4 minute read
I still love those guys
Kerstcadeautje van Paul Onze voorgaande theatertour was ‘Let It Be: ABBEY ROAD’. Twee albums dus, omdat deze albums samen de zwanenzang van The Beatles vormen, en omdat ze allebei ‘het laatste album van The Beatles’ genoemd kunnen worden: Abbey Road is het laatste album dat The Beatles opnamen, maar Let It Be kwam pas later uit, in 1970, een maand nadat ze bekendmaakten dat The Beatles er definitief de brui aan gaven.
Advertisement
Maar eerst nog even terug naar een paar jaar eerder, eind 1965. Paul McCartney had een kerstcadeautje voor zijn collega-Beatles: een plaat (in een oplage van drie) waarop hij zelf de presentator (met Amerikaans accent) is van een soort radioshow. De naam van de show was Unforgettable, tevens het eerste nummer in de show (Nat King Cole). Het hele ding was jarenlang verloren gewaand maar nu gewoon weer te beluisteren, en dat is interessant.
Irritaties en gekibbel
teweegbrengt bij het publiek dat die muziek ondergaat, dat was ook voor ons een eyeopener.
Romantiek en efficiëntie
Dat die muziek zoveel betekent voor het publiek sterkt ons in het idee dat ‘analoog’ belangrijk is. Dankzij de instrumenten die The Beatles gebruikten proberen we iets te behouden uit een vervlogen tijd, een tijd waarin dingen letterlijk prettiger aanvoelden. Een toets van een piano die mechanisch een klein hamertje op een snaar laat slaan voelt lekkerder dan een digitaal keyboard, zoals een knop die de sluiter van een analoge camera aan het werk zet lekkerder voelt en klinkt dan de artificiële ‘klik’ van de camera op je telefoon. Dus dat podium voor je neus, dat helemaal volgebouwd staat met oude, analoge spullen: het is een hoop gesleep, maar het voelt (en klinkt) toch lekkerder.
Nou zat die hang naar romantiek er al langer in. Bart van Poppel had vóór
The Analogues ook al een schuur met (onder andere) drie half kapotte Hammonds; volgens de Van Poppeldoctrine zijn alle auto’s van na 1980 lelijk en een lichtschakelaartje in huize Van Poppel komt niet uit de bouwmarkt om de hoek, maar van die ene Belgische bakelietspecialist. Analoge spullen zijn gedoe, maar het is een strijd tegen eenvormigheid en voor verscheidenheid, een strijd voor de opwindende caleidoscoop die het leven zou moeten zijn. En het is aandacht voor detail, voor het handmatige, het onvoorspelbare. Het geluid van de clavioline kunnen we ook uit een huistuin-en-keukenkeyboardje halen, maar dat doen we dus niet. Is dat efficiënt?
Waarschijnlijk niet. Maar zoals Wim T. Schippers het zei: ‘Alles kan efficiënter, het lijkt alsof dat het ultieme doel is. Boodschappen naar je huis laten brengen is efficiënter dan naar de winkel gaan. Nou ja, als je zo denkt dan is het toch eigenlijk het meest efficiënt om ervoor te zorgen dat je niet geboren wordt. Maar hoe speel je dat klaar?’ ■
Er is veel gezegd en geschreven over de laatste moeizame periode van The Beatles. Bovendien is er nu ook een acht uur durende documentaire waarin je de strubbelingen zelf kan aanschouwen. Wij stuitten op het curieuze kerstcadeau van Paul McCartney aan zijn mede-bandleden, uit 1965. Een radioshow, exclusief voor drie personen — een redelijke bewerkelijke grap. Maar in every joke there’s a truth (of: in elk geintje zit een seintje). De contouren van Paul McCartney als dwingende schoolmeester beginnen zich in 1965 al af te tekenen.
Het is natuurlijk heel lief dat Paul er schik in had om zoiets in elkaar te draaien voor zijn vrienden, maar het is ook een cadeautje met een verborgen boodschap: misschien goed dat jullie hier ’ns naar luisteren jongens, aangezien we binnenkort weer de studio ingaan. Of zoals George het verwoordde: ‘It was a peculiar overall sound. John, Ringo and I played it and realized Paul was on to something new. Paul has done a lot in making us realize that there are a lot of electronic sounds to investigate. If we’re in the studio we don’t mentally think that this is The Beatles making a new hit LP or single. It’s just us, four blokes with some ideas, good and bad, to thrash out.’
Dat waren mooie woorden geweest om dit krantje mee te besluiten. Een vriendschap tussen vier getalenteerde jongens die het beste in elkaar naar boven halen, en het mooiste moest nog komen. Maar het bleek niet bestendig, dat moeten we onder ogen zien. Vier jaar later, tijdens de opnames van Let It Be, was de sfeer gespannen en stond de gezamenlijke creativiteit op een laag pitje. Dat is sinds kort in volle glorie te bekijken in de acht uur durende documentaire The Beatles: Get Back, aangezien (geluk bij een ongeluk) er non-stop een camera bij de opnames van Let It Be was, als een soort reality-tv avant la lettre. Dus met de onderlinge irritaties en het gekibbel gaan we je nu niet vermoeien, dat kan je allemaal zelf uitgebreid bekijken. Maar als huin-tuin-en-keukenpsychologen zien wij in Pauls kerstcadeautje in ’65, met dat zogenaamd grappig bedoelde maar dwingende advies en met dat rare accentje waarin hij zijn boodschap verpakt, al de kern van de strubbelingen. Een paar jaar en vier albums later is de creatieve belofte ingelost, maar hijgt nog steeds Paul in je nek met al die leuke ideetjes. Dat kan weleens irritant worden. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de permanente aanwezigheid van Yoko Ono, ook niet bepaald een sfeerverhogend element.
I still love those guys
Enfin. De Let It Be-opnames werden tot nader order op de plank gelegd, ieder ging zijns weegs en het leek erop dat die vier jaar durende creatieve explosie als een nachtkaars uitging.
Teleurstellend. Maar ere wie ere toekomt: het was Paul die toch weer de telefoon pakte en een rondje ging bellen. Laten we het nog één keer proberen. The old way, dus onder de bezielende leiding van producer George Martin, op vertrouwd terrein. Abbey Road. Het gelijknamige meesterwerk werd dus het laatste wat The Beatles uitbrachten. Daarná verscheen Let It Be, waarvoor ook producer Phil Spector nog was ingehuurd om, niet tot ieders tevredenheid, de losse eindjes aan elkaar te knopen (meer hierover in de bundel How The Analogues Performed 97 Songs By The Beatles, verkrijgbaar in dit theater én via theanaloguesshop.com*).
Op zoek naar mooie afsluitende woorden komen we toch uit bij het Playboy-interview van John Lennon, uit 1980, vlak voor zijn dood – toen hij vermoord werd lag de bewuste Playboy in de kiosk. Hij schroomt in het gesprek niet om alle rancune jegens zijn voormalige collega’s de vrije loop te laten. Maar het geeft toch een soort troost dat hij zichzelf plotseling terugroept: ‘Don’t get me wrong. I still love those guys. The Beatles are over, but John, Paul, George en Ringo go on.’