A 1
werkboek vmbo-b(k) aardrijkskunde voor
de onderbouw
W.B. ten Brinke e.a.
A 1
werkboek vmbo-b(k) aardrijkskunde voor
de onderbouw
Auteurs drs. W.B. ten Brinke drs. Chr. de Jong L. Metselaar drs. T.G. Peenstra drs. M.W. van Veen G.J. Verhey Redactie drs. D. Ariaens drs. J.H. Bulthuis A.M. Peters
2
Methodeoverzicht
Colofon
978 90 06 43827 7
basisboek
De Geo werkboek 1 vmbo-b(k) is een onderdeel van de
978 90 06 43821 5
lesboek 1 vwo
van deze methode zijn prof. dr. R. Tamsma, H. Dragt en
978 90 06 43822 2
werkboek 1vwo
W.A. Hofland (sinds 1968) en J. Bos en dr. J. Hofker (sinds 1970).
978 90 06 43823 9
lesboek 2 vwo
978 90 06 43824 6
werkboek 2 vwo
Vormgeving
978 90 06 43825 3
lesboek 3 vwo
HollandseWerken / Marc Freriks, Zwolle
978 90 06 43826 0
werkboek 3 vwo
aardrijkskundemethode De Geo Geordend. De grondleggers
Opmaak 978 90 06 43815 4
lesboek 1 havo/vwo
978 90 06 43816 1
werkboek 1 havo/vwo
DeltaHage bv, Den Haag
978 90 06 43817 8
lesboek 2 havo/vwo
Cartografisch tekenwerk en grafieken
978 90 06 43818 5
werkboek 2 havo/vwo
EMK, www.emk.nl
978 90 06 43819 2
lesboek 3 havo/vwo
978 90 06 43820 8
werkboek 3 havo/vwo
Bureauredactie Text & Support / Marjon Koolen, Beusichem
978 90 06 43811 6
lesboek 1 vmbo-t/havo
978 90 06 43812 3
werkboek 1 vmbo-t/havo
978 90 06 43813 0
lesboek 2 vmbo-t/havo
978 90 06 43814 7
werkboek 2 vmbo-t/havo
978 90 06 43807 9
lesboek 1 vmbo-kgt
978 90 06 43808 6
werkboek 1 vmbo-kgt
978 90 06 43809 3
lesboek 2 vmbo-kgt
978 90 06 43810 9
werkboek 2 vmbo-kgt
978 90 06 43803 1
lesboek 1 vmbo-b(k)
978 90 06 43804 8
werkboek 1 vmbo-b(k)
978 90 06 43805 5
lesboek 2 vmbo-b(k)
978 90 06 43806 2
werkboek 2 vmbo-b(k)
Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze educatieve oplossingen: www.thiememeulenhoff.nl of via de Klantenservice 088 800 20 15
online-arrangement
www.degeo-online.nl
ISBN 978 90 06 43850 5 Negende editie, eerste druk, tweede oplage 2014
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff is dé educatieve mediaspecialist en levert educatieve oplossingen voor het Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs en Hoger Onderwijs. Deze oplossingen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de onderwijsmarkt en dragen bij aan verbeterde leeropbrengsten en individuele talentontwikkeling. ThiemeMeulenhoff haalt het beste uit élke leerling.
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
3
Inhoud
Inhoud 1
4
Start 4 §1 Vancouver in beeld 5 §2 Canada: een enorm land 8 §3 Canada in de atlas 12 §4 Canada: land in het noorden van de aardbol 15 Anders actief • Zoom in: Isla Bonita 19 • Keuzemenu 20 21 Finish
2
3
4
Canada: dichtbij en veraf
Steden in je eigen omgeving
23
Start §1 Steden in Nederland §2 Hoe wonen mensen in de stad? §3 Stad en land §4 De stad verandert Anders actief • Zoom in: Zoom in op Kralendijk • Keuzemenu Finish
23 24 28 32 35
Landschappen in Afrika
43
Start §1 Tropisch regenwoud in Afrika §2 Leven in de savanne en de steppe §3 De Sahara: een enorme woestijn §4 Bronnen: Weer en klimaat, overal anders Anders actief • Zoom in: Zoom in en uit met Google Maps • Keuzemenu Finish
43 44 47 50 53
India: land van verschillen
62
Start §1 India: een wereld op zich §2 Stad en platteland in India §3 Ontwikkeling naar een wereldmacht §4 Bronnen: Verschillen binnen India Anders actief • Zoom in: Zelfbouwwijken in Mumbai • Keuzemenu Finish
62 63 66 69 72
39 40 41
57 58 60
75 76 78
4
Canada: dichtbij en veraf
Start
Canada: dichtbij en veraf 2
Hoofdvraag Hoe gebruik je kaarten om meer te weten te komen over Canada?
Deelvragen §1 – Waarvoor gebruik je kaarten? – Wat heb je nodig om een kaart te kunnen lezen? §2 – Wat is inzoomen en uitzoomen? – Hoe meet je de absolute en de relatieve afstand? – Welke soorten landschappen bestaan er? §3 – Hoe werk je met de atlas? – Welke soorten kaarten zijn er? – Waar wonen mensen in Canada? §4 – Waarom wonen mensen waar ze wonen? – Wat is lengte- en breedteligging?
1 Lees de hoofd- en deelvragen hierboven. a Bij aardrijkskunde gebruik je vaak kaarten. Welke kaart heb jij weleens gebruikt?
b Waarvoor gebruikte je die kaart? Kruis je antwoord(en) aan. O Om een plaats of land op te zoeken. O Om een route te bekijken. O Om te kijken hoe ver twee plaatsen van elkaar af liggen. O Om een andere reden, namelijk
In dit hoofdstuk staat Canada centraal. Schrijf twee dingen op waaraan je denkt bij het land Canada. 1 2 3 Lees het verhaal in de Start in je lesboek en bekijk de foto. a Beschrijf kort hoe het landschap rond Vancouver eruitziet.
b Wat is er anders in het landschap bij de stad Calgary?
4 Lees nog een keer de tekst uit de Start in je lesboek. a Welke natuur die je rond Vancouver hebt, kun je ook in Nederland vinden?
b Welke natuur is er in Nederland niet?
5 a Zou jij zelf in Vancouver willen wonen? Ja / Nee b Leg je antwoord uit.
1
§1
5
Vancouver in beeld
1 Vancouver in beeld
§
1 Lees Leren over gebieden in je lesboek. a Aardrijkskunde gaat over gebieden. Wat is een gebied?
b Geef vier voorbeelden van een gebied. 1
2
3
4
titel
•
noordpijl
•
legenda
•
schaal
•
4
c Vul de juiste woorden in. Kies uit: kaarten – waar – gebieden – mensen.
• Je kunt uitrekenen hoe ver plaatsen in het echt van elkaar af liggen. • Je kunt zien wat de betekenis van kleuren en symbolen is. Je kunt zien over welk gebied en • welk onderwerp de kaart gaat. • Je kunt zien waar het noorden is.
Bekijk figuur 2 in je lesboek.
a Wat is de titel van de kaart?
Bij aardrijkskunde leer je over Je wilt graag dingen weten. Bijvoorbeeld iets is en waarom het juist daar is. Of waar
wonen en waarom
die daar wonen. Om daarachter te komen, gebruik je 2 Lees nogmaals Leren over gebieden in je lesboek en bekijk figuur 1 en 2. a Zijn de uitspraken waar of niet waar? Zet een kruisje in het juiste rondje. Juist Onjuist Vancouver ligt in een droog gebied. O O Alle mensen wonen er in flats. O O Vancouver is een grote stad. O O Vancouver ligt vlak bij bergen. O O Vancouver is een arme stad. O O b Je wilt weten waar in Vancouver veel kinderen wonen. Je gebruikt een foto van Vancouver. Is dat handig? Ja / Nee c Leg je antwoord uit.
b Waar ligt het vliegveld? Kruis het goede antwoord aan. O In het noorden van Vancouver. O In het oosten van Vancouver. O In het zuiden van Vancouver. O In het westen van Vancouver. c Hoeveel havengebieden heeft Vancouver? d Welke kleur hebben de woongebieden in de kaart?
5 Lees nogmaals Hoe lees je een kaart? in je lesboek. a Vul het juiste getal in. Kies uit: 1 – 100 – 1.000 – 100.000. 1 meter = 1 kilometer =
meter
1 kilometer =
centimeter
10.000 centimeter = 100.000 centimeter =
3 Lees Hoe lees je een kaart? in je lesboek. Om een kaart te kunnen lezen, heb je vier dingen nodig. Wat hoort bij elkaar? Trek lijnen.
centimeter
meter kilometer
b Vul W1 in. Kijk eerst naar het voorbeeld. Schaal 1 : 500.000 1 centimeter op de kaart = 500.000 centimeter. Dat is 5.000 meter of 5 kilometer. c Vul het ezelsbruggetje hieronder in. Gebruik vraag 5a en 5b. Als je van centimeters naar meters gaat, streep je nullen weg. Als je van centimeters naar kilometers gaat, streep je
nullen weg.
6
Canada: dichtbij en veraf
W1
Oefenen met de schaal.
schaal 1 : 100.000 centimeter
1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid. Dat is
meter of
kilometer. schaal 1 : 300.000
d Teken met een rode kleur de route van Samantha’s huis naar het winkelcentrum. Ga zo veel mogelijk over hoofdwegen. Kleur ook de legenda. e Samantha’s broertje Thomas zit op een basisschool in de buurt. Teken met een blauwe kleur de route van hun huis naar de school van Thomas. Kleur ook de legenda. 8
centimeter
1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid. Dat is
1
meter of
kilometer.
1: b 1 centimeter op de kaart is in het echt
schaal 1 : 50.000 1 centimeter op de kaart is
a Wat is de schaal van de kaart van W2?
centimeter. Dat is meter in
werkelijkheid.
c Meet hoeveel centimeter de route is van Samantha’s huis naar het winkelcentrum: centimeter.
schaal 1 : 250.000 1 centimeter op de kaart is
meter.
kilometer
in werkelijkheid.
6 Bekijk figuur 3 en 4 in je lesboek. a De jachthaven ligt tegen Portside Park aan. Vanaf welke kant op de plattegrond is de foto van figuur 4 genomen? Kruis aan. O Vanaf de linkerkant. O Vanaf de bovenkant. O Vanaf de rechterkant. O Vanaf de onderkant. b De plattegrond van figuur 3 is ingezoomd / uitgezoomd op Vancouver. c Er staat geen schaal in de plattegrond. Welke schaal past het beste, denk je? Kruis aan. O 1 : 20.000 O 1 : 2.000.000 O 1 : 200.000 O 1 : 20.000.000
7 Lees achter in je lesboek vaardigheid 12 Kaartlezen. a In kaart W2 zie je waar Samantha woont in Langley. Bedenk een titel voor de kaart en schrijf die op de invullijn achter W2. b Teken een noordpijl op deze kaart. c Kleur de hoofdwegen in de kaart geel. Kleur ook de legenda.
d Hoeveel meter is dat in het echt? W2
meter.
§1
7
Vancouver in beeld
Anders actief
9
Wat moet je leren?
Teken op schaal een plattegrond van je slaapkamer of het klaslokaal. Gebruik een makkelijke schaal, bijvoorbeeld 1 : 50 (1 centimeter op de kaart is 50 centimeter in werkelijkheid.) Zorg ervoor dat alle onderdelen op de kaart staan: titel, legenda, schaal en noordpijl.
LB • waarvoor je kaarten bij aardrijkskunde gebruikt • hoe je kaarten leest en welke vier dingen daarvoor belangrijk zijn • hoe je werkt met de schaal
WB
Herhaling
• hoe je afstanden uitrekent met behulp van de schaal • W3: het uittreksel
10 Maak het uittreksel in W3 af. W3
V
Uittreksel §1.
• 12 Kaartlezen
Leren over gebieden
Begrippen gebied, kaart, kaartlezen, legenda, noordpijl, schaal, titel
u Gebied =
Twee vragen bij aardrijkskunde over gebieden:
www.degeo-online.nl
1
?
2
?
Een
= verkleinde
tekening van een Hoe lees je een kaart? zijn vier
u Voor dingen belangrijk:
1
2
3
: geeft uitleg over de en
betekenis van
: hoeveel het gebied
4
op de kaart is verkleind. Omrekenen van centimeters naar kilometers:
nullen wegstrepen.
8
Canada: dichtbij en veraf
1
2 Canada: een enorm land
§
1 Lees Kaarten van grote gebieden en Kaarten van kleine gebieden in je lesboek.
2 Bekijk figuur 5 in je lesboek.
a Streep steeds het foute woord door. Als je van kaart W4A naar kaart W4B gaat, ben je aan het inzoomen / uitzoomen. Als je van kaart W4D naar kaart W4B gaat, ben je aan het inzoomen / uitzoomen. b Bekijk de kaarten W4A tot en met W4D nog eens goed. Vul in: W4A – W4B – W4C – W4D. Het grootste gebied zie je op kaart
.
De meeste details zie je op kaart
.
Het kleinste gebied zie je op kaart
.
De minste details zie je op kaart
.
c Je wilt een aantal dingen weten. Vul steeds in welke kaart je dan het beste kunt gebruiken. Kies uit: W4A – W4B – W4C – W4D. – de afstand tussen Langley en Vancouver: kaart – de ligging van Vancouver in Canada: kaart – de afstand tussen Vancouver en Calgary:
Schrijf de nummers, letters en Romeinse cijfers van de plaatsen, buurlanden en zeeën op de juiste plaats in W4C. Gebruik de atlas. Plaatsen 1 Vancouver 2 Toronto 3 Montréal 4 Calgary
5 6 7 8
Buurlanden A Verenigde Staten B Alaska C Groenland
Zeeën I Atlantische Oceaan II Grote Oceaan III Hudsonbaai
3 Lees achter in je lesboek vaardigheid 7 Inzoomen en uitzoomen. a Kaart W4A is een stukje van kaart W4B. Waar ligt kaart W4A in kaart W4B? Teken daar een vierkantje. Zet er W4A bij. b Kaart W4B is een stukje van kaart W4C. Waar ligt kaart W4B in kaart W4C? Teken daar een vierkantje. Zet er W4B bij. c Kaart W4C is een stukje van kaart W4D. Waar ligt kaart W4C in kaart W4D? Teken daar een vierkantje. Zet er W4C bij.
kaart d Dicht bij Vancouver ligt de vulkaan Mount Baker. Op welke kaart zie je de vulkaan? Kaart e Meet met je liniaal de afstand tussen Langley en Mount Baker. Dat is
centimeter.
f Wat is de echte afstand tussen Langley en Mount Baker?
kilometer.
Ottawa Edmonton Québec City Winnipeg
W4A Inzoomen en uitzoomen.
§2 § 2
9
Canada: een enorm land
W4B Inzoomen en uitzoomen.
W4C Inzoomen en uitzoomen. C
0
500
1.000 km
1 : 60.000.000
W4D Inzoomen en uitzoomen.
4 Lees Enorme afstanden in je lesboek. a Vul de juiste woorden in. Je mag woorden twee keer gebruiken. Kies uit: relatieve – kilometers – absolute – reistijd – kosten. De afstand die je langs een rechte lijn meet, is de afstand. of
De afstand in is de De CANADA Vancouver
afstand. afstand kan verschillen.
b Wanneer wordt de relatieve afstand groter? Kruis de goede antwoorden aan. O Op een rechte weg. O In een snel vervoermiddel. O In een langzaam vervoermiddel. O Op een bochtige weg. O Als er file is. O Op een weg waar je hard mag rijden. O Op een weg waar je langzaam mag rijden. O Bij een wegomlegging.
10
Canada: dichtbij en veraf
5 Lees nog een keer Enorme afstanden in je lesboek en gebruik figuur 7. Vul de juiste getallen in. Ga ervan uit dat je met de auto gaat. a De absolute afstand tussen Vancouver en Halifax is
W6
1
Natuurlijke en inrichtingselementen.
Natuurlijk element
Inrichtingselement
kilometer. De relatieve afstand is
uur.
b De absolute afstand tussen Vancouver en Inuvik is kilometer. De relatieve afstand is
uur.
c Vanuit Vancouver is Halifax ongeveer twee keer zo ver weg als Inuvik. Maar de afstand in reistijd is bijna hetzelfde. Hoe komt dat, denk je?
c Welke twee inrichtingselementen zie je in figuur 8? 1 2 7
6 Lees Landschappen in Canada en bekijk figuur 6 en 8. a Vul W5 in. W5
Kenmerken van landschappen.
Natuurlandschap
Ingericht landschap
Hoe is het ontstaan?
Anders actief
a Teken op een los vel papier een natuurlandschap. Hierin moet je minstens vier verschillende natuurlijke elementen tekenen. b Teken nu hetzelfde landschap, maar dan wanneer het ingericht is door mensen. Teken minstens vier verschillende inrichtingselementen.
Herhaling 8 Gebruik de foto’s van hoofdstuk 1. a Zet de foto’s op volgorde: van niet-ingericht naar meest ingericht. figuur 1, figuur 6, figuur 8, figuur 10, figuur 16
Wat vind je er?
b Op welke foto zie je een weg die ervoor zorgt dat de relatieve afstand groot wordt?
b Zet de volgende elementen in de juiste kolom in W6. kanaal – park – strand – rivier – spoorlijn – skipiste – snelweg – akker
§2
11
Canada: een enorm land
9 Maak het uittreksel in W7 af.
Wat moet je leren? W7
Uittreksel §2.
LB
Kaarten van grote gebieden
De werkelijkheid wordt steeds meer
• wat het verschil is tussen inzoomen en uitzoomen • wat het verschil is tussen de absolute afstand en de relatieve afstand • welke verschillende landschappen in Canada voorkomen
Kaarten van kleine gebieden
WB
= van een klein
u
gebied naar een groter gebied gaan.
= van een groot
u
gebied naar een kleiner gebied gaan. De kaart lijkt steeds meer / minder op de werkelijkheid.
V • 7 Inzoomen en uitzoomen
Je ziet Enorme afstanden u Canada is
keer groter dan Nederland.
Afstand in een rechte lijn =
Deze afstand kan Landschappen in Canada u Twee soorten landschappen: : er zijn alleen natuurlijke elementen. Voorbeeld: : er zijn
inrichtingselementen. Voorbeeld:
Begrippen absolute afstand, ingericht landschap, inrichtingselement, inzoomen, natuurlandschap, natuurlijk element, relatieve afstand, uitzoomen www.degeo-online.nl
Afstand in reistijd of kosten =
• opdracht 2: de topografie van Canada • W7: het uittreksel
12
Canada: dichtbij en veraf
1
3 Canada in de atlas
§
1 Lees Werken met de atlas in je lesboek. Wat hoort bij elkaar? Trek lijnen. bladwijzer
•
namenregister
•
zaakregister
•
inhoud
•
legenda
•
• Je zoekt een kaart over een bepaald onderwerp. • Je wilt weten wat een symbool of naam op een kaart betekent. • Je zoekt een plaats waarvan je weet waar hij ongeveer ligt. • Je zoekt een kaart waarvan je de titel weet. • Je zoekt een plaats waarvan je de naam weet.
2 Gebruik de atlas. Zoek de bladwijzer voor in de atlas. Schrijf het kaartnummer op van Noord-Nederland
W8
Waar vind je de plaatsen in de atlas?
Plaats
Bladzijde(n) in de atlas
Vak(ken) op de kaart
Mumbai Ankara Amsterdam Khartoum Kawasaki
4 Gebruik de atlas. Ga naar de algemene inhoud voor in de atlas. a Blader door de algemene inhoud. Wat is de juiste volgorde van de kaarten? Kruis het goede antwoord aan. O Van dichtbij naar veraf. O Van veraf naar dichtbij. b Zoek bij het gebied De aarde de kaart De aarde staatkundig. Dat is kaartnummer
3 Gebruik de atlas. a Zet de volgende steden in alfabetische volgorde: Brussel, Vancouver, Breda, New York.
c Schrijf drie landen op die net als Canada erg groot zijn. 1 2 3
b Ga in de atlas naar het namenregister. Zoek bij de S de stad Saskatoon op. Achter de naam staat: c Blader naar kaart 98. Tip: Zoek boven aan de kaart de vakken E1-F1. Zoek aan de zijkant van de kaart vak nummer 1. Zo kun je het juiste vak vinden.
5 Lees Soorten kaarten in je lesboek en gebruik figuur 5 en 12. a Wat hoort bij elkaar? Trek lijnen. overzichtskaart
•
thematische kaart
•
In welk land ligt Saskatoon? d Vul W8 in.
• Je wilt weten waar Vancouver ligt. • Je wilt weten hoeveel regen er in een bepaald gebied valt.
b Figuur 5 is een
kaart.
c Figuur 12 is een
kaart.
§3
13
Canada in de atlas
6 Lees Bevolkingsdichtheid in je lesboek en bekijk figuur 12. a Wat betekent bevolkingsdichtheid? O Hoeveel mensen gemiddeld in een stad wonen. O Hoeveel mensen gemiddeld in een land wonen. O Hoeveel mensen ergens gemiddeld per vierkante kilometer wonen. b De bevolkingsdichtheid (inw/km2) bereken je door het aantal inwoners te delen door de oppervlakte van een gebied. In een som ziet dat er zo uit. bevolkingsdichtheid (inw/km2) =
aantal inwoners oppervlakte
Canada heeft een oppervlakte van 9.000.000 km2. Er wonen ongeveer 35.000.000 mensen. Bereken de bevolkingsdichtheid van Canada. 35.000.000 9.000.000 =
inw/km2
7 a De oppervlakte van Nederland is 34.000 vierkante kilometer. In Nederland wonen 16.700.000 mensen. De bevolkingsdichtheid in Nederland is dus inwoners per vierkante kilometer. b Streep het foute woord door. De bevolkingsdichtheid in Nederland is hoger / lager dan die in Canada. c Streep het foute woord door. Je vindt meer ingerichte landschappen in Canada / Nederland. d Waardoor zijn er meer ingerichte landschappen in Canada of Nederland? Kijk naar je antwoord op vraag c. O Doordat er in Canada meer ruimte voor wegen en spoorlijnen is. O Doordat er in Nederland meer ruimte voor wegen en spoorlijnen is. O Doordat er in Canada meer ruimte voor natuur is. O Doordat er in Nederland meer ruimte voor natuur is.
8 Gebruik de atlas. Ga in de atlas naar het zaakregister. a Zoek onder Bevolking naar het trefwoord Aarde. Op welke kaart staat de bevolkingsdichtheid van de aarde? Op kaart b Zoek de kaart op. Wat is de bevolkingsdichtheid van het grootste deel van Canada? Kruis het goede antwoord aan. O Minder dan 1 inwoner per vierkante kilometer. O 1 - 10 inwoners per vierkante kilometer. O 10 - 50 inwoners per vierkante kilometer. O 50 - 100 inwoners per vierkante kilometer. O 100 - 200 inwoners per vierkante kilometer. O Meer dan 200 inwoners per vierkante kilometer. c Welk land heeft ook voor het grootste deel deze bevolkingsdichtheid? Kruis het goede antwoord aan. O India. O Mexico. O Turkije. O Australië. 9 Gebruik de atlas. a Zoek in de atlas de kaart De aarde - Cultuur, B Officiële landstalen. Wat is het nummer van deze kaart? b Welke twee talen worden in Canada gesproken? Omcirkel de goede antwoorden. Frans / Spaans / Nederlands / Italiaans / Engels c In welke landen worden ook twee talen gesproken? Omcirkel de goede antwoorden. Suriname / Brazilië / Australië / Zuid-Afrika / Verenigde Staten / India d Zoek met het zaakregister de kaart over levensomstandigheden in de wereld. Dit is kaart e Omcirkel het goede antwoord. De levensomstandigheden in Canada zijn goed / matig / slecht. 10
Anders actief
Sla de atlas open bij het namenregister. Maak een lijstje van vijf steden waarvan je niet weet in welke landen ze liggen. Geef het lijstje aan twee klasgenoten. Wie heeft het snelst uitgezocht in welke landen de steden liggen?
14
Canada: dichtbij en veraf
W9
Herhaling
1
Uittreksel §3.
Werken met de atlas 11 Bekijk figuur 9 in je lesboek. Lees achter in je lesboek vaardigheid 15 Werken met de atlas. Wat zie je in figuur 9A, 9B, 9C, 9D en 9E? Kies uit legenda – namenregister – zaakregister – bladwijzer – inhoud.
u Een
atlas =
Kaart met verwijzingen naar pagina’s =
Lijst met alle plaatsnamen =
9A = Lijst met alle onderwerpen =
9B = 9C = 9D =
Lijst met titels van alle kaarten =
9E =
Lijst met uitleg over symbolen en kleuren =
12 Maak het uittreksel in W9 af.
Wat moet je leren? LB • de manieren waarop je kaarten in de atlas kunt opzoeken • welke soorten kaarten er zijn • wat bevolkingsdichtheid is en hoe je die kunt berekenen
Soorten kaarten u Twee soorten kaarten: kaarten geven een
overzicht van een gebied.
kaarten gaan over één
onderwerp, zoals Bevolkingsdichtheid u Bevolkingsdichtheid
=
WB • opdracht 6: hoe je de bevolkingsdichtheid berekent • W9: het uittreksel
Hoge bevolkingsdichtheid in het van Canada. Lage bevolkingsdichtheid in het van Canada.
V • 15 Werken met de atlas Begrippen atlas, bevolkingsdichtheid, dichtbevolkt, overzichtskaart, thematische kaart www.degeo-online.nl
§4
15
Canada: land in het noorden van de aardbol
4 Canada: land in het noorden van de aardbol
§
1 Lees Breedteligging in je lesboek en bekijk figuur 13, 15 en 17.
W11 Breedteligging van vijf steden.
a Zet de volgende woorden op de juiste plaats in W10: noordelijk halfrond – zuidelijk halfrond – N.B. – Z.B. – evenaar. b Bekijk de foto’s. Streep de foute woorden door. Op de evenaar is het warm / koud. Op 90° N.B. is het warm / koud. c Kleur in W11 het noordelijk halfrond rood en het zuidelijk halfrond geel. d Schrijf de breedteligging van de plaatsen in W11 op. Schrijf erbij of het N.B. of Z.B. is. New York Madrid Paramaribo Porto Alegre Durban e Welke stad ligt het dichtst bij de evenaar? Kruis het goede antwoord aan. O New York. O Madrid. O Paramaribo. O Porto Alegre. O Durban. W10 Breedteligging.
f Welke van deze steden ligt op bijna dezelfde breedte als New York?
2 Lees Lengteligging in je lesboek en bekijk figuur 14. a Kleur de nulmeridiaan in W12 groen. b Kleur het westelijk halfrond blauw en het oostelijk halfrond oranje. c Vul de lengteligging van de plaatsen in W12 in. Zet erbij of het om O.L. of W.L. gaat.
0
90 ..........................
............................................ ............................................
New York Madrid Paramaribo Porto Alegre
............................................ ............................................
90
0
..........................
Durban
16
W12 Lengteligging van vijf steden.
Canada: dichtbij en veraf
1
W13 Jaarlijkse neerslag in Canada. 0
250
500 km
1 : 40.000.000
1
1 2
1
2
3 2 4
d Je weet nu de precieze ligging van de plaatsen uit W11 en W12. Kijk naar het voorbeeld. New York: 41째 N.B., 76 째 W.L. Vul dit ook van de andere steden in.
3
3
1
4
1 geel
minder dan 400
3 lichtblauw
2 oranje
400 - 800
4 donkerblauw meer dan 1.200
800 - 1.200
W14 Gemiddelde jaartemperatuur in Canada. 0
250
500 km
1 : 40.000.000
Madrid Paramaribo Porto Alegre
1
Durban 1
2
3 a Wat voor soort kaart is W13? Kruis het goede antwoord aan. O Een overzichtskaart. O Een thematische kaart. b De kaart is nog niet af. Kleur W13 in. Gebruik de kleuren die je in de legenda ziet. Kleur ook de legenda. c In welke drie gebieden valt de meeste neerslag? Kruis de goede antwoorden aan. O In de noordelijke kustgebieden. O In de westelijke kustgebieden. O In de oostelijke kustgebieden. O In het binnenland. O In de Rocky Mountains.
4
3
2 3
1 geel
zeer laag
2 oranje laag
3 rood
gemiddeld
4 paars
hoog
4 a Kleur de legenda en de kaart van W14. Gebruik de kleuren die in de legenda staan.
§4
17
Canada: land in het noorden van de aardbol
b Streep het foute woord door. Hoe verder je in Canada naar het noorden gaat, hoe warmer / kouder het wordt. 5 Bekijk nogmaals figuur 12 in §3 in je lesboek en lees vaardigheid 9 Verbanden leggen en verklaren achter in je lesboek. Gebruik W13 en W14. a Streep de foute woorden door. De bevolkingsdichtheid is hoog in gebieden waar veel / weinig neerslag valt en de jaartemperatuur hoog / laag is. b De meeste Canadezen wonen in het zuiden. Welke verklaring heb je daarvoor in opdracht 3 en 4 gevonden?
6 Lees Het is drukker in het zuiden in je lesboek. Vul de zinnen aan. Mensen wonen graag in een gebied dat vruchtbaar is, omdat
Mensen wonen graag in steden, omdat
b Samantha en haar familie skiën weleens in de bergen bij de stad Banff. Ze overnachten er in een hotel en eten in restaurants. Bedenk nog vier beroepen die je in Banff vindt door het toerisme. Bijvoorbeeld: ober. 2
1
83 Lees nog een keer Het is 4 drukker in het zuiden in je lesboek. Vul de zinnen aan. In het noorden van Canada is geen landbouw mogelijk, want
Er wonen toch mensen, want
9
Anders actief
Welke woorden horen bij de breedteligging en welke bij de lengteligging? Zet ze in de juiste kolom in W15. Kies uit: nulmeridiaan – Z.B. en N.B. – Zuidpool – O.L. en W.L. – westelijk halfrond – noordelijk halfrond – oostelijk halfrond – evenaar – zuidelijk halfrond – Noordpool. W15 Kenmerken van breedte- en lengteligging.
Breedteligging
7 Lees en bekijk figuur 16 in je lesboek. a Waarom wonen er weinig mensen in de bergen? Kruis de drie juiste antwoorden aan. O Er is weinig ruimte om te wonen. O Het is er gevaarlijk. O Er is weinig werk. O Je kunt er moeilijk komen. O Er is helemaal geen werk.
Lengteligging
18
Canada: dichtbij en veraf
Herhaling 10 Waar wonen mensen? Welke kenmerken zorgen ervoor dat er veel mensen in een gebied gaan wonen? Kruis de goede antwoorden aan. O Er zijn bergen. O Het land is vlak. O Er is landbouw mogelijk. O Er is geen landbouw mogelijk. O Er valt veel regen. O Er valt geen regen. O Het is er heet. O Het is er koud. O Er is veel werk. O Er is geen werk. O De bereikbaarheid is goed. O De bereikbaarheid is slecht.
1
11 Maak het uittreksel in W14 af. W16 Uittreksel §4.
Breedteligging : denkbeeldige lijn
u
tussen Noordpool en Zuidpool. verdeelt de aarde in
De
halfrond en
een
halfrond.
een Afstand tot de evenaar =
De afstand meet je in Lengteligging u De lijn van de Noordpool naar de Zuidpool is de Deze verdeelt de
Wat moet je leren?
LB
halfrond en
aarde in een
halfrond.
een
• hoe je de ligging van plaatsen op aarde met de lengteligging en de breedteligging weergeeft • waarom de meeste Canadezen in het zuiden van Canada wonen
Afstand tot nulmeridiaan =
WB
Het is drukker in het zuiden
• W13: In welke gebieden mensen gaan wonen • W14: het uittreksel V • 9 Verbanden leggen en verklaren Begrippen aardas, breedteligging, evenaar, lengteligging, noordelijk halfrond, nulmeridiaan, oostelijk halfrond, westelijk halfrond, zuidelijk halfrond www.degeo-online.nl
Dit is een getal tussen
u Canadezen
en
wonen vooral in het
Daar is het land
en is er goed.
Het Het noorden is
, waardoor
mogelijk is. Ook in de wonen
°.
mensen.
niet
19
Anders actief | Zoom in
A Zoom in Isla Bonita In deze Zoom in maak je een kaart van Isla Bonita. Daarvoor gebruik je de aanwijzingen uit je lesboek en uit het werkboek. Maar natuurlijk gebruik je ook je eigen fantasie. 1 a Lees de tekst van de Zoom in in je lesboek en bekijk de bronnen 1 en 2. Je weet nu hoe het eiland er ongeveer uitziet. b Teken op een leeg papier de omtrek van het eiland. Gebruik hiervoor een makkelijke schaal. Bijvoorbeeld 1 centimeter = 1.000 meter = 1 kilometer. Het eiland past zo goed op een A4-vel (in de lengte). c Teken de bergen in het midden van het eiland, van de westkust naar de oostkust. Je mag zelf bedenken hoe je dat doet. Teken ook de rivieren. d Teken in het zuidoosten een baai. Dat is een ronde inham van de zee in het land. Aan deze baai ligt Tesorería. 2 a Teken de kaart verder. Gebruik kleuren, lijnen en symbolen. Denk eraan dat alle plaatsen bereikbaar moeten zijn. Daar waar bergen zijn, is de weg erg bochtig. Volg daarbij alle aanwijzingen uit je lesboek: – Tesorería met de nieuwe wijken, de hotels en restaurants en het strand – Palmera – de weg van Tesorería naar Palmera met de bergen en bossen – de vlakke delen van het eiland met landbouw en rechte wegen – het kasteel van Tesorería – de palmstranden langs de oostkust – het pretpark bij Palmera – het oude vissersdorpje langs de westkust – het natuurpark in de bergen b Bedenk welke elementen je nog wilt toevoegen op de kaart en teken die. Denk bijvoorbeeld aan het strand, vuurtorens of een vliegveld. Gebruik ook hiervoor kleuren, lijnen en symbolen.
3 a Teken de legenda in een hoek van de kaart. Zorg ervoor dat je alle kleuren, lijnen en symbolen in de legenda uitlegt. b Welke drie dingen staan behalve de legenda ook altijd op een kaart? 1 legenda 2 3 4 c Zorg ervoor dat deze dingen op jouw kaart te zien zijn. 4 a De weg tussen Palmera en Tesorería gaat door de bergen. Deze weg is erg bochtig. Daarom wordt er een lange tunnel door de bergen aangelegd. Teken die tunnel met een stippellijn. b Streep de foute woorden door. Wat gebeurt hierdoor met de afstanden tussen Palmera en Tesorería? – De absolute afstand wordt langer / blijft hetzelfde / wordt korter. – De relatieve afstand wordt korter / blijft hetzelfde / wordt langer. 5 Gebruik de atlas. a Frank zegt: ‘Isla Bonita ligt op de wereld op 70 graden N.B.’ ‘Nee,’ zegt Ilse, ‘het is 7 graden Z.B.’ Waarom heeft Ilse gelijk? Tip: Denk aan de temperatuur.
b Bekijk W12 in §4. Isla Bonita ligt op 30 graden W.L. In welke oceaan ligt het eiland?
20
Canada: dichtbij en veraf
1
A Keuzemenu A Hoe laat is het in Vancouver? In dit menu leer je waardoor er overal op aarde andere tijden zijn. Ga naar www.degeo-online.nl en maak de opdracht die daar staat.
B Mijn route naar school Lees de tekst van menu B in je lesboek. In deze opdracht maak je een kaart van jouw route van huis naar school. 1 Zoek een kaart waar jouw huis en school op staan. Maak er een kopie of een print van. 2 Zet bij je huis een rode stip en bij je school een blauwe. 3 Teken met een rode kleur de route van je huis naar school. 4 Teken langs jouw route een paar herkenningspunten, bijvoorbeeld een benzinestation, een ziekenhuis, een theater of het huis van je oma. 5 Schrijf de schaal op de kaart. 6 Bereken met behulp van de schaal hoeveel kilometer (of meter) jouw route is. Schrijf onder aan de kaart ‘Van mijn huis naar school is het ongeveer kilometer of
E Dagje Amsterdam Lees de tekst van keuzemenu E in je lesboek. Je staat voor het Centraal Station in Amsterdam. Je wilt naar het Anne Frankhuis. Hoe kun je daar het beste naartoe gaan? Dat ga je uitzoeken. 1 Bekijk bron 6 in je lesboek. 2 Wat betekent de M in de kaart? Kruis het goede antwoord aan. O Dat is een metrostation. O Daar is een McDonald’s. 3 Wat betekenen de blauwe rondjes in de kaart? Kruis het goede antwoord aan. O Dat zijn bezienswaardigheden. O Dat zijn tramhaltes. 4 W17 is een zwart-wit kopie van bron 6. Kleur in W17: – het station geel – het Anne Frankhuis rood 5 Op welke manier kun je met het openbaar vervoer bij het Anne Frankhuis komen? Kruis de goede antwoorden aan. O Met de metro. O Met de bus. O Met de tram.
meter.’
7 Maak een legenda. 8 Teken een noordpijl en zet een titel boven de kaart. 9 Maak je kaart nog mooier! Wat kom je onderweg tegen? Maak er foto’s van en plak die bij de kaart.
C Lengte en breedte in de atlas In dit keuzemenu leer je hoe je in de atlas de lengteligging en de breedteligging van plaatsen kunt opzoeken. Ga naar www.degeo-online.nl en maak de opdracht die daar staat.
D Pretpark Nederland Ga jij ook zo graag naar een pretpark? Ga naar www.degeo-online.nl en maak de opdracht die daar staat.
W17 Het centrum van Amsterdam.
21
Finish
Finish Kennisvragen 1 Gebruik de uittreksels van alle paragrafen van dit hoofdstuk in je werkboek. a Waarvoor gebruik je kaarten?
b Welke vier dingen heb je nodig om een kaart te kunnen lezen?
a Streep het foute woord door en vul de zin aan. Het begrip bevolkingsdichtheid / evenaar / schaal / absolute afstand past het beste bij figuur 18, omdat
b Streep het foute woord door en vul de zin aan. Het begrip natuurlijke elementen / nulmeridiaan / noorderbreedte / relatieve afstand past het beste bij figuur 19, want
1 2 Begrippenpuzzel
3 4 c Streep de foute woorden door. Als je inzoomt, bekijk je een klein / groot gebied. Je ziet dan meer / minder details. d Welke twee soorten afstanden zijn er? 1
afstand
2
afstand
e Welke twee soorten landschappen bestaan er? 1 2
3 Gebruik de begrippen in de Finish in je lesboek. a Welk begrip hoort bij de omschrijving? Schrijf ze in de hokjes van W18. 1 Lijst met symbolen bij een kaart. 2 Waar de breedteligging 0째 is. 3 Puur natuur. 4 De lijn tussen het westelijk en het oostelijk halfrond. 5 Een stad, land, provincie of werelddeel. 6 Het type kaart waarop plaatsen en wegen staan. b Schrijf in de onderste rij hokjes de letters uit de hokjes met datzelfde nummer in de puzzel. c Wat heeft dat woord met aardrijkskunde te maken?
f Welke twee soorten kaarten zijn er? 1
kaarten
2
kaarten
g Waar wonen de meeste mensen in Canada? Kruis het goede antwoord aan. O In het noorden. O In het zuiden. O In het oosten. O In het westen. h Hoe komt dat?
W18 Puzzel. 7
1
4
2
3
3
2
4 6
5
Begripsvragen 2 Bekijk figuur 18 en 19 in de Finish in je lesboek.
5
6 1
2
3
4
5
6
7
1
22
Canada: dichtbij en veraf
1
Stappenplan voor de atlas
Begrippenspel 4 Maak groepjes van drie en pak een paar lege blaadjes. a Kies een begrip uit de begrippenlijst in de Finish in je lesboek en maak er een tekening van. Alleen jij weet welk begrip je tekent. Gebruik geen cijfers en letters in je tekening. b Terwijl je tekent, raden je groepsgenoten welk begrip je tekent. Ze mogen hierbij niet in de begrippenlijst kijken. c Degene die raadt wat jij tekent, krijgt een punt. d Nu tekent een van je groepsgenoten een begrip en mag jij met de andere groepsgenoot raden. Zo ga je door. Wie raadt de meeste begrippen?
5 Maak een stappenplan voor als je iets in de atlas wilt opzoeken. Dat stappenplan kun je altijd gebruiken. a Zet de volgende woorden op de juiste plaats in W19. Een paar woorden zijn al ingevuld. – land – bladwijzer voor in de atlas (2x) – plaats, rivier, berg, enz. – kaart met een titel – namenregister – betekenis symbool – inhoud – thema of onderwerp b Kleur in het schema de blokken van de legenda, de bladwijzer, het namenregister, de inhoud en het zaakregister rood. c Zet in het kaartje een kruisje in vak C3. d Kleur het kaartje in.
W19 Hoe zoek je in de atlas? Wat zoek je?
zaakregister
landenregister
onder de kaart
of weet je waar het land ongeveer ligt?
weet je waar de plaats ongeveer ligt?
kaartnummer, bijvoorbeeld 123B
ja
ja
nee
kaartnummer, bijvoorbeeld 90
A
B
1
2
3 kaartnummer bijvoorbeeld 110-111
kaartnummer en vak op de kaart bijvoorbeeld 16D4
4
0
25
50 km
1 : 5.500.000
legenda
C
D