PROFIEL E&O RETAIL & STYLING
BB | KB | GL
In dit leerwerkboek staat alles wat je moet weten voor je toetsen en examens voor Retail & Styling. Het is van jou. Je mag erin schrijven, notities maken en alles markeren wat je belangrijk vindt.
We wensen je veel plezier bij het ontdekken van de wereld van Retail & Styling!
COLOFON
Contentontwikkeling
ThiemeMeulenhoff / Joline Moree, Tijmen Booij
Eindredactie
Toos de Zeeuw
Vormgeving
Studio Michelangela, Utrecht
Opmaak
Crius Group, Hulshout (België)
Omslagbeeld
Shutterstock / dimbar76 (r), GettyImages / AaronAmat (l)
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.
We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
Boek ISBN 978 90 06 60028 5
Pakket ISBN 978 90 06 86083 2
Eerste druk, eerste oplage, 2024
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2024
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.
Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk.Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
INHOUD
1.1
1.4 Soorten artikelen
1.5 De marktpositie
1.6 Het merkbeleid en soorten merken
1.7 Marketinginstrumenten
1.8 De consumentenprijs berekenen
1.9
2.1
2.4 LIFO
2.5
2.6
2.7
2.8
Zo werk je met MIXED 4 Module Retail & Styling - Het grote plaatje 6 BLOK
1 De retailformule
De retailformule 9
12
1.2 De doelgroep
15
1.3 Het assortiment
20
23
25
27
31
35
40 Begrippen 42
Soorten promotiemateriaal
Samenvattingsopdracht blok 1
BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten
47
De winkelinrichting
winkel 52
55
2.2 Schappen in de
2.3 De winkel verkoopklaar maken
en
59
FIFO
Etalages 61
Een artikelpresentatie maken 63
Etaleren 67
Extra
met nevenactiviteiten 69
in de winkel 69
omzet
2.9 Derving
72 Begrippen 76
Samenvattingsopdracht blok 2
ZO WERK JE MET MIXED
Je gaat aan de slag met een module van MIXED. Met MIXED leer je in de praktijk. Je ervaart wat je allemaal kunt doen in jouw beroepsgerichte profiel. Zo ontdek je wat jouw talenten zijn!
In het kort
Per module maak je praktische opdrachten. Deze praktische opdrachten laten je alle kanten van het beroepsgerichte vak ervaren. Je gaat dus écht aan de slag. Om de praktische opdrachten te kunnen doen, heb je kennis nodig. In het leerwerkboek vind je de theorie die je moet kennen. Je kunt de theoriebronnen ook in de digitale leeromgeving lezen.
Naast de theoriebronnen, moet je soms ook werkbronnen gebruiken bij de praktische opdrachten. Denk aan een uitlegfilmpje, een stappenplan of een uitwerkbijlage. Deze werkbronnen staan altijd bij de praktische opdracht in de digitale leeromgeving.
AAN DE SLAG MET PRAKTISCHE OPDRACHTEN
• Jouw docent laat je weten welke praktische opdrachten jij maakt bij deze module. Je vindt de praktische opdrachten online, of de docent heeft ze voor je geprint.
• Elke praktische opdracht begint met voorbereiden. Je ontdekt in welk werkveld je aan de slag gaat. Je leest wat je gaat doen en leren. Ook zie je hoeveel punten je kunt verdienen en wat je nodig hebt om de opdracht te maken.
• Dan ga je aan de slag. Volg stap voor stap de instructie die in de opdracht staat. Je kunt steeds de stappen die je hebt gedaan afvinken.
• Bij opdrachten gebruik je theoriebronnen en werkbronnen. De theoriebronnen staan in je leerwerkboek en in de online leeromgeving. Werkbronnen, zoals een video of uitwerkbijlage, vind je altijd online.
• Het eindproduct van de opdracht neem je op in je portfolio.
4
3 BIJ ELKE OPDRACHT STAAT: welke bronnen je kunt gebruiken bij het maken van de opdrachten aan welke leerdoelen je werkt Opdracht ✖ hoeveel punten je kunt verdienen ✖ wat je nodig hebt om de opdracht uit te voeren een pictogram dat aangeeft of je de opdracht alleen of met je team maakt PRAKTISCHE OPDRACHTEN DIE BIJ DIT PROJECT HOREN: Digitale presentatie voor een goed doel 2 Poster van jouw marktconcept 3 Huisstijl voor de winkel 4 Flyer met jouw artikelen en merken 5 Klantenbinding 6 Moodboard van de marketinginstrumenten Plattegrond van je winkel en een schappenplan 8 Anti-dervingsplan 9 Inspiratiedoos 10 Etalage ontwerpen en inrichten 11 Flyer en een stoepbord voor de winkel 12 Winkel inrichten en netjes houden 13 Artikelpresentatie op een display 14 Nevenactiviteit voor het goede doel
Digitale presentatie voor een goed doel In dit project zet je je samen met je team in voor een goed doel. In deze praktische opdracht bedenkt ieder teamlid een goed doel en maakt hier een PowerPoint-presentatie over. Deze presenteren jullie aan elkaar. Vervolgens stemmen jullie om te bepalen welk goed doel het wordt. Later in dit project richten jullie een winkel in waar klanten producten kunnen kopen om het goede doel te steunen. Om uit te leggen wat het goede doel doet, laten jullie de presentatie van het gekozen goede doel afspelen in de winkel. 1.1 De presentatie maken Je gaat een presentatie maken voor een goed doel dat jij belangrijk vindt. X Leerdoelen Je werkt in deze praktische opdracht aan de volgende leerdoelen: ✖ Je kunt relevante informatie zoeken, beoordelen, verwerken en gebruiken. Je kunt promotiematerialen ontwerpen en maken. X Algemene informatie Jouw docent vertelt hoeveel lesuren je aan deze praktische opdracht mag werken. Je kunt voor deze opdracht 15 punten verdienen. X Bronnen die je moet gebruiken Uitlegvideo Een PowerPoint-presentatie maken Uitlegvideo Betrouwbare informatie zoeken op internet Website Goededoelen.nl X Benodigdheden Een device met de app PowerPoint Kies een goed doel dat je zelf belangrijk vindt. Bij alle opdrachten van dit project ga je namelijk voor het goede doel aan de slag dat je zelf hebt gekozen. een tip voor het maken van de opdracht een instructie en checklist hoe je de opdracht uit moet v 2 5 4 Opdracht 1 Digitale presentatie voor een goed doel RETAIL & STYLING Project Het goede doel RETAIL & STYLING X Bronnen die je moet gebruiken Uitlegvideo Een presentatie geven X Benodigdheden Je PowerPoint-presentatie over het goede doel Een scherm waarop je de presentatie af kunt spelen Presenteren kan best spannend zijn. Sta daarom rechtop en spreek langzaam om tijdens je presentatie zelfverzekerder over te komen. X Instructie
Bepaal in welke volgorde jullie gaan presenteren.
Ieder teamlid presenteert maximaal 5 minuten.
Na alle presentaties is het tijd om te stemmen. Schrijf het goede doel van jouw keuze op een briefje. Je mag niet op je eigen goede doel stemmen.
Stel samen vast welk goed doel de meeste stemmen heeft. Hebben sommige goede doelen hetzelfde aantal stemmen? Doe dan de briefjes met deze goede doelen in een pot en trek er een briefje uit.
Controleer of je alle punten van deze opdracht goed hebt gedaan. Vink de punten af. X Instructie
Jouw docent vertelt op welke locatie jij op de computer een map moet aanmaken. De map noem je Het goede doel
Kies op goededoelen.nl een goed doel waarvoor jij je wilt inzetten. Lees de informatie over dit goede doel.
Open een nieuwe PowerPoint-presentatie en sla deze op als [jouw_naam]_po1.1.pptx Sla de presentatie op in de map Het goede doel Het is belangrijk om jouw documenten netjes op te slaan. Zo raak je ze niet kwijt en kunnen anderen deze niet bewerken of verwijderen.
Zoek vijf afbeeldingen die bij het goede doel passen. Zet op dia 2 tot en met 6 een afbeelding.
Voeg teksten toe op de dia’s. Hierna zie je wat op elke dia moet staan.
Zet hierop het logo en de naam van het goede doel. Benoem waar het goede doel voor staat. Wat willen DIA DIA 2 DIA 3 Leg op de derde dia uit wat het goede doel allemaal doet aan activiteiten. DIA 6 Zet hier de url van de mediakanalen van het goede doel. DIA 5 Waarom kies jij voor dit goede doel? Geef aan waarom je juist dit doel wilt DIA 4 Wat doet het goede doel met de donaties die ze ontvangt? Geef een voorbeeld. Zorg dat alle tekst in Arial staat met lettergrootte 28.
Controleer of je de gemaakte presentatie goed hebt opgeslagen op de juiste locatie.
Controleer of je alle punten van deze opdracht goed hebt gedaan. Vink de punten af. 1.2 Een goed doel kiezen Je hebt, net als je teamgenoten, een presentatie over een goed doel gemaakt. Nu is het tijd om een doel te kiezen waarvoor je in dit project aan de slag gaat. Jullie gaan de goede doelen aan elkaar presenteren en dan stemmen. X Leerdoelen Je werkt in deze praktische opdracht aan de volgende leerdoelen: ✖ Je kunt communicatieve vaardigheden toepassen. ✖ Je kunt samenwerken en overleggen over de werkzaamheden die jullie uit moeten voeren. X Algemene informatie Jouw docent vertelt hoeveel lesuren je aan deze praktische opdracht mag werken. Je kunt met deze opdracht 5 punten verdienen.
Opdracht 1
Het goede doel
HET LEERWERKBOEK VOOR DE THEORIE
WERKEN OP PAPIER OF ONLINE
• In het leerwerkboek dat je nu in je handen hebt, staat de theorie die je moet kennen. Misschien behandelt jouw docent eerst de theorie, voordat je aan de slag gaat met een praktische opdracht. Je kunt ook zelf de theorie erbij pakken als je die nodig hebt.
• Het leerwerkboek begint altijd met het grote plaatje. Dit helpt je om de verbanden te zien tussen de verschillende werkvelden in een profiel.
• Bij de theoriebronnen die je kunt lezen staan ook theorieopdrachten. Deze maak je om na te gaan of je de theorie goed begrijpt.
• In de theorie staan gekleurde begrippen. Deze begrippen moet je kennen voor een toets en voor je examen. Tip: gebruik de begrippenlijst achter in het leerwerkboek bij het leren.
• Het leerwerkboek bestaat uit twee blokken. Na elk blok maak je een samenvattingsopdracht. Zo leer je ook voor je toets en voor het examen!
Bij dit leerwerkboek hoort een online omgeving. In het schema hierna zie je wat je op papier kunt doen en wat er online te vinden is.
Op papier Online
• Praktische opdrachten (geprint)
• Theoriebronnen (in het leerwerkboek)
• Theorieopdrachten (in het leerwerkboek)
• Begrippenlijst (in het leerwerkboek)
• Praktische opdrachten
• Theoriebronnen
• Theorieopdrachten
• Begrippenlijst
• Werkbronnen
• Oefentoets begrippen
5
OFFICE& SUPPORT RETAIL& STYLING WELKE VERBANDEN ZIJN ER? 6 7 BLOK 2 BLOK 1 HET GROTE PLAATJE ✖ MODULE RETAIL & STYLING Wat is jouw favoriete winkel? Wat verkopen ze daar? Waarom kom jij er graag? Een winkel moet zorgen dat alles goed bij elkaar past, van de producten die er te koop zijn tot de manier waarop de etalage is ingericht. Dit moet ook passen bij de klanten van de winkel. Als een winkel zorgt dat alles goed op elkaar is afgestemd, komen mensen er graag winkelen. In deze module leer je hoe je dat voor elkaar krijgt! ✖ MODULE SERVICE & SALES Om de producten goed te verkopen, voert een winkelier verkoopgesprekken. Daarnaast verleent de winkelier ook service, zodat de klant een goed gevoel krijgt bij de winkel en bij zijn aankoop. ✖ MODULE STOCK & SUPPLIES De producten die een winkel verkoopt, zijn opgeslagen in een magazijn. Wanneer een bestelling binnenkomt bij het magazijn, worden de producten geraapt en verstuurd naar de winkel. ✖ MODULE OFFICE & SUPPORT De winkelier moet bijhouden welke producten hij inkoopt en verkoopt. Ook moet hij andere financiële gegevens verwerken, zoals declaraties. WAT LEER JE IN DEZE MODULE? Module Retail & Styling De winkel klaarmaken voor klanten Als een winkelier goed heeft nagedacht over de retailformule, moet hij zorgen dat de winkel klaar is voor verkoop. De etalages moeten worden aangekleed, de schappen gevuld en speciale artikelen moeten mooi worden gepresenteerd. De retailformule Als je nieuwe sneakers, een nieuwe telefoon of een nieuw boek wilt kopen, kun je dat doen in een winkel. Dat kan een online winkel zijn, een webshop, of een winkel die je kunt bezoeken, een fysieke winkel. Elke winkelier moet goed nadenken aan wie hij welke producten op welke manier wil verkopen. 1.5 De marktpositie RETAIL & STYLING RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 22 23 Welke complementaire artikelen horen bij elkaar? Zet hier een cirkel om en verbind ze met een lijn. b Welke follow-up-artikelen horen bij elkaar? Zet hier een vierkant om en verbind ze met een lijn. Wat zijn impulsartikelen? Zet hier een kruisje bij. d Wat zijn concurrerende artikelen? Zet hier een smiley bij. Wat is een rageartikel? Zet hier een hartje om. 1.5 De marktpositie Hoe onderscheid je je met jouw winkel van concurrenten? Welke specifieke doelgroep probeer je aan te spreken? De marktpositie geeft aan welke plek de winkel inneemt ten opzichte van andere spelers in de markt. De marktpositie is een belangrijk onderdeel van de retailformule. Die helpt namelijk bepalen welke producten of diensten je in je winkel aanbiedt, hoe je deze presenteert en welke prijzen je vraagt. Je moet zorgen dat je een duidelijke en aantrekkelijke marktpositie hebt. Zo kunnen klanten beter begrijpen wat de winkel uniek maakt en waarom ze bij jou moeten winkelen in plaats van bij de concurrent. Als je koffie drinkt bij Starbucks, kun je je eigen koffie samenstellen. Ook kun je kiezen of je een kleine of grote koffie wilt en of je extraatjes in of op je koffie wilt. Op de koffiebeker zetten ze jouw naam. Je weet dat je bij Starbucks gemiddeld meer betaalt voor een koffie dan ergens anders. Starbucks heeft een duidelijke marktpositie ten opzichte van de concurrenten. Je hebt er veel keus, maar wel voor een hoge prijs. Een sterke marktpositie zorgt ervoor dat klanten een positief beeld van de winkel hebben imago en dat ze bij de winkel terug blijven komen (klantenbinding). Het is belangrijk dat een winkel de behoeften en wensen van zijn doelgroep begrijpt en daarop inspeelt. Daardoor behoudt de winkel een sterke marktpositie te behouden en kan hij groeien. Deze artikelen koop je, omdat je ze nodig hebt zodat je een ander artikel kunt gebruiken. Het gaat hier om ... □ complementaire artikelen □ concurrerende artikelen □ follow-up-artikelen d Bekijk de afbeeldingen. Welke soort artikelen zie je hier? Kies uit complementaire artikelen, follow-up-artikelen, concurrerende artikelen, impulsartikelen en rageartikelen. Licht je antwoord toe. 2 Samenstelling assortiment analyseren Bekijk de afbeelding. Al deze producten worden verkocht in een winkel.
RETAIL& STYLING
OFFICE& SUPPORT
WELKE
VERBANDEN ZIJN ER?
6
HET GROTE PLAATJE Module Retail & Styling
✖ MODULE RETAIL & STYLING
Wat is jouw favoriete winkel? Wat verkopen ze daar? Waarom kom jij er graag? Een winkel moet zorgen dat alles goed bij elkaar past, van de producten die er te koop zijn tot de manier waarop de etalage is ingericht. Dit moet ook passen bij de klanten van de winkel. Als een winkel zorgt dat alles goed op elkaar is afgestemd, komen mensen er graag winkelen. In deze module leer je hoe je dat voor elkaar krijgt!
✖ MODULE SERVICE & SALES
Om de producten goed te verkopen, voert een winkelier verkoopgesprekken. Daarnaast verleent de winkelier ook service, zodat de klant een goed gevoel krijgt bij de winkel en bij zijn aankoop.
✖ MODULE STOCK & SUPPLIES
De producten die een winkel verkoopt, zijn opgeslagen in een magazijn. Wanneer een bestelling binnenkomt bij het magazijn, worden de producten geraapt en verstuurd naar de winkel.
✖ MODULE OFFICE & SUPPORT
De winkelier moet bijhouden welke producten hij inkoopt en verkoopt. Ook moet hij andere financiële gegevens verwerken, zoals declaraties.
WAT LEER JE IN DEZE MODULE?
BLOK 1
De retailformule
Als je nieuwe sneakers, een nieuwe telefoon of een nieuw boek wilt kopen, kun je dat doen in een winkel. Dat kan een online winkel zijn, een webshop, of een winkel die je kunt bezoeken, een fysieke winkel. Elke winkelier moet goed nadenken aan wie hij welke producten op welke manier wil verkopen.
BLOK 2
De winkel klaarmaken voor klanten
Als een winkelier goed heeft nagedacht over de retailformule, moet hij zorgen dat de winkel klaar is voor verkoop. De etalages moeten worden aangekleed, de schappen gevuld en speciale artikelen moeten mooi worden gepresenteerd.
7
De
8 B
LOK 1
De retailformule 9 1.2 Doelgroep 12 1.3 Het assortiment 15 1.4 Soorten artikelen 20 1.5 De marktpositie 23 1.6 Het merkbeleid en soorten merken 25 1.7 Marketinginstrumenten 27
De consumentenprijs berekenen 31 1.9 Soorten promotiemateriaal 35 Samenvattingsopdracht blok 1 40 Begrippen 42
retailformule INHOUD 1.1
1.8
1.1 De retailformule
Je gaat in deze module aan de slag in de retail. Retail is een Engels woord en betekent 'het leveren van goederen en diensten aan een klant'. Dit kan gebeuren in fysieke winkels waar je naartoe kunt gaan om dingen te kopen, maar ook online, bijvoorbeeld op webshops zoals Bol.com of Zalando.
Elke winkel biedt zijn producten op zijn eigen manier aan. Dit noemen we de retailformule van de winkel.
Drie onderdelen van de retailformule
De drie belangrijkste onderdelen van de retailformule zijn:
1 Het assortiment: wat verkoopt de winkel?
2 De doelgroep: aan wie verkoopt de winkel de producten?
3 De concurrentiepositie of marktpositie: hoe onderscheidt de winkel zich van de concurrenten? Bied je veel of weinig extra service, advies, sfeer en bedieningsgemak aan de klanten? Deze extra’s zorgen voor hogere prijzen.
Bedenk goed voor wie je winkel is en wat die mensen graag willen kopen. Denk na over wat jouw winkel anders maakt dan andere winkels in de buurt.
Marktpositie
Doelgroep
RETAIL
Assortiment
Een retailformule ontwikkelen en uitvoeren
Voordat je een winkel begint, maak je een plan. In dat plan beschrijf je de doelgroep, de marktpositie en het assortiment van jouw winkel. Je noemt zo’n plan waarin je de ideeën uitwerkt een marktconcept. In je marktconcept zet je ook de doelen die je wilt behalen en je legt uit hoe je die doelen wilt bereiken. De manier waarop je de doelen wilt bereiken noem je de strategie.
1.1 De retailformule 9
Als je een retailformule ontwikkelt, is het belangrijk om op een aantal dingen te letten:
1 Identiteit: de identiteit van je winkel is wat jouw winkel uniek maakt. Daarmee kun je laten zien wat je belangrijk vindt als bedrijf.
2 Imago: het imago is het beeld dat klanten hebben van jouw winkel. Het gaat erom welke indruk je wilt maken op mensen. Zorg ervoor dat je winkel een positieve indruk achterlaat.
3 Huisstijl: de huisstijl bestaat uit het logo, de kleuren en het lettertype van je winkel. Een mooie en herkenbare huisstijl zorgt ervoor dat mensen je winkel makkelijk kunnen onthouden.
4 Sfeer: de sfeer in de winkel is belangrijk. Hoe ziet je winkel eruit, hoe ruikt het er, en wat voor muziek speelt er? Een fijne sfeer maakt klanten blij en zorgt dat ze langer willen blijven.
5 Klantenbinding: klantenbinding betekent dat je klanten een band hebben met jouw winkel en graag terugkomen. Dat kun je bereiken door ze goed te helpen, naar hun wensen te luisteren en ze speciale aanbiedingen te geven. Je kunt je klanten bijvoorbeeld een klantenpas geven waarmee ze kunnen sparen voor extra korting of gratis producten.
Als deze punten goed in orde zijn, kan jouw winkel goed lopen en willen klanten graag bij je winkelen. Zorg ervoor dat mensen blij worden van jouw winkel en het aan anderen vertellen. Zo krijg je tevreden klanten en dat is goed voor de winkel!
Opdrachten
1 Aandachtspunten bij de retailformule
Een winkeleigenaar moet goed nadenken over de identiteit, het imago, de huisstijl, de sfeer en de klantenbinding van de winkel.
Lees de verhaaltjes hierna. Waar moet de eigenaar van de winkel uit het verhaal over nadenken? En wat kan de winkeleigenaar veranderen?
a Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 1
Joost ten Berg heeft een sneakerwinkel. De klanten vinden zijn sneakers mooi. Toch komen ze niet graag naar zijn winkel. Het is er koud en de muziek staat zo hard dat je de verkoper niet kunt verstaan.
Joost moet nadenken over: de sfeer in de winkel
Joost kan het volgende veranderen: Hij kan zorgen dat het warmer is in de winkel en dat de muziek zachter staat.
b Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 2
Omara Hassani heeft een kledingwinkel. Sommige mensen komen niet in haar winkel, omdat ze denken dat de kleren erg duur zijn.
Omara moet nadenken over: het imago van haar winkel
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 10
Omara kan het volgende veranderen: Omara kan bijvoorbeeld duidelijke prijskaartjes in de etalage plaatsen, rekken met kleding en prijsborden buiten zetten, kledingdrops op Instagram en TikTok zetten waarin ze ook de prijs noemt of adverteren met kleding inclusief prijzen online of in de lokale krant.
c Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 3
Zuko Wang heeft een winkel waar hij koffiebonen verkoopt. Veel klanten kopen niet elke keer hun koffiebonen bij Zuko. Zuko wil graag dat zijn klanten vaker terugkomen om bonen te kopen.
Zuko moet nadenken over: de klantenbinding
Zuko kan het volgende veranderen: Hij kan bijvoorbeeld een klantenkaart aanbieden, zodat de klant kan sparen voor korting of extraatjes.
d Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 4
Lilly Droesen runt een gamewinkel. Soms komen mensen bij haar in de winkel om pizza te kopen. Het logo en de kleuren van de winkel lijken erg op die van een grote pizzaketen.
Lilly moet nadenken over: de huisstijl van de winkel
Lilly kan het volgende veranderen: Lilly kan een nieuwe huisstijl ontwerpen die past bij haar gamewinkel.
e Lees het verhaal en maak de zinnen af.
Verhaal 5
Lexy Vliet vindt duurzaamheid heel belangrijk. Ze wil dat haar (klein)kinderen ook nog van de aarde kunnen genieten. In haar hobbywinkel verkoopt ze veel plastic artikelen die ze inkoopt uit China. Lexy vindt dit wel vervelend, want wat ze belangrijk vindt en wat ze doet passen zo niet goed bij elkaar.
Lexy moet nadenken over: de identiteit van haar winkel
Lexy kan het volgende veranderen: Lexy kan milieuvriendelijke artikelen die in Nederland geproduceerd zijn inkopen. Dat is veel duurzamer!
1.1 De retailformule RETAIL & STYLING 11
De retailformule
De retailformule is de manier waarop de winkel zijn producten aanbiedt.
a Geef aan welke drie onderdelen bij de retailformule horen en leg deze onderdelen uit. Vul het overzicht verder in.
De mensen aan wie de winkel producten wil verkopen
Assortiment
Marktpositie
b Welke uitleg hoort bij welk begrip?
De producten die de winkel verkoopt
Plan met je ideeën voor de winkel • • Marktconcept
Hoe bereik je wat je wilt
Wat je wilt bereiken
• • Doel
• • Strategie
1.2
Doelgroep
In een winkel is het belangrijk om te weten voor wie je de producten verkoopt. Deze mensen noemen we de doelgroep. Een doelgroep is een groep mensen met ongeveer dezelfde interesses, behoeften en wensen. Door zich te richten op een bepaalde doelgroep kan een bedrijf goed aansluiten op de behoeften en wensen van deze groep klanten. Het kan bijvoorbeeld de producten verkopen die deze groep ook wil kopen en reclame maken op de manier die deze groep klanten aanspreekt.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 12
2
Leeftijd
Er zijn verschillende soorten doelgroepen waar een winkel rekening mee kan houden. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar de leeftijd van jouw doelgroep.
✖ Kinderen
Winkels die zich richten op kinderen verkopen speelgoed, snoep en kleding in kindermaten. Ze maken vaak gebruik van felle kleuren en aantrekkelijke verpakkingen om de aandacht van kinderen te trekken.
✖ Jongeren
Voor jongerenwinkels is het belangrijk om trendy en hippe producten aan te bieden die passen bij de laatste trends. Social media en influencers kunnen een rol spelen in het aantrekken van deze doelgroep.
✖ Senioren
Winkels voor senioren bieden producten aan die tegemoetkomen aan de behoeften van oudere mensen, zoals hulpmiddelen om beter te bewegen en producten voor gezondheid.
Andere kenmerken
Andere manieren om klanten in te delen in groepen kunnen zijn op basis van locatie, inkomen, interesses of zelfs gedrag.
✖ Locatie: buurtsupers richten zich op mensen in de buurt van de winkel.
✖ Inkomen: discounters zijn bedrijven die producten aanbieden voor een lagere prijs dan de concurrent. Zij richten zich op klanten met een laag inkomen.
✖ Interesse: sportwinkels richten zich op mensen die een sport beoefenen.
✖ Gedrag: wereldwinkels richten zich op klanten die de wereld willen verbeteren.
Elke doelgroep heeft verschillende wensen en behoeften. Door goed te weten voor wie je winkel is en hierop in te spelen, kun je klanten aantrekken en tevreden maken.
1.2 Doelgroep RETAIL & STYLING 13
Locatie
Inkomen
Interesse
Gedrag
Opdrachten
1 De doelgroep
Elke winkel richt zich op een doelgroep.
a Wat is een doelgroep?
Een groep mensen die bepaalde kenmerken hetzelfde heeft. Ze hebben bijvoorbeeld dezelfde leeftijd, dezelfde hobby’s of wonen in dezelfde plaats.
b Bekijk de afbeeldingen.
Welke doelgroep hoort bij welke winkel?
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 14
• • • • • • • • • •
2 Doelgroepen omschrijven
Omschrijf voor drie winkels de doelgroep.
Zet in de eerste kolom drie winkels waar jij wel eens komt. Vul daarna de tabel verder in. Er staat al een voorbeeld.
Winkel Doelgroep
Kenmerken doelgroep (voorbeeld) GameZone Gamers
• Leeftijd: jong en oud
• Interesses: videogames, computers, gaming consoles
• Gedrag: zoeken uitdaging in games
(voorbeeldantwoord)
Hema Iedereen
(voorbeeldantwoord)
Karwei
(voorbeeldantwoord)
Doe-het-zelvers
H&M Jongeren
Leeftijd: jong en oud; interesses: algemene spullen; gedrag:niet te veel geld willen uitgeven
Leeftijd: volwassenen; interesses: klussen; gedrag: praktisch, handig
Leeftijd: meer jongeren; interesses: kleding, mode; gedrag: modebewust, niet te veel willen betalen
1.3 Het assortiment
Het assortiment van een winkel bestaat uit de producten die de winkel verkoopt. Dit kunnen allerlei dingen zijn, zoals kleding, schoenen, elektronica, eten en nog veel meer. Het assortiment van een winkel kun je op verschillende manieren beschrijven.
Kernassortiment en randassortiment
Het kernassortiment bestaat uit de belangrijkste en meest gevraagde producten, die altijd beschikbaar zijn. Het randassortiment zijn de extra producten, die minder vaak worden verkocht en niet altijd op voorraad zijn, maar die wel zorgen voor meer keuze en variatie in de winkel.
1.3 Het assortiment RETAIL & STYLING 15
Het kernassortiment van een kledingwinkel is kleding.
Het randassortiment bestaat bijvoorbeeld uit tassen, sjaals en hoeden.
Smal of breed assortiment
De breedte van het assortiment bepaalt hoeveel verschillende soorten producten een winkel verkoopt. Een groep van vergelijkbare producten die bij elkaar horen, noem je een productcategorie. Bijvoorbeeld: kleding, schoenen en accessoires vormen samen de productcategorie ‘mode’.
Een supermarkt verkoopt veel verschillende productcategorieën. Een supermarkt heeft een breed assortiment
Een sneakerwinkel verkoopt weinig verschillende soorten productcategorieën. Een sneakerwinkel heeft een smal assortiment
Lang of kort assortiment
De lengte van het assortiment heeft te maken met de hoeveelheid verschillende producten die binnen een bepaalde soort te koop zijn.
Een kledingwinkel heeft veel verschillende soorten T-shirts, broeken, truien en jassen. Een kledingwinkel heeft een lang assortiment Een ijskraam heeft alleen de bekendste en bestverkopende ijssmaken in de kar. De ijskraam heeft een kort assortiment
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 16
Diep of ondiep assortiment
De diepte van het assortiment gaat over hoeveel verschillende soorten of merken er van één bepaald product te koop zijn.
Een smartphonewinkel verkoopt veel verschillende merken en modellen. Deze winkel heeft een diep assortiment. Een kleine supermarkt, bijvoorbeeld bij een treinstation, verkoopt van een bepaald product niet veel merken. Daar is geen ruimte voor in de winkel. Zo’n winkel heeft een ondiep assortiment
Consistent of niet-consistent assortiment
De consistentie van het assortiment gaat over de vraag hoe goed de artikelen in de winkel bij elkaar passen en elkaar aanvullen. Consistent betekent ‘bij elkaar passend’.
Opdrachten
Ikea biedt betaalbare meubels en woonaccessoires aan. De producten passen goed bij elkaar. Ikea heeft een consistent assortiment. Action biedt heel veel verschillende soorten producten voor een lage prijs aan. De producten passen niet allemaal bij elkaar. Action heeft een niet-consistent assortiment
1 Kernassortiment en randassortiment
Sommige producten in een winkel worden meer verkocht dan andere producten.
a Lees de zinnen en geef de juiste antwoorden.
In een kledingwinkel worden sjaals en mutsen verkocht. Deze sjaals en mutsen horen bij het kernassortiment | randassortiment.
In een sneakerwinkel worden sneakersokken verkocht. Deze sokken horen bij het kernassortiment | randassortiment
In een parfumerie worden parfums verkocht. Deze parfums horen bij het kernassortiment | randassortiment
1.3 Het assortiment RETAIL & STYLING 17
b Welke producten zou een boekhandel in het randassortiment kunnen hebben? Bedenk er drie.
Voorbeeldantwoord: agenda’s, notitieblokken, pennen, kalenders, tijdschriften, etuis, schooltassen, kaftpapier.
2
Het assortiment
Het assortiment bestaat uit alle producten die de winkel verkoopt. Je kunt het assortiment op verschillende manieren beschrijven.
a Kies de goede antwoorden.
Een tassenwinkel verkoopt heel veel verschillende soorten tassen.
Het assortiment van de tassenwinkel is breed | smal, lang | kort en diep | ondiep
Een megasupermarkt verkoopt allerlei producten voor de dagelijkse boodschappen.
Het assortiment van de megasupermarkt is breed | smal, lang | kort en diep | ondiep.
b Bekijk de afbeeldingen.
Wat voor assortiment hebben deze winkels?
Kies uit breed, smal, lang, kort, diep en ondiep. En licht je antwoord toe.
De snoepwinkel heeft een smal assortiment. Er wordt alleen snoep verkocht. Het assortiment is lang en diep, want er worden heel veel soorten snoep verkocht.
De supermarkt heeft een breed assortiment. Een supermarkt verkoopt veel verschillende soorten producten. Het assortiment is lang en diep, want je vindt er bijvoorbeeld veel soorten sap van verschillende merken.
De fruitkraam heeft een smal assortiment. Er wordt alleen fruit verkocht. Het assortiment is kort en ondiep. De kraam verkoopt alleen citrusvruchten en appels en van elk maar één soort.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 18
3
Consistent assortiment
Een bedrijf kan producten verkopen die bij elkaar passen of producten die juist niet bij elkaar passen.
a Leg uit of deze winkels wel of niet een consistent assortiment hebben.
Winkel 1 verkoopt hengels, visstoeltjes, laarzen, viskoffers en lokaas. Deze winkel heeft een consistent | niet-consistent assortiment, omdat de winkel allemaal producten verkoopt die je gebruikt als je gaat vissen.
Winkel 2 verkoopt kussentjes, shampoo, schoonmaakspullen, snoep, fietsaccessoires en tuinstoelen. Deze winkel heeft een consistent | niet-consistent assortiment, omdat deze producten niet logisch bij elkaar horen.
b Bekijk de afbeelding.
Leg uit of de winkel wel of niet een consistent assortiment heeft.
Deze winkel heeft een consistent | niet-consistent assortiment, omdat deze winkel allemaal producten verkoopt die je kunt gebruiken om te koken of te eten. De producten horen bij elkaar.
1.3 Het assortiment RETAIL & STYLING 19
1.4 Soorten artikelen
Een ander woord voor de producten die een winkel verkoopt, is: artikelen. Je kunt verschillende soorten artikelen onderscheiden:
✖ Complementaire artikelen zijn producten die goed samenwerken met andere producten en vaak tegelijkertijd worden gebruikt. Voorbeelden van complementaire artikelen zijn sportschoenen en sportsokken, smartphones en smartphoneshoesjes of patat en mayonaise.
✖ Follow-up-artikelen zijn producten die klanten vaak kopen nadat ze een ander product hebben gekocht. Je kunt de artikelen niet los van elkaar gebruiken. Voorbeelden van followup-artikelen zijn inkt bij een printer, controllers bij een gameconsole en stofzuigerzakken bij een stofzuiger.
✖ Rageartikelen zijn producten die plotseling erg populair worden vanwege een bepaalde trend of hype. Ze kunnen snel in populariteit toenemen, maar ook snel weer uit de mode raken. Bepaald speelgoed is vaak een rageartikel. Voorbeelden van rageartikelen zijn de fidgetspinner, de Furby en de Air-upfles.
✖ Concurrerende artikelen zijn producten die vergelijkbaar zijn en met elkaar concurreren om de aandacht van klanten te krijgen. Ze hebben vergelijkbare functies en worden meestal verkocht in dezelfde categorie. Klanten kunnen kiezen welk merk ze willen op basis van
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 20
bijvoorbeeld smaak, prijs of merkvoorkeur. Verschillende merken cola concurreren bijvoorbeeld met elkaar.
✖ Impulsartikelen zijn producten die klanten spontaan kopen zonder er echt over na te denken. Ze worden vaak op strategische plaatsen bij de kassa of in de buurt van de uitgang van de winkel geplaatst om de verkoop te stimuleren. Voorbeelden van impulsartikelen zijn bijvoorbeeld snoep en batterijen.
Als je de functie van deze verschillende soorten artikelen begrijpt, helpt dat jou als winkelier om je assortiment beter te beheren. Door aantrekkelijke productcombinaties te maken en artikelen op slimme plekken in de winkel te zetten, trek je meer klanten aan.
Opdrachten
1 Soorten artikelen
Geef aan om welke soort artikelen het gaat.
a Deze artikelen zijn vergelijkbaar met elkaar. De consument kiest op basis van smaak, prijs of merkvoorkeur.
Het gaat hier om ...
□ complementaire artikelen
□ concurrerende artikelen
□ follow-up-artikelen
□ impulsartikelen
b Deze artikelen heb je niet nodig, maar koop je soms toch.
Het gaat hier om ...
□ complementaire artikelen
□ concurrerende artikelen
□ impulsartikelen
□ rageartikelen
1.4 Soorten artikelen RETAIL & STYLING 21
c Deze artikelen koop je, omdat je ze nodig hebt zodat je een ander artikel kunt gebruiken.
Het gaat hier om ...
□ complementaire artikelen
□ concurrerende artikelen
□ follow-up-artikelen
d Bekijk de afbeeldingen.
Welke soort artikelen zie je hier?
Kies uit complementaire artikelen, follow-up-artikelen, concurrerende artikelen, impulsartikelen en rageartikelen. Licht je antwoord toe.
Een tandenborstel en tandpasta zijn
follow-up-artikelen. Je kunt ze niet los van elkaar gebruiken.
Een laptop en laptoptas zijn
complementaire artikelen. Je kunt ze goed samen gebruiken.
2 Samenstelling assortiment analyseren
Bekijk de afbeelding. Al deze producten worden verkocht in een winkel.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 22
a Welke complementaire artikelen horen bij elkaar?
Zet hier een cirkel om en verbind ze met een lijn.
b Welke follow-up-artikelen horen bij elkaar?
Zet hier een vierkant om en verbind ze met een lijn.
c Wat zijn impulsartikelen?
Zet hier een kruisje bij.
d Wat zijn concurrerende artikelen?
Zet hier een smiley bij.
e Wat is een rageartikel?
Zet hier een hartje om.
1.5 De marktpositie
Hoe onderscheid je je met jouw winkel van concurrenten? Welke specifieke doelgroep probeer je aan te spreken? De marktpositie geeft aan welke plek de winkel inneemt ten opzichte van andere spelers in de markt.
De marktpositie is een belangrijk onderdeel van de retailformule. Die helpt namelijk bepalen welke producten of diensten je in je winkel aanbiedt, hoe je deze presenteert en welke prijzen je vraagt. Je moet zorgen dat je een duidelijke en aantrekkelijke marktpositie hebt. Zo kunnen klanten beter begrijpen wat de winkel uniek maakt en waarom ze bij jou moeten winkelen in plaats van bij de concurrent.
Als je koffie drinkt bij Starbucks, kun je je eigen koffie samenstellen. Ook kun je kiezen of je een kleine of grote koffie wilt en of je extraatjes in of op je koffie wilt. Op de koffiebeker zetten ze jouw naam. Je weet dat je bij Starbucks gemiddeld meer betaalt voor een koffie dan ergens anders. Starbucks heeft een duidelijke marktpositie ten opzichte van de concurrenten. Je hebt er veel keus, maar wel voor een hoge prijs.
Een sterke marktpositie zorgt ervoor dat klanten een positief beeld van de winkel hebben (imago) en dat ze bij de winkel terug blijven komen (klantenbinding). Het is belangrijk dat een winkel de behoeften en wensen van zijn doelgroep begrijpt en daarop inspeelt. Daardoor behoudt de winkel een sterke marktpositie te behouden en kan hij groeien.
1.5 De marktpositie RETAIL & STYLING 23
Opdrachten
1
Marktpositie
Omschrijf in eigen woorden wat de marktpositie van een winkel is.
De marktpositie van een winkel betekent: waar de winkel staat ten opzichte van andere winkels.
Het gaat om wat deze winkel anders maakt dan de rest en aan welk soort klanten de winkelier spullen wil verkopen.
2 Uniek
Als een winkel een duidelijke marktpositie heeft, weet de klant wat de winkel uniek maakt.
a Bekijk de twee afbeeldingen. Leg per afbeelding uit wat deze winkel uniek maakt volgens jou.
Bij de Ikea kun je producten voor in huis meteen meenemen. De producten zijn betaalbaar en hebben een Zweeds design.
Bij de Action kun je veel verschillende producten kopen voor een lage prijs. Er komen regelmatig nieuwe producten bij.
b Waarom zouden klanten een positief beeld van de Action hebben en er graag terugkomen?
Je kunt er leuke producten kopen voor een lage prijs. Je kunt elke week weer kijken welke nieuwe producten er zijn.
c Waarom zouden klanten een positief beeld van Ikea hebben en er graag terugkomen?
Je kunt er betaalbare producten voor in huis kopen die je meteen mee kunt nemen. Als de stijl je aanspreekt, kun je steeds nieuwe producten bij Ikea kopen.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 24
1.6 Het merkbeleid en soorten merken
Het merkbeleid van een winkel is een plan dat bepaalt van welke merken de winkel producten verkoopt en hoe ze deze merken promoot. Op die manier weten klanten wat voor producten ze kunnen verwachten.
Soorten merken
Er zijn verschillende soorten merken:
1 A-merken zijn bekende en populaire merken die vaak landelijk of zelfs internationaal bekend zijn. Ze worden meestal gezien als kwalitatief hoogwaardige merken.
2 B-merken zijn minder bekend dan A-merken, maar ze bieden vaak vergelijkbare kwaliteit voor een lagere prijs.
3 C-merken zijn meestal de goedkoopste opties en worden vaak als minder kwalitatief beschouwd dan A- en B-merken.
4 Huismerken zijn merken van de winkel zelf. Ze worden in opdracht van de winkelgemaakt en verkocht door de winkel waarin je ze vindt. Huismerken zijn meestal goedkoper dan A-merken, maar kunnen een vergelijkbare kwaliteit bieden. Winkels gebruiken huismerken om klanten een betaalbaar alternatief te bieden voor de duurdere A-merken.
Bij Albert Heijn of Jumbo kun je A-, B-, C-merken en het huismerk kopen. Deze supermarkten maken vooral reclame voor de A-merken.
Bij Lidl of Aldi kun je het huismerk kopen en voor sommige producten ook het A-merk. Deze winkels maken vooral reclame voor hun huismerk.
Belang van een merkbeleid
Het merkbeleid is belangrijk, omdat het de winkel helpt om zich te onderscheiden van andere winkels. Je kunt met een goed merkbeleid klanten aantrekken die op zoek zijn naar specifieke merken of kwaliteit. Door reclame en goede service kan het merkbeleid ervoor zorgen dat klanten vaker terugkomen en meer kopen. Met andere woorden: met een goed merkbeleid bouw je een positief imago op, waardoor je voor klantenbinding zorgt.
1.6 Het merkbeleid en soorten merken RETAIL & STYLING 25
Opdrachten
1 Soorten merken
Er zijn verschillende soorten merken.
Geef aan welke omschrijving bij welk merk hoort.
Minder bekend merk, maar biedt hoge kwaliteit voor een lagere prijs
Bekend en populair merk waarvan men denkt dat het kwalitatief heel goed is
Merk van de winkel zelf
Goedkoopste merk waarvan men vaak denkt dat het kwalitatief minder goed is
2 A-, B-, C- en huismerken
Bedenk voorbeelden van A-, B-, C- en huismerken van cola en chips.
Vul de tabel verder in.
A-merk
B-merk
C-merk
Huismerk
A-merk B-merk C-merk Huismerk
Cola Coca-Cola, Pepsi Cola Bijv. First Choice
Chips Bijv. Lay's, Pringles, Hamka's, Dorito's
Bijv. Croky, Kettle
3 Belang van een merkbeleid
Bijv. G'woon Cola Bijv. River Cola (Aldi), Freeway Cola (Lidl)
Bijv. G'woon Chips Kraak (Aldi), Snackday (Lidl)
Leg in eigen woorden uit hoe een merkbeleid kan zorgen voor een goed imago en klantenbinding.
Met een duidelijk merkbeleid weten klanten wat ze kunnen verwachten. Als de winkel merken aanbiedt die passen bij de behoeften van de klant, dan zal deze een positief beeld van de winkel krijgen (‘Hier verkopen ze de merken die ik leuk vind!’). Hij zal steeds terugkomen als zijn ervaringen met de winkel positief zijn (‘Ik ga de volgende keer weer naar winkel X, daar verkopen ze de merken die ik zoek.’)
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 26
• •
• •
• •
• •
1.7 Marketinginstrumenten
Bedrijven willen hun producten of diensten goed verkopen. Marketinginstrumenten worden gebruikt om producten en diensten te verkopen en klanten aan te trekken.
De 6 P's
Er zijn zes marketinginstrumenten: plaats, product, prijs, promotie, personeel en presentatie. Samen noem je die de zes P’s.
1 Bij plaats gaat het erom waar en hoe een product wordt verkocht. Het gaat over de locatie van de winkel of het verkooppunt en hoe het product daar beschikbaar is voor klanten.
2 Het product is wat een bedrijf verkoopt.
3 De prijs is de geldwaarde die klanten moeten betalen voor een product of dienst. Het is wat het kost om het product te kopen.
4 Promotie heeft te maken met de manieren waarop een bedrijf het product aanprijst en onder de aandacht van klanten brengt. Dit kan door middel van reclame, kortingen, acties en andere marketingtechnieken.
5 Het personeel zijn de mensen die in de winkel werken. Zij hebben contact met de klanten en spelen een belangrijke rol in klanttevredenheid.
6 Presentatie gaat om de manier waarop het product is uitgestald in de winkel, hoe het wordt verpakt en hoe het er visueel uitziet voor de klanten.
1.7 Marketinginstrumenten RETAIL & STYLING 27
% Plaats Product Prijs Promotie Personeel Presentatie
marketingmix
Afstemmen van marketinginstrumenten
De marketinginstrumenten hebben allemaal invloed op elkaar. Door de prijs, het product, de plaats, de promotie, het personeel en de presentatie goed op elkaar af te stemmen, kun je klanten beter bereiken en meer verkopen.
De prijs die je vraagt, moet bijvoorbeeld goed passen bij het product dat je verkoopt. Dit noem je de prijs-kwaliteitverhouding. Als je een hogere prijs vraagt, verwachten klanten dat het product van goede kwaliteit is. Als de prijs te hoog is voor wat de klant ervoor krijgt, zullen klanten niet tevreden zijn en minder geneigd zijn om het te kopen.
Het merkbeleid (welke merken verkoop je) dat je hebt gekozen bepaalt bijvoorbeeld ook hoe je je producten presenteert in de winkel. A-merken zet je op ooghoogte. C-merken zet je bijvoorbeeld helemaal boven of onder in het schap. Ook bepaalt het voor welke merken je promotie maakt en voor welke niet.
Het personeel in de winkel moet passen bij de producten die je verkoopt. Verkoop je sportartikelen? Dan past het bijvoorbeeld dat het personeel sportief gekleed is. Het zou gek zijn als personeel in een sportwinkel in een driedelig pak loopt.
Opdrachten
1 De marketinginstrumenten
Een bedrijf maakt een eigen mix van de marketinginstrumenten. Zo kan het bedrijf de producten aanprijzen en klanten naar de winkel trekken.
a Welke zes marketinginstrumenten zijn er?
Noteer dit in de zes kleine rechthoeken.
De locatie, dus waar en hoe het product wordt verkocht
Wat het product kost, dus de waarde in geld
Hoe het product onder de aandacht wordt gebracht, bijvoorbeeld met reclame en acties
Prijs
Wat de winkel of het bedrijf verkoopt
Product
Promotie
Personeel
De mensen die in de winkel werken
Presentatie Hoe het product in de winkel neergezet wordt
b Beschrijf in de mindmap in de grote vierkanten kort wat elk marketinginstrument inhoudt.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 28
Plaats
2 Marketinginstrumenten op elkaar afstemmen
Een winkelier moet ervoor zorgen dat de marketinginstrumenten goed op elkaar aansluiten.
a Lees de situatie en beantwoord de vraag.
Situatie 1
Charlotte Labrie wil een winkel beginnen waar parfums en make-up worden verkocht.
Welke plaats past bij haar winkel?
□ In de winkelstraat
□ Op een industrieterrein
b Leg je antwoord over situatie 1 uit.
Bij een winkel die luxe producten verkoopt verwacht de klant een mooie winkel met mooie etalages midden in de winkelstraat.
c Lees de situatie en beantwoord de vraag.
Situatie 2
Dwight McKinsey verkoopt exclusieve horloges.
Welke presentatie vind jij het beste bij zijn producten passen?
□ De horloges in de verpakking in de schappen
□ De horloges in vitrinekasten met luxe opbouw- en decoratiemateriaal
d Leg je antwoord over situatie 2 uit.
Bij luxe producten verwacht de klant ook een luxe presentatie. Dwight kan daarom de horloges het best presenteren in vitrines met mooi licht en luxe uitziende opbouw- en decoratiematerialen.
1.7 Marketinginstrumenten RETAIL & STYLING 29
Marketinginstrumenten van Intersport
Intersport is een grote winkelketen die sportartikelen en sportkleding verkoopt. De winkel staat bekend om zijn kwaliteitsproducten van bekende sportmerken.
a Hoe stemt Intersport de verschillende marketinginstrumenten op elkaar af?
Vul de tabel in. Er is al een voorbeeld gegeven.
Marketinginstrument
Marketinginstrument Analyse samenhang
Product Prijs Intersport verkoopt merkproducten. De kwaliteit van deze producten is hoog. Deze producten zijn duurder dan merkloze producten.
Prijs Promotie
Voor producten met een hogere prijs wordt vaak meer promotie gemaakt. Deze producten zorgen immers voor meer omzet.
Promotie Presentatie
Producten waarvoor promotie wordt gemaakt, worden vaak op een bijzondere manier gepresenteerd in de winkel. Wanneer je een product promoot, wil je graag dat het product zoveel mogelijk verkocht wordt.
Door het op een bijzondere manier te presenteren valt het product meer op en wordt het meer verkocht.
b Zet nog twee andere marketinginstrumenten in de tabel. Analyseer hoe deze twee marketinginstrumenten samenhangen.
Marketinginstrument
Marketinginstrument Analyse samenhang
Personeel Product Intersport verkoopt kwaliteitsproducten op het gebied van sport. Het personeel is opgeleid om klanten goed te begeleiden bij de aanschaf van deze producten. Zij hebben veel kennis van verschillende sporten en de benodigde sportartikelen.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 30 3
1.8 De consumentenprijs berekenen
Als je een winkel binnenloopt of online shopt, zie je overal prijskaartjes. Die prijzen komen niet zomaar tot stand.
Consumentenprijs
De prijs die je als klant betaalt, noem je de consumentenprijs. Deze bestaat uit drie belangrijke onderdelen:
1 Inkoopkosten
2 Brutowinst
3 Btw
De inkoopkosten zijn alle kosten die te maken hebben met het maken of inkopen van een product.
Stel je werkt in een meubelmakerij. De inkoopkosten van een stoel zijn € 20,-.
Brutowinst
Je wilt natuurlijk wel iets verdienen aan de producten die je verkoopt. Om te bepalen voor welke prijs je een product gaat verkopen kun je de inkoopprijs ophogen met een percentage van de inkoopprijs. Dit percentage noem je de brutowinstopslag. Het bedrag dat je op je inkoopkosten doet noem je brutowinst. De inkoopkosten + de brutowinst vormen samen de verkoopprijs.
Je berekent de brutowinst met deze formule:
Brutowinst = inkoopkosten : 100 x brutowinstopslag
Je berekent de verkoopprijs met deze formule:
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinst
We gaan verder met het voorbeeld van de meubelmakerij. De inkoopkosten van een stoel zijn € 20,-. De brutowinstopslag is 30%.
De brutowinst op deze stoel is dan: € 20,- : 100 x 30% = € 6,-.
De verkoopprijs wordt: € 20,- + € 6,- = € 26,-.
Btw
De btw (belasting over de toegevoegde waarde) is een belasting die wordt toegevoegd aan de verkoopprijs. Voor elk product of elke dienst die verkocht wordt, vraagt de overheid een klein extra bedrag boven op de prijs van dat item: dat is de btw. Dit belastinggeld gebruikt de overheid dan weer om bijvoorbeeld wegen, scholen of ziekenhuizen te bouwen.
1.8 De consumentenprijs berekenen RETAIL & STYLING 31
Er zijn drie btw-tarieven in Nederland:
1 Hoog tarief van 21%: voor de meeste producten en diensten geldt dit tarief.
2 Laag tarief van 9%: voor bepaalde dingen die we dagelijks nodig hebben, zoals eten (niet alles), medicijnen en boeken geldt dit tarief.
3 Nultarief: voor bepaalde voedingsmiddelen, internationale transportdiensten en bepaalde medicijnen geldt dit tarief.
Je berekent het btw-bedrag met deze formule:
Btw-bedrag = verkoopprijs : 100 x btw-percentage
Je berekent de consumentenprijs met deze formule:
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw-bedrag
In het voorbeeld hebben we uitgerekend dat de verkoopprijs € 26,- is. De stoel valt in het hoge btw-tarief van 21%.
Het btw-bedrag is dan: € 26 : 100 x 21% = € 5,46. De consumentenprijs wordt: € 26 + € 5,46 = € 31,46.
Afronden
Je rondt een consumentenprijs altijd af op twee cijfers achter de komma.
✖ Is het derde cijfer achter de komma lager dan een 5? Dan blijft het tweede getal achter de komma staan.
✖ Is het derde cijfer een 5 of hoger? Dan gaat het tweede getal achter de komma met één omhoog.
7,492
7,336
lager dan 5 5 of hoger?
7,49
2e cijfer achter komma blijft gelijk
7,34
2e cijfer achter komma 1 omhoog
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 32
In Nederland betalen we niet met centen. Je moet prijzen daarom afronden op 5 centen. Afronden op 5 centen betekent dat je geldbedragen afrondt naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent. Hier zijn de basisregels voor het afronden op 5 centen:
€ 3,89 wordt afgerond naar € 3,90.
€ 5,81 wordt afgerond naar € 5,80.
€ 3,67 wordt afgerond naar € 3,65.
€ 2,50 blijft ongewijzigd omdat de tweede decimaal eindigt op 0.
Bij afronden op 5 centen is het belangrijk om te onthouden dat je naar het laatste cijfer achter de komma moet kijken om te beslissen of je naar boven of naar beneden afrondt.
Opdrachten
1 Consumentenprijs berekenen
Je oefent in deze opdracht met het berekenen van de consumentenprijs. Bereken de consumentenprijs stap voor stap.
Vul de berekeningen in.
De inkoopkosten zijn €9,-. De brutowinstmarge is 40%. Het btw-percentage is 21%.
Brutowinst = Inkoopprijs : 100 x brutowinstmarge = 9 : 100 x 40 = € 3,60
Verkoopprijs = € 9 + € 3,60 = € 12,60
Btw = Verkoopprijs : 100 x btw-percentage = € 12,60 : 100 x 21 = € 2,646
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw = € 12,60 + € 2,646 = € 15,246
Consumentenprijs afgerond op 2 cijfers achter de komma = € 15,25
Consumentenprijs afgerond op een veelvoud van 5 cent = € 15,25
1.8 De consumentenprijs berekenen RETAIL & STYLING 33
2
Consumentenprijs berekenen met een tabel
Je berekent nu een consumentenprijs met behulp van een tabel. Bereken de consumentenprijs stap voor stap.
Vul de tabel in.
Inkoopkosten
Brutowinstmarge 25%
Verkoopprijs
Btw 21%
Consumentenprijs
Afronden op twee cijfers achter de komma
Afronden op veelvoud van vijf
Berekening
Inkoopkosten : 100 x 25
€ 6 : 100 x 25
Inkoopkosten + brutowinst
€ 6 + € 1,50
Verkoopprijs : 100 x 21
€ 7,50 : 100 x 21
Verkoopprijs + BTW
€ 7,50 + € 1,575
Derde cijfer achter de komma is 4 of lager | 5 of hoger
Tweede cijfer blijft gelijk | gaat een omhoog
Tweede cijfer achter de komma is 1, 2, 6, of 7 | 3, 4, 8, of 9 | 0 of 5 Afronden naar beneden naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent | Afronden naar boven naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 cent | Bedrag zo laten
€ 6
€ 1,50
€ 7,50
€ 1,575
€ 9,075
€ 9,08
€ 9,10
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 34
Bedrag
1.9 Soorten promotiemateriaal
Winkels en bedrijven gebruiken promotiemateriaal om hun producten of diensten te promoten en om klanten aan te trekken.
Formaten
Als je promotiemateriaal op papier laat drukken, kun je dat in verschillende formaten doen.
1.9 Soorten promotiemateriaal RETAIL & STYLING 35
Soorten promotiemateriaal
Er zijn heel veel soorten promotiemateriaal. Afhankelijk van het doel, kies je welk promotiemateriaal je gebruikt.
Een folder is een gevouwen papier met informatie over producten, aanbiedingen of evenementen. In een folder staan foto’s en korte teksten om de aandacht van mensen te trekken en hen te informeren over producten of diensten. Het is een handige manier om veel informatie in één keer aan mensen te laten zien. Je kunt folders uitdelen in de winkel of op straat aan voorbijgangers. Of je stopt ze bij mensen thuis in de brievenbus.
Een flyer is één gedrukt vel op A5-formaat of kleiner. Je zet afbeeldingen op een flyer die aandacht trekken en gebruikt weinig tekst. Flyers kun je goed uitdelen, bijvoorbeeld in winkelstraat. Of je kunt ze rondbrengen en ze huis aan huis in de brievenbussen stoppen.
Een poster is een grote afdruk op A1- of A0-formaat met opvallende afbeeldingen en teksten om een boodschap te over te brengen. Ze worden op muren of ramen geplakt om de aandacht van voorbijgangers te trekken.
Banners zijn grote, langwerpige doeken met opvallende teksten en afbeeldingen. Je ziet ze vaak boven of naast de ingang van een winkel om speciale acties aan te kondigen.
Winkeliers gebruiken ook vaak grote borden met opvallende teksten en afbeeldingen. Deze plaatsen ze buiten of in de winkel om speciale acties aan te kondigen.
Samples zijn kleine proefverpakkingen van producten die winkelmedewerkers gratis uitdelen aan klanten. Daarmee krijgen klanten de kans om een product te proberen voordat ze het kopen.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 36
Winkeliers plakken vaak actiestickers met speciale aanbiedingen of prijsverlagingen op producten. Zo laten ze klanten weten dat er een korting is.
Tekstkaarten zijn kleine kaarten met een korte boodschap, zoals een speciale aanbieding, een aanbeveling of een bedankje. Dit soort tekstkaarten kun je bij de producten in de etalage plaatsen of uitdelen aan klanten.
Tassen met het logo of de naam van de winkel erop zijn ook promotiemateriaal. Klanten dragen deze tassen en ze maken zo reclame voor de winkel.
De verpakkingen van producten zelf kunnen ook dienen als promotiemateriaal. Bijvoorbeeld als het logo en de naam van de winkel er duidelijk op staan.
Vlaggen zijn er in verschillende vormen en maten. Je kunt ze in de vlaggenmast hangen, maar er zijn ook vlaggen die je bijvoorbeeld naast de ingang van je winkel kunt zetten.
Visitekaartjes zijn kleine kaartjes met de contactgegevens van de winkel of het bedrijf. Je deelt ze uit aan klanten of partners.
Je ziet ook vaak digitale presentaties op een beeldscherm in de winkel of in de etalage.In zo'n presentatie wordt vaak informatie gegeven over een product.
1.9 Soorten promotiemateriaal RETAIL & STYLING 37
Opdrachten
1 Promotiematerialen
Als je een product of producten extra aandacht wilt geven, kun je hiervoor promotiemateriaal maken.
a Lees de situatie en maak de opdracht.
Je werkt bij een theespeciaalzaak. De winkel heeft deze week een speciale actie: twee doosjes thee halen, één betalen!
Schets hoe jij deze actie op een stoepbord zou communiceren.
Jouw ontwerp voor een stoepbord moet in elk geval de volgende informatie bevatten:
- Het moet duidelijk zijn dat het om een speciale actie gaat.
- Het moet duidelijk zijn om welke producten het gaat.
- Het moet duidelijk zijn wat de actie precies inhoudt (2 halen, 1 betalen).
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 38
b Lees de situatie en maak de opdracht.
Een aantal producten in de theespeciaalzaak is nu met 25% korting te koop. Jij ontwerpt voor deze producten een sticker.
Maak jouw sticker in de cirkel.
Jouw ontwerp voor een sticker moet in elk geval duidelijk maken dat het product met 25% korting aangeschaft kan worden, bijvoorbeeld op de volgende manier:
- 25%
- 25% korting
1.9 Soorten promotiemateriaal RETAIL & STYLING 39
Samenvattingsopdracht blok 1
1 De stof van blok 1 samenvatten
Als je een winkel wilt beginnen, moet je over heel veel dingen nadenken. Wat zou jouw droomwinkel zijn?
Vul in de tabel in hoe jouw droomwinkel eruit ziet.
Werk met steekwoorden en korte zinnen.
Naam winkel
Doelgroep
Wat mijn winkel uniek maakt (marktpositie)
ASSORTIMENT
Dit ga ik verkopen (producten)
Kenmerken assortiment breed | smal | lang | kort | diep | ondiep
Producten in kernassortiment
Producten in randassortiment
Twee complementaire artikelen in het assortiment
Twee follow-up-artikelen in het assortiment
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 40
Twee concurrerende artikelen in het assortiment
Rageartikel in assortiment
Twee impulsartikelen in het assortiment
MERKBELEID EN MARKETINGINSTRUMENTEN
Soorten merken A-merk | B-merk | C-merk | huismerk
Prijs van de producten
Plaats van verkoop
Personeel in de winkel
Promotiematerialen die ingezet worden
Presentatie van de producten
CONSUMENTENPRIJS BEREKENEN
Bedenk zelf een voorbeeld en maak de berekening.
Product
Inkoopkosten
Brutowinst
Verkoopprijs
Btw
Consumentenprijs
RETAIL & STYLING 41 Samenvattingsopdracht blok 1
Begrippen
A-merk
actiesticker (promotiemateriaal)
assortiment
B-merk
banner (promotiemateriaal)
bord (promotiemateriaal)
breedte assortiment
brutowinst
Producten die bij veel mensen bekend zijn, vrij duur zijn, in veel winkels te koop zijn, veel gekocht worden en een goede kwaliteit hebben.
Sticker met daarop een korting of speciale aanbieding.
De producten die in de (web)winkel te koop zijn.
Producten die in vergelijking met een A-merk minder bekend zijn, in minder winkels worden verkocht, vaak iets goedkoper zijn en een vrij goede kwaliteit hebben.
Grote, langwerpige doeken met opvallende teksten en afbeeldingen.
Een bord naast of in de winkel om de aandacht van klanten en voorbijgangers te trekken.
Hoeveel verschillende producten een winkel verkoopt. Veel verschillende producten noem je een breed assortiment.Weinig verschillende producten noem je een smal assortiment
Het percentage waarmee je je inkoopkosten verhoogd.
brutowinstopslag Het percentage waarmee je je inkoopkosten verhoogd.
btw (belasting toegevoegde waarde)
C-merk
Een belasting die wordt toegevoegd aan de verkoopprijs.
Producten van een C-merk zijn goedkoop. Voor producten van een C-merk wordt geen reclame gemaakt.
complementair artikel Artikel dat nodig is om een ander artikel te gebruiken of mooier te maken.
concurrerend artikel
consistentie assortiment
Een artikel dat een ander artikel kan vervangen.
In hoeverre de aangeboden productgroepen bij elkaar passen. Als de producten goed bij elkaar passen noem je het een consistent assortiment. Passen ze niet bij elkaar dan noem je het een niet consistent assortiment.
consumentenprijs
De prijs die de klant voor een product betaalt. diepte assortiment
Hoeveel verschillende soorten of merken een winkel verkoopt van één bepaald product. Veel verschillende soorten en merken noem je een diep assortiment. Weinig verschillende soorten en merken noem je een ondiep assortiment
digitale presentatie
doelgroep
Een manier om informatie over te brengen met behulp van digitale technologieën, zoals diavoorstellingen of video's.
Een groep mensen of bedrijven aan wie een bedrijf zijn product of dienst wil verkopen.
flyer (promotiemateriaal) Gedrukt vel op A5-formaat met afbeeldingen en weinig tekst.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 42
folder (promotiemateriaal)
follow-up artikel
huismerk
huisstijl
identiteit
imago
impulsartikel
inkoopkosten
kernassortiment
klantenbinding
lengte assortiment
marketinginstrumenten
marktconcept
marktpositie
merkbeleid
personeel (marketinginstrument)
Gevouwen papier met informatie over producten, aanbiedingen of evenementen.
Artikel dat je nodig hebt om een ander artikel te kunnen gebruiken.
Het eigen merk van een winkel.
Alles waarmee een bedrijf probeert herkenbaar te zijn voor klanten (bijvoorbeeld naam, logo, kleur, buitenkant van de winkel en winkelinrichting).
Wat je belangrijk vindt als bedrijf en de manier waarop je dat laat zien.
Beeld dat anderen van iets of iemand hebben.
Artikel dat je koopt zonder dat je dat van plan was.
Alle kosten die te maken hebben met het maken of inkopen van een product.
Artikelen in een winkel die veel verkocht worden.
Wat een winkel doet om te zorgen dat klanten terugkomen naar de winkel.
Hoeveel verschillende producten er binnen een bepaalde soort te koop zijn. Veel verschillende producten binnen een soort noem je een lang assortiment. Weinig verschillende producten binnen een soort noem je een kort assortiment
Soorten marketingactiviteiten die bij elkaar horen.
In het marktconcept beschrijf je op wie je je wilt focussen, met welk product en hoe je je onderscheidt van andere aanbieders.
De plek die een bedrijf heeft in een markt ten opzichte van zijn concurrenten.
Manier waarop een winkel gebruikmaakt van merken om de verkoop te bevorderen.
Alles wat te maken heeft met de rol die medewerkers hebben bij het verkopen van producten.
plaats (marketinginstrument) Alle activiteiten van een bedrijf die erop gericht zijn om het bedrijf en de producten bereikbaar te maken voor de doelgroep.
poster (promotiemateriaal) Grote afdruk op A1- of A0-formaat met opvallende afbeeldingen en teksten.
presentatie (marketinginstrument)
Manier waarop een bedrijf zichzelf en de producten presenteert.
prijs (marketinginstrument) De verkoopwaarde van een product. In de marketingmix vallen alle marketingactiviteiten die je doet om de prijs vast te stellen onder prijs.
prijskwaliteitverhouding
Deze verhouding geeft aan of een product een goede kwaliteit heeft die past bij de gevraagde prijs.
RETAIL & STYLING 43 Begrippen
product (marketinginstrument)
promotie (marketinginstrument)
promotiemateriaal
rage artikel
randassortiment
retail
retailformule
sample (promotiemateriaal)
sfeer
strategie
tas (promotiemateriaal)
tekstkaart (promotiemateriaal)
verpakking (promotiemateriaal)
visitekaartje (promotiemateriaal)
Goederen of diensten die een producent wil verkopen.
Alle communicatie van een bedrijf die gericht is op het vergroten van de naamsbekendheid van het bedrijf en van de producten die het bedrijf verkoopt.
Materiaal dat gebruikt wordt om producten onder de aandacht te brengen bij klanten, zoals bijvoorbeeld posters en flyers.
Artikel dat verkocht wordt omdat iets een rage is. Een rage is iets dat veel mensen in een rij korte periode doen of leuk vinden.
Artikelen in een winkel die niet zoveel verkocht worden.
Het proces van het verkopen van producten aan consumenten voor persoonlijk gebruik.
Manier waarop een bepaalde winkel of winkelketen zijn producten aanbiedt aan de klant. De retailformule bestaat uit de onderdelen: doelgroep, assortiment en marktpositie.
Kleine proefverpakking van een product, die winkelmedewerkers gratis uitdelen aan klanten.
Een bepaald gevoel dat mensen ergens van krijgen. Sfeer kan negatief en positief zijn.
Een strategie is een plan om een doel te bereiken, waarbij je bedenkt wat je wilt doen en hoe je dat wilt doen.
Een tas met het logo of de naam van de winkel erop is ook een soort reclame.
Een kaartje waarop duidelijk en op een aantrekkelijke manier informatie over een actie of product is gezet.
Een verpakking met het logo of de naam van de winkel erop is ook een soort reclame.
Kleine kaartjes met de contactgegevens van de winkel of het bedrijf.
vlag De meest voorkomende vorm van outdoor (buiten) marketing.
RETAIL & STYLING BLOK 1 De retailformule 44
RETAIL & STYLING 45
2.1
2.5
2.6
2.8
46 INHOUD
De winkelinrichting 47
Schappen in de winkel 52 2.3 De winkel verkoopklaar maken 55
LIFO en FIFO 59
2.2
2.4
Etalages 61
Een artikelpresentatie maken 63
Etaleren 67
2.7
Extra omzet met nevenactiviteiten 69
Derving in de winkel 69 Samenvattingsopdracht blok 2 72 Begrippen 76
winkel klaarmaken voor klanten B LOK 2
2.9
De
2.1
De winkelinrichting
De winkelinrichting is de manier waarop de winkel is ingedeeld en eruitziet. Het is de manier waarop je de producten in de winkel presenteert om klanten aan te trekken en ervoor te zorgen dat zij gemakkelijk kunnen vinden wat ze zoeken.
Winkelindeling en routing
Het is belangrijk dat klanten gemakkelijk door de winkel kunnen bewegen en alles kunnen vinden wat ze nodig hebben. Dit noem je winkelindeling. Een winkelier wil vaak dat klanten op een bepaalde manier door de winkel lopen. De route die klanten lopen noem je routing. Om klanten te helpen hun weg te vinden in de winkel, kun je bijvoorbeeld bordjes boven of op een gangpad zetten. Daarop zet je dan welke producten de klant in dat gangpad kan vinden.
De winkel goed inrichten
In een winkel heb je verkoopsterke en verkoopzwakke zones. Verkoopsterke zones zijn gebieden in de winkel waar veel klanten komen en waar de verkoop het meest succesvol is. Verkoopzwakke zones zijn delen van de winkel waar klanten minder aandacht aan besteden.
Je wilt natuurlijk dat klanten producten kopen in jouw winkel en daar blij van worden. Het is daarom belangrijk dat je artikelen zo goed mogelijk presenteert. Bij artikelpresentaties kun je gebruikmaken van brandpunten en eyecatchers. Brandpunten zijn opvallende plekken in de winkel waar extra aandacht aan is besteed. Producten worden in een brandpunt anders gepresenteerd dan soortgelijke producten in de winkel, bijvoorbeeld op een display. Je noemt een brandpunt ook wel een hotspot. Een item dat de aandacht van de klant trekt (bijvoorbeeld belettering op de etalage, een groot decoratiestuk of een speciale presentatie van een product) noem je een eyecatcher. Je wilt natuurlijk dat de artikelpresentaties zoveel mogelijk klanten trekken. Je wilt een zo hoog mogelijke attentiewaarde
2.1 De winkelinrichting RETAIL & STYLING 47
Bij het inrichten van de winkel houd je altijd rekening met de:
✖ Huisstijl: de huisstijl zorgt voor een herkenbare uitstraling die overal in de winkel terugkomt, zoals het logo, de kleur(en) en het lettertype.
✖ Winkelhygiëne: je zorgt altijd voor een schone en nette winkelomgeving.
✖ Sfeer: met licht, geluid (muziek bijvoorbeeld), kleur en geur zorg je voor een goede sfeer in de winkel. De klant moet zich prettig voelen in de winkel.
Opdrachten
1 Winkelindeling van een supermarkt
Elke winkel is op zijn eigen manier ingericht. Bekijk de plattegrond van de winkel. Je ziet dat soortgelijke producten bij elkaar staan in de winkel.
panklare groenten groente en fruit afdeling sappen hygi ë ne bakproducten groenteconserven suiker chocolade houdbare zuivel koffie en thee koeken tussendoor soepen oosters vleesconserven rijst en pasta’s babyvoeding vleeswaren diepvries diepvries kant-en-klaar
huishoudelijk frisdranken frisdranken
lectuur vruchten slagerij
kassa’s entree entree
Vraag a = roze route; vraag b = gele route; vraag c = groen (verkoopsterke zones), blauw (verkoopzwakke zone); vraag d = oranje markering.
a Een klant wil boodschappen doen voor de hele week.
Hoe loopt deze klant van de ingang door de winkel weer naar de uitgang?
Teken die route op de plattegrond.
b Een klant wil een bak magere kwark kopen.
Hoe loopt deze klant door de winkel?
Teken de route met een andere kleur op de plattegrond.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 48
vleeswarenafdeling kaasafdeling brood brood brood bakkerij brood wijnen zuivel sappen kaas chips cosmetica
noten schrijfwaren dierenvoeding
water
c Wat zijn volgens jou de verkoopsterke en verkoopzwakke zones in deze winkel?
Geef op de plattegrond aan wat de verkoopsterke en verkoopzwakke zones zijn.
d Wat zijn volgens jou de brandpunten in deze winkel?
Zet op de plattegrond een cirkel om deze brandpunten.
2 Winkelindeling van een kledingwinkel
Bekijk de plattegrond van de winkel hierna.
a Liggen en hangen soortgelijke producten bij elkaar in deze winkel?
Leg je antwoord uit.
Alle broeken liggen bij elkaar, alle jurkjes hangen bij elkaar.
b Een klant wil een nieuwe jurk kopen, hoe loopt zij door de winkel?
Teken de route op de plattegrond.
c Wat zijn brandpunten in deze winkel?
Zet op de plattegrond een cirkel om deze brandpunten.
d De kassa is recht tegenover de ingang.
Geef een reden waarom dat handig is.
De medewerker bij de kassa ziet zo elke klant binnenkomen en kan de klant eventueel meteen begroeten.
2.1 De winkelinrichting RETAIL & STYLING 49
Brandpunten
Sommige producten wil je in je winkel extra uitlichten. Je presenteert ze daarom anders dan soortgelijke producten in de winkel. Een plek waar je producten op een bijzondere manier presenteert noem je een brandpunt (hotspot).
Bekijk de afbeeldingen.
Omschrijf per afbeelding hoe in de winkel een brandpunt is gecreëerd.
Afbeelding 1: de producten worden gepresenteerd op een led-display.
Afbeelding 2: de producten worden gepresenteerd op een eilanddisplay, waar de klant omheen kan lopen.
Afbeelding 3: de producten worden gepresenteerd op een kopstelling met groot bord erboven.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 50 3
4
Eyecatchers
Eyecatchers zijn items die de aandacht van de klant trekken.
a In de afbeelding wordt met kleur aangegeven waar de klant veel kijkt en waar niet. Welke kleur hebben de plekken waar de klant veel naar kijkt?
rood
b Naar welke twee items in de winkel kijken de klanten veel?
1 De paspop
2 De kleding aan het rek
5 Bijzondere eyecatchers
Met een bijzondere eyecatcher in de winkel trek je extra aandacht.
a Welke eyecatcher zie je in de afbeelding hierna?
Een grote ronde hangende banner met het woord new.
b Welke eyecatchers zie je in de afbeelding hierna?
Grote lichtgevende letters en bloesemtakken.
2.1 De winkelinrichting RETAIL & STYLING 51
c Welke eyecatcher zie je in de afbeelding hierna?
Het grote logo op de etalage.
2.2 Schappen in de winkel
Klanten moeten de producten die ze zoeken gemakkelijk kunnen vinden in een winkel. Daarom denkt een winkelier er goed over na wat hij waar in de schappen zet.
Schappenplan
Een schappenplan is een plattegrond of tekening van de plaats waar je de producten in de schappen of kasten zet of hangt. De tekening toont welke producten waar moeten staan, zodat de winkel er georganiseerd en overzichtelijk uitziet voor klanten. Vergelijkbare producten zet je bij elkaar. In een supermarkt staan bijvoorbeeld alle soorten zuivel bij elkaar. De klant kan dan makkelijk het product vinden dat hij zoekt. En in een sportwinkel staan alle voetbalschoenen bij elkaar, net als alle hardloopschoenen.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 52
Facing
Facing betekent hoeveel producten er zichtbaar zijn voor de klant op een schap. Als een product met de voorkant naar voren wordt geplaatst, zodat klanten het kunnen zien, heeft het één facing. Als er drie van dezelfde producten naast elkaar staan, heeft het drie facings, enzovoort.
De hondenshampoo met het blauwe label heeft één facing. De kattenshampoo met het rode label heeft drie facings.
Schapindeling
De manier waarop je producten in een schap zet, noem je de schapindeling. Bij schapindeling is het belangrijk om rekening te houden met de ooghoogte, reikhoogte, grijphoogte en bukhoogte van klanten.
✖ Producten die klanten zien als ze recht vooruit kijken, staan op ooghoogte. Dat zijn populaire of duurdere producten, zodat de klant deze makkelijk kan kopen.
✖ Producten die klanten makkelijk kunnen pakken zonder te bukken of te rekken staan op grijphoogte. Dit is meestal tussen de schouders en knieën.
✖ Producten die klanten kunnen pakken door zich een beetje uit te strekken staan op reikhoogte, dus boven de schouder. De klant besteedt de minste aandacht aan de producten op deze hoogte.
✖ Producten die laag bij de grond worden geplaatst staan op bukhoogte. Dit is handig voor zware of grote producten die klanten moeilijk kunnen tillen.
2.2 Schappen in de winkel RETAIL & STYLING 53
Wanneer je de producten in het schap zet, zorg je voor voldoende ruimte tussen de producten, zodat klanten ze gemakkelijk kunnen pakken.
Opdrachten
1 Schappenplan
Een schap vul je aan de hand van een schappenplan. Bekijk de afbeelding.
a Hoeveel facings heeft de speelgoedgieter? Twee
b Hoeveel facings heeft de robot? Twee
c Hoeveel facings heeft de speelgoedboot? Eén
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 54 MELK MELK MELK MELK MELK MELK MELK MELK BOTER BOTER BOTER BOTER BOTER BOTER MELK MELK MELK MELK MELK MELK MELK MELK MELK MELK MELK BOTER BOTER BOTER BOTER BOTER BOTER BOTER
d Dit schappenplan kan nog beter. Bedenk een tip voor de maker van dit schappenplan.
In dit schappenplan staan binnen- en buitenspeelgoed door elkaar. Als je die bij elkaar zet is dat duidelijker voor de klant.
2 Schapindeling
Bekijk de afbeelding van het schap.
Hoogten Soorten producten
Reikhoogte
Ooghoogte
Grijphoogte
Bukhoogte
Minder populaire of goedkopere producten
Populaire of duurdere producten
Populaire of duurdere producten
Zware of grote producten
a Zet aan de linkerkant van het schap de termen op de juiste plek. Kies uit: ooghoogte, reikhoogte, grijphoogte en bukhoogte
b Geef aan de rechterkant per hoogte aan wat voor soort producten je op deze hoogtes neerzet.
2.3 De winkel verkoopklaar maken
Een belangrijke stap is het verkoopklaar maken van de winkel. Daarmee zorg je ervoor dat de producten aantrekkelijk gepresenteerd worden. Artikelen presenteer je bijvoorbeeld in schappen of in aparte artikelpresentaties op displays en in etalages. Als je het goed doet, kunnen klanten gemakkelijk vinden wat ze nodig hebben.
Uitpakken en ompakken
Soms moet je artikelen nog uit de verpakking halen waarin ze geleverd zijn, voordat je ze in de winkel kunt zetten. Dit noem je uitpakken. Ook moet je artikelen soms weer in een nieuwe verpakking stoppen. Dit noem je ompakken. Je doet dit bijvoorbeeld als een verpakking beschadigd is of wanneer er een verpakking van de winkel om het artikel moet. Soms zitten producten als ze geleverd worden bij elkaar in een grote verpakking. Na het uitpakken pak je deze producten dan om in een stuksverpakking.
2.3 De winkel verkoopklaar maken RETAIL & STYLING 55
MELK MELK BOTER BOTER BOTER BOTER BOTER BOTER
Prijzen
Je moet de artikelen die je verkoopt prijzen. Prijzen betekent dat je de prijs op een artikel zet of eraan vastmaakt. Je kunt dit doen door labelen of stickeren. Je kunt ook een prijskaartje of sticker op het schap plakken, onder de plaats waar het product staat.
Spiegelen
Spiegelen is het naar voren schuiven van de producten in een schap. Alle producten staan dan netjes op een lijn en het lijkt alsof het schap helemaal vol is.
Als het gaat om producten met een houdbaarheidsdatum, zet je de producten met de kortste houdbaarheidsdatum vooraan. Je kijkt dan naar de THT-datum, TGT-datum of de UVD. THT staat voor Tenminste Houdbaar Tot, TGT voor Tenminste te Gebruiken Tot en UVD voor Uiterste Verkoopdatum. De THT-datum staat op niet-bederfelijke producten. Deze datum geeft aan tot wanneer de kwaliteit van het product goed is. Je kunt na deze datum het product nog wel gebruiken of eten, maar de kwaliteit wordt minder. De TGT-datum staat op bederfelijke producten. Na deze datum kun je het product niet veilig meer gebruiken of eten. Als er op een product een UVD staat, mag je het product na die datum niet meer verkopen. Dit zijn vaak verpakte producten die snel bederven. Na de UVD kunnen deze nog twee dagen gebruikt worden. Producten waarvan de UVD verlopen is, haal je uit het schap.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 56
Restaureren
Als klanten producten bekijken, zetten ze deze soms niet op de goede plek terug. Jij moet de artikelpresentatie dan restaureren. Restaureren betekent weer maken zoals het was.
Spiegelen en restauren zijn belangrijke werkzaamheden om te zorgen dat de winkel er netjes uit blijft zien. Je kunt zo ook beter zien wanneer je producten weer moet aanvullen.
Verpakken of inpakken
Bij sommige winkels kunnen klanten producten die ze kopen mooi laten inpakken. Bijvoorbeeld omdat het een cadeautje is. Je gebruikt daarvoor pakpapier en kunt ook linten, strikken en stickers gebruiken. Het hangt van het assortiment en de marktpositie af of je als verkoper producten inpakt. Voedingsmiddelen die de klant in de supermarkt koopt worden bijvoorbeeld niet door de caissière ingepakt. Als de klant een dure fles wijn of stuk kaas koopt bij de speciaalzaak, pakt de verkoper dit wel voor de klant in als de klant daar om vraagt.
Als je een producten moet versturen naar de klant, moet je het verpakken. De verpakking moet ervoor zorgen dat de producten bij elkaar blijven en niet beschadigen. Op de verpakking kun je aangeven aan de vervoerder waar het pakket naartoe moet.
Opdrachten
1 Verkoopklaar
Om je producten te kunnen verkopen, moet je je winkel verkoopklaar maken. En dat is best veel werk! Lees de omschrijvingen hierna. Kies welk begrip wordt omschreven.
a Je maakt de artikelpresentatie weer netjes zoals die was.
Dit noem je
□ verpakken
□ ompakken
□ restaureren
□ spiegelen
b Je schuift alle artikelen naar voren in het schap en zorgt dat de producten met de kortste houdbaarheidsdatum vooraan staan.
Dit noem je
□ spiegelen
□ restaureren
□ ompakken
□ verpakken
c Je doet een artikel in een nieuwe verpakking.
Dit noem je
□ inpakken
□ ompakken
□ uitpakken
□ verpakken
2.3 De winkel verkoopklaar maken RETAIL & STYLING 57
Houdbaarheidsdata
Op voedingsproducten staat een houdbaarheidsdatum. Deze producten koop je bijvoorbeeld in de supermarkt, maar ook in een drogisterij zoals de Kruidvat of bij een discounter zoals de Action worden voedingsproducten verkocht.
a Welke omschrijving hoort bij welke soort houdbaarheidsdatum?
TGT
UVD
Betekent Tenminste Houdbaar Tot. Je kunt producten na deze datum nog gebruiken, maar jemoet goed ruiken, kijken en proeven.
Betekent Tenminste te Gebruiken Tot. Als de datum verstreken is, kun je deze producten niet veilig meer gebruiken.
Staat voor Uiterste VerkoopDatum. Als de datum verstreken is, mag het product niet meer verkocht worden.
b Bekijk de drie houdbaarheidsdata hierna. Bij welk product hoort elke datum?
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 58
2
• •
•
•
•
THT •
TGT 19-11-2024 • • UVD 28-10-2024 • • THT 04-12-2024 • • melk
Halfvolle
2.4 LIFO en FIFO
Je kunt de voorraad van je winkel op verschillende manieren beheren. Daarbij maakt het nogal verschil of je kleding of sieraden verkoopt, of dat je een kaaswinkel hebt.
FIFO
FIFO staat voor First In, First Out. Dit betekent dat de oudste voorraad als eerste wordt verkocht. Bij FIFO worden de producten die het eerst zijn binnengekomen, ook als eerste verkocht. Hierdoor voorkom je dat producten over de uiterste verkoopdatum raken. Een voorbeeld is de supermarkt die vers fruit en verse groenten verkoopt. De oudere partijen groenten en fruit worden eerst verkocht, zodat de klanten altijd verse producten krijgen.
LIFO
LIFO staat voor Last In, First Out. Dit betekent dat de nieuwste voorraad als eerste wordt verkocht. Als je LIFO toepast, verkoop je de producten die als laatste zijn binnengekomen het eerst. Dit kun je bijvoorbeeld doen met een speciale aanbieding van nieuwe producten of wanneer de nieuwste modecollectie in je kledingwinkel wilt introduceren. Door de nieuwste voorraad als eerste aan te bieden, kun je klanten aantrekken met nieuwe en frisse producten.
2.4 LIFO en FIFO RETAIL & STYLING 59
Opdrachten
1 FIFO
Winkels kijken per product of ze dit volgens het LIFO- of FIFO-principe willen verkopen.
a Wat betekent FIFO?
First In, First Out
b Wat houdt de FIFO-methode in?
Dat je de producten die het eerst binnenkomen ook het eerst verkoopt.
c Waarom gebruik je de FIFO-methode bij de verkoop van verse producten?
Zo zorg je ervoor dat je de oudste producten eerst verkoopt. Als je eerst de nieuwste producten verkoopt, loop je het risico dat de oudere producten bederven en niet meer verkocht kunnen worden.
2 LIFO
Een winkel kan producten ook volgens het LIFO-principe verkopen.
a Wat betekent LIFO?
Last in, First Out
b Bedenk twee artikelen waarbij je de LIFO-methode kunt hanteren.
Bijvoorbeeld kleding, actieproducten, maar ook goederen die niet kunnen bederven, zoals zand en bakstenen.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 60
2.5 Etalages
Een etalage is een speciaal uitstalraam of een vitrine aan de voorkant van een winkel.
Functies van een etalage
Met een mooi ingerichte etalage kan een winkel:
✖ Opvallen
De etalage is bedoeld om de aandacht van voorbijgangers te trekken. Heldere kleuren, interessante displays en aantrekkelijke producten helpen om mensen te laten stoppen om naar de etalage te kijken.
✖ Aandacht trekken
Een aantrekkelijke etalage kan mensen nieuwsgierig maken naar wat er in de winkel te koop is.
✖ Tot kopen inspireren
Door producten op een aantrekkelijke manier te presenteren en ze te combineren met andere items, kun je klanten verleiden om iets te kopen wat ze anders misschien niet hadden aangeschaft.
✖ Informatie geven
De etalage geeft daarnaast informatie over de producten die te koop zijn. Prijskaartjes, aanbiedingen en productinformatie kun je in de etalage opnemen om klanten te informeren over wat ze binnen kunnen verwachten.
2.5 Etalages RETAIL & STYLING 61
Opvallen
Aandacht trekken
Tot kopen inspireren
Informatie geven
Soorten etalages
Er zijn verschillende soorten etalages:
1 Bij een open etalage ziet de klant de binnenkant van de winkel.
2 Bij een gesloten etalage ziet de klant de achterwand van de etalage. Hij kan niet in de winkel kijken.
3 Een halfopen etalage heeft gedeeltelijk een achterwand. De klant kan een beetje in de winkel kijken.
4 Een inloopwinkel heeft geen etalage. Je ziet meteen de binnenkant van de winkel.
Opdrachten
1 Soorten etalages
Bekijk de afbeeldingen.
Verbind de afbeeldingen met de juiste etalages.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 62
• • open etalage • • gesloten etalage • • inloopwinkel • • halfopen etalage
2.6 Een artikelpresentatie maken
Je kunt artikelen op veel manieren aan de klant presenteren. Soms moet je een artikel presenteren op een plat vlak zoals een poster of een PowerPoint-presentatie. Dit noem je een tweedimensionale compositie. Een compositie is de manier waarop je onderdelen van je artikelpresentatie neerzet. Je kunt ook artikelpresentaties maken in een ruimte. Dit noem je dan een driedimensionale compositie. Zo’n ruimte is bijvoorbeeld een etalage. Je kunt dan met diepte werken en producten voor of achter in de ruimte presenteren.
Verschillende composities
Je kunt producten op verschillende manieren neerzetten.Met andere woorden: je kunt verschillende composities gebruiken. Hieronder zie je voorbeelden van composities.
Bij een symmetrische compositie zijn links en rechts gespiegeld.
Bij een asymmetrische compositie zijn links en rechts verschillend.
Bij een ritmische compositie worden bepaalde vormen in een bepaalde opstelling steeds herhaald.
Bij een horizontale compositie is de opstelling horizontaal / in de breedte.
2.6 Een artikelpresentatie maken RETAIL & STYLING 63
Bij een piramidecompositie staan de onderdelen van de presentatie in een staande driehoek.
Bij een diagonale compositie heeft de opstelling schuine lijnen.
Opbouwmaterialen
Bij een verticale compositie is de opstelling verticaal / in de hoogte.
Als je een driedimensionale artikelpresentatie maakt, kun je een display gebruiken. Op een display kun je een opvallende artikelpresentatie ergens in de winkel maken. Midden in de winkel kun je bijvoorbeeld een vrijstaand eilanddisplay plaatsen. Of je zet een kassadisplay bij de kassa of een toonbankdisplay op de toonbank. Je kunt ook aan het eind van een schap een kopdisplay plaatsen of tegen de wand een wanddisplay. Soms kun je in het schap artikelen op een opvallende wijze goed presenteren met een schapdisplay
Thema’s gebruiken
Bij een artikelpresentatie kun je ook een thema gebruiken. Dit thema laat je terugkomen in de producten die je gebruikt, de tekstkaartjes of het decoratiemateriaal. Thema’s die in winkels veel gebruikt worden zijn bijvoorbeeld: vakantie, de seizoenen, speciale dagen zoals Valentijnsdag en Moeder- of Vaderdag en feestdagen zoals het Suikerfeest, Pasen, Chanoeka en Kerstmis.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 64
Opdrachten
1 Soorten composities
Je kunt artikelen in een artikelpresentatie op verschillende manieren plaatsen. Je noemt dit de compositie.
Geef aan welke soort compositie je ziet in de etalage.
Je kunt kiezen uit de gegeven mogelijkheden. Er blijven drie antwoorden over. verticale compositie | diagonale compositie | horizontale compositie | symmetrische compositie | asymmetrische compositie | piramide compositie | ritmische compositie
Dit is een horizontale compositie.
Dit is een asymmetrische compositie.
is een piramide compositie.
is een ritmische compositie.
2.6 Een artikelpresentatie maken RETAIL & STYLING 65
Dit
Dit
2
Soorten displays
Displays worden gebruikt om artikelpresentaties in de winkel te maken. Welk soorten displays zie je?
Verbind elke afbeelding met de juiste soort display.
kopdisplay
eilanddisplay
toonbankdisplay
wanddisplay
kassadisplay
schapdisplay
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 66
•
• •
• •
• •
• •
•
• •
2.7 Etaleren
Het zo mooi mogelijk presenteren van artikelen in jouw winkel noem je visual merchandising
Je kunt producten op verschillende plekken presenteren. De plek die klanten het eerst zien is de etalage. Een mooie etalage zorgt dat klanten stoppen, de etalage bekijken en vervolgens in de winkel een product aanschaffen. Een mooie etalage is dus erg belangrijk!
Als je een etalage opbouwt, houd je rekening met de volgende dingen:
1 Het artikel
Het artikel dat je wilt verkopen moet de aandachtstrekker zijn.
2 Opbouwmateriaal
De klanten moeten jouw artikel op kijkhoogte zien. Je kunt het daarom op een verhoging plaatsen of in de etalage op ooghoogte hangen. Als opbouwmateriaal kun je van alles gebruiken, zoals touwtjes, plankjes of pilaren.
3 Decoratiemateriaal
Om jouw aandachtstrekker op te laten vallen en een bepaalde sfeer op te roepen, gebruik je decoratiemateriaal. Zorg dat je decoratiemateriaal past bij het artikel.
4 Informatie
Gebruik promotiemateriaal, tekst- of prijskaartjes als je informatie wilt geven over een bepaalde actie of over de artikelen die je in de etalage hebt gezet.
5 Kleur
Zorg dat al je onderdelen in de etalage wat betreft kleur bij elkaar passen. Met kleur kun je ook sfeer oproepen.
6 Licht
Met licht kun je jouw aandachtstrekker extra op laten vallen. Ook zorg je met licht dat je etalage goed te zien is.
2.7 Etaleren RETAIL & STYLING 67
Opdrachten
1 Visual merchandising
In een winkel presenteer je op allerlei plekken producten
a Wat verstaan we onder visual merchandising?
Het zo mooi mogelijk presenteren van artikelen.
b Noem drie plekken in de winkel waar je producten kunt presenteren.
1 in de etalage
2 in vitrines
3 op speciale displays
2 Etalage omschrijven
Bekijk de afbeelding.
Omschrijf in de tabel per punt wat je ziet en opvalt.
Onderdeel presentatie Wat valt me op
Het artikel of de artikelen
Tassen, schoenen en sierraden
Gebruikt opbouwmateriaal Kastjes om de artikelen op en in te zetten
Gebruikt decoratiemateriaal Hangende ruiten
Informatie over product Bordjes op een voetje die op de grond staan
Gebruikte kleuren
Gebruikt licht
Zwart, rood, blauw, wit, grijstinten
Spotjes om de producten zo goed mogelijk in het licht te zetten
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 68
2.8 Extra omzet met nevenactiviteiten
In een winkel is de hoofdactiviteit het verkopen van producten uit de winkel. Als je extra omzet wilt genereren, kun je nadenken welke activiteiten je nog meer kunt doen.
Iets wat je naast je hoofdactiviteit doet, noem je een nevenactiviteit. Voorbeelden van nevenactiviteiten die een winkel kan aanbieden:
✖ Artikelen verkopen via een webshop
✖ Koffie, thee en iets lekkers erbij verkopen aan winkelende klanten
✖ Workshops geven met producten uit de winkel
✖ Pakketjes voor een pakketdienst aannemen en meegeven aan de bezorger.
Opdrachten
1 Nevenactiviteit in de winkel op school
In de winkel op school kun je ook meer dan alleen producten verkopen.
Welke twee nevenactiviteiten zou je in de winkel op school kunnen aanbieden?
Voorbeeldantwoord: koffie-to-go verkopen, workshops geven om zelf de producten te maken, webshopverkoop, producten op maat maken voor klanten, producten van andere afdelingen verkopen als shop-in-shop.
2.9 Derving in de winkel
Derving in de winkel betekent het verlies van producten zonder dat deze zijn verkocht.
Soorten derving
Er zijn twee soorten derving:
1 Criminele derving is het verlies van producten door diefstal. Winkeldiefstal en interne diefstal door medewerkers vallen hieronder.
2 Niet-criminele derving is het verlies van producten als gevolg van andere oorzaken dan diefstal. Het kan gaan om producten die bederven of beschadigd raken, administratieve fouten in de voorraadregistratie of tijdens het afrekenen aan de kassa.
nevenactiviteiten RETAIL & STYLING 69
2.8 Extra omzet met
Preventieve maatregelen
Om criminele derving in de winkel te voorkomen, kun je verschillende preventieve maatregelen nemen:
✖ Artikelbeveiliging: je kunt je producten voorzien van een beveiligingslabel of -tag. Deze kun je met een speciale scanner activeren en deactiveren bij de kassa. Bij de kassa of uitgang staan speciale poortjes. Als daar een product langsgaat met een actief label of actieve tag gaat het alarm af.
✖ Winkelbeveiliging: je kunt camera’s installeren in de winkel. Camera’s schrikken dieven af. Als iemand toch iets steelt, kunnen de camerabeelden helpen om de dief op te sporen.
✖ Vitrinebeveiliging: voor waardevolle of kleine producten kunnen speciale vitrines met sloten worden gebruikt. Klanten kunnen de producten bekijken, maar hebben toestemming van een medewerker nodig om ze uit de vitrine te halen.
Het is belangrijk dat personeel in de winkel goed getraind is om derving te herkennen en te voorkomen. Een goede schapindeling en het goed vullen van schappen zorgt ervoor dat producten niet beschadigen of bederven. Producten die als eerste verkocht moeten worden, omdat die de kortste houdbaarheidsdatum hebben, zet je bijvoorbeeld vooraan. Ook moet je de voorraad goed bijhouden en regelmatig controles uitvoeren om eventuele fouten op te sporen.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 70
Opdrachten
1 Soorten derving
Derving is het verlies van producten zonder dat ze verkocht zijn. Er zijn twee soorten derving.
a Leg in je eigen woorden uit wat criminele derving is.
Criminele derving is het verlies van producten door winkeldieven of diefstal door medewerkers.
b Bekijk de twee afbeeldingen.
Welke voorbeelden van niet-criminele derving zie je?
Bloemkool: derving door bederf.
Bloempotten: derving door breuk/schade.
2 Derving voorkomen
Een winkelier wil zo weinig mogelijk derving.
a Denk aan de laatste winkel waar jij iets hebt gekocht. Wat deed die winkel om criminele derving te voorkomen?
Voorbeeldantwoord: De artikelen hadden een beveiligingslabel en er stonden poortjes bij de kassa. Ook hingen er camera’s in de winkel.
b Stel je voor dat je in een supermarkt werkt.
Noem drie dingen die jij kunt doen om niet-criminele derving te voorkomen.
1 De schappen zorgvuldig vullen, zodat producten niet beschadigen of bederven.
2 Producten met de kortste houdbaarheidsdatum vooraan zetten, zodat die op tijd verkocht worden en niet bederven.
3 Voorraad bijhouden.
2.9 Derving in de winkel RETAIL & STYLING 71
Samenvattingsopdracht blok 2
1
De stof van blok 2 samenvatten
Bij het verkoopklaar maken van de winkel kom veel dingen kijken.
a Match elk begrip met de juiste uitleg.
Routing
Eyecatcher
Verkoopzwakke zone
Attentiewaarde
Brandpunt
Winkelinrichting
Verkoopsterke zone
Schappenplan
• • Gebieden in de winkel waar minder klanten komen.
• • Tekening van de manier waarop producten in het schap gezet moeten worden.
• • De mate waarin iets opvalt.
• • De manier waarop een winkel is ingedeeld en eruitziet.
• • Opvallende plek in de winkel waar bijzondere aandacht aan is besteed.
• • De manier waarop klanten door de winkel lopen.
• • Opvallende display of artikelpresentatie.
• • Gebieden in de winkel waar verkoop het meest succesvol is.
b Teken de producten op de juiste plek in het schap.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 72
c Zet de stappen voor het verkoopklaarmaken van de winkel in een logische volgorde.
7 Verpakken voor verzending
2 Ompakken
4 In het schap zetten
3 Prijzen
5 Spiegelen of restaureren
6 Inpakken
1 Uitpakken
d Vul de tabel in.
THT-datum
TGT-datum
UV-datum
Betekenis Tenminste houdbaar tot Tenminste te gebruiken tot Uiterste verkoopdatum
Soort product waarop deze datum staat
Voorbeeld producten
Producten die na deze datum nog veilig gebruikt kunnen worden, maar waarvan de kwaliteit achteruit gaat
Pot pindakaas, zak macaroni, pak koeken
Verse producten die na deze datum niet veilig meer gebruikt kunnen worden Verpakte verse producten die snel bederven en die na deze datum nog twee dagen te gebruiken zijn
Vis, vlees, gesneden groenten
e Bekijk de afbeeldingen. Bij welke afbeelding is de FIFO-methode gebruikt?
Pak melk, pak vla, vleesvervangers
RETAIL & STYLING 73 Samenvattingsopdracht blok 2
melk Halfvolle 12-02-25 melk Halfvolle 12-02-25 melk Halfvolle 12-02-25 melk Halfvolle 12-02-25 melk Halfvolle 27-01-25 melk Halfvolle 27-01-25 Halfvolle melk € 1,75 melk Halfvolle 27-01-25 melk Halfvolle 27-01-25 melk Halfvolle 27-01-25 melk Halfvolle 27-01-25 melk Halfvolle 12-02-25 melk Halfvolle 12-02-25 Halfvolle melk € 1,75 □ □
f Bij een artikelpresentatie kun je verschillende composities gebruiken. Bekijk de schets van een symmetrische compositie. Maak op dezelfde manier een schets voor de andere soorten composities. symmetrische compositie
compositie
compositie
compositie
compositie
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 74
horizontale
piramide
verticale
diagonale
ritmische
asymmetrische compositie
compositie
g Omschrijf de artikelpresentatie die je hierna ziet.
Onderdeel presentatie
Wat valt me op Het artikel of de artikelen
Meerdere artikelen van elk product op twee horizontale rijen geplaatst.
Gebruikt opbouwmateriaal
De producten staan op tafels.
Gebruikt decoratiemateriaal
Informatie over product
Rond de producten zijn planten geplaatst. Achter de producten hangt een poster die zowel als decoratie/ achtergrond dient en promotiemateriaal dienst.
Voor de producten staan kleine tekstkaartjes.
Gebruikte kleuren
Gebruikt licht
De kleuren passen allemaal bij elkaar, zowel van de producten, het decoratiemateriaal als het promotiemateriaal.
De spots aan het plafond van de winkel lichten de artikelpresentatie uit.
h Geef bij elke soort beveiliging een voorbeeld.
Artikelbeveiliging: beveiligingstag
Winkelbeveiliging: camera
Vitrinebeveiliging: slot, camera
RETAIL & STYLING 75 Samenvattingsopdracht blok 2
Begrippen
artikelpresentatie
assortiment
attentiewaarde
brandpunt
bukhoogte
compositie
criminele derving
decoratiemateriaal
derving
display
driedimensionale compositie
eilanddisplay
etalage
eyecatcher
facing
FIFO
gesloten etalage
grijphoogte
halfopen etalage
Manier waarop artikelen worden neergezet om aandacht van klanten te trekken.
De producten die in de (web)winkel te koop zijn.
De aandacht die een klant iets geeft.
Artikelpresentatie die extra opvalt door de manier waarop de artikelen zijn neergezet.
Gedeelte van het schap onder de 80 centimeter. Om producten uit dit gedeelte van het schap te halen moet je bukken. Dit is een verkoopzwak gedeelte van het schap.
De manier waarop dingen in een ruimte zijn gezet.
Het verlies van producten door diefstal.
Materiaal dat je gebruikt om een productpresentatie aantrekkelijker te maken.
Het minder waard worden van de winkelvoorraad doordat artiken worden gestolen, kapot gaan of over datum gaan.
Op een display kun je een opvallende artikelpresentatie ergens in de winkel maken.
Een compositie die ruimte en/of diepte inneemt.
Een eilanddisplay is een soort vrijstaande productreclame die vanuit elke richting te bereiken is. Je vindt ze op open plekken in de winkel.
Het deel van een winkel dat van buiten zichtbaar is, met als doel voorbijgangers te verleiden om de winkel in te gaan.
Een voorwerp of opstelling in de winkel dat/die erg de aandacht trekt van klanten.
De toegemeten ruimte voor één artikel. Het aanzicht van een artikel op het schap. Bijvoorbeeld: twee artikelen naast elkaar geeft een facing van 2. Vijf artikelen naast elkaar geeft een facing van 5.
Staat voor first in, first out. Producten die als eerst zijn binnen gekomen, worden ook als eerste verkocht. Dit gebeurt veel bij versartikelen.
Etalage die aan de achterkant dicht is, zodat de klant vanaf de straat niet in de winkel kan kijken.
Gedeelte van het schap tussen 120 en 180 centimeter hoogte. Dit is een relatief verkoopsterk gedeelte van het schap.
Een gedeelte van de etalage heeft een achterkant en een gedeelte niet. Hierdoor kan een klant een klein beetje vanaf de straat de winkel inkijken.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 76
hotspot
huisstijl
inloopwinkel
inpakken
kassadisplay
kopdisplay
LIFO
marktpositie
nevenactiviteit
niet-criminele derving
ompakken
ooghoogte
opbouwmateriaal
open etalage
preventieve maatregelen
prijskaartjes
prijzen
promotiemateriaal
Het Engelse woord voor brandpunt. Het is een plek in de winkel waar producten anders gepresenteerd worden dan soortgelijke producten in de winkel.
Alles waarmee een bedrijf probeert herkenbaar te zijn voor klanten (bijvoorbeeld naam, logo, kleur, buitenkant van de winkel en winkelinrichting).
Winkel zonder echte etalage waar je binnen pas kunt zien wat er in de winkel te koop is.
Een product van een decoratieve verpakking voorzien.
Op een display kun je een opvallende artikelpresentatie ergens in de winkel maken.
Een einddisplay wordt gebruikt om artikelen op de kop van een schap te presenteren. Op een kopdisplay worden vaak artikelen gepresenteerd die in de aanbieding zijn.
Staat voor last in, first out. Producten die als laatste binnenkomen worden als eerste verkocht.
De plek die een bedrijf heeft in een markt ten opzichte van zijn concurrenten.
Nevenactiviteiten zijn activiteiten of werkzaamheden die je doet naast je hoofdactiviteit.
Het verlies of minder waard worden van producten door andere redenen dan diefstal.
Je haalt eerst de originele verpakking van het product en verpakt het dan opnieuw.
De hoogte waar mensen kijken als ze recht voor zich uit kijken. Dit is een verkoopsterk gedeelte van het schap.
Materiaal dat je gebruikt om een productpresentatie op de bouwen.
Etalage zonder achterkant waardoor iemand die vanaf buiten de etalage inkijken een doorkijk heeft naar de winkel.
Maatregelen die een winkel neemt om diefstal van producten te voorkomen.
Kaartje waarop de prijs van een product staat, eventueel aangevuld met korte productinformatie.
Producten voorzien van een prijs. Je kunt een prijssticker op het product doen of een prijskaart voor het product op het schap plaatsen.
Materiaal dat gebruikt wordt om producten onder de aandacht te brengen bij klanten, zoals bijvoorbeeld posters en flyers.
RETAIL & STYLING 77 Begrippen
reikhoogte
restaureren
Gedeelte van het schap vanaf 180 centimeter hoogte waar een klant met een uitgestoken hand naar reikt. Dit is een verkoopzwak gedeelte van het schap.
Herstellen van een artikelpresentatie. routing Looproute die klanten moeten afleggen in de winkel.
schapdisplay
schapindeling
schappenplan
sfeer
spiegelen
toonbankdisplay
TGT
THT
tweedimensionale compositie
uitpakken
Een artikelpresentatie in het schap dat uitsteekt ten opzichte van andere schappen.
De manier waarop artikelen in een stelling staan.
Plattegrond van de winkel waarop alle schappen staan aangegeven.
Een bepaald gevoel dat mensen ergens van krijgen. Sfeer kan negatief en positief zijn.
Producten met de oudste houdbaarheidsdatum achter in het schap zetten en producten met een jongere houdbaaheidsdatum voor in het schap zetten. De voorste twee rijen staan zo ver mogelijk naar voren in het schap.
Een toonbankdisplay wordt gebruikt om artikelen op de toonbank te presenteren. Je wil de klant hiermee verleiden tot impulsaankopen.
Een TGT-datum staat op zeer bederfelijke producten. De TGTdatum is de laatste dag waarop het nog veilig is om het product te eten.
Een THT-datum staat op producten die niet snel bederven. Na de THT-datum kan de kwaliteit van het product achteruit gaan, maar smaakt het meestal nog goed. Je kunt het dan nog wel veilig eten.
Een compositie die plat is en geen ruimte of diepte inneemt.
Producten uit de verzendverpakking halen.
UVD (uiterste verkoopdatum) Na deze datum mag je het product niet meer verkopen, omdat je de kwaliteit niet meer kunt garanderen.
verkoopsterke zone
verkoopzwakke zone
verpakken
visual merchandising
wanddisplay
winkelhygiëne
Een plek in de winkel waar gemiddeld meer artikelen worden verkocht dan op andere plekken in de winkel.
Een plek in de winkel waar gemiddeld minder artikelen worden verkocht dan op andere plekken in de winkel.
Producten klaarmaken voor verzending. Een goede verpakking zorgt dat de producten goed blijven, bij elkaar blijven en heel op de bestemming aankomen.
Het assortiment van de winkel zo mooi mogelijk presenteren in de winkel.
Een artikelpresentatie tegen een wand of muur.
Zorgen voor een schone en nette winkelomgeving.
RETAIL & STYLING BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten 78
winkelindeling De manier waarop de winkel is ingedeeld, zoals de verkoopzones en de afrekenzone.
winkelinrichting
Verzamelnaam voor alles wat met de inrichitng van de winkel te maken heeft.
RETAIL & STYLING 79 Begrippen
ILLUSTRATIEVERANTWOORDING
Getty Images / AaronAmat 6
Shutterstock / dimbar76 6
Shutterstock / voronaman 6
Getty Images / photographer 6
Shutterstock / sitthiphong 6
Getty Images / Ismagilov 6
Shutterstock / Krakenimages.com 6
Getty Images / Renata Angerami 6
Shutterstock / Creative Lab 7, 62, 63, 64, 65
Getty Images / max-kegfire 8
Getty Images / DmyTo 8
Peter Fitzverploegh 9, 12, 13, 16, 27, 28, 48, 54, 55, 61
Shutterstock / Sorbis 14, 66
Shutterstock / EZ-Stock Studio 14
Shutterstock / BearFotos 14
Shutterstock / Gorodenkoff 14, 37, 50
Shutterstock / Radu Bercan 14
Shutterstock / Peter Zvonar 14
Shutterstock / Husaini Ujang 14
Shutterstock / Branislav Nenin 14
Shutterstock / www.hollandfoto.net 14
Shutterstock / Fotokostic 14
Shutterstock / Benoit Daoust 18
Shutterstock / Hitra 18
Shutterstock / mokjc 18
Shutterstock / Gagarin Iurii 19
Shutterstock / Igor Sokolov (breeze) 20
Shutterstock / Margo Basarab 20
Shutterstock / Nataliia K 20
Shutterstock / DenisMArt 20
Shutterstock / Bohbeh 20
Shutterstock / My Hardy 20
Shutterstock / Miguel Lagoa 20
Shutterstock/ Tatiana Popova 20
Shutterstock / sergarck 20
Shutterstock / Batechenkofff 20
Shutterstock / cfg1978 20
Shutterstock / Martin of Sweden 20
Shutterstock / M. Unal Ozmen 21
Firstchoice.nl 21
Shutterstock / oleksboiko 21
Wikimedia / Donald Trung 21
Shutterstock / Danut Vieru 21
Shutterstock / diplomedia 21, 22
Shutterstock / Maxx-Studio 22
Shutterstock / sripfoto 22
Intratuin.nl 22
Amazon.nl 22
Shutterstock / zentilia 22
Shutterstock / Emilio100 22
Shutterstock / BK foto 22
Shutterstock / milanik 22
Shutterstock / SKT Studio 22
Shutterstock / Laboko 22
Shutterstock / giedre vaitekune 22
Shutterstock / gcafotografia 22
Shutterstock / Claire Adams 22
Shutterstock / Inna Reznik 22
Shutterstock / rvlsoft 22
Shutterstock / Cut_Plot Photoworks 22
Shutterstock / Hsuan Chi Chang 22
Shutterstock / AngieYeoh 23, 36
Shutterstock / NP27 24
Shutterstock / defotoberg 24
ThiemeMeulenhoff 32, 47, 63, 66, 67, 74, 75
Studio Michelangela 33
Shutterstock / Craftemar 35
Allefolders.nl 35
Shutterstock / Master1305 35
Shutterstock / balajisrinivasan 36
Shutterstock / akamakis 36
Shutterstock / Jarretera 36
Shutterstock / OpopO 36 kortingsticker.nl 36
PT-Creations 36
Shutterstock / sylv1rob1 36
Shutterstock / Robinotof 37
Shutterstock / Rawpixel.com 37
Shutterstock / PeopleImages.com - Yuri A 46
Shutterstock / Pedal to the Stock 46
Akonline.nl 47
Shutterstock / O de R 47
Shutterstock / StudioPortoSabbia 47
Shutterstock / Bigmouse108 49
Shutterstock / saiko3p 50
Shutterstock / nurul nadia jaffar 50
Shutterstock / Zapp2Photo 51
Shutterstock / Colleen Michaels 51
Shutterstock / CL-Medien 51
Shutterstock / TY Lim 52, 62
Shutterstock / Gurza 52
Shutterstock / LineTale 52
Shutterstock / PCH.Vector 53
Shutterstock / Chizhovao 54
Shutterstock / FabricioUZ 56
Shutterstock / ifiStudio 56
Shutterstock / Keith Homan 56
Shutterstock / klyaksun 56
Marjolein Luiken 57, 58, 72, 73
Shutterstock / HappyPictures 58
Shutterstock / Altagracia Art 58
Shutterstock / Peter Braakmann 59
Shutterstock / Jene Smu 59
Shutterstock / Rudchenko Liliia 62, 68
Shutterstock / zhu difeng 62, 63
Shutterstock / Hadrian 63
Shutterstock / macondo 64
Shutterstock / ZONABIANCA 64
Shutterstock / Joseph Sohm 65
Shutterstock / Sergey Bezgodov 65
Shutterstock / Martin Good 65
Shutterstock / BY-_-BY 66
Shutterstock / Kiev.Victor 66
Shutterstock / wk1003mike 70
Shutterstock / Aleksandrkozak 70
Shutterstock / Mike_shots 70
Shutterstock / darksoul72 71
Shutterstock / Oleinik Iuliia 71
80