Werkboek B1 sector Handel N3-4
Business English
Robert Hempelman Anke Horlings
Werkboek B1 sector Handel N3-4
Business English
Robert Hempelman Anke Horlings
Auteur
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor primair
Robert Hempelman
onderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en
Anke Horlings
volwasseneneducatie en hoger onderwijs.
Redacteur
Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht
Paul Evans, Amsterdam
van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16.
Vormgeving EnOf Ontwerp + communicatie, Utrecht
ISBN 978 90 06 81460 6 Eerste druk, eerste oplage, 2011
Beeldredactie en opmaak Studio Imago, Amersfoort
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011
Omslagfotografie
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag
Shutterstock
worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige
Fotografie binnenwerk
vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch,
Alamy
door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder
Dreamstime
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
iStockphoto Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is Illustraties
toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het
Richard van de Pol
Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan
Website bij deze uitgave
Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie
www.2020english.nl
(PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Voorwoord Dit is het Werkboek B1 sector Handel N3-4 van de herziene methode 20/20 Business English. Je gebruikt dit werkboek in combinatie met het eveneens herziene Handboek sector Economie N3-4. Het Handboek is een uitgebreid naslagwerk waarvan je vaak gebruik zult maken tijdens, en misschien ook wel na je studie. In dit werkboek word je regelmatig verwezen naar paragrafen in het handboek. Om een oefening te kunnen maken moet je bijvoorbeeld eerst theorie bestuderen of achtergrondinformatie lezen. Voorbeeld: in Exercise 8 (bladzijde 12) staat: Study your handbook, A11, to learn the pronunciation of the English alphabet. Als je het handboek erbij pakt, zie je dat je bij A11 informatie over de uitspraak krijgt. Dit werkboek is verdeeld in tien units die allemaal gaan over min of meer vertrouwde onderwerpen. De antwoorden op de vragen en de uitwerkingen van de opdrachten kun je het boek zelf schrijven, zodat je altijd je werk bij de hand hebt. Na elke unit volgt een case, waarin je kunt laten zien dat je de geleerde stof beheerst en dat je communicatief vaardiger bent geworden. De methode 20/20 Business English is bedoeld om zelfstandig leren en werken te vergemakkelijken. Als je de aanwijzingen in dit werkboek volgt en de opdrachten naar behoren uitvoert, zul je merken dat je veel vragen over Engels zelf kunt beantwoorden en problemen zelf kunt oplossen. Je docent heeft alle uitwerkingen. Bespreek met haar/hem of je over deze uitwerkingen mag beschikken. Als je alle tien units en cases aandachtig hebt doorgewerkt, zul je merken dat je je in veel situaties al heel goed kunt redden. Je woordenschat is groter geworden, je kunt eenvoudige gesprekken voeren, allerhande teksten lezen en eenvoudige e-mailberichten schrijven. You won’t be at a loss for words. Robert Hempelman Anke Horlings
Gebruiksaanwijzing In elke unit worden de vaardigheden Gesprekken voeren, Lezen, Schrijven en Luisteren en Spreken (presenteren) geoefend. Daarnaast is er aandacht voor Grammatica en belangrijke woorden. Aan het eind van elke unit vind je een Case. Speaking interaction / Gesprekken voeren In dit boek vind je veel oefeningen die je helpen een eenvoudig gesprek in het Engels te voeren over vertrouwde onderwerpen. In veel gevallen kun je al voorbeelden ontlenen aan de luisteroefeningen bij dit boek. De luisterfragmenten vind je op de website www.2020english.nl Speaking / Spreken Bij dit onderdeel zul je een aantal presentaties of monologen over verschillende zakelijke onderwerpen moeten voorbereiden en houden. Listening / Luisteren De vele luisteroefeningen zijn er niet alleen op gericht je luistervaardigheid te vergroten, maar ook om je een groot aantal voorbeeldgesprekken te laten horen die je in allerlei situaties kunt gebruiken. De luisterfragmenten vind je op de website www.2020english.nl Reading / Lezen Je vindt in deze rubriek een groot aantal niet al te lange leesteksten over uiteenlopende onderwerpen waarmee je te maken kunt krijgen. De teksten worden gevolgd door een aantal verschillende opdrachten. Writing / Schrijven In dit deel leer je eenvoudige e-mailtjes schrijven en eenvoudige zinnen vertalen. Grammar / Grammatica Je vindt in dit deel een aantal grammaticaoefeningen bij de theorie uit het Handboek. Important words and phrases / Belangrijke woorden en uitdrukkingen Dit is een lijst van woorden en uitdrukkingen afkomstig uit de unit die je zojuist hebt doorgewerkt. Je moet er zelf voor zorgen dat je deze woorden en uitdrukkingen actief in het Engels kunt gebruiken. Case De case wordt in het Engels gepresenteerd. In de case laat je je communicatieve vaardigheden zien. Het is dus belangrijk dat je de vaardigheden en de woorden en uitdrukkingen uit de voorafgaande unit goed beheerst. Betekenis iconen
Speaking interaction / Gesprekken voeren
Reading / Lezen
Speaking / Spreken
Writing / Schrijven
Listening / Luisteren
Grammar / Grammatica
Inhoudsopgave Unit 1
Welcome to the shop!
7
Case 1
On the shop floor
28
Unit 2
How may I help you?
33
Case 2
May I ask you something?
52
Unit 3
Keeping the customer satisfied
57
Case 3
Customer satisfaction
78
Unit 4
Knowing your business
81
Case 4
Garden Leisure presents‌
101
Unit 5
Orders are orders
107
Case 5
Troubleshooting
127
Unit 6
Clicks & bricks
131
Case 6
How about a web shop?
144
Unit 7
A job like no other
149
Case 7
Looking for a new job
167
Unit 8
Shopped!
171
Case 8
Shoplifting
188
Unit 9
Trade Fair
191
Case 9
Preparations
209
Unit 10
What the future has in store
213
Case 10
Going Worldwide
224
Welcome to Unit 1 the shop!
Working in a shop sometimes involves dealing with customers who do not speak Dutch. In such cases you will often be expected to use English as the language of communication. It may be the case that you have English-speaking colleagues working with you. Who knows what the future has in store for you? You may find yourself working in shop in Great Britain or the USA in five or ten years from now! In all these situations you want to be able to speak and understand English.
Unit 1
Welcome to the shop!
Speaking
interaction
Exercise 1 Work in pairs. Answer the following questions and discuss your answers. 1 Have you ever worked in a shop? If yes, what kind of shop was it?
2 What do you find attractive about working in a shop?
3 Have you ever had to deal with a ‘customer from hell’? If yes, how did you deal with them?
4 What makes a good salesman?
Listening ➜ Study your handbook, A87, A93, A97, A146, to learn phrases you can use to greet people and to show them to the right department, article or person. Listen to track 1.
Exercise 2 You will hear customers asking a sales assistant questions. For each answer, choose the Dutch sentence closest in meaning to what the sales assistant says. 1 Excuse me. Could you me tell where I can find greetings cards? a In de kelder. b Op een hogere verdieping. c Die verkopen we niet. 2 Would you know where I can find the cosmetics department? a Op de eerste verdieping bij de roltrap. b Op de begane grond naast de schrijfwaren. c Op de begane grond bij de ingang. 3 Good morning, I’m looking for Mr De Wit, the manager. a De manager en zijn assistent(e) zijn allebei aanwezig. b De manager is er niet, maar zijn assistent(e) wel. c De manager en zijn assistent(e) zijn afwezig. 4 Excuse me, I’m in a bit of a hurry. Do you sell nuts and bolts? a Ik weet het niet. b Ik weet het niet zeker, maar ik denk van wel. c Gaat u maar even naar een collega van een andere afdeling.
8
Unit 1
Welcome to the shop!
5 I would like to return this CD I gave to my boyfriend for his birthday. He already has it. a Wij nemen de cd terug, dat hoort bij de service van de zaak. b Dat kan alleen als de cd nog verzegeld is. c De klant moet even naar Klantenservice gaan. 6 Good afternoon, could you tell me where the manager’s office is, please? a De klant moet wachten op de manager, die gehaald wordt. b De klant kan doorlopen naar het kantoor van de manager. c De klant moet even wachten, want de manager is even weg uit de winkel. 7 Excuse me, do you have late-night shopping today? a Alleen op zondag en maandag. b Alle dagen van de week, behalve op zondag en maandag. c Alle dagen van de week en tegenwoordig zelfs op zondag en maandag. 8 Hi, we’re looking for accessories for pets. a Die worden verkocht in de winkel aan de overkant. b Die zijn op die afdeling daarginds te vinden. c Dierenbenodigdheden worden hier niet meer verkocht.
Listening Listen to track 2.
Exercise 3 Here are ten questions by customers and answers by shop assistants. Fill in the missing words. 1 Excuse me, what hours are you open today? - We’re open from
today, sir.
2 Would you know where I can find crystal glasses? - You’ll find them on the first floor in the kitchen 3 Good afternoon, would you know where I can find a
Assistant?
- Over there, do you see that lady in the blue shirt? She will help you. 4 Could you please tell me where I can find men’s That’s on the third floor, next to the lifts. 5 Sorry to interrupt you, would the CD department be in the - No, they are no longer there, they’ve been on the ground floor since last week. 6 Do you sell halogen lamps? - Certainly, madam. We have lamps in the 7 I have a
department.
. Where’s the manager’s office, please?
- Could you please wait here, sir? I’ll get him for you.
9
Unit 1
Welcome to the shop!
8 Good morning, I would like to exchange this sweater. - You can exchange it at
Service.
9 Do you sell those mugs with the English flag on them? - No, I’m sorry love. Why don’t you try the
shop across the street?
10 Excuse me, I’m looking for that Sales Assistant, a girl with red hair. She sold me a pair of blue jeans last Friday. - I’m afraid she’s not in today. She is a weekend
Speaking
. She only works on Fridays and Saturdays.
interaction
Exercise 4 Here are things you can say when you meet customers who speak English. Complete the English sentences. 1
Good
,
.
Goedemorgen, mevrouw.
2
Good
,
.
Goedemiddag, meneer.
3
Good
,
.
Goedenavond, mevrouw Jones.
can I help you?
4 5
Can I be of
6
I see, you’re
7
Whose
Waarmee kan ik u helpen?
to you?
Kan ik u van dienst zijn?
the manager. is it?
Wie is er aan de beurt?
else, sir?
8 9
Just a
10
I’ll be
11
I beg
12
You’re
Anders nog iets, meneer?
, please.
Een ogenblik, alstublieft.
with you.
Ik kom zo bij u.
?
Pardon (wat zegt u)? .
Geen dank.
and goodbye.
13 14
You can pay at the
15
You can
Ik begrijp het, u zoekt de bedrijfsleider.
Bedankt en tot ziens. .
the articles within a week.
U kunt aan de kassa betalen. U kunt de artikelen binnen een week ruilen.
Now work in pairs. One of you reads out the Dutch sentence, the other gives the English translation without looking at his or her book.
Speaking
interaction
Exercise 5 At work you will not only meet customers but sometimes business people from other countries as well. In such situations you should know how to introduce yourself. ➜ Study your handbook, A84-A87, to learn phrases you can use when meeting people.
10
Unit 1
Welcome to the shop!
Choose the best response (a-j) for each of the introductions (1-10). 1
May I introduce myself: John Caffyn of BeeTech
a Hello, I’m Diana.
Ltd. 2
Hello, Mr Herms. How are you?
b Right, nice to meet you. I hope you’ll enjoy your new job.
3
Hi! I’m Lieselotte, a friend of Ruben’s.
c Hello, Omar. How are you?
4
How do you do? I’m Stephen Vance.
d Nice to meet you, Mr Selby. My name is Christine Penn.
5
Good afternoon, Miss Ogilvie. Nice to see you again.
6
Rustfree Products.
Excuse me, my name’s Laurens Bas, are you Mrs Jackson by any chance?
7
e Pleased to meet you. I’m David Simpson of f A good morning to you too. I’m Jacqueline Neilsen.
Excuse me, I don’t think we’ve met. I’m Nick
g Fine, thank you. How about you?
Selby. 8
Hello, didn’t I meet you at the conference last
h Yes, I’m Claire Jackson. It’s Ms, actually.
March? I’m Amanda Burchill. 9
Good morning, my name is Rupert Menzies.
i Hi, it’s nice to see you again. How have you been?
10
Mr Koolen? I’m Hugh Nimby, your new secretary.
j How do you do, I’m Hans van Stratum.
Listening Listen to track 3.
Exercise 6 Listen to the telephone conversation and fill in the missing words. Potter
Good morning, Lewisham, Rowan Potter
Dros
Good morning, my name is John Dros, I’m calling from Tilburg in the Netherlands. Could you put me
(1), how may I help you?
(2) to someone in the Personnel Department, please?
Potter
Certainly. I’ll
Dros
Thank you.
(3) you.
... Potter
Could you please hold the line, Mr Dros? The line is
Dros
I beg your
Potter
Ms Andrews from Personnel is busy right now. I’m sure she can talk to you in a minute.
Dros
I see, thank you, I’ll wait.
Speaking
(4).
(5)?
interaction
Exercise 7 ➜ Study your handbook, A47-A56, to learn phrases you need when answering the telephone. Work in pairs. One of you works in a Dutch parquet flooring shop and answers the telephone in English. The other is an English-speaking customer on the phone. Switch roles.
11
Unit 1
Welcome to the shop!
(A)
Goedemorgen, Berk Parket.
(B)
Good morning, this is Heather McPherson, could I speak to the manager, please?
(A)
Ja, mevrouw. Ik zal u doorverbinden, een ogenblik alstublieft.
(B)
Thank you.
(A)
Het spijt me. De manager is niet in zijn kantoor. Ik zal vragen of hij in de showroom is.
(B)
Thank you, I’ll hold.
(A)
Mevrouw?
(B)
Yes?
(A)
Ik heb de manager gevonden. Kunt u uw naam nog een keer herhalen?
(B)
Yes, it’s McPherson. Capital M-c, capital P-h-e-r-s-o-n.
(A)
Dank u wel. Ik zal u nu doorverbinden met de heer Van den Berk.
Speaking
interaction
Exercise 8 ➜ Study your handbook, A11, to learn the pronunciation of the English alphabet. As you heard in exercise 7, Heather McPherson spelled her name. When you call people yourself, you will often be asked to spell your name, the name of the shop you work for and sometimes a complete address. 1 Listen to your teacher and write down the five names you hear spelled.
2 Work in pairs. Spell your own family name and the family name of one of your friends. If you see your classmate making a mistake, correct him or her in English as in the example. You wrote the letter ... down here, but that should be a(n) ... . ➜ Study your handbook, A48, to learn how to use the telephone alphabet. 3 Work in pairs. Spell your name and address using the telephone alphabet. If necessary, correct each other in the same way. ➜ Study your handbook, A49, to learn how to say telephone numbers. 4 Listen to your teacher and write down the three telephone numbers you hear.
5 Work in pairs. Write down your own telephone number and two other telephone numbers of people you know. Do not look at each other’s notes. One of you reads out the numbers that are on the paper. The other writes down the numbers. Check your answers. Switch roles.
12
Unit 1
Welcome to the shop!
Speaking
interaction
Exercise 9 ➜ Study your handbook, A65, A70, to learn phrases for making appointments. Work in pairs. In the following conversations you are going to make appointments. Practise both roles. 1 (A)
Apex Double Glazing Limited, goedemiddag, hoe kan ik u helpen?
(B)
Goedemiddag, mijn naam is ... . Ik wil een afspraak maken met de inkoopmanager (Buying Manager).
(A)
Dat is mogelijk. Ik zal even zijn agenda (diary) controleren. Wanneer zou u hem willen spreken?
(B)
Zou donderdagmiddag hem schikken?
(A)
Nee, het spijt me, hij heeft al een andere afspraak op donderdag.
(B)
Woensdagmorgen dan? Rond 11 uur?
(A)
Ja, dat is goed. Hij is dan de hele morgen op zijn kantoor. Mag ik uw naam nog een keer?
(B)
Mijn naam is ... . Ik zal het even voor u spellen, dat is ... .
2 (A)
Goedemorgen, kan ik u helpen?
(B)
Ik zoek het kantoor van de bedrijfsleider.
(A)
Ik ben de bedrijfsleider. Wat kan ik voor u doen?
(B)
Ik wil een afspraak maken voor volgende week. Ik ben de nieuwe stagiair(e) (trainee).
(A)
Aha. Prettig kennis te maken. Mijn naam is Williams. John Williams.
(B)
Aangenaam kennis te maken. Mijn naam is ... .
(A)
Waarom wil je een afspraak maken?
(B)
Ik wil wat meer weten over de tijden die ik moet werken en het werk dat ik moet doen tijdens mijn stage (work placement).
(A)
Goed, zou maandagmorgen om 9 uur jou uitkomen?
(B)
Liever dinsdag als dat geen probleem is.
(A)
Nee hoor, dinsdag 9 uur dan. Ik moet nu gaan, als je het niet erg vindt, ik moet nog enkele dringende zaken afwerken. Tot volgende week dan. Dag.
(B)
Tot ziens.
Listening Listen to track 4.
Exercise 10 ➜ Study your handbook, A66-A68, to learn phrases you need when you want to confirm, change or cancel an appointment. 1 You will hear three short conversations about appointments. For each conversation fill in: confirms, changes, or cancels. a In the first conversation Mr Hackney b In the second conversation Mr Hackney c In the third conversation Mr Hackney
the appointment. the appointment. the appointment.
13
Unit 1
Welcome to the shop!
Introducing yourself Americans are often more informal than the British when they introduce themselves. With American business people you will notice that they often use first names right from the start. It is quite normal to introduce yourself as: ‘I’m Simon van Kasteren’ or ‘My name’s Marjolein Brands’. Never use the word ‘mister’ (Mr) or Mrs / Ms / Miss to introduce yourself. You can, however, use it to introduce others. When you introduce yourself, you may add that you come from the Netherlands / from Holland: ‘I’m Nick Vernooij from the Netherlands.’ Another useful expression is ‘I don’t think we’ve met. My name is Edwin Ong. I work for Parabrella in Amsterdam. Or you can say: ‘Stephanie, have you met Martin Heyd, from Bielefeld, Germany?
Grammar Exercise 11 When you make appointments you must be able to ask questions and to say, for example, that you cannot come at a certain time. ➜ Study your handbook, E57-E60, to learn about questions and sentences with the word ‘not’ in them. Translate the following sentences: 1 Ik kan de bedrijfsleider morgen niet ontmoeten.
2 Ik heb geen tijd voor een nieuwe afspraak.
3 Heeft u vrijdag tijd?
4 Ik weet niet of ik de afspraak kan veranderen.
5 Is de winkel vanavond tot negen uur open?
6 Gaat hij morgen naar het buitenland?
7 Ik zeg de afspraak niet af, maar ik wil even zeggen dat ik vanmorgen niet kan komen.
8 Weet u of hij aanstaande vrijdag kan komen?
9 Komt meneer Van Henegouwen morgenmiddag?
10 Ik weet het niet zeker.
14
Unit 1
Welcome to the shop!
Grammar Exercise 12 ➜ Study your handbook, E27-E28, to learn about prepositions (voorzetsels). Use prepositions to complete the sentences below. 1 When a customer goes
a department store, there should be a store directory listing
the locations of all the different departments. 2 Yasmina works
a pet shop.
3 The manager opens the shop 4 The lift takes you 5 I am in charge here 6 You will find batteries
9 o’clock. and
to the different floors.
the manager comes back. the right in the electronics department.
7 You can find the TV sets
the shelves
8 We are open every day,
on Sundays.
9 Greetings cards can be found
the left wall.
the first floor.
10 My colleague is busy right now, but she will be back
five minutes.
Reading Exercise 13 Read the text and answer the questions below.
How an Electronic Purse Works For more than a decade, prepaid cards have been used in the United States in a variety of single-purpose and limited-purpose applications. The mass transit systems of New York, San Francisco and Washington all use prepaid cards. Prepaid cards are common on college campuses, where students use them for 5
copying machines and at cafeteria checkout lines. Many regional telephone companies have begun selling prepaid calling cards. Applications such as these, which offer only one or a few possible uses, are known as ‘closed systems.’ An ‘open system’, by contrast, allows consumers to use a single card in a variety of locations for a broad range of purchases. When used in an open system, a prepaid card is commonly known as either an electronic purse or a stored value card.
15
Unit 1
Welcome to the shop!
10
An electronic purse system might work as follows. A bank issues stored value cards to its customers, who then transfer value from their accounts to the cards at an ATM, a personal computer, or a specially equipped telephone. The electronic purse card might also function as an ATM card or a credit card. When making purchases, customers pass their cards through a vendor’s point of sale terminal. No credit check or signature is needed; validation, when required, is by personal identification number. Funds are
15
deducted directly from the cards and transferred to the vendor’s terminal. Merchants can transfer the value of accumulated transactions to their bank accounts by telephone as frequently as they choose. When the value on a card is spent, consumers can load additional funds from their accounts to the card. What the Electronic Purse Offers To succeed, an electronic purse system will need to offer enough features of value to its three constituencies
20
— consumers, merchants, and issuers — to induce them to bear its costs. In several market studies, consumers have expressed enthusiasm for the electronic purse concept and a general willingness to pay either a per transaction fee of 2 to 5 cents or annual user fees. The major attraction for consumers is convenience: using the card for small-ticket purchases such as newspapers, coffee, and various vending machine items would reduce the need to carry loose change and would speed transactions
25
because consumers would always have ‘exact change.’ The electronic purse would also be more convenient than checks or debit cards for smaller transactions. Because it functions independently of a bank account, the electronic purse would afford users both greater privacy and freedom from the need to record expenditures in a checkbook. The electronic purse could even promote budgeting because a user can spend only the amount on the card.
Are the following statements true or false? true
false
1 Prepaid cards are only used by students.
■
■
2 To use the electronic purse you need a PIN.
■
■
3 Users can add credit to their electronic purse.
■
■
4 The electronic purse mainly appeals to consumers because it saves them money.
■
■
5 The electronic purse is linked to a bank account.
■
■
Reading Exercise 14 Find the translations of the following words in the text. 1 toepassingen 2 een groot aantal verschillende aankopen 3 geeft uit 4 geldautomaat 5 verkoper 6 bevestiging, autorisatie
16
Unit 1
Welcome to the shop!
7 afgeschreven van 8 extra geld 9 eigenschappen, gebruiksmogelijkheden 10 ertoe bewegen, aanzetten 11 verkoopautomaat 12 kleingeld 13 gepast geld 14 uitgaven 15 bevorderen
Writing Exercise 15 In retailing, as in all businesses, you may have to deal with written communication. This may be in the form of letters, faxes, memos, email, forms or maybe even a list of questions, or questionnaire, that you use to ask customers for their opinion about your shop, products, service and so on. ➜ Study your handbook, C3-C11, to learn about writing a business letter. Correct the mistakes in the following parts of a business letter. 1 Audreciastreet 24 2 2rd April 2012 3 Dear Mister Andrews 4 Amsterdam, 31 september 2013 5 12 january 2012 6 Dear Mrs Unknown 7 dear sirs 8 Dear Angelo Lucardi 9 Enclose 1 10 yours sincerely
17
Unit 1
Welcome to the shop!
Writing Exercise 16 Write a complete letter by filling in the elements (a-j) in the blanks (1-10).
20/20 COMPUTER GAMES LTD Profile House, 23 High Street Eton, Windsor, SL4 6AX (1) (2) (3) (4) Thank you for sending us a confirmation of your intended visit to our head office and two of our new stores. We look forward to receiving you on 4 July. Ms Korsakov will be your personal assistant during the entire day. She will meet you at the airport at 8.30 am. If you have any questions, please do not hesitate to contact us. (5) (6) (7) (8) (9) (10)
a
c
g
Roger Williams
Yours sincerely
Dear Mr Williams
130 Queens Road
d
h
Reading, Berks
Encl.
21 June 2013
e
i
20/20 COMPUTER GAMES LTD
re: VISIT TO HEAD OFFICE AND
TMC
RG1 4DG b M. Taylor
NEW STORES f Chief Executive Officer
j M. Taylor (Mrs)
18
Unit 1
Welcome to the shop!
Listening Listen to track 5.
Exercise 17 Listen to the conversation between Mr Harris and Cathy and fill the gaps with the words and phrases below. When you have completed the conversation, listen one more time to the text and then practise the conversation in pairs, using your own names. amount – bank card – banknote – barcode – beep – by cheque – cash register – cashiers – change – checkout – chip-card – personal code – purchases – scan – screen – service – signature – slide – till – value Harris
Well, Cathy, I’m quite pleased with your work in the past few weeks.
Cathy
Thank you, Mr Harris.
Harris
I think it’s time that you learned how to operate the
Cathy
You mean that you want me to help customers who want to pay for the goods they’ve bought?
Harris
That’s right. If you step over here, I’ll show you how it works. You
Cathy
Yes, I know, I’ve seen the
Harris
Fine, make sure you wait till you hear a sound a bit like a
(1). (2) the
(3) of the goods by passing it across this small glass plate. (4) do it in the supermarket where I worked last year. (5) after you’ve scanned
each article. That way you’re sure you’ve scanned it correctly. Cathy
What happens if I scan it twice by accident?
Harris
You just look at the
Cathy
Right.
Harris
After you’ve scanned all the articles and put them on the
(6) of the cash register. The customer can also see it. If you have
scanned it twice, you need to subtract it, of course.
to open the
(7), you push this button
(8). Do you know what to do when a customer pays with a
(9)? Cathy
Yes, you don’t put it in the till immediately. You do that after you’ve given the customer their
Harris
And why is that, do you think?
Cathy
So they can’t say afterwards that they gave me a banknote with a higher
Harris
Very good. Now, you tell me in what other ways customers can pay for their purchases.
Cathy
Well, they can pay
(10). (11).
(12). I have to check the numbers and the
they can also use their
(14) and enter their
Harris
Very good. Where did you learn all this?
Cathy
Well, I just think it’s not too difficult. Mr Harris, I’ve got a question.
Harris
Yes?
Cathy
Can customers use a
Harris
No, but we’re thinking about it. The average
(13). Then (15).
(16) in this store? (17) customers pay for their
(18) here is just a little too high for a chip-card. Then again, we may have to do it as part of our
(19).
Cathy
I see, shall we begin then?
Harris
All right, I’ll open that
(20) over there for you and ask Lynn to assist you for the first few
hours.
19