tr nog gttn Jp raJit .
sie moet worden versterkt, dus dat er meer in moet worden geïnvesteerd, anderzijds treedt in West-Europa de détentegedachte veel meer op de voorgrond. Een fundamentele misvatting is echter dat men zich in de eigen loopgraven moet terugtrekken. De twee lijnen zijn in feite niet tegengesteld, maar lopen parallel. Het doel is gelijk: voorkomen van oorlog en streven naar een evenwicht in militaire macht op een zo laag mogelijk bewapeningsniveau. De strategische concepties van forward defence en flexible response gekoppeld aan vele bilaterale bindingen buiten het NAVO-bondgenootschap, zijn nog steeds een goede garantie voor de veiligheid en de vrede van het vrije Westen. Het initiatief van Reagan waarmede hij de onderhandelingen met de Sovjet-Unie is ingegaan, is zeer prijzenswaardig. Het beslaat het gehele front waarop onderhandelingen worden gevoerd. Natuurlijk is het merendeel niet nieuw, maar er zitten voldoende frisse elementen in die men moet waarderen. De onderhandelingen moeten nog gevoerd worden , maar de negatieve beoordeling die men dan bij sommigen beluistert doet de vraag rijzen of men wel het hele verhaal heeft doorgewerkt en of men wel behoefte heeft om eens een positief geluid te laten horen over de VS-politiek en de Reagan-administr~rje in het bijzonder.
Economisch-monetaire relatie Reeds in mijn inleiding heb ik aangegeven dat er nogal wat tweerichting-verkeer is omstaan tussen de beide geografische delen van het bondgenootschap. De afhankelijkheid is groot, maar net zo groot is de concurrentie die men elkaar aan tracht te doen zowel op de eigen markten als daarbuiten. Daarbij is voor de eigen markt de VS in een gunstige positie LO.V. Europa, aangezien men daar veel minder afhankelijk is van het buitenland, als ook van export door de interne economische situatie. Toch geeft dit voor Europa, zeker voor die leden van de alliantie die deel uitmaken van de Europese Gemeenschap, zeer grote problemen, aangezien het overwegend open economieën zijn met een hoog exportafhankelijk bruto-produkt. In Ottawa is de wederzijdse onvrede onder veel geglimlach verborgen, maar daarmede zijn ze niet uitgewist. De hoge rentestand in de Verenigde Staten blijft een doorn in het oog van West-Europa. Toch is hier sprake van enige hypocrisie: Denemarken, België, Nederland, maar ook Frank.rijk en in mindere mate de Bondsrepubliek, voeren een
20
overheidsbeleid dat een sterk beroep op de kapitaalmarkt doet wegens grote financieringstekorten bij de overheid. Een dusdanig beleid is op zijn zachtst gezegd niet bevorderlijk voor een neerwaartse beweging van de rente op diezelfde kapitaalmarkt. Vanuit de Verenigde Staten was er ook de nodige kritiek aangaande de defensie-financiering en het niet nakomen van de afspraak van de 3% reële groei. Vooral het uit de boot vallen van de Bondsrepubliek schijnt hard aan te komen, maar de totale defensie-inspanning van de BRD blijft wel doorslaggevend. Bij de behandeling van de BRD dient natuurlijk wel het nut ingecalculeerd te worden dat het een brugfunctie vervult met de Sovjet-Unie nu en in het verleden. Niet vreemd daaraan is natuurlijk de speciale verhouding met de DDR, een verhouding die dezelfde Europese Gemeenschap zeer veel kost en waarvan de VS mee profiteren. Doordat de grens tussen BRD en DDR niet als pure buitengrens fungeert, wordt de DDR wel eens als de geheime elfde lidstaat van de EG genoemd. Dit is een situatie die door de Bondsrepubliek als vereiste is gesteld, maar het is natuurlijk wel zo dat dit voordelig werkt voor de ontspanningspolitiek. Het politiek-economisch handelen van de Europese Gemeenschap heeft een voordeel in zich voor de NAVO , een voordeel waarvoor de VS nu eens niet hoeven te betalen.
Non-proliferatie streven Bij het aantreden van de Reagan-administratie werden er, vooral in de zogenaamde zich links of progressief noemende kringen, nogal wat vraagtekens gezet achter de mogelijke politiek die nu door de VS zou worden gevoerd. Ook op dit punt werkt door het gegeven dat bij een president van andere politieke kleur ook het gehele administratieve systeem zich zou wijzigen met de daaraan verbonden politieke opties. Op het punt van het non-proliferatie streven is er inzicht gekomen door de verklaring die Reagan op 16 juli 1981 heeft afgelegd, al is een nadere analyse ven de werkelijke inhoud en een beoordeling van de daden van de huidige administratie wel nodig. Zeker is, dat ook Reagan c.s. groot belang blijft hechten aan de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) en de door de IAEA toegepaste waarborgen. Het streven blijft gericht op de zg. "full scope safeguards" , een streven dat ook in Nederland breed politiek wordt ondersteund. Ook het Congres zal in deze wel alen zijn om te voorkomen dat het nucleaire exportbeleid nonchalante vormen zou gaan vertonen. Er zit echter een addertje onder het gras: La.v. "betrouwbare" landen dient de exportregeling soepeler te worden. Voor de EG met de problemen die er recentelijk zijn geweest is dit een goed geluid, maar wat moet men eigenlijk verstaan onder "betrouwbaar"? Krijgen we een "eredivisie" en een "eerste divisie" indeling van de afnemende landen ? Is het criterium dan in hoeverre men lAU aanhangt met full scope safeguards gedachten en bereidwilligheid, of is het meer een kwestie van politiek belang voor de Verenigde Staten? Bij dit laatste zouden wij op de foute weg zijn; het eensgezind met elkaar optrekken op de Algemene Conferentie van de IAEA is al moeilijk genoeg om dit er nog bij te krijgen. Geruststellend is de idee van de meer regionale benadering. Onder Carter is gebleken dat een globale benadering zeker door de houding van de Derde Wereld landen een moeizame en
in feite non.produktieve is. Om non· proliferatie te voor· komen door meer conventionele wapenexport toe te staan, heeft echter ook zijn nadelige zijden, en dient met zeer veel zorgvuldigheid te worden toegepast. Het wordt hoogst noodzakelijk dat er in breder verband, en dan doel ik toch op de Verenigde Naties of grote regionale samenwerkingsverbanden, wordt gedacht en mogelijk besluitvorming wordt toegepast om te komen tot een vermindering van de wapenbehoefte en zodoende ook van de wapenexport in de wereld. Populair gezegd : je kunt wel leuk nucleair nonprolifereren, maar je bent nog nergens als overal de pakhuizen vo ll iggen met de meest geavanceerde conventionele wapens.
Oost- West relatie Pratende over de West· West relatie kan men er niet omheen om toch ook de werkelijke oorzaak van de discussie enigszins te behandelen. Immers, zonder de tegenstel. lingen tussen Oost en West zou er nooit een vraagteken op deze wijze achter de betrekkingen tussen de transatlan· tische bondgenoten behoeven te worden gezet. Het inte· ressante nu in de Nederlandse benadering is, dat men in feite niet meer over Oost-West tegenstellingen praat; er is geen openbaar debat meer over de relatie van de USSR met het Westen op het gebied van machtspolitiek. De openbare discussie in Nederland heeft zich volledig geconcentreerd op onze relatie tot de NAVO en de Verenigde Staten. Intenties van deze beiden worden met zeer veel argwaan benaderd, verholen schept men een sfeer die wil zeggen dat het gevaar eigenlijk van die zijde komt, wanneer het gaat om agressie· en oorlogsgevaar. Er is sprake van een ernstige vorm van bijziendheid, zeker bij een deel van de zich idealistisch opstellende buiten-parlementaire groeperingen. Een scherpe tegenstelling kunnen we hierover constateren in Frankrijk: tot in linkse kringen wordt daar
een zeer scherpe discussie gevoerd over de Sovjet. Unie, mede met betrek.king tot haar capaciteiten en intenties.
Westeuropese coördinatie in het veiligheidsbeleid De gedachten tot coördinatie van het veiligheidsbeleid in West-Europa werden tot op heden zeer voorzichtig en terughoudend naar voren gebracht. Tot op heden, aangezien juist het afgelopen jaar een duidelijke kentering hierin is opgetreden. Van Amerikaanse zijde is hier wel diverse malen op aangedrongen, enerzijds op het gebied van wa· penproduktie (het mogelijk maken van een werkelijke "two-way street") maar anderzijds ook dat West-Europa meer eenheid in haar benadering van veiligheidspolitiek zou tonen. De Europese liberalen hebben vorig jaar mei hiertoe een duidelijke stap gedaan : in een verklaring werd op de noodzaak van coördinatie van het Europese veiligheids· beleid gewezen. De liberaal Genscher, minister van buitenlandse zaken van de BRD, heeft in zijn plannen betrefTende een Europese Unie en uitbouw van de EPS hier thans ook duidelijke aanzetten toe gegeven, aanzetten die overwegend positief worden ontvangen. Wel wil ik stellen dat een dusdanig samen optrekken van Westeuropese staten op het gebied van veiligheidsbeleid alleen zinvol is wanneer het ingebed is in de Atlantische samenwerking. We moeten af van de gedachte dat samenwerking op het gebied van veiligheidsbeleid in West-Europa ten principale indruist tegen de Atlantische gedachte. Waakzaamheid dient echter wel betracht te worden. Met zorgvuldigheid kan het een grote verrijking zijn van het Noordatlantisch bondgenootschap . J.D. Blaauw lid van de Tweede Kamerfractie van de wo
ONDER HETZELFDE DAK, MAAR NIET ETEN UIT DEZELFDE RUIF Een visie vanuit het CDA
Ondanks het toenemende aantal nuanceringen binnen de Westelijke Alliantie, zich venalend in openlijke meningsver· schiUen lussen Europa en de Verenigde Staten, blijft de NA VO voor de voorzienbare toekomst onmisbaar hèt instrument van oorlogsvoorkoming. Tevens biedt de NAVO de enige garantie voor de bescherming van de democratische waarden, die in het Westen gelden. Hel vasthouden aan de relatie met de Verenigde Staten is niet alleen essentieel voor het behoud van onze veiligheid, maar ook voor het voorkomen van verbrokkeling binnen Europa en de vorming van een directorium door de grote Europese landen. Het Nederlandse veiligheidsbeleid dient derhalve gebaseerd te blijven op een sterke band met de Verenigde Staten binnen de NAVO . Dit betekent het optimaal betrekken van de Verenigde Staten bij de verdediging van West· Europa en tegelijkertijd het opzetten van een goede coördinatie bij hel streven naar omspanning met de OOSI· europese landen. 21
In deze optiek past vooralsnog geen Westeuropese kernmacht. Eén en ander betekent dat de veiligheidsrelatie met de Verenigde Staten bepaalde eisen stelt aan de Atlantische partners. Dit geldt niet alleen aangelegenheden van strikt militaire aard, doch ook andere aspecten in de onderlinge relaties. Concreet betekent dit dat een gezamenlijke defensie slechts kan fungeren wanneer de bondgenoten ook politiek niet te ver uiteen liggen. Dit houdt echter niet in dat zij die onder een dal< leven, altijd uit dnelfde ruif behoeven te eten.
Guallhirit van Wuul (C DA ).
De mo ndiale verantwoordelijkheden van de Verenigde Staten en de interpretatie daarvan stemmen immers niet altijd overeen met de meer regionaal gerichte Europese bezorgdheid. Als gevolg hiervan moeten duidelijker dan tot nu toe de mogelijkheden worden gecreëerd om de eigen Europese belangen te vertolken, bijvoorbeeld door middel van een actievere rol van de Euro-groep van de NAVO . Een betere coördinatie van politieke besluitvorming heeft ook een belangrijke functie ten aanzien van de publieke opinie. De Amerikaanse bereidheid West-Europa te verdedigen zou worden ondermijnd als de publieke opinie aan beide zijden van de oceaan teveel beheerst zou gaan worden door politieke of economische belangentegenstell ingen. In dat verband moet het een teken aan de wand zijn dat de Amerikaanse ambassadeur te Bonn, Burns, de legering van Amerikaanse soldaten in de Bondsrepubliek ter discussie heeft gesteld. veelvuldige bezoeken aan de Verenigde Staten leveren steeds meer het beeld op van een geprikkelde Amerikaanse publieke opinie ten aanzien van West-Europa. Het is daarom van belang zoveel mogelijk te blijven vasthouden aan het lange termijn defensieplan van de NAVO uit 1978, waarbij de NAVO-lidstaten hebben afgesproken hun defensiebegrotingen jaarlijks reëel te verhogen. De verdere uitvoering daarvan dient ook bij een teruglopende economie hoge prioriteit te behouden . Het is een signaal naar de Verenigde Staten {Oe dat het Wes{Europa ernst is een gedeelte van haar defensie voor eigen rekening te nemen . Dit neemt niet weg dat tussen WestEuropa en de Verenigde Staten {Ot een evenwichtiger verhouding gekomen zou moeten worden op het gebied van de aanschaf van defensiematerieel - de z.g. "two-way stree!". 22
Marges Uitgaande van het CDA verkiezingsprogramma, moet het streven gericht blijven op een sterk Europa middels een uitbreiding en verdieping van de EG. In de toekomst zal dit onvermijdelijk leiden {Ot een grotere concurrentie op economisch gebied, waarbij de economische relatie van Europa met het Oostblok centraal zal komen te staan. De marges waarbinnen toekomstige economische belangentegenstellingen dienen te blijven, willen zij de veiligheidsrelatie niet schaden, moeten evenwel niet veel ruimer worden, met name gezien het grote economische belang dat de Verenigde Staten in Europa hebben . Van Amerikaanse zijde zal hiervoor meer begrip getoond moeten worden. Het is aan Europa de Amerikaanse publieke opinie te beinvloeden en wel in die zin dat Europa niet te beschouwen is als een verlengstuk van de Verenigde Staten, alleen al vanwege haar geografische ligging. De aardgascontracten met de Sovjet-Unie vormen hiervan het duidelijkste bewijs. Europa is gronds{Offenarm en verkeert derhalve in een volstrekt andere situatie dan de Verenigde Staten. Bestrijding van protectionisme alsook nauwe coördinatie met de Verenigde Staten op monetair en energie gebied, kunnen op één en ander een heilzame invloed hebben. In ieder geval is een verdere ontwikkeling van een Europese politieke samenwerking onvermijdelijk, waarbij ook vraagstukken aan de orde dienen te komen die van belang zijn voor de Europese veiligheid. Een motie van collega Mommersteeg heeft deze gewenste benadering op overduidelijke wijze onderlijnd. Kortom: een grotere Europese samenhang op veiligheidsgebied, waarbij het zwaartepunt bij een nog nauwere Europese politieke samenwerking moet komen te liggen. Wat dit laatste betreft is het echter de vraag of Griekenland hier nog wel aan mee kan doen . De opstelling van dit land baart steeds meer zorgen door een ongedisciplineerd en afWijkend gedrag. Ook voor Nederland moet dit een les zijn : de marges binnen Europa zijn slechts smal en de kaders voor een eigensoortige en individuele opstelling betrekkelijk gering. Het bovenstaande betekent dat de speelruimte tussen de Verenigde Staten en West-Europa ten aanzien van onderling niet te scheiden zaken als defensieplanning. wapenbeheersing en wapenproduktie zo klein mogelijk moet blijven. De beleidsvorming hierover dient primair binnen het NAVO-kader te liggen. Geheel anders ligt dit met betrekking tot de Amerikaanse politiek die niet direct de veiligheidsproblematiek betreft. Hier moet vrijheid zijn voor eigen Europese denkbeelden en benaderingen, om alleen al daarmee te voorkomen dat de Oost-West tegenstellingen ook naar de Derde Wereld overgebracht worden. Dit betekent in de praktijk niet alleen een actievere Europese inspanning inzake ontwikkelingssamenwerking, maar ook een eigen beleid binnen de internationale kaders, waaronder de Verenigde Naties. Zo moet het duidelijk zijn, dat Europa een evenwaardige bondgenoot van de Verenigde Staten is, die niet schroomt een vriend waar nodig de feilen te tonen. Het omgekeerde geldt uiteraard evenzo.
Mr. j.S.L. Gualthérie van WeezeI lid van de T .....eede KamerrraClic van hel CDA
EEN CRISIS IN DE VERHOUDING VERENIGDE STATEN - WEST-EUROPA? Een visie vanuit D'66 De verhouding tussen de Verenigde Staten en de Westeuropese landen werd de eerste vijfentwintig jaar sinds de Tweede Wereldoorlog bepaald door de volgende drie faaoren: 1. Een zeer sterke mate van belangenovereenstemming op veüigheidsgebied: de Westeuropese landen wensten een bond-
genootschap met de VS omdat zij het voor hun veiligheid (met name tegenover de Sovjet-Unie) essentieel achtten dat de VS zich na de Tweede Wereldoorlog niet opnieuw in politiek en militair opzicht van Europa zouden afwenden, zoals zij dat na de Eerste Wereldoorlog hadden gedaan. De VS van hun kam waren om een combinatie van veiligheidspolitieke en ideologische redenen bereid de rol van militaire proteaor van West-Europa op zich te nemen. 2. Een leef sterke mate van ideologiJcM overeenstemming: nadat eerst in de strijd tegen het nazisme en fascisme de gemeenschappelijke democratische staatsvorm van de Westeuropese en de Noordamerikaanse samenlevingen was benadrukt, werd dit vervolgens tijdens de Koude Oorlog, die evenzeer geïnterpreteerd werd als een conflict tussen democratie en dictatuur, nog eens herbevestigd. De verschiUen in ideologische opvatting op economisch gebied die zeker aanwezig waren en die in de eerste naoorlogse jaren naar voren kwamen in vooral socialistische pogingen in West-Europa om een eigen "derde weg" in te slaan, verbleekten al snel tegen deze achtergrond. 3. De overheersende positie van de VS in de wereldeconomie: het feit dat de Amerikaanse economie, die voor 1939 toch al de sterkste ter wereld was, als enige ongeschonden uit de oorlog te voorschijn kwam, gaf de VS een ongekende economische machtspositie. Deze gebruikten zij enerzijds om via de Marshall-hulp West-Europa economisch op de been te helpen en zo als het ware een "dam van welvaart" op te werpen tegen het communisme, en anderzijds om het internationale economische systeem naar Amerikaanse opvattingen in te richten, d.w.z. op basis van een sterke mate van vrijhandel en monetaire stabiliteit, institutioneel gestalte krijgend in instellingen als het IMF, GAIT en de Wereldbank. noch bij haar beleid t.a .v. de Derde Wereld (Angola, Ethiopië, Afghanistan), noch bij de verdere opbouw van haar militaire arsenaal. In de woorden van Eugene Rostow, President Reagans directeur van het Amerikaanse wapenbeheersingsagentschap : "The decade which began ten years ago with the high hopes of detente became the worst decade of the entire cold war". Voor de Westuropese landen, die meer oog hebben voor wat in Europa zelf is bereikt, heeft de ontspanning echter veel opgeleverd : de kwestie Berlijn is van zijn scherpe kanten ontdaan, de contacten met Oost-Europa zijn sterk toegenomen, en de CVSE heeft een min of meer permanente dialoog met de Oosteuropese landen op gang gebracht. Ook op econo misch gebied komt deze tegenstelling tot uiting, waar de Europese landen om zowel economische als politieke redenen de handelsbetrekkingen met OOstEuropa en de Sovjet-Unie willen uitbreiden, terwijl de VS een te grote afhankelijkheid (bijv. bij het Russische gascontract) vrezen en de Oost-West handel vooral als een ScMpv I D ·66). steun aan de Sovjet-economie zien. (Consequent is deze houding echter niet, gezien de graanleveranAmerikaanse Divergenties op veiligheidsgebied ties. ) De afgelopen tien jaar zijn op alle drie genoemde terreinen barsten in het Atlantisch bouwwerk gekomen. Op het geb. Wapenbeheming : bied van de veiligheidspolitiek manifesteerden deze zich Analoog met het vorige punt is het verschil in waardering met name op drie gebieden : dat gegroeid is {.a.v. de wapenbeheersing. Deze is voor vele Amerikanen geassocieerd met de zich ten nadele van de VS a. Ont,panning: wijzigende militaire machtsverhoudingen tussen de super· Naar de mening van de VS, die de verhouding met de mogendheden . De nieuwe Reagan-administratie trad dan Sovjet-Unie in wereldwijd perspectief zien, is de detenteook aan met een programma waarin aan de wapenbeheerpolitiek weinig succesvol geweest. De Sovjet- Unie heeft de sing nog slechts een bescheiden rol toegekend werd binnen afgelopen jaren niet de verwachte matiging te zien gegeven, het veiligheidsbeleid. De Europese NAVO-landen bena-
23
drukken daarentegen het belang van wapenbeheersing, wat begrijpelijk en terecht is voor landen die zich in het gebied bevinden waar zich nu al de grootste concentratie van troepen en wapens ter wereld bevindt en dat in de toe-
komst het slagveld in een Oost-West conflict zal zijn. Daarbij heeft de discussie rond het zogenaamde "dubbel-besluit" van de NAVO aangetoond, dat in een aantal Westeuropese landen, waaronder de Bondsrepubliek, de poli-
it must be used to counter Soviet power", zoals de Eco-
nomist (3.1.'81) het in een artikel over de neo-conservatieven omschrijft. De kritiek op de verzorgingsstaat beperkt zich daarbij niet tot de eigen samenleving. Ook de Europese bondgenoten krijgen te horen dat zij teveel aan sociale voorzieningen uitgeven, en dat dit ten k.oste gaat van de defensie-uitgaven en een gezonde economie. In West-Europa leven deze gevoelens veel minder, vooral
lijk is geworden van de mate waarin tegelijkertijd gestreefd
in de Bondsrepubliek, de Benelux en de Scandinavische landen, terwijl in een land als Frankrijk de anti-Sovjet
wordt naar wapenbeheersing.
sentimenten wel sterk zijn, maar de anti-verzorgingsstaat
c. Deftruie: De andere kant van de medaille van de politieke meningsverschillen over wapenbeheersing zijn de verschillen van
gevoelens veel minder. Van belang is ook dat binnen de VS een verschuiving van politiek en economisch gewicht plaatsvindt van de Oostkust naar het Zuiden en het Westen, beide weinig op Europa gerichte regio's. De verkiezing
inzicht tussen de bondgenoten over de vraag in hoeverre verhoging van de defensie-uitgaven gewenst is. Van Ame-
van Caner en vervolgens Reagan is een uitdrukking van deze verschuivingen. Het effect hiervan wordt nog vergroot
rikaanse zijde is het afgelopen jaar de Europese bondgenoten verweten dat zij de afspraak, in 1911 gemaakt, om jaarlijks de defensie-uitgaven reëel met 3% te laten stijgen, niet
omdat de generatie van staatslieden die tijdens de oorlog en bij de wederopbouw van West-Europa veel ervaring hadden opgedaan in transatlantische samenwerking (d.w.z. niet alleen binnen de NAVO maar bijv. ook op economisch gebied), in Europa en de VS zo goed als verdwenen
tieke aanvaarding van nieuwe kernwapens sterk afhanke-
nakomen. Van Europese zijde is daarentegen gewezen op
het feit dat het Europese aandeel in de totale NAVO-uitgaven tussen 1969 en 1919 is gestegen van ruim 22% naar ruim 41%.
UJ.tdfII
is. De nieuwe generatie politici mist een deel van de daaruit
voortvloeiende emotionele gebondenheid en de goede persoonlijke contacten. Voor de jongere Europese politici komt daarbij dat voor hen het beeld van de VS sterk negatief beïnvloed is door het Amerilc..aanse optreden in Vietnam.
De afbrokkeling van het internationale economische systeem Bt lmollm
op
EuropeJt rkftmitbudgtltm üidt in Amtrlka tot telturlltlling en on -
b'grip.
Tegelijkertijd zijn de Europese landen minder overtuigd
De positie van de Verenigde Staten in de wereldeconomie heeft de laatste tien jaar sterk aan kracht ingeboet. Zo is
het aandeel van de Verenigde Staten in het BNP in de wereld sinds 1945 meer dan gehalveerd. De oprichting en het succes van de EEG heeft daarbij een alternatief machts-
van de noodzaak van een aanzienlijke defensieversterk.ing tegenover de militaire dreiging van de Sovjet-Unie. De
centrum in het internationale economische systeem ge-
huidige grootscheepse Amerikaanse herbewapeningsprogramma's zijn immers meer het gevolg van nationale
geleid tot Amerikaanse klachten over protectionisme met
trauma's, zoals het Iran-debàcle, dan van plolSklapse veranderingen in de Oost- West verhouding. Dieperliggend is een zeker verschil in conceptie van de rol van militaire middelen in het veiligheidsbeleid. In de
Europese NAVO-landen leeft in brede kringen bezorgdheid dat de Amerilc..aanse regering, wanneer zij spreekt over een "positie van kracht" tegenover de Sovjet-Unie, te sterk
de nadruk legt op militaire kracht. Ook t.a .v. de Derde Wereld is een verschil in benadering te
zien, waarbij de VS de nadruk leggen op militaire aspecten, zoals militaire hulp. Zo leggen zij bij hun politiek t.o.v. de Perzische Golf sterke nadruk op de mogelijkheid militair in te grijpen door middel van de Rapid Deployment Force,
schapen. Tegelijkertijd heeft het tariefbeleid van de EG name t.a.v. textiel, landbouw- en chemische produkten. Andersom leidde de toenemende kracht die de Westeuropese en japanse economieën ontwikkeld hebben, tot een scherpere concurrentie met Amerilc..aanse bedrijven. De sterk toegenomen penetratie van de Amerikaanse markt door buitenlandse bedrijven heeft, tezamen met de economische recessie van de laatste jaren, de binnenlandse druk in de Verenigde Staten om protectionistische maatregelen te nemen, doen toenemen. Op het gebied van de staal, waar vooral de Japanse concurrentie zeer sterk is ,
heeft dit al geleid tot bepaalde, speciaal voor Europese producenten, ongunstige maatregelen. Hoewel deze problemen nog niet tOL een handelsoorlog tussen de Verenig-
terwijl de Europeanen over het algemeen meer het accent
de Staten, Europa en japan leiden, blijft dit gevaar levens-
leggen op een politiek van economisch optreden. (Zwart-
groot aanwezig.
wü is deze tegenstelling echter zeker niet, gezien de grote Franse maritieme presentie in de regio en de Britse bereid-
heid deel te nemen aan een RDF.) Ideologische verschillen
Een andere uiting van de afnemende economische macht van de VS is de aanzienlijke devaluatie van de Amerilc..aanse dollar in de jaren zeventig. Dit bleef niet zonder gevolgen. De vrije val die de Caner-Administratie de dollar in 1977
In de Verenigde Staten tekent zich de laatste jaren steeds sterker een neo-conservatieve reactie af op het liberalisme van de jaren zestig, waarbij nationalistische geluiden weer
en 1918 liet maken, leidde tot problemen met bepaalde
sterker gehoord worden. Typerend is daarbij onder meer "the belief that American power is morally good and that
met het oog op het concurrentievoordeel t.O.V. West-
24
Wesleuropese landen, die zich niet aan de indruk konden
omtrekken dat de VS uit waren op een snelle depreciatie Europa en japan. (De oprichting van het Europees Mone-
tair Systeem in 1918 was één van de gevolgen van deze onrwikkeling.l Ook op dit moment leiden monetaire problemen (de hoge rentestand in de VS) tot de reactie bij de EG-landen dat zij op dit vlak tot nauwere onderlinge coördinatie moeten komen.
•
Het Amerikaanse leiderschap De hierboven aangestipte onrwi""elingen hebben geleid tot een verslapping van de transatlantische band. Tegelijkertijd hebben zij ertoe bijgedragen dat het vertrouwen van Europese kant in het Amerikaans leiderschap is afge-
Dt "cruist missile " maaJtt onderdttl uil lIan hel tgn. dubbelbesluit lIan de NAVO (dutmber 19 79).
nomen. Deze tendens is de laatste jaren nog versterkt door het optreden van de Carter-administratie, die dikwijls een
weinig samenhangend "zig-zag" beleid voerde (bijv. aangaande Iran en de ncurTonenbom). En ook bij de nieuwe Amerikaanse regering zijn de ervaringen La. v. de samen-
hang in het beleid niet bijzonder hoopgevend. Vermindering van het Europese vertrouwen in het Ameri-
kaanse leiderschap heeft een probleem tot leven gebracht dal latent aanwezig is sinds het Noordamerikaanse continent meer dan twintig jaar geleden kwetsbaar is geworden voor Russische intercontinentale raketten : de vraag of de VS bereid zullen zijn de eigen vernietiging te riskeren voor de verdediging van West-Europa. Dit mijns inziens analy-
lisch onoplosbare probleem van de "koppeling" van de Europese met de Amerikaanse veiligheid wordt een polilieke kwestie als het vertrouwen in meer algemene zin in de VS
daalt. Midden zestiger jaren was dit bijvoorbeeld nog nauwelijks
Dit lijkt mij enerzijds niet wenselijk, omdat, zoals hierboven beschreven, de Europese en Amerikaanse belangen
en concepties op belangrijke punten niet meer parallel lopen . Tegelijkertijd zijn wij nu op een punt beland, waarop ook de Europese publieke opinie zich - voor het eerst - zeer actief met het veiligheidsbeleid gaat bemoeien, en dat met
de overtuiging dat Europa haar veiligheid niet meer kan overlaten aan de supermogendheden. Men aanvaardt het
bijvoorbeeld niet meer dat binnenlandse onrwikkelingen in de VS bepalen wat er gebeurt met zaken die voor de Euro-
pese veiligheid zo belangrijk zijn als wapenbeheersing. Het is daarom noodzakelijk dat het komt tot nauwe Europese samenwerking op veiligheidsgebied. Laat ik hierbij ter vermijding van misverstanden voorop stellen dat van een onafhankelijke Europese defensie naar mijn mening geen
sprake kan zijn.
zo, en ook de mislukking van de Multilateral Force-voor-
Allereerst ontbreekt in de huidige staat van Europese inte-
stellen die voor een belangrijk gedeelte ook voortkwamen
gratie politiek gezien de grondslag voor een gemeenschap-
uit Europese twijfels aan de betrouwbaarheid van de Amerikaanse atoomparaplu , bracht toen geen crisis in de WestWest-relatie. Aan het eind van de zeventiger jaren was het vertrouwen echter t.g.v. bovengenoemde factoren veel sterker aangetast. Dit was naar het mij Iijk.t de voornaamste reden voor bepaalde Westeuropese politici, zoals Bondskanselier Schmidt, het probleem van de Westerse achter-
pelijke Europese defensie. Van een efficiënt functionerende "supra -nationale" besluitvonning is geen sprake, zodat
stand in Europa in de middellange afstands atoomraltetten op te brengen.
Drie alternatieven De hierboven genoemde onrwikkelingen hebben ertoe geleid dat wij, in de woorden van professor Karl Kaiser (di-
slechts sprake kan zijn van een klassiek bondgenootschap tussen onafhankelijke landen, waarbij zich grote verschillen zullen voordoen in de veiligheidssituatie van de kernwa pen-landen en de overige Europese landen, waarbij géén van deze twee laatste de rol van de VS kan overnemen.
Maar daarnaast zou het ook geen verstandig beleid zijn om een veiligheidsbeleid te onrwikkelen geheel los van de Verenigde Staten. Ondanks belangentegenstellingen die gegroeid zijn tussen de VS en Europa blijft hun veiligheidspolitiek overheerst door een groot gemeenschappelijk belang: te voorkomen dat de Sovjet-Unie ook West-Europa in haar invloedssfeer weet te brengen . De Europese sa-
menwerking op veiligheidsgebied zal er daarom op gericht
recteur van het research-instituut van het Duitse genootschap voor buitenlandse politiek), "op één van de meest kritieke punten van de naoorlogse geschiedenis zijn be-
moelen zijn om, zonder afbreuk te doen aan de bondge-
land . De huidige fase is vergelijkbaar met de eerste jaren
Europese component binnen de NAVO te versterken. De
na de oorlog toen fundamentele beslissingen werden ge-
traditioneel Nederlandse houding om Europese samenwerking op veiligheidsgebied af te wijzen, omdat deze de
nomen over de Westelijke samenwerking" (NRC/Handelsblad van 20.3.'81 ). Er moeten keuzes gemaakt worden. Voor Nederland doen zich daarbij drie alternatieven voor: 1. (NAVO-oude stijl;
2. Europese samenwerking op veiligheidsgebied binnen een NAVO-nieuwe stijl; 3. Neutraliteit. Het eerste alternatief betekent vasthouden aan de oude Atlantische conceptie, d.w.z. de VS als de zon in het NAVO-systeem en daar omheen 15 grote en kleinere manen.
nootschappelijke samenwerking met de VS en Canada, de
band met de VS in gevaar zou brengen, lijkt mij daarbij ongegrond. Zoals Henry Kissinger in zijn memoires
schrijft: "/ was convinced Ihat a Europ,an idenlily in Lh, difen" field would be lejs divisive than the European economie unity that all leading Americam, including my"lf. welcomed . .. ./n Ih, mililary field Ihere W(JJ no conctivable cOnlingency in which E-" ope would be beUer of} wilhoul American supporl. Our vilal inlerests were compltmmtary. " Voor de overzienbare toekomst gaat het er dus om te komen (Ol Europese samenwerking op veiligheidsgebied binnen hel Atlantisch BondgenoOlschap .
25
Een flexibel en pragmatisch beleid
Slotopmerkingen
Een probleem is daarbij natuurlijk wel hoe de "European identity" waar Kissinger over sprak, tot stand te brengen. Geen enke l Europees samenwerkingsorgaan voldoet volledig. De Europese Politieke Samenwerking (EPS) houdt zich niet met defensiezaken bezig, en bovendien neemt daaraan ook een neutraal land als Ierland deel, terwijl Europese NAVO -landen zoals Noorwegen en Turkije buitengesloten zijn. Binnen de NAVO bestaat de Eurogroep die als nadelen kent dat Frankrijk daaraan niet deelneemt en dat dit samenwerkingsorgaan van de Europese NAVOlanden eigenlijk nog nauwelijks reële res ultaten heeft we-
Tot een eindconclusie over de precieze vorm waarin dit samensre! van Europese veiligheidssamenwerking moet worden gegoten, kan ik nog niet komen. Wel lijkt mij de conclusie gerechtvaardigd dat voor de langere termijn, vanuit het oogpunt van de wenselijkheid van voortgaande Europese eenwording, het best aangeknoopt kan worden aan de bestaande vormen van Europese integratie en sa· menwerking tussen de tien lidstaten van de EG. Dit zou betekenen dat de EPS op den duur het zwaartepunt van de samenwerking op veiligheidsgebied zou moeten gaan vor· men . In de veiligheidsnota die de ministers van buiten· land se zaken en defensie over ongeveer een half jaar zullen presenteren, zullen hopelijk meer uitgewerkte voorstellen worden gedaan . Het belangrijkste is dat er een politieke impuls gegeven wordt aan de Europese veiligheidssamenwerking die leidt tot een meer samenhangend en zelfbe· wust optreden van de Europese NAVO-landen op het vlak van internationale veiligheidsvraagstukk.en, wapenbeheer. sing en wapenaanschaf en -produktie.
ten te bereiken.
Een derde instelling is de Westeuropese Unie (WEU ), waaraan 7 landen deelnemen, t.w. Frankrijk, Engeland, WestDuitsland, Italië en de Beneluxlanden. Deze is nooit tot ontwikkeling gekomen vanwege de prioriteit die aan de NAVO gegeven werd. De WEU is als enige van de hier genoemde samenwerkingsvormen op een verdrag gebaseerd en zou in theorie de structuur voor een Europees bondgenootschap kunnen leveren. Zij kan echter moeilijk als kern van een "Europese zuil" binnen de NAVO dienen, omdat Frank.rijk. als enige van de 7 lidstaten niet deelneemt aan de geïntegreerde militaire structuur van de NA va.
Ten aanzien van alle drie deze instellingen zijn de laatste tijd pleidooien gevoerd om lOt een versterking of heropleving te komen, wat op zich ook. al weeT tekenend is voor het feit dat in brede kringen het besef doorbreekt dat de Westeuropese landen zich op veiligheidsgebied meer een eigen identiteit dienen te geven. Gezien de problemen die aan ieder van de genoemde samenwerk.ingsvormen ver· bonden zijn, lijkt een opbouw van een .. Europese zui l" binnen de NAVO op basis van één van deze instellingen in de naaste toekomst echter niet te verwachten. Er zal een pragmatische en flexibele oplossing gevonden moeten worden. In het kader van de EPS zouden de Tien zich, op basis van de recente voorstellen van de Westduitse minister van Buitenlandse Zaken, Genscher, intensiever bezig kun nen houden met dit veiligheidsbeleid in algemene zin (Oost-West beleid, CVSE, Midden-Oosten, non-proliferatie e.d.). Over zaken als wapenbeheersing zou Europees overleg gevoerd kunnen worden ofwel binnen de NAVO in de Eurogroep, of in een nieuw op te richten "ad hoc" overlegorgaan voor de betrokken Europese bondgenoten. Deze zou op dezelfde wijze kunnen functioneren als de EPS, waarmee ik bedoel dat dit overleg gevoerd zou moe· ten worden tussen ambtenaren uit de nationale hoofdste· den en niet tussen diplomaten uit het NAVO·circuit in Brussel. Tenslotte zou geprobeerd moeten worden te komen (Ot meer Europese samenwerking op het gebied van defensiematerieel. De ervaringen met de Amerikanen bij de pogingen tot een meer evenwichtige spreiding van de materieel· bestellingen van de bondgenoten te komen , de zgn. "two· way-street" , zijn weinig bemoedigend. Ook daar blijkt weer (zoals bij de recente beslissing die zonder enige con· sultatie met de betrokken bondgenoten werd genomen, om een eind te maken aan de produktie van de Orion), dat met de Europeanen door de Amerikanen nauwelijks reke· ning gehouden wordt als zij zichzelf niet beter organiseren. Bij deze Europese samenwerking op het vlak van materieel· aanschaf en -produktie, zou ook de EEG betrokken moeten worden, aangezien haar activiteiten in het kader van het industriebeleid hiermee nauw verbonden zijn.
26
Als wij daarin niet slagen, dan vrees ik dat wij inderdaad afstevenen op een versplintering van het bondgenootschap en het neutralisme, dat ik als derde alternatief noemde. Niet omdat al de problemen die ik hiervoor geschetst heb onoplosbaar of onvermijdelijk zouden zijn. Integendeel. Op het vlak van de wapenbeheersing bijvoorbeeld heeft zich al een koerswijziging voltrokken en houdt de nieuwe Amerikaanse regering nu veel meer rekening met de Euro· pese zorgen en opvattingen. Het is echter tekenend dat het vooral de massale demonstraties in een groot aantal Euro· pese hoofdsteden zijn geweest, die deze verandering ver· oorzaakt lijken te hebben . De Europese publieke opinie heeft haar boodschap duidelijker aan Washington weten over te brengen dan de regeringen in hun versnipperd op· treden hebben gekund .
Het bondgenootschap lUssen de VS en de Europese NAVO-landen blijft noodzakelijk voor hun beider veiligheid zolang niet een veel stabielere en meer omspannen verhouding tussen OOst en West in Europa tot stand is gekomen. De recente machtsovername door de militairen in Polen heeft aangetoond hoe moeilijk het is vanuit de huidige situatie te komen tot een dergelijke verhouding, die alleen dan over een langere periode stabiel zal zijn als zij overeenstemt met de eigen opvattingen en wensen van de volkeren in OOSt· en West·Europa. Maar zelfs een Sovjet. interventie in Polen zou mijns inziens niet leiden tot de oude, vertrouwde NAVO-eendracht van de jaren vijftig, die sommigen na een dergelijke interventie verwachten. Ook dan zal er op belangrijke punten een verschil in reactie zijn tussen de Amerikanen en vele van de Europese bondgenoten, bijv. ten aanzien van de vraag in hoeverre het kernwapenoverleg in Genève het slachtoffer van een dergelijk Sovjet.optreden moet zijn. De recente problemen tussen de Amerikanen en de Westduitsers zijn daarvan een aanduiding. Ook dan zal de noodzaak bestaan, en door de publieke opinie gedeeld worden , van een duidelijke en effectieve Europese inbreng in het gemeen· schappelijke veiligheidsbeleid in het kader van het Atlantische Bondgenootschap . Om dat te bereiken zal de komende jaren een creatief en vernieuwend beleid nodig zijn. H .A. Schaper lid ,'an de Tweede Kamerfractie ...an D'66
"DIVERGENCE BETWEEN US AND WESTERN EURO PE: ONLY A SHADOW ON THE HORIZON " An interview with ambassador Deyess ofthe United States
De heer William Jennings Deyess is buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur van de Verenigde Staten van Amerika in Nederland. De heer Deycss studeerde aan de Universiteit van Alabama, aan
de Syracuse Universiteit en in Oxford. Voorts diende hij drie jaar in bet Amerikaanse leger. Hij trad in 1958 in de buitenlandse dienst van zijn land . Hij is werkzaam geweest op de politieke afdeling van de ambassades te Mosk.ou , Belgrado en Kopenhagen. In Berlijn fungeerde hij als chief of liaison met de Sovjet-autoriteiten aldaar. Op het Depanmem of State is de heer Deycss werkzaam geweest bij hel bureau Tsjechoslowakije en hoofd van de afdeling Bilaterale zaken Verenigde Slaten - Sovjet Unie. Zevenmaal was hij, als
hoogste functionaris van het Department of State, lid van een Amerikaanse delegatie voor onderhandelingen met de Sovjel Unie inzake zeevaanverdragen. In 1975 werd hij benoemd tOl office director in charge of managemem bij de Directie publieke aangelegenheden, welke tot voornaamste Laak heeft het Amerikaanse publiek op de hoogte te brengen van het buitenlands beleid dat door de regering wordt gevoerd. In het kader daarvan heeft hij in het gehele land lezin gen gehouden over dit onderwerp en zich tevens op de hoogte gesteld van de gedachten en de opinies van zijn toehoorders . In 1976 werd de heer Deyess bevorderd tot acting dcputy assistant secreLary, in 1977 tOl deputy assisLao[ sccreLary en in 1980 tot senior deputy assiSLant secreLary. Van januari 1981 tOt juli 1981 was hij acring assistant sec rela~ of state for public afTairs. (Red.)
Mr. Ambas,ador, couldyou elaborate on the po,ition ofthe present Adminiflralion on the Atlantic Alliance in general? To whal extent have tltere been changes' [ wou ld say that in the past third of this century, there have been a lot of changes in the Alliance, but the changes have not been nearly as important as what has remained constant. What has remained constant is that this is an Alliance of democratie countries that have come together to cooperate in a comman defence of their way of life. It is these shared va lues - a very deep belief in, devotion to and practiee of li berty and justiee - that brought us together. When these were threatened, we decided that we would be stronger than standing separately. It has proved to remain in case. [f you look at the world since the end of the Second World War, it has been a very turbulent world. There have been same 150 outbreaks of hostility; none of these occurred in Western Europe. [f you look at those [50 that have occurred, you can see a pauern that emerges. The outbreaks tend to occur where there are vacu ums of power; in Europe there has been no vacuum because it was filled by NATO. NATO has managed to have a deterrent that was cred ible and this has enabled us to have a stabie peace in Western Europe for some 36 years, the longest period of such peace in Europe in this century. And - as I sayth is particularly is remarkab le because events in the world now go sa rapid ly because of modern communications
and sa many other innovations and the world has been so turbulent. Yet, WeSlern Europe has been a sea of peace in comparison with what has happened elsewhere.
So NATO is a ,tab/eJactor in the European ,ecunty scene' Absolutely. We are so close to NATO that we see it warts and a ll. We see all the weakness, all the drawbacks and disadvantages, the problems, the burdens, but [ believe that anyone who is objective will say that NATO has been successful in its primary purpose, its mission to keep the members of this Alliance at peace. We in the Alliance have always believed that the question has never been whether it is better w be red than dead. Ta us that is a false question, a fa lse di lemma. The real question is: "How do we stay a live and free ?" We are optimistic, I believe we can stay alive and free, and this is what NATO is devoted w.
Willtmj. Dqw. ambajsadtur IIan dt Vtrrnigdt StaJrn in Ntdtr/and.
27
Do JOu thinÁ that tht nucltar commit11U!nt .tW txiJt. and contribut.. to that purpo..!
Yes, I do. We spoke earl ier of ,he Alliance's remaining the same in its most important aspeC[s. But al50 there have
been changes. The nature of ,he de,errence has changed, because of what lhe Soviets have done. That is where the
,hrea, comes from, I will say i, openly. Their military capability to th rea ten the non-communist world has
changed, and therefore, we have had
'0 adapt. The pro-
blem is that we are now entering a decade in which there are eenain links in this ehain of deterrence that are not as strong as they were in the past. And strength is relative; it
depends upon the amount of force against i,. Roughly speaking, some of these links are
nOL
as s~rong as they used
to beo This has been caused by [Wo thmgs: by wha, the Soviets have done and by what we have not done. FOf a period of about fif'een years, since ,he sixties, very shortly after the Cuban missile crisis, the Soviets began a very (oncer,ed build-up . Nothing reaUy drama,ic ever happened during one year, or even during two or three years, But
,here was ,his steady build-up over a period of a decade and a half. We in ,he West did no' keep pace. We neglecled Dur defences because we were busy with other things. To what txttnt havt tht Americam and tht Europtam ntgltdtd thtir dtJrnm! I would ralher point lO the Americans than to the Western Europeans. I feel more comfortable in doing that. For ten years or 50 Dur defence-efTort remained in terms of constant dollars on an even level, or even went down slightly. During this entire period, lhe Soviets were increasing their
effort about three and a half to four procent a year, compounrled. year after year, in the co nve~tional as we)~ as in the thermonuc1ear field , in the strategie as weil as In the intermediatc range area, a bluc-water navy for instanee.
They are building up a capability to projec, Soviet interests worldwide. At the same Lime they are mcreasmg thelr potential to threaten Western, EUfope. We (Duld sit ba,ek and do nothing and leave thmgs to (he chance of Sovlet good behaviour. Or we can try to take steps te preserve the formula thal we are convineed has kept the peace
during ,he last ,hird of a century. Now we know tha' forrnula has worked. People told us time and time again thaI ,here was bound to be a war nex' year. C.P. Snow, for example, said back in the fifties there is bound to be a nuclear holocaust in the next decade. That was over 25
years ago. Did thiJ influtnct tht ptrctption oftht ptoplt' I. thert a different emphasiJ in W ..tern Europt, tJptcwlly in tht Ntthtr/anru (th.nÁ ofHoilandiliJ), whtrt it iJ Jaid that thiJformula dot. not worA any longer! Wt mighl prtJtrVt dtJenct and .teurity, but what aboul tht arms race!
People have come to display a very human failing (,hat's whal it is): if you enjoy some,hmg over a long penod of time, you begin 10 take i, for granted. Now, wha, ,hey focus on are the responsibilities, the burdens of our common defence rather that what we gain by it. And this is
very short-sighted. I know some people who say : "Le, us do away with nuclear weapons In Western Eur0t:>e, have a nuclear-free zone in Europe; and let the Amencans take care of iL with a nuclear umbrella. " What th is is saying in
effecl is :
" 11
is alrighl for ,he Americans to Ihink of Am-
sterdam, Bonn, Paris and London in the same way they think of Washington, Chicago, San Francisco or Ncw
28
Vork. But the reverse is not true: we will not think of New Vork, Chicago, San Francisco and Washington in the same way we Europeans think of Amsterdam, London, Bonn and Marseille." Somehow this is a fundamental error, to
,hink Iha, Europe wiU be safe if the Europeans shift aU the risks 10 ,he United Sta'es. If this happens, if the American public comes to perceive that our allies are no longer willing to share in the risks and burdens of our eommon
defence, if ,his happens, you are going to see a 'change of attitude in Arnerica as weIl. Do you thinÁ that that ptrctption alrtady exiJts in the Unittd Stat .. ! IJ thtre a trend wwarru divtrgence!
I' is only a shadow on the horizon now no bigger than a man's hand. It has eome up, it has become visible a few times in the past quarter of a century. The most serious
manifestation was in the so-called Mansfield Amendment: bring the boys home; don't leave American hostages over-
there. We have abou, 300,000 Iroops overhere; we have plans to bring in another 400,000 to 600,000 more very quickly. In an emergency we could have three quarter~,of a million men here. The Mansfield Amendment says: No, don'l do ,ha" bring ,hem home." But it has been defea,ed in both Houses, decisively. That idea however is not dead,
il is dormanl, sleeping. I would find i, very difficult to explain to an American public tha'.'hey should continue 10 make saerifies, continue to take nsks when our alhes do not assurne their proportionate share of the risks. Now ~is is a question of tacties and also .of fund~m~ntal analysis.
TacticaUy ,his is wrong, stra,eglcaUy thlS
IS
wrong and
there is also an error in the analysis. There are people here in Europe now who are 50 engaged in the pacific movements the neutralist movemems, unilateral movements who ~am to get nudear weapons out of Europe, that they seem 10 feel that this would make Europe safer from a nuclear attack; that if they have nuclear weapons, these will serve as a magnet to drawan attack on the Netherlands or some other country. The world does not have a great deal
of experience in dealing with specialized weapons (ABC weapons ), but what little experience we do have pOIntS not 10
Ihe magne,-effecl of ,he capabili,y of such weapons, bu'
10
the opposite: they are a counrry's best protection. Why
did none of the major powers use gas in ,he Second World War? It is because any power that would use gas co uld expecl that they would suffer retaliation in ki~d. N.ow someone - we do not say who - has been expenmenung with lOxins in Afghanistan and in South East Asia . We do
no' say who, bUI I wiU leU you Ihis : ,he reason i, can be done in Afghanistan and in Cambodia and Laos, is be-
eause Ihese poor souls do nol have ,he capabili,y of r~ taliate against whoever is using it against them. The capabllity lÓ retaliate is the best guarantor that you will not be
attacked, on aU levels . Switzerland, in ,he Second World War, was anned
10
the teeth, they were a liltle mountain
redoubl and ,hey were ou, of ,he way. Now you co~ld ~o, do thal. This is why yo u can never be neutral agal~. I m sorry; history and geography have played a cruel trick on the Netherlancls. You are in the wrong place, you have got
Ihe largest port in ,he world; no one is going to aUow you to be neutral. Sweden is not a strategie country, Swltzerland is not either, but you are.
About tht linA bttwetn amIJ control and tht build-up of military strength, Mr. Ambassador, do you think this is seen more diJferently
by segmenlJ of the European papulation than by the American papulation' Most Americans I know think. mat nuclear weapons are
absolutely insane. We have to find some way to control them. But there is nothing in our experience, nothing that
we could learn from history, which would lead us to believe that by unilateral steps we can make the world a safer place or that we could make our country safer or protect our allies, and that they could protect us. You reeall the SALT 11 Treaty which the Ameriean people would not have their representatives ratify, 1 made about 250 speeches in
Ameriea explaining that Treaty to the American public. When the debate started out the Administration was supported at a ratio of about 3 to I. Not a majority, but a
plurality, 27 points to 9 in favour of the Treaty. Those were the people who thought that they knew enough about this Treaty to say something abom iL Sm as the debate went on, the public turned against il. Some 18 months later 44 percent of the university-edueated Ameriean public was against SALT 11 in its present form. But they still want a treaty with the Soviets to control nuclear weapons.
That is rwt the case in Western Europe, especially rwt in /he Netherlands wh"e people wauld lil.. to see the Treaty ratified on /he present terms. Do you thinl< ü is passiMe to have betur terms' Yes. The reason lies in the eauses for the rejection. You know that we are nOl, in effect, violating the [erms of SALT 11 . All the plans that we have in the immediate future,
fits of detente - buying our grain at reduced prices and technology on cheap credit - they were engaging in behaviour which we feit was quite incompatible with detente, for instanee, me invasion of Afghanistan, or what (hey were doing in Angola, or elsewhere in Africa, or in South
East Asia. And all in all, the Ameriean people just said no, they just turned against il.
In short, you see the matw in /he conu.t oflinl<age' There is, whether you like it or not, a linkage in life. I gram you thal the discus sion of nuclear weapons has many unique aspeClS 10 it, but a nuclear relation is, in itself. 50
complex that it eannot be completely isolated from all the other aspects of the relationship. And if you have reason nOl la trust someone because of experienees elsewhere, it is bound 10 seep over into the nuclear relationship.
Do JOU belinle that wüh regard Ui /his view there is a difforence in the paint ofview belween the United States aad Western Europe? I believe that you can see in the last Jew years that in Western E urope mast governmenlJ thinA that you could do bwiness with the USSR even though they have invaded AfthanisJ.an and so on. There is some difference, but I think. this is a difference in nuance, not in k.ind, because we are trading wim the
Soviets as weil. We sell them things, we sell them technology, we sell them grain and certainly we are interested in genuine arms reduction . The American people have shown
military plans, lie within the terms of the Treaty, and I understand the same is true for the Soviets. But the problem is that it is not really an arrns reduction treaty. We
themselves to be consistently in favor of that, and the public opinion polls have shown that two-thirds or fourquarters of the Ameriean public want genuine verifiabie
want to reduce arms. This is the fiTSt major objection of
arms reduction. But at the same time, they do not trust the Soviets.
the Ameriean people. It permiued the number of warheads to grow enormously. The second major objection was that there was na feason for us to trust the Soviets. What they did in Angola, Ethiopia and now in Afghanistan just resurrected in the minds of the American public a very sharp distrusl. Then we lost [he listening posts in Iran ; we had two very good listening-posts over there which looked directly down on Soviet testing. The verifieation of the p,rovisions of SALT II were the essence of the treaty. Secunty was at stake, so trust played no role. Security is too important te be lefr to trust of one's adversary. Afghanistan was ane of faClors al50 because it showed us the
me
Is this willingness maybe an agreement in principle connected with the peace movements on that paint' Absolutely. Actually, we should have much better relations with me genuine peace movements than the Soviets. We have no territorial ambitions. We do not have an ideology
that we are trying to spread around the world. And we would like to see very sharp reductions of nuclear arms
and all other kinds of weapons, provided that they are real reductions, that can be verified. We do believe that what is at stake is toO important for one side simply to take me
Soviets could not be trusted. They c1aimed they wanted
world of the other side. And we do nOL ask, in this connec-
detente, but at the same time [hey were reaping the bene-
tion, anything more than we are willing ta give.
Do you thinl< that detente has noJuture , No, I would nOt say thal. I would say a genuine detente which is a LWo·way street would have a future. But detente is now a one·way street, or a street in which one passage· way is wide and me o ther is narrow.
So you OplOSt more the way in which il was conducled than lhe princiPle' Yes, exactly. The principle of good relations between lhe Warsaw-Pact and NATO is a good idea. BUL th at must nOl cover up, must not be a shield over our eyes which pre· vents our seeing what the Soviets have done during this SQ-
ealled period of detente. We just have to walch carefull y wh at they are do ing. This is lhe thing that has disturbed
Ot AmnikaanJt ambaJS4lüur gtfnltTVitwd door jASON -mq.gaunt (gthul mlttj un IJOOTlichJingJambttMar van de ambaJJadt).
me most in Western Europe, the tatal absence, except in the last few months, of attention in the media, generally as to what the Soviets have been doing in the last three, four, five years.
29
Do JOU halJt an) commtnl on lhe demorulralion in Amsterdam on 21 Nt1Vemher'
Weil, first of all, I am very thankful that a demonstration Iike that could take place in your country. That is what impresses me most, the fact that such a demonstration could take place. I wish very much that such a demonsrration could take place in Moskow. Demonsrrations do take place in Moskow, but of a different kind. 1'11 remind you of an old, old story, maybe you have heard th is one. It is about one of the earlier foreign ministers of the Soviet Union, Molotov, and one of ours, James Byrnes. They're arguing about the difference between the two systems. And James Byrnes says : the difference is this, I can go into the White House, I can see the President, discuss with him, give advice, he won't take it, we argue, I disagree; I can go outside, turn around and shake my fist and say " to heli with Harry Truman", and I'm still alive. Weil, says MolotOY, I can do the same thing in the Soviet Union. I can go to the Kremlin, I can go and see Stalin, I can give him advice, he doesn't take Ă?t, we disagree; I ean go outside, turn around, shake my fist and say "to heli with Harry Truman". That's the similarity of demonstrauons.
Do JOU IhinA IhiJ was a demonslralion againsl NATO' I think it started out that way, but there was a lot of mixture in the end ; all in all, it was not 50 bad. I guess what disturbed me most, actually the only thing that disturbed me about it, was the tendency of large portions of the crowd to equate the two superpowers. The reason that we have this Alliance is to defend common values that have tO do with the relationship between individuals and the state. That's the thing that basically divides us (all of us) from the Soviet Union. And this is the most important thing, I can't see how anyone can say: "We have these two superpowers and they are the same", because we are not the same, particularlyon matters of freedom and justice which are as important to Dutchmen as to Americans.
30
Art JOU in general happy with Ihe reaclions 10 president Reagan's speech' The reactions have been excellent around the world. Because he is absolutely right. It is pure and simple and clean. The thing that is the most threatening are.the missiles; they are faster, you can't recall them after you launched them and they are absolutely the most devastating of all weapons. We are not against negotiating on other kinds of intermediate range weapons. But we feel that the missiles are the most threatening. They are the things the Soviets are most worried about - Pershing II and the GLCMand we understand that, because we are worried about the SS 20 and the SS 4 and SS 5. Let us tackle that first and get rid of all of them, verifiably. Whal iJ in your opinwn Ih<JUlurt oflhe Irans-At/antie diawgue' Weil, I think that the dialogue, at least from our point of view, has improved in quanticy and in qualicy. My impression is that our allies in Europe feel the same way. For insta nee, in arriving at our negotiating position on the interrnediate-range forces, we consulted very c10sely with several governments, induding your own govemment. Mr. Van Mierlo and Mr. Van der Stoel gave us their views, as did your own Prime Minister. And these were not the only views expressed, we Iistened to all people throughoUl the Alliance. And we gave them our views . Consultation lies at the heart of this; if we consult one another we will fiod ways to deal with all the problems which are facing us. I think astrong defence of the Netherlands is the best guarantee for its safety, not a neutral and innocent Holland such as you had prior to the Second World War. Our responsibility now is to look to our defences and make the sacrifices that are neeessary, share the burdens and the risks and to go to the Soviets with a unified position to negotiate. I think that any democratie govemment has an obligation to explain what its policy is, and why it exists and why it is being pursued . This is fundamental. Howelse are the people going to make their judgement ? I would say we are doing a good job. but we certainly need to make a better effort these days.
IMPRESSIES UIT MOSKOU Lezing Mr. LJ. Brinkhorst Dit vloeit voort uit de in Moskou heersende "omsingelingsgedachte"
waarin ook de Chinese Volksrepubliek een grote plaats inneemt. Deze angst is niet alleen gevoed door ervaringen uit de laatste oorlog, maar ook door een algemene "xenofobie"
tieke consequenties van het NAVO-
dubbelbesluit hierbij een rol spelen . Mr. Brinkhorst vatte de reis tenslotte samen in een aantal conclusies. - Zowel in Oost als in West wordt
groot belang gehecht aan Genève, waarbij met name in Moskou
bij de hoogbejaarde Sovjet-top, die
wordt aangedrongen op bespreekbaarheid van het "short
voor het overgrote deel geen vreem-
de talen spreek Dit mondt dan ook uit in een bewapeningspolitiek die
-
gericht is op het kunnen voeren van
Op zaterdag 20 februari ontving jASON in hotel "De Gouden Wieken" de voorzitter van de Kamerfractie van D'66, mr. L.J. Brinkhorst. Voor een ltlein maar aandachtig gehoor hield hij een lezing over de internationale veiligheidsproblematiek, die mede door de huiselijkheid van de ruimte een informeel karakter
een oorlog buiten de grenzen van het eigen grondgebied , en een bijzonder
vertegenwoordigers
van
het
Politbureau en de Opperste Sovjet, de redacteuren van Pravda en Jzvestia en met minister Gromyko.
grote verschillen in "veiligheids-
De
pressies bij de reis van de commissieScholten, de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken, naar Parijs.
dedigingskracht) tussen Oost en West uiten zich duidelijk in de tegenstel-
de diverse regeringsstandpunten ten aanzien van veiligheid en ontwapening, en hun effect op de Oost-West ern West-West vet;'houdingen. Mr.
Brinkhorst ging nader in op de samenstelling van het reisgezelschap, dat vanwege de uiteenlopende defensiestandpunten binnen het kabinet was versterkt met vertegenwoordigers van de regeringsfracties en van de
WD (mr. Van Eekelen). Ook de reisdoelen werden nader toegelicht. Met name een oriëntatie in Parijs was nuttig vanwege de recente machtswisseling. Helaas werd men hier niet op ministerieel niveau omvangen, in tegenstelling tot Bonn en Moskou. Er heerste in Parijs een zekere scepsis ten aanzien van het doel van ontwa-
peningsbesprekingen.
In
Moskou
-
Dit soort reizen kan erg nuttig zijn om nationalistische tendenzen binnen het Bondgenootschap te signaleren en terug te dringen.
-
De Europese betrokkenheid moet met name bij de MBFR-gespreklten duidelijker gestalte krijgen, vooral ten opzichte van de VS (waar opmerkelijk genoeg gesproken wordt over MFR-talks,
Dit bleek duidelijk uit gesprekken
heeg. Centraal stonden de opgedane im-
Bonn en Moskou. Deze reis had tot doel een dieper inzicht te hijgen in
de Europese betrokkenheid binnendeNAVO .
groot wantrouwen ten opzichte van de Reagan ~administratie. met
percepties" (visie op minimale ver-
ling tussen de "nul-optie" van Reagan en het "moratorium" van Brezj-
ncv. Het gesprek met Gromyko spitste zich hierop toe, waarbij toezeggingen t.a .v. de SS 20 rakeuen hardneltkig vermeden werden . Afghanistan kwam zonder resultaat
ter sprake. Polen bleef buiten beschouwing ; piltante bijzonderheid was wel, dat de noodtoestand werd afgekondigd nadat de commissie juist datzelfde weekend was doorgereisd naar Bonn.
In Bonn vonden gesprekken plaats met de ministers Genscher en Apel, en de fractieleiders van de drie grootste partijen. Hier viel een grote bezorgdheid te beluisteren over de West-West verhoudingen. De stok-
kende dialoog met de VS kan de besprekingen in Genève benadelen . Bonn heeft een grote rol gespeeld bij de voorbereiding van Genève en ziet deze besprekingen dan ook geenszins
was voornamelijk sprake van scepsis over resultaat op korte termijn. Terwijl in Parijs het Franse kernwapenarsenaal relaliefte klein wordt geacht om een rol in de onderhandelingen
als een bilaterale aangelegenheid.
te spelen, wordt in Moskou juist grote nadruk gelegd op het meetellen
tions in Wenen wordt hier van groot
belang geacht. Ongetwijfeld zal ook
van de Franse en Britse kernwapens .
de angst voor de binnenlandse poli-
Een actievere Europese betrokken-
range" arsenaal. Het is lijd voor een oriêntatie op
m.a.w. de "balance" wordt als
bestaand en vanzelfsprekend aangenomen). Hierna ontspon zich een levendige vraag-en-antwoord discussie. Desgevraagd zag mr. BrinkorSl weinig heil in druk op de grote mo-
gendheden door "blokvorming" van ltleinere landen. Ook de "directoraatsgedachte" wees hij af als leidend naar verbroltkeling van de NAVO . Uiteraard kwam oolt de vredesbeweging ter sprake. Mr. Brinkhorst merkte op dat zijn vraag in Moskou waarom het adhesietelegram van Brezjnev bij de vredesmars naar Parijs niet vergezeld ging van een uitnodiging om in Moskou te demonsnoeren "geen bevredigend antwoord
opleverde". Een der aanwezigen nam het op voor de Franse "assertiviteit" binnen de
NAVO en tegenover de VS, in tegenstelling tot de wankelmoedigheid en bijna verontschuldigende houding van de Bondsrepubliek. Mr. Brinkhorst kon het daar niet geheel mee
heid, met name ook bij de veilig-
oneens zijn, al wees hij met nadruk
heidsconferemie in Madrid, en de
op de bijzondere relatie DDR-Bondsrepubliek die aan dit verschil ten grondslag ligt.
Mutual and Balanced Force Reduc-
M. Verweij 31
INDEXjASON-MAGAZINE 1981 Stripnummer en Conferentieverslag (1980, nr 6/nr. 1) j . van dt V没dt C. A. van der Klaauw PJ . Teunim n S.l.P. van Camptn H. van dm 8ergh j .P. HUTILT
Stripverhalm en Kernbewapening D~tente : geen illusiepolitiek Ontspanning als inzet van wedijver lussen Oost en Wesl Het vermeende leiderschap van de Verenigde Staten De rango rde in het onupanningsproces Eindelijk : een verdrag over dubieute wapens
Nederlandse Verkiezingen en Buitenlandse Politiek (nr. 2) G. M. de VrieJ A. Slt1mrdinJt D.KJ . Trommel A.M . OOjllander A. Plotg Dr.j amej Doughuly
Kamer en Buitenlands Beleid : consensus of controverse ? Verkiezingsprogramma PvdA 0 '66 en de buitenlandse politiek Vrede, veiligheid en samenwerking in het CDA-programma Eenheid in de WO A letter from a transatlantic friend
Spanje: een wankele democratie (nr. 3) j .A. F01'luin L.S. EgaJ Y Trigo C.M. Nigltn PJ.C. Mulder K.V.A . van Spronstn F. Carr(Jjqun'
De historische betrekkingen tussen Nederland en Spanje De laatste jaren van het Franquisme Naar een democratie zonder adjectieven Una democracia vigilada : Spanje na de slaat.!lgrttp De buitenlandse politiek. van het " nieuwe" Spanje De nationalismen binnen de Spaanse natie
Zuidelijk Afrika: een regio apart (nr. 4) K. MaarltnJe S . BOJgra G. Vi/jOt:n P. TtrMl M.A . Cagding M.H .L. Breman/W. C. / .M. van
De brandhaard Zuidelijk Afrika Oppositie in Zuid -Afrika Over constitutionele ontwikkelingen Buitenlands kapitaal en Zuid-Afrika Het militair-Strategisch belang van Zuidelijk Afrilta Zuid-Afrika 's bewapening: nucleair en conventioneel
Haolrn
Eenzijdige Ontwapening: Voorbeeld of Waanbeeld (nr. 5) W .F. van Eektten H. Vrtdeling MJ . Fabtr M. van der Sto没 M.F. uCoultre
Vervlechting bewapening en wapenbeheersing wenselijk en mogelijk Een Europese Kernmacht : het middel erger dan de kwaal ? Grote mogendheden weinig belang bij ontwapening en ontspanning De Rol van Nederland bij de kernontwapening Politieke Affiches
De West-West relatie: Partners in Dilemma (nr. 6/1982, nr. 1) A. LtJmmen FA .M. Alting oon Gtwau C.D. dt j ong H .A. Schaper j .D. Blaauw R. Ur Buk j .S.L. Gualthirit van Wuul
Amerika en Euro pa en de frustraties der geschiedenis Will co-operatio n end ure? The future of Euro pean -American relations Kunnen economi sche tegenstellingen de NAVO ondermijnen ? Een crisis in de verho uding Verenigde Staten路 West-Europa ? VS-Euro pa : teleurstelling en waakzaamheid Naar een telfstandiger Westeuro pese politiek. Onder heLZelfde dak , maar niet eten uit dezelfde ruif Interview met de Amerikaa nse ambassadeur in Nederland,
William j . Dtytjj
Mini-JASON K.A . Ne derlofl}. van dr V没de G. W .F. Vigeveno
32
Internalion- simulalio n : opzet van een simulatiespel (nr. 5) Eeluijdige Ontwapening : voorbeeld of waanbeeld ? (nr. 6)