Jaargang 10, April 1985, nummer 2
Inhoud van dit nummer: Secretariaat en Redactie: Alexanderstraat 2 2514 JL Den H.ag Telefoon: 070 - 60 56 58 Postgiro: 3561025 Bank: 45.68.55.548 Abonnementsprijzen [30,- per jaar (6 nummers, behoudens verschijning van een dubbelnummer).
Redaktioneel
1
De CVSE - Mensenrechtenbijeenkomst te Ottawa, mei/juni 1985.
2
Rede van minister Schoo over aspekten van het mensenrechten-. probleem
3
Rechten van de mens: mondiale of regionale bescherming? Door Yvonne Klerk
7
"Nederlandse hulpverlening niet meer gericht op armoedebestrijding". Interview met Jan Pronk
10
Sextoerisme: "I hate it, but I just need the money" . Door Jaap C. de Vries
14
Advertenties: Advertentietarieven worden U gaarne ver-
strekt door de penningmeester van de Stichting.
Dagelijks Bestuur: Voorzitter Vice-Voorzitter
Secretaris Penningmeester
Frank Caris Jaap de Vries Yvonne Klerk
Public Relations
Frank Marcus Herman van Campenhout Karen van Bergen
Algemene Zaken
Erica Veenendaal
Public Affairs
{~, ~
Algemeen Bestuur: P. de Baan (hoofdred. Jasan-Mag.) drs. M.A. van Drunen Litte) R. Geurtsen Mr. P.H. Goedhart Mr. H.C. de Groene drs. M. Roemers w.. L. Schaaphak dn;. Th.M.A. Verhagen M. Verweij drs. M.T. Verweij van der Meulen J.P. Westhof!
~s .I..~
(SlUdentenvereniging voor Internat ionale Betrekkingen)
Jason en S.I.B. Amsterdam organiseren een forumavond met als thema:
drs. F.Z.R. Wijchers
drs. D .H. Zandee Leden van het Dagelijks Bestuur zijn te-
Mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking
vens leden van het Algemeen Bestuur.
Raad van Advies: dr. W.F. van Eekelen (voorz.) H.J.M. Ahen H. Gabriëls dr. A .M.C.Th . van Heel-Kasteel e.C. van den Heuvel dr. L.O.M. Jaquet R.e. Spinosa Cattela drs. EJ. van Vloten Mr. J. Vos
Redactie JASON-Magazine Hoofdredacteur Redactieleden
Pieter de Baan Evert Jan Raven Guido Vigeveno Govert-Jan Bijl de Vroe Alexander Alting von Geusau Eugèn van de Pas Marieke van den Braak Hans-Martien ten
Napel Amoud Schmutzer
forumleden zijn: Dr. J.N. Theunis(voorzitter NOVIB) Dr. Th. Kerstiëns (voorzitter CEBEMO en regeringswaamemer in EI Salvador en Nicaragua drs. G.M. de Vries (Europarlementariër) drs. F. W. Weisg/as(lid 2de Kamer voor de VVD) Sprekers zullen worden ondervraagd door: Ann Sa/omonson (N .R. C. - Handelsblad) Arie Kuiper (De Tijd) Lejo Schenk (IKON) De forumavond vindt plaats op maandag 13 mei om 20.00 uur in het Vlaams Cultureel Centrum, Nes 45, Amsterdam. Iedereen is van harte welkom!
Redaktioneel Herdenking. Het woord duikt deze maanden voortdurend op. Veertig jaar geleden eindigde de Tweede Wereldoorlog in Europa. Met uitgebreide plechtigheden wordt geprobeerd de herinnering aan de verschrikkingen van die oorlog levend te houden, en er zo mogelijk een les uit te trekken. Dat werd trouwens veertig jaar geleden direkt al geprobeerd. De oprichting van de Verenigde Naties moest bewijzen dat de wereld haar les geleerd had. Voorkoming van oorlog, internationale samenwerking en respekt voor fundamentele mensenrechten moesten door de VN blijvend worden gegarandeerd. Op een totale mislukking is dat in elk geval niet uitgedraaid, maar de resultaten zijn gemengd. Oorlogen woeden her en der, en de VN zijn er vaak niet in geslaagd ze te voorkomen of te beĂŤindigen. Internationaal wordt
er gewerkt, maar niet altijd samen. En er moet veel gebeuren wil de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens overal werkelijk waarde krijgen. Aan het mogelijke verband tussen die mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking is dit nummer van JasonMagazine gewijd. Is er een rechtstreeks verband? Brengt verbetering van de economische positie der Derde Wereldlanden een verbetering van de mensenrechtensituatie met zich mee? Wat is de betekenis van verklaringen over de rechten van de mens? Is er een toekomst voor de Helsinki-akkoorden? Deze en andere vragen komen hieronder aan de orde. Ten eerste een korte uiteenzetting over de op handen zijnde Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE). Deze wordt in mei en juni
van dit jaar in Ottawa gehouden, als uitvloeisel van de Helsinki-Konferentie uit 1975. Hierna volgt de tekst van een rede, die minister Schoo vorig jaar heeft gehouden over de mensenrechtenkriteria voor Nederlandse ontwikkelingshulp. Vervolgens komt in een artikel van Yvonne Klerk de bescherming van mensenrechten in regionaal en mondiaal verband aan de orde. Ook is een interview opgenomen met drs. Jan Pronk, de huidige adjunktsekretaris-generaal bij de UNCTAD. Hij sprak ons over zijn ervaringen met het ontwikkelingswerk in kombinatie met naleving van de rechten van de mens. Tenslotte doet Jaap de Vries verslag van zijn onderzoek naar een onderbelichte kant van mensenrechtenschending: Het sextoerisme in Thailand. GJ BdV
1
De CVSE-Mensenrechtenbijeenkomst te Ottawa mei-juni 1985 Op 1 augustus 1975 ondertekenden te Helsinki 35 staten de Slotakte van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE). [n deze Slotakte erkenden zij uitdrukkelijk de band tussen enerzijds de eerbiediging van de mensenrechten en anderzijds de bevordering van vrede, veiligheid en ontspanning tussen Oost en West. En met reden: indien de mensenrechten met voeten worden getreden leidt dit tot spanningen en repercussies in de internationale betrekkingen. In het beginsel inzake de eerbiediging van de rechten van de mens staat dan ook: "De deelnemende Staten erkennen de universele betekenis van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waarvan de eerbiediging een essentiĂŤle faktor is voor de vrede, de gerechtigheid en het welzijn welke nodig zijn om de ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen en van samenwerking zowel onderling als tussen alle Staten te verzekeren". Van grote betekenis is eveneens dat de eerbiediging van de rechten van de mens in de Slotakte werd opgenomen als een der tien "beginselen van internationaal recht betreffende vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen staten" waarmee dit beginsel op gelijke voet kwam te staan met de meer traditionele basisregels van het interstatelijke gedrag. Deze erkenning betekent uiteraard ook dat de mensenrechten-situatie in elk der deelnemende landen een zaak is die de andere ondertekenaars aangaat. leder land kan op zijn eerbiediging van de mensenrechten worden aangesproken en zich daarbij niet meer verschuilen achter het argument dat de positie
Kâ‚Ź 2
van het individu een interne kwestie is waarvoor het geen verantwoording hoeft af te leggen. De ondertekening van de Slotakte van Helsinki markeerde in menig opzicht dan ook eerder een beginpunt dan een eindpunt van een ontwikkeling. Het met de Slotakte begonnen CVSE-proces voorziet niet alleen in vervolgbijeenkomsten om de nakoming van de aangegane afspraken te bespreken en nieuwe afspraken overeen te komen (Belgrado 1977-1978, Madrid 19801983, Wenen vanaf 4 november 1986) maar ook in tussentijdse bijeenkomsten van deskundigen ter bespreking van specifieke thema's die in de Slotakte hun plaats vonden.
Deskundigenbijeenkomst Zo zal op 7 mei a.s. een CYSE-deskundigenbijeenkomst inzake mensenrechten beginnen. Zoals alle CVSEdeskundigenbijeenkomsten zal deze maximaal 6 weken duren. Eraan vooraf gaat een zgn. voorbereidende bijeenkomst; deze begint op 23 april en is bedoeld om afspraken te maken over de agenda en de organisatie van de besprekingen. Aan de Ottowabijeenkomst zal worden
deelgenomen door alle CVSE-staten d.W.Z. alle landen van Europa (minus AlbaniĂŤ, dat zich nooit bij het CVSE proces heeft aangesloten) de Verenigde Staten en Canada. Volgens de afspraak die is vastgelegd in het Slotdocument van Madrid uit 1983 zal op deze bijeenkomst worden gesproken over "aangelegenheden betreffende eerbiediging in hun staten van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in al hun aspecten, zoals vervat in de Slotakte"; "De-
ze bijeenkomst zal conclusies en aanbevelingen opstellen, die zullen worden voorgelegd aan de regeringen van alle deelnemende staten". Deze conclusies en aanbevelingen zullen dan te Wenen in beschouwing worden genomen tijdens de volgende CVSE-vervolgbijeenkomst. Centraal bij de besprekingen zal staan het zgn. 7e beginsel (rechten van de mens). Daarbij gaat het met name om de toezegging die de ondertekenaars hebben gedaan in de preambule van de Slotakte, nl. dat zij "vastbesloten" zijn "volledige werking te geven aan de resultaten van de Conferentie" (dus inclusief het 7e beginsel). Doelstelling is en blijft daarbij de verbetering van de positie en de rol van de individuele mens, waar dat nodig is. Hoewel de beperkte tijd van zes weken die hiervoor beschikbaar is niet uit het oog moet worden verloren, is dat ook de opdracht van Ottowa.
Red. l .M.
Het 7e beginsel van de Slotakte luidt:
Eerbiediging van de rechten van de mens en ,'an de fundamentele vrijheden, met inbegrip van de vrijheid van denken, geweten, godsdienst of overtuiging De deelnemende Staten zullen de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden eerbiedigen, met inbegrip van de vrijheid van denken, geweten, godsdienst of overtuiging voor allen zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst. Zij zullen de doeltreffende uitoefening bevorderen en aanmoedigen van de burgerlijke, politieke, ekonomische, sociale, kulturele en andere rechten en vrijheden, die alle voortvloeien uit de aan de menselijke persoon inherente waardigheid en die van wezenlijk belang zijn voor zijn vrije en volledige ontplooiing, In dit verband zullen de deelnemende Staten de vrijheid van de individu erkennen en eerbiedigen om, alleen of in gemeenschap met anderen, een godsdienst of overtuiging te belijden en na te leven, handelende in overeenstemming met wat zijn geweten hem voorschrijft, De deelnemende Staten op welker grondgebied nationale minderheden bestaan, zullen het recht van de tot die minderheden behorende personen eerbiedigen op gelijkheid voor de wet, hen volledig in staat stellen daadwerkelijk de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te genieten en op die wijze hun wettige belangen op dit gebied beschermen.
De deelnemende staten erkennen de universele be-
teken is van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waarvan de eerbiediging een essentiële faktor is voor de vrede, de gerechtigheid en het welzijn welke noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen en van samenwerking zowel onderling als tussen alle Staten te verzekeren. Zij zullen bij voortduring deze rechten en vrijheden in hun onderlinge betrekkingen eerbiedigen en zullen er gezamenlijk en afzonderlijk, alsmede in samenwerking met de Verenigde Naties, naar streven de universele en daadwerkelijke eerbiediging hiervan te bevorderen. Zij bevestigen het recht van de individu kennis te dragen van en te handelen overeenkomstig zijn rechten en plichten op dit gebied. Op het gebied van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zullen de deelnemende staten handelen overeenkomstig de doeleinden en beginselen van de Verenigde Naties en de Universele Verklaring van de rechten van de mens. Zij zullen eveneens hun verplichtingen nakomen zoals die zijn neergelegd in de internationale verklaringen en overeenkomsten op dit gebied, met inbegrip van onder andere de Internationale Verdragen inzake de Rechten van de Mens, voor zover zij daardoor zijn gebonden.
Minister Schoo over aspekten van het mensenrechten-probleem Ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten Zowel ontwikkelingssamenwerking als mensenrechten zijn markante aandachtsvelden voor de Nederlandse regering. . . Immers, achthonderd miljoen mensen leven in een situalte van absolute armoede, en In honderdzevenlien landen. zegt Amnesty International, worden rechten van de mensen geschonden. Deze twee beleidsterreinen liggen in elkaars verlengde. Ze slaan sterk in de belangstelling van de pers en parlement, en de regering wordt er regelmatig over aa~- en. toegesproken .. Minister Schoo vond de interaktie tussen mensenrechten en ontwlkkehngssamenwerkmg een goed en aktueel onderwerp voor ~aar toespraak op ~ juni ~ij de sluiting van de n~genentwintig ste postakademische Leergang BUitenlandse Belrekkmgen, m het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen "Clingendael" in Den Haag. Hieronder volgt de tekst nn haar toespraak. Achthonderd miljoen mensen leven vandaag de dag in een situatie van absolute armoede! In honderdzeventÎen landen, zegt Amnesty International, worden de rechten van de mens gescho nden! Daarmee zjjn twee knellende problemen aangeduid waarmee onze generatie oog in oog staat ; twee formidabele hindernissen die ons scheiden van een wereld waarin ieder mens zich kan ont-
plooien naar eige n aard, aanleg en levensovertuiging - ongeacht ras, se kse, taal, nationaliteit of sociale herkomst. Een wereld kortom die gegegrondvest is op de idee van universele menselijke waardigheid. Het is daarom niet verwonderlijk dat zowel ontwikkelingssamenwerking als mensenrechten markante aandachtsvelden zijn van de Neder-
Overgenomen uil: Aspekten van internationale samenwerking, juli 1984
landse regering. Twee beleidsterre inen die in elkaars verlengde liggen . Beleidsterreinen ook die voor ieder voor zich een vaste plaats hebben verworven in de gedachten wereld van vele landgenoten. Terreinen allebei met een sterke ideële lading. Talrijke mense n hebben zich daaromheen verzameld - in allcs tussen kleine aktiegroepen en brede solidariteitsbcwegingen . Zowel mensenrecht en als ontwikkelingssamenwerking staa n sterk in de belangstelling van pers en parlement, en de regering wordt er regelmatig over aan- en toegesproken. Ik kon mij dan ook geen beter onderwerp voorstellen o m dit kursusjaar te besluiten, dan juist
3
scheppen dat gunstig is voor het genot van burgerlijke en politieke rechten . Toch kan je dal laatste - de dienstbaarheid van ekonomische groei aan klassieke mensenrechten - niet ongeclausuleerd stellen. Er zijn ten eerste voorbeelden van landen - en ik denk dan met name aan bepaalde socialistische landen - waar weliswaar ekonomische rechten op een redelijk peil staan, maar waar burgerlijke en politieke rechten blijvend zijn beknot als onderdeel van een politiek systeem. Ten tweede zijn er landen die wel een ekonomische groei doonnaken. maar waar de grote meerderheid van de bevolking in armoede en soms ook onderdrukking blijft gedompeld.
drs. E. Schoo: "800 miljoen mensen leven in absolute armoede". de interaktie tussen deze beide. Temeer omdat ik weet dat zeker een aantal onder u - en ik doel dan op kursisten die deel uitmaken van de eerste lichting van de gemeenschappelijke opleiding van Buitenlandse Zaken - dat zeker een aantal onder u waarschijnlijk zowel vroeg als laat met deze onderwerpen te maken krijgt. Het is in zekere zin een aktueel onderwerp ook, die interaktie, want ik heb precies een maand geleden een lang 'verbeide nota naar de kamer gezonden: de Nota Herijking Bilateraal Beleid. In die nota - en dat zal u niet zijn ontgaan wordt die interaktie tussen mensenrechten en o ntwikkelingssame nwerking in een drietal passages reliëf gegeven. Nu valt cr over dit onderwerp veel te zeggen, veel meer dan JO het beknopte bestek van de nota mogelijk was; veel meer ook dan waarvoor ik vanmiddag tijd heb. Wel wil ik een paar verklarende opmerkingen maken bij de mensenrcchtcnpassagcs uit de herijkingsnota en zo proberen wat meer licht te werpen op deze materie; een materie die niet alleen boeiend is, maar ook buitengewoon weerbarstig.
Intussen kan de relatie ook omgekeerd liggen. Ik bedoel dat het genot van politieke en burgerrechten op zich een stimulans kan zijn voor Ol}twikkeling. In een land waar de overheid alle klassieke mensenrechten eerbiedigt, zal eerder een geest van ekonomische en sociale expansie kunnen rijpen dan in een repressief systeem. Daarbij denk ik vooral, maar niet uitsluitend , aan participatierechten. Achtergestelde groepen in ontwikkelingslanden, etnische en religieuze minderheden, vrouwen , landlozen enzovoorts zij kunnen zich pas echt ontplooien waameer zij niet alleen het genot hebben van een aantal basisrechten, maar ook van het recht op vereniging en vergadering, het recht op vrije mening en vrije meningsuiting en het recht op eigendom. Een mens heeft niet alleen eten nodig, hij moet ook kunnen zeggen dat hij honger heeft. De ervaring leert - en de herijkingsnota zegt dat ook - dat ontwikkeling niet ove ral gepaard gaat met een mecr rechtvaardige bedeling en bevordering van sociale mensenrechten. Ik gaf het zoëven al aan. Vaak komt de oogst van ekonomische expansie niet verder dan een dunne bovenlaag in een maatschappij. Ik denk daarbij onder andere aan een kleine groep grootgrondbezitters en kapitaalbezitters in een groot aantal Derde- Wereldlanden. Daar is dan ook sprake van een maatschappijstruktuur die buitengewoon moeilijk te doorbreken is; een struktuur die ertoc bijdraagt dat het vorschil tussen rijk en arm steeds groter wordt. In het licht van die er-
varing is dan ook allang geleden de gedachte verlaten dat verhoging van de produktiekapaciteit van een ontwikkelingsland vanzelf gunstige gevolgen voor de meerderheid van de bevolking met zich meebrengt. Dat waren de jaren van de naïeve 'trick Ic-down'. Politieke stabiliteit kan in ontwikkelingslanden een sne lle ekonomische groei zeer bevorderen . Die stabiliteit wordt echter in sommige ontwikkelingslanden afgedwongen door beknotting van bu rgerlijke en politieke rechten, die maar al te gemakkelijk de vonn aanneemt van regelrechte repressie. En dat geldt evenzeer voor beperking van sociaal-ekonomische rechten . Vooral vakbondsvrijheden en het recht op vrije onderhandeling over arbeidsvoorwaarden ziet men dan opgeoffe rd aan een klimaat van gctorceerde arbeidsrust. Kortom, schending van mensenrechten staat zelden op zicnzelf, is zelden de uitmonstering van tyrannieke heerszucht of machtswellust alleen , ook al zullen er steeds weer Amin's en Bokassa's blijven opstaan. Schendingen van mensenrechten is veelal een indringend symptoom van dieper liggende strukturen van onrecht, juist in landen van de Derde Wereld waar het verschil tussen 'haves' en de 'have-nots' zo verbijsterend kan zijn. Een systematisch in stand gehouden ongelijkheid zal hoe dan ook vaak een bron zijn van verzet; van verzet tegen bestaande machtsstrukturen en tegen achterstelling. Dat verzet, zeker als het gepaard gaat met geweld, zal met geweld worden onderdrukt. Landen zijn zo gevangen in een spiraal van opstand en onderdrukking, waarbij mensenrechten het kind van de rekening worden. Het voorgaande brengt mij op nog één ander verband dat ik wil noemen tussen ontwikkeling en mensenrechten. De nota stipt dat verband trouwens ook aan. Burgerlijke en politieke rechten worden weleens gekenschetst als onthoudingsplichten van de overheid en sociaalekonomische rechten als garanrieplichten. Dat is cèn al te een\'oud lge kenschets. Een aantal burgelijke en politieke rechten vergt aanzienlijke investeringen door de overheid. Ik noem het
Relatie mensenrechten en ontwikkeling Ik wil dat doen aan de hand van drie thema's. Allereerst de relatie tussen mensenrechten en ontwikkeling, dus het ontwikkelingsproces zelf. Daarna de relatie tussen mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking, dus meer de beleidsaspekten van het onderwerp. En ten derde de relatie tussen ontwi kkelingssamenwerking en mensenreehtenschendingen. Voorwaarde voor individuele ontplooiing van ieder mens, bezien vanuit de optiek van de mensenrechten, is het genot van niet alleen burgerlijke en politieke rechten, maar ook van ekonomische, sociale en kulturele rechten. De preambules van de twee VN-verdragen over de rechten van de mens stellen dat met ongeveer zoveel woorden. Vertaald in mensenrechtentermen is ontwikkeling - en ik bedoel nu sociaaleconomische groei - gericht op de verwezenlijking van sociale en ekonomische rechten . Door de bevordering van sociaal-ekonomische groei, zo kan men stellen, helpt men een klimaat
4
"Emancipatie van vrouwen verhoogt hun ekonomische weerbaarheid".
recht op ee n be hoorlijke procesgang: dat vergt goed getrainde rechters, aanklagers, advokaten en gerechtsd ie nare n, adequate gevange nissen en verdere voorzieningen. De besch eiden middelen in ccn be paald land kunnen maar éénmaal worden uitgegeven. E n zo ontstaat voor w' n overheid een ke uzeprobleem. Met andere woorden er bestaat een duidelijke ekonomisehe nood zaa k, een keuze te doen tussen al d ie rechten waarvoor aktie is vereist door de overheid - en dat geldt be halve voor het eerder genoemde recht o p 'due process', voor bijn a alle basisvoorzieningen, wals voedselvoorziening, gezondheidszorg, huisvesting, onderwijs en dergelijke. Hoe die keuze in zo'n geval moet uitval len, staat niet in de Universele Verklaring en niet in de twee VN -verdragen. Maa r de ke uze bestaat intussen wèl. Ik denk dat de westerse landen daar weliswaar enig begrip voor moeten opbrengen, maar dat we nooit moeten vallen over het veel gehoorde excuus 'erst kommt das Fressen, dann die Mo ra!'.
Relatie mensenrechten en ontwikkelinssamenwerking Ik sta p nu ove r naar mijn tweede thema, namelijk o ntwikk elingssamenwerking e n mensenrechten . U leest in de nota dat de bevordering van burgerlijke en polit ieke rechten geen ze lfstandige doelstelli ng is van het bilaterale hulpbeleid. Vanuit de o ptiek van de mensenrechten gaat het bij o ntwikk elingssamenwerking prima ir om de bevo rdering ven ekono mische en sociale rechten. Dàt is mijn uitga ngs punt en ik ding daar niet op af. Daarmee zeg ik niet dat ik de ogen sluit voor reJevanrie van ontwikk elingssa menwerking óók voo r burgerlijke cn politieke rechten. Ik zie die relevantie hee l goed en zij is op verschillende manieren zichtbaar. Ik geef een paar verschijningsvo rmen. Hulp is voor een deel direkt ge richt op de opheffin g van achterstelling en sociale onrechtvaardigheid in de Derde Wereld. Iedere bijdrage aan verbetering van bestaande strukturen heeft uiteindelijk konsekwenties voor niet alleen de sociale maar ook de politieke verho udingen in een land, en daarmee op de sta tus van burgerlijke en politieke rechten. Alfabetisering van plattelandsbevolking geeft meer inhoud aan druk persvrijh eid en vrijheid van meningsuiting, en werkt positief voor de vervulling van basisbehoeft en als voedselvoorziening, medische verzorging en dergelijke. Maar het effekt van alfabetisering reikt verder. Zij verhoogt de mondigheid van plan elandsbewo ners, maakt dat ze zich gemakkelijker organiseren en legt daarmee de kie m voor politieke participat ie. Dat effekt is onvermijdelijk en in die zin is o nt wik kelingssamenwerking niet neutraal. Kàn dat ook niet zijn. In veel gevallen is dat effekt zelfs beoogd. Programma 's gericht op emancipat ie van vrouwen he bben in wezen geen ander doel dan de maatscha ppelijke posit ie van vro uwen te versterken en hun ekonomische weerbaarheid te verhogen. En zo wordt de basis ge legd voor een betere waarborging van niet alleen hun sociaaleko nomische maa r ook hun burgerlijke en politieke rechten. Dat effekt is niet alleen een gewenst gevolg maar wordt als zodanig duidelijk beoogd . De Verenigde Naties hebben er zelfs een speciaal fonds voor opgericht , het Voluntary Fund fo r the Decade of Wo men, en Nederland draagt daar fors aan bij. Ook op andere wijze blijkt de rel evantie va n ontwikkelingssamenwerking voor de klassieke mensenrechten. De herijkingsnota legt nadruk o p platteiandsontwikkeling en industrialisatie. De wijze waarop die wo rdt nagestreefd is direkt
van in vloed op de mensenrechtensituatie. Ik kijk daarbij bijvoorbeeld naa r de positie van landloze n ingeva l van landonteigening, naa r de positie van arbeiders waa r het gaat om arbeidsomstandigheden in fabrieken, en naar de positie van kinderen: worden die wel of niet te werk gesteld o p plantages of bijdrijve n? O mgekeerd is de mensenrechtensituatie weer van invloed op de wijze waa rop pIan elandsontwi kkeling tot stand kan worden gebracht : het maakt bijvoorbeeld groot verschil of landlozen al o f niet het recht hebben zich te organiseren. Of de wijze waarop indust ri alisatie wordt bevorderd: denk bijvoorbee ld aa n het bestaan va n vrije vakvere nigingen. Kort om, ontwikkel ingssamenwerking heeft een sture nd effekt - of kàn dat hebben - tcn opzichte va n burgerlijke en politieke rechten. En de mensenrecht ensituatie op zich is wee r van in vloed op het effekt van de hulp. Ee n tweerichtingsverkeer dus. Dàt bedoe l ik met relevantie. We hebben gezien hoc een hulprelatie rechtstree ks kan in werken o p het genot va n de mensenrecht en. Een ander nivea u waarop die invloed zichtbaar is in het kader va n de zogenaamde beleidsdialoog. De nota noemt die mogelijkheid expliciet. Het feit dat een st rukturele hulprelatie met een bepaald land bestaa t, vergt een grote hoeveelheid kontakten: over modaliteiten, kanalen, bestedingen, meerjarenplannen enzovoort . Dat al les bijeen duid ik aan met beleidsdialoog. Inherent aan zo' n dialoog is de gelegenheid om in vloed uit te oefenen op het gebied van de desbetreffende regering. Op allerlei terrein en, in klus ief het mensenrechtenbcleid . E n dan bedoel ik hier het be leid op het punt va n de burgerlijke en politieke rec hten. Aan de andere kant , zegt d e nota , mag die beïnvloeding niet leiden tot manipulatie van hel hulpo ntvangende land . Wat bedoel ik met 'manipulatie'? Daarmee bedoel ik hel uitoefenen van d ruk op een regering op ecn zodanige wijze dat de vrije besli ssingsruimte van die regering op ec n onaanvaa rdbare wijze wordt ingeperkt . Hulp mag niet dienen als beloning voor ecn goede 'performan ce' op mensenrech tengebied, en ook niet als straf voor een sJechtt 'perfo rmance'. Dat is helemaa l geen kriterium; het is al enkele jaren vaste jurisprudentie. Een kriterium dat naar mijn overtuiging diep verankerd zit in de moreIc basis waarop ontwikkelingssamenwerking in Nederland rust. De bezwa ren van de kant van ontwikkelingslanden tcgen wat zij zien als een moge lijkheid voor chantage door middel va n ontwikkelingshulp, neem ik dan ook zeker serieus. Maar dat criteriu m van manipuleren-mag-niet is tege lijkertijd een bodemcriterium , een benedengrens. Kortom, andere vormen van beleidsbeïnvlocdi ng zijn wèl geoorloofd. U zuil zeggen: alles goed en wel, maa r waar ligt de grens? ' Dat is een goede vraag' , is de stereotiepe reaktie van mensen die een antwoord niet weten. Ik kan u alleen maar zeggen dat dat van de omstandigheden afh angt; het kan van geval tot geval verschillen. Beïnvloed ing is zelfs niet altijd te vermijden. Een hulpontvangend land zal beter naar Nederland luistcren naarmate het belang van onze hulp voor hen groter is. E n omgekeerd. Dat is nu eenmaal een 'fact of life' . Naarmate we een meer belangrijke donor zijn , zullcn wij meer beh oedzaam moeten opereren, zonder duidelijke kansen o nbenut te laten. Ik: wil vanmiddag laten rusten de vraag naa r de keuze va n landen waa rmee een nie uwc relatie
wordt aangegaan. Tenslotte is het beleid gericht op beperking va n het aant al landen waarmee wij een strukturele hul prelatie onderhouden. Vandaar dat ik op dit mo ment niets wil toevoegen aa n wat daarover in de herijk ingsnota al geschreven is. Het lijkt me int eressa nter om te kij ken welke rol me nsenrechten spelen in een hulprelatie die al bestáát. De nota zegt dat langjarige sa menwe rk ingsrclaties met programm alanden in beginsel eenm aal per vier jaar zullen worden getoetst op inhoud en moge lijkheden lot continuering. Daa rbij wordt dan gekeken naar de mate va n armoede, uitgedrukt in inkomen per hoofd en het eigen sociaal en economisc h beleid va n het betrokk en o ntwikkel ingsland . Het zal duidelijk zij n dat al bij de beoordeling va n dat sociaal -economische beleid bepaa lde mensenrechten aan de o rde zijn , en vooral dan de sociale mensenrechten. Ik denk aa n de situatie en de opgetreden veranderingen in inko mensverdeling, de bczitsve rhoudingen, met name op het punt van landeigendom en, met ee n bli k op het ge lij kheidsbeginsel , de evenwicht ige verdeli ng over de verschillende reg io·s. En verder aan de situatie met betrekking tot voorziening in basisbehoeft en, zoals gew ndheidszorg incl usief drinkwaterfacil iteiten. voedsc lvoorliening, onderwijs, huisvesting en. last but not least. de werk gelegenh eid .
Relatie mensenrechten schendingen en ontwikkelingssamenwerking Dan de burgelijkc e n po litieke recht en. we lke rol spelen die in een d uurla me hul prelatie? O nvermijdelijk kom ik met die vraag va n de positieve aspekt en terecht bij de negatieve aspekten van de relatie tussen mensenrecht en en bilatera le hulp, en daa rmee bij mij n derde thema van vanmiddag: de relat ie lussen o ntwikkelingssamenwerking en mensenrechtenschemlingen. Wc zien dit aspek t helaas al te vaak de diskussie ove rheerse n. Vandaar dat ik cr met opzet pas in de laatste instant ie over spree k. Eerst iets over de grove en stelselmatige schendingen van fundame ntele mensenrechten . een veclgehoorde term , d ie ook in de nota en in de humanita ire hulpnotitie wordt gebruik t. Een moeilijke term ook waa rove r uiteenlopende opvattingen bestaan. Gevoelsmatig is daa r veel gemakkelijker inhoud aa n te geven dan wanneer men probeert te objectiveren. Wat verSla ik o nder die te rm in de context van o ntwikkelingssa menwerk ing? Die term geeft een bepaa lde kwalifikatie va n de ernst van de schendingen. Als leidraad van de vaststelling van die ernst gebruik ik eell Vijftal ijkpunten. Ten eertse het punt : o m welke rechten gaat het? De nota zegt daarop: om die recht en d ie 'Notstandfest' zij n, met andere woorden rechten waarop zelfs een staat va n be leg niet mag wo rden afgedongen. Ik bedoel de integriteitsrechten (recht om tc leve n, vrij heid en onschendbaa rheid van de persoon) plus de vrijheid van godsd ienst. Ten tweede het punt: op welk e wijze worden d ie recht en geschonden? Schending va n die rechten komt bijvoorbeeld tot uiting in massamoorden, willekeurige executies, verdwijning, marteling, politieke gevangenen en vervolging van bepaalde geloofsgemeenschappen . Ten derde de vraag: o p welke schaal worden ze geschonden? Ten vierde de vraag: is cr sprake van incidenten, zowel geogra fisch als in de tijd gemeten, of eerder van een bewust en stelsel matig overheidsbe leid?
5
Deze ijkpunten helpen mij alleen bij het vaststellen of er sprake is van grove en stelselmatige schendingen. Maar zij zeggen weinig over hoe grof en hoe stelselmatig die schendingen zijn, en ook niet over de vraag waar de drempel ligt tussen net wèl en net niet grof en stelselmatig. Kortom het zijn kwalitatieve en géén kwantitatieve maatstaven. De vraag is nu of dergelijke kwantitatieve maatstaven te bedenken zijn. Met andere woorden kan men normen bedenken om vast te stellen, in absolute termen, hoe grof en stelselmatig een bepaalde schending is? Ik betwijfel dat. Om maar iets te noemen. Foltering is erger dan wrede of onmenselijke behandeling, hoewel beide zijn verboden. Maar wat als die onmenselijke behandeling een bejaarde betreft? Of een kleuter? Maakt dat verschil? Vierduizend buitengerechtelijke executies zijn erger dan vijftien. Maar wat als met deze laatste het maatschappelijk leiderschap van een land ernstig wordt aangetast? Maakt dat verschil? Een handafhakking is bijzonder erg. Maar wat zouden we zeggen als die handalhakking in een westers' land plaatsvond? Maakt dat verschil? Objektief gesproken zou men tussen deze voorbeelden geen verschil m6gen maken. Elk menselijk leed, aan wie ook toegebracht, valt te veroordelen. Iedere gewelddadige dood, waar ook ter wereld, is er een teveel. Maar toch: menselijk.erwiJ~· zal de vraag naar de mate van de ernst van de schending samenhangen met de mate waarin ons rechtsgevoel is gekrenkt. En dat hangt sterk af van de context. Voor een overheid als zodanig is die kwantificering uiteindelijk een politieke appreciatie; een appreciatie die maar voor een deel op objektieve kriteria kan zijn gebaseerd. Een allesomvattende systeem, waarin niet alleen de ernst van de schending maar ook de zwaarte van de reaktie daarop zou zijn verdiskonteerd, -een soort automatische koppeling dus - is voor mij niet denkbaar.
Regimebevestiging en medeplichtigheid Ik noemde zojuist het woord 'reaktie' en dat brengt mij tot een laatste punt , namelijk de situatie dat Nederland een duurzame hulprelatie met een bepaald land hééft en in dat land sprake is van grove en stelselmatige schendingen van fundamentele mensenrechten . Hoe moel Nederland daarop reageren? We hebben al vastgesteld dat een hulprelatie niet mag worden gebruikt als drukmiddel of aan sanktiemiddel. In die zin is ontwikkelingssamenwerking ook geen instrument van buitenlandse politiek, wat zij in andere landen duidelijk wèl is. Daaruit volgt dat eventuele stappen in de ontwikkelingssamenwerking niet zijn bedoeld als een strafexercitie tegen een regering die zich schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen. Om diezelfde reden Îs een reaktie in de hulpsfeer ook niet bedoeld om die schendingen zelf terug te dringen of te laten ophouden , al geef ik toe dat zo'n reaktie dat effekt wel kan hebben. Maar als die bewuste stappen dáár niet voor bedoeld zijn , waar zijn ze dan wel voor bedoeld? Die stappen - en de herijkingsnota zegt dit dan ook met zoveel woorden - zijn maatregelen om de nevencffekten van die schendingen , te weten regimebevestiging en medeplichtigheid, te voorkomen of te verkleinen. Van elke hulprelatie kan namelijk gezegd worden dat zij, op welke wijze ook, bijdraagt aan hetzij de nationale, hetzij de internationale statuur van de regering van het hulpontvangende land. Maakt zo'n regering zich schuldig aan ernstige vergrijpen tegen de mensenrechten - en ik heb al uitgelegd wat ik daaronder versta - dan is dat effekt ongewenst. Dát is bedoeld met regimebe\lestiging. Van medeplichtigheid - maar dat is vrij uitzonderlijk kan voorts sprake zijn wanneer Nederlandse hulp een rechtstreekse bijdrage vormt áán de mensenrechtenschendingen. Een voorbeeld was de inzct van politieke gevangenen bij projekten in Laos, een situatie die destijds de aanzet heeh gevormd tot het schrijven van de humanitairehulpnota.
Het spreekt vanzelf dal daarnaast ook nog een effek.civiceitskriterium van belang is, in die zin dat de slechte kwaliteit van de menscnrechtensituatie de verwezenlijking van de doelstelling van ontwikkelingssamenwerking niet feitelijk in de weg mag staan . De situatie mag dus niet zodanig instabiel zijn, laat staan chaotisch, dat de kans op behoorlijke uitvoering van het hulpprogramma beneden een aanvaardbaar peil is gezakt. Eventuele stappen in de hulpsfeer dienen dus om de effekten van medeplichtigheid en regime-ondersteuning te beperken. Men zal dus moeten omzien naar politieke middelen om de schendingen zelf een halt toc te roepen. Ik doel hierbij onder andere op demarches en akties in internationale fora, al dan niet samen met derden. Maar even terug naar de reaktie in de hulpsfeer. Ik denk daarbij aan verandering van de modaliteiten, zoals het gebruik van alternatieve kanalen , andere hulpvormen . Sommige hulpvormen in de govemment-to-government sfeer - en daar hebben wij het tot nu toe over - zijn naar mijn mening meer 'regimeondersteunend' dan andere. Ik wil daarover geen algemene uitspraken doen , maar u zult met mij eens zijn dat betaIingsbalanssteun een meer rechtstreeks karakter heeft dan een waterputprojekt. Te vaak worden diskussies over dit onderwerp beheerst door de tegenstelling of stoppen met de hulp, Of doorgaan. Een zwart-wit tekening die veronderstelt dat dat de enige twee mogelijkheden zijn. Opschorting blijft een zeer uitzonderlijke beslissing die slechts wordt genomr:n op basis van overwegingen die rechtstreeks zIjn gebonden aan de omstandigheden van dát bijzondere geval. Eén daarvan is natuurlijk, welke konsekwentics totale onthouding van ontwikkelingshulp zal hebben voor in armoede verkerende bevolkingsgroepen; mensen op wier lotsverbetering het in de ontwikkelingssamenwerking in de eerste plaats te doen is. Een andere betreh de wijze waarop de samenwerking met het betreffende land is geregeld. Een derde fak tor is de vraag of niet juist de instandhouding van een hulprelatie de mogelijkheid biedt om de dialoog met de betreffende regering open te houden en ZO invloed uil te oefenen tot verbetering van het mensenreehtenklimaat. Dezelfde faktoren zullen uiteraard ook een rol spelen bij een beslissing een opschorting weer ongedaan te maken. Hiermee zijn wij gekomen op een aktueel punt. Daaruit blijkt al dat de lezing van vanmiddag niet alleen een theoretische betekenis heeft maar ook bedoeld is als een uiteenzetting van het beleid dat de Regering in het verlengde van de Nota Herijking Bilateraal Beleid ten aanzien van de relatie ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten voornemens is te voeren .
Fort Zeelandia in Paramaribo: s/Opzetting van hulp na de gebeurtenissen hier /Och drukmiddel?
6
Rechten van de mens: mondiale of regionale bescherming? In het kader van de Verenigde Naties zijn belangrijke regelingen op het gebied van de rechten van de mens tot stand gekomen. Zowel juridisch bindende als niet-bindende instrumenten, zowel regelingen die een breed skala van rechten beslaan als die zich tot één bijzonder onderwerp beperken zijn in VNverband opgesteld. Met het stellen van normen alleen is men er echter nog niet: er moet ook getoetst kunnen worden of de normen nageleefd worden. Over deze kant van de zaak moet men heel wat minder positief zijn. Verschillende ideëen zijn geopperd om de naleving van de mensenrechten beter te waarborgen. Eén van die ideëen (naast bijvoorbeeld de benoeming van een Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens) is, om de bescherming van mensenrechten meer in regionaal verband te doen plaatsvinden, naar het voorbeeld van de in het kader van de Raad van Europa en van de Organisatie van Amerikaanse Staten tot stand gekomen stelsels. Onder meer de Nederlandse regering (in haar nota " De rechten van de mens in het buitenlands beleid") juichte deze ' regionalisering' toe, "mits dit inderdaad leidt tot een effektieve bescherming van de rechten van de mens en niet slechts gehanteerd wordt om inbreuken op mensenrechten af te schermen tegen iedere bemoeienis van buiten de betrokken regio". I
/
"
Ook de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft in 1977 in een resolutie, voorgesteld door Nigeria, een beroep gedaan op staten in gebieden waar dergelijke stelsels niet bestaan om de instelling te overwegen van geëigende regionale stelsels voor de bevordering en bescherming van de rechten van de mens. Overigens, ook wat betreft het scheppen van normen kan men zich beter richten op een beperkte groep van landen. Het afschaffen van de doodstraf bijvoorbeeld komt eerder op Europees dan op mondiaal niveau tot stand. Hetzelfde geldt voor het erkennen ven gewetensbezwaren tegen militaire dienst.
In het navolgende zal ik (na een korte uiteenzetting over de werking van internationale normen in het nationale recht) het Europese en interamerikaanse systeem van bescherming van mensenrechten ingaan.2 Daarna zal ik het naast elkaar bestaan van deze regionale en de mondiale procedures beschouwen.
Internationaal recht in de nationale rechtsorde Het toezicht op internationale rechtsnormen is niet iets dat volledig afhankelijk is van internationale rechters. Ook de nationale rechter kan hierin een rol spelen. In sommige landen gelden bepaalde rechtsnormen rechtstreeks in het nationale recht. De burger kan dan voor de rechter een beroep doen op de internationale rechtsnorm. De nationale rechter interpreteert in dat geval ook internationale normen.
In vele andere landen moet de internationale norm eerst omgezet worden in nationaal recht voordat de burger er voor de nationale rechter een beroep op kan doen. Is dat niet gebeurd en schendt de staat internationaal gegarandeerde rechten van de mens, dan schendt zij daarmee een verplichting zie zij heeft tegenover de verdragspartners (andere staten). De burger kan echter weinig beginnen, tenzij er een internationale weg voor hem openstaat.
Mensenrechtenbescherming in het kader van de Raad van Europa Op 5 mei i949 werd de Raad van Europa opgericht. Al eerder was door de AIgèmene Vergadering van de VN de (in eerste instantie niet juridisch bindende) Universele Verklaring van de rechten van de mens geproclameerd. De bedoeling was dat deze verklaring gevolgd zou worden door een juridisch bindend verdrag, maar dit liet nogal op zich wachten. De landen van de Raad van Europa trokken hieruit hun con-
Door Yvonne Klerk, lid van hel Dagelijks Bestuur van Jason; dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
clusie en brachten het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden tot stand. Alle leden van de Raad van Europa zijn inmiddels partij bij het Verdrag. Bij de opstelling werd dankbaar gebruik gemaakt van de Universele Verklaring. Behalve een aantal rechten, die in het verdrag worden genoemd (later uitgebreid in verschillende protokollen), regelt het verdrag ook de instelling, samenstelling, taak en werkwijze van een Europese Commissie en een Europees Hof voor de rechten van de mens. Van dit laatste orgaan moet de rechtsmacht evenwel apart erkend worden door een lid-staat (hetzij voor een apart geval, hetzij in het algemeen). Op grond van het verdrag kan een staat een klacht indienen tegen een andere staat wanneer hij meent dat bepaalde rechten geschonden zijn. Heel bijzonder is echter dat ook partikulieren zich kunnen wenden tot de Commissie, als zij menen dat zij slachtoffer zijn van schending van een recht, genoemd in het verdrag door een staat, die partij is bij het verdrag - als die staat het zogenaatnde individuele klachtrecht heeft erkend. De meeste van de lid-staten hebben dat inmiddels gedaan.
Rechtsprocedure De procedure is als volgt. Een klacht wordt ingediend bij de Commissie. Alvorens de Commissie de inhoudelijke kant van de zaak onderzoekt, kijkt zij of de zaak ontvankelijk is. Dat is bijvoorbeeld niet het geval wanneer de klacht kennelijk ongegrond is, een misbruik betekent van het klachtrecht, er nog de mogelijkheid bestaat bij een nationale rechter zijn recht te halen of (bij een individuele klacht) de klacht anoniem is ingediend. De meeste ingediende klachten stranden al op deze eis van ontvankelijkheid. Is dat niet het geval, dan gaat de Commissie samen met de partijen over tot 7
onderzoek van de feiten. Daarna komt de Commissie tot een voorlopig oordeel over de vraag of er al dan niet van een schending van het Verdrag sprake is. Zij probeert dan een minnelijke schikking tot stand te brengen. Lukt dat niet, dan maakt zij een eindrapport op dat naar het Comité van Ministers van de Raad van Europa (bestaande uit de ministers van Buitenlandse Zaken van d~ lid-staten) wordt gezonden. Met twee-derde meerderheid beslist dit Comité of het verdrag geschonden is; het kan de nodige stappen ondernemen om aan de schending een eind te maken. De Commissie of een bij de zaak betrokkpn lid-staat kunnen de zaak voorleggen aan het Hof. De uitspraak van het Hof is beslissend: de lid-staten hebben zich verplicht zich aan de beslissingen te houden. Dit is meer dan bij het VN-mensenrechten comité het geval is. Dit kan immers slechts bemiddelen en als dat niet lukt zijn inzichten bekend maken aan staat en klager.
Het komt niet vaak voor dat een staat een klacht indient tegen een andere staat. Voorbeelden daarvan zijn de klacht van de drie Scandinavische landen en Nederland tegen Griekeland (schending van de mensenrechten onder bet kolonelsregime). Van Ierland tegen het Verenigd Koninkrijk (optreden van het Britse leger in Noord-Ierland) en van de drie Scandinavische landen, Frankrijk en Nederland tegen Turkije. Daarentegen werden er in de periode 1955-1979 circa 7500 individuele klachten door de Commissie geregistreerd. Dit is nog maar een deel van de klachten die de Commissie bereiken: een groot gedeelte wordt inge-
8
trokken omdat toch geen positief resultaat verwacht kan worden en deze klachten worden niet geregistreerd. Medewerkers van de Erasmus Universiteit hebben 1324 geregistreerde klachten onderzocht. De meeste klachten waren gericht tegen de Bondsrepubliek (602), gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (211), Oostenrijk (204) en België (128). Dit hoeft niet te betekenen dat hier meer schendingen voorkomen dan in andere landen: mogelijk is, dat de burgers in deze landen de weg naar de Commissie beter weten te vinden. De meeste klachten worden ingedient door mensen met een speciale status, zoals gevangenen, (psychiatrische) patienten en vreemdelingen.' Bij totstandkoming van het verdrag had men niet verwacht dat er zoveel individuele klachten ingediend zouden worden. Het verdrag was meer bedoeld als politiek dokument (een bewijs van goede wil), maar ontwikkelde zich tot een konstitutioneel dokument. Betekent het bestaan van dit Europese
stelsel van mensenrechten bescherming nu, dat er sparke is van één normen-
systeem, dat voor alle burgers in alle lid-staten dezelfde inhoud heeft? Niet helemaal, zoals in de "Handyside Case" (7 dec. 1976) bleek. Het ging in deze zaak om een uitgever die een voorlichtingsboekje voor scholieren op de markt had gebracht en daarvoor werd veroordeeld op grond van de wet op de obscene publikaties. Onder andere artikel 10 zou hierdoor zijn geschonden. Dit artikel garandeert de vrijheid van meningsuiting maar zegt wel dat deze beperkt kan worden als dat noodzakelijk is ter bescherming van (onder meer) de goede zeden. Nu
bestaat er volgens het Hof geen Europees begrip voor 'goede zeden'; de inhoud van het begrip verschilt van land tot land. In eerste instantie komt dan ook aan de lid-staat "a margin of appreciation " toe: de lid-staat beoordeelt wat de goede zeden eisen. Pas in tweede instantie bekijkt het Hof of de beslissing van de lid-staat (dit kan een nationale wet zijn of een uitspraak van de nationale rechter) in overeenstemming is met het Verdrag. Het is dus heel wel mogelijk dat wat in het ene land toegestaan is, in het andere verboden is.
Mensenrechtenbescherming in het kader van de "Organization of American States" In 1948 aanvaardde de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) in Bogotá de "American Declaration of the rights and duties of man". Zowel rechten, die voor de overheid een verplichting betekenen om zich op bepaalde terreinen niet met de burger te bemoeien (vrijheid van godsdienst, vrijheid van vereniging: de zgn. klassieke grondrechten) als rechten die van de overheid aktie verlangen (recht op arbeid, recht op sociale zekerheid: de zgn. sociale grondrechten) zijn in deze verklaring opgenomen. Daarnaast somt de verklaring enige plichten op voor de burger, zoals de plicht om belasting te betalen, de plicht om zich in het buitenland te onthouden van politieke aktiviteiten en de plicht tot arbeid. In 1960 werd de "Inter-American Commission on Human Rights" opgericht, die volgens haar statuut de "promotion of hu man rights" tot taak had. De Commissie vatte haar taak ruim op: ook de "protection of human rights" rekende zij ertoe. In dit kader achtte zij zich bevoegd om kennis te nemen van verzoekschriften die burgers tot haar richtten en wilde zij deze zelfs kunnen onderzoekn. Aanvankelijk waren de lid-staten er nogal huiverig voor om de Co=issie deze mogelijkheid tot onderzoek te geven, maar vanwege de goede ervaringen met de Commissie werd haar statuut in 1966 toch in deze zin gewijzigd. De bevoegdheden van de Commissie en de publikatie van rapporten. In 1969 werd de Amerikaanse Conventie voor de Rechten van de Mens ondertekend. De Conventie trad bijna tien jaar later in werking en dan nog maar voor een beperkt aantal landen. De Commissie kreeg hierin een verdragsrechtelijke basis, terwijl ook in de oprichting van een Inter-Amerikaans
Hof voor de Rechten van de Mens werd voorzien. Het opvallende verschil met de Europese Conventie is, dat het statenklachtrecht hier fakultatief is en het individueel klachtrecht juist niet. Wat haar drukmiddelen betreft is de Commissie er niet op vooruit gegaan: het doen van aanbevelingen en de publikatie van haar rapporten blijven de enige mogelijkheden.
De regionale procedures naast de fakultatieve individuele klachtprocedure bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (BuPo-verdrag) Indien een staat, die partij is bij het BuPo-verdrag het individueel klachtrecht heeft aanvaard, dan kan een individu een klacht indienen bij het Comité voor de Rechten van de Mens. Dit Comité onderzoekt eerst of de klacht ontvankelijk is en doet vervolgens een onderzoek naar de hoofdzaak. De ontvankelijkheid van de klacht kan onder andere afketsen op het feit dat "the same matter is being examined under another procedure of international investigation or settlement" (art. 5-2-a van het Facultatief protocol). Het Comité heeft de procedure voor de "Inter-American Commission on Human Rights" en die voor de Europese Commissie inmiddels al erkend als dergelijke "procedure of international investigation or settle-
een onderzoek naar de hoofdzaak was de Europese Commissie dus niet eens toegekomen), het Comité oordeelde dat het de zaak niet in behandeling mocht nemen vanwege het voorbehoud dat Denemarken had gemaakt.
de formulering "is being examined"
Deze laatst beschreven situatie vind ik geen gelukkige: geen enkele internationale rechter kan hier de hoofdzaak toetsen. Echter, zelfs als de Europese Commissie wèl aan de hoofdzaak is toegekomen, acht ik het onjuist dat de burger, door naar de Commissie te gaan, de mogelijkheid heeft verspeeld nog naar het VN-mensenrechtencomité te stappen. De burger die meent dat een fundamenteel recht geschonden is, moet zijn zaak kunnen laten toetsen bij beide internationale rechters; hij moet niet gedwongen worden te kiezen. Het lijkt mij in dat geval ook dat de burger zich eerder bij de uitspraak zal neerleggen , zelfs als hij in het ongelijk is gesteld.
wijst daarop. Enige Europese landen echter, die het Europees individueel klachtrecht hebben erkend (te weten Zweden, Noorwegen, Denemarken en Italië), hebben, toen zij het BuPo-verdrag en het bijbehorend Protocol ratificeerden een voorbehoud bij art. 5-2-a- gemaakt: zelfs als de Europese Commissie de zaak heeft afgesloten, mag het VN-mensenrechtencomité de zaak niet meer in behandeling nemen. Dit gaat zelfs zo ver, dat, toen een individu een klacht bij het VNmensenrechten comité indiende, die daarvóór door de Europese Commissie niet-ontvankelijk was verklaard (aan
Dit geldt des te meer, nu het VN-mensenrechtencomité een recht (zelfs als dit in het Europees Verdrag in dezelfde bewoordingen is opgenomen als in het BuPo-verdrag) anders kan interpreteren. Het kan dus voor een burger die een klacht wil indienen tegen Zweden, Noorwegen, Denemarken en Italië in bepaalde gevallen voordeliger zijn meteen naar het VN-mensenrechtencomité te stappen, vooral daar, waar het Comité ruimer interpreteert dan de Europese Commissie. Komt deze burger er in Straatsburg pas achter dat hij beter zijn klacht bij het
ment". Als één van deze commissies
derhalve een zaak in behandeling heeft, dan zal het VN-mensenrechtencomité de klacht niet in behandeling nemen. (Wel is het zo dat het Comité niet snel oordeelt dat er sprake is van "the same matter". )
Zodra de zaak bij de Europese of interamerikaanse Commissie is afgesloten, kan het VN-mensenrechtencomité de zaak zelf gaan onderzoeken:
Mensenrechtencomité had kunnen indienen, dan is het voor hem te laat. Ook ten opzichte van andere landen, die het individueel klachtrecht bij het Mensenrechtencomité (nog) niet aanvaard hebben, lijkt het mij beter het Facultatief Protocol, met daarin het.individueel klachtrecht, zonder voorbehouden te ratificeren. Angst van een staat om de rechtsmacht van het Comité volledig, zonder beperkingen te aanvaarden, zal andere staten er wel-
licht ook minder snel toe brengen het individueel klachtrecht te erkennen. Dit alles neemt niet weg dat 'regionalisering' van mensenrechten bescherming zeer gewenst kan zijn, zeker nu de bescherming in VN-verband nog niet optimaal is. Er moet echter sprake zijn van een náást elkaar bestaan; de regionale bescherming mag niet in de plááts komen van de mondiale bescherming. Het feit dat men er na de Tweede Wereldoorlog in geslaagd is rechten van de mens te verwoorden in verklaringen en verdragen, die universele gelding hebben, is een groot goed. Weliswaar worden de bepalingen niet overal op dezelfde wijze uitgelegd en legt men in de ene regio de nadruk op andere rechten dan in de andere, de kern is overal gelijk. Als de regionale bescherming de overhand krijgt, is het gevaar groot dat de uitleg van de rechten van de mens ver uiteen gaat lopen. De regio's zullen ieder op hun eigen wijze de mensenrechten interpreteren; naar de uitleg, zoals die in andere regio's plaatsvindt zal minder gekeken 9
worden en de kans bestaat zelfs dat men het ongewenst vindt dat andere regio's hun mening kenbaar maken over hoe bepaalde rechten in een regio geïnterpreteerd zouden moeten worden. Een situatie, waarin elke regio zijn eigen uitleg van fundamentele mensenrechten geeft, moet vermeden worden. "All human beings are .... equal in .... rights"': zij dienen uiteindelijk overal een gelijke bescherming van hun rechten te hebben. Noten: 1. Nota van de Min isters van Buitenlandse Zaken en O ntwikkelingssamenwerking " De
rechten \lan de mens in het buitenlands beleid" ( 1979), TK 1557 1 nr. 2, beleidsconclusie 11 2. Weliswaar heeft ook de Arabische Li ga ccn Perma nente Commissie voor de Rechten van de Mens ingesteld, maar deze ho udt zich bezig met studies over kwesties die verband ho uden met het Midden-Oosten konflikt. Een Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens in het kader van de O rganisatie van Afrikaanse Eenheid is er, ondanks oproepen in die richting, nog niet.
recht voor de Rechtsprak tijk" , Deventer 1984 Tom Zwart, " Het mensenrcchtencomité van de Verenigde Naties: jurisprudentie in zake bevoegdheid en ontvankelijkheid", NJCM-bulletin december 1983 Report of the CommiHee of Experts to the Committee of Ministers on the problems arising from the co-existence of the U.N. Co\'enants on Human Rights and the European Convention on Human Rights, H (70) 7, september 1970
3. "De Europese Commissie en de grens van het begrip 'mensenrechten''', in: Wo rdt vervolgd", mei 1984. 4 . artikel 1 Universal Declaration on Human Rights
*
Overige literatuur: Lawrence J. LeBlanc, 'Thc O AS and the promotion and protection of human rights", Den Haag 1977 H.G. ScherPIers, " Internationaal Publiek-
"Nederlandse hulpverlening niet meer gericht op armoedebestrijdl-ng" Interview met Jan Pronk Als minister van Ontwikkelingssamenwerking was Jan Pronk al een der westerse apostelen die de komst van een Nieuw Internationale Ekonomische Orde verkondigden. Werk voor dat ideaal zette hij voort als adjunkt-sekretarisgeneraal van de UNCTAD in Genève. Met die weelderige stad als décor houdt Jau Pronk zich bezig met ontwikkelingsvraagstukken. In Zwitserland is de armoede echter ver weg, ook voor de diplomaten uit de Derde Wereld zelf. Zo dreigt de UNCTAD een ivoren toren te worden met Jan Pronk op de uitkijk, speurend naar een nieuw élan.
De VN en de UNCTAD Wie een brug wil timmeren tussen mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking moet niet bij de UNCf AD zijn. Het uitgangspunt van deze VN -organisatie is de noodzaak om de positie van de ontwikkelingslanden op een rechtvaardiger leest te schoeien. "Individuele mensenrechten in sociaalekonomische zin komen daarbij niet aan de orde, omdat binnen de UN CTAD het binnenlands beleid nauwelijks ter sprake komt. Dat wordt in andere VN-instellingen besproken ".
Daarmee bedoelt Pronk organisaties als ECOSOC, het IMF en de Wereldbank. Die raken sociaal-ekonomische mensenrechten rechtstreeks, maar dat gebeurt volgens hem op de verkeerde manier. De westerse landen willen in de ECOSOC graag praten over schending van mensenrechten in de Derde
10
Wereld, maar geven niet thuis als misstanden binnen de eigen grenzen aan de orde komen. "In het IMF wordt een beleid opgelegd aan de ontwikkelingslanden dat doorgaans de situatie van de zwakkere bevolkingsgroepen verslechtert. Dat gebeurt door het opleggen van bezuinigingen op met name het terrein van de sociale uitgaven, en uitgaven ten gunste van onderwijs, volksgezondheid en dergelijke ".
Komt de bevordering van sociale en ekonomische rechten in VN-kader dus maar gebrekkig uit de verf, ook de politiek-humanitaire rechten krijgen onvoldoende aandacht; alleen de Commissie voor de Mensenrechten bemoeit zich daarmee. Pronk gelooft niet dat de UN CfAD meer aktiviteiten op het gebied van de mensenrechten zal ontplooien. Maar
Jan Pronk
"Ik ben er zelf wel voor dat bij de UNCTAD het binnenlands beleid van ontwikkelingslanden meer aan de orde komt. Op die manier kun je dan spreken over normen en kriteria met be-
trekking tot verdeling, basisbehoeftenbevrediging of sociaal-ekonomische rechten. Dat is op één punt gelukt, namelijk ten aanzien van de positie van de minst ontwikkelde landen. Die zijn bereid gebleken om kritische vragen over hun binnenlands beleid te beantwoorden in de hoop dat ze op die manier meer steun zouden ontvangen. Dat is tot nu toe niet bewaarheid, maar het ligt in elk geval vast in resoluties en overeenkomsten ".
Verdelingsbeleid Ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten zijn niet van elkaar los te zien, vindt Pronk. Ontwikkeling is meer dan alleen ekonomische groei; het moet in een samenleving veranderingen losmaken, waardoor alle bevolkingsgroepen in staat worden gesteld om gelijke rechten te verkrijgen. Veranderingen binnen ontwikkelingslanden alleen zijn niet genoeg. De gehele internationale gemeenschap moel zó
veranderen dat ook de belangen van de armste landen gegarandeerd worden. Schending van mensenrechten in de Derde Wereld is vaak een symptoom van strukturele onrechtvaardigheden. Die kunnen alleen door een verandering van de internationale ekonomische struktuur worden weggenomen.
"De verbetering van de ekonomische positie van ontwikkelingslanden is een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde voor de verbetering van de sociaal-ekonomische rechten van burgers in de Derde Wereld. Het is geen voldoende voorwaarde. A lies hangt af van het verdelingsbeleid in de landen zelf Vertalen zij hun verbeterde situatie in beleid dat ten gunste komt van onrechten en ekonomisch zwaksten? Dat is lang niet altijd het geval".
Pronk heeft daarom altijd het "elitaire model", waarin ekonomische groei
voorop staat en een meer gelijke inkomensverdeling pas later volgt, te beperkt gevonden. In dit model ligt de nadruk op buitenlandse hulp ter aanvulling van binnenlandse besparing in de Derde Wereld, zodat daar meer kan worden geïnvesteerd. Voor veel ontwikkelingslanden is officiële hulp voor dit doel minder belangrijk geworden. Kapitaal kwam in ruime mate beschikbaar via de Wereldbank en het partikuIiere bankwezen; alleen de allerartnste landen en de artnste groepen vielen uit de boot. Voor hen is de tweede vorm van hulpverlening daarom essentieel: Direkte armoedebestrijding. Dat is nodig
"omdat internationale ekonomische relaties en financiële relaties met een kommercieel karakter alle andere groepen in de ontwikkelingslanden al direkt ondersteunen. Die zijn al in belangrijke mate geïntegreerd, al opgenomen in het ekonomisch proces. De zwakste bevolkingsgroepen hebben hun plaats nog niet gevonden ".
Prioriteiten Steun dus niet alleen aan regeringen, maar ook aan doelgroepen. Steun moet zo een inkomensoverdracht teweegbrengen. Pronk zou daarbij de internationale samenleving willen sturen in de richting van een samenleving die voldoet aan een aantal sociale welvaartskriteria. Intussen worstelt de Derde Wereld en komt maar zelden boven. Ontwikkelingslanden proberen de vloedgolf van moeilijkheden te kanaliseren, maar daarbij gaat de bescherming van verschillende rechten in het gedruis verloren . Pronk predikt geduid: "Sociaal-ekonomische en politieke rechten gaan niet hand in hand en conflikteren soms met elkaar. Je moet aksepteren dat sommige rechten tijdelijk tijdelijk, geleidelijk - minder hoge prioriteiten krijgen , mits de vaststelling van die prioriteiten op ZO demokratisch mogelijke wijze geschiedt. Omdat ontwikkelingslanden in een andere ekonomische fase zillen dan wij, kan het zijn dat ze sommige rechten minder belangrijk vinden. Bijvoorbeeld maximale vakbondsvrijheid. Vakbewegingen zijn in sommige landen organisaties van de sterkere arbeiders, die werken in de beter ontwikkelde industrieën. A Is een regering dan een beleid voert dat gericht is op bevordering van het plat/eland, en zij wordt tegelijk gekonfronteerd met hoge looneisen, dan is dat moeilijk. Inperking van vakbondsvrijheid is dan acceptabel als fase in een ontwikkelingsproces. Respekt voor politieke rechten is dus niet altijd een strikte voorwaarde voor verlening van hulp. Er zijn wel bepaalde sociale en politieke basisrechten die onaantastbaar zijn, en als voorwaarden dienen te gelden. Zulke voorwaarden moeten echter altijd in een dynamische context worden geformuleerd: westerse landen moeten niet een absolute norm stellen, maar ze moeten van jaar lol jaar kijken of de situatie in een land verbetert".
Hefboomfunktie Ontwikkelingssamenwerking mag volgens Pronk een hefboomfunktie heb-
ben. In zijn eigen beleid probeerde hij dat ook altijd toe te passen. "Je moet wel voorkomen dat het niet gezien wordt als een smoes om niette helpen. Als je hulp terugtrekt of vermindert moet je dat gebruiken voor andere doeleinden, zodat je je totale hulp niet ver/aagt. Je moet ook je eigen binnenlandse mensenrechtensituatie bespreekbaar maken. Wat dat betreft heeft het E. G. -beleid gefaald. De E. G. stelde voorwaarden voor hulpverlening maar bleef tegelijk met Zuid-Afrika kontakten onderhouden. En je kunt je ook voorstellen dat een aantal A frikaanse landen kritiek heeft op de wijze, waarop uit hun land afkomstige werknemers in Europa worden behandeld".
Intrekking of vermindering van steun aan een regime hoeft het hulpbeleid voor de doelgroepen niet te verstoren. Nederland heeft hulp regelmatig op die manier toch voortgezet.
Tweezijdigheid Pronk noemt verbetering van de mensenrechten een belangrijke doelstelling van het Nederlands buitenlands beleid. Hij zou niet willen zeggen dat het kabinet-Lubbers het mensenrechtenbeleid op een laag pitje heeft gezet. "Ik vind dat het niet altijd even konsistent is, maar ik ben politikus genoeg om te weten dat het erg moeilijk is om konsistent te zijn. De recente reis van Ploeg naar Iran is een slecht voorbeeld. Ploeg is niet de meest konsistente, verheven denker die we hebben in de Nederlandse politiek. Die man zegt daar domme dingen over. Maar als je daarvan abstraheert, dan zie je lOch ook dat Van den Broek een aantal keren goed zijn nek heeftuitgeslOken. Ik heb kritiek op het hulpver/eningsbeleid aan Indonesië, maar ik konstateer wel dat Van den Broek daar het punt van de moordeskaders aan de orde heeft gesteld. Het Suriname-beleid van de regering vind ik konsistent. Ik heb vraagtekens ten aanzien van het Zuid-Afrikabeleid. Dat zou aktie ver kunnen. Maar ik vind dat van der Stoel in New York de ruimte heeft gekregen om behoorlijke stappen te doen. Bilateraal kan het wat strakker. Mijn belangrijkste punt van kritiek is het vluchtelingenbeleid in Nederland, de behandeling van mensen die politiek asiel willen aanvragen. Ik vind dat dat moet worden genoemd omdat die tweezijdigheid een element van buitenlands beleid dient te zijn. De behandeling van de Tamils vond ik slordig, om het zwak uit te drukken".
11
Slordigheid en inkonsistentie; ze zijn moeilijk uit te roeien. De koördinatie laat in Den Haag nog wel eens te wensen over, en dat heeft allerlei oorzaken. "Voor een deel is het een algemeen gebrek aan koördinatie wat je altijd tussen departementen ziet. Dat geldt voor iedere bureaukratie. In de tweede plaats is het een gevolg van politieke meningsverschillen over bepaalde situaties. Hoe zwaar moet je de mensenrechtenfaktor laten wegen in een konkrete beleidssituatie? Bij de reis van Ploeg naar Iran is er kennelijk gezegd: daar geven we nu een zwakker gewicht aan. Het derde probleem is de uitvoering van het beleid. Je doet dat niet als kabinet of minister, je hebt een ambtelijk apparaat. De vreemdelingenpolitie in Nederland vind ik bij uitstek een voorbeeld van een konservatief apparaat. Ik konstateer overigens dat de vreemdelingenpolitie in alle Westeuropese landen konservatieve apparaten zijn met racistische kenmerken ".
beleid. Bijvoorbeeld zo centraal als onder Carter geprobeerd werd. Toen was het duidelijk een overweging van buitenlandse politiek. Dat was een belangrijke stap vooruit. Reagan heeft precies het tegenovergestelde signaal gegeven: 'Ik zet het onderaan mijn lijstje, want ik heb andere verantwoordelijkheden, ik ben de politieman van de wereld'. Die signaalfunktie is ongelooflijk belangrijk in de wereld: Regeringen kunnen dan hun gang gaan, want ze worden niet meer op de vingers getikt".
Lippendienst Soms wordt het punt van de mensenrechten als beleidskriterium moeiteloos overboord gezet: "Bij overheidsgaranties voor exportkredietverlening hecht men er geen waarde aan. Dan bewijst men lippendienst aan dat kriterium . Je kunt als minister, ook als minister Ruding wel zeggen dat het een groot gewicht zou moeten hebben, maar je kunt geen greep krijgen op iedere konkrete beleidsbeslissing".
Het beleid rammelt dus hier en daar. Dat wordt in Nederland goed opgemerkt, vindt Pronk. Pers, parlement en publiek bemoeien zich er geregeld mee, en dat is verheugend. In landen als België, Zwitserland en Frankrijk is dat wel anders.
Signaalfunktie In vergelijking met Nederland vormen in het beleid van de VS mensenrechten
een onderschoven kindje. Het feit dat de VS een supermogendheid is, mag daarvoor niet als excuus dienen: "Ze hebben andere verantwoordelijkheden gekozen dan Nederland. Ze hebben ze niet; het is hun eigen perceptie. Ze kiezen zelf hun doelstellingen, dat is geen exogeen gegeven. Ik vind niet dat je andere normen mag aanleggen voor de VS dan voor Nederland, voor een groot land of een klein land. Mensenrechten zouden weer een meer centrale rol moeten spelen in het Amerikaanse
12
Als landen dan vervolgens zelf de relatie met de VS willen verbreken, dan is dat "up to them ".
Speciale landen In de afgelopen jaren heeft verbreking van relaties voor Nederland vooral gespeeld ten aanzien van de "speciale landen" Indonesië en Suriname. In beide gevallen zijn de relaties niet verbroken. "Het verschil is dat een onderdeel van de relatie met Suriname is opgeschort, en dat dat niet het geval geweest is voor Indonesië. Ik ben het eens met de beslissing om de hulpverlening aan Suriname stop te zeilen. Op dat moment werd de totale intellektuele oppositie, die via demokratische weg een alternatief formuleerde, in één klap de hals afgesneden. Het verhaal van Bouterse met "het was zij of wij" is een rechtvaardiging achteraf die nergens op gebaseerd is. Je kunt de beslissing om hulp stop te zeilen alleen op dat moment nemen. In Indonesië had ik me kunnen voorstellen dat in 1965 de toenmalige Nederlandse regering had gezegd: ' We geven geen hulp meer, wat er nu gebeurd is, is onmogelijk '. Dat is niet gebeurd, en je kunt niet als minister acht jaar later die stap alsnog nemen. Mijn beleid als minister is er daarom op gericht geweest te kijken of we konden proberen om veranderingen en verbeteringen te ondersteunen ".
Bereid tot een boycot'?
Op de vingers tikken: dat hoeft niet in te houden dat je de relatie met een land verbreekt. Het gaat Pronk erom, alle middelen die een land ten dienste staan te gebruiken om in een ander land de mensenrechtensituatie te verbeteren. Verbreking van de ralaties is een laatste redmiddel. Daarna is er
Kontakt houden met landen waar mensenrechten worden geschonden is dus meestal beter dan relaties verbreken. Er zijn verschillende beleidsinstrumenten te bedenken om druk uit te oefenen, met een toenemende druk op het gewraakte land : Van het openlijk uiten van ongenoegen tot het verbreken van de relaties. Pronk vindt niet dat ekonomische sankties sneller moeten worden genomen dan nu het geval
niets meer over, dus moet er zo lang
IS.
Carter stelde mensenrechten centraal.
mogelijk mee worden gewacht. Relaties hervatten is namelijk politiek een moeilijke stap. "Ik vraag niet van Reagan om de relaties te verbreken met Zuid-Afrika, ik vraag van de VS om - zoals Carter probeerde - van die relaties gebruik te maken: Om mensen vrij te krijgen, om binnenlands beleid te beïnvloeden waardoor er niet meer gemoord wordt en er geen mensen verdwijnen, om geen mensen meer te sturen van CIA en politie, die de politie in Latijns-Amerika opleiden om te moorden en te martelen ".
"Als je te gauw begint met een handelsboycot, kun je alle eerdere middelen, die minder zwaar wegen , niet meer gebruiken. Het is onzinnig om in eerste instantie naar het zwaarste middel te grijpen. Je moet eerst andere middelen hanteren als je politiek effektief bezig wil zijn. Je moet er echter op een gegeven moment niet voor terugschrikken om de stap ook echtte nemen. Daar gaan de problemen ontstaan, hoewel mensen vaak al bij een sportboycot steigeren. Interessant is nu de RSVzaak. Achteraf wordt het kabinet-Den Uyl verweten dat onvoldoende duide-
"Het was zij of wi)": ongefundeerde rechtvaardiging achteraf· . .
lij/(heid werd gekreëerd tegenover RSV lOen het praalte over levering van de reaklOrvaten aan Zuid-Afrika. Maar dat was een keihard politiek gevecht in Nederland zelf over de vraag of je al dan niet een embargo moestlOepassen op dat om strategische redenen nogal belangrijk goed: Het argument Was: nee. Nee, dat kun je niet doen want dan breng je de werkgelegenheid in gevaar. Dat was een harde politieke strijd tussen werkgelegenheid en mensenrechten. Je moet op een gegeven moment inderdaad vóór de mensenrechten durven en willen kiezen. Fokker bijvoorbeeld leverde vliegtuigen waarmee mensen uit de lucht naar beneden werden gegooid in A rgentinië en Chili. Dan krijg je het verhaal: Gebeurt het wel, gebeurt het niet? Er waren duidelijke aan wijzigingen dat het wel gebeurde. Ook lOen rees een moeilijke diskussie of je die vliegtuigen dan wel mag leveren of niet. Je moet bereid zijn, en je moet die bereidheid ook gelOond hebben, om niet te leveren ".
land, daarvoor worden van links en rechts plannen aangedragen. Ook Pronk wil het anders. Wanneer de post van Exportbevordering met Ontwikkelingssamenwerking rou worden verbonden, vreest Pronk echter dat mensenrechten als beleidskriterium in de knel zullen raken. Een "zwaar" departement dat belast zou zijn met de internationale ekonomische betrekkingen, zou niet exklusieve zeggenschap over het mensenrechtenbeleid moeten krijgen. Maar, aldus Pronk :
Pronk vindt het onjuist wanneer één speciale groep of een bedrijf in Nederland alleen de lasten moet dragen van een mensenrechten beleid. De overheid moet bereid zijn om kompensatie te betalen.
Kritiek op uitvoering
BZ en Stabiliteit Ontwikkelingssamenwerking moet anders worden georganiseerd in Neder-
"Mensenrechtenbeleid en buitenlands beleid blijft in eerste instantie lOch het primaat van HZ. Toch heeft ook HZ de plank vaak misgeslagen, omdat men daar als overweging heeft op de desks van de individuele landen die men behandelt: Handhaving van de huidige betrekkingen, stabiliteit. Men komt dan liever niet aan met mensenrechtenoverwegingen. De koördinatie in HZ is er dus wel, maar de uitkomst van die koördinatie is soms niet goed".
De ministers van BZ kwamen de afgelopen jaren van alle drie de grote partijen. Van der Stoel, Van der Klauwen Van den Broek delen de betrokkenheid met de mensenrechtenproblematiek, de bereidheid om het als echt beleidspunt te gebruiken, en de noodzaak om ten aanzien daarvan steeds ad hoc beslissingen te nemen.
"In beginsel vind ik mensenrechten in uitermate goede handen bij het CDA en bij de VVD. Even goed als bij de PVDA . Er is wel verschil, maar dat hangt af van de mensen die het beleid voeren, de kracht die wordt gegeven aan een specifiek instrument. Maar dat is niet alleen maar des ministers. Het hangt ook af van de interesse van de politieke partij op dat moment, de inzet van een aantal kamerleden, de kwaliteit van de ambtenaren op het departement en hun al dan niet konservotieve of progressieve opstelling. Aan de uitvoering schort vaak wat. Daar zou meer kritiek op moeten worden uitgeoefend dan op de formulering van dat beleid".
Mensenrechten lager geplaatst Toch heeft Pronk op juist die formulering ook aanmerkingen . Schoo's pleidooi voor privatisering en vermaatschappelijking van de hulp wordt door Pronk negatief beoordeeld: "Ik vind dat de sociaal-ekonomische mensenrechten in het huidige ontwikkelingsbeleid impliciet ten gevolge van die beleidsombuiging een lagere plaats hebben gekregen. Dat is een duidelijk punt van kritiek. Ik vind dat het huidige Nederlandse hulpverleningsbeleid geen armoedebestrijdingsbeleid is, en dus niet meer een beleid dat gericht is. op de bevordering van sociale en ekonomische mensenrechten als een hoge prioriteit".
13
Sextoerisme
"[ hate it, but [just need the money"
Aan de bar praat ik met Anton, een timmerman uit Amsterdam: "Het is toch niet te geloven hè, al die machtige wijffies hier. Ik kom hier nu al voor het derde jaar en ik zweer je, ik heb in al die keren nog niets anders gezien dan alleen de bar hier. Ze maken je toch helemaal gek en voor een paar tientjes kun je het mooiste van het mooiste uitzoeken. Dit is tenminste iets anders dan in Spanje op je rug liggen om een beetje bruin te worden. Je bent gewoon de bink hier, en dat allemaal voor een
paar rotcenten
lt.
Albert Sto[l ) Het onderwerp sextoerisme naar de Derde Wereld heeft de afgelopen jaren de aandacht getrokken van de publieke opinie in Nederland en andere Westerse landen. Dagbladen, radio en televisie maakten in ruime mate melding van de uitwassen van deze vorm van "vakantie houden". Tweede Kamerleden stelden de vragen naar aanleiding van punten die zijn opgebracht in een subkommissie van de Verenigde Naties voor de Rechten van de Mens. Via deze kommissie kwam de melding dat een in Nederland gevestigde organisatie wervingsaktiviteiten verrichtte voor sextoerisme en bovendien een gids had laten drukken met mogelijkheden voor prostitutie met minderjarigen. Op de juistheid van deze berichten wordt in een later stadium teruggekomen. Feit is echter dat het sextoerisme een tijd lang erg in de publiciteit heeft gestaan, niet in de laatste plaats vanwege het mensonterende karakter dat aan dit begrip wordt toegerekend als gevolg van het feit dat door diverse Westerse reisorganisaties gebruik gemaakt wordt van de deplorabele sociaal-ekonomische omstandigheden van de prostituées in de Derde Wereld.
wat is sextoerisme? Kan het begrip überhaupt gedefiniëerd worden? Met betrekking tot het begrip sextoerisme heerst geen "communis opinio". Jaap C. de Vries, is vice-voorzÎtter van hel Dagelijks Bestuur vabn JASON. Hij st udeert
In het algemeen gezegd is sextoerisme het reizen naar het buitenland voor een beperkte tijd, met als doel het onderhouden van sexuele kontakten door middel van prostitutie in het gastland. Hierbij komt nog dat zo'n reis door een reisburo of organisatie georganiseerd moet zijn met de bovenstaande sexuele kontakten als vooropgezet doel, hetgeen tot uitdrukking komt in de prijs van de reis (waarbij de prijs van die kontakten inbegrepen is). In vaktermen praat men dan over een zogenaamde "package deal", waarbij sex en toerisme/ rekreatie in kombinatie met elkaar optreden, maar afzonderlijk een minder grote aantrekkingskracht hebben. Het is de toevoeging van sex aan de traditionele elementen van toeristische rekreatie die het "package" een aparte dimensie geeft. Aktieve tussenkomst van reisorganisaties en touroperators is echter wel een vereiste wanneer men wil spreken van sextoe-
Politieke Wetenschappen in Leiden en heeft
zich met het onderwerp van zijn artikel bezig gehouden tijdens ccn stage bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit artikel is op persoon (jjke titel geschreven.
risme. Daarnaast is ook het vooropgezette sexuele doel van groot belang. Men zou de volgende eisen kunnen formuleren ten aanzien van sextoerisme. 1. reis naar het buitenland met als vooropgezet doel het hebben van sexueel kontak t; 2. het sexueel kontakt vindt voor het overgrote deel plaats in de prostitutiewereld ; 3. reisorganisaties uit het "zendland" organiseren de reis en bemiddelen bij de sexuele kontakten; 4. bij de totale reissom zit een sexueel kontakt in het "gastland " inbegrepen.
De reden waarom de media zo aktief op bovenstaand verschijnsel zijn ingesprongen laat zich raden. Door de sterke taboe-sfeer die nog steeds om het woord sex en al wat daarmee samenhangt zweeft, biedt een artikel over sextoerisme alle mogelijkhéden voor een aktueel, pakkend en "sappig" betoog. De afgelopen jaren is er dan ook nogal wat afgeschreven over het verschijnsel door de op sensatie beluste pers en door hun afgrijzen uitsprekende feministen. Laat mij trachten in kort bestek een blik te werpen op de achtergrond van de problematiek zodat iets duidelijk wordt van oorzaak, gevolgen en eventuele oplossing van het verschijnsel sextoerisme.
----
Definiëringsprobleem
t
"sextoerisme" springt zonder enige twijfel meteen de vraag naar voren:
14
....... _
..... -
Bij het behandelen van het onderwerp "Voor een paar centen ben je de bink"
.......... _
-..-
.. . '"
Strikt genomen bestaan er, volgens de hierboven genoemde kriteria slechts weinig door het Westen georganiseerde sexreizen. Men moet echter niet vergeten dat een zeer groot deel van de internationale toeristenstroom met sexuele kontakten in het achterhoofd géén gebruik maakt van de genoemde kanalen, maar "eigen initiatief' ontplooit. Ook over de hoeveelheid sextoeristen valt niets met zekerheid te zeggen , noch over hun beweegredenen. AI met al kan gesteld worden dat sextoerisme een diffuus verschijnsel is dat voor velerlei uitleg vatbaar blijkt.
De situatie in Zuid-Oost-Azië Het sextoerisme heeft zich de laatste jaren hoofdzakelijk op Thailand en de Filipijnen (wat betreft hetero-prostitutie) en Sri Lanka (wat betreft homo-en pedo-prostitutie) gericht. Hier is door de media dan ook heel wat aandacht aan besteed, maar helaas in veel gevallen zonder voldoende kennis van de leefomstandigheden, in de ruimste zin van het woord, in de betrokken landen. In Zuid-Oost-Azië is prostitutie niets nieuws. Men kan zelfs spreken van een traditie, ingebed in de kultuur, als gevolg van de tot voor kort bestaande situatie van polygamie. In de hedendaagse maatschappij is prostitutie daar in de plaats getreden van polygamie: beiden verschaffen mannen toegang tot de diensten van meer dan één vrouw. De Thaise en Filipijnse maatschappij kunnen als typisch patriarchaal gekenschetst worden; de vrouw wordt, alhoewel zij vaak een groot deel van het gezinsinkomen voor haar rekening neemt, als ondergeschikt aan de man gezien. Ondergeschikt, psychisch zowel als fysiek. Dit komt tot uitdrukking in een "macho"-houding van de man, die resulteert in een bloeiend prostitutieleven. In de prostitutiewereld kan een scheiding worden aangegeven tussen "high class" en "low class" massage salons en bordelen. In het laatste geval gaat het om gelegenheden waar de lokale bevolking gebruik van maakt; veelal gelegenheden waar expliciet sprake is van dwang en onderdrukking. In de "high class brothels" komen mensonterende vormen van uitbuiting van de vrouw niet of nauwelijks voor. Hier worden vrouwen geworven via een advertentie of zelfs via een sollicitatieprocedure, en krijgen derhalve ook beter betaald. Kultureel antropoloog Leo van der Velden heeft een schatting gemaakt van het percentage prostituées dat ten behoeve van buitenlandse toeristen werkzaam zou zijn.') Ongeveer
5% van de prostituées blijkt voor bovenstaande door Westerse toeristen gefrequenteerde bars, massagesalons en bordelen te werken ; 95% werkt derhalve voor de lokale markt. Gesteld kan dan ook worden dat de werkelijk extreme, mensonwaardige vormen van
uitbuiting en onderdrukking alleen in de "closed brothels", die alleen door autochtonen worden bezocht, voorkomen.
Westerse toeristen dragen niet of nauwelijks bij aan bovenstaande praktijken in de Aziatische prostitutiewereld. Thailand en de Filipijnen kunnen van oudsher beschouwd worden als agrarische samenlevingen. Onder invloed van de snelle expansie van Westerse investeringen en de (te) snelle ontwikkeling van agrarische naar geïndustrialiseerde maatschappij is de situatie op het platteland echter ingrijpend gewijzigd. De boeren worden gedwongen handelsgewassen te gaan verbouwen ten behoeve van de export, hetgeen een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van de prijzen op de wereldmarkt ten gevolge had. De trek naar de stad, zoals men die in zeer veel Derde Wereldlanden tegenkomt, is overduidelijk. Ook vrouwen worden gedwongen hun werkkring in de stad te zoeken, en vinden in prostitutie een "redelijk alternatief' , dat een relatief hoge (bij)verdienste oplevert. Kinderarbeid (goedkoop en in ruime mate voorhanden) vindt in de Derde Wereld heden ten dage op grote schaal plaats: vaak komt dit tot uitdrukking in gedwongen prostitutie. Men hoeft echter maar aan de "heroïne-hoertjes" cn "schandknaap-
jes" op het Rembrandsplein in Amsterdam te denken, om te weten dat deze problematiek niet slechts in de Derde Wereld speelt. Sri Lanka neemt een eigen plaats in bij de beeldvorming rond het sextoerisme, aangezien het hier voornamelijk gaat om homo- en pedoprostitutie. Onder invloed van rapporten van Tim Bond en de "Minority Rights Group" is Nederland in 1981 in de VN-subkommissie voor de Rechten van de Mens in Genève genoemd als betrokkene bij het sextoerisme naar de Derde Wereld. Daar de "Spartacus Gay Guide" in Amsterdam wordt uitgegeven zou Nederland "mede-verantwoordelijk" zijn voor het sexueel reis gedrag van homofielen en pedofielen naar Sri Lanka. Deze zaak is door de media enigszins opgeblazen omdat het hier om een gevoelige materie gaat en Nederland genoemd werd in de vergadering van de YN-commissie voor de Rechten van
de Mens, een niet alledaagse gebeurtenis. Bij een onderzoek naar sextoerisme dient men allereerst een blik te slaan op de eigen nationale juridische situatie waarin prostitutie zich afspeelt, alvorens kritiek of advies te leveren aan het adres van een aantal Derde Wereldlanden waar het sextoerisme zich op richt. Het artikel 250 b;, - Wetboek van Strafrecht - problematiek is aan grote mate van diskussie onderhevig. Artikel 250 b;, is ook wel bekend als het "bordeelverbod" , hetgeen is bedoeld om vrouwen te beschermen, maar het blijkt prostituées in het algemeen een slechte rechtspositie op te leveren. Na zeer veel druk uit de maatschappij en van politiezijde is nu ook de regering ervan overtuigd dat een aktief prostitutiebeleid de voorkeur verdient en gedacht wordt aan het schrappen van artikel 250b " . Het Nederlands beleid met betrekking tot prostitutie blijft gericht op de bestrijding van onaanvaardbare uitwassen van prostitutie, in het bijzonder wanneer er kinderen bij betrokken zIJn.
Spartacus Gay Guide Reeds is gesproken over de "Spartacus Gay Guide" , een reisgids waarin homofiele en pedofiele mannen in ruim 150 landen de sexuele mogelijkheden worden aangegeven. In de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens in Genève is deze gids aan de orde geweest. Van diverse kanten is aangedrongen bij Nederland op strafrechtelijke vervolging van "Spartacus International". Op basis van de Nederlandse strafwet heeft optreden tegen Spartacus echter geen kans van slagen. Van belang daarbij zijn een aantal argumenten. Ten e.erste is de tekst van de betrokken gids vrij algemeen; het is geen gids waarmee men gericht advies krijgt wáár wélke kontakten kunnen worden opgedaan. Daar komt nog bij dat de beschrijvingen en verwijzingen in de gids de laatste jaren alleen maar terughoudender zijn geworden. Ten tweede moet er in geval van strafvervolging sprake zijn van een strafbaar feit, te denken valt aan het beruchte artikel 250b;, of de medeplichtigheid aan het plegen van ontucht met minderjarigen onder de 16 jaar: artikel 247 jo 48 Strafrecht. De bewijsrechtelijke problemen vanuit Nederland zijn onoverkomelijk, daar bewezen moet worden dat punt één de ontucht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en punt twee dat de Spartacus gids daartoe geholpen heeft of dat tenminste bevordert. Kansrijke vervolging is slechts 15
mogelijk indien aangetoond zou kunnen worden dat Spartacus zich bezig houdt met aktieve werving van elders aangeboden prostitutie. Hoewel het uit moreel oogpunt zeer goed te verdedigen valt dat een organisatie als Spartacus aangepakt zou moeten worden is de harde juridische realiteit anders: voor suksesvol strafrechtelijk optreden tegen Spartacus bestaan onvoldoende mogelijkheden. Van groot belang is het deze stellingname duidelijk te maken aan de internationale gemeenschap, teneinde op die manier eventuele onduidelijkheden met betrekking tot het Nederlands beleid voorgoed uit de wereld te helpen.
Nederlands Mensenrechtenbeleid Door de media is ons destijds medegedeeld dat Nederland zich in de "beklaagdenbank" van de VN zou bevinden. Zonder enige twijfel kan gesteld worden dat dit meer een staaltje van "journalistieke wi;hful thinking" is, dan dat daarvoor een grond van waarheid bestaat. De Nederlandse regering is verzocht commentaar ("information and observation") te leveren naar aanleiding van een rapport van de Subcommissie Mensenrechten, niets meer en niets minder. De resolutie waarin dit verzoek staat vervat is overigens door Nederland gesteund. Van een "veroordeling" is derhalve geen sprake. Bij de bestrijding van sextoerisme in het kader van het mensenrechtenbeleid zou de regering een koers moeten uitstippelen die gericht is op het onderstrepen van de verwerpelijkheid van het verschijnsel, zeer zeker wanneer er kinderen bij betrokken zijn. Temeer nu de grote armoede in de Derde Wereld één van de belangrijkste oorzaken daarvoor is. Overigens doet kinder- en jeugdprostitutie zich ook voor in ontwikkelde landen, in het bijzonder in de vorm van heroïneprostitutie, waar ook ons land helaas niet van verschoond blijft. Niet alleen hier ter plekke dienen maatregelen getroffen te worden om sextoerisme tegen te gaan; de desbetreffende landen hebben een eigen verantwoordelijkheid op financieel, sociaal-ekonomisch en juridisch gebied. Bij het treffen van maatregelen mogen de belangen van diegenen die zich om wat voor reden dan ook prostitueren nooit uit het oog verloren worden. Vervolging en repressie alléén zijn zinloos, men zal vervangende en opbouwende aktiviteiten moeten aanbieden om in te spelen op de situatie van de prostitué( e)s en hun naaste omgeving, teneinde hen een werkbaar alternatief te bieden. 16
gramma zal in een nieuw jasje gestoken worden. Op dit moment heeft het Klein Ambassade Projekt (KAP) goede mogelijkheden in zich geregeld te worden ingezet ter bestrijding van sexuele exploitatie.
Wat nodig is om te komen tot een afname van het sextoerisme is een tweeledige mentaliteitsverandering. Ten eerste zou zich een mentaliteitsveran-
dering moeten voordoen bij de mannelijke toeristen uit het Westen die nog steeds naar Thailand, de Filipijnen en Sri Lanka vertrekken met als doel hun sexuele aspiraties bot te vieren op mensen die in veel gevallen door de omstandigheden gedwongen zijn tot het uitoefenen van hun beroep. De verwerpelijkheid van sextoerisme en de gevolgen van sextoerisme moeten tot hen doordringen. Ten tweede zou aan een mentaliteitsverandering gewerkt moeten worden binnen de landen waar sextoerisme zich in eertse instantie op richt. Men mag niet vergeten dat het overgrote deel van de gedwongen prostitutie het resultaat is van de aktiviteiten van de lokale mannelijke bevolking, en daartegen zal vanuit het land zelf aktie ondernomen moeten worden, zowel door de bevolking als door de regering. Het Westen zou een financieel steentje ltij kunnen dragen aan diverse gestruktureerde vrou-
wen groeperingen die ijveren voor bewustwording met betrekking tot het probleem en de daaraan verbonden randverschijnselen.
Door middel van de tussenkomst van Nederlandse vrijwilligers, ambassadepersoneel of lokale (vrouwen)organisaties kan een beroep gedaan worden op een Klein Ambassade Projekt à raison van f 15.000,-. Deze mogelijkheden zijn de betrokkenen echter niet voldoende bekend ; derhalve is een aktief uitgedragen beleid onder leiding van de ambassade, in het bijzonder van speciaal daarvoor aangestelde vrouwencoördinatoren, ter plekke op zijn plaats. De problematiek ligt echter in de desbetreffende landen zeer gevoelig en de werklast op de ambassade is veelal zeer hoog, zodat de KAP's voor vrouwen en kinderen vaak niet als een eerste prioriteit worden gezien. Bovenstaande bezwaren indachtig dienen vanuit het Ministerie te Den Haag specifieke richtlijnen naar de posten te worden gezonden, zodat de ambassade wat dat betreft "gelegitimeerd" aan het werk kan gaan in samenwerking met lokale vrouwenorganisaties op het gebied van voorkoming en bestrijding van uitwassen van het sextoerisme. Op die manier wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de ervaring en kennis van met plaatselijke omstandigheden bekende groepen en individuen. Via een plaatselijk initiatief dat gericht is op kleinschalige ontwikkeling hoopt men door middel van een KAP een "spill-over" effekt te bereiken, hetgeen kan bijdragen aan de verbetering van de positie van de onderhavige groepen. Een eerste vereiste voor bovenstaande,
Sextoerisme en Ontwikkelingssamenwerking Binnen de in Nederland geldende kriteria van ontwikkelingssamenwerking kunnen in het kader van de armoedebestrijding projekten worden gefinancierd, die gericht zijn op het wegnemen van oorzaken die kunnen leiden tot uitwassen van sextoerisme. De binnen de begroting van Ontwikkelingssamenwerking gegeven mogelijkheden tot steun aan de bestrijding van sexuele exploitatie van vrouwen en kinderen in ontwikkelingslanden zijn in te delen in drie groepen: het III-C programma, het KAP-programma, en het doelbijdragenprogramma. Het III-C programma zal binnenkort aangepast worden en opgaan in het Plattelandsontwikkelingsprogramma en ook het KAP-pro-
in theorie bijzonder fraai geformuleerde mogelijkheden is de (politieke) wil van alle betrokkenen in het Westen en in de Derde Wereld daadwerkelijk in de praktijk een bijdrage te leveren aan de verbetering van de situatie. Alleen door middel van Ontwikkeling én Samenwerking kan gewerkt worden aan de bestrijding van sexueel geweld tegen vrouwen en kinderen.
Noten I.
Stol, Albert "Sextoerisme naar Thailand , voor een paar
centen ben je de bink" in : Onze Wereld, maart 1979 2. Velden, Leo van der "Visitors and lourisls 10 Thailand aod tbe Philippines and their e~enlual demand for prostitulion", Amsterdam, 1980- 1981
5.1 .a . (Studentenvereniging voor Internationale Belrekkingen)
Jason en S.I.B. Amsterdam organiseren een forumavond met als thema:
Mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking forumleden zijn: Dr. J.N. Theunis (voorzitter NOVIB) Dr. Th. KerstiĂŤns (voorzitter CEBEMO en regeringswaamemer in El Salvador en Nicaragua drs. G.M. de Vries (EuroparlementariĂŤr) drs. F. W. Weisglas (lid 2de Kamer voor de VVD) Sprekers zullen worden ondervraagd door: Ann Salomonson (N.R.C.-Handelsblad) Arie Kuiper (De Tijd) Lejo Schenk (IKON) De forumavond vindt plaats op maandag 13 mei om 20.00 uur in het Vlaams Cultureel Centrum, Nes 45, Amsterdam.
Iedereen is van harte welkom!
JASON in het kort is in 1975 opgericht door een aantal jongeren is niet gebonden aan enige politieke of maatschappelijke groepering bestudeert internationale vraagstukken organiseert lezingen , conferenties en internationale uitwisselingen geeft het tweemaandelijkse blad JASONMagazine uit dat iedere keer aan een speciaal thema is gewijd richt zich op alle jongeren tot 35 jaar.
Doelstellingen JASON is een jongerenorganisatie die zich tcn doel stelt jongeren de gelegenheid te bieden zich met internationale vraagstukken bezig te houden.
JASON kent geen levensbeschouwelijke of ideologische basis en is niet gebonden aan enige po· litieke partij of maatschappelijke groepering.
JASON Magazine Zes maal per jaar brengt JASON een eigen Magazine uit. De redactie tracht , door in ieder nummer een actueel thema te behandelen, vanuit zoveel mogelijk invalshoeken de lezer een afgerond beeld te geven van de behandelde problematiek. Behalve het JASON Magazine verschijnen ook regelmatig de zgn. mini-
JASON's die als inleidingen bij activiteiten kunnen dienen. Een greep uit recent verschenen nummers van JASON Magazine: Een wereld vol schulden China: een gigant wordt wakker Europa veilig: op eigen benen? Het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie.
Lezingen, conferenties, studiedagen, uitwisselingen ... JASON organiseert tal van activiteiten die kunnen bijdragen aan het vormen van een mening, aan het vaststellen van een standpunt. Lezingen, studiedagen, conferenties, simulatiespelen , uitwisselingen, debatten en de tweemaandelijkse buitenland-borrel.
JASON over de grenzen JASON kijkt ver over de grenzen. Letterlijk en figuurlijk. Via zusterorganisaties in O.m. Frankrijk, Italië, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten worden veel internationale contacten gelegd. Regelmatig worden in verschillende landen (studie-) bijeenkomsten en internationale seminars georganiseerd.
Voor wie is JASON interessant? JASON staat open voor alle jongeren die zich voor internationale zaken interesseren. Voor een proefnummer van JASON Magazine kan men zich wenden tot het secretariaat. Beter is het natuurlijk direct een abonnement te nemen. Ook donateurs zijn bij JASON van harte welkom. Wie via donaties het werk van JASON wil steunen kan daartoe contact opnemen met de penningmeester of direct een gift storten op het giro- of bankrekeningnummer van JASON . Secretariaat JASON Alexanderstraat 2 2514 JL Den Haag
Tel. 070 - 60 56 58 Degenen die, door het schrijven van ecn artikel of het geven van suggesties, denken een bijdrage aan toekomstige nummers van JASON Magazine te kunnen leveren worden van harte aangespoord zich in verbinding te stellen met: Pieter de Baan Telefonisch bereikbaar op 070 - 46 10 39, Obrechtstraat 15, 2517 VL Den Haag.
INDEX JASON MAGAZINE 1984 1. Een wereld vol schulden. Is aflossen van de internationale schuld nog mogelijk? Prof. Dr. H. Visur Dr. H.J. Wilttveen (intt rvitw) Drs. S. C. Bischo[[ Drs. C. dt Pte lan loost Ttunisstn Drs. E. Dirkun Maurits Do/mans
Het IMF: Waartoe dient het en hoe werkt het? Bankkredieten en exportmogelijkheden : Onmisbaar voor de oplossing van de schuldenproblematiek. Wat zou het gevolg van schuldkwijtschelding voor de wereldeconomie zijn? De banken en de schulden van de ontwikkelingslanden. Argentijns econoom: Jorge Fontanals, "Niet de omvang van de schuld is zo dramatisch" (inter· view) Schuldenlast van Oost-Europa valt wel mee Oman, een uitzonderlijk land ..
4. Amerikaanse verkiezingen. Achtergronden. Prof G.A. Irwin PhD Dr. R.B. Andeweg A. Lammers Goven lan Bijl de Vroe Paul Bremu 111 (interview) 1. H.. Lubbers
5. Buitenlands beleid vau de VS en de SU. Een kwestie van macht? Wil Hout S. Strikwuda (interview) Drs. D. H .. Zandtt Ken Han[
2. China, een gigant wordt wakker Gtor Hifltun S. Landsbergtn Erik Tijdgat Drs. Hans dt Hoog Bram Peper (inu""iew)
Beleid en Ideologie in de Volksrepubliek China. De Volksrepubliek China en haar buurlanden ontwikkelingen en vooruitzichten. De Chinese revolutie in een "structureel perspectier. Nederlandse belangen en de beide China's. "Chinezen zijn mensen die betalen".
De wedloop naar het Witte Huis Een strijd om de ziel van het Zuiden en van Ame· rika, Helms versus Hunt. Our time has come ... ? "europeanen kunnen meer doen aan hun defensie" . Nederland in Amerikaanse ogen. Enkele beschouwingen over de Amerikaans-Nederlandse betrekkingen.
Imperialisme van de supermachten "Vreedzame bedoelingen meer kans in een democratie" Reagan's Strategie Defense Initiative, tussen fantasie en werkelijkheid. Beleidsprocessen in de Sovjet·Unie en de Ver· enigde Staten: de case van het milieubeleid.
Parlementariërs over de Verenigde Stalen en de Sovjet-Unie: interviews met Mr. K .O. de Vries (PvdA), Mr. H. Gualthérie van Weezei (CDA) en Prof.
dr. ie. J.J .c. Voorhoeve (VVD).
6/ 1. Noordse Balans: koorddansen in Scandinavië/ Multinationals in de Derde Wereld Drs. 1. Q. Th. Rood Mr. P.L. de Quant Drs. T.F. Kons,
De buitenlandse politiek van Zweden; het dilem· ma van de gewapende neutraliteit. Veiligheidsbeleid in Denemarken Noorwegen in een nieuwe rol.
Rede van de Noorse Minister van Buitenlandse Zaken, Svenn Stray, over de Noorse buitenlandse politiek, tot de Storting op 5 december 1984.
3. Europa veilig: op eigen benen? Mr. H. van den Broek Pieler de Baan, Evert lan Raven Drs. H. .A . Schaptr Drs. B. van BarIingen Wil Hout, Erik Tijdgat
Meer Europese veiligheidssamenwerking zonder aantasting van het Atlantisch Bondgenootschap (lezing). Europa veilig: op eigen benen? (verslag JASON-conferentie) Het Europese veiligheidsdebat: een inventarisatie. Continuity and change in the Atlantic Alliance. A European point of view. Europa: veilig op eigen benen? (verslag discussie tijdens Europaweek in Rotterdam)
Prof. dr. Osmo Apuntn Prof. dr.. K.P. Tudyka HaflS-Martienltn Naptl Wichtr Smit, Lto van Vtlun Piel Scheele Fons van du Velden
From Pax Russica to Pax Sovietica; problems of continuity and change in Finnish foreign policy. Finland en Finlandisering. Een voorbeeld voor de weg naar een "geeëuropaniseerd" Europa? De supermachten en de wereldvrede; verslag van een JASON-SIB debat. GedraJtSCOdes voor ontwikkelingssamenwerking en bedrijfsleven. Multinationals en de Nederlandse arbeidsmarkt. Wat is goed voor de Derde Wereld : Multinationals? Een kritische kanttekening bij de (Nederlandse partikuliere investeringen in ontwikkelingslanden.