Volgens de oude Grieken was elke stof opgebouwd uit slechts vier elementen: aarde, lucht, water en vuur. Nu zijn er ruim honderd atoomsoorten bekend. Een atoom bestaat uit protonen, neutronen en elektronen. Hoe toon je dergelijke kleine deeltjes aan en wat zijn hun eigenschappen?
Figuur 1
1 Subatomaire deeltjes Atoommodel van Thomson Tot aan het einde van de 18e eeuw ging men ervan uit dat moleculen de kleinste deeltjes van materie vormden. In 1803 publiceerde Dalton echter een theorie waarin elk molecuul is opgebouwd uit nog kleinere deeltjes, de atomen. Voor hem waren de atomen ondeelbaar. In 1897 kwam daar verandering in door experimenten van Thomson. Hij gebruikte daarvoor een zogenoemde kathodestraalbuis, die vereenvoudigd is weergegeven in figuur 2.
Figuur 2
Een hoge spanning tussen de anode en kathode maakt straling vrij die wordt afgebogen door de geladen platen P en Q. Thomson toonde hiermee aan dat deze straling bestaat uit negatief geladen deeltjes. Hij noemde die deeltjes elektronen. Omdat een atoom niet geladen is, moet dus in een atoom ook positieve lading aanwezig zijn. Thomson stelde daarom een atoommodel voor als een soort krentenbol: een massa met een positieve lading met daarin losse elektronen.
8 Kater n