Voorbeeldhoofdstuk 'Klimaat en natuurlandschappen in Europa' - werkboek 1 havo/vwo

Page 1


DIT BOEK IS VAN:

KLAS:

Auteurs

Matthijs de Boer, Freek Jutte, Katie Oost, Jan Padmos, Alice Peters

Eindredactie

Daphne Ariaens, Alice Peters

De Geo onderbouw wordt vernieuwd!

Beste aardrijkskundedocent,

De Geo voor de onderbouw vmbo, havo/vwo en vwo wordt op dit moment herzien. Het vernieuwde lesmateriaal voor leerjaar 1 kun je inzetten vanaf schooljaar 25/26. Leerjaar 2 en 3 volgen in schooljaar 26/27 en 27/28. In dit katern vind je het vernieuwde havo/vwo-hoofdstuk Klimaat en natuurlandschappen in Europa. Om een goede indruk te geven van de vernieuwingen, zijn hierin verschillende vernieuwingen met memoblaadjes uitgelicht.

Wat is er nieuw?

• Alle leerstof in deze release is geactualiseerd, zowel in het leerboek, het werkboek als het Basisboek. Dit is gedaan in nauwe samenwerking met experts, zodat De Geo weer up-to-date is met de laatste wetenschappelijke kennis en maatschappelijke ontwikkelingen.

–In de leerstof zijn de meest recente wetenschappelijke inzichten verwerkt over weer en klimaat, fysische geografie (waaronder platentektoniek), migratie, stadsgeografie, duurzaamheid en globalisering.

–Beelden en teksten bevatten geactualiseerde voorbeelden.

–Onderwerpen en regio’s waarin veel ontwikkelingen zijn geweest, zoals de Brexit of Rusland, zijn geactualiseerd.

– In het openingshoofdstuk van leerjaar 1 (vmbo-th, havo/vwo en vwo) is gekozen voor Australië als regio in plaats van Iran.

–Er is meer aandacht voor Afrika als continent en de invloed van China.

• Het hoofdstuk over aardrijkskundige vaardigheden is geactualiseerd.

• Het werkboek bevat nu extra handvatten om formatief handelen makkelijker te maken.

–Aan het eind van elke paragraaf staat een overzicht van de leerdoelen die bij die paragraaf horen. Er wordt hierbij geen onderscheid meer gemaakt tussen leerboek, werkboek en Basisboek.

–Aan het eind van elke paragraaf is een Terugblikopdracht opgenomen. Hierin beantwoorden leerlingen de deelvraag van de paragraaf. Daarna maken ze online een korte Test jezelf waarin alle vragen zijn gekoppeld aan leerdoelen. Hierna vullen leerlingen in het leerdoelenoverzicht in welke leerdoelen ze al goed beheersen en welke ze nog meer moeten oefenen.

–Van elk hoofdstuk is online een oefentoets beschikbaar die voorbereidt op de summatieve toets. Bij elke vraag van deze oefentoets krijgen leerlingen feedback en tips om verder te leren.

• Het toetsmateriaal is verbeterd en uiteraard aangepast aan de vernieuwde inhoud.

• Er is nagedacht over en aandacht besteed aan diversiteit en inclusiviteit in zowel inhoud en beeldmateriaal als taalgebruik.

• Er is nog meer aandacht voor het goed bekijken van bronnen. Zo wordt de Startfoto van elk hoofdstuk uitgebreid bevraagd in verrassende opdrachten waarbij leerlingen leren verder te kijken dan hun eerste blik.

• De nieuwe vormgeving van het werkboek in één kolom zorgt voor overzichtelijke pagina’s en meer schrijfruimte. Ook is in alle boeken een nieuw lettertype gebruikt dat goed leesbaar is voor leerlingen die dyslectisch zijn.

• De powerpointpresentaties zijn vernieuwd. De nadruk ligt meer op beeld: aan de hand van de prachtige Geo-beelden leg je de leerstof uit aan je leerlingen. De dia’s bevatten ook korte, ondersteunende teksten. Je kunt deze presentaties zelf aanpassen om optimaal gebruik te maken van het materiaal.

Natuurlijk is De Geo nog steeds de kwalitatieve aardrijkskundemethode die je gewend bent. Ook in deze nieuwe release vind je weer een rijk aanbod aan thema’s en regio’s, zorgvuldig gekozen beeldmateriaal en uitdagende opdrachten.

Meer weten?

Neem voor informatie over praktische zaken, zoals verschijningsdata, levering en prijzen, of voor een presentatie over De Geo op school, contact op met jouw accountmanager (zie thiememeulenhoff.nl/voorgezetonderwijs/accountmanagers) of de klantenservice via thiememeulenhoff.nl/contact of telefoon (033) 44 83 600.

Met vriendelijke groet, Het team van De Geo

Inhoud

November 2024: de exacte inhoud nog onder voorbehoud, want aan meerdere hoofdstukken wordt nog gewerkt.

Hoe werk je met het werkboek?

1 Australië

Start

1.1 Australië op foto’s en kaarten

1.2 Inzoomen op Sydney

1.3 Australië in de atlas

1.4 Bronnen: Tijd en afstand in Australië

Finish Online

• Anders actief

• Keuzemenu

2 Grote natuurlandschappen op aarde

Start

2.1 Ontbossing in het Amazonegebied

2.2 De outback in Australië

2.3 De Inuit in het poolgebied

2.4 Het Lötschental

Finish Online

• Anders actief

• Keuzemenu

3 Gambia: de smiling coast van Afrika

Start

3.1 Gambia: een andere wereld

3.2 Arm en rijk in Gambia

3.3 Bronnen: Bevolkingskenmerken van Gambia

3.4 Kansen voor Gambia

Finish Online

• Anders actief

• Keuzemenu

4 Natuurrampen in Japan

Start

4.1 Japan: land in de Ring van Vuur

4.2 De grote Oost-Japanse ramp

4.3 De vulkaan de Aso

4.4 Bronnen: Omgaan met rampen

Finish Online

• Anders actief

• Keuzemenu

5 Land in Zuidoost-Azië: Indonesië

Start

5.1 De Indonesische archipel

5.2 De cultuur van Zuidoost-Azië

5.3 Snelle economische veranderingen

5.4 Verstedelijking

Finish

Online

• Anders actief

• Keuzemenu

6 Klimaat en natuurlandschappen in Europa

Start

6.1 De invloed van de Golfstroom

6.2 Reliëf als klimaatfactor

6.3 Europa: klimaat en vegetatie

6.4 Klimaatverandering

Finish

Online

• Anders actief

• Keuzemenu

7 Je eigen omgeving in beeld

Start

7.1 De inrichting van een wijk

7.2 De buurt: inrichting en bewoners

7.3 Stad of platteland?

7.4 Bronnen: Onderzoek je eigen buurt

Finish

Online

• Anders actief

• Keuzemenu

8 Brazilië: reus van Zuid-Amerika

Start

8.1 Brazilië: landschap en bevolking

8.2 Brazilië in de wereldeconomie

8.3 Ongelijkheid in Brazilië

8.4 Duurzaamheid en Brazilië

Finish

Online

• Anders actief

• Keuzemenu

Methodeoverzicht | Colofon

Bronvermelding

6 Klimaat

6 Klimaat en natuurlandschappen in Europa

Start

Hoofdvraag: Hoe verklaar je de klimaten en de oorspronkelijke natuurlijke begroeiing van Europa?

Elk hoofdstuk heeft een hoofdvraag en elke paragraaf een deelvraag. Deze vragen brengen focus aan voor leerlingen.

1 Klimaat in Europa

Lees de hoofdvraag van dit hoofdstuk hierboven. Gebruik de atlas.

a Noteer het nummer en de titel van het kaartblad dat gaat over het klimaat in Europa.

b Noteer het nummer en de titel van de atlaskaart die over de (oorspronkelijke) plantengroei in Europa gaat.

2 Wereldzadenbank

Bekijk bron 1 in je leerboek. Lees in het Basisboek B13 Dimensies. Een foto kan veel vragen oproepen. Tegelijkertijd biedt een beeld de mogelijkheid om te testen hoeveel jij al weet of denkt te weten over een onderwerp.

a Beantwoord de volgende kijkvragen om erachter te komen hoe groot jouw voorkennis is.

Wat zie je?

Waar is het?

Waarvoor is het?

Waarom is het daar?

De foto in de Start is altijd een informatierijke foto die tot de verbeelding spreekt en goed bij het thema van het hoofdstuk past. In deze opdracht leren leerlingen om deze foto goed te bekijken. Er is meer te zien dan je in eerste instantie denkt!

b Zoek op internet informatie over de Wereldzadenbank. Waar dient het gebouw voor?

c Zoek in de atlas op waar Svalbard ligt. Noteer de absolute ligging, het klimaat en het natuurlandschap op Svalbard. Gebruik hiervoor verschillende kaarten uit de atlas.

• absolute ligging:

• klimaat:

• natuurlandschap:

d Waarom worden de zaden verzameld in de Wereldzadenbank?

e Waarom is de Wereldzadenbank juist op Svalbard gebouwd?

f Bedenk nog twee andere redenen waarom gekozen is voor de locatie op Svalbard. Je kunt dit vanuit verschillende dimensies benaderen. Zet de dimensie bij elke reden.

Gebruik hierbij in het Basisboek B13 Dimensies

1

2

g Bekijk nog een keer je antwoorden bij vraag 2a. In hoeverre klopten de ideeën die jij al had?

3 Virtuele tour

Bekijk online de virtuele tour door de Wereldzadenbank.

a Schrijf een kort verslag over de tour waarin je vertelt over de verschillende ruimtes waar je in de kluis doorheen ‘liep’.

b Kies uit de kluizen één kist met zaden en vertel iets over de inhoud van de kist en de bedreigingen voor de inhoud in het land van herkomst.

Elke opdracht heeft een inhoudelijke titel die aangeeft waarover de opdracht gaat en die daardoor de aandacht van de leerling stuurt.

4 Klimaatkenmerken

Blader in je leerboek het hoofdstuk door. Vul de nummers in van de foto’s die volgens jou het beste passen bij de volgende klimaatkenmerken.

• droogte:

• koele zomers:

• koude winters:

• hete zomers:

• veel neerslag:

6.1 De invloed van de Golfstroom

Deelvraag: Welke invloed heeft de Golfstroom?

1 Temperatuurverschillen

Lees in je leerboek de inleiding en De gematigde zone en bekijk bron 3.

a Beschrijf de temperatuurverschillen tussen Noord- en Zuid-Europa.

De Geo is werkboekgestuurd. Vanuit de opdracht wordt de leerling naar de juiste tekst en bronnen in het leerboek gestuurd die nodig zijn om de vragen te kunnen beantwoorden. Op deze manier gaat de leerling gericht aan de slag met alle teksten en bronnen.

b Beschrijf de temperatuurverschillen tussen West- en Oost-Europa.

c Welke verschillen hebben te maken met de breedteligging?

Leerlingen worden ook verwezen naar bijbehorende teksten en bronnen in het Basisboek.

2 Luchtstreken

Lees in het Basisboek B44 Luchtstreken en gebruik de atlas.

a Vul in bron W1 de breedtegraden en de namen van de luchtstreken in. Gebruik hierbij de atlas.

b Kleur en teken bron W1 volgens de legenda.

c Beschrijf de ligging en de kenmerken van de gematigde zone.

d In welke luchtstreken ligt Europa?

Geo11_1hv_wb_6_01.pdf 1 23-10-2024 14:14:57

poolcirkel subtropische zone gematigde zone

3 Breedteligging en temperatuur

Lees in het Basisboek B43 Breedteligging en temperatuur.

a Door welke twee oorzaken geven zonnestralen in de poolstreken weinig warmte af? 1 2

b Verklaar het temperatuurverschil tussen Noord- en Zuid-Europa.

De nieuwe vormgeving in één kolom zorgt voor een overzichtelijke pagina en meer schrijfruimte voor antwoorden.

4 Temperatuur boven land en zee

Lees in het Basisboek B48 Temperatuur boven land en zee.

a Wat is het belangrijkste verschil tussen de temperatuur boven land en de temperatuur boven zee?

b Wat is de oorzaak van dit temperatuurverschil?

5 Aanlandige en aflandige wind

Lees in het Basisboek B49 Aanlandige en aflandige winden.

a Wat is in Europa het effect van een aanlandige wind in de zomer?

b Wat is in Europa het effect van een aanlandige wind in de winter?

c Waarom heeft een aanlandige wind in Europa in de zomer een ander effect dan in de winter?

6 Invloed van zeewind

Gebruik in het Basisboek bron 2.13.

a Vul in bron W2 steeds in of het een aanlandige of aflandige wind is.

b Bedenk in de drie tekeningen van bron W2 of het winter of zomer is. Streep onder elke tekening het foute woord door.

c Zet de temperaturen op de goede plek in bron W2. Kies uit: –2 / 4 / 16 / 20 / 24

d Wat gebeurt er met de temperatuur als de wind aflandig is?

Temperatuur boven land en zee.

7 Invloed van de Golfstroom

Lees in je leerboek De Golfstroom en aanlandige wind en bekijk bron 2.

a Door welke twee factoren is het in de winter langs de kusten van West- en Noord-Europa warmer dan in het binnenland? 1 2

b Waardoor is de haven van Hammerfest in de winter bereikbaar voor zeeschepen?

c Hoe komt het dat de temperatuur van de Golfstroom bij Hammerfest toch lager is dan in de Golf van Mexico?

Bron W2

8 Zelfde breedte, andere temperatuur

Bekijk in je leerboek bron 4.

a Vul bron W3 in. Gebruik hiervoor de steden uit bron 4.

Stad op ongeveer

50° N.B.

Temperatuur januari in °C

Stad op ongeveer

60° N.B.

Calgary Anchorage

Temperatuur januari in °C

Bron W3 Zelfde breedte, andere temperatuur.

b Welke stad heeft op elke breedtegraad de laagste januaritemperatuur?

op 50° N.B.

op 60° N.B.

c Verklaar de lage januaritemperaturen van de steden uit vraag 8b.

9 Poollicht

Iconen bij de opdrachten geven aan wat de leerling nodig heeft om de vragen te beantwoorden, of ze een vaardigheid oefenen en of ze samenwerken:

Lees en bekijk in je leerboek bron 5. Lees in het Basisboek B38 Seizoenen en bekijk bron 2.3.

leerboek

a Waarom komt de zon in Hammerfest in de winter niet op?

Basisboek

atlas

internet

vaardigheid

b Wanneer valt de poolnacht op de Zuidpool?

tweetal

groep

c Op het noordelijk halfrond heet het poollicht ook wel aurora borealis. Zoek online op hoe het poollicht op het zuidelijk halfrond wordt genoemd.

d Bekijk online het filmpje over het poollicht. Hoe ontstaat poollicht?

10 Herhaling

Bedenk hoe het kan dat de winters in Europa veel milder zijn dan die in Canada en Rusland. Schrijf er drie kernwoorden over op een kladblaadje. Leg het met die kernwoorden uit aan je buurman of buurvrouw. Gebruik een atlaskaart waarmee je het bewijs van jouw uitleg kunt geven. Noteer het nummer en de titel van de atlaskaart die je hebt gebruikt.

11 Terugblik

a Beantwoord online de deelvraag door de samenvatting volledig te maken.

b Maak online Test jezelf

c Geef in het overzicht bij ieder leerdoel aan of je het leerdoel beheerst.

Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen

{ Je kunt de temperatuurverschillen in Europa (West-Oost en Noord-Zuid) beschrijven en verklaren.

Hier staan alle leerdoelen voor deze paragraaf. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen het leerboek, werkboek en Basisboek.

{ Je kunt de wiskundige begrenzing van de drie luchtstreken beschrijven en verklaren.

{ Je kunt beschrijven in welke luchtstreken Europa ligt.

{ Je kunt de invloed van de breedteligging op de temperatuur beschrijven en verklaren.

{ Je kunt verklaren waarom er temperatuurverschillen zijn tussen Noord- en Zuid-Europa.

{ Je kunt de invloed van de breedteligging op de natuurlijke plantengroei in Europa beschrijven en verklaren.

{ Je kunt verschillen in temperatuur tussen land en zee beschrijven en verklaren.

{ Je kunt uitleggen welke invloed aan- en aflandige wind hebben op de temperatuur op het land.

{ Je kunt uitleggen waar de Golfstroom invloed heeft op het klimaat in Europa en waarom daar.

{ Je kunt benoemen waar in welk seizoen de zon loodrecht staat in een gebied en welk seizoen het daar dan is.

{ Je kunt de verschijnselen middernachtzon en poolnacht verklaren.

Basisboek

Hier staan de Basisboeknummers die in deze paragraaf aan bod zijn gekomen.

• B13 Dimensies (Start )

• B38 Seizoenen

• B43 Breedteligging en temperatuur

• B44 Luchtstreken

• B48 Temperatuur boven land en zee

• B49 Aanlandige en aflandige winden

Begrippen

De begrippenlijst bevat alle begrippen uit het leerboek en het Basisboek. Hierbij wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen het leerboek en het Basisboek, waardoor begrippen niet meer twee keer vermeld hoeven te worden.

aanlandige wind, aflandige wind, breedteligging, dimensie, gematigde zone, hoge breedte, lage breedte, luchtstreek, middernachtzon, poolcirkel, poollicht, poolnacht, poolstreken, subtropen, zeestroom, zeewind

6.2 Reliëf als klimaatfactor

Deelvraag: Wat is de invloed van reliëf op het klimaat?

1 Reliëfvormen

Lees in het Basisboek B113 Reliëf. Gebruik de atlas.

a Welke reliëfvormen zijn er in Nederland?

b Vul de vier reliëfvormen in op de juiste plek in de legenda van bron W4.

c Noteer in de legenda van bron W4 achter de vier reliëfvormen de bijbehorende hoogten.

d Kleur bron W4 volgens de legenda.

Geo11_1hv_wb_6_03.pdf 1 23-10-2024 14:14:51

e Vul de begrippen laagvlakte en hoogvlakte/plateau in op de juiste plek in bron W4.

Werkboekbronnen vullen de informatie in het leerboek aan. Sommige werkboekbronnen kunnen leerlingen zelf aanvullen met bijvoorbeeld teksten, of inkleuren om het beeld compleet te maken.

hoogte in m lager danhoger dan

Bron W4 Reliëf in Europa.

2 Reliëfvormen in de atlas

Gebruik de atlas.

a Welke reliëfvorm hebben de volgende Europese locaties?

• Zugspitze, Duitsland:

• Ballon d’Alsace, Frankrijk:

• Tankenberg, Nederland:

• Tomtabacken, Zweden:

b Noteer de namen van vier grote eilanden en van vier grote schiereilanden in Europa.

3 Reliëf en vorm van Europa

Lees in je leerboek de inleiding en Reliëf en vorm van Europa. Zoek een atlaskaart over het reliëf in Europa.

a Beschrijf twee opvallende kenmerken van de vorm van Europa.

b Teken in bron W5 een zwart driehoekje op de plek van de Mont Blanc.

c Gebruik de atlas. Noteer hieronder de namen van de hooggebergten 1 t/m 6 in bron W5.

d Zoek met de atlas uit waar het laagland van West- en Oost-Europa ligt. Kleur dat groen in bron W5.

1.000 km

Middellandse Zee

hooggebergte laagland

Bron W5 Hooggebergte en laagland in Europa.

4 Reliëf: temperatuur en neerslag

Lees in je leerboek Reliëf en temperatuur en Reliëf en neerslag en bekijk bron 8.

a Beschrijf opvallende temperatuurverschillen tussen Trondheim en Sundsvall.

b Beschrijf opvallende neerslagverschillen tussen Trondheim en Sundsvall.

c Hoe verklaar je deze temperatuur- en neerslagverschillen?

5 Stuwingsregens

Lees in het Basisboek B53 Stuwingsregen en gebruik uit je leerboek bron 8.

a Vul in de vakken A en B in bron W6 de juiste plaatsnamen in. Kies uit: Lillehammer – Sundsvall.

b Welke twee begrippen uit B53 worden bedoeld met 1 + 2 in bron W6? 1 2

c Vul in de lege invulvakken in bron W6 de juiste begrippen uit B53 in.

d Verklaar de neerslagverschillen in bron 8 in je leerboek met de begrippen uit B53.

Bron W6 Neerslag in Scandinavië.

6 Reliëf en neerslag

Lees in je leerboek Reliëf en neerslag. Zoek een atlaskaart over het klimaat in Europa.

a Waarom valt er in Amsterdam meer neerslag dan in Kyiv (Kiev)?

b Gebruik de atlas. Noteer drie gebieden in Europa waar veel stuwingsregens vallen.

7 Het Nederlandse klimaat

Gebruik atlaskaarten over het klimaat van Nederland die gaan over ijsdagen en tropische dagen.

a Noteer twee gebieden in Nederland waar het reliëf meer neerslag veroorzaakt.

1 2

b Wat is een ijsdag?

c Welk gebied in Nederland heeft de meeste ijsdagen? Geef er een verklaring voor.

d Wat is een tropische dag?

In de nieuwe opdracht Terugblik denken leerlingen actief na over hoe goed ze de leerstof van de paragraaf beheersen.

e Welk gebied in Nederland heeft de meeste tropische dagen? Geef er een verklaring voor.

a Het invullen van ontbrekende woorden in een bron laat leerlingen nadenken over de verbanden tussen begrippen en concepten. Zo maken ze zelf een mooie samenvatting van de paragraaf!

8 Herhaling

b Bij Test jezelf beantwoorden leerlingen een aantal vragen over de leerstof van de paragraaf. Elke vraag heeft een modelantwoord waarin duidelijk is aangegeven welke onderdelen het antwoord moet bevatten. Ook staat er bij elke vraag welk leerdoel bevraagd wordt én krijgen leerlingen een leertip als hun antwoord nog niet goed is.

Vul bron W7 in. Gebruik hierbij B47 Hoogteligging en temperatuur en B53 Stuwingsregen.

c Het invullen van het leerdoelenoverzicht zorgt ervoor dat leerlingen gericht verder kunnen leren.

9 Terugblik

a Beantwoord online de deelvraag door de samenvatting volledig te maken.

b Maak online Test jezelf

c Geef in het overzicht bij ieder leerdoel aan of je het leerdoel beheerst.

Bron W7 Reliëf en klimaat.

Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen

{ Je kunt de kenmerken van de vorm en het reliëf van Europa beschrijven.

{ Je kunt beschrijven en verklaren welke invloed de ligging van een hooggebergte heeft op het klimaat (klimaatscheiding).

{ Je kunt het verband tussen de hoogteligging en de temperatuur beschrijven en verklaren.

{ Je kunt aan de hand van gegevens de temperatuur (in een berggebied) berekenen.

{ Je kunt het ontstaan van stuwingsregens verklaren en daarbij de begrippen loefzijde, lijzijde en regenschaduw op de juiste manier gebruiken.

{ Je kunt beschrijven en verklaren wat het gevolg is van aanlandige wind en het ontbreken van reliëf.

Basisboek

• B47 Hoogteligging en temperatuur

• B53 Stuwingsregen

• B113 Reliëf

Begrippen

aanlandige wind, eeuwige sneeuw, gletsjer, heuvelland, hooggebergte, hoogvlakte, klimaat, klimaatscheiding, laagland, laagvlakte, lijzijde, loefzijde, middelgebergte, neerslag, plateau, regenschaduw, reliëf, schiereiland, stuwingsregen, temperatuurgradiënt

6.3 Europa: klimaat en vegetatie

Deelvraag: Wat zijn de kenmerken van de klimaten in Europa en wat is de invloed daarvan op de vegetatie?

1 Zee- en landklimaat

Lees in je leerboek de inleiding en Zeeklimaten en Landklimaat.

a Beschrijf de twee belangrijkste kenmerken van een zeeklimaat.

1

2

b Waarom heeft Nederland geen Middellandse Zeeklimaat?

c Wat zijn de temperatuurkenmerken van een landklimaat?

2 Klimaatgrafieken

Gebruik in je leerboek bron 12.

a Wat is het belangrijkste verschil tussen het zeeklimaat in De Bilt en het landklimaat in Moskou?

b Wat is bepalend voor het verschil tussen het landklimaat en het zeeklimaat: de neerslag of de temperatuur? Licht je antwoord toe.

3 Zeeklimaten

Gebruik in je leerboek bron 12A en 12B.

a Welk belangrijk verschil in neerslag is er tussen beide klimaten?

b Wat is het belangrijkste verschil in temperatuur tussen beide klimaten?

c Welke temperatuurfactor veroorzaakt dit verschil?

d Noteer twee kenmerken van het Middellandse Zeeklimaat. Gebruik hierbij bron 12B.

Waterproblemen

Lees in je leerboek Zeeklimaten en lees en bekijk bron 15. Gebruik in het Basisboek B68 Klimaatdiagram.

a Gebruik in het Basisboek bron 2.36 om de kenmerken van een klimaatdiagram te herhalen. Maak van de gegevens in bron W8 een klimaatdiagram in bron W9. De gegevens voor januari zijn al ingetekend.

maand jfmamjjasond temperatuur in °C671014172325252016107 neerslag in mm63404665543321579911310158

Bron W8

Bron W9 Klimaatdiagram Nîmes, Frankrijk.

b Welk klimaat heeft Nîmes?

c Welk kenmerk van dit klimaat zorgt ’s zomers voor problemen voor de inwoners van Nîmes?

d Lees en bekijk bron 15. Hoe losten de Romeinen dit probleem vroeger op?

maand

Bron W10 Welke klimaten en welke vegetatie horen bij de kenmerken? 6 Klimaat en natuurlandschappen

5 Koude klimaten

Lees in je leerboek Koude klimaten en bekijk bron 12D en 13.

a Door welk kenmerk in bron 12D heeft Vardø een toendraklimaat?

b In welke landen in Europa komt het toendraklimaat voor?

c Welke temperatuurfactor veroorzaakt dit klimaat?

d Wat is het verschil tussen het toendraklimaat en het hooggebergteklimaat?

6 Toendraklimaat

Bekijk in je leerboek bron 11.

a Waardoor wordt duidelijk dat er in dit gebied een toendraklimaat heerst?

b Wat zijn de twee kenmerken van het toendraklimaat? 1 2

7 Land- en toendraklimaat

Lees in je leerboek Landklimaat en Koude klimaten

Noteer een overeenkomst en een verschil tussen het landklimaat en het toendraklimaat.

overeenkomst:

verschil:

8 Klimaat en plantengroei

Lees in het Basisboek B81 Loofbos, B82 Naaldbos (taiga) en B83 Toendra en bekijk bron 3.13. Vul bron W10 in.

Kenmerk

in de zomer warmer dan 10 °C in de winter kouder dan –3 °C in de zomer warmer dan 10 °C in de winter warmer dan –3 °C in de zomer tussen de 0 en 10 °C

Klimaat

Vegetatie

9 Temperatuurverschillen verklaren

Gebruik atlaskaarten over de temperatuur in Europa in januari en in juli.

a Wat zijn de temperatuurverschillen tussen Londen en Moskou in januari en juli?

januari:

juli:

b Wordt het klimaat van Moskou vooral bepaald door de temperatuur in januari of in juli?

c Verklaar de temperatuurverschillen tussen Londen en Moskou.

d Wat zijn de temperatuurverschillen tussen Athene en Helsinki in januari en juli?

e Verklaar de temperatuurverschillen tussen Athene en Helsinki.

10 Oorspronkelijke plantengroei

Bekijk in je leerboek bron 13 en 14. Gebruik de atlaskaart over oorspronkelijke plantengroei in Europa.

a Welke drie soorten oorspronkelijke plantengroei komen voor rond Moskou?

b Welke soort plantengroei zou je niet verwachten rond Moskou, als je bron 13 en 14 bekijkt?

c Welke oorspronkelijke plantengroei komt voor ten oosten van Kyiv (Kiev)?

d Verklaar de plantengroei uit vraag 10c met het klimaat dat ten oosten van Kyiv (Kiev) voorkomt (bron 13).

11 Herhaling

Vul voor de onderstaande kenmerken van plaatsen op het noordelijk halfrond de juiste klimaten in.

a gemiddelde temperatuur in januari –13 °C, gemiddelde temperatuur in juli 23 °C

b gemiddelde temperatuur in juli 7 °C

c gemiddelde neerslag in januari 160 mm, gemiddelde neerslag in juli 12 mm

d gemiddelde temperatuur in januari 2 °C, gemiddelde temperatuur in juli 18 °C

e gemiddelde temperatuur in januari 9 °C, gemiddelde temperatuur in juli 26 °C

f gemiddelde jaarlijkse neerslag 290 mm

12 Terugblik

a Beantwoord online de deelvraag door de samenvatting volledig te maken.

b Maak online Test jezelf

c Geef in het overzicht bij ieder leerdoel aan of je het leerdoel beheerst.

Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen

{ Je kunt de temperatuur- en neerslagkenmerken van het zeeklimaat, landklimaat, Middellandse Zeeklimaat, toendraklimaat, droog klimaat, sneeuwklimaat en hooggebergteklimaat beschrijven én verklaren.

{ Je kunt klimaatgrafieken aflezen en ze plaatsen bij het juiste klimaatgebied.

{ Je kunt beschrijven en verklaren welke invloed de ligging van een hooggebergte heeft op het klimaat (klimaatscheiding).

{ Je kunt de kenmerken van loofbos, naaldbos en toendra beschrijven en herkennen (bijvoorbeeld op een foto).

{ Je kunt het verband tussen het klimaat en de plantengroei beschrijven en verklaren.

Basisboek

• B68 Klimaatdiagram

• B81 Loofbos

• B82 Naaldbos (taiga)

• B83 Toendra

Begrippen boomgrens, droog klimaat, hooggebergteklimaat, klimaatdiagram, landklimaat, loofboomgordel, mediterraan klimaat, Middellandse Zeeklimaat, naaldboomgordel, poolstreken, subtropen, taiga, toendra, toendraklimaat, zeeklimaat

6.4 Klimaatverandering

Deelvraag: Wat betekent klimaatverandering voor Europa?

1 Klimaatverandering

Lees in je leerboek de inleiding en Het klimaat verandert en bekijk bron 16 en 17. Lees in het Basisboek B132 Klimaatverandering.

a Bekijk de legenda van bron 17. Wat laat de kaart van bron 17 zien?

b Wat is de belangrijkste verandering voor Europa als geheel in bron 17?

c Welke verschillen zijn zichtbaar tussen regio’s in Europa in bron 17?

2 Verschillen in Europa

Bekijk in je leerboek bron 18.

a Wat is het onderwerp van de kaart van bron 18?

b Welke verschillen binnen Europa laat de kaart van bron 18 zien?

3 IJstijden

Lees in het Basisboek B118 IJstijden

Schrijf drie kenmerken op van een ijstijd. 1 2 3

4 Weichselien

Gebruik een atlaskaart over de laatste ijstijd in Europa.

a Wanneer was de laatste ijstijd?

b Welke soort landschap had Nederland in de laatste ijstijd?

c Welk klimaat hoort daarbij?

d Welk klimaat had Zuid-Europa in die tijd?

e Wat is de belangrijkste verandering in de klimaten in Europa tussen de laatste ijstijd en nu?

5 Gletsjers

Lees in je leerboek Effecten in de koude gebieden en bekijk bron 16. Gebruik in het

Basisboek B119 Gletsjers, B120 Glaciale landschapsvormen en bron 4.37.

a Zet de cijfers 1 t/m 6 uit de legenda van bron W11 in de juiste rondjes.

b Wat is er tussen 2006 en 2015 gebeurd met de ijsbedekking van de Steingletsjer?

c Bekijk de foto van de Steingletsjer in 2015. Hoe heten de puinhellingen aan beide zijden van de gletsjer?

6 Klimaateffecten

1 firnbekken

2 gletsjer

3 ijstong

4 zijmorene

5 eindmorene

6 gletsjerrivier en -meer

Lees in je leerboek Effecten in de koude gebieden en Effecten in de droge gebieden.

a Beschrijf twee belangrijke gevolgen van de stijging van de temperatuur 1 2

b Op welk schaalniveau vindt klimaatverandering plaats?

Bron W11 Gletsjer.

7 Dimensies

Bekijk in je leerboek bron 19. Lees in het Basisboek B13 Dimensies. Welke dimensie hoort bij elk van de volgende uitspraken?

a Door langere, warmere zomers neemt het kampeertoerisme in IJsland toe.

b Kustgebieden die lager liggen, worden bedreigd door zeespiegelstijging.

c Door klimaatverandering wordt het voor de Inuït moeilijker om te jagen en te vissen. Zij zullen hun leefstijl dus moeten aanpassen.

d Door klimaatverandering kan de malariamug overleven in een groter gebied.

e Vertegenwoordigers van verschillende landen hebben een klimaatverdrag ondertekend waarin zij afspreken verdere klimaatverandering tegen te gaan.

8 Het Griekse klimaat

Lees en bekijk in je leerboek bron 20. Gebruik een atlaskaart over de klimaten in Europa.

a Welk klimaat heeft het grootste deel van Griekenland?

b Hoe vergroot klimaatverandering de waterproblemen in Griekenland?

c Hoe vergroten toeristen de zomerse waterproblemen in Griekenland?

9 Koolstofkringloop

Lees in het Basisboek B130 Koolstofkringloop en gebruik bron 5.9.

a Waarom is koolstofdioxide voor mensen van het grootste belang?

b Beschrijf de koolstofkringloop die je ziet in het linkerdeel van bron 5.9.

c Beschrijf hoe mensen deelnemen aan de koolstofkringloop. Gebruik hierbij bron 5.9.

10 Versterkt broeikaseffect

Lees in het Basisboek B131 (Versterkt) broeikaseffect. a Beschrijf en verklaar het versterkte broeikaseffect.

b Welk onderdeel van de klimaatverandering wordt direct veroorzaakt door het versterkte broeikaseffect?

c Is het versterkte broeikaseffect overal op aarde even sterk? Licht je antwoord toe aan de hand van de bronnen in paragraaf 6.4 in je leerboek.

Dit icoon geef t aan dat leerlingen voor deze opdracht samenwerken: in dit geval in een groepje.

11 Wat kun jij doen?

Overleg in groepjes wat jullie in het dagelijkse leven kunnen doen om klimaatverandering te verminderen. Welke maatregelen hebben jullie bedacht?

12 Herhaling

Zet de cijfers 1 t/m 6 van de gevolgen van klimaatverandering in de juiste rondjes in bron W12.

1 meer gevaar voor bosbranden

2 steeds minder poolijs

3 minder energie nodig voor verwarming

4 gletsjers smelten

5 zeespiegelstijging bedreigt de kusten

6 afname zomertoerisme door te grote hitte

NoordwestEuropa

mediterrane gebieden 1.000 km

poolgebied

Noord-Europa

Centraal- en Oost-Europa

berggebieden

Bron W12 Gevolgen van klimaatverandering in Europa.

Terugblik

a Beantwoord online de deelvraag door de samenvatting volledig te maken.

b Maak online Test jezelf

c Geef in het overzicht bij ieder leerdoel aan of je het leerdoel beheerst.

Wat moet je kennen en kunnen?

Leerdoelen

{ Je kunt beschrijven welke klimaatveranderingen (temperatuur en neerslag) de komende jaren worden verwacht en een aantal gevolgen daarvan benoemen.

{ Je kunt beschrijven wat de kenmerken van een ijstijd (glaciaal) en interglaciaal zijn.

{ Je kunt de verschillende glaciale landschapsvormen beschrijven en in een tekening of foto benoemen.

{ Je kunt de verschillende onderdelen van een gletsjer beschrijven en in een tekening of foto benoemen.

{ Je kunt beschrijven wat de gevolgen van klimaatverandering zijn in droge gebieden.

{ Je kunt beschrijven wat de gevolgen van klimaatverandering zijn in koude gebieden.

{ Je kunt de betekenis van de verschillende dimensies benoemen en kunt ze op de juiste manier toepassen.

{ Je kunt aan de hand van een afbeelding van de koolstofkringloop uitleggen hoe deze werkt en uitleggen wat de rol van mensen in deze kringloop is.

{ Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen het natuurlijke en het versterkte broeikaseffect.

Basisboek

• B13 Dimensies

• B118 IJstijden

• B119 Gletsjers

• B120 Glaciale landschapsvormen

• B130 Koolstofkringloop

• B131 (Versterkt) broeikaseffect

• B132 Klimaatverandering

Begrippen

dimensie, firnbekken, fossiele brandstof, fotosynthese, glaciaal, glaciale landschapsvorm, gletsjer, ijstijd, interglaciaal, irrigatie, klimaatverandering, koolstofdioxide, koolstofkringloop, landijs, natuurlijk broeikaseffect, steppe, versterkt broeikaseffect, verwoestijning, zeespiegelstijging, zijmorene

Klimaat en natuurlandschappen in Europa

In de Finish komt de leerstof van het hele hoofdstuk terug, waarbij de nadruk ligt op actieve verwerking.

1 The Emerald Isle

Bekijk in je leerboek bron 21 en gebruik de atlas.

a Welk klimaat vind je op de locatie van de foto van bron 21?

b Wat zijn de kenmerken van dit klimaat? temperatuur neerslag

Anders Actief en het Keuzemenu zijn voortaan in de online omgeving te vinden. Dit maakt het mogelijk deze onderdelen aan te passen als de actualiteit daarom vraagt. Bijkomend voordeel is dat hierdoor de omvang van de boeken beperkt blijft.

c Bekijk bron 21 nog eens. Waarom wordt Ierland ook wel The Emerald Isle (het smaragdgroene eiland) genoemd?

d Bedenk hoe het klimaat heeft bijgedragen aan deze bijnaam.

e Zoek in de atlas de kaart over zeestromen. Welke rol speelt de Golfstroom in het ontstaan van de bijnaam The Emerald Isle?

2 Expeditie Europa

In deze opdracht werk je in groepjes van vier.

a Noteer de hoofdvraag van dit hoofdstuk.

Tip: Je vindt de hoofdvraag bij Start in dit werkboek.

b Vraag de persoon die naast jou zit naar zijn/haar favoriete (toekomstige) Europese vakantiebestemming. Noteer die hieronder.

c Beantwoord de hoofdvraag van dit hoofdstuk voor de bestemming uit vraag 2b.

Tip: Je komt makkelijker tot een antwoord als je de deelvragen uit dit hoofdstuk gebruikt. Deze vind je aan het begin van iedere paragraaf in het werkboek.

vorm schiereiland

d Ieder groepslid presenteert kort het antwoord op de hoofdvraag. Terwijl de een presenteert, noteren de anderen per bestemming de klimaatfactoren die een rol in het antwoord spelen.

3 Begrippen

Zet de cijfers van de volgende woorden op de juiste plek in bron W19.

1 droog

2 hooggebergte

3 laagland

4 land

5 lij

6 zee

7 loofboom

8 fossiele brandstoffen

laagvlakte en hoogvlakte

reliëf

EUROPA

klimaat

breedteligging

9 Middellandse Zee

10 permafrost

11 reliëf

12 taiga

13 toendra

14 loef

15 Golfstroom

16 landijs

aflandige wind

vlak bij zee

heuvelland middelgebergte invloed op temperatuur aanlandige wind

gematigde zone weinig neerslag klimaat poolstreken subtropen hoge breedte sneeuwklimaat klimaatverandering

klimaat

klimaat (warme, droge zomers) ijstijd zeeklimaat

(= zeestroom)

weinig

veel invloed grote afstand van zee afnemende invloed van zee

klimaat klimaat

oorspronkelijke begroeiing gordel

(naaldboomgordel) landbouw

afname morene firnbekken afname gletsjers

hoge bevolkingsdichtheid gemengd bos toendra voorbij boomgrens vlak + vruchtbare bodems

Bron W13 Samenvatting.

koolstofkringloop koolstofdioxide broeikaseffect

meer koolstofdioxide versterkt broeikaseffect hogere temperatuur

gebergte hooggebergteklimaat in de dalen: zee- en landklimaat klimaatscheiding stuwingsregen aan zijde regenschaduw aan zijde geen zee-invloed landklimaat

© EMK cartografie

4 Terugblik

a Maak online de oefentoets.

In de laatste opdracht van de Finish:

b Bekijk nog een keer de leerdoelen aan het eind van de paragrafen. Noteer de leerdoelen waarmee je extra wilt oefenen.

• maken leerlingen de oefentoets in eDition, met daarin ook paragraafoverstijgende vragen waarbij meerdere leerdoelen aan bod komen; deze oefentoets lijkt zoveel mogelijk op een (summatieve) hoofdstuktoets;

• lopen leerlingen alle leerdoelen per paragraaf nog eens na;

• gaan ze actief aan de slag met leerdoelen die ze nog niet goed beheersen; hierbij maken ze ook kennis met een effectieve leermethode, zoals het zelf maken van toetsvragen of het maken van een concept map.

c Maak een toetsvraag voor maximaal vijf leerdoelen waarmee je extra wilt oefenen.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.