Blok 9 - Schrijven

Page 1

BlOK

9

de taal Thuiskomend treft ze Mara in de gang aan. – Wilt jij koffie? vraagt ze. – Och ja, dat sla ik niet af, zegt Dok. Ze trekt haar jas uit, gooit haar tas in een hoek en loopt achter Mara aan naar boven, naar de kamer met de kruidige geur. Het papier vol vreemde letters ligt er niet meer. Mara schenkt koffie in, sterke koffie. Ze vraagt wat Dok bedoelde met dat slaan. – Slaan? – Ja, ik vraag wilt jij koffie en jij zegt jij slaat niet. – Ik zei dat ik het niet afsla. Dat ik het dus wil. – Ah! Dus jij zegt: ik niet afsla. – Het is: Ik sla het niet af. Niet ik niet afsla. – Waarom jullie hebben woorden met stukje die weggaat en komt en weggaat? – Ja, waarom? Dok roert in haar koffie. Ik weet niet waarom, het is zo. – Het is zo! Het is zo! Waarom is zoveel zo?

Joke van Leeuwen: Vrije vormen.

06104615_blok 09.indd 1

11-02-2008 09:28:17


BLOK

214

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

1 Woorden rond het thema • Alleen de eerste opdracht van dit onderdeel is compleet opgenomen in het verwerkingsboek. De overige opdrachten vind je op de methodesite en kun je dus op de computer maken. • Als er geen computer beschikbaar is, kun je je docent(e) naar de papieren versie van de opdracht vragen.

Opdracht 1

Introductiecursus ‘Thuis sterven’ voor vrijwilligers

Zoek bij elk woord de juiste betekenis.

x

Uit: Brief Steunpunt vrijwilligerswerk

Tip: Op het moment dat uw computer een virus bevat, verwijder deze dan meteen.

x

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

(schrijftaal)anarchie animo consonant cultiveren decreteren discontinuïteit facet finesse animeren generalisatie kardinaal

12 13 14 15 16 17 18 19 20 21

kentering manuele periode mobiliseren normatief orale periode revival significant sneaker teloorgaan transparant

Betekenissen aspect, kant van de zaak – bevorderen, aanmoedigen – doorzichtig – herleving – het fijne, de bijzonderheid – het niet volgen van de regels (voor de schrijftaal) – het onderbreken van de samenhang – lust – medeklinker – omslag – onderhouden, koesteren – oproepen – periode waarin (met de hand) geschreven wordt – periode waarin gesproken wordt – sportschoen met dikke zool – veelbetekenend – veralgemening – verloren gaan – voornaamste – voorschrijven – voorschrijvend hoe het moet zijn

Website McAfee

x

Er zijn heel veel goede boeken in de handel over relaties. Je hebt het meeste aan een boek dat de verschillen tussen mannen en vrouwen beschrijft. De meeste conflicten en ruzies komen namelijk doordat mannen anders zijn dan vrouwen, en andersom. Uit: Hebbez!

06104615_blok 09.indd 2

11-02-2008 09:28:18


BLOK

9

215

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

2 Lezen

De beschouwing

2.1 Einddoel Als je de opdrachten van deze module hebt doorgewerkt, kun je een beschouwing herkennen en analyseren.

2.2 Overzicht van de opdrachten en de theorie Verwerkingsboek

Informatieboek

opdracht

hoofdstuk

2:1, 3:1, 6:1

3 Tekstdoelen 3.8, 3.9 De kenmerken van een beschouwing kunnen en tekstsoorten kennen en herkennen

1, 2:2, 3:2, 5:1, 7:2

5 Tekststructuren 5.2, 5.3

2:3, 3:3, 5:2, 7:3

paragraaf vaardigheid

Verbanden en signaalwoorden kunnen herkennen

5.7 De functies van tekstgedeelten kunnen herkennen

1, 2:4, 4:1, 6:2, 7:4, 6 Argumenteren 6.3 8:2

Argumenten kunnen kennen en benoemen

1, 2:4, 4:1, 6:2, 7:4, 8:2

6.5 De opbouw van een redenering kunnen analyseren

4:1, 6:2, 7:4, 8:2

6.5

Soorten redeneringen kunnen onderscheiden

2:5, 4:2, 6:3, 7:5, 8:3

6.6, 6.7

Een redenering kunnen beoordelen

Nadat je de opdrachten hebt uitgevoerd, kun je Leestoets 9 maken.

2.3 Instaptoets De instaptoets bij deze module vind je op de methodesite www.opniveau-online.nl/ tweedefase. Na invulling van de antwoorden krijg je een advies welke opdrachten op startniveau je in overleg met je docent(e) zou kunnen overslaan.

2.4 Opdrachten Opdracht 1

Vragen over de theorie 1 2 3

06104615_blok 09.indd 3

In een betoog en in een beschouwing is plaats voor de mening van de schrijver of de spreker. Wat is op dit punt het grote verschil? Het tekstdoel bij een betoog is overtuigen. Wat is het tekstdoel bij een beschouwende tekst? Noem twee signaalwoorden die een oorzakelijk verband aangeven en noem twee signaalwoorden die een redengevend verband aangeven.

11-02-2008 09:28:19


BLOK

216

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

4

5 6 7 8 9

Opdracht 2 Deze opdracht op startniveau is te vinden op de methodesite www.opniveau-

Opdracht 3 Tekstdoel, tekstsoort, functies van tekstgedeelten, verbanden

online.nl/tweedefase.

Tekst 1 1

5

10

15

2 20

25

30

De aanbeveling, de bewijsvoering, de oplossing, de nuancering, de tegenwerping en de tegenstelling zijn allemaal mogelijke functies van tekstgedeelten. Welke van deze functies kom je meestal niet tegen in een beschouwing? Noem de twee soorten argumenten die subjectief zijn. Welke soort argumenten worden vooral gebruikt in een redenering op basis van (voorspeld) nut? Volgens welke opbouwregels zijn redeneringen vaak opgebouwd? Waarom is een generalisering een drogreden? Welk effect kan bijzonder taalgebruik hebben in een discussie of in een betoog?

Hun kunnen het niet helpen

Levende talen veranderen voortdurend, daarom heten ze zo, en er zijn altijd mensen geweest die daarover mopperen. Geen van de twee partijen trekt zich iets van de ander aan: talen blijven veranderen en mopperaars blijven mopperen. Diezelfde mopperaars realiseren zich niet dat ze een groot aantal veranderingen uit het verleden zelf dagelijks in praktijk brengen. Niemand zegt bijvoorbeeld tegenwoordig nog: hij loech zijn broer uit. Of: ze biek vroeger zelf brood. Toch waren dat anderhalve eeuw geleden de correcte vormen; lachte en bakte zijn later ontstaan. Zo zijn er duizenden sterke werkwoorden die zwak geworden zijn. Of de ruim 100 sterke werkwoorden die over zijn, stand zullen houden, is de vraag. Die vraag rijst telkens als je een kind hoort zeggen ik loopte of ik zuigde. Bij elke taalverandering spelen twee kardinale factoren een rol: een factor, die voortkomt uit het systeem van de grammatica, en een externe factor, bijvoorbeeld een corrigerende ouder. De interne factor brengt een kind dat zijn moedertaal leert, ertoe om systeem te ontdekken in wat het hoort. Bij de vorming van de verleden tijd bijvoorbeeld is het normale systeem: werkwoordstam plus -de of -te. Heeft het kind dat ontdekt, dan wil het dat systeem altijd toepassen. Daardoor zegt het bijvoorbeeld ik loopte. Moeder verbetert dat net zo lang tot het kind de uitzondering (ik liep) van buiten geleerd heeft. Maar als de ouders niet verbeteren en als

06104615_blok 09.indd 4

3 35

40

45

4

50

5 55

60

de bezwaren tegen de nieuwe vorm verdwijnen, wordt ik loopte op den duur de normale vorm. Zo was honderd jaar geleden kunt de normale vorm van de tweede persoon van kunnen. Tegenwoordig zeggen en schrijven de meeste Nederlanders: je kan. Deze vorm is het resultaat van een generalisatie. Het was eerst: ik kan, je kunt, hij kan; nu is het bij alle drie de personen: kan. De vorm je kan lag natuurlijk altijd al op de loer, maar hij werd pas geanimeerd toen het ‘verzet’ van de taalgemeenschap verdween. Je kan verscheen eerst bij een deel van die taalgemeenschap, maar gaandeweg verdrong het je kunt ook bij de overige sprekers. En nu zegt bijna iedereen het. Ook het gebruik van hun in hun hebben is het gevolg van een generalisatie (alle vormen van de derde persoon meervoud worden hetzelfde: hun), maar ik krijg de indruk dat het verzet daartegen behoorlijk gemobiliseerd wordt en dus zal het er in de standaardtaal voorlopig wel niet van komen. Hoeveel ouders of onderwijzers zijn in staat om uit te leggen welk systeem er zit in het verschil tussen: een mooie vrouw en een mooi meisje? Dat hoeven ze trouwens ook niet te kunnen, want het blijkt dat kinderen dat behoorlijk ingewikkelde systeem al feilloos weten toe te passen voordat ze naar school gaan en zonder dat ze er uitleg over gehad hebben. En ze leren spelenderwijs dat het morgen kom ik is, en

11-02-2008 09:28:21


217

65

6

70

75

80

7

85

90

8

95

niet morgen ik kom. Geen onderwijzer hoeft ze ook te vertellen dat je niet kunt zeggen ik hoef melk, maar wel ik hoef geen melk. Zulke dingen ‘weten’ alle Nederlandstaligen. Kinderen van allochtone ouders zijn onvoldoende in de gelegenheid om grammaticaal correct Nederlands te horen, en dus om de finesses van de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord te ontdekken. Ze blijven steken bij de vormen: een mooie vrouw, een mooie meisje, met overal een -e dus. Als ze naar school gaan, is het meestal te laat om de correctie, een mooi meisje, aan te brengen. Van hun klasgenootjes, allemaal of grotendeels allochtone kinderen, kunnen ze het niet leren, want die verkeren in dezelfde positie en de onderwijzer kan het misschien wel afkeuren maar niet uitleggen. En later komt het meestal nooit meer helemaal goed, ook niet met morgen ik kom. Kunnen taalveranderingen worden tegengehouden? Het hangt ervan af. Groter als blijft zeker bestaan, naast groter dan, dat hebben al die jaren van vergeefse bestrijding met onzinnige argumenten wel duidelijk gemaakt. Die bestrijding haalt niets uit omdat groter als van het begin af authentiek Nederlands geweest is, het zit in de genen van het Nederlands. Maar een nieuwe vorm als hun hebben kun je mensen wel afleren, gewoon door er steeds wat van te zeggen. Dat werkt zelfs bij sprekers van de verlaagde ei van het Poldernederlands (Blaaif van me laaif), heb ik gemerkt. Systematische wijzigingen als een mooie meisje zijn vanwege onze sterk veranderende

1

2

3

06104615_blok 09.indd 5

100

105

110

9 115

120

125

bevolkingssamenstelling niet meer tegen te houden. De interne factor, het streven naar generalisaties en systematische helderheid, heeft door het toenemende aantal kinderen (en ouderen) dat van huis uit niet-Nederlandstalig is, enorm aan gewicht gewonnen, terwijl het aantal onderwijzers dat het ‘klassieke’ Nederlands nog beheerst steeds kleiner wordt. Aan de andere kant heeft de corrigerende en remmende externe factor veel aan belang ingeboet. De animo om zorg aan het Nederlands te besteden, is bij de meeste Nederlanders toch zo goed als verdwenen. Afwijkingen van wat ‘goed’ Nederlands is, worden steeds gemakkelijker geaccepteerd, ook door onderwijzers en leraren. Taalkundigen kunnen daar weinig aan veranderen. Het is ook hun taak niet, wel om de ‘boodschap’ te brengen, met het bekende risico. Overigens zijn er genoeg taalkundigen die zulke ontwikkelingen betreuren. Ikzelf zou willen dat het Nederlands bleef zoals ik het geleerd heb, maar ik zie in dat dat onrealistisch is. Om nog iets van dat Nederlands te redden of te conserveren, zouden we op de crèche al moeten beginnen en die gemengd maken met een beetje zwart en heel veel wit. Dat is dus onmogelijk. Dan is er maar één oplossing: geef elke school docenten Nederlands die dezelfde kwaliteit hebben als de docenten van Prinses Máxima. Op de vraag of dat zal gebeuren, weet de lezer zelf het antwoord wel. Naar: Jan Stroop, in: De Volkskrant

a Citeer een zinsgedeelte uit alinea 9 waaruit blijkt dat we hier met een beschouwende tekst te maken hebben. b Noteer de alinea’s die vooral uiteenzettend van aard zijn. c Waarom moet je de tekst als geheel toch beschouwend en niet uiteenzettend noemen? a Op welke manier is alinea 2 met alinea 1 verbonden? b Welk verband bestaat er tussen alinea 2 en alinea 3? c Welk verband bestaat er tussen alinea 5 en alinea 6? d Welk verband bestaat er tussen alinea 7 en alinea 8? a Wat is de belangrijkste functie van alinea 3? b Wat is de belangrijkste functie van alinea 5?

11-02-2008 09:28:21


BLOK

218

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

Opdracht 4 Argumenten, redeneringen, beoordelen

1

2

Opdracht 5 Tekstdoel, tekstsoort, functies van tekstgedeelten, verbanden

Tekst 2 1

5

10

15

a Hoe is de redenering in het tweede deel van alinea 6 van tekst 1 (die begint met als ze naar school gaan) opgebouwd? b Wat voor soort argumenten worden in die redenering gebruikt? c Groter als blijft zeker bestaan (alinea 7). – Wat is het hoofdargument bij deze stelling? – Wat voor soort argument is dit? – Welk subargument wordt bij deze stelling gegeven? – Welk soort argument is dit? d Maar een nieuwe vorm als hun hebben kun je mensen wel afleren (alinea 7). Hoe heet de soort redenering die de schrijver in dit gedeelte van de alinea hanteert? a In alinea 1 zegt de schrijver dat de mopperaars zelf veranderingen uit het verleden in praktijk brengen. Leg uit waarom dat geen goed argument oplevert om die mensen te laten ophouden met mopperen. b De interne factor, het streven naar generalisaties en systematische helderheid, heeft door het toenemende aantal kinderen (en ouderen) dat van huis uit nietNederlandstalig is, enorm aan gewicht gewonnen, terwijl het aantal onderwijzers dat het ‘klassieke’ Nederlands nog beheerst steeds kleiner wordt. Aan de andere kant heeft de corrigerende en remmende externe factor veel aan belang ingeboet (alinea 6). Leg uit dat de schrijver hier de door hem eerder in de tekst gehanteerde begrippen intern en extern niet juist gebruikt. c Twee keer begint de schrijver een alinea met een vraag. Wat is het verschil in functie tussen deze twee vragen? d Door het gebruik van het woordje toch in de een na laatste zin van alinea 8 probeert de schrijver zijn lezers te manipuleren. Probeer dat duidelijk te maken. e Noem uit de alinea’s 8 en 9 minimaal één onbewezen bewering. f Dat is dus onmogelijk (alinea 9). Is het woordje dus hier juist gebruikt? Geef een korte toelichting bij je antwoord.

De Fietsspelling

Nooit meer hoor ik dat iemand gepiepeld is of zich heeft laten piepelen. Een jaar of tien, vijftien geleden was het in vooruitstrevende kringen een gewoon woord. Stomstomstom! hoorde je iemand zeggen. Daar ben ik als (of door) de eerste de beste dorpsidioot gepiepeld. Hij had zich laten oplichten. Het ging om kleine bedragen, een snip op z’n hoogst. Voor een snip gepiepeld wilde zeggen: voor honderd gulden opgelicht. Een biljet van honderd gulden werd ook wel snip genoemd omdat er de afbeelding van een snip op stond; of ook wel meier. Ieder bank- of muntbiljet had een bijnaam. Duizend gulden: een roje rug, of roodje of rug. Een geeltje was 25 gulden. De eurobiljetten hebben

06104615_blok 09.indd 6

20

2 25

30

nog steeds geen bijnamen. Piepelen komt in de tiende druk van de Grote Van Dale, 1976, nog niet voor; wel in de dertiende van 1999. Moet het gehandhaafd worden? Eruit gegooid? Vraag het koning Salomon. En als die tot verwijdering zou besluiten, bestaat dat woord dan niet meer? Sinds zijn eerste uitgave in 1864 verleent het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal aan ieder woord dat erin wordt opgenomen de taalkundige zijnsbevestiging, in spelling en omschrijving van de betekenis. Als een woord er niet instaat, bestaat het niet. Als mensen het over een woord niet eens zijn, is er al vlug iemand die zegt: maar zo staat het in de Van

11-02-2008 09:28:22


219

3 35

40

45

50

4

55

60

65

5 70

75

Dale, en zo wordt het gespeld. En daarmee is de discussie afgelopen. Of: was afgelopen. 80 Want het lijkt dat die tijd op z’n einde loopt. Een van de oorzaken is de nieuwste spelling. De invoering van iedere nieuwe spelling 6 veroorzaakt altijd het gebruikelijk verzet. Het vertrouwde woordbeeld gaat verloren, oude 85 teksten worden steeds minder toegankelijk, de discontinuïteit in de cultuur wordt ermee bevorderd, niemand weet meer waar hij aan toe is enz. Omdat ik me al had voorgenomen, de spelling die ik nu gebruik voor de rest van mijn 90 schrijvend leven niet meer te veranderen, heb ik er geen belang bij te weten hoe ik bepaalde woorden anders zou moeten opschrijven, en dus heb ik de discussie niet tot in detail gevolgd. Maar wel gelezen dat bepaalde kranten, waar95 onder deze, en nog meer instituten van het geschreven woord hebben laten weten dat ze de nieuwe voorschriften aan hun laars zullen lappen. Ik hoop dat ze het zullen volhouden. Maar afgezien daarvan. In 1934 werd door 100 de minister van Onderwijs Hendrik Pieter 7 Marchant de nieuwe spelling ingevoerd. In de eerste klas van de lagere school had ik geleerd dat onze aarde bewoond wordt door menschen. Dat waren er toen iets meer dan 1,9 miljard. 105 Op gezag van de minister werden dit, toen ik in de tweede klas zat, van de ene dag op de andere mensen. Aan zo’n gedaanteverwisseling moet je als kind wennen. Het is toen het hele Nederlandse volk snel gelukt, iedereen gehoor110 zaamde de minister, maar de mensch is nooit helemaal verdwenen. Nee, komt zelfs weer terug. Een mensch is een ouderwets mens, een wezen van vóór 1934, niet in leeftijd maar in levenshouding.   8 115 Na Marchant zijn er nog drie of vier nieuwe spellingen afgekondigd. Het gebruikelijke verzet ebde weg en al vlug wist iedereen niet beter dan dat hij zijn hele leven lang al in de nieuwste spelling had geschreven. Maar er 120 kwam ook verzet. In progressieve kringen werd aksie gevoerd om tot een nieuwe kommunikaatsie te komen. Schrijf je nu op zo’n manier dan denken de jongeren waarschijnlijk dat je een mensch bent. Daar gaat het niet om. Het nieuwe verzet was geboren, de eerste indivi125

06104615_blok 09.indd 7

duen hadden zich, nog als beperkte groep, in hun spelling oppermachtig verklaard; ongeveer zoals Napoleon zichzelf bij de Paus tot keizer heeft gekroond. En nu, bij deze nieuwe spelling, hebben we misschien de volgende stap gezet. Een commissie van specialisten kan redeneren en decreteren wat ze wil, maar wij doen onze eigen zin. Vergelijk het spellen met een andere typisch Nederlandse bezigheid: het fietsen. In de tijd van Marchant werd er ook veel gefietst. Alle fietsers hadden een bel en een wit achterspatbord, ze reden rechts, nooit door een rood licht of op de stoep en na zonsondergang hadden ze een brandend achterlichtje en aan de voorkant een fietslantaren. Bleven ze op een of ander punt in gebreke, dan kregen ze een bekeuring van een rijwielagent. Niet zo lang geleden is de tijd aangebroken dat een beetje fietser altijd door rood reed, links op de stoep en bij nacht en ontij zonder een bewijsje van verlichting. De rijwielagenten waren verdwenen. Er is een kentering aangebroken. Het fietsen op de stoep is tot een verworven recht geworden en je mag altijd door rood, maar de verlichting komt terug. Je kunt nu lampen kopen die op batterijen branden en die je op je fiets of aan je jas of je muts kunt klemmen. In alle kleuren, wit, staalblauw, rood natuurlijk, knipperend, flikkerend, wat je maar wilt. Geen misverstand meer. De andere mensen op de weg weten: er komt een fietser aan. Daarmee is de gemeenschappelijke afspraak van de zichtbaarheid op een andere manier hersteld: niet meer volgens de collectieve discipline uniform maar binnen de grenzen van de mogelijkheden effectief. Het lijkt me niet uitgesloten dat het met de spelling op den duur dezelfde kant op zal gaan als met het fietsen, en hoe sneller de nieuwe spellingen op elkaar zullen volgen, hoe waarschijnlijker het wordt. Dan gaan namelijk de mensen zelf bepalen hoe ze, onafhankelijk van de officiële voorschriften, volgens eigen smaak en inzicht het minimum aan algemene verstaanbaarheid kunnen bewaren. Zo wordt Nederland dan een land met zestien miljoen spellingen. Naar: S. Montag, in: NRC Handelsblad

11-02-2008 09:28:23


BLOK

220

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

1 2

3

Welk verband bestaat er tussen alinea 6 en alinea 7? Welk verband bestaat er tussen alinea 7 en alinea 8? Wat is de belangrijkste functie van de inleiding van deze tekst? Welk gedeelte uit de alinea’s 1-3 zou de functie van toegeving kunnen hebben? c Wat is de belangrijkste functie van alinea 4? a Wijs in tekst 2 de kenmerken van de beschouwing aan. b Als de schrijver van zijn tekst een betoog had willen maken, had hij de slotalinea anders moeten opbouwen. Welk element had dan in de laatste alinea aanwezig moeten zijn?

Opdracht 6 Argumenten, redeneringen, beoordelen 1

2

Een moderne vrouw zeurt niet over ongelijke kansen, maar ­creëert ze zelf. Het Financieele Dagblad

06104615_blok 09.indd 8

a b a b

x

a b

Als een woord er niet in staat, bestaat het niet (alinea 2). – Wat is het argument bij deze stelling? – Wat voor soort argument is dat? Of: was afgelopen (alinea 2). – Noteer het argument of de argumenten bij deze stelling. Zeg van elk argument of het gaat om een hoofd- of een subargument. – Geef van elk argument de soort aan. c De invoering van iedere nieuwe spelling veroorzaakt altijd het gebruikelijk verzet (alinea 3). – Noteer de argumenten bij deze stelling. – Geef van elk argument de soort aan. d En nu … hebben we misschien de volgende stap gezet (alinea 6). Wat voor soort redenering volgt op deze uitspraak? a Aan het eind van alinea 1 stelt de schrijver drie vragen. Welke van die drie is/zijn retorisch? b Welke van de drie vragen die de schrijver stelt aan het eind van alinea 1 wordt in de tekst beantwoord? c Ik hoop dat ze het zullen volhouden (alinea 3). Met welke argumenten maakt de schrijver voor de lezer duidelijk dat die hoop terecht is? d In alinea 5 spreekt de schrijver twee keer over verzet en het lijkt alsof hij zichzelf tegenspreekt. Maak duidelijk dat dat niet het geval is. Gebruik een argument dat je ontleent aan alinea 5. e Het fietsen op de stoep is tot een verworven recht geworden (alinea 7). Op welke drogreden berust deze stelling? f … volgens eigen smaak en inzicht het minimum aan algemene verstaanbaarheid kunnen bewaren (alinea 8). Je zou kunnen denken dat de schrijver hier een fout maakt: het gaat toch om het maximum aan algemene verstaanbaarheid? – Maak met behulp van gegevens uit alinea 7 duidelijk dat hier inderdaad maximum zou moeten staan. – Maak met behulp van gegevens uit alinea 5 duidelijk dat hier inderdaad minimum moet staan.

11-02-2008 09:28:26


221

Opdracht 7 Tekstdoel, tekstsoort, functies van tekstgedeelten, verbanden, argumenten, redeneringen, opbouw van redeneringen, beoordelen

Tekst 3 1

5

2

10

15

20

25

3

30

35

4

40

Wie is trots op het Nederlands?

Zijn de Nederlanders trots op hun taal? En hoe ligt dat voor de Vlamingen? Zijn er wat dit betreft grote verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen? En hoe zit het met de inwoners van Suriname? Ook heel wat Surinamers hebben het Nederlands immers als moedertaal.   5 Een algemene opvatting is: nee, veel Nederlanders vinden dat zij in een kikkerlandje wonen, met bijbehorende kikkertaal. We mogen dan een grote mond hebben (‘Nederland waarschuwt China voor de laatste keer’), in feite tellen we op het wereldtoneel nauwelijks mee. Het Nederlands mag dan door 22 miljoen men- 6 sen worden gesproken, in vergelijking met het Chinees, het Engels en het Spaans is dat echt niet veel. Dat er jaarlijks honderden buitenlanders hiernaartoe komen om Nederlands te leren, is iets wat veel Nederlanders verbaast. En als wij dan door zo’n leergierige buitenlander in het Nederlands worden aangesproken, zo wil een bekend verhaal, dan schakelen wij autochtonen automatisch over op het Engels – of we dit nu goed beheersen of niet. Zo wordt het voor veel buitenlanders wel erg lastig om hun Nederlands te oefenen (en voor veel allochtonen moeilijk om in te burgeren). Over de Vlamingen bestaan vergelijkbare 7 vooronderstellingen. Zij zouden wél trots zijn op hun taal. Dat komt, lees je altijd, omdat zij voor hun taal hebben moeten ‘strijden’ (tegen de Fransen en tegen de Franssprekende Vlaamse elite). Desondanks zouden zij onzeker zijn over hun taalgebruik en daarom juist zo goed in taalspelletjes; ze oefenen als het ware de hele dag op hun Nederlands. Een groot verschil dus, zo lijkt het, tussen de trots die Nederlanders en Vlamingen voor hun taal voelen. Of er ook van dit soort opvattingen leven over het Nederlands in Suriname is mij niet bekend. Zijn die verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders nu werkelijk zo groot? Kloppen deze vastgeroeste ideeën wel? Dat is nu – bij mijn weten voor het eerst – onderzocht door 8 de Taalunie. In opdracht van de Taalunie legde

06104615_blok 09.indd 9

45

50

55

60

65

70

75

80

85

het Amsterdamse bureau Trendbox aan 550 Nederlanders, 300 Vlamingen en 250 Surinamers ruim vijftig vragen voor over hun taalgebruik. Een van die vragen betrof de trots die sommige mensen voelen voor hun moedertaal Wat blijkt uit het onderzoek? Binnen het officiële Nederlandse taalgebied beschouwt 95 procent van de ondervraagden het Nederlands als hun moedertaal. In Nederland is dat 96 procent, in Vlaanderen 97 procent, en in Suriname 62 procent. In Suriname is Sranantongo met 20 procent de belangrijke tweede taal. In algemene zin is men trots op zijn moedertaal. In Nederland en Vlaanderen geldt dat voor ruim negen op de tien ondervraagden, in Suriname voor 85 procent van de ondervraagden. Bij uitsplitsing blijkt overigens dat de Surinamers die het Sranantongo als hun moedertaal beschouwen, veel trotser zijn op hun taal dan zij die het Nederlands als hun moedertaal zien. Waarom is men trots op zijn moedertaal? Omdat het zo’n mooie taal is, zeggen evenveel Nederlanders als Vlamingen. Verder zegt men onder meer: omdat het de taal is waarin ik mij het beste kan uitdrukken, met een grote woordenschat en veel nuances. Er zijn meer interessante uitkomsten, maar eerst nog even dit. Ben ik zélf trots op mijn moedertaal? Niet echt. Ik bedoel: ‘trots’ is niet het goede woord. Ik ben heel erg ‘gehecht’ aan het Nederlands. Ik spreek een aardig mondje Engels, maar er is geen taal waarin ik mij zo goed en zo genuanceerd kan uitdrukken als in het Nederlands. Daarom zou ik het erg vervelend vinden als ik die taal – om welke reden dan ook – opeens niet meer zou kunnen spreken. Ik zou mij daardoor erg gehandicapt voelen. Maar dat alles wil nog niet zeggen dat ik ‘trots’ ben op mijn taal. De meeste mensen zijn trots op iets dat ze zelf tot stand hebben gebracht – alleen of met anderen. Dat is niet van toepassing op een taal. Het is ook niet zo dat ik het Nederlands de mooiste taal van het heelal vind. Ik vind de

11-02-2008 09:28:27


BLOK

222

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

90

95

9

100

105

110

10 115

120

125

Braziliaanse variant van het Portugees erg mooi, maar dat komt doordat ik ooit – op mijn achttiende – erg verliefd ben geweest op een betoverend mooi meisje uit Brazilië. En ook wel een beetje omdat het zo’n zangerige taal is. 11 Maar eigenlijk geloof ik allang niet meer dat de ene taal veel mooier is dan de andere – dus ook het Nederlands niet. Terug naar het Taalunieonderzoek. Je bent geneigd er snel overheen te lezen, maar in feite is het opmerkelijk dat Suriname sinds 2004 lid is van de Taalunie, nu blijkt dat 62 procent van de Surinamers het Nederlands als hun moedertaal beschouwt. Bijna veertig procent denkt hier dus kennelijk anders over. Bij nader inzien is 62 procent echter geen geringe hoeveelheid als je je realiseert dat er in Suriname meer dan twintig andere talen worden gesproken. Ik ben benieuwd hoe lang het Nederlands in Suriname zal standhouden. Elders in het onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een derde van de Surinamers niet uitsluit dat straks het Engels 12 de instructietaal op school wordt, in plaats van het Nederlands. Er zijn meer interessante uitkomsten, bijvoorbeeld over de waardering van – met name 13 Engelse – leenwoorden. Zoals bekend zijn er veel mensen die zich groen en geel ergeren aan het overdadige gebruik van Engelse woorden in advertenties. Het Taalunieonderzoek bevestigt dat die ergernis leeftijdsgebonden is. In Nederland en Vlaanderen beschouwt 30 procent van de ondervraagden de toevoeging van leenwoorden aan de Nederlandse taal als een verrijking, maar voor een andere groep van 30 procent is het juist een verarming. De ‘rekkelijken’ zijn in Nederland vooral te vinden onder jongeren tot 25 jaar: exact de helft van hen

1

2 3

06104615_blok 09.indd 10

130

135

140

145

150

155

160

beschouwt leenwoorden als een verrijking. De ‘preciezen’ treffen we omgekeerd vooral aan bij vijftigplussers: 45 procent van hen ziet in leenwoorden juist een vorm van taalverarming. Er is meer, veel meer zelfs, maar ik wil u hier niet overvoeren met cijfers. Uit ‘Taalpeil’, dat verschijnt ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Taalunie, blijkt onder meer hoe Nederlanders, Vlamingen en Surinamers denken over het Nederlands in de media en op internet – en ook hier zien we (vanzelfsprekend) significante verschillen tussen jongeren en ouderen. Trendbox heeft de mening gepeild over sms’en – een onderwerp dat de laatste tijd erg veel aandacht heeft gekregen. Er is aandacht besteed aan het Nederlands op de werkvloer – in Nederland en Suriname is het Engels, in Vlaanderen het Frans verreweg de meest gebruikte en belangrijkste vreemde taal – en er worden gegevens gepresenteerd over het leesen schrijfgedrag in het Nederlandse taalgebied. Alles bij elkaar is het te veel om hier kort samen te vatten, maar gelukkig is de complete tekst van het onderzoek te downloaden en is de krant (‘Taalpeil’) gratis verkrijgbaar. Als toetje nog één opmerkelijke uitkomst: over de vraag welke taal de premier zou moeten gebruiken als hij moet spreken bij openbare gelegenheden in een ander Europees land, zijn Nederlanders en Vlamingen het volkomen oneens. Nederlanders vinden vooral dat hij zich in het Engels moet uitdrukken; Vlamingen zijn van mening dat hun premier toch in de eerste plaats Nederlands moet spreken, met een tolk ernaast. Duidt dit dan toch op een verschil in taaltrots? Naar: Ewoud Sanders, http://taalschrift.org

a De schrijver begint zijn tekst met vier vragen. Die zouden heel goed beantwoord kunnen worden in een uiteenzetting. Welke twee alinea’s passen minder goed in een uiteenzettende tekst? b Citeer één zin die duidelijk maakt dat de schrijver de lezer niet wil overtuigen maar hem zelf wil laten nadenken. a Welk verband bestaat er tussen alinea 2 en alinea 3? b Welk verband bestaat er tussen alinea 9 en alinea 10? a In de eerste alinea stelt de schrijver vier vragen. – In welke alinea vind je het antwoord op de eerste vraag? – Hoe luidt dat antwoord?

11-02-2008 09:28:31


223

b c d e

4

5

Opdracht 8 Tekstdoel, tekstsoort, argumenten, redeneringen, opbouw van redeneringen, beoordelen

Tekst 4 1

5

10

– In welke alinea vind je het antwoord op de tweede vraag? – Hoe luidt dat antwoord? – In welke alinea vind je het antwoord op vraag 3? – Hoe luidt dat antwoord? – En in welke alinea vind je het antwoord op vraag 4? – Hoe luidt dat antwoord? Wat is de functie van de zin Ook heel wat Surinamers hebben het Nederlands immers als moedertaal (alinea 1)? f Ook in alinea 4 stelt de schrijver twee vragen. – In welke alinea vind je het antwoord op de eerste vraag? – Hoe luidt dat antwoord? g – In welke alinea vind je het antwoord op de tweede vraag? – Hoe luidt dat antwoord? a De algemene opvatting is: Nederlanders zijn niet trots op hun taal (alinea 2). Daarbij noemt de schrijver twee argumenten die gebruikt worden om die opvatting te staven. – Welke twee argumenten zijn dat? – Geef van elk argument aan tot welke soort het behoort. b Vlamingen zouden wel trots zijn op hun taal (alinea 3). – Welk argument wordt daarvoor genoemd? – Wat voor soort argument is dat? c In alinea 7 zegt de schrijver dat hij het vervelend zou vinden als hij het Nederlands niet meer zou kunnen spreken. Op grond van wat voor soort redenering komt hij tot die uitspraak? d De schrijver is niet trots op zijn taal (alinea 7). – Wat is zijn belangrijkste argument? – Wat voor soort argument is dat? a Nederlanders zijn trots op hun taal omdat het zo’n mooie taal is (alinea 6). Welke drogreden kun je in deze redenering aanwijzen? b Nederlanders zijn trots op hun taal omdat ze zich daarin het beste kunnen uitdrukken (alinea 6). Maak duidelijk dat ook in deze redenering sprake is van een drogreden. c De schrijver vond of vindt het Portugees erg mooi omdat hij ooit verliefd werd op een meisje uit Brazilië. Aan welke drogreden maakte hij zich schuldig?

Andere mensen, andere taal

Veel mensen hebben de indruk, sommigen zelfs de sterke indruk, dat het niet goed gaat met onze taal. Met name de niet-taalkundigen. En als die dan eens hun bekommernis uitspreken, bij de taalkundigen, de mensen van het vak, dan vangen ze meestal bot. Het antwoord is bijna altijd: ‘Niets aan de hand, een levende taal verandert nu eenmaal; nee, er zijn volstrekt geen aanwijzingen dat het Nederlands aftakelt.’

06104615_blok 09.indd 11

2

15

20

Maar overtuigd zijn de meeste mensen niet. Als je om je heen kijkt, en als je luistert naar radio of televisie, of op een school rondkijkt, zou je toch zweren dat er wel degelijk grote veranderingen aan de gang zijn. Ik moet u bekennen dat ik me ook niet zo overtuigd voel door het antwoord van de meesten van mijn vakgenoten. Wat ze zeggen klopt wel, maar het heeft slechts betrekking op een deel van de feiten. Er is zoveel meer.

11-02-2008 09:28:32


BLOK

224

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

3

25

30

4

35

40

5

45

50

6

55

60

7

65

Om te beginnen helpt het al een stuk als u weet dat het Algemeen Beschaafde Nederlands maar net honderd jaar bestaat, én dat dat ABN 8 in de twintigste eeuw een spectaculaire ontwikkeling heeft doorgemaakt: twee keer is er namelijk een geweldige ommezwaai. Ik onderscheid drie perioden: – Het chique ABN (1900-1920) – Het burgerlijke ABN (1920-1970) – Het democratische ABN (1970-nu) Rond 1900 is het aantal mensen dat ABN spreekt klein. Onthutsend klein. Deskundigen schatten twee à drie procent van de bevolking, de maatschappelijke toplaag. We weten ongeveer waar deze mensen woonden: vooral in de Hollandse steden. Hun ABN functioneerde in deze eerste fase als onderscheidingsmiddel: door hun taal onderscheidden deze mensen zich van de rest. En ze wílden zich ook onderscheiden. Dat chique ABN duurde niet lang. Tot ongeveer 1920. Daarna voltrekken zich grote politieke, sociale en demografische veranderingen, 9 met vérstrekkende gevolgen voor de taal. Van het vele wat hier te noemen valt, vermeld ik slechts de leerplicht, het algemeen kiesrecht, en dat er vanaf 1920 radio is en eerder al telefoon. De mensen worden mobieler. En ze zien al gauw dat de toegangspoort tot sociale vooruitgang gelegen is in ABN spreken. De middenstander, de geschoolde arbeider, de ontwikkelde dialectspreker, kortom de sociale middenlaag gaat ABN spreken. Niet van de ene dag op de andere, maar stapje voor stapje. Het aantal sprekers van het ABN, of toch mensen die het waar nodig kúnnen spreken, neemt daarmee sterk toe, van de luttele procenten rond 1900 naar misschien wel veertig à vijftig procent in 1970. Het ABN werd een middel voor sociale vooruitgang. Eerst netjes praten, en dan krijg je ook wel een groot huis, een auto, een dienstbode. Dat was geen illusie; het heeft voor velen ook echt zo gewerkt. Generatie na generatie klom op, op de maatschappelijke ladder. De norm werd van 1920 tot 1970 steeds strakker aangehaald. De normatieve boekjes, zeg 10 maar de Charivariussen en de Jan Renkema’s, werden in de loop van de twintigste eeuw steeds dikker, de normen werden steeds stren-

06104615_blok 09.indd 12

70

75

80

85

90

95

100

105

110

115

ger. En misschien wel het meest opmerkelijke: er was een eenduidige norm. Vanaf ongeveer 1970 zien we een verder voortgaande democratisering van de samenleving, en van het onderwijs. Ook neemt de welvaart toe, en de mobiliteit. En de mondigheid. Maar de verdere opmars van het ABN hapert. Zo succesvol als het ABN tot 1970 was geweest – steeds meer sprekers, een steeds eenduidiger norm – zo miserabel gaat het ermee na 1970. De eenduidige norm is weg, of eigenlijk: er zijn nu verschillende normen naast elkaar. Misschien is het aantal sprekers van het ABN vergeleken met 1950 niet eens erg afgenomen. Alleen, die andere zestig procent, die vroeger zweeg in het openbare leven, zwijgt niet langer. Die kun je nu ook dagelijks op tv horen, in de politiek, in de scholen en in de universiteiten. Democratisering is hoorbaar. De fase van het democratische ABN is de periode waar wij nu in leven. Het is een nogal gevarieerd ABN, als je het zo zou willen blijven noemen. Hoe staat het tegenwoordig met de functie van het ABN? Er valt in Nederland niet veel meer sociaal hogerop te komen. Wie kan en wil, ís allang hoger opgeklommen. Er zullen nog wel individuele klimmers zijn, maar daar staan tegenwoordig evenveel dalers tegenover. Het echte sociale klimmen kun je alleen nog zien bij onze allochtonen. Dertig jaar geleden kwamen ze vanaf het straatarme platteland van Marokko, nou ja, meestal uit de bergen. Dan woonden ze met z’n zessen op een zolderkamertje. Nu hebben ze een bloeiende islamitische groentewinkel, of een ‘Gouden Schaar’, of een slagerij zonder varkensvlees. De kinderen gaan al naar de middelbare school. De kleinkinderen zullen naar de universiteit gaan of het hoger beroepsonderwijs. Als er nu bij de autochtonen dus feitelijk weinig meer sociaal te klimmen valt, en in het beste geval het sociaal niveau van het ouderlijk huis gehandhaafd kan worden (wat dikwijls niet zal lukken), dan verliest het ABN zijn functie van instrument voor sociale vooruitgang. Ik denk dat er véél verandert. Véél meer dan u van de meeste taalkundigen te horen krijgt. Het afscheid van de oude ABN-norm is het afscheid van een taalcultuur. Een taalcul-

11-02-2008 09:28:32

N o r

D


225

120

125

tuur die ook mij dierbaar was. Maar het was wel iets van het midden van de twintigste eeuw. Het is niet meer iets van nu. Je kunt niet één facet uit 1950 terugwensen (een heldere strakke ABN-uitspraak), en al de rest, waar het mee samenhing, niet. Wie nu het ABN van 1950 terugwenst, of cultiveert, die cultiveert een museumstuk. Het is fraai, maar het werkt

1

2 Nobelprijswinnaars ontdekten hoe de mens ruikt. Dagblad van het Noorden

06104615_blok 09.indd 13

x

130

niet meer. De nieuwe taalcultuur is allang aangebroken, al heeft nog niet iedereen het in de gaten. Minder klassieke achtergrond, veel minder, minder kerk en bijbel, minder academisch, maar anderzijds: speelser, vrijmoediger, opener, spannender, kleurrijker, internationaler. Naar: Joop van der Horst, http://www.onzetaal.nl

a Op grond van de eerste alinea zou de lezer kunnen verwachten dat de rest van de tekst betogend van aard zou kunnen zijn. Wat zou dan de centrale stelling van de tekst kunnen zijn? b Op grond van die eerste alinea zou de lezer ook kunnen verwachten dat de rest van de tekst uiteenzettend van aard zou kunnen zijn. Wat zou dan de belangrijkste mededeling (de hoofdgedachte) van de tekst kunnen zijn? c Maak duidelijk dat deze tekst in hoofdzaak beschouwend is. Gebruik in je antwoord minstens twee argumenten. a … maar het heeft slechts betrekking op een deel van de feiten. Er is zoveel meer (alinea 2). Met wat voor soort redenering maakt de schrijver dit standpunt aannemelijk in het vervolg van de tekst? b … twee keer is er namelijk een geweldige ommezwaai (alinea 3). – Op grond van welke redenering kan de schrijver de eerste verandering een ‘ommezwaai’ noemen? – Op grond van welke redenering kan de schrijver de tweede verandering een ‘ommezwaai’ noemen? c … een levende taal verandert nu eenmaal (alinea 1). Wat voor soort argument is dit? d … er zijn volstrekt geen aanwijzingen dat het Nederlands aftakelt (alinea 1). Wat voor soort argument gebruiken de taalkundigen hier? e Het is een nogal gevarieerd ABN, als je het zo zou willen blijven noemen (alinea 8).

11-02-2008 09:28:37


BLOK

226

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

3

– Welk argument zou je kunnen gebruiken om de term ABN af te schaffen? – Wat voor soort argument zou dat zijn? f Maar overtuigd zijn de meeste mensen niet (alinea 2). Welk soort argument werkt dus kennelijk niet meer? a Het ABN werd een middel voor sociale vooruitgang. Eerst netjes praten, en dan krijg je ook wel een groot huis, een auto, een dienstbode (alinea 6). Er valt in Nederland niet veel meer sociaal hogerop te komen (alinea 9). – Maak met behulp van gegevens uit alinea 9 duidelijk dat dit een onjuiste conclusie is. – Op grond van welke drogreden kan de schrijver tot deze conclusie zijn gekomen? b De oude ABN-norm komt niet meer terug (alinea 10). Welke vorm van bijzonder taalgebruik hanteert de schrijver in dit verband?

3 Schrijven 3.1 Einddoel Als je de opdrachten van deze module hebt doorgewerkt, kun je een goed ­opgebouwde betogende of activerende tekst schrijven op basis van zelf verzamelde informatie.

3.2 Overzicht van de opdrachten en de theorie

Verwerkingsboek Informatieboek opdracht

hoofdstuk

9, 10

1 Omgaan met 1.3 en 1.5.1 Informatie kunnen verzamelen en verwerken informatie 1.5.2 Een schrijfplan kunnen maken

10, 12

11, 13, 15 1, 2

paragraaf

1.5.5

3 Tekstdoelen en 3.7, 3.10 tekstsoorten

vaardigheid

Een tekst kunnen beoordelen en verbeteren De kenmerken van betogende en activerende teksten kunnen herkennen en toepassen

1, 3, 5, 12 4 Tekstopbouw 4.3 Structuur in een tekst kunnen aanbrengen met duidelijk herkenbaar een inleiding, een middenstuk en een slot 6, 12, 13 5 Tekststructuren 5.1, 5.3 Alineaverbanden kunnen aanbrengen en signaal woorden gebruiken 6, 8, 12, 13 6 Argumenteren 6.2, 6.3 Standpunt, (sub)argumenten en conclusie kunnen formuleren 6, 8, 12, 13

6.4, 6.5

Redeneringen kunnen opzetten

6, 14

6.6

Drogredenen kunnen herkennen en vermijden

1, 4, 5 6.7 Beeldspraak en stijlmiddelen kunnen herkennen en toepassen

06104615_blok 09.indd 14

11-02-2008 09:28:38


227

Na het doorwerken van de opdrachten maak je Eindopdracht A of B van deze module.

3.3 Instaptoets De instaptoets bij deze module vind je op de methodesite www.opniveau-online.nl/ tweedefase. Na invulling van de antwoorden krijg je een advies welke opdrachten op startniveau je in overleg met je docent(e) zou kunnen overslaan.

3.4 Opdrachten Opdracht 1

Vragen over de theorie 1 2 3 4 5 6 7

Opdracht 2

Noem een overeenkomst en een verschil tussen de betogende en activerende tekstsoort. Welke functies kan het slot van een activerende tekst hebben? Welke vier onderdelen vind je in een wat langere activerende tekst? In betogende of activerende teksten kun je goed stijlmiddelen en beeldspraak gebruiken. Waarom? Wat is het verschil tussen een antithese en een paradox? Wat is het tegengestelde van een hyperbool? Welk(e) van de volgende stijlmiddelen is/zijn nooit spottend bedoeld? Kies uit: woordspeling, retorische vraag, eufemisme, hyperbool, understatement, paradox.

Kenmerken activerende tekst

Kijk uit: je stoot CO2 uit!

5

10

15

20

Nu doe je het alweer! Maar goed, we zullen je niet vragen te stoppen met ademen. Koolstofdioxide is een natuurlijk product van mensen en dieren. Samen met andere gassen zorgt het dat het op aarde een beetje behaaglijk is. Maar om dan meteen alle kolen, gas en olie te verbranden voor een beetje extra energie… dat lijkt ons niet zo verstandig. Fabrieken, auto’s, energiecentrales: met tonnen tegelijk stoten ze CO2 uit. Gevolg: de aarde kan steeds minder warmte kwijt, de temperatuur stijgt, de poolkappen smelten, de rendieren weten niet meer waar ze het zoeken moeten en de lage landen verdwijnen onder water. Zo werkt het Zonder broeikaseffect zou het op aarde te koud zijn om te leven. Een aantal gassen in de atmosfeer ligt als een deken om de aarde. Dat deken zorgt ervoor dat de warmte van de zon niet meteen weer verdwijnt. Maar door de

06104615_blok 09.indd 15

25

30

35

verbranding van fossiele brandstoffen (olie, gas, kolen) voor onze energie, komen er steeds meer van deze gassen in de atmosfeer. Vooral koolstofdioxide (CO2) is een serieuze boosdoener. De gassen houden de warmte langer vast en hierdoor stijgt de temperatuur op aarde. Maling aan het klimaat? Dan zijn hier wat tips voor je portemonnee – zet de thermostaat iets lager – doe ’s avonds de gordijnen dicht – zet een uur voordat je naar bed gaat de verwarming lager – trek warmere kleren aan als je het koud hebt – zet niets voor de radiatoren – maak kieren dicht – bevestig reflectiefolie achter de verwarming – ga samen onder de douche – gebruik een waterbesparende douchekop www.raketaal.nl

11-02-2008 09:28:39


BLOK

228

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

1 2 3 4

Opdracht 3

Noteer vier kenmerken die duidelijk maken dat bovenstaande tekst activerend is. Op welke manier maakt de schrijver de inleiding ‘pakkend’? Welk gedeelte van de tekst is uiteenzettend? De schrijver van deze tekst speelt duidelijk in op de behoeften en gevoelens van het publiek. Toon dit aan door twee voorbeelden uit de tekst te noteren.

Slot herschrijven Verander deze slotalinea’s zó dat ze duidelijk activerend zijn.

A

5

Hoewel ik heus wel tegen een stootje kan en vind dat ieder mens recht heeft op vrijheid van meningsuiting, moet ik toch eerlijk toegeven: erg charmant is het vloeken gewoon niet. Als je iemand luid hoort vloeken en schelden, is dat (in ieder geval voor mij) tamelijk afstotelijk. Het

B

Ik vind dus dat genetische manipulatie een belangrijke ontwikkeling is, waar echter wel veel risico’s aan verbonden zijn. Eigenlijk zouden we ook wel zonder kunnen leven. Maar als

C

Kortom, de gevolgen van cosmetische chirurgie worden echt onderschat. Bovendien is cosmetische chirurgie echt overbodig: je betaalt je

10

5

5

is geen goede manier om voor de dag te komen; je presenteert je van je slechtste kant, je werpt een negatief licht op jezelf. Zo gezien is het dus niet erg slim om te schelden. Om nog maar niet te spreken van de schadelijke gevolgen voor de slachtoffers van het gescheld.

de noodzaak ontstaat genetische manipulatie op grote schaal toe te passen, dan zou er eerst goed onderzoek gedaan moeten worden naar de gevolgen ervan op korte en lange termijn.

blauw en je hebt nog steeds niet het perfecte lichaam waar je altijd van hebt gedroomd. Naar: www.scholieren.com

Wil jij ook 1000 euro rood staan? En heb je dat nog niet? Ga naar www.rabobank.nl/ studeren.

x

Website Rabobank

x

Warme en koude buffetten al vanaf € 8,75 Ook voor warme en koude buffetten bent u bij ons op het juiste adres, of het nu voor 5 of voor 200 personen is, bij ons blijft de kwaliteit en de kwantiteit hetzelfde. Reclame slager

06104615_blok 09.indd 16

11-02-2008 09:28:40


229

Opdracht 4

Beeldspraak en stijlmiddelen

1 2 3

4

5 6 7 8 9

10 11 12 13

14 15

16

17

18

Opdracht 5

Schrijvers van betogende en activerende teksten proberen hun lezers nogal eens te prikkelen door taalgrapjes of bijzondere formuleringen te gebruiken. Welke stijlmiddelen herken je in de volgende zinnen? Kies uit: beeldspraak, hyperbool, ironische omkering, paradox, retorische vraag, understatement, woordspeling. Soms zijn er meerdere mogelijkheden. Een drogisterijketen adverteert met lage prijzen: ‘Daar krijgen we spijt van!’ Heeft de opruiming nog van u geprofiteerd? In je gedrag bevallen me drie kleinigheden niet: je grote mond, je eeuwige te laat komen en je onverbeterlijke slordigheid. ‘Ik zal dat klusje wel even klaren’, zei de glazenwasser terwijl hij de flat van tien verdiepingen bekeek. Onze heilige koeien zouden wat minder benzine moeten drinken. Je moet files niet oplossen, je moet auto’s oplossen. Niets is zeker, en zelfs dat niet. (Multatuli) Jij denkt zeker dat je grappig bent? De lange wachttijden in de gezondheidszorg vormen een goede voorbereiding op de eeuwigheid. De spaarlamp werpt nieuw licht op de techniek. Weinig alcohol kan te veel zijn. De telefoon slaapt op de lessenaar. (Martinus Nijhoff) Een tip voor de discussie: praat snel en gebruik veel moeilijke woorden waarmee je op de andere deelnemers indruk kunt maken. Jij wilt later toch ook goed verdienen? Uitspraak naar aanleiding van de grote hoeveelheid reclame die rond Sinterklaas in de brievenbus terechtkomt: ‘Het antispeelgoedfoldervirus is weer eens niet uitgevonden.’ ‘Dat hebben jullie aardig gedaan’, zei de leraar tegen de leerlingen die een negen hadden voor hun werkstuk. Hij is zo klein dat hij op een bankje moet gaan staan om zijn eigen haar te kammen. (Herman Brusselmans) Als je met computers werkt gaat alles automatisch, maar niets vanzelf.

Beeldspraak en stijlmiddelen, pakkende inleiding A In dit betoog ga ik het hebben over dialect en ABN. B Er zijn huiswerkvrije scholen en scholen waar je nog steeds huiswerk moet maken. C Anorexia nervosa is een ernstige ziekte. 1 2

06104615_blok 09.indd 17

Bovenstaande beginzinnen zijn saai. Probeer ze pakkend te maken. Schrijf vervolgens, uitgaande van de herschreven beginzinnen, complete inleidende alinea’s van minstens drie zinnen. Gebruik waar mogelijk beeldspraak en stijlmiddelen. Voorbeelden van goed uitgewerkte inleidingen vind je in het informatieboek.

11-02-2008 09:28:40


BLOK

230

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

Opdracht 6

Vragen over de theorie 1 2 3 4 5 6 7

Opdracht 7

Welke soorten argumenten zijn controleerbaar? Welke soorten argumenten zijn min of meer subjectief? Uit welke onderdelen bestaat een complete redenering meestal? Door welke soorten signaalwoorden zijn nevengeschikte argumenten verbonden? Wat is een ondergeschikt argument (of: subargument)? Welke soort signaalwoorden gebruik je veel in een betogende tekst? Met welk doel gebruiken sommige schrijvers drogredenen?

Informatie verzamelen en beoordelen

Postbus 51

5

10

15

20

Postbus 51 is kort na de Tweede Wereldoorlog opgezet. De rijksoverheid heeft toen één centrale postbus ingesteld en dat werd nummer 51 in Den Haag. Sinds het begin is dit hét centrale loket voor iedereen die een brochure wil bestellen of niet weet waar hij kan aankloppen met een vraag aan de rijksoverheid. Aanvankelijk ging het vooral om het aanbieden van informatie. Daarna ging Postbus 51 zich meer richten op het beantwoorden van vragen. In 1995 werd daartoe de Postbus 51 Infolijn opgezet (0800-8051). Een gratis telefoonnummer voor vragen aan de gehele rijksoverheid. Toen werd ook de eerste eenvoudige internetsite opgezet en werd het voor burgers mogelijk hun vraag per e-mail te stellen. De huidige website dateert van 2005. Gebruiksvriendelijkheid en duidelijke ingangen stonden bij het ontwerp van deze site voorop. De website van Postbus 51 is opgebouwd rond

1

2 3

06104615_blok 09.indd 18

25

30

35

de service van Postbus 51: zoeken, navigeren op thema’s, campagnes en brochures & publicaties. Hierdoor kan de bezoeker gemakkelijk een keuze uit de verschillende diensten maken. U kunt de rijksoverheid op verschillende manieren vragen stellen: – Bel gratis 0800-8051. De Postbus 51 infolijn is op werkdagen van 9.00 tot 21.00 uur te bereiken. Meestal wordt uw vraag direct beantwoord, soms wordt u doorverwezen naar andere (overheids)instanties. – Maak gebruik van de button ‘contact’ onderaan elke pagina. Wij doen ons uiterste best om uw vraag binnen twee werkdagen te beantwoorden. – Schrijf een brief aan Postbus 20002, 2500 EA Den Haag. www.postbus51.nl

Ga naar www.postbus51.nl en zoek antwoord op de volgende vragen. – Wat is leerplicht volgens de wet? Voor wie geldt deze? – Wat wordt verstaan onder een startkwalificatie? – Wat zijn de rechten en plichten voor jongeren van jouw leeftijd? Postbus 51 geeft hoog op van de gebruiksvriendelijkheid en duidelijke ingangen van zijn site (zie fragment). Is dit terecht? Licht je antwoord toe. Via Postbus 51 kun je brochures over allerlei onderwerpen aanvragen en/of downloaden. Zou jij informatie van deze site opnemen in een documentatiemap voor een betoog of discussie? Licht je antwoord toe.

11-02-2008 09:28:42


231

Opdracht 8

Voorlichtingscampagne bestuderen, informatie verwerken 1 2

Opdracht 9

Beknopte uiteenzetting schrijven, beoordelen 1

2

Opdracht 10

Ga na met welke voorlichtingscampagnes Postbus 51 zich momenteel bezighoudt. Kies één campagne die je aanspreekt en verdiep je daarin. Noteer de antwoorden op de volgende vragen over de campagne. a Wat is het thema? b Op welke doelgroep(en) richt de overheid zich? c Van welke media en informatiebronnen maakt de overheid gebruik in deze campagne? d Is er een aandachttrekker: een ‘pakkende’ vraag of stelling? e Worden er bepaalde feiten gegeven om de doelgroep(en) te informeren en te overtuigen? Zo ja, welke? f Worden er ook subjectieve argumenten gebruikt? Geef voorbeelden.

Schrijf, op basis van de antwoorden op de vragen van opdracht 8, enkele alinea’s waarin je leeftijdgenoten duidelijk uitlegt wat de campagne van je keuze nu eigenlijk inhoudt. Wissel je uiteenzetting uit met een medeleerling en beoordeel de teksten met behulp van de volgende criteria: – Is de uitleg helemaal duidelijk? – Bevat de uiteenzetting geen overbodige informatie? – Is de alineaverdeling duidelijk zichtbaar? – Zijn de alinea’s goed uitgewerkt (kernzin en toelichting)? – Zijn zinsbouw, spelling en interpunctie in orde?

Standpunt, argumenten en subargumenten, conclusie Je hebt je verdiept in een voorlichtingscampagne van de overheid. Denk je dat de campagne het gedrag van de doelgroep(en) zal beïnvloeden? Breng je standpunt onder woorden en ondersteun dit met argumenten. Probeer vervolgens elk argument te ondersteunen met een subargument. Standpunt: Argument 1: Subargument 1.1: Argument 2: Subargument 2.1: etc. Conclusie:

06104615_blok 09.indd 19

11-02-2008 09:28:42


BLOK

232

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

Opdracht 11

Redenering uitschrijven, beoordelen 1

2

Schrijf, op basis van het schrijfplan van opdracht 10, een korte tekst waarin je leeftijdgenoten probeert te overtuigen van je standpunt over het effect van de gekozen voorlichtingscampagne. Wissel je tekst uit met een medeleerling en beoordeel het werk met behulp van de volgende vragen. – Is de redenering helemaal duidelijk? – Zit de redenering logisch in elkaar? – Is de redenering overtuigend? – Is de alineaverdeling goed zichtbaar? – Zijn de alinea’s goed uitgewerkt (kernzin en toelichting)? – Zijn de alinea’s goed met elkaar verbonden door middel van signaalwoorden, herhaling en verwijzing? – Zijn zinsbouw, spelling en interpunctie in orde?

Opdracht 12 Drogredenen, kritische vragen In de volgende fragmenten uit teksten van leerlingen staan zwakke of foute argumenten (drogredenen). – Noteer om welke fout het gaat. Soms zijn er verschillende mogelijkheden. – Bedenk vervolgens bij elk voorbeeld een kritische vraag waarmee je duidelijk maakt dat de redenering aanvechtbaar is. 1

2

3

4

5

6

06104615_blok 09.indd 20

De slechte economische situatie zorgt ervoor dat sollicitanten steeds vaker leugens in hun cv zetten. Onjuistheden over ontslagredenen en over behaalde diploma’s zijn veel voorkomende ‘vergissingen’. Ik vind dit soort overtredingen te rechtvaardigen. Mijn broer heeft op zijn cv over zijn werkervaring gelogen, maar wel mooi de baan waarop hij solliciteerde gekregen. De gemeente Uden denkt erover om het dragen van kleding van het merk Lonsdale te verbieden. Dit merk wordt in verband gebracht met racistische ideeën: door Lonsdale-kleding te dragen, drukken sommige jongeren hun afkeer van buitenlanders uit. Ik zou het goed vinden als de gemeente Uden echt tot een verbod zou overgaan. Maar veel mensen vinden zo’n verbod te ver gaan. Die mensen vinden zeker dat we racisme dan maar moeten tolereren. Iedereen zou zich moeten onderwerpen aan een DNA-test. Er gaat namelijk een preventieve werking van zo’n test uit: mensen denken beter na als ze, bijvoorbeeld, op het punt staan iemand om het leven te brengen. Ik vind dat je embryo’s moet kunnen gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Andere onderdelen van het menselijke lichaam, zoals bloed en speeksel, worden daar toch ook voor gebruikt? Jongeren gaan steeds minder naar de stembus: op 18-jarige leeftijd denken ze wel iets belangrijkers aan hun hoofd te hebben dan gaan stemmen. En als jongeren dan toch gaan stemmen, dan weten ze niet eens waarvoor ze stemmen of zelfs niet op welke partijen ze kunnen stemmen. Kunnen de jongeren eindelijk eens meetellen in de maatschappij en dan pakken ze hun kans niet! Films waar geweld in voorkomt moeten later in de avond uitgezonden worden, zodat (vooral) jonge kinderen er zo min mogelijk mee geconfronteerd worden. Je kunt natuurlijk nooit helemaal voorkomen dat ze iets gewelddadigs zien, maar iedereen zal het met mij eens zijn dat je in ieder geval moet proberen het zoveel mogelijk te voorkomen.

11-02-2008 09:28:43


233

7

8

9

De sportwereld is door de commercialisering de laatste jaren fundamenteel van karakter veranderd. Dat is wel duidelijk. Maar is dit een goede ontwikkeling? Moet de overheid niet ingrijpen? Je kunt verschillende stappen zetten om een einde te maken aan vandalisme. Je kunt voorlichting gaan geven op basis- en middelbare scholen. Je kunt ook objecten, zoals gebouwen of treinen, extra gaan bewaken met behulp van camera’s. Je kunt tot slot een agent ’s nachts rondes laten lopen. Het gemiddelde salaris van een voetballer in de eredivisie bedraagt 225 duizend euro per jaar. Als je dit vergelijkt met het salaris van de gemiddelde Nederlander, dat rond de 30 duizend euro per jaar ligt, is dit echt veel te veel geld voor een topsporter. Ik ben dus van mening dat topsporters veel te veel verdienen.

Opdracht 13 Een tekst verbeteren

Praten op internet of Praten? (–1–)

5

10

15

20

25

Tegenwoordig wordt er door vele jongeren veel gebruikgemaakt van de moderne communicatiemiddelen als SMS, e-mail en het chatten. (–2–) Via deze communicatiemiddelen worden gesprekken gevoerd. (–3–) Mijn stelling is: het is beter een persoonlijk gesprek te voeren dat niet via een communicatiemiddel gaat. (–4–) We kunnen namelijk veel meer van elkaar begrijpen in een normaal persoonlijk gesprek. In een normaal persoonlijk gesprek dat we maken in het dagelijks leven zullen we meteen reageren of anticiperen op de lichaamstaal van een ander. (–5–) Je zult bijvoorbeeld bij een ruzie op straat anders reageren dan wanneer je met iemand ruzie hebt via een van de moderne communicatiemiddelen. (–6–) Ook is het via deze moderne communicatiemiddelen gemakkelijk om te liegen tegen de andere persoon. Je kunt ook makkelijk liegen over je uiterlijk, want dit kan de ander toch niet zien. Daarmee zou je de ander makkelijker kunnen misleiden. (–7–) Ten derde is het voor mij onmogelijk om een goed beeld van een persoon te krijgen. Als je deze persoon alleen maar via de moderne communicatietechnieken spreekt. Je weet niet hoe hij zich gedraagt in het dagelijkse leven. (–8–)

1

06104615_blok 09.indd 21

30

35

40

45

50

Maar er zijn ook veel mensen die contact via de moderne communicatiemiddelen juist heel goed vinden. Het meest gebruikte argument is dat je via de moderne communicatietechnieken mensen over een grotere afstand kunt bereiken, zodat je automatisch meer keus hebt om je persoonlijke contacten te kiezen. (–9–) Ik ben het absoluut niet eens met dit argument, omdat je in deze tijd en in dit land waarin we met zoveel mensen op de vierkante kilometer wonen, best een geschikte vriend/vriendin kunt vinden. (–10–) Daarvoor heb je de moderne communicatiemiddelen niet nodig. Een ander argument voor de moderne communicatiemiddelen is dat je met deze technieken meerdere gesprekken tegelijk kunt voeren en daarmee zou je veel tijd kunnen besparen. (–11–) Dit is juist, maar ik vind dat we juist tijd vrij moeten maken voor een goed persoonlijk gesprek. Dit is een belangrijke schakel in onze samenleving die is gebaseerd op praten. Ik vind dus dat we goed moeten oppassen met communiceren via hulpmiddelen en dat deze manier van communiceren niet ten koste mag gaan van het persoonlijke gesprek. (–12–) Naar: www.scholieren.com

In de tekst staan nummers die horen bij onderstaande aanwijzingen. Bestudeer de aanwijzingen en verbeter de tekst. De titel is onduidelijk en weinig aansprekend. Bovendien staat er een overbodig woord in.

11-02-2008 09:28:44


BLOK

234

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

2 De lijdende vorm in de eerste zin kun je beter vervangen door de bedrijvende vorm. Ook staan er overbodige lidwoorden in. 3 De zin die begint met ‘Via deze communicatiemiddelen …’ moet ook in de bedrijvende vorm staan. 4 De zin die begint met ‘Mijn stelling is …’ kun je duidelijker en beter formuleren. Bovendien vertoont de woordkeus in de eerste drie zinnen te weinig afwisseling. 5 Het tekstgedeelte ‘We kunnen … een ander.’ is omslachtig geformuleerd. Ook de woordkeus is ongelukkig. 6 Het voorbeeld in de zin die begint met ‘Je zult bijvoorbeeld …’ is in de context van dit betoog slecht gekozen. Vervang het door een beter voorbeeld. 7 Het tekstgedeelte ‘Ook is … kunnen misleiden.’ is onvoldoende uitgewerkt. Verbeter daarnaast de woordkeus. 8 Het tekstgedeelte ‘Ten derde … dagelijkse leven.’ is onduidelijk in deze context. De schrijver maakt niet aannemelijk dat het om een nieuw argument gaat. 9 De zin die begint met ‘Het meeste gebruikte …’ kun je duidelijker en beknopter formuleren. 10 De zin die begint met ‘Ik ben het …’ kun je duidelijker en beknopter formuleren. 11 De zin die begint met ‘Een ander argument …’ is onduidelijk door een verkeerde woordkeus. 12 Verbeter de formulering van de laatste twee zinnen. 13 Maak een overzichtelijke alineaverdeling.

4 Eindopdrachten

Een betogende of activerende tekst schrijven

5

Eindopdracht A

Een aantal scholen heeft de gedragsregel ingevoerd dat er op school Nederlands gesproken moet worden. Een van die scholen is het CSG Calvijn in Rotterdam. De betreffende gedragsregel luidt: ‘Wij zijn trots op onze school

en dus spreken we Nederlands, om niemand buiten te sluiten.’ www.schoolenveiligheid.nl

Omschrijving van de opdracht

Beoordelingscriteria

06104615_blok 09.indd 22

T

• Onderwerp: verplicht Nederlands spreken op de middelbare school • Publiek: leeftijdgenoten • Schrijfdoel: betogen of activeren • Omvang: 400-500 woorden • Bronnen: minstens 3

De verzamelde informatie, het schrijfplan en de tekst worden beoordeeld volgens vaste criteria die je in je informatieboek vindt.

11-02-2008 09:28:45


BLOK

9

235

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

Resultaat

• Een volledig ingevuld schrijfplan. • De netversie van je betogende of activerende tekst.

Eindopdracht B

De laatste tijd is taalverloedering een begrip dat veel mensen bezighoudt. Naast het oeverloze debat over de spelling en de verschrikkingen van ‘waai saain blaai’ en ‘hun hebben … ’ komt sms-taal opvallend vaak in het rijtje taalergernissen voor. Onze jeugd wordt verpest, of liever: verpest zichzelf, door ‘w8 ff’ of ‘SUC6’ te schrijven. Het zuivere taalgebruik gaat teloor

5

10

en wordt vervangen door een onleesbare mengelmoes van hoofdletters en cijfers. En dan hebben we het nog niet eens over de vloed van overbodige Engelse woorden en namen die ons land overspoelt. Naar: Hans Bennis, http://taalschrift.org

Omschrijving van de opdracht

Beoordelingscriteria

Resultaat

• Onderwerp: taalverloedering • Publiek: leeftijdgenoten • Schrijfdoel: betogen of activeren • Omvang: maximaal 500 woorden • Bronnen: minstens 3

De verzamelde informatie, het schrijfplan en de tekst worden beoordeeld volgens vaste criteria die je in je informatieboek vindt.

• Een volledig ingevuld schrijfplan. • De netversie van je betogende of activerende tekst.

5 Proeftoets 5.1 Lezen

Theorie 1

2 3 4

06104615_blok 09.indd 23

Wat zijn de twee belangrijkste redenen om bijzonder taalgebruik en stijlmiddelen in een redenering te gebruiken? Welke drogreden wordt vaak gebruikt op grond van wat iemand zelf heeft meegemaakt? Wat is in een redenering de functie van een subargument? Wat is het belangrijkste verschil tussen een betoog en een beschouwing?

11-02-2008 09:28:46


BLOK

236

9

de taal woorden rond het thema  lezen  schrijven  eindopdrachten  proeftoets

5

Zeg van de volgen de functies of ze vooral passen in een betoog, in een beschouwing of in beide: a afweging b weerlegging c stelling d nuancering e oplossing.

Toepassing 1

5

10

2

15

De Nederlandse standaardtaal is voornamelijk schrijftaal en de spelling is daar een belangrijk onderdeel van. Wie geregeld stukken schrijft, weet hoe gemakkelijk het is als je de   3 spellingregels uit je hoofd correct kunt toepassen. Dan schrijf je sneller. Bovendien weet een goede speller wat hij niet (zeker) weet, en dat zoekt hij op, terwijl een gemakzuchtige zwakke speller zonder nadenken verkeerd gokt. Wie   4 goed kan spellen, schrijft dus niet alleen sneller maar ook beter. Het Groot Dictee draagt op drie manieren bij aan een betere spellingkennis. Vooraf vestigt het in den brede de aandacht op de spelling. Tijdens het afnemen traint het de deelnemers in de huiskamers in de spelling. En achteraf

6 7 8 9 10

20

25

30

scherpt het hun de regels in tijdens de correctie. Daarom is het dictee goed voor ons allemaal. Natuurlijk heeft die opeenstapeling van moeilijke woorden iets gekunstelds, maar dat moeten we voor lief nemen. Anders zouden alle deelnemers het dictee foutloos maken en is het competitie-element verdwenen. En over competitie gesproken: liefhebbers van het Groot Dictee prijzen het vaak omdat het zo’n leuk spél is. Maar het is meer dan dat: het gaat om een vaardigheid die in maatschappelijk opzicht heel wat meer om de hakken heeft dan wedstrijdzwemmen. Frank Jansen, In: Onze Taal

Citeer een zin of een zinsgedeelte dat de functie van toegeving heeft. Tot welke soort behoort het eerste argument dat de schrijver gebruikt in alinea 1? Welke drogreden herken je in de laatste zin van alinea 1? Hoe is de redenering in alinea 2 opgebouwd? Anders zouden alle deelnemers het dictee foutloos maken en is het competitie-element verdwenen (alinea 3). Van wat voor soort redenering maakt deze zin deel uit?

5.2 Schrijven 1 2

Theorie

In een activerende tekst vind je vaak een ‘aandachttrekker’. Wat verstaan we daaronder? Het slot van een betoog heeft een andere functie dan het slot van een activerende tekst. Leg dat uit.

Toepassing 3

06104615_blok 09.indd 24

Welke stijlmiddelen herken je in de volgende zinnen? Kies uit: beeldspraak, hyperbool, paradox, understatement, woordspeling, retorische vraag. a Wie had dat kunnen bedenken? b Ik verga bijna van de dorst.

11-02-2008 09:28:48


237

4 5

6

c Ze leek met één oor te luisteren naar de vogels die, toen het klokgelui bedaard was, krassen maakten op de ochtendstilte. (Frans Kellendonk) d Grolsch boert goed met exportbier. e Als je een één hebt voor de toets, heb je wel een paar foutjes gemaakt. Formuleer een goede zin waarin je één stijlmiddel gebruikt. Zet er tussen haakjes achter welk stijlmiddel je hebt gebruikt. Noteer de juiste voorzetsels (per zin twee). a De wetenschapper onthield zich … een oordeel, omdat hij twijfelde … de juistheid van het onderzoek. b … aanleiding … haar brief kreeg zij een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek. c De schrijver van dat bericht heeft er belang … je een positief beeld te tonen; je kunt dus niet afgaan … die informatie. d Als je je bekommert … de verkeersveiligheid, moet je ook … je mening durven uitkomen. Neem het volgende schema over en vul het aan. Standpunt: Ik ga vandaag niet naar school.

7

5

Argument 1

want …

Subargument 1.1

omdat …

Argument 2

want …

Subargument 2.1

omdat …

De volgende alinea bevat acht (kleine) fouten. Noteer de nummers van de onderstreepte gedeelten en schrijf er een verbetering achter.

Een dialect is een omgangstaal die in kleine of grote streken gesproken wordt. De omgangstalen die in grote steden als Rotterdam en Amsterdam gesproken worden vallen (1) er normaal gezien ook onder maar (2) tegenwoordig duid (3) men ze liever aan als sociolecten. Het woord dialect komt van het Griekse woord dialektos wat (4) gesprek betekend

10

(5). Dialecten verdwijnen. Iedereen spreekt tegenwoordig bijna (6) het ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands). Dialecten werden al lang gesproken voordat (7) het ABN bestond. In alle delen van Nederland spraken ze anders wat (8) natuurlijk de nodige problemen opleverde. Naar: www.scholieren.com

Keuzemodules Als je de proeftoets van dit blok naar tevredenheid hebt gemaakt, dagen we je uit om één van de opdrachten uit de drie keuzemodules Pieken! te maken: – een opdracht uit de module Taalbeschouwing – een opdracht uit de module Massamedia – of een opdracht uit de module Creatief schrijven.

06104615_blok 09.indd 25

11-02-2008 09:28:51


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.