De Geo onderbouw 9e editie 1 vwo

Page 1

A

W.B. ten Brinke e.a.

1

werkboek vwo aardrijkskunde voor

de onderbouw


A 1

werkboek vwo aardrijkskunde voor

de onderbouw

Auteurs / redacteuren drs. W.B. ten Brinke drs. Chr. de Jong drs. J.H.A. Padmos


2

Methodeoverzicht

Colofon

978 90 06 43827 7

basisboek

978 90 06 43821 5 978 90 06 43868 0 978 90 06 43823 9 978 90 06 43870 3 978 90 06 43825 3 978 90 06 43872 7

lesboek 1 vwo werkboek 1 vwo lesboek 2 vwo werkboek 2 vwo lesboek 3 vwo werkboek 3 vwo

De Geo werkboek 1 vwo is een onderdeel van de aardrijkskundemethode De Geo Geordend. De grondleggers van deze methode zijn prof. dr. R. Tamsma, H. Dragt en W.A. Hofland (sinds 1968) en J. Bos en dr. J. Hofker (sinds 1970).

978 90 06 43815 4 978 90 06 43862 8 978 90 06 43817 8 978 90 06 43864 2 978 90 06 43819 2 978 90 06 43866 6

lesboek 1 havo/vwo werkboek 1 havo/vwo lesboek 2 havo/vwo werkboek 2 havo/vwo lesboek 3 havo/vwo werkboek 3 havo/vwo

978 90 06 43811 6 978 90 06 43858 1 978 90 06 43813 0 978 90 06 43860 4

lesboek 1 vmbo-t/havo werkboek 1 vmbo-t/havo lesboek 2 vmbo-t/havo werkboek 2 vmbo-t/havo

978 90 06 43807 9 978 90 06 43854 3 978 90 06 43809 3 978 90 06 43856 7

lesboek 1 vmbo-kgt werkboek 1 vmbo-kgt lesboek 2 vmbo-kgt werkboek 2 vmbo-kgt

978 90 06 43803 1 978 90 06 43850 5 978 90 06 43805 5 978 90 06 43852 9

lesboek 1 vmbo-b(k) werkboek 1 vmbo-b(k) lesboek 2 vmbo-b(k) werkboek 2 vmbo-b(k)

online-arrangement

www.degeo-online.nl

Vormgeving HollandseWerken / Marc Freriks, Zwolle Opmaak DeltaHage bv, Den Haag Cartografisch tekenwerk en grafieken EMK, www.emk.nl Bureauredactie Text & Support / Marjon Koolen, Beusichem

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff is dé educatieve mediaspecialist en levert educatieve oplossingen voor het Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs en Hoger Onderwijs. Deze oplossingen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de onderwijsmarkt en dragen bij aan verbeterde leeropbrengsten en individuele talentontwikkeling. ThiemeMeulenhoff haalt het beste uit élke leerling. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze educatieve oplossingen: www.thiememeulenhoff.nl of via de Klantenservice 088 800 20 15 ISBN 978 90 06 43868 0 Negende editie, eerste druk, tweede oplage 2015 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.


3

Inhoud

Inhoud 1

2

3

4

Canada: dichtbij en veraf

4

Start §1 Canada: een groot en leeg land §2 Inzoomen op Calgary §3 Bronnen: De ligging van Calgary §4 Land van immigranten §5 Canada in de atlas Anders actief • Zoom in: Route naar school • Keuzemenu Finish

20 21 22

Landschapszones op aarde

24

Start §1 Leven in het Amazonegebied §2 Leven in een droog gebied: Mali §3 De Inuit op Groenland §4 Rusland: natuur en afstanden §5 Bewoonbare aarde Anders actief • Zoom in: De bergen in! • Keuzemenu Finish

24 25 28 32 35 38

Zuidoost-Azië: cultuur en ontwikkeling

47

Start §1 Thailand: een andere wereld §2 De cultuur van Zuidoost-Azië §3 Arm en rijk in Zuidoost-Azië §4 De Mekong §5 Bronnen: Regio in beeld - Indonesië Anders actief • Zoom in: Regio in beeld • Keuzemenu Finish

47 48 51 54 57 60

Je eigen omgeving in beeld

68

Start §1 De inrichting van een wijk §2 De Kinkerbuurt: inrichting en bewoners §3 Stad of platteland? §4 Wijken in Den Haag §5 Bronnen: Onderzoek je eigen buurt Anders actief • Zoom in: Een rapportcijfer voor je buurt! • Keuzemenu Finish

68 69 72 75 78 80

4 5 8 11 13 16

41 42 44

63 64 66

82 83 86


4

Canada: dichtbij en veraf

1

Start

Canada: dichtbij en veraf Hoofdvraag

c Bekijk de foto van Calgary. Schrijf twee verschillen op met Nederland. 1

Hoe gebruik je kaarten bij aardrijkskunde?

2

Deelvragen §1 §2 §3 §4 §5

1

Hoe kun je kaarten over Canada goed lezen? Waarom moet je bij aardrijkskunde inzoomen en uitzoomen? Welke soorten afstanden zijn er in de aardrijkskunde? Waar wonen de mensen die naar Canada zijn verhuisd? Hoe gebruik je de Grote Bosatlas?

Maak de quiz over Canada.

Streep de foute antwoorden door. a Canada is net zo groot / 24 keer zo groot / 240 keer zo groot als Nederland. b Canada heeft 3,5 / 35 / 350 / 1.000 miljoen inwoners. c Als het in Nederland zomer is, is het in Canada zomer / herfst / winter / lente. d In Canada is het in de winter meestal kouder / warmer dan in Nederland. e Canada ligt op 500 / 5.000 / 50.000 km van Nederland. f Het bekendste dier van Canada is de kangoeroe / grizzlybeer / springbok / wolf. g Twee grote steden in Canada zijn Toronto en Montréal / Johannesburg en Kaapstad / Sydney en Melbourne. h De afstand oost­west in Canada is ongeveer 500 / 5.000 / 50.000 km. 2

Lees in je lesboek de tekst in de Start en bekijk de foto’s.

a Wat bedoelt Desiree met haar Nederlandse ‘roots’?

3 a Hoe zou jij het vinden om te verhuizen naar een ander land?

b Naar welk land zou je het liefst verhuizen?

c Waarom naar dat land?

d Ligt dat land ver weg van Nederland of dichtbij?

e Wat zou je daar het meest missen?

f

Wat zou je daar het minst missen?

4

Blader samen met je buurman of buurvrouw hoofdstuk 1 door.

Welke foto’s vinden jullie het meest bij Canada horen? Schrijf twee nummers op in W1. Zet erachter waarom jullie die foto’s uitkiezen. W1

Twee ‘echte’ Canada­foto’s in hoofdstuk 1.

Foto figuur/bron

b Desiree vertelt over haar leven in Canada. Schrijf twee verschillen op met Nederland. 1 2

figuur/bron

Waarom?


§1

5

Canada: een groot en leeg land

1 Canada: een groot en leeg land

§

1

Lees in je lesboek Een groot land en bekijk figuur 1.

2

Lees in je lesboek Een dunbevolkt land.

a Wat is bevolkingsdichtheid?

a Waaraan kun je zien dat figuur 1 een overzichtskaart is?

b Zet in W2 de cijfers en letters van de topografie op de juiste plek. Gebruik hierbij figuur 1. Steden (in volgorde van grootte) 1 Toronto 6 2 Montréal 7 3 Vancouver 8 4 Ottawa 9 5 Calgary 10 Wateren I Grote Oceaan II Atlantische Oceaan III Noordelijke IJszee IV Hudsonbaai

c In Canada wonen 35.000.000 mensen op een oppervlakte van bijna 10.000.000 km². De bevolkingsdichtheid van Canada is dan:

Edmonton Québec Winnipeg Hamilton Halifax

d Wat valt je op als je de bevolkingsdichtheid van Canada en Nederland met elkaar vergelijkt? V Baffinbaai VI Labradorzee VII Lake Ontario VIII Lake Erie

Provincies A Ontario E Alberta B Québec F British Columbia C Manitoba G Northwest Territories D Saskatchewan H Yukon Territory c Vul in. De hoogste berg van Canada is de (

0

500

3 a Kleur Nederland in W3. b Wat zegt W3 over de oppervlakte van Canada in vergelijking tot Nederland? m).

van het land.

Die berg ligt in het W2

b De bevolkingsdichtheid reken je uit met de rekensom: aantal inwoners = bevolkingsdichtheid oppervlakte Reken uit: In Nederland wonen 16.750.000 mensen op een oppervlakte van 41.500 km². De bevolkingsdichtheid van Nederland is dan:

W3

Topografie van Canada. 1.000 km

0

1 : 70.000.000

500

Oppervlakte van Canada en Nederland. 1.000 km

1 : 70.000.000

Groenland (DEN.)

IJSLAND

Alaska (V.S.)

CANADA

Nederland

VERENIGDE STATEN


6

1

Canada: dichtbij en veraf

W4 0

500

W5

Oppervlakte van Canada en Europa. 1.000 km

1 : 65.000.000

0

Temperatuur in Canada.

500

1.000 km

1 : 70.000.000

sz e IJ Noordelijk

5

ee

Alaska (V.S.)

Groenland (DEN.) 5 4

br ad o

La

4

5

2 Hudsonbaai

2

2

2 3

2

2

VERENIGDE STATEN

O

aa ce

n

Atla nti

sc he

1

4

4

3

1

rzee

2

gemiddelde temperatuur in januari in graden Celsius

c Kleur Canada in W4. d Wat zegt W4 over de oppervlakte van Canada in vergelijking

1

+5 tot 0

3

–10 tot –20

2

0 tot –10

4

–20 tot –30

5

–30 tot –40

tot Europa? 5 4

Lees nog eens in je lesboek Een dunbevolkt land en bekijk figuur 3.

a Welke soort kaart is figuur 3?

Lees en bekijk in je lesboek figuur 2 t/m 4.

a Kleur W5 in. Gebruik oplopende kleuren, dus bijvoorbeeld van licht naar donker. b Wat gebeurt er met de temperatuur als je in noordelijke richting gaat?

b Hoe kun je dat zien? c Vergelijk W5 met figuur 3 in je lesboek. Wat valt je op?

c Beschrijf de bevolkingsspreiding van Canada.

d Zijn de twee foto’s in het noorden of het zuiden van Canada genomen? In het

d Geef een verklaring voor de ongelijke spreiding van de bevolking.

6

, omdat

Lees in je lesboek Kaartvaardigheden en bekijk figuur 1 en 3.

a Wat is de titel van de kaarten? figuur 1 figuur 3 b Hoeveel inwoners hebben de volgende steden? Toronto Halifax


§1

7

Canada: een groot en leeg land

c Hoe heet de hoofdstad van Canada?

b Pak een liniaal. Hoeveel centimeter is het in een rechte lijn van Vancouver

d Wat is de hoogteligging van Edmonton?

naar Québec? Ongeveer

– de omgeving van Calgary:

inwoners per km²

– Nunavut:

inwoners per km²

7

km in werkelijkheid.

Dat is

e Wat is de bevolkingsdichtheid in:

cm.

c Pak een liniaal. Hoeveel centimeter is het in een rechte lijn van Calgary naar Winnipeg? Ongeveer km in werkelijkheid.

Dat is

Bekijk nogmaals in je lesboek figuur 1.

cm.

a Wat is de schaal van de kaart? 8 Dat betekent: 1 cm op de kaart is m of

in werkelijkheid. Dat is W6

cm km.

Uittreksel van §1.

Anders actief

Zoek op internet foto’s van Canada. Op www.degeo-online.nl vind je links naar goede sites. Kies foto’s uit verschillende delen van Canada. (Gebruik daarbij de tekst over Canada in §1.) Geef op een kaart aan waar de foto’s zijn genomen. Zet de kaart en de foto’s bij elkaar in één document.

Een groot land

Herhaling

u Aardrijkskunde gaat over Stuk van het aardoppervlak = gebied of

9

Maak het uittreksel in W6 af.

Verkleinde tekening van een gebied =

10

kaart: kaart met steden, rivieren,

Maak de proeftoets van §1 op www.degeo-online.nl.

zeeën, bergen, wegen en spoorlijnen (figuur 1). : beschrijving van een plaats of een gebied. Een dunbevolkt land u

Bevolkingsdichtheid = aantal

Kaart met één onderwerp =

Het zuiden van Canada is

bevolkt.

Het noorden van Canada is

bevolkt. is ongelijk.

Kaartvaardigheden Vier dingen nodig bij

: onderwerp en/of gebied op de kaart,

: betekenis van kleuren en symbolen,

: hoeveel het gebied is verkleind,

• waar aardrijkskunde over gaat • wat de bevolkingsspreiding in Canada is • wat het verschil is tussen overzichtskaarten en thematische kaarten • welke vier dingen nodig zijn bij kaartlezen WB

Verklaring: het noorden van Canada is te om er te wonen.

u

LB

kaart.

Thema figuur 3 =

De

Wat moet je leren?

per km².

:

• • • • •

W2: topografie van Canada W3 en W4: de oppervlakte van Canada W5: de temperatuur in Canada opdracht 6: oefenen met kaartlezen opdracht 7: afstanden uitrekenen met de schaal

Begrippen bevolkingsdichtheid, bevolkingsspreiding, gebied, kaart, kaartlezen, legenda, overzichtskaart, regio, schaal, thematische kaart, topografie www.degeo-online.nl


8

Canada: dichtbij en veraf

1

2 Inzoomen op Calgary

§

1

W7 0

e De cartograaf heeft in figuur 7 allerlei dingen uit figuur 8 moeten generaliseren. Geef dat met twee voorbeelden aan.

Lees in je lesboek Downtown als middelpunt en bekijk nogmaals de grote foto in de Start.

1

Downtown.

100

Bo

200 m

wR

1 : 13.500

2

iv e r

f

Bedenk waarom die dingen zijn weggelaten.

Chinatown DOWNTOWN CALGARY

3

Glenbow Museum

a Hoe kun je zien dat het downtown is?

Olympic Plaza Calgary Tower

Street

Bekijk in je lesboek figuur 5 en 8.

foto:

Avenue

a Wat zijn kenmerken van downtown? Streep de foute antwoorden door en vul in. 1 laagbouw / hoogbouw 2 dicht op elkaar / ruim opgezet 3 weinig groen / veel groen

plattegrond:

b In downtown kun je 16 km lopen zonder buiten te komen. Tussen de wolkenkrabbers zijn verbindingen gemaakt op zo’n 4,50 m (15 voet) boven de straat: de +15 Skywalk. Bedenk waarom die in Calgary nodig is.

4

5 c Hoe herken je de +15 Skywalk op de plattegrond? b Welke van de vijf kenmerken uit opdracht 1b kun je goed zien op de grote foto in de Start? Schrijf de nummers op.

c Kleur in W7 drie straten rood en drie avenues geel. Kleur ook de legenda. d Wat voor soort kaart is W7?

4

Lees in je lesboek Buitenwijken: laagbouw en bekijk figuur 5, 7 en 9.

a Waarvoor wordt de meeste ruimte in Calgary gebruikt?

2

Bekijk in je lesboek figuur 7 en 8.

b Vergelijk figuur 9 met figuur 5. Wat zijn drie kenmerken van de wijk in figuur 9?

a Beschrijf de ligging van downtown in de stad.

1 b Wat geeft het blauw omlijnde rechthoekje in figuur 7 aan?

2 3

c Hoeveel is 1 cm op de kaart in werkelijkheid? figuur 7:

m, figuur 8:

d Op welke kaart is het gebied groter, in figuur 7 of in figuur 8?

m

c Waar zou jij liever willen wonen: in downtown of in een buitenwijk? In

, omdat


§2

5

9

Inzoomen op Calgary

6

Lees en bekijk in je lesboek figuur 9. Gebruik ook figuur 7.

a Hoe kun je zien waar het huis en de school van Desiree in W8 liggen?

b Teken zelf in W8 de kortste route van haar huis naar school. W8

200 m

A PL

CE PLA

LE

RD VA

P A RK

E B OU

MARTIN BROOK

MARTIN CROSS IN G

schaal.

figuur 7 en 8

schaal.

b Welke kaarten kun je het beste gebruiken als je de ligging wilt weten van: – de Calgary Tower:

figuur

– de stad Toronto:

figuur

– de woonwijk van Desiree:

figuur

m

EN SC

T

km

– van noord naar zuid in Calgary

km

d Vul in. Als je achtereenvolgens kijkt naar figuur 1, 7 en 8, dan ben je aan het

aan het

AD

MARTINRIDGE C R E

– van Calgary naar Toronto

Als je achtereenvolgens kijkt naar figuur 8, 7 en 1, dan ben je

RO

MARTI ND AL

MARTIN CROSSING RISE

LINK

LEVARD

MÉT IS TR AIL

Martindale Park

E DG MARTIN R I

MA RTI N PA R K WAY

figuur 1

– van Calgary Tower naar Chinatown

MARTIN CROSSING DRIVE

MARTIN CROSSING CRESCENT

a Schrijf op welk schaalniveau de kaarten hebben.

c Bereken de afstanden:

EEN GR

CE

MARTHA’S HAVEN GARDENS

RT MA

S A’ TH MARR E E N G

HA

N VE

U MARTINDALE B O

MAR THA’S

N VE MART HA H A’S

1 : 10.000

E LOS ’S C HA

A’S RTH

100

MA

0

Route naar school.

Lees in je lesboek Schaalniveaus en gebruik figuur 1, 7 en 8. Gebruik ook het overzicht van schaalniveaus in figuur 6.

N TI AR M

LE DA

D AR EV UL O B

straat

bebouwing

huis Desiree

onverharde straat

Crossing Park School

ingang school

7

Gebruik in je lesboek figuur 7.

a Kleur W9 in. Gebruik de kleuren die in de legenda staan.

W9

Bevolkingsdichtheid Calgary.

spoorwegovergang

sneltram

0

1

2,5

5 km

aantal inwoners per km²

1 : 500.000

minder dan 1.000 1 geel

1

c Hoe ver moest zij lopen naar school? (Gebruik de schaal van

A

d Hoeveel minuten lopen is dat ongeveer?

2

1

1 C

e Hoeveel kilometer ligt haar huis van downtown? Gebruik daarbij figuur 7 in het lesboek. (Meet de afstand in een rechte lijn = hemelsbreed.)

f

2 rood

1

minuten.

Ongeveer

3.000 - 5.000

B

m.

de kaart.) Ongeveer

1 1

km.

Hoeveel meter of kilometer woon jij zelf van het centrum van jouw woonplaats?

g Is dat verder weg of juist dichterbij?

D 1

1

1.000 - 3.000 meer dan 5.000


10

Canada: dichtbij en veraf

b Wat voor soort kaart is dit?

W10

kaart.

Een c Op welk schaalniveau is de kaart?

Uittreksel §2.

Downtown als middelpunt u Stadscentrum van Calgary = Kenmerken: hoge

A

Kaart met alle straten en gebouwen =

Dingen weglaten op een kaart =

Buitenwijken: laagbouw u

Kenmerken woonwijken: 1

C

2 straten in woonwijken:

D

3 veel groen:

met vrijstaande huizen.

Ruim opgezette buitenwijken =

Bekijk nog eens figuur 3 in je lesboek.

a Op welk schaalniveau is de kaart?

straten.

B

8

die dicht

op elkaar staan. Ook: lange,

d Waar is de bevolkingsdichtheid het hoogst?

e Verklaar waarom de bevolkingsdichtheid heel laag is bij de letters A t/m D.

Schaalniveaus = de aarde dichterbij halen:

u van een

b Wat was de verklaring voor het verschil in bevolkings­ dichtheid tussen het zuiden en het noorden van Canada (§1)?

naar een

Uitzoomen: van een

 

c Wat valt je op als je de bevolkingsdichtheid van Calgary in figuur 3 en in W9 met elkaar vergelijkt?

naar een

gebied. gebied.

Vijf schaalniveaus (figuur 6). Voorbeeld van werken op verschillend schaalniveau: bevolkingsdichtheid binnen Calgary (

schaal)

en binnen Canada (

schaal)

Wat moet je leren? 9

Anders actief

In deze opdracht ga je oefenen met Google Maps. Je zoomt in op Calgary en maakt een wandeling door de straten in downtown en in een woonwijk. (Gebruik daarbij de tekst over Calgary in §2.) Ook zoom je in op je eigen omgeving. Ga naar www.degeo-online.nl en maak de opdracht die daar staat.

Herhaling 10 Maak het uittreksel in W10 af. 11 Maak de proeftoets van §2 op www.degeo-online.nl.

1

LB • wat de verschillen zijn tussen downtown en de suburbs • wat het verschil is tussen inzoomen en uitzoomen • de vijf schaalniveaus (figuur 6) WB • opdracht 6: schaalniveau van kaarten • werken met Google Earth Begrippen bevolkingsdichtheid, bevolkingsspreiding, cartograaf, generaliseren, inzoomen, plattegrond, schaal, schaalniveau, suburb, uitzoomen, voorstad www.degeo-online.nl


§3

11

Bronnen: De ligging van Calgary

3 Bronnen: De ligging van Calgary

§

1

3

Gebruik in je lesboek bron 1.

a Welke twee landschappen uit de tekst van bron 1 kun je op de foto herkennen?

Gebruik in je lesboek bron 7.

Leg uit waarom Calgary de bijnaam Cowcity heeft.

1 2 4

b In welke richting kijk je op de foto: oost of west?

Gebruik in je lesboek bron 3.

a Leg uit wat de absolute afstand is. c Vul W11 in. 2

Gebruik in je lesboek bron 6.

b Schrijf op welk schaalniveau de kaarten hebben.

a Wat is het belangrijkste verschil in gemiddelde temperatuur tussen De Bilt en Calgary?

kaart A:

schaal.

kaart B:

schaal.

c Bekijk kaart A. Wat is de absolute afstand van Calgary naar: b In januari vriest het in Calgary ’s nachts gemiddeld 16 graden en in juli is het overdag gemiddeld 23 °C. Waarom kun je dat niet zien in bron 6?

– Edmonton:

ongeveer

km

– Seattle (V.S.):

ongeveer

km

d Naar welke plaats in kaart B is het verschil tussen de absolute afstand en de afstand over de weg het grootst? Leg ook uit waarom. Naar

c Reken in W12 uit hoeveel uren zon er zijn en hoeveel millimeter neerslag er jaarlijks valt in De Bilt en Calgary. Schrijf de uitkomsten in de laatste kolom. d Wat zijn twee verschillen tussen Calgary en De Bilt?

, omdat

e Naar Vancouver is er ook een groot verschil tussen de afstand over de weg en de absolute afstand. Hoe komt dat?

1 2

W11

Het landschap rond Calgary.

Landschap ten westen van Calgary

Landschap ten oosten van Calgary

hoogteligging hoogteverschillen landschap bodemgebruik

W12

De Bilt

Zon en neerslag in De Bilt en in Calgary.

dec jan feb

mrt apr mei

jun jul aug

sep okt nov

aantal uur zon

164

457

565

292

neerslag (in mm)

193

176

214

220

aantal uur zon

353

645

890

506

neerslag (in mm)

35

93

196

75

Calgary – –

totaal


12

5

Canada: dichtbij en veraf

Gebruik in je lesboek bron 2, 3 en 4.

a Wat is de absolute afstand tussen Calgary en Banff? km b Wat is de relatieve afstand tussen Calgary en Banff?

W13

1

Uittreksel §3.

Bron 1 Hoogteligging van Calgary:

m

Ten oosten van de stad ligt een (

met akkers en weilanden).

Ten westen van de stad ligt een

c Door een sneeuwstorm moet je stoppen en overnachten in een hotel. Welke van de twee soorten afstanden verandert daardoor?

d Wat gebeurt er als je 20 km per uur sneller mag rijden op de snelweg tussen Calgary en Banff? Vul in.

Bron 2, 3, 4 en 5 Absolute afstand =

Relatieve afstand = afstand in De absolute afstand blijft altijd

absolute afstand:

De relatieve afstand is voor iedereen

relatieve afstand:

en kan veranderen in de

e Maak een berekening van de relatieve afstand van Calgary naar St. John’s als je 100 km per uur rijdt. Denk ook aan rust­ pauzes, maaltijden, overnachtingen en tanken onderweg. Ongeveer f

Er is veel

Waardoor is de relatieve afstand tussen Calgary en St. John’s in de laatste honderd jaar veranderd? Schrijf twee voorbeelden op.

Bron 6 Klimaat Calgary:

en zonnig.

De winters zijn De chinook = Bron 7 Ontstaan van Calgary:

1 2 6

Gebruik in je lesboek bron 5.

Bedenk samen met je buurman of buurvrouw hoe de reistijd naar de familie van Desiree op Vancouver Island kan afnemen.

9 Maak de proeftoets van §3 op www.degeo-online.nl.

1

Wat moet je leren?

2 3

LB

4 7

Anders actief

In deze opdracht ga je routes uitzetten in de omgeving van Calgary. Dat doe je met behulp van Google Maps. Je berekent de afstanden in absolute en relatieve afstand. Ga naar www.degeo-online.nl en maak de opdracht die daar staat.

Herhaling 8

Maak het uittreksel in W13 af.

• wat de landschappen en het klimaat zijn in Calgary • wat het verschil is tussen absolute en relatieve afstand • waarom de relatieve afstand voor iedereen anders is WB • wat het verschil in klimaat is tussen Calgary en De Bilt • waardoor de relatieve afstand verandert (opdracht 5 en 6) Begrippen absolute afstand, hooggebergte, hoogteligging, hoogvlakte, prairie, relatieve afstand, reliëf www.degeo-online.nl


§4

13

Land van immigranten

4 Land van immigranten

§

1

Lees in je lesboek Immigratie naar Canada en De roots van Desiree.

a Wat is een immigrant?

b Welke roots hebben de opa en oma van Desiree? opa: oma: c Waarom vertrok haar opa naar Canada?

3

Bekijk in je lesboek figuur 11A t/m C.

a Vul de juiste figuurnummers in: cirkeldiagram

figuur

lijndiagram

figuur

staafdiagram

figuur

b Kruis de goede antwoorden aan.  In 2010 kwamen meer dan 250.000 migranten naar Canada.  De drie provincies met de meeste immigranten liggen in het westen van Canada.  Tussen 1970 en 2010 had Canada een groot vestigings­ overschot.  Tussen 1970 en 2010 is het aandeel Europese immigranten sterk gedaald. c Welke belangrijke verandering zie je in de herkomst­ gebieden van de immigranten?

d Heb jij immigranten in de familie (of ben je zelf migrant)? Ja / Nee e Uit welk(e) land(en) komen ze?

f

Waarom zijn ze naar Nederland verhuisd?

W14

2

Lees in je lesboek Kolonisatie van Canada en gebruik figuur 1 in §1.

a Kleur in W14 de vier provincies die in 1867 samen Canada vormden. Gebruik daarbij de legenda en figuur 1 in §1. b Zet in W14 een kruisje in de Franstalige provincie in Canada. c Kleur de rest van W14 in aan de hand van de legenda. d Bedenk waarom Alberta en Saskatchewan zich pas zo laat aansloten bij Canada.

e Welke bevolkingsgroep woont in de nieuwste provincie van Canada?

Groei van Canada.


14

Canada: dichtbij en veraf

W15 0

500

W16

Binnenlandse migratie. 1.000 km

0

1 : 70.000.000

Groenland (DEN.)

Buitenlandse migratie.

500

1.000 km

1 : 70.000.000

IJSLAND

Alaska (V.S.)

VERENIGDE STATEN

VERENIGDE STATEN saldo binnenkomende en vertrekkende migranten positief: negatief: 0 - 20.000 meer dan 20.000 0 - 20.000

saldo binnenkomende en vertrekkende migranten 100.000 - 500.000 0 - 50.000 50.000 - 100.000

meer dan 500.000

meer dan 20.000

W17

Lees in je lesboek Etnische verschillen.

a Kleur de kaarten van W15 en W16 in. Gebruik daarbij de gegevens in W17. b Welke provincie heeft het grootste vestigingsoverschot in de binnenlandse migratie?

c Wat valt je op als je de ingekleurde kaart van W15 bekijkt?

d Geef er een verklaring voor.

e Welke provincie heeft het grootste vestigingsoverschot in de buitenlandse migratie?

f

Groenland (DEN.)

IJSLAND

Alaska (V.S.)

4

1

Bedenk er een reden voor.

Migratie in Canada 2001­2006 (x 1.000 mensen).

Provincie

Aantal inwoners

Saldo Saldo migratie migratie binnenland buitenland

Ontario

12.892

–33

595

Québec

7.744

–20

176

British Columbia

4.428

10

167

Alberta

3.512

140

73

Manitoba

1.196

–26

33

Saskatchewan

1.010

–37

7

Nova Scotia

935

–8

8

New Brunswick

752

–9

5

Newfoundland en Labrador

508

–15

2

Prince Edward Island

139

– 0,1

1

Northwest Territories

43

–2

0,4

Yukon

32

–0,2

0,2

Nunavut

31

–0,4

0

5 a Kleur in W18 de twee cirkeldiagrammen van Toronto en Vancouver in. (Wat je moet weten: Zuid­Azië is het gebied met India, Pakistan en Bangladesh.) b Hoeveel procent van de bevolking is Chinees? Toronto:

%

Vancouver:

%

c Bedenk een verklaring voor dat verschil.


§4

15

Land van immigranten

6

Bekijk in je lesboek figuur 12.

downtown Coquitlam

Vancouver - stad Vancouver - voorsteden

downtown Vancouver

Burnaby

Richmond

Surrey

Geo

a rgi

1

Vancouver: stad en voorsteden. North Vancouver

Straat van

a Kleur W19 aan de hand van de legenda. (Bij de voorsteden kleur je alleen de rondjes in.) Kleur ook de legenda. b Vergelijk de drie kaartjes in figuur 12. Waar komen de meeste Chinezen, Zuid­Aziaten en Nederlanders voor? Chinezen: Vancouver (stad) / Richmond / Surrey / Langley Zuid­Aziaten: Vancouver (stad) / Richmond / Surrey / Langley Nederlanders: Vancouver (stad) / Richmond / Surrey / Langley c Bedenk twee redenen voor het ontstaan van etnische wijken.

W19

0

Langley

5

10 km

1 : 850.000

2

Herhaling Anders actief

7

Ga naar www.degeo-online.nl en maak de opdracht over de stad en de bewoners van Vancouver. W18

Minderheden in Toronto (A) en Vancouver (B).

8

Bekijk in je lesboek figuur 13.

Bespreek samen met je buurman of buurvrouw welke begrippen uit de paragraaf horen bij de foto (en waarom die erbij horen). Kijk daarvoor naar de begrippen in Wat moet je leren? 9 a Maak het uittreksel van §4 op www.degeo-online.nl. b Maak de proeftoets van §4 op www.degeo-online.nl.

Wat moet je leren? LB • wat de immigratiegeschiedenis is van Canada (kolonisatie) • hoe de bevolking veranderde door immigratie WB • kaarten maken, lezen en vergelijken: opdracht 4 en 6 • diagrammen maken, lezen en vergelijken: opdracht 3 en 5 Begrippen binnenlandse migratie, buitenlandse migratie, emigrant, etnische wijk, immigrant, kolonisatie, migrant, vestigings­ overschot www.degeo-online.nl


16

Canada: dichtbij en veraf

1

5 Canada in de atlas

§

1

De ligging van jouw woonplaats:

Gebruik de kaarten van hoofdstuk 1 in je lesboek.

Vul de figuur­ en bronnummers op de juiste plek in. a de lokale schaal:

figuur

b de regionale schaal:

bron

c de nationale schaal:

figuur

bron

d de continentale schaal: figuur

bron

e de mondiale schaal: 2

c Welke steden liggen op de volgende coördinaten?

bron

36° N.B. en 140° O.L. 23° Z.B. en 43° W.L. 67° N.B. en 33° O.L. d Vul met behulp van figuur 14 de steden op hoge en lage breedte in.

figuur

Hoge breedte:

Lees in je lesboek Ligging van Calgary op aarde en bekijk figuur 15.

Vul in W20 de nummers 1 t/m 10 op de juiste plek in. 1 evenaar 6 noorderbreedte 2 Noordpool 7 zuiderbreedte 3 Zuidpool 8 nulmeridiaan 4 noordelijk halfrond 9 breedtecirkel (parallel) 5 zuidelijk halfrond 10 lengtecirkel (meridiaan) W20

Lage breedte:

4

Bekijk in je lesboek figuur 16 tot en met 19. Gebruik ook figuur 1 in §1.

a Beschrijf de absolute ligging van Canada.

Het opdelen van de aarde in breedte en lengte.

b Bekijk de drie foto’s. Welke is het noordelijkst in Canada genomen? c Hoe weet je dat?

5

Lees in je lesboek Hoe gebruik je de atlas? – Bladwijzer. Gebruik de atlas.

a Zoek op de bladwijzer op wat het kaartnummer van Canada (Noord­Amerika) is. b Is dit een overzichtskaart of een thematische kaart? kaart, omdat

Een

3

Bekijk in je lesboek figuur 14.

a Wat zijn de coördinaten van Calgary? c Zoek met behulp van de bladwijzer ook de kaartnummers op van:

b Vul in. halfrond op

Calgary ligt op het lengte. Jakarta ligt op het op

Midden­Nederland

Zuidoost­Azië

Afrika

Italië


§5

6

17

Canada in de atlas

Lees in je lesboek Hoe gebruik je de atlas? – Algemene Inhoud. Gebruik de atlas.

a Op welke bladzijden staat de inhoudsopgave in de atlas?

b Zoek via de inhoud de kaart De aarde - Oorspronkelijke plantengroei. Hoe kun je zien dat het in het noorden van Canada koud is?

8

Lees in je lesboek Hoe gebruik je de atlas? – Legenda. Gebruik de atlas.

a Neem in de atlas de kaart Noord-Amerika voor je. Waar kun je de volledige legenda van deze kaart vinden?

b Welke van de zes kolommen moet je gebruiken?

c Hoeveel inwoners hebben Montréal en Winnipeg? Montréal: Winnipeg: c Noteer een verschil met het landschap in Nederland.

d Hoe herken je de hoofdstad van Canada?

4

e Hoe zijn de grenzen aangegeven? d Zoek met behulp van de inhoud ook de kaartnummers van:

landsgrens:

lijn

provinciegrens:

lijn

– Nederland - Bevolking 9

– Afrika - Bevolkingsdichtheid – Europa - Staatkundig

a Wat is een snelle manier om de wereldkaart Tijdzones in de atlas te vinden?

– Australië - Neerslag 7

Lees in je lesboek Tijdzones. Gebruik ook de atlas.

Lees in je lesboek Hoe gebruik je de atlas? – Register. Gebruik de atlas.

b Als het in Nederland 12.00 uur is, hoe laat is het dan in:

a Vul W21 in. Gebruik daarbij het Register van topografische namen. b Zoek in het Trefwoordenregister de wereldkaart Officiële

Calgary India

c Wat zijn de twee officiële talen in Canada? en

Vier plaatsen in de atlas.

Plaats Nizjnevartovsk Bobbio Zhengzhou Ouagadougou

Kaartblad

uur

Sydney Chili

uur uur

c Eigenlijk zouden de tijdzones precies langs 24 meridianen moeten lopen. In werkelijkheid lopen de lijnen niet in een rechte lijn. Waarom is dat?

landstalen. Dat is kaartnummer

W21

uur

Kaartvak

Land


18

Canada: dichtbij en veraf

W22

Topografie van werelddelen en oceanen.

1

5

Herhaling 12

1

3

C 3

6

4

B

5

2

6

C B

4

C

– de betekenis van een rode lijn op een kaart –B de kaart 4 De wereld - Bevolking – kaarten over het onderwerp mijnbouw – een plaats waar je nog nooit van hebt gehoord – een kaart van Afrika

6

C

7

b De coördinaten van een plaats zijn 52° N.B. en 5° O.L. Die plaats ligt ten noorden / ten zuiden van de evenaar.

C

C

5

2

a Welke onderdelen in de atlas heb je nodig bij het zoeken naar:

2 A

1

4

Op de breedtecirkel (of:

) van 5° / 52°.

De plaats ligt ten oosten / ten westen van de nulmeridiaan. 7

Op de

van 5° / 52°.

Het is de plaats Calgary / Jakarta / Amsterdam / Rome. 10 Gebruik de atlas. Schrijf de namen van de werelddelen en oceanen op die in W22 staan. Werelddelen

13 a Maak het uitreksel van §5 op www.degeo-online.nl. b Maak de proeftoets van §5 op www.degeo-online.nl.

1 2

Wat moet je leren?

3 4

LB

5

• hoe je de aarde opdeelt in breedte- en lengtecirkels • hoe je de bladwijzer, de inhoud, het register en de legenda gebruikt in de atlas

6 7

WB

Oceanen

• hoe je werkt met de atlas voor het opzoeken van kaarten en plaatsen met behulp van de bladwijzer, de inhoud en het register • hoe je de ligging van een plaats beschrijft (N.B./Z.B. en O.L./W.L.) • de herhaling in opdracht 12

A B C 11

Anders actief

In deze opdracht doe je een wedstrijd in topografie. Verdeel de klas in groepjes. Elk groepje zet stippen en nummers (1 t/m 16) op de kaart van W23 met behulp van de coördinaten in W24. Ook vullen jullie de namen van de hoofdsteden en landen in W24 in. Gebruik daarbij de atlaskaart De Wereld - Staatkundig. Jullie beginnen allemaal tegelijk. Het groepje dat als eerste klaar is, en alles goed heeft ingevuld, heeft gewonnen. Starten maar!

Begrippen absolute ligging, breedtecirkel, breedteligging, evenaar, gebied, hoge breedte, lage breedte, lengteligging, meridiaan, noordelijk halfrond, noorderbreedte, Noordpool, nulmeridiaan, oosterlengte, overzichtskaart, parallel, thematische kaart, tijd­ zone, westerlengte, zuidelijk halfrond, zuiderbreedte, Zuidpool www.degeo-online.nl


§5

19

Canada in de atlas

W23

Topografie van landen en steden. 150°

120°

90°

60°

30°

30°

60°

90°

120°

150°

o

o

60 N.B.

60 N.B.

o

o

30 N.B.

0

30 N.B.

o

0

o

30° Z.B.

30° Z.B.

0 60 Z.B.

hoofdstad

W24

150°

120°

90°

60°

30°

30°

60°

Coördinaten, hoofdsteden en landen.

Coördinaten 1

13° N.B. 100° O.L.

2

19° N.B. 99° W.L.

3

12° Z.B. 77° W.L.

4

39° N.B. 33° O.L.

5

51° N.B. 0° W.L.

6

34° Z.B. 58° W.L.

7

35° N.B. 139° O.L.

8

55° N.B. 37° O.L.

9

39° N.B. 77° W.L.

10

25° Z.B. 28° O.L.

11

49° N.B. 2° O.L.

12

15° Z.B. 48° W.L.

13

40° N.B. 116° O.L.

14

45° N.B. 75° W.L.

15

6° Z.B. 106° O.L.

16

52° N.B. 5° O.L.

1.500

3.000 km

1 : 210.000.000

o

Hoofdstad

Land

90°

120°

150°

o

60 Z.B.


20

Canada: dichtbij en veraf

1

A Zoom in Route naar school Deze opdrachten maak je in groepjes. Zorg ervoor dat leerlingen die uit dezelfde plaats komen, bij elkaar in een groepje zitten. 1

Lees de tekst van de Zoom in in je lesboek.

Bespreek met elkaar de verschillen en overeenkomsten tussen de reis van Desiree naar school en hoe jullie zelf naar school gaan.

e Teken ook een paar herkenningspunten langs de routes, zoals een benzinestation, een café of het zwembad. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld gekleurde blokjes. f

De schaal van de kaart is 1 :

g Wie woont er het verst en wie het dichtst bij school? Zet de afstand bij elke route op de kaart. h Zorg ervoor dat de kaart een titel, legenda, schaal en noord­ pijl heeft. 4

Verschillen:

Probeer helemaal uit je hoofd een routekaart te tekenen, zonder te kijken naar een plattegrond. Bijvoorbeeld: van huis naar een vriend(in) of de voetbal­ of tennisclub. Tip: Teken de kaart eerst op een kladblaadje. Teken ook herkenningspunten onderweg. Vergeet het volgende niet op de kaart te zetten: – een titel, – een legenda, – een schaal, – een noordpijl.

Overeenkomsten:

5 Vergelijk jouw zelfgetekende kaart met een echte kaart van je eigen omgeving. Zijn er grote verschillen? Schrijf er drie op. 2

Bekijk bron 9 en 10 in je lesboek.

1

a Op welk schaalniveau zijn de twee kaartjes? bron 9 =

schaal.

bron 10 =

schaal.

b Bereken de afstand van Desirees huis naar school. absolute afstand: ongeveer

km

afstand over de weg: ongeveer

km

relatieve afstand: ongeveer

uur

2

3 Vraag je docent een kopie van een kaart waar jullie school en de huizen waar jullie wonen op staan. a Op welk schaalniveau is de kaart? schaal b Zet een rood vierkant op de plek waar de school staat. c Geef de huizen waar jullie wonen aan met verschillend gekleurde stippen. d Teken nu één voor één de route van jullie huis naar school in. Het is handig om eerst met een potlood te werken. Gebruik bij het inkleuren van de route de kleur van de verschillende stippen.

3


21

Anders actief | Keuzemenu

A Keuzemenu 6 Reken de afstanden uit. Vul ze hieronder in. Afstand

A Isla Bonita Dit menu doe je in groepjes. Jullie maken zelf een kaart van het eiland Isla Bonita. Dat doe je zo. 1 Lees bron 11 in menu A in je lesboek. Je weet dan hoe het eiland eruitziet. 2 Welke vier dingen moeten altijd op een goede kaart staan?

fietsenkelder/­hok naar lokaal 1e lesuur:

m m m m

1

m

2

m

3

m

4

m

Zorg ervoor dat ze straks ook op jullie kaart te vinden zijn. 3 Teken een kaart van het eiland. Kies een makkelijke schaal, bijvoorbeeld 1 cm = 1.000 m = 1 km. Zo past het eiland goed op een A4’tje (in de breedte).

m m m m

B Plattegrond van je slaapkamer 1 Lees de tekst van menu B in je lesboek. 2 Eerst ga je meten hoe groot je kamer is. Wat is de lengte en wat de breedte? Hoe breed zijn de deur en het raam (of de ramen)? Schrijf de meetresultaten op een kladblaadje. 3 Kies de schaal van je tekening. Zorg ervoor dat de platte­ grond op een A4’tje past. Gebruik een makkelijke schaal, bijvoorbeeld 1 cm is 25 cm (1 : 25). Dan is 4 cm op je platte­ grond 1 m in werkelijkheid. 4 Maak de plattegrond op een lege bladzijde in het werkboek of op een apart A4’tje. Teken eerst de muren, de deur en het raam (de ramen). Teken daarna je bed, het bureau en andere dingen. 5 Zorg ervoor dat er vier dingen op je kaart staan: titel, legenda, schaal en noordpijl.

C Afstanden op school Dit menu doe je in groepjes. 1 Lees de tekst van menu C in je lesboek. 2 Vraag aan je docent(e) een plattegrond van de school. 3 Op welke schaal is de plattegrond getekend?

Totaal

D De weg vinden met routeplanners 1 Lees de tekst van menu D in je lesboek. 2 Ga naar www.degeo-online.nl en maak de opdracht die daar staat.

E Australië op kaarten en foto’s 1 Lees de tekst van menu E in je lesboek en bekijk bron 13. 2 Welke soort kaarten zijn deze bronnen?

3 Wat valt je op aan de bevolkingsspreiding in Australië? Gebruik bron 13A.

4 Geef er een verklaring voor. Gebruik bron 13B.

1: 4 Dat betekent dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid m is. 5 Kies een dag waarop je veel lesuren hebt en veel wisselt van klaslokaal.

m

5 Je gaat foto’s van Australië zoeken op internet. Ook vul je een kruiswoordpuzzel in over Australië. Ga naar www.degeo-online.nl en maak de opdracht die daar staat.


22

Canada: dichtbij en veraf

1

Finish Kijkvragen

d Gebruik een plattegrond of Google Maps. Klopt jouw kaart met de werkelijkheid? Licht je antwoord toe.

1 Bekijk samen met je buurman of buurvrouw de foto van de miljoenenstad in figuur 20 in de Finish in je lesboek. a In welk deel van Canada is de foto volgens jullie geno­ men: in het noorden of in het zuiden?

b Hoe kun je dat zien? Schrijf twee dingen op. 1

W25

Je eigen omgeving.

2

c Welke stad staat volgens jullie op de foto?

d Waaraan kun je dat zien?

mijn huis

e Wat vinden jullie het meest opvallende verschil met de stad Calgary?

f

Zoek uit met behulp van Google Maps in welke richting de foto van downtown is genomen.  Van noord naar zuid.  Van west naar oost.  Van zuid naar noord.  Van oost naar west.

De wereld in je hoofd 2 In W25 staat jouw huis in het midden getekend. a Waar ligt jouw school ten opzichte van het huis: noord, noordoost, oost, zuidoost, zuid, zuidwest, west of noord­ west?

b Teken in W25 de school met een rondje en zet er ‘school’ bij. c Teken in W25 nog twee andere dingen, bijvoorbeeld het huis van je vriend of vriendin, een winkel of een sportpark. Zet er ook weer bij wat het is.

Begrippen 3 Vul op de invullijnen in W26 de ontbrekende begrippen in. Kies uit: inzoomen, schaal, zuiderbreedte, relatieve afstand, noordelijk halfrond, nationale schaal, generaliseren, regio’s, lage breedte, land, thematische kaart, immigratie, legenda, westerlengte, suburb, lengtecirkel, absolute afstand, vertrekoverschot, mondiale schaal, uitzoomen. 4 Kies drie woorden of begrippen uit het grote schema in W26. Schrijf ze op en laat ze niet aan je buurvrouw of buur­ man zien. Hij of zij moet door het stellen van vragen raden welke begrippen het zijn. Er mogen maximaal tien vragen per begrip worden gesteld. Je mag alleen met ja of nee antwoorden. Als je buurvrouw of buurman klaar is, moet jij erachter komen welke begrippen zij of hij heeft opgeschreven. Wie de meeste begrippen raadt, heeft gewonnen.


23

Finish

W26

Begrippen uit hoofdstuk 1.

AARDRIJKSKUNDE

GEBIEDEN (

)

KAARTEN

kaartlezen:

bevolkingsdichtheid

– overzichtskaart -> plattegrond

bevolkingsspreiding

titel

– –

noordpijl

MIGRATIE vestigingsoverschot

buitenlandse migratie:

kaarten maken:

– cartograaf

– kolonisatie, etnische wijk

SCHAAL – dorp, voorstad ( –

streek, provincie, landsdeel

emigratie

binnenlandse migratie

schaalniveaus ), stad

lokale schaal

– regionale schaal wisselen van schaalniveau:

landen, werelddeel

werelddelen, wereld

LIGGING

hoogteligging - reliëf

AFSTAND

continentale schaal

hoogvlakte -> prairie

hooggebergte

breedteligging

absolute ligging

lengteligging

breedtecirkel (parallel)

(meridiaan)

evenaar

nulmeridiaan

– –

hoge breedte

oosterlengte

noorderbreedte zuidelijk halfrond Noordpool

Zuidpool


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.