20/20 Business English Werkboek A3 sector Economie

Page 1

Werkboek A2 sector Economie N3-4

Business English

Katrin Overgoor-Ivarsson


Werkboek A2 sector Economie N3-4

Business English

Katrin Overgoor-Ivarsson


Auteur

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor primair

Katrin Overgoor-Ivarsson

onderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en hoger onderwijs.

Eindredactie Robert Hempelman

Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via

Redactie

onze klantenservice (088) 800 20 16.

Paul Evans, Amsterdam ISBN 978 90 06 81452 1 Vormgeving

Eerste druk, eerste oplage, 2011

EnOf Ontwerp + communicatie, Utrecht © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 Beeldredactie en opmaak Studio Imago, Amersfoort

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomati-

Omslagfotografie

seerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige

Shutterstock

vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder

Fotografie binnenwerk

voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

iStockphoto Shutterstock

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is

Alamy

toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het

Dreamstime

Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan

Website bij deze uitgave

Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie

www.2020english.nl

(PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichtingpro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.


Voorwoord Dit is het Werkboek A2 sector Economie N3-4 van de herziene methode 20/20 Business English. Je gebruikt dit werkboek in combinatie met het eveneens herziene Handboek sector Economie N3-4. Het Handboek is een uitgebreid naslagwerk waarvan je vaak gebruik zult maken tijdens, en misschien ook wel na je studie. In dit werkboek word je regelmatig verwezen naar paragrafen in het handboek. Om een oefening te kunnen maken moet je bijvoorbeeld eerst theorie bestuderen of achtergrondinformatie lezen. Voorbeeld: in oefening 6 (bladzijde 10) staat: Bestudeer A2 in je handboek. Als je het handboek erbij pakt, zie je dat A2 gaat over formeel en informeel taalgebruik. Dit werkboek is verdeeld in zes units die allemaal gaan over min of meer vertrouwde onderwerpen. De instructies zijn in het Nederlands. De antwoorden op de vragen en de uitwerkingen van de opdrachten kun je in het boek zelf schrijven, zodat je altijd je werk bij de hand hebt. Na elke unit volgt een case, waarin je kunt laten zien dat je de geleerde stof beheerst en dat je communicatief vaardiger bent geworden. De methode 20/20 Business English is bedoeld om zelfstandig leren en werken te vergemakkelijken. Als je de aanwijzingen in dit werkboek volgt en de opdrachten naar behoren uitvoert, zul je merken dat je veel vragen over Engels zelf kunt beantwoorden en problemen zelf kunt oplossen. Je docent heeft alle uitwerkingen. Bespreek met haar/hem of je over deze uitwerkingen mag beschikken. Als je alle zes units en cases aandachtig hebt doorgewerkt, zul je merken dat je je in veel situaties al heel goed kunt redden. Je woordenschat is groter geworden, je kunt eenvoudige gesprekken voeren, allerhande teksten lezen en eenvoudige e-mailberichten schrijven. You won’t be at a loss for words. Katrin Overgoor-Ivarsson Robert Hempelman


Gebruiksaanwijzing In elke unit worden de vaardigheden Gesprekken voeren, Lezen, Schrijven en Luisteren geoefend. Daarnaast is er aandacht voor grammatica en belangrijke woorden. Aan het eind van elke unit vind je een Case. Gesprekken voeren In dit boek vind je veel oefeningen die je helpen een eenvoudig gesprek in het Engels te voeren over vertrouwde onderwerpen. In veel gevallen kun je al voorbeelden ontlenen aan de luisteroefeningen bij dit boek. Spreken Bij dit onderdeel zul je een aantal presentaties over verschillende zakelijke onderwerpen moeten voorbereiden en houden. Luisteren De vele luisteroefeningen zijn er niet alleen op gericht je luistervaardigheid te vergroten, maar ook om je een groot aantal voorbeeldgesprekken te laten horen die je in allerlei situaties kunt gebruiken. Lezen Je vindt in deze rubriek een groot aantal niet al te lange leesteksten over uiteenlopende onderwerpen waarmee je te maken kunt krijgen. De teksten worden gevolgd door een aantal verschillende opdrachten. Schrijven In dit deel leer je eenvoudige e-mailtjes te schrijven en eenvoudige zinnen te vertalen. Grammatica Je vindt in dit deel een aantal grammaticaoefeningen bij de theorie uit het Handboek. Belangrijke woorden en uitdrukkingen Dit is een lijst van woorden en uitdrukkingen afkomstig uit de unit die je zojuist hebt doorgewerkt. Je moet er zelf voor zorgen dat je deze woorden en uitdrukkingen actief in het Engels kunt gebruiken. Case De case wordt in het Engels gepresenteerd. In de case laat je je communicatieve vaardigheden zien. Het is dus belangrijk dat je de vaardigheden en de woorden en uitdrukkingen uit de voorafgaande unit goed beheerst. Betekenis iconen Gesprekken voeren Spreken Luisteren Lezen Schrijven Grammatica


Inhoudsopgave Unit 1

Nice to meet you

7

Case 1

The English visitor

23

Unit 2

Out and about

27

Case 2

Travelling

45

Unit 3

If the price is right

49

Case 3

Shopping

70

Unit 4

Be qualified

75

Case 4

School

86

Unit 5

Making a living

91

Case 5

Work

109

Unit 6

Getting things done

113

Case 6

Presentation

129



Nice to Unit 1 meet you

Dagelijks ontmoeten mensen elkaar in hun privĂŠleven en op hun werk. In het Nederlands weet je vast wel hoe dat gaat, maar in het Engels werkt het net iets anders. In deze eerste unit leer je hier meer over.


Unit 1 Nice to meet you

!"Gesprekken

voeren

Oefening 1 1 Hoe stel jij jezelf voor als je iemand voor de eerste keer ontmoet? 2 Wat voor vragen stel je aan mensen die je voor het eerst ontmoet? 3 Zou je andere vragen stellen aan oudere mensen, aan mannen en vrouwen en aan mensen uit andere landen? Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

#"Luisteren Oefening 2 Luister naar de tekst van track 1. Luister en beantwoord daarna de volgende vragen. 1 Waar vindt het gesprek plaats?

3 Waar woont het meisje nu?

a in een park

a in Schotland

b op een school

b in Engeland

c op een verjaardagsfeest

c in Amerika

2 Hoe heet het meisje?

4 Wat doet haar vader voor de kost?

a Kathy

a Hij is leraar.

b Karen

b Hij werkt met computers.

c Nancy

c Hij werkt bij een reisbureau.

!"Gesprekken

voeren

Oefening 3 Maak het gesprek af met behulp van de volgende woorden. fine – I’m – name’s – Nice – this – you Tom

Hi. My

Liz

Hello, Tom.

Tom

Nice to meet you. Just a moment. Hi, Bob. How are you?

Bob

I’m

Tom

I’m OK, thanks. Monica,

Liz Bob

8

Tom. Liz.

, thanks. How about

to meet you, Bob. Nice to meet you too, Liz.

? is my friend, Bob.


Unit 1 Nice to meet you

!"Gesprekken

voeren

Oefening 4 Wanneer je iemand voor de eerste keer ontmoet, is het handig om een paar zinnetjes te kennen om het gesprek gaande te kunnen houden. Gebruik de volgende zinnen om een gesprekje te voeren. Werk samen met een klasgenoot. Have I seen you around here before? Are you new here? What school do you go to? Will it ever stop raining? What kind of work do you do? Did you see the soccer game last night? I’m so tired today. Do you have plans for the weekend?

Introducing Yourself Americans are often more informal than the British when they introduce themselves. Examples include ‘How do you do?’ or (especially in the USA) ‘Pleased to meet you’. Some British people consider this rude. With American business people you will notice that they very often use first names. It is quite normal to introduce yourself as: ‘I’m Jop Jansen’ or ‘My name’s Anne Balk’. Never use the word ‘mister’ (Mr) or Mrs / Ms / Miss to introduce yourself. You can, however, use it to introduce others. When you introduce yourself, you may add that you come from Holland / the Netherlands: ‘I’m Tom Weber from the Netherlands.’

!"Gesprekken

voeren

Oefening 5 Lees de twee introducties en beantwoord daarna de vragen. 1 A Hi, I’m Susie. B Hi, I’m Peter Nilsson, from Sweden. 2 A Hello. My name’s Eva, Eva Dupont from FranceNet. Nice to meet you. B Good morning. Jan Wollman from BT Bonn. 1 Welke introductie is volgens jou formeel?

2 Wat vind je belangrijk bij een eerste ontmoeting?

9


Unit 1 Nice to meet you

3 Hoe zou je jezelf introduceren als je iemand voor de eerste keer ontmoet in een werksituatie?

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

#"Luisteren Oefening 6 Luister naar de tekst van track 2. ➜

Een gesprek kan formeel of informeel zijn. Bestudeer A2 in je handboek. Luister naar de telefoongesprekken en vul daarna de volgende tabel in. Welk gesprek is formeel en welk gesprek informeel? Waarom denk je dat? formeel / informeel 1 2

!"Gesprekken

voeren

Oefening 7 ➜

Hieronder vind je acht zinnen waarin iemand zich voorstelt. Bestudeer A84-A87 in je handboek. Zoek de juiste antwoorden (a-h) bij de openingszinnen (1-8). 1 Do you remember me? My name is Barry Rees.

a Hello, I’m Anne.

2 Hello, Mr Gavin. How are you?

b Not bad.

3 Hi! I’m Annemiek, a friend of Daan’s.

c Nice to meet you, Mr Summer.

4 How do you do? I’m Mike Burley.

d Pleased to meet you. I’m Doug Rood.

5 Excuse me, I don’t think we’ve met. I’m Joe Summer.

e A good morning to you too. I’m Kate Wilson.

6 Good morning, my name is Oliver Smith.

f Fine, thank you. How about you?

7 Hi, how are you doing?

g Hi, it’s nice to see you again.

My name is Jane Brown.

How have you been? h How do you do, I’m Jeroen Visser.

8 Hello, my name is Kate Dale.

!"Gesprekken

voeren

Oefening 8 Zijn de zinnen in oefening 7 formeel of informeel? Schrijf een I (informeel) of een F (formeel) achter iedere zin.

10

1

5

2

6

3

7

4

8


Unit 1 Nice to meet you

$"Grammatica Oefening 9 Wanneer je mensen ontmoet en jezelf of anderen voorstelt, gebruik je vaak persoonlijke voornaamwoorden. Peter, could you please introduce yourself to the group? I don’t think I’ve met her yet. ➜

Bestudeer E89 - E92 in je handboek en leer de persoonlijke voornaamwoorden uit je hoofd. Kies het juiste woord. 1 May I introduce me / myself? 2 Gerry is a colleague of me / mine. 3 They started the party without introducing themself / themselves. 4 How have you / your been? 5 John and I / myself work in the same superstore. 6 I’m looking for Tim Robbins. Is that he / him? 7 Her / She and Katie are sisters. 8 She couldn’t attend the lesson, so she excused her / herself.

$"Grammatica Oefening 10 Vul de ontbrekende persoonlijke voornaamwoorden in. 1 Excuse

, are you Mr Webber by any chance? . I’m Robert Smythe.

2 Pleased to meet

flight?

3 Hello Harold, how was

4 Pamela was very rude, she didn’t even introduce

have known each other for a long time.

5 I’d like you to meet Alfred. Alfred and to them?

6 Well, won’t you introduce 7 My name’s Lisa, what’s 8 This is Mary, 9 10 I don’t think

.

? ’s also a hockey player.

’s John Howard, isn’t it? have met before.

11


Unit 1 Nice to meet you

%"Lezen Oefening 11 Britten hebben vaak een bijzondere en indirecte manier van spreken. Het is belangrijk niet te kortaf te zijn wanneer je iets vraagt in het Engels. Dat klinkt namelijk al snel onbeleefd en opdringerig. Lees de tekst en beantwoord daarna de vragen met waar of niet waar.

How to be Polite in English! In English there are many ways to be polite. The word please is used with almost every request in Britain. Many visitors don’t realise that when they go into a pub and say ‘A coffee’ or ‘I want a coffee’ or even ‘Can I have a coffee’ (which may be all right in their own language) they are being impolite and cannot understand when the person serving spills the coffee all over them. Just saying a simple ‘please’ would make a great difference: ‘A coffee, please’, or ‘I would like a coffee, please’. If your knowledge of English is not that good, it’s better, and safer, to always use ‘please’. You can’t say it too often. Let’s look at polite ways of asking questions and favours of people. Instead of a direct question we often use ‘Can you’ and ‘Could you’ before we say what we want. Look at these examples, which are from a normal conversation at home between husband and wife. ‘Can you carry this bag into the house, please?’ ‘Could you move the table against the wall, please?’ ‘Could’ is a little more polite than ‘Can’ but both questions contain the word ‘please’. It’s very common to start a request with the word ‘sorry’. What this really means is ‘I’m sorry to give you a problem’. We use it very often in everyday situations and it is polite. If you need a special favour, try ‘I’m sorry to trouble you but could you possibly help me, please’. You might say to a friend ‘Hey Peter, lend me € 100, will you?’ But you couldn’t say this to somebody you do not know well. If you’re sitting in a restaurant and you need another chair then you would go to another table and ask ‘Sorry, could I take this chair, please?’

12

1 Het woord please wordt alleen in cafés gebruikt.

waar / niet waar

2 Je kunt please niet vaak genoeg zeggen.

waar / niet waar

3 Can is beleefder dan could.

waar / niet waar

4 Als je het woord sorry gebruikt houdt dat altijd in dat je spijt hebt.

waar / niet waar


Unit 1 Nice to meet you

!"Gesprekken

voeren

Oefening 12 De volgende zinnen zijn kortaf, te direct of onbeleefd. Schrijf op hoe jij ze beleefder zou maken. Kijk eerst naar het voorbeeld. Give me your name. Could you give me your name, please? 1 What’s your name?

5 Wait in my room.

2 Sign your name.

6 Do you want coffee?

3 Repeat your name.

7 You need anything?

4 Sit down in the kitchen.

8 Come this way.

$"Grammatica Oefening 13 ➜

Bestudeer E1-E8 in je handboek en leer hoe je lidwoorden gebruikt. Let speciaal op de verschillen tussen het Nederlands en het Engels. Vul a, an, the, of niets in. city in

I am from London. London is I live in

part of London, called

I live in

house in

United Kingdom. Notting Hill, which is close to

centre.

busy street.

street is called Seven Street. house is old, more than 100 years old. uncle used to live there. I am

student at

I like

books, music and taking

I usually have I usually go

lunch at home by

college near

Hyde Park. photographs.

college. bus.

13


Unit 1 Nice to meet you

We have all kinds of food in I like

England.

Indian food very much.

Sometimes, I go to

Indian restaurant in Soho.

restaurant is called ‘Maharaja’.

$"Grammatica Oefening 14 ➜

Bestudeer E9-E11 in je handboek en leer wat een zelfstandig naamwoord is. Schrijf het meervoud op van de volgende zelfstandige naamwoorden. 1 colleague

6 gentleman

11 school

2 store

7 box

12 game

3 friend

8 job

13 taxi

4 pencil

9 woman

14 baby

5 half

10 invitation

15 toy

#"Luisteren Oefening 15 Luister naar de tekst van track 3. Small talk is de Engelse uitdrukking voor het praten over koetjes en kalfjes. Je gebruikt dit vaak voordat het echte gesprek begint. Luister naar de vragen. Vul daarna de ontbrekende woorden in. 1 What’s your a I’m Nancy. b I’m from Russia. c I’m a student.

14

?


Unit 1 Nice to meet you

2 Where do you

?

a I’m from London. b I live in Brussels. c I’m fine. ?

3 How’s a Okay. b I’m going to school. c No problem. 4

does she

?

a She likes to work. b She’s a teacher. c She works at Tesco’s. 5

they

?

a They’re from Sweden. b They are in school. c They live in Paris. ?

6 Hey, a Nothing much. b Not bad. c That’s too bad. 7 What

in your spare time?

a I like to exercise. b I’m busy this weekend. c I don’t like sports. 8

does your mother do for a

?

a She works in Manchester. b She’s a teacher. c She’s in Amsterdam.

#"Luisteren Oefening 16 Luister nog een keer naar track 3 en kies telkens het juiste antwoord bij elke vraag.

15


Unit 1 Nice to meet you

!"Gesprekken

voeren

Oefening 17 Small talk houdt vaak in dat je korte antwoorden geeft. Bekijk de volgende vragen en schrijf je antwoorden op. ➜

Bestudeer A106-A109 in je handboek voordat je begint. 1 Hello, how are you? 2 Who are the beautiful flowers for? 3 Have you got a pen with you? 4 Do you mind if I open the window? 5 How’s your sister? 6 Fancy a drink on the way home? 7 Have you got the time? 8 Could you give me a lift to my house? 9 How did the meeting go? 10 Excuse me, are you Ms Smith?

%"Lezen Oefening 18 Lees de tekst en geef daarna aan of de beweringen waar of niet waar zijn.

Small Talk Making small talk with strangers at a business event1 – does the idea fill you with horror? It isn’t easy making small talk with people you don’t know. If you’ve ever ended up with a frozen smile on your face while you worriedly think of a topic2 to discuss, here are some tips to make it easier. 1. Prepare conversation topics ahead of time. The chances are that before heading out to a business event or social occasion3 you will think about what you will wear, how you will get to the event, and even where you will park. How often do you plan what you will say once you get there? 2. Use an opening line to start the conversation. Don’t worry, you don’t need a brilliant opener. In fact, it can be a conversation stopper because when you say something weird or unexpected people may be surprised for a short time and they will not know how to respond. Stick to simple topics like the weather or why you are at the event. That’s why we talk about the weather - it’s something everyone can talk about!

16


Unit 1 Nice to meet you

3. Get the conversation rolling. The best way to do this is to begin with your shared experience, such as the event you are at. Ask about the person’s relationship to the event or group. Ask their opinion on the speaker, or how they know the host. Or talk about the location or city you are visiting. Any of these questions will give you a direct connection because you’ve shared the same experience. Remember that at business events, people want to meet new people. Be friendly, use your opening line, and talk about the event. You’re sure to get the conversation moving. General topics to avoid: religion, politics, sex, philosophy, world problems, death, divorce, or anything else that might become a personally unpleasant subject. 1

zakelijke gelegenheid

2

onderwerp

3

sociale gelegenheid

1 Het is makkelijk om een onderwerp te verzinnen voor een praatje.

waar / niet waar

2 Het is handig om vóór de ontmoeting onderwerpen te bedenken.

waar / niet waar

3 Het onderwerp dat je bedenkt moet ingewikkeld zijn.

waar / niet waar

4 Je hoeft niet vriendelijk te zijn, als je maar praat.

waar / niet waar

5 Stel persoonlijke vragen.

waar / niet waar

!"Gesprekken

voeren

Oefening 19 Wat is netwerken? Eén woordenboek omschrijft het als volgt: ‘Netwerken is mensen benaderen die nuttig kunnen zijn voor de eigen carrière.’ Netwerken is wanneer je met iemand, je vrienden, je leraren, je ouders, hun vrienden, je voetbalcoach enzovoort over jezelf spreekt en over wat je doet. Wanneer je een bijbaantje zoekt kun je dat proberen te vinden door middel van je netwerk. Je stageplek kun je ook op deze manier vinden. Netwerken doe je bijvoorbeeld ook op Hyves en Facebook. Spreek met een klasgenoot over de do’s en don’ts van netwerken. Do’s • Wees niet bang om fouten te maken en blijf geloven in jezelf. • Laat je inspireren door dingen waar je vrolijk van wordt. • Zorg dat je goed luistert. Bij netwerken gaat het er niet om jezelf te promoten. • Geef alleen je cv als de ander daar om vraagt. Don’ts • Ga niet op zoek naar iemand met veel contacten. Het gaat er om of iemand je aan de informatie kan helpen waarnaar je op zoek bent. • Beperk je niet alleen tot online netwerksites als Linkedin.com. Om vertrouwensrelaties op te bouwen zijn mensen van vlees en bloed nog steeds onmisbaar.

17


Unit 1 Nice to meet you

#"Luisteren Oefening 20 Luister naar de tekst van track 4. Luister naar het verhaal en zet daarna de volgende vijf punten in de juiste volgorde. 1 Tell a good story. 2 Always have a goal. 3 Always have a card... 4 Carry a pen and write down... 5 Do someone a favour.

#"Luisteren Oefening 21 Luister naar de tekst van track 5. Er is behoorlijk veel verschil tussen Amerikaanse en Engelse woorden. Op school moet je (Brits) Engels leren, maar op tv hoor je voornamelijk Amerikaans Engels. Daardoor lijkt het vak Engels soms een beetje ingewikkeld. Luister naar de volgende woorden. Welke woorden worden op zijn Amerikaans uitgesproken en welke op zijn Engels? Je hoort de woorden twee keer. Amerikaans answer ask banana castle dance France example glass

18

Engels


Unit 1 Nice to meet you

%"Lezen Oefening 22 Engels wordt in veel verschillende landen over de hele wereld gesproken, als moedertaal of als tweede taal. Daarom zijn er zo veel verschillen in uitspraak. Lees de volgende tekst.

The English Language The British and the Americans like to talk about the differences between British and American English. There are a few small differences in the grammar and there are a few words that are different on either side of the Atlantic. The biggest difference is the accent. However, if you listen to Standard English (for example newsreaders) in Britain or the US, there are no problems in understanding at all. The problems are with different kinds of American and British English. These different dialects and accents depend on people’s social status and the geographical area in which they live. It is possible that a middle-class speaker from the south of England will find it difficult to understand a working-class speaker from the north. In the same way, a wealthy Californian may not understand an ordinary New Yorker. All of these people have accents, but the middle-class accents are usually closer to Standard English. It is difficult for learners of the language that there are so many different variations of English. What sort of English should they learn? Is American English better than British English, or the other way around? The answer depends on their reason for learning English. If they are learning English for their work, the choice will probably be easy. But for many students, it doesn’t matter. What matters is that they understand and are understood.

Zoek woorden in de tekst met de volgende betekenis: 1 verschillen

4 spreker

2 nieuwslezer

5 begrijpen

3 afhangen van

The English language About 380,000,000 people speak English as a first language. About 380,000,000 people speak English as a second language. About 1,000,000,000 people study English around the world.

%"Lezen Oefening 23 Mensen uit andere landen hebben vaak andere waarden dan wij, een andere manier van doen en laten en een andere kijk op het leven. Dat noemen wij interculturele aspecten. Ga je zaken doen met bedrijven in andere landen, dan is het belangrijk dat je je hiervan bewust bent.

19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.