Oorlogsgeschiedenis - Ramskapelle en de Tweede Wereldoorlog

Page 1



Oorlogsgeschiedenis

ramskapelle en de tweede wereldoorlog H eemk r i n g Ramscappl e aan den yser Jo ĂŤl Ro seeu w


Eerste uitgave 2009 uitgeverij tempus maakt deel uit van the history press The History Press Gloucestershire, GL6 8PE GROOT-BRITTANIË www.thehistorypress.co.uk www.uitgeverijtempus.be

© Heemkring Ramscapple aan den Yser Hemmestraat 37 8620 Nieuwpoort Tel. 058/23 93 25 E-mailadres: dewally@scarlet.be Alle rechten voorbehouden. Alle rechten op reproductie, vertaling en adaptatie, zelfs gedeeltelijk en onder gelijk welke vorm, zijn voorbehouden voor alle landen. WETTELIJK DEPOT: D/2009/8557/007 ISBN: 978-90-76684-95-6 NUR: 693 Regionale en stadsgeschiedenis en 689 Oorlog en vrede


Woord vooraf

Midden de jaren negentig werd in Ramskapelle een heemkundige kring opgericht: ‘Heemkring Ramscapple aan den Yser’. Elk jaar houdt de kring in de week van Allerheiligen in de ‘Oude Schole’ een tentoonstelling over het verleden van Ramskapelle. De Eerste Wereldoorlog kwam al meer dan eens aan de beurt. Deze oorlog had indertijd een grote weerslag op het landelijke dorpsleven. Denk daarbij aan de evacuatie van alle inwoners, aan de onderwaterzetting, aan de Slag bij Ramskapelle die plaatsvond in oktober 1914 en waardoor een grote Duitse doorbraak amper vermeden werd. Denk ook aan de vier jaar durende stellingenoorlog langs de spoorweg en aan de volledige vernietiging van het dorp. Begin 2003 besliste het bestuur van de heemkundige kring de Tweede Wereldoorlog in herinnering te brengen, dit naar aanleiding van de zestigste verjaring van de bevrijding in 1944. De expositie daarover ging door van 25 oktober tot 2 november 2003, onder het motto Ramskapelle en de Tweede Wereldoorlog. Het garen van onontbeerlijke informatie over dit onderwerp verliep vrij stroef. In het ‘Dorpskrantje’ werd aan de lezers een oproep gericht om hun verhaal over de oorlog te vertellen. Het lag in de bedoeling te focussen op de ‘petite histoire’, op wat de mensen bijgebleven was, op de manier waarop zij de oorlog ervaren en overleefd hadden. De respons was evenwel te gering. Zo waren wij genoodzaakt persoonlijk bij de ‘laatste generatie getuigen’ te gaan aankloppen om hun verhaal te horen, een aanpak die meer succes kende. Het overwinnen van een zekere terughoudendheid vergde wat tijd maar toen kwamen de tongen los. Oude foto’s en documenten werden opgediept; dorpsgenoten die zestig jaar geleden de oorlog meemaakten en zich nog een of ander voorval uit die tijd herinnerden, lieten zich overhalen tot een vruchtbaar gesprek. Daarnaast werden het gemeentelijk archief, officiële documenten en affiches van toen uitgevlooid, voorts werden talrijke naslagwerken en publicaties over WO II geraadpleegd. De geleverde inspanningen loonden de moeite en de druk bezochte tentoonstelling oogstte meer dan lovende waardering. Daarnet hebben we de geïnterviewden ‘de laatste generatie getuigen’ genoemd, een generatie die aan het uitsterven is. Wat zij te vertellen hadden, mocht niet verloren gaan. Het kon niet bij die eenmalige tentoonstelling blijven. De herinnering aan die bewogen tijd moest levend gehouden worden.Vandaar het idee om hun verhalen te boek te stellen, om onder woorden te brengen wat de oorlog voor hen betekende. Zo zag Ramskapelle en de Tweede Wereldoorlog het levenslicht. Wij houden eraan een bijzonder woord van dank te richten tot al die getuigen, voor hun bereidwillige medewerking, voor hun foto’s, voor het verhaal dat zij brachten in kleine


anekdotes of in boeiende vertellingen, voor het beeld dat zij schetsten van Ramskapelle tijdens WO II. Zij zijn met velen. Hun naam vind je terug in dit boek, telkens op de plaats waar een van hen aan het woord komt. Dank ook aan de leden van de heemkundige kring. Door hun inzet en hun medewerking aan de tentoonstelling is deze uitgave totstandgekomen.Vooral dank aan Jean-Pierre Vandorpe die mee in de bres sprong om bij de mensen van toen aan te kloppen en een schat aan gegevens te verzamelen. Dank eveneens aan hoofdman Walter Lelièvre, voor zijn bemoediging, zijn goede raad en zijn onmisbare hulp op vele fronten. Dank ten slotte aan mijn schoonbroer Modest Maertens voor zijn taalwenken en aan mijn broer Urbain voor zijn gedreven zorg om de lay-out en voor het plaatsen van de puntjes op de i. JoÍl Roseeuw Nieuwpoort 1 juni 2009

6


Inhoudstafel

Woord vooraf Inleiding 1 De laatste meidagen 1940 1.1 Duitse Blitzkrieg 1.2 Chaos in de Westhoek 1.3 Ramskapelle, eind mei 1940 2 Soldaat in WO II 2.1 Oud-strijders in Ramskapelle 2.2 Het verhaal van sergeant Georges Vergauwe 2.2.1 Mobilisatie 2.2.2 Oorlog 2.2.3 Krijgsgevangenschap 2.2.4 Ondertussen in Ramskapelle 2.2.5 Wiedersehen mit ‘Schorsch’ 3 Meer dan vier jaar Duitse bezetting 3.1 België onder Duits militair bestuur 3.2 De Atlantikwall 3.3 Het Sperrgebiet 4 Overleven tijdens de oorlogsjaren 4.1 De Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie 4.1.1 Richtlijnen voor de producenten 4.1.2 Verplichte leveringen 4.1.3 Controles 4.1.4 Rantsoenering 4.2 Zwarte markt 4.3 Haring, haring en nog eens haring op het menu 4.4 De maalderij van Vergauwe 4.5 Kolenbevoorrading 4.6 Winterhulp 5 Verordeningen en opeisingen door de Duitsers 5.1 Arbeidskrachten 5.2 Bewakingsopdrachten voor burgers 5.2.1 Kolenwacht 5.2.2 Bewaking van de spoorweg 5.2.3 Boerenwacht

5 9 11 11 11 13 17 17 18 18 19 20 21 22 23 23 23 24 27 27 28 28 30 35 36 37 38 39 39 40 40 43 43 43 44


5.2.4 Luchtbescherming 5.2.5 Burgerwacht 5.3 Opeising van rijwielen 5.4 Opeising van motorvoertuigen 5.5 Gedwongen transport 5.6 Inkwartiering van Duitse troepen 5.7 Opeising van boerenpaarden 5.7.1 Monsteringen 5.7.2 Opeisingen tijdens de aftocht, begin september 1944 5.7.3 Amerikaanse paarden 6 Oorlogsgeweld 6.1 Beschietingen en bombardementen 6.2 Brits vliegtuig stort neer nabij het Groot Noordhof 6.3 Noodlanding nabij de Grote Hemme 7 Onderwaterzetting 7.1 Poging door de geallieerden in 1940 7.2 Onderwaterzetting door de Duitsers in 1944 7.2.1 Eerste fase: overstroming met zoet water 7.2.2 Tweede fase: overstroming met zout water 7.3 ‘Pit en stake’ 7.4 De evacuatie 7.5 Enkele blijvers 7.6 De ‘pastoorschool’ 8 De bevrijding 9 Oorlogsschade 9.1 Landbouwschade van mei 1940 9.2 Schade aan gebouwen en roerende goederen 9.3 Schadevergoeding voor evacuatie in 1944 10 “Ik herinner mij nog …” 10.1 André Bremeesch 10.2 Georges Coutteau 10.3 Palmyre De Bevere 10.4 Agnes De Wispelaere 10.5 Frans Goossens 10.6 Joël Roseeuw 10.7 Roger Steen 10.8 August Vandorpe 10.9 Carlos Vandorpe

44 44 44 45 45 46 52 52 54 54 55 55 56 56 58 58 58 59 59 60 61 62 64 67 72 72 73 75 76 76 76 77 78 79 81 81 82 82

Voetnoten Bibliografie Lijst met de namen van de geïnterviewden Bijlagen

84 86 87 88

8


Inleiding

In dit boek beperken we ons tot de eigene geschiedenis van Ramskapelle in de Tweede Wereldoorlog. Het is immers allerminst de bedoeling dat deze uitgave het zoveelste naslagwerk zou zijn over de Tweede Wereldoorlog. Om die reden worden bepaalde oorlogsfeiten en de impact van de Duitse bezetting op het hele land maar summier behandeld, alleen in context met en ter verduidelijking van wat er in Ramskapelle gebeurde. Tijdens de laatste week van mei 1940 werd hard gevochten in onze streek, vooral na de capitulatie van België op 28 mei. Toen kreeg Ramskapelle het hard te verduren. Daarover gaat het eerste hoofdstuk: De laatste meidagen 1940. Veel jonge mannen van Ramskapelle waren soldaat tijdens de 18-daagse veldtocht. Sommigen werden krijgsgevangen gemaakt. Georges Vergauwe doet zijn verhaal in het tweede hoofdstuk: Soldaat in WO II. De bezetting duurde meer dan vier jaar. De Duitsers eisten rust en orde. Onze streek - de kuststreek - werd door de Duitsers in staat van verdediging gebracht, uit vrees voor een mogelijke invasie van de geallieerden. Zie het derde hoofdstuk: Meer dan vier jaar Duitse bezetting. WO II was een periode van voedselschaarste, het kwam eropaan te overleven. Het bevoegd gezag verplichtte de boeren tot het leveren van graan, vlees en zuivel. De controles waren streng. Vele voedingswaren en andere levensnoodzakelijke goederen waren gerantsoeneerd. De zwarte markt vierde hoogtij. Een uitvoerige beschrijving daarvan vind je in het vierde hoofdstuk: Overleven tijdens de oorlogsjaren. België moest een bijdrage leveren aan de Duitse oorlogsvoering: beschikbaar stellen van arbeidskrachten, uitvoeren van bewakingsopdrachten, inkwartiering verschaffen aan Duitse troepen, zorgen voor transport, boerenpaarden inleveren... Daarover gaat het vijfde hoofdstuk: Verordeningen en opeisingen. Ook het landelijke Ramskapelle was tijdens de oorlog het slachtoffer van beschietingen en bombardementen. In 1944 kende het zelfs een heuse vliegtuigcrash. Zie het zesde hoofdstuk: Oorlogsgeweld. In februari 1944 werd de streek onder water gezet. De meeste inwoners van Ramskapelle moesten hun dorp verlaten en ergens anders een onderkomen zoeken. Sommigen wilden niet weg en leefden gedurende meer dan een half jaar op hun ‘eiland’. Daarover kan je lezen in hoofdstuk zeven: Onderwaterzetting. Op 7 september 1944 verschenen de eerste Canadese gevechtswagens in Ramskapelle. Zij waren de voorbode van het einde van de oorlog.Vier jaar ellende was voorbij. Het was even wennen. Een relaas daarvan vind je in het achtste hoofdstuk: De bevrijding. Oorlog is altijd oorzaak van materiële ellende: vernielde woningen, verwoeste landerijen, een gedecimeerde veestapel, ... In het gemeentelijk archief konden we daarover niet onbelangrijke


documenten terugvinden. Een kort overzicht hiervan in het negende hoofdstuk: Oorlogsschade. In het tiende en laatste hoofdstuk, “Ik herinner mij nog …”, komen een negental (oud)Ramskapellenaren aan het woord. Zij brengen hun persoonlijk verhaal, dat veelal alleen maar uit kleine details bestaat, eenvoudige gebeurtenissen en ervaringen die verwijzen naar een of meer onderwerpen die in de voorgaande hoofdstukken al aan bod kwamen. Die kleine verhalen samen vormen als het ware een synthese van alles wat tijdens de oorlog het normale leven door elkaar gooide. Zij tonen ons hoe de mensen zich wisten aan te passen, hoe zij zichzelf wisten te redden en hoe solidariteit voor velen geen ijdel woord was. Misschien zijn sommige herinneringen wat vervaagd, andere zijn vermoedelijk wat bijgekleurd. Het is inmiddels al zestig jaar geleden …1

10


1

De laatste meidagen 1940

“We wisten dat er oorlog was toen Duitse vliegmachines laag over de velden scheerden en bommen gooiden.” (Carlos Vandorpe, º1922) “Op kermiszondag 19 mei 1940 zijn wij gevlucht per auto tot in Bergues, de maandag tot in Abbeville. De stad stond in brand waardoor we een eind moesten terugkeren. Daar zagen wij de Duitsers voorbijkomen.” (Jules Fonteyne, °1898)

Duitse Blitzkrieg Vrijdag 10 mei 1940 in de vroege morgen vielen de Duitsers ons land binnen. De snelle opmars van hun grondtroepen werd voorafgegaan door massale luchtbombardementen: het fenomeen van de tot dan toe onbekende Blitzkrieg. Hele eskaders jachtvliegtuigen en duikbommenwerpers van de Luftwaffe zaaiden dood en vernieling tot ver achter de Belgische verdedigingslinies. De vijand wilde daarmee een angstpsychose scheppen bij de Belgische troepen en de burgers. De bevolking was ontredderd en velen geraakten in paniek. Er kwam een massale vluchtelingenstroom op gang, in de richting van Frankrijk. Ongeveer een vierde van de bevolking geraakte op de dool.Vanaf 13 mei overrompelden vluchtelingen en soldaten de Westhoek. De Belgische troepen waren niet opgewassen tegen de Duitse overmacht. Achttien dagen lang probeerden zij tevergeefs weerstand te bieden. Zij moesten zich stelselmatig in westelijke richting terugtrekken.Veel eenheden geraakten geïsoleerd en gaven zich over. Zij werden als krijgsgevangenen naar Duitsland gevoerd. Op 17-18 mei ging een gedeeltelijke onderwaterzetting nabij Nieuwpoort van start (zie p. 58). Die had weinig zin want kort daarop forceerden vijf Duitse pantserdivisies een doorbraak in het zuiden van het land en maakten een omsingelingsbeweging. Via Sedan en Abbeville bereikten zij op 20 mei de Kanaalkust ten noorden van Dieppe. De geallieerde troepen in West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk - ongeveer 500.000 Belgische en 350.000 Franse en Britse soldaten 2 - zaten in de val. Alleen de zee kon eventueel nog een uitweg bieden.

Chaos in de Westhoek West-Vlaanderen kraakte onder de massa Belgische vluchtelingen. Dagenlang waren zij het land doorgetrokken, opgejaagd door het oprukkende Duitse leger. Toen Frankrijk op 17 mei


zijn grenzen sloot omdat de overvolle wegen hun troepenbewegingen al te zeer hinderden, liep de eindeloze stroom van dolaars vast aan de Franse tolhuizen en slagbomen. Na de Duitse omsingeling op 20 mei besloten zij noodgedwongen rechtsomkeer te maken en naar hun stad of dorp terug te keren. Op die manier raakten zij verzeild tussen de geallieerde troepen. Zij werden weerloze slachtoffers van beschietingen en Duitse luchtaanvallen. Op 27 mei hokten 2 miljoen mensen samen in het onbezette deel van West-Vlaanderen: ingezetenen, vluchtelingen en soldaten. Het voedsel werd met de dag duurder, de ziekenhuizen lagen vol, de openbare diensten functioneerden niet, de wegen zaten eivol, de chaos was compleet. Op dinsdag 28 mei, om vier uur ‘s morgens, capituleerde België. Overal wachtten ontelbare Belgische soldaten op de komst van de Duitsers om zich over te geven. Zij werden ontwapend, verzameld en als krijgsgevangenen in colonnes weggeleid. Anderen trokken ervandoor en keerden op eigen houtje naar huis terug. Iedereen - zowel burger als soldaat - was opgelucht, het gevaar was grotendeels voorbij. De nachtmerrie van de bezetting zou pas later komen … In de Westhoek evenwel ging de strijd nog even door. Onmiddellijk na de Belgische capitulatie op 28 mei, rukten Duitse gemotoriseerde stoottroepen op en namen het gebied dat tot dan toe door de Belgen verdedigd werd, in handen. Op één dag verplaatsten zij hun frontlijn van Torhout-Brugge-Zeebrugge naar de IJzer, waar de Fransen zonder veel succes probeerden een verdedigingslijn uit te bouwen. ’s Avonds om 16 uur stonden de Duitsers voor de sluizen van Nieuwpoort. Na de Duitse doorbraak tot aan het Kanaal op 20 mei, hadden de Britten een evacuatieplan uitgewerkt, operatie Dynamo. De ingesloten Britse en Franse troepen zouden zich terugtrekken in het kustgebied van de Westhoek en rond Duinkerken. Het gros van het Britse expeditieleger zou inschepen aan het strand nabij De Panne en in de haven van Duinkerken, een operatie die enkele dagen kon duren (26 mei-1 juni). Gedurende die tijd moest een Britse divisie, samen met enkele Franse legereenheden, tot elke prijs de zone Nieuwpoort-Veurne-Duinkerken in handen houden zodat de inscheping veilig kon verlopen. Hierbij werden zware gevechten geleverd.Veel Franse troepen in onze streek geraakten evenwel geïsoleerd en gaven zich zonder slag of stoot over. Uiteindelijk waren het vooral de Engelsen die het langst weerstand boden aan de Duitse overmacht. Het waren bange dagen voor de mensen van bij ons en de talloze vluchtelingen die in de vuurlinies van de Duitsers en de Engelsen verzeild waren: 3 25 mei Zes Duitse bommenwerpers gooien een twintigtal brand- en brisantbommen op Nieuwpoort, een teken dat de Duitse grondtroepen op komst zijn. De raid duurt maar enkele minuten. Er vallen een twaalftal slachtoffers.Talrijke inwoners verlaten de stad. 26 mei Duitse gevechtsvliegtuigen bestoken Belgische troepen op de weg NieuwpoortDiksmuide. Er zijn verscheidene doden en gewonden. Deze laatste worden met de brandweerwagen van Nieuwpoort naar het hulphospitaal in het college van Nieuwpoort gebracht.4 27 mei Zwaar bombardement op Nieuwpoort. De Engelsen beginnen de streek ten westen van Nieuwpoort en ten noorden van de Veurne-vaart in staat van verdediging te brengen: zij plaatsen zware kanonnen aan de Groenendijkse Polder en hun infanterie komt van Oostduinkerke om stelling te nemen in de Zelte. 28 mei De Engelsen hebben hun verdediging nabij Nieuwpoort uitgebouwd. Zij liggen in stelling op de linkeroever van de havengeul, aan de Oude Veurnevaart en, naar Veurne toe, ten noorden van de Veurne-vaart. Hun kanonnen nemen de 12


naderende Duitsers onder vuur.Vijf bruggen aan de westkant van de stad worden opgeblazen. 29 mei In de morgen van 29 mei trekken de Duitsers Nieuwpoort binnen.Voortdurende artillerieduels en mitrailleurvuur tussen de Duitsers (in Ramskapelle en Booitshoeke) en de Engelsen (in de Zelte en Groenendijk). In de namiddag wordt de kerk van Nieuwpoort in brand geschoten. 30 mei In de avond proberen de Duitsers de Veurnevaart met rubberbootjes over te steken aan de spoorweg nabij Deswartes fabriek. Zware gevechten. 31 mei In de nacht van 31 mei op 1 juni verlaten de Engelsen hun stellingen nabij Nieuwpoort en Veurne om in te schepen op het strand van De Panne. Zaterdagmorgen 1 juni is de strijd afgelopen. Uiteindelijk is circa 340.000 man naar Engeland kunnen ontkomen.5 Ontelbare vaartuigen - kleine bootjes, grote zeeschepen, oorlogsbodems, transportboten, kleine vrachtschepen en vissersboten - hebben ze opgepikt in de haven van Duinkerken en op het strand tussen De Panne en Duinkerken. Op 4 juni is alles voorbij. De Duitsers zijn heer en meester in de streek. De talloze vluchtelingen keren terug naar huis, te voet, per fiets, met auto’s, karren, wagens, stootkarren, kinderwagens enzomeer. Alles verloopt ordevol, Duitse soldaten zorgen daarvoor. De Duitse troepen trekken verder naar het westen; zij maken een overweldigende indruk van macht, orde en tucht.6

Ramskapelle, eind mei 1940 Nu proberen wij, aan de hand van gegevens uit het archief en een paar getuigenissen, een beeld op te hangen van de hectische laatste meidagen 1940 in Ramskapelle zelf. In amper een week tijd zijn daar achtereenvolgens drie soorten troepen aanwezig. Eerst Belgische soldaten die proberen een verdediging uit te bouwen tegen de Duitsers die eerstdaags verwacht worden. Tussendoor zijn er troepenbewegingen van de Fransen die na de Belgische capitulatie van 28 mei weerstand moeten bieden aan de IJzer. En ten slotte steken de Duitsers vanaf 29 mei de IJzer over en vallen Ramskapelle binnen. Ondertussen zijn Duitse vliegtuigen actief vanuit de lucht met bommen en mitrailleurvuur. Na 29 mei zijn er Engelse bombardementen. Vóór de capitulatie wordt het kantoor van Jules Fonteyne in de Hemmestraat opgevorderd door Belgische officieren die er drie dagen hun kwartier maken. Zij kunnen er immers beschikken over twee telefoontoestellen om contact te houden met de legerleiding. In het magazijn staan vijf legerauto’s, geladen met geld. (Jules Fonteyne, °1898) Belgische troepen zoeken inkwartiering op de boerderijen. Hun paarden staan er op stal of grazen in de weiden. De soldaten vullen zakjes met aarde en maken infanterieputten. Zij wachten af … Op 26 mei beschieten Duitse vliegtuigen alles wat beweegt op de weg van de Toevlucht naar Pervijze (zie p. 12). Belgische eenheden van het 42ste Linie verplaatsen zich met bussen om versterking te gaan bieden bij de slag aan de Leie. Zij vluchten uit hun bussen, gaan schuilen in de grachten of rennen het veld in. Een soldaat stelt zijn mitrailleur op aan de brug nabij de hoeve Duron en neemt de Duitse vliegtuigen onder vuur (Georges Coutteau °1918). Hierbij sneuvelen negen soldaten onder het mitrailleurvuur van vijandelijke vliegmachienen. Zij worden voorlopig begraven op het kerkhof van Ramskapelle en later zullen hun stoffelijke resten naar hun respectieve gemeenten overgebracht worden. (archief) Een fragment uit het dagboek van Leo Verdievel, op datum 26 mei:7 13


“Wij zitten rustig aan de keukentafel bij Arthur Inghelbrecht, in zijn café ‘Het Oud Sint-Joris Paard’, niet ver van de Toevlucht in Sint-Joris. Een pint schuimend bier spoelt weldadig door onze droge keel. We monsteren de groote baan op Diksmuide: ze wemelt van aftrekkende Fransche troepen.    Plots scheren een viertal vliegers tusschen Ramskapelle en Pervijze in duikvlucht over de baan. Sparken vuur lijnen uit de mitrailleuzen in maaiende beweging over de soldaten. Immer voort weerklinkt het zenuwtergend rikketakken, de machines cirkelen de hoogte in en telkens opnieuw scheren ze snelvurend over de eenzame baan, waar ‘t gerij aan zijn lot overgelaten is en de manschappen zich zoo klein mogelijk maken in de grachten. Minstens een kwartier draait die duivelsche carrousel rond. Niemand voelt den lust eens te gaan kijken, we vluchten naar huis …” Woensdag 29 mei, de dag na de Belgische capitulatie, beschieten zware Duitse kanonnen Ramskapelle vanuit Schoorbakke aan de IJzer. Franse kanonnen op de hoeve van Jules Vansteelandt nabij de Koolhofbrug geven weerwerk. Via de Hemmestraat naderen Duitse troepen. Kanonnen worden in stelling gebracht op de hoeve het Groot Blauwhof van Alfons Bailleul, en - volgens informatie van Georges Coutteau - ook op de hoeve van Camiel Maenhout. Ook vanuit Sint-Jor is komen Duitse inf anter isten naar Ramskapelle via de Nieuwpoortsesteenweg. Langs de toegangsweg naar de hoeve van Cyriel Verschelde trekken zij tot aan de spoorweg en volgen die naar Nieuwpoort, tot aan de brug nabij Deswartes fabriek aan de Veurnevaart. Anderen gaan naar de hoeve Verschelde en vragen er water om hun dorst te lessen. Zij drinken pas nadat de boerin in hun bijzijn zelf ervan gedronken heeft, dit om alle risico’s te vermijden. Daarna rukken zij op, in tirailleur door de velden en weiden, in de richting van de Veurnevaart. Zij knippen de prikkeldraden door die hun doortocht belemmeren, steken de Koolhofvaart over en nemen stelling aan de zuidkant van de Veurnevaart. ‘s Nachts proberen zij de vaart over te steken. (Oscar Verschelde, °1929) Met steun van hun luchtmacht en hun inmiddels dichterbijgebrachte artillerie wordt massaal de aanval ingezet op de Engelsen die in stelling liggen in de Zelte, ten noorden van de Veurnevaart … Op 29 mei kwam Marcel Moins om tijdens beschietingen in Ramskapelle. Hij was eerste chefwachtmeester bij de rijkswacht van Doornik. (archief) Toen diezelfde dag dichtbij hun woning in de Pervijzeweg een granaat insloeg (zie p. 73), besloot de familie Arthur Coutteau op de vlucht te gaan. Daarover volgend verhaal van Georges Coutteau (°1918). “Mijn vader verwachtte hetzelfde scenario als in 1914, namelijk dat Ramskapelle opnieuw tot de frontlijn zou behoren. Met zijn allen, vader, moeder en vijf kinderen, verlieten wij ons huis. Met twee fietsen aan de hand en wat bagage kwamen wij eerst op het dorpsplein terecht. Daar waren veel vluchtelingen samengetroept. Boven in de maalderij van Marcel Dewaele stond een Franse mitrailleur opgesteld. Toen die enkele salvo’s afvuurde, gingen wij schuilen in het wagenkot van Aimé Vandewoude, Molenstraat 8. Gelukkig kon Palmyre De Bevere de Fransen ervan overtuigen dat het zinloos was weerstand te bieden aan de Duitsers die het dorp binnenvielen.    Weldra geraakten wij verzeild tussen een sliert vluchtelingen die optrok in de richting van de Toevlucht in Sint-Joris. Toen wij ongeveer aan het huisje van August Dedeystere, Nieuwpoortsesteenweg 20, gekomen waren, begon vader te beseffen dat vluchten weinig zin had. Wij vonden een onderkomen in een kleine stal van August. Daar kwam een paar keer een Duitse soldaat binnenvallen, met het geweer in de aanslag, op zoek naar verscholen Engelse of Franse soldaten. ‘Keine Engländer, keine Franzosen, alle Zivilisten?’    Op het veld aan de overkant van de weg hadden de Duitsers een groot linnen doek uitgerold, wel twintig meter bij twintig groot. Daarop was een hakenkruis geschilderd met een rode cirkel er rond. Op die manier gaven zij aan hun vliegtuigen informatie over hun eigen positie. 14


De hele volgende nacht was er een oorverdovend lawaai doordat een Duitse batterij op de nabijgelegen hoeve van Maenhout in een artillerieduel verwikkeld was met de Engelsen over de Veurnevaart. Zonder ophouden hoorden we de granaten voorbijvliegen. Het was onze slechtste nacht van heel de oorlog. In het veld rondom sloegen granaten in, er was zelfs een bomkrater. De volgende morgen probeerden we het gevaar te ontlopen en keerden terug naar huis. Maar de Duitsers verboden ons daar te blijven omdat zij een tegenaanval van de Fransen verwachtten. Via de Hemmestraat gingen wij naar Schoorbakke. Wij kwamen er terecht bij Cyriel Duwein op zijn hoeve aan de IJzer.”    Joël Roseeuw hoorde achteraf meermaals het verhaal ...    “In mei 1940 was ik net geen drieënhalf jaar oud, te jong dus voor scherpe herinneringen aan die bewogen tijd. Slechts één iets uit die dagen is mij zeer vaag bijgebleven, namelijk dat wij met ons hele gezin verscholen zaten in een droge gracht een eind het veld in, op ongeveer honderd meter van ons huis. De gracht was overwelfd met enkele zeer zware, gebogen golfplaten en beide uiteinden van de ‘tunnel’ waren afgezet met strobalen waarin achteraf zelfs schrapnels teruggevonden werden. Matrassen een meegebrachte etenswaren zorgden ervoor dat wij het daar een paar dagen konden uithouden tot het gevaar voorbij was. De familie De Craemer, uit Nieuwpoort naar het platteland gevlucht, verbleef bij ons in de ‘bunker’. In de verte zagen wij de kerk van Nieuwpoort die in brand stond ...    Terwijl wij min of meer veilig in onze primitieve schuilplaats zaten, werd een voorbijtrekkende colonne vluchtelingen en soldaten beschoten door Duitse vliegtuigen. Er vielen enkele doden en veel gewonden. In afwachting van hun evacuatie werden de gewonden bij ons op het hof gebracht en in de koeienstal op stro neergelegd. Op die manier bleef de toegangspoort tot de hofstede open. Ons vee vluchtte weg uit de weide, stak de grote weg over, liep de Schalkweg in, voorbij de hoeve van Camiel Maenhout en verder tot aan de hoeve van Cyriel D’Hooghe. Gelukkig maar, want bij Maenhout werden twee koeien en drie vaarzen doodgeschoten. In onze weide lagen ook nog drie dode paarden, afkomstig van de voorbijtrekkende colonne.    Op 29 mei trokken de Duitsers Ramskapelle binnen om van daaruit de Engelsen over de Veurnevaart aan te vallen. Enkelen namen hun intrek op ons hof. Toen vader in huis wat mondvoorraad ging halen, kwamen de Duitsers binnen en vroegen te eten. Zij smeerden de boter op hun brood wel een centimeter dik.” Bij de doorbraak van de Duitsers gaven de Franse soldaten zich massaal over. Een hele colonne krijgsgevangenen kwam, onder leiding van enkele Duitse schildwachten, van de Allaertshuizen en nog andere boerderijen in de omtrek over de Koolhofbrug naar Ramskapelle. Zij trokken door het dorp naar het station. Daar werden zij ondergebracht in de grote loods van Jules Fonteyne, Hemmestraat 39, in afwachting van hun transport met de trein naar Duitsland. Het zat er stampvol. Kinderen die na schooltijd even een kijkje kwamen nemen, werden door hen vergast op soldatenkoeken. (Maurits Geerardyn, º1929) Na de capitulatie van de Belgen en de evacuatie van de Franse en Engelse troepen was ook in Ramskapelle her en der veel oorlogsmateriaal achtergelaten. Op het dorpsplein bijvoorbeeld stonden allerlei voertuigen. De Duitsers vorderden al dat materiaal. Toch wist schoenmaker Mieltje Dewulf een moto te versieren. Hij haalde die helemaal uit elkaar en verborg alle onderdelen op een veilige plaats bij hem thuis. Na de oorlog reed hij nog lange tijd met die moto. (Roger Steen, °1923) Al die auto’s, moto’s, kanonnen, mitrailleurs, geweren, munitievoorraden, keukens, caissons enzovoort, werden samengebracht op het terrein van de steenbakkerij Duron in de Pervijzestraat. Daar zou alles ontmanteld en gerecupereerd worden (zie ook p. 50). In een weide daar dichtbij waren wel honderd paarden bijeengebracht. Een paar boeren die tijdens de mobilisatie hun paard aan het Belgisch Leger hadden moeten afstaan, namen 15


Vluchtelingen langs de Pervijzesteenweg © Heemkundige kring Ramskapelle.

van de gelegenheid gebruik om daar een nieuw paard te halen. Een riskante onderneming, temeer omdat burgemeester Broucke erop stond dat onderstaand bevel van de Duitsers gerespecteerd werd. Kommandanturbefehl nr. 42, d.d. 5 augustus 1940 (archief) Die Bürgermeister haben nochmals darauf hinzuweisen dass die Bevölkerung auf keinen Fall Beutegerät ohne besonderen Auftrag einer militärischen Diensstelle fortnehmen darf. Vergehen dagegen werden nachdrücklichts bestraft.

16


2

Soldaat in WO II

Ongeveer 600.000 Belgische soldaten namen in mei 1940 deel aan de 18-daagse veldtocht. Onder hen ook een behoorlijk aantal van Ramskapelle. Hier volgt een lijst met hun namen. Deze lijst is voor het grootste deel gebaseerd op een document uit het gemeentelijk archief, opgemaakt na de oorlog.

Oud-strijders in Ramskapelle Wij tellen 48 oud-strijders van WO II. De oudste was 39 jaar, de jongste 20. Daarvan zijn er 37 krijgsgevangen gemaakt. Op de lijst zijn zij aangeduid met een asterisk (*). Het merendeel van hen werd spoedig vrijgelaten. Jozef Alfons Boeckx, Nieuwpoortsesteenweg 32 * Camiel Claeys, Hemmestraat 75 * Gerard Coppens, Hemmestraat 27 * Georges Coucke, Pervijzesteenweg 30 * Jules Debeuckelaere, Hemmestraat 13 * Rafaël De Bevere, Molenstraat 15 André Dehaese, Hemmestraat 15 * Julien Dekeyser, Pervijzestraat 11 * Pamphile Dekien, Pervijzestraat 38 * Theophiel Denecker (sergeant), Nieuwpoortsesteenweg 19 * Achiel Devacht (korporaal), Pervijzeweg 10 Karel Devlaemynck, Nieuwpoortsesteenweg 25 * Raphaël Dewaele, Pervijzestraat 34 * Remi Dewilde, Hemmestraat 10 * Maurice Dewulf, Hemmestraat 35 * Omer Dugardeyn, Nieuwpoortsesteenweg 10 * Gerard Fonteyne, Pervijzesteenweg 32 * André Ghyllebert (André ‘Depuydt), Pervijzesteenweg 34* Maurits Gonsaeles, Pervijzesteenweg 4 * Gerard Goossens, Hemmestraat 42 * August Gunst (onderluitenant), Hemmestraat 26 Albert Hillebrandt, Pervijzesteenweg 14 * Cyriel Hillebrandt, Pervijzestraat 20 * Maurice Hillebrandt, Pervijzeweg 1 *


Marcel Maenhout, Nieuwpoortsesteenweg 22 Albert Meerseman (sergeant), Pervijzesteenweg 40 * Maurice Misselyn (sergeant), Pervijzesteenweg 15 * Maurice Monballiu, Nieuwpoortsesteenweg 37 * Maurice Pauwels (wachtmeester), Pervijzesteenweg 19 * André Rabau, Pervijzesteenweg 10 Alfons Slembrouck, Molenstraat 4 Omer Sissau, Pervijzesteenweg 23 Albert Titeca, Hemmestraat 41 * Maurice Vanbesien, Hemmestraat 77 * Albert Vandaele, Pervijzesteenweg 30 * Odiel Vandaele, Pervijzeweg 1 Camiel Vandamme, Pervijzestraat 22 * Philibert Vandamme, Pervijzestraat 3 Henri Vandenbussche, Molenstraat 13 * Germain Vandermeersch, Nieuwpoortsesteenweg 11 * Fernand Vandewoude (wachtmeester), Molenstraat 8 * Eduard Van Lauwe, Pervijzesteenweg 13 Arsène Vansteelandt, Pervijzestraat 6 * André Vergauwe (infirmier), Molenstraat 31 Georges Vergauwe (sergeant), Molenstraat 31 * Marcel Vergauwe (wachtmeester), Molenstraat 31 * Aloïs Verhulst, Hemmestraat 63 * Antoon Willem, Nieuwpoortsesteenweg 30 * Godfried Willem, Nieuwpoortsesteenweg 30 *

Het verhaal van sergeant Georges Vergauwe Mobilisatie De politieke en militaire situatie in Duitsland, waar Hitler op 30 januari 1933 rijkskanselier geworden was, maakte duidelijk dat West-Europa opnieuw op een gewapend conflict afstevende. 27 september 1938 26 augustus 1939 1 september 3 september 4 september

Het Belgisch Leger wordt op versterkte vredesvoet gebracht. Gedeeltelijke Belgische mobilisatie. Duitsland valt Polen binnen. Algemene mobilisatie. Engeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog. Nederland en België verklaren zich neutraal.

Tijdens de mobilisatieperiode kondigt de Generale Staf van het Belgisch Leger driemaal een alarm af. Het leger wordt elke keer in een verhoogde staat van paraatheid gebracht: 11 november 1939 Duitse troepenbewegingen aan de grens wijzen op een dreigende aanval. De Belgische militaire attaché in Berlijn laat minister Spaak weten dat Duitsland zich voorbereidt om België binnen te vallen. 18


10 januari 1940 Een blauwdruk van een Duits plan om Frankrijk via Luxemburg en België aan te vallen, wordt onderschept nadat een Duits vliegtuig een noodlanding maakte in Maasmechelen. 9 april 1940 Duitsland valt Denemarken en Noorwegen binnen. Frankrijk concentreert zijn troepen aan zijn grens met België. Om zijn neutraliteit te kunnen handhaven versterkt België zijn troepen aan de Franse grens. Na een verantwoording vanwege de Fransen wordt het alarm afgeblazen. Georges Vergauwe was van de lichting 1934 en kreeg zijn opleiding in de 7de Cie van het 3de Linieregiment in de kazerne Generaal Mahieu te Oostende. Bij de mobilisatie op 1 september 1939 moet hij zijn eenheid, de 7de Cie van het 23ste Linieregiment, vervoegen in de school van de Broeders van Liefde in Zwijnaarde.Vandaar trekt hij met de groep waarover hij als sergeant de leiding heeft, naar Nijlen om er post te vatten in een stelling aan het Albertkanaal. De soldaten hebben er een heerlijk leventje. Zij doden de tijd met alles en nog wat, zoals kaarten, voetballen, spelen, worstelen enzovoort. Zo gebeurt het dat Georges op een keer zijn enkel breekt en naar het hospitaal in Duffel moet. Wat later verhuist hij wegens plaatsgebrek naar het hospitaal in Antwerpen en daarna keert hij voor een viertal weken in herstelverlof terug naar huis in Ramskapelle. Op 6 mei 1940 moet hij, ‘half genezen’, weer naar zijn eenheid die in Oelegem in barakken gelegerd is.

Oorlog 10 mei ‘40  In de vroege morgen wordt door de klaroenblazer alarm geblazen en ditmaal is het menens: Duitsland is België binnengevallen. Georges trekt met zijn groep naar de verdedigingslijn aan het Albertkanaal. Veel gebeurt er niet, zij worden niet verontrust. Wel zien zij hoog in de lucht hele eskaders Duitse vliegtuigen overvliegen, in westelijke richting.

Sergeant Georges Vergauwe 1934 © G.Vergauwe. 19


17 mei Brussel en Mechelen zijn in Duitse handen gevallen. Er komt een bevel om te voet achteruit te trekken, naar Hemiksem, de Schelde over naar Bazel en vandaar naar een nieuwe stelling in Oostwinkel, nabij het gehucht Veldekens aan het kanaal van Schipdonk. Zij moeten er loopgraven en infanterieputjes graven. Daarna wordt het wachten op de komst van de Duitsers 23 mei Het is merkwaardig stil. Plots zien zij enkele Duitsers die met rubberbootjes het kanaal oversteken. Commandant Vigoureux beveelt een tegenaanval. In tirailleur gaat de compagnie door een klaverveld.Vier Duitsers worden krijgsgevangen gemaakt. 24 mei De vijand komt in dichte drommen opzetten. De Belgen slaan in wanorde op de vlucht. Op een bepaald moment zijn zij rond de kerk van Ursel met wel meer dan duizend. De officieren dwingen hun manschappen om opnieuw de stellingen aan het kanaal te gaan innemen. 25 mei In de namiddag breekt aan beide kanten een geweldig artillerievuur los. De Duitsers steken massaal het kanaal over. De toestand wordt onhoudbaar. Georges gaat met zijn manschappen schuilen in de aardappelkelder van een hofstede. Zij maken zich klaar om zich over te geven: de geweren ontladen, de bajonet op het geweer en daaraan een witte zakdoek bevestigd. Vier uur in de namiddag. Het is zo ver: voor Georges en zijn groep is de oorlog voorbij, vanaf nu zijn zij krijgsgevangenen. Zij worden meegenomen en zelfs als een levend schild gebruikt door de Duitsers. Daarna moeten zij in een weide gaan neerliggen en doodsbang drukken zij zich zoveel mogelijk tegen de grond om door het aanhoudende artillerievuur niet getroffen te worden.

Krijgsgevangenschap Vanaf nu is het moeilijk om juiste data op te geven. Het wordt immers een lange reis naar Duitsland, met veel oponthoud. Na hun overgave worden Georges en zijn mannen, samen met veel andere krijgsgevangenen, naar Sleidinge gebracht waar zij in een schoolgebouw kunnen overnachten. Zij maken van de gelegenheid gebruik om alle persoonlijke brieven en documenten te vernietigen. De volgende morgen wacht hen een lange reis naar het onbekende. Te voet trekken zij, onder begeleiding van enkele Duitse schildwachten, naar de suikerfabriek van Moerbeke, ongeveer vijfentwintig kilometer ver. Door zijn pijnlijke voet is de lange tocht voor Georges een ware martelgang. In Moerbeke wordt voor de eerste keer voedsel bedeeld: ersatz-koffie (een nieuw woord) en zuur Duits brood. Ondanks de grote honger wordt weinig gegeten. Dan gaat het verder, ongeveer veertig kilometer door Zeeuws-Vlaanderen, over Hulst naar Walsoorden. Met een binnenschip steken zij de Westerschelde over. Aan de overzijde marcheren zij door Zuid-Beveland naar de Oosterschelde. Daar wordt opnieuw ingescheept op een rijnaak die langs het Hollands Diep (Willemstad), de Waal en de Rijn naar Emmerich vaart, een stad aan de grens tussen Nederland en Duitsland. Nu volgt weer een voettocht van 180 kilometer over Emmen naar Emden in Oost-Friesland. Hier worden alle krijgsgevangenen in gesloten wagons gestopt, zonder verse lucht, zonder voedsel, zonder verwarming, zonder sanitair. Drie dagen en drie nachten duurt de treinreis door Noord-Duitsland, ongeveer duizend kilometer ver in oostelijke richting.Via de corridor van Dantzig komen zij uiteindelijk terecht in Oost-Pruisen, in het Duitse krijgsgevangenenkamp Stalag 1A van Stablag nabij Kรถnigsberg (nu Kaliningrad, gelegen in de Russische exclave ten westen van Litouwen). Daar verblijven zij enkele dagen tot uitgemaakt is waar iedere gevangene zal tewerkgesteld worden. Zij moeten Poolse krijgsgevangenen vervangen die terug naar huis mogen. De Vlamingen krijgen zelfs een voorkeursbehandeling, zij mogen zelf 20


uitmaken bij wie en voor welke job zij in dienst willen gaan. Georges kiest voor molenaarsknecht bij Herr Alfred Wülff uit Fuchsberg, een dorp op ongeveer drieëntwintig kilometer van Königsberg. Met enkele anderen wordt hij met het lokale treintje overgebracht naar Akkerau en vandaar gaan ze te voet naar Fuchsberg. Georges mag van geluk spreken. In Fuchsberg wordt hij opgehaald door Rosemarie, de twaalfjarige dochter van Herr Wülff die zelf twee zonen heeft in het Duitse leger. Hij heeft veel begrip voor de situatie waarin Georges verkeert. Het nieuwe verblijf valt uiteindelijk mee: hij wordt in de familie opgenomen, het eten is goed en er moet niet veel gewerkt worden. Hij is er als het ware kind aan huis. In oktober komt hij terecht op de kleine boerderij van Herr Opitz, waar hij bieten moet rooien. Ook moet hij nu en dan de koeien hoeden op een klaverveld. De oude moeder van de boer is zeer godvruchtig en bidt voortdurend opdat Duitsland de oorlog zou mogen winnen. En dochterlief stopt hem soms wat koekenbrood toe als extraatje. In december is er weinig werk is op de boerderij van Opitz en Georges verhuist naar een zeer grote boerderij, met wel 1.000 ha land en bos. Er zijn zo’n vijfentwintig krijgsgevangenen om het werk te doen: bomen vellen en hout klieven in de bossen. De sfeer onder de gevangenen is goed. Het eten laat echter veel te wensen over. Op 8 januari 1941, om acht uur ‘s avonds, komt een oude Duitse Feldwebel naar de hoeve met een belangrijke mededeling: ‘Morgen fahren Sie nach Hause. Alles einpacken.’Vreugde alom! De volgende morgen zijn een dertigtal krijggevangenen present in het station van Akkerau. Met het treintje gaat het naar Stalag 1A. Georges staat er bekend als gevangene nr. 16.849 B. Zij moeten er een paar dagen blijven om gewassen, geschoren en ontluisd te worden. Uniformen en ondergoed moeten gereinigd. Omstreeks half januari is de terugreis geregeld. Georges krijgt zelfs een document waarop vermeld staat dat hij nog 14,10 Reichsmark aan loon te goed heeft. Dit bedrag zal hem later in België, via het Rode Kruis, uitbetaald worden. Ze reizen deze keer met een reizigerstrein derde klas, via Hamm dwars door Duitsland naar het station van Antwerpen. Daar ontvangt Georges een vrijgeleide - een Entlassungsschein of bewijs van ontslag (zie bijlage p. 88) - waardoor hij nu officieel geen krijgsgevangene meer is. Hij spoort naar Oostende en vandaar met de tram naar Nieuwpoort. Te voet gaat hij naar Ramskapelle. Onderweg komt hij dorpsgenoot Jules Fonteyne tegen die vliegensvlug Georges’ ouders gaat melden dat hun zoon in aantocht is. Doodmoe, hongerig, in sjofele kleren, maar doodgelukkig komt Georges na meer dan acht maanden weer thuis, op 19 januari 1941. Het wordt een blij weerzien, de verloren zoon is terug.

Ondertussen in Ramskapelle Op 25 mei 1940 werd Georges krijgsgevangen gemaakt. Op 28 mei capituleerde België. Pas op 22 augustus kregen Georges’ ouders in Ramskapelle de eerste brief van hun zoon waarin hij zijn wedervaren vertelde. Tot dan wisten zij niet wat er met hem gebeurd was of waar hij verbleef. Maar er was meer. Op donderdag 30 mei, de dag vóór Georges met het transportschip door het Hollands Diep voer, was daar een ander schip vol Belgische krijgsgevangenen op een mijn gevaren. Er volgde een enorme ontploffing. Het schip brak doormidden en begon onmiddellijk te zinken. Onder de tweeduizend opvarenden waren er ongeveer driehonderd doden en evenveel zwaargewonden. Een bericht daarover was tot in Ramskapelle doorgedrongen en ze vreesden dat Georges mogelijks met die boot meegevaren was.Vandaar de grote paniek bij de familie Vergauwe toen Georges drie maanden lang geen teken van leven gaf. De eerste brieven die hij verstuurd had, waren niet aangekomen. 21


In een brief van 5 september, opgestuurd door André Vergauwe aan zijn broer Georges in Duitsland, lezen wij daarover het volgende: “ …Was dat thuis een triestig leven! We wisten nu eens van niets. Er zijn maar drie Ramskapellenaars nog niet thuis, namelijk Depuydt, Vlaemynck en gij. De eerste twee hadden al meer dan zes of zeven weken geschreven, toen we nog niets van u wisten. Moeder was om haar dood te halen. Zodra op 30 juli het verlof begon en ik thuiskwam, heb ik opzoekingen gedaan en overal inlichtingen gevraagd. Wat heb ik veel rondgelopen en veel geschreven! Maar iedermaal kwam ik van een kale reis terug. Moeder zette geen voet meer uit huis, behalve naar de kerk, en sprak met niemand. Zij schreide bijna dag en nacht, alhoewel we alles deden om haar moed te geven. Met vader ging het beter, behalve op het laatst, in oogst toen er veel werk was, dan was ook hij echt moedeloos en niet meer te troosten.    Eindelijk kwam dien heerlijken brief. Ik was naar ’t lof. Toen ik terugkwam, was ik nog niet aan Blieck’s toen moeder al in ’t deuregat stond te roepen en te zwaaien met dien brief. Vader en moeder waren om zot te worden van blijdschap. Nog dezelfden avond wist gansch de gemeente het, en ‘t was algemeene vreugde; overal waar we kwamen werden we de eerste dagen proficiat gewenscht. Want gansch de gemeente was ook met u bekommerd; iedereen was met ons bedroefd, maar nu ook met ons verheugd. Vooral de burgemeester en de pastoor, ja allen zijn toch zoo verlangend u terug te zien, ge zult met open armen ontvangen worden, want ge waart aangezien als de verloren zoon …”

Wiedersehen mit ‘Schorsch’ Na de oorlog moest Alfred Wülff uitwijken van Oost-Pruisen naar Exter nabij Erfürht in WestDuitsland. Daardoor was Georges zijn spoor bijster geraakt. Dankzij de opsporingen van de krant Das Ostpreussenblatt en door tussenkomst van A. Keppenne uit Brussel die allerlei informatie over de voormalige Belgische krijgsgevangenen van Stalag 1A verzamelde en ook doorspeelde naar geïnteresseerden, kwam Alfred Wülff eind april 1964 opnieuw in contact met Georges. Er ontstond tussen de families Wülff en Vergauwe een drukke briefwisseling, Georges ging met zijn gezin op bezoek naar Exter op 4 juli 1964 en een jaar later volgde een tegenbezoek naar Ramskapelle. Ook verscheen op 12 september 1964 een artikel van Alfred Wülff in Das Ostpreussenblatt. Hier volgt de vertaling ervan. “Door de vriendelijke bemiddeling van de heer Keppenne uit Brussel, wiens adres ik van het Oost-Pruisenblad kreeg, vernam ik het adres van een voormalige Belgische krijgsgevangene. Ik herinner mij zijn woorden bij zijn afscheid uit Oost-Pruisen in 1941: ‘Als de oorlog voorbij is, kom ik je bezoeken.’    Hoezeer zal ‘Schorsch’ ons adres gezocht hebben? Zijn trouw en aanhankelijkheid waren spreekwoordelijk. Mijn gedachten gingen zo’n vierentwintig jaar terug: een groep Belgische krijgsgevangenen werd over ons dorp Fuchsberg verdeeld. Ik had mijn toen twaalfjarige dochter Rosemarie naar de verzamelplaats gestuurd om ‘onze krijgsgevangene’ op te halen. Met ‘Schorsch’, een tengere, kleine student kwam zij terug thuis. Zijn ongelukkige gelaatsuitdrukking sprak boekdelen.    Hij was zeer opgetogen over de menselijkheid waarmee wij hem behandelden en dankbaar voor de troostende woorden van mijn vrouw als zij hem een aanval van heimwee hielp te boven komen. Zijn kennis van de Duitse taal hielp hem vlug in contact te komen met onze familie. Dikwijls hielp hij mijn zoon bij het oplossen van schooltaken voor Engels. Dan kwam de dag waarop hij terugkeerde naar zijn geboortestreek.    Per kerende post ontvingen wij van hem een antwoord waarin hij het bezoek aankondigde dat hij meer dan twintig jaar geleden beloofd had. Het werd een hartelijk weerzien. Herinneringen aan wat toen gebeurde werden weer levend. Alfred Wülff 22


3

Meer dan vier jaar Duitse bezetting

De Belgische regering-Pierlot was in mei 1940 naar Engeland gevlucht. Zoals voorzien in de Belgische grondwet, werden daarna de ministeriële bevoegdheden en het bestuur van het land overgenomen door de secretarissen-generaal van de verschillende departementen.

België onder Duits militair bestuur Na de capitulatie installeerde de Duitse legerleiding in ons land een militair bestuur (Militärverwaltung) onder leiding van generaal von Falkenhausen. Zo’n bestuur bestond uitsluitend uit militairen, die niet aanleunden bij de harde aanpak van extreme Nazipartijleden zoals dat bij het Duitse burgerlijke bestuur (Zivilverwaltung) in Nederland wel het geval was. De voornaamste zorg van de militairen was rust en orde handhaven in het bezette gebied en de Belgische economie laten functioneren ten dienste van de Duitse oorlogsvoering. 8 De Militärverwaltung had het bevel over de Duitse bezettingstroepen - niet over de operationele eenheden - en controleerde grondig het Belgische beleid dat door de secretarissen-generaal gevoerd werd. Op zijn beurt moest het Duitse militaire bestuur verantwoording afleggen aan het hoogste gezag in Berlijn. In werkelijkheid kwam het erop neer dat de Belgische overheid probeerde zoveel mogelijk de belangen van haar eigen bevolking te behartigen, maar daarbij noodgedwongen rekening moest houden met talloze verordeningen en richtlijnen van de Duitsers. 9 Sommige Belgische gezagsdragers evenwel waren de Duitsers goed gezind. Zo riep onder meer gouverneur Bulckaert van West-Vlaanderen de bevolking op om loyaal met de Duitsers samen te werken. Ook veroordeelde hij elke vorm van sabotage tegen de bezetter. 10 Het werden vier moeilijke oorlogsjaren.

De Atlantikwall “Ik was hooguit veertien jaar toen ik tijdens de oorlog een job vond als metserdiender in het bouwbedrijf van August Desaever in Oostduinkerke. Elke dag reed ik per fiets van Ramskapelle naar Koksijde-Bad en terug. Ik moest er meehelpen bij het bouwen van loopgraven voor de Duitsers, in de duinen nabij de ‘Suzanne’. Ik verdiende zeshonderd frank per veertien dagen.    De bunkers in de duinen werden gebouwd door een andere aannemer, een zekere Byttebier. Zeer veel mensen van Oostduinkerke en omstreken werkten voor hem. De bouwmaterialen werden aangevoerd in


wagons die door een diesellocomotief getrokken werden op de tramsporen. Daarna werden ze met paard en kar ter plaatse gebracht.” (Albert Coutteau, °1926) Vanaf juni 1940 vonden grootscheepse voorbereidingen plaats voor een Duitse invasie van Engeland, operatie Seelöwe. Een grote vloot werd samengebracht in de kusthavens van Nederland, België en Noord-Frankrijk. In juli begon de slag om Engeland. De Luftwaffe voerde massale bombardementen uit op Engelse vliegvelden en radarposten aan de kusten.Vanaf 7 september volgden maandenlange nachtbombardementen met vooral Londen als doelwit. Maar de Britten hielden stand, ondanks alles. De Duitsers moesten de invasie van Groot-Brittannië voorlopig uitstellen. Op 22 juni 1941 begonnen de Duitsers hun al lang geplande veldtocht tegen Rusland.Van dan af moesten zij op twee fronten opereren. De Duitse Luftwaffe en een groot deel van de troepen aan de kust van de Noordzee en het Kanaal werden naar het Russische front overgebracht. De bombardementen op Engeland hielden op en het plan voor een invasie werd definitief afgelast. Dit had tot gevolg dat de Duitsers zich genoodzaakt zagen een duurzame en sterke kustverdediging in West-Europa uit te bouwen - de zogenaamde Atlantik-wall -, een gigantische muur van bunkers, versterkingen, schietstanden en kanonnen, vanaf de Spaanse grens tot aan de Noordkaap. Het werd het grootste militaire bolwerk van de moderne tijd. Ze wilden ermee hun veroverde gebieden beschermen tegen een mogelijke invasie vanwege de geallieerden en het gebrek aan manschappen aan het westelijk front enigszins compenseren. Vanaf maart 1942 tot 1944 werd ook aan de Belgische kust enorm aan de Atlantikwall gebouwd.11 Het vlakke strand en de lage duinen werden aangezien als een vrij gemakkelijke landingsplaats voor eventuele invasietroepen en daarom was een extra sterke verdediging nodig. Er waren gemiddeld negen bunkers per kilometer, onderling door loopgraven met elkaar verbonden. De betonnen bunkers hadden wanden van wel drie meter dik en waren overal uiterst deskundig gecamoufleerd in de duinen. De instantie die verantwoordelijk was voor de bouw van die verdediging was de Organisation Todt, een gigantische organisatie, genoemd naar de oprichter ervan, ingenieur Fritz Todt. Deze stond rechtstreeks onder het gezag van Hitler en had alle macht om private bouwfirma’s uit Duitsland en de bezette gebieden op te vorderen als onderaannemers van zijn grote militaire bouwonderneming. In de bouw werd hoofdzakelijk een beroep gedaan op arbeiders van ter plaatse maar ook op krijgsgevangenen en gestrafte Duitse soldaten. De Belgische bouwvakkers verdienden 0,65 à 0,96 Reichsmark, afhankelijk van hun vakbekwaamheid. Omgerekend was dat 8 à 12 fr.12 per uur. Het grootste probleem evenwel was de aanvoer van de bouwmaterialen. Bezitters van paarden en wagens werden geregeld opgevorderd voor transport (zie p. 45). Naast het bouwen van bunkers in de duinen werden ook op het strand nog allerlei versperringen aangebracht, Vorstrandhindernisse. Het was een wirwar van obstakels van hout of ijzer. Zij waren eenvoudig te construeren en ook werden landmijnen eraan bevestigd. Bij vloed kwamen zij onder water te staan, zodat landingsvaartuigen zeker niet dicht bij de vloedlijn konden komen. Ook een landing met zweefvliegtuigen op het strand zou onmogelijk zijn.

Het Sperrgebiet In het binnenland onmiddellijk achter de kust werden door de Duitsers eveneens acties ondernomen om een eventuele invasie met geallieerde luchtlandingstroepen te verhinderen: • het plaatsen van stevige houten palen in de grond, verbonden door (prikkel)draad en soms voorzien van mijnen (zie p. 60); 24


Schein om het Sperrgebiet te mogen verlaten © Denise Vandevelde.

• het aanleggen van mijnenvelden (zie p. 61); • een gedeeltelijke onderwaterzetting van sommige poldergebieden in West-Vlaanderen (zie p. 58). Het hele kustgebied, het zogenaamde Sperrgebiet - zo’n 10 kilometer breed, later uitgebreid tot 15 à 20 kilometer - kreeg meer en meer de aanblik van een brede, versterkte linie. Er was meer beweging van Duitse troepen, meer verplichte inkwartiering, meer gedwongen transport, meer verkeersbeperking, meer controle op de weg, enzovoort. Als je daarbij rekening houdt met de vele moeilijkheden in verband met de voedselbevoorrading, de opvorderingen allerhande, de beschietingen en bombardementen (in de volgende hoofdstukken meer daarover), dan is het 25


overduidelijk dat (over)leven in het kustgebied tijdens de oorlog voor de inwoners zeker geen sinecure was. Bij ons reikte het Sperrgebiet ongeveer tot aan Pervijze. Het was meestal verboden terrein voor niet-bewoners. De burgers die er woonden, hadden een speciale toestemming nodig om de zone te verlaten. Zij moesten daarvoor een geldige reden opgeven. In het Aussenverkehrsamt, gelegen in de Zwarte Nonnenstraat in Veurne, kregen zij een vrijgeleide, Schein genoemd. Wie door de Verkehrspolizei gesnapt werd zonder Schein, riskeerde een boete of zelfs een gevangenisstraf in het Pandereitje in Brugge. Denise Vandevelde uit Ramskapelle, die toen in Sint-Joris bij haar ouders woonde op de hoeve de Rode Poort, heeft nog een Schein waarmee zij van 15 juli tot 15 november 1943 naar Lozer nabij Kruishoutem kon reizen. Daar liep zij stage als studente aan het Hoger Normaal Instituut voor Landbouw- en Huishoudkunde van Laken.

Om verder te lezen kunt u het boek kopen in de boekhandel in Ramskapelle, via de Heemkring of on-line via www.proxis.be

26


Eveneens van

:

Nieuwpoort

Archiefbeelden Walter Lelièvre

Meer dan 200 foto’s en andere archiefdocumenten tonen Nieuwpoort vanuit historisch perspectief: het Nieuwpoort van de 19de en het begin van de 20ste eeuw komt op schitterende manier in beeld. Bladerend door het boek kom je als lezer naast mooie foto’s ook allerlei wetenswaardigheden tegen. 978-90-76684-73-4

Ramskapelle aan de IJzer

Archiefbeelden Walter Lelièvre

Meer dan 200 oude foto’s en prentkaarten brengen de geschiedenis van Ramskapelle tot leven. Grasduinend door de hoofdstukken over de periode voor 1914, de oorlogen, het dorps-en verenigingsleven en de polderboeren maakt de lezer kennis met de verschillende facetten van het mooie dorp. Voor de ouderen wordt het wellicht een blij weerzien met vergeten gewaande plekken en mensen, voor de jongere garde is dit boek een ontdekkingstocht naar de tijd van toen. 978-90-76684-85-7

Archiefbeelden

Ieper in de Grote Oorlog (NL/E)

Jacky Platteeuw

Dit boek bevat meer dan 200 fascinerende foto’s van voor, tijdens en na de Grote Oorlog. De beelden tonen de verwoestingen in de gebombardeerde stad, maar laten ook de vastbeslotenheid van de inwoners zien om na de oorlog de draad weer op te pakken en de stad opnieuw op te bouwen. 978-90-76684-74-1

Archiefbeelden

Ieper in de Grote Oorlog deel 2 (NL/E)

Jacky Platteeuw

Na het succes van het eerste deel van Archiefbeelden - Ieper in de Grote Oorlog, dook Jacky Platteeuw nogmaals de archieven in en pluisde nieuwe bronnen uit. Met als resultaat een boek met meer dan 200 foto’s die een indringende blik werpen op Ieper voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. 978-90-76684-88-8

(verschijnt eind 2009)

www.uitgeverijtempus.be

27


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.